Category: Op de werkvloer

  • Massale betoging van de Witte Woede

    Brussel kleurde vandaag groen, rood en blauw van woede. Het gebrek aan middelen voor de zorgsector leidt tot tekorten waar zowel de gebruikers als het personeel de dupe van zijn. Het ongenoegen was dan ook erg groot en de mobilisatie was navenant. Vanop het podium werd gesproken over 17.000 aanwezigen, dat is meer dan de vooropgestelde 10.000.

    Op de betoging was de gezondheidszorg sterk aanwezig, maar ook andere onderdelen van de bredere zorgsector waren goed vertegenwoordigd. Velen kwamen voor het eerst betogen. Aan de start zochten sommigen onwennig naar hun secretaris om een stakerskaart in te vullen.

    Het ongenoegen dwingt mensen tot actie. In het pamflet van Polsslag werd gewaarschuwd: “De zeer toxische combinatie van zware besparingen en hervormingen die nogal kaduk verlopen, zullen ons in de nabije toekomst in een ware zorgcrisis doen belanden als het roer niet radicaal wordt omgegooid.”

    Verandering is nodig, er is nood aan meer middelen voor meer collega’s. Dat is de enige garantie op kwaliteitsvolle zorgverstrekking. Iedereen krijgt wel eens te maken met zorg. Deze strijd belangt dan ook alle werkenden aan.

    Zoals het pamflet van Polsslag concludeerde: “Als hulpverleners en zorgverstrekkers kunnen we het heft in eigen handen nemen. Als we de strijd tegen de besparingen gezamenlijk organiseren, staat ook de uitdaging voor ons om een goed uitgebouwde hulp en zorg af te dwingen. In het verleden hebben we zo reeds krachtsverhoudingen opgebouwd en verbeteringen afgedwongen. We kunnen ons hier echter niet tot beperken als we zien dat mensen steeds meer welzijns- of gezondheidsproblemen hebben. De oorzaken aanpakken, vraagt meer dan jobs en werkbaar werk. Investeringen in basisdiensten waar mensen beroep kunnen op doen, vraagt het aanspreken van de rijkdom die bij de banken en de multinationals zit!”

    Enkele foto’s vanop de betoging:
    Betoging Witte Woede // Geert

  • SOS: Zorgcrisis op komst!

    Collega’s op de werkvloer voelen aan den lijve dat het ernstig bergaf gaat met de arbeidsomstandigheden in de sector … en daarmee komt ook de kwaliteit van de geleverde zorg in het gedrang. Dit wordt ook geobjectiveerd door een onderzoek (zie later) De zeer toxische combinatie van zware besparingen en hervormingen die nogal kaduk verlopen, zullen ons in de nabije toekomst in een ware zorgcrisis doen belanden als het roer niet radicaal wordt omgegooid.

    -> PDF van dit pamflet van ‘Polsslag’

    Het volstaat om naar onze buurlanden Nederland, Frankrijk en Duitsland te kijken, om in te schatten wat er ons te wachten staat. De WITTE WOEDE in die landen is dan ook een permanent gegeven. Wij hebben nog de kans om het ergste te vermijden maar dan moet er wel tot ernstige actie overgegaan worden en mogen de vakbondsonderhandelaars zich niet met een kluitje in het riet laten sturen! Enkel het behoud (?) van de ADV-dagen zal niet volstaan om de zorgcrisis af te wenden! Evenmin zijn we gebaat bij een feitelijke nederlaag die als een overwinning wordt afgeschilderd (een recente trend in de politiek) Er rest ons slechts één weg: doorgaan met actievoeren (desnoods door af te wijken van platgetreden paden) totdat er iets ernstigs uit de bus komt: boter bij de vis dus om een écht sociaal akkoord af te sluiten!

    Enkele opmerkelijke cijfers over ‘werkbaarheid’

    In het recent rapport (maart 2017) van de sectorale analyse van de Vlaamse werkbaarheidsmonitor 2004-2016 (SERV) ‘Werkbaar werk in de gezondheids-en welzijnszorg’ vinden we enkele interessante cijfers terug.

    De werkbaarheidsgraad in de sector nam in het voorbije decennium systematisch toe (daar zitten de betekenisvolle sociale akkoorden van het verleden hoogstwaarschijnlijk voor iets tussen) van 56,1% in 2004 naar 60% in 2010. Het jaar 2010 is dan ook het kantelmoment waar de werkbaarheidsgraad terug naar beneden duikelt: in 2016 bedraagt deze nog 54,4 %: slechter dus dan in 2004. In 2016 wordt 38,1 % van de werknemers geconfronteerd met een hoge werkdruk: in 2013 bedroeg die nog ‘maar’ 29,8 %. Wat de indicator voor emotioneel belastend werk betreft, ligt die zeer hoog in de sector: 41,3 %.

    [divider]

    Laat ons nu enkele opmerkelijke cijfers van een aantal subsectoren bekijken (van 2013 tot en met 2016)

    De ziekenhuizen: de hoge werdruk-situatie stijgt van 36,6 % in 2013 naar 45,9 % in 2016.

    De rusthuizen: de werkstressklachten stijgen van 35,3 % naar 42,4 %, problematische werk-privébalans stijgt van 9,9 % naar 14,5 %, de hoge werkdruk stijgt van 39,9 % naar 50,6 %, emotioneel belastend werk stijgt van 35,4 % naar 46,5 % Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de werkbaarheidsgraad in de rusthuizen problematisch laag ligt op 48,5 %

    De gehandicaptenzorg en jeugdbijstand: werkstressklachten van 22,2% naar 33,9%, problematische werk-privé balans van 5,9% naar 10,9%, emotioneel belastend werk van 49,6 %naar 57,9 %. De werkbaarheidsgraad in deze subsector neemt dan ook een ernstige duik van 68,9 % naar 58,5 %.

    De gezins- en bejaardenhulp: 14,1 % wordt geconfronteerd met een gebrek aan autonomie bij de taakuitvoering (7,4 % in 2013)

    Een gebrek aan motivatie kan de werknemers in de sector nochtans niet aangewreven worden: 73,7 % nam het voorbije jaar deel aan een bijscholing terwijl het Vlaams gemiddelde slechts 57,8 % bedraagt.

    MAAR 53,4% van alle werknemers in de brede sector schat het doorwerken in de huidige job tot het pensioen als een haalbare kaart.

    [divider]

    MEER … MEER …  MEER PERSONEEL !!!

    Eind vorig jaar was er bij de Vlaamse arbeidsbemiddelaar VDAB slechts één werkzoekende beschikbaar per twee vacatures voor verpleegkundige. Jaarlijks komt er een tekort van 3.600 verpleegkundigen in ons land bij (18.000 in 5 jaar als de instroom niet substantieel verhoogt) In de zeer diverse sociale sector komen er de volgende tien jaar maar liefst 120.000 jobs open in Vlaanderen alleen al, enerzijds door de pensioneringsgolf van de babyboomers en anderzijds door de groeiende behoeften (vergrijzing van de bevolking)

    Minister Vandeurzen beweerde in het nieuws van 17 maart al een fikse injectie gedaan te hebben in de ouderenzorg die nu reeds 3 jaar onder bevoegdheid van de regio’s valt: “We hebben het aantal plaatsen in de woonzorgcentra fors opgedreven. Tot 2018 gaan we 9.800 bijkomende plaatsen financieren en voor 2016-2017 hebben we 46 miljoen euro uitgetrokken voor extra personeel. Dat zijn ongeveer 1.000 extra werknemers”

    Spijtig genoeg is dit eerder een druppel op een hete plaat. In 2016 schatte een studie van de VUB het tekort aan rusthuisbedden in Vlaanderen op 22.000.  In 2008 hadden we een vijfde rusthuisbedden minder dan nodig was. In 2016 bedroeg het tekort al een kwart.

    Op de website van LBC, wittewoede.be, stelt men: “Om het aanbod aan plaatsen met 22.000 eenheden te kunnen uitbreiden moeten minstens 11.200 voltijds equivalenten worden opgeleid, aangeworven en gefinancierd. Het gaat dan vooral om verpleegkundigen en zorgkundigen. De kans is groot dat de werkelijke cijfers nog hoger zijn omdat de personeelsbezetting in een rusthuis deels afhangt van de ‘zorgzwaarte’ van de ouderen die er verblijven.”

    Anderzijds is er ook de druk van de “kostenefficiëntie“ die de ontmenselijking van de zorg in de hand werkt: zorgbehoevenden worden meer en meer producten en zorgverleners worden robots. Een praatje slaan met een patiënt, bewoner of cliënt wordt gezien als tijdsverlies. “De zorgwekkende evolutie naar ‘bandwerk’ in de zorg is het rechtstreekse gevolg van een overdreven drang om zorg te standaardiseren en in protocollen, procedures en contracten te gieten. ‘Efficiënt omgaan met de schaarse middelen’, heet zoiets in de marktwerking. Het leidt tot zorg als race tegen de klok, die weinig meer wordt dan het afvinken van ‘prestaties’. De tijd en ruimte die nodig zijn voor zorgzaamheid gaan verloren.” (Bieke Verlinden naar aanleiding van de start van de campagne “Ook mijn zorg”)

    Wij willen BOTER BIJ DE VIS!

    In plaats van zware besparingen, structurele onderfinanciering en halfdoordachte hervormingen is er nood aan een massaal investeringsplan voor zorg en welzijn om een toekomstige zorgcrisis af te wenden. Deze regeringen lijken enkel de boekhouding te willen doen kloppen in het voordeel van het Grote Geld en liggen blijkbaar helemaal niet wakker van humanitaire overwegingen. We zouden het zelfs crimineel kunnen noemen.

    Tijdens de voorbije ontmoetingen met ministers De Block en Peeters op federaal niveau en de ministers van de Vlaamse regering kregen de vakbondsonderhandelaars geen enkel engagement of zelfs budgettaire berekening los … Jan-Piet Bauwens (federaal secretaris BBTK Social-Profit) : “We onderhandelen in de Social-Profit met drie overlegpartners: werkgevers, werknemers en overheid. Die laatste speler zit er voorlopig voor spek en bonen bij.”

    EXTRA INVESTERINGEN IN ZORG ! VOORUIT !

    Als hulpverleners en zorgverstrekkers kunnen we het heft in eigen handen nemen. Als we de strijd tegen de besparingen gezamenlijk organiseren, staat ook de uitdaging voor ons om een goed uitgebouwde hulp en zorg af te dwingen. In het verleden hebben we zo reeds krachtsverhoudingen opgebouwd en verbeteringen afgedwongen. We kunnen ons hier echter niet tot beperken als we zien dat mensen steeds meer welzijns- of gezondheidsproblemen hebben. De oorzaken aanpakken, vraagt meer dan jobs en werkbaar werk. Investeringen in basisdiensten waar mensen beroep kunnen op doen, vraagt het aanspreken van de rijkdom die bij de banken en de multinationals zit!

    [divider]

    EEN INTERPROFESSIONEEL ACTIEPLAN DAT DE BESPARINGEN STOPT !

    Wat in de brede en zeer diverse sociale sector gebeurt, belangt iedereen aan. We zijn al slachtoffer, en dreigen dat nog verder te worden, van het brutaal besparingsbeleid. Meer dan dat is het de zoveelste aanval op onze levens- en werkomstandigheden. De Witte Woede een lange adem inblazen, betekent het verzet opbouwen in onze sector, tot we resultaten boeken. Strijd loont!

    Zolang deze regeringen en besturen niet gestopt worden in hun besparingspolitiek zal de afbraak verder gaan. Daarom vragen we een goed opbouwend interprofessioneel actieplan dat de besparingen stopt. Verenigd, strijdbaar en solidair tot de geldstroom in de andere richting vloeit. Er is ruim voldoende rijkdom in de samenleving aanwezig om iedereen een kwaliteitsvol  leven laten te leiden. Zolang die rijkdom in de handen ligt van een kleine elite van rijken die ons kapot bespaart, zal een degelijk leven voor iedereen in de verste verte onbereikbaar zijn. Een veralgemeende strijd voor publieke basisdiensten, arbeidsherverdeling en het omvormen van de maatschappij is absoluut nodig voor het welzijn en de gezondheid van iedereen!

     

     

  • Schoonmakers aan ULB staken en winnen!

    Sinds maandag voerde het schoonmaakpersoneel van ISS aan de ULB (campus Solbosch) actie voor de uitbetaling van de lonen, beter werkgerief en het stopzetten van de overdadige controles op het werk. Gisteren om 16u heeft de directie van ISS op een reeks punten toegegeven, tot grote opluchting van het personeel.

    Op de eerste stakingsdag werden het personeel en sympathisanten bijeengebracht. Op de tweede dag werd naar buiten uit gemobiliseerd: ’s ochtends werden pamfletten verdeeld, er werd een petitie verspreid (die meteen al 364 handtekeningen verzamelde, zonder rekening te houden met de formulieren die nog in omloop zijn). De derde dag was erg gespannen, maar het resultaat was uitstekend.

    Op het einde van de tweede stakingsdag leek de directie van ISS nog erg zelfzeker: er zou geen duimbreed toegegeven worden. Woensdagochtend was de sfeer dan ook gespannen. De syndicale delegatie hield een vergadering om over het vervolg van de actie te discussiëren. Ze deden dit voor de rest van het personeel aankwam, vanaf 4u discussieerden de delegees en vanaf 6u kwam de rest van het personeel erbij. Op dat ogenblik kwam een verantwoordelijke van het management aan de stakerspost om de stakers te provoceren en het protest te breken (zie eerste foto hieronder). Zijn voorstel? Dat het personeel meteen terug aan de slag ging terwijl ISS de eisen zou bespreken om 10u. De directie wilde enkel spreken over de uitbetaling van extralegale vakantiedagen.

    Achter de ingenomen onbuigbare opstelling ging echter een zwakheid schuil. Na twee dagen stelde ook de ULB het belang van het schoonmaakpersoneel vast. (Een detail: de bureaus van de directie werden wel gepoetst, we weten echter niet door wie). ISS wilde ten alle prijze de klachten van de ULB stoppen. Als het personeel op dat ogenblik had ingestemd met het voorstel van de directie, dan had deze in de loop van de dag nog van mening kunnen veranderen en waren de personeelsleden op enkele uren tijd hun twee stakingsdagen kwijtgespeeld. De woede was groot onder het personeel. Ze weigerden terug aan de slag te gaan zonder bewijs van een andere opstelling van de directie. Gezien de vele gebroken beloften van de directie van ISS was dit erg begrijpbaar.

    De directie liet het personeel de rest van de dag wachten. Eerst werd een beslissing aangekondigd tegen 10u maar rond 11u klonk het dat er pas tegen 14u een reactie zou volgen. Uiteindelijk kwam de directie om 16u opdagen. Wellicht had ze gehoopt op een zekere demoralisatie onder de stakers. Na drie dagen buitenstaan van 4-5u ’s ochtends met alle stress die met een staking gepaard gaat, was dit inderdaad een mogelijkheid.

    Maar de dag was goed gevuld en het personeel haalde er kracht uit. Naast studenten en personeelsleden van de ULB die hun steun kwamen betuigen, was er ook een delegatie van het comité van mensen-zonder-papieren van het ACV. Veel van die mensen-zonder-papieren hebben in de schoonmaaksector gewerkt en hielden korte toespraken om hun solidariteit te betuigen. Ze werden warm onthaald en het leidde de aandacht af van het uitblijven van een reactie van de directie.

    Rond 16u kwam de directie dan toch opdagen. De twee extralegale feestdagen waar het ISS-personeel integenstelling tot het ULB-personeel geen recht op had, worden toch uitbetaald. Er komt een plan om het personeel degelijk werkgerief te bezorgen. En de controleurs van de ULB zullen gevraagd worden om de controles niet meer te gebruiken om druk te zetten op het personeel maar om het werk te verbeteren rekening houdende met de vele problemen die kunnen opduiken. Het personeel moet nog afwachten of ISS de beloften zal houden, maar hoopt dat dit deze keer het geval zal zijn.

    Het personeel reageerde emotioneel op het nieuws. De drie stakingsdagen leverden resultaat op. ’s Ochtends nog vergeleek een lid van de directie de stakerspost met Club Med, alsof staken hetzelfde is als een dag vakantie. De personeelsleden hebben hun meest elementaire rechten verdedigd. Om zeker te zijn dat iedereen kon deelnemen aan de staking zonder bang te moeten zijn voor sancties, was het noodzakelijk om de werkplaats te blokkeren. De Actief Linkse Studenten namen hieraan deel en waren er telkens met het personeel vanaf 4u15-4u30. We zagen tal van provocaties door de directie, ook stille provocaties. De stakerspost had niets weg van een Club Med. Er waren de hele dag discussies over hoe de strijd zou verdergezet worden. Er waren regelmatig solidariteitsbezoeken. De laatste dag was het meest stresserende voor het personeel omdat een antwoord van de directie verwacht werd.

    Zoals Abdel Laroussi terecht opmerkte na de mededeling door de directie: “Het belangrijkste dat we gewonnen hebben, is dat we het samen gedaan hebben.” Op de stakerspost waren er vrouwen en mannen, groene en rode vakbondsmilitanten, moslims en christenen, Marokkanen en Portugezen, … Bij de discussies over hoe de strijd zou verdergezet worden, had iedereen de mogelijkheid om te spreken en deel te nemen aan de beslissing.

    Bovenop de delegaties van ACV en ABVV bij ISS aan Solbosch werd de stakerspost actief ondersteund door andere groepen, waaronder ACOD Onderwijs (onderzoekers), CNE (de christelijke bediendencentrale) en USE (syndicale studentengroep). Een van de schoonmaaksters zei dat ze nooit gedacht had dat er zoveel steun van de studenten zou komen. Solidariteit heeft de strijd versterkt en het personeel weet dat deze solidariteit er in de toekomst opnieuw zal zijn indien dit nodig blijkt.

  • ULB: schoonmaakpersoneel van ISS in staking

    Begin februari publiceerde het feministische magazine Axelle een artikel over de arbeidsvoorwaarden van het schoonmaakpersoneel aan de ULB en de campus Solbosch in het bijzonder. (1) De problemen van het schoonmaakpersoneel vloeien voort uit de onderaanneming die door de universiteit is ingevoerd voor een deel van de diensten.

    Standpunt van de Actief Linkse Studenten aan de ULB – zo meteen volgt een update: het personeel haalde in grote lijnen de eisen binnen! 

    Zoals het artikel van Axelle duidelijk maakte is onderaanneming rampzalig voor het personeel, met onder meer ultraflexibiliteit, gebrek aan werkgerief, … Aanvankelijk is het de gezondheid van het personeel dat hieronder lijdt. Maar ook de kwaliteit van het werk neemt af. Voor ISS is het een groot risico indien een klant (een grote klant dan nog) niet tevreden is over de kwaliteit van het werk. Hiermee riskeert het immers om het contract te verliezen. Maar in plaats van voldoende personeel aan te werven en het nodige werkgerief te voorzien, keert ISS zich tegen het eigen personeel. Er zijn daartoe 8 controleurs aangesteld om het personeel op de campus Solbosch te controleren: 4 van de ULB zelf en 4 van ISS.

    Begin 2015 zorgde de druk van die controleurs er zelfs toe dat een vakbondsafgevaardigde naar het ziekenhuis moest wegens een hartaanval. Het personeel van Solbosch ging meteen in actie uit solidariteit met de delegee. (2) Maar waren dergelijke problemen niet te voorzien door de universiteit?

    In december 2012 verklaarde Martin Casier, de vice-voorzitter van de ULB, in een interview uit waarom de universiteit bepaalde diensten zou uitbesteden (3): “Omdat het niet onze job is. (…) Een schoonmaakbedrijf dat actief is bij 15.000 bedrijven, heeft heel wat schaalvoordelen. Het betekent dat de schoonmaak goedkoper wordt per vierkante meter indien we met een onderaannemer werken. We moeten bovendien geen interne opvolging doen, we kunnen ons ontdoen van het beheer van de schoonmaak. We leggen een lijst van taken vast en dit wordt gecontroleerd.”

    Om het contract uit te besteden, speelde de ULB verschillende bedrijven tegen elkaar uit. De schoonmaaksector wordt gekenmerkt door aanbestedingen op basis van de goedkoopste voorstellen. Er werden prijzen aangeboden die duidelijk onder de marktprijs lagen. (4) Zelfs de Europese werkgeversfederatie FENI erkent het probleem (5): “De meeste bedrijven erkennen dat aanbestedingen op basis van de laagste prijzen leiden tot een neerwaartse spiraal.”

    Als de ULB wil besparen door ‘schaalvergroting’, betekent dit dat het personeel ervoor moet betalen. Zoals Anita in het artikel van Axelle opmerkte: “ISS stelde het laagste bod voor om deze werkplaats in 2014 binnen te halen. Het probleem is dat de ULB de kwaliteit van het werk controleert. Maar met al het werk dat van ons gevraagd wordt, is die kwaliteit onmogelijk…”

    En dat is niet alles. Het personeel betaalt nog een tweede keer voor de onderaanneming. Eens het contract getekend is, worden personeelsleden van de onderaannemer aan een andere collectieve arbeidsovereenkomst onderworpen dan het personeel van het bedrijf waar diensten worden geleverd. Anita legde in het interview uit dat ze zelfs geen verminderd tarief in het restaurant heeft omdat ze formeel gezien geen personeelslid van de ULB is. Het restaurant is niet het enige negatieve element in de collectieve regels. Er zijn ook nog de niet-betaling van vervoerskosten, kosten voor het reinigen van werkkleding, niet-betaling van premies, er zijn geen extralegale feestdagen zoals aan de ULB, … Op deze manier zorgt de ULB voor verdeeldheid onder het personeel: een verschillend bedrijf betekent ook een andere vakbond. Dat ondermijnt het collectief verzet tegen de gemeenschappelijke werkgever.

    Martin Casier had het ook over de beruchte ‘controle’ op de takenlijst die aan ISS is opgelegd. Om het personeel te controleren, wordt zelfs aangeworven! In hetzelfde interview gaf Casier aan waarover het eigenlijk gaat: de schoonmaak uitbesteden, is goedkoper voor de ULB. Het gaat niet om het aanbieden van dienstverlening aan de gemeenschap, maar om het maken van winst. In plaats van de universiteit in de uitverkoop te zetten en diensten uit te besteden aan wie dit het goedkoopste wil doen (op kap van het personeel), moeten er meer publieke middelen voor onderwijs komen.

    De problemen zijn overigens niet nieuw. Begin 2000 ging hetzelfde schoonmaakpersoneel, toen tewerkgesteld door het bedrijf Adiclean, in staking tegen het willekeurig ontslag van een collega (7). Tijdens de raad van bestuur van 6 maart 2000 kwamen de vakbonden tussen om uit te leggen dat het willekeurig ontslag mogelijk was geworden door de onderaanneming. (8)

    In datzelfde jaar was er een ander conflict dat eveneens een idee biedt van de zogenaamde voordelen van het uitbesteden van de schoonmaakdienst. (9) Adiclean maakte misbruik van het personeel op vlak van de werkroosters. De ULB deed alsof het deze feiten onderzocht. Het onderzoek werd gevoerd door een verantwoordelijke van… ISS. De vakbond ging daar meteen tegen in verzet, het personeel van de ULB verklaarde zich solidair met het schoonmaakpersoneel (10). Waarop de ULB niet aarzelde om de vakbond, Gauche Syndicale, meteen allerhande verwijten naar het hoofd te gooien. (11)

    De zogenaamde discussie over het probleem van het beheer van de schoonmaakdienst is niets anders dan het opleggen van de neoliberale dogma’s. ISS telt in België bijna 10.000 werknemers en wereldwijd een half miljoen. (12) ISS wordt niet ingezet om de problemen van het personeel op te lossen, maar om de cijfers van de bestuurders op te krikken. Bij problemen kan de ULB de handen in onschuld wassen en de bal in het kamp van ISS leggen, een multinational die niet aarzelt om het hard te spelen bij sociale conflicten.

    De schoonmaaksector is de zesde grootste in ons land en stelt vooral vrouwen tewerk: 65% van het personeel bestaat uit vrouwen (13). De sector is de tweede grootste in de carrousel van onderaanneming (na de interimsector…). Er kan aan toegevoegd worden dat 68% van het personeel in de sector geen voltijds contract heeft. (14) Dit alles geeft aan dat vrouwen hard geraakt worden door de precarisering van het werk als gevolg van onderaanneming. Bovendien zijn er in de schoonmaaksector heel wat gezondheidsrisico’s (rugproblemen, gebruik van gevaarlijke producten, … ). (15)

    Enkele jaren geleden schreven we: “De ULB zal pas echt democratisch zijn als een schoonmaakster voorzitter van de raad van bestuur of rector kan worden.” We staan meer dan ooit aan de kant van het personeel dat eveneens hard nood heeft aan een publieke herfinanciering van het onderwijs!

     

    Voetnoten

    (1) http://www.axellemag.be/journee-anita-femme-de-menage-a-lulb/

    (2) https://gauche.be/2016/05/ulb-greve-du-nettoyage-pour-defendre-les-delegues/

    (3) http://lapige.be/2012/12/lulb-et-les-societes-privees/

    (4) http://www.ulb.ac.be/socio/tef/revues/TEF%206-2.pdf

    (5) FENI – Euro-Fiet, Rapport Pye-Tait, rapport de l’étude demandée par la FENI et Euro-Fiet sur les aspects clés du nettoyage industriel en Europe, Octobre 1999, p. 52

    (6) http://www.axellemag.be/journee-anita-femme-de-menage-a-lulb/

    (7) http://www.ulb.ac.be/assoc/gs/documents/tracts/nettoyage/adiclean2.pdf

    (8) http://www.ulb.ac.be/assoc/gs/documents/tracts/nettoyage/ce0.html

    (9) http://www.ulb.ac.be/assoc/gs/documents/tracts/nettoyage/adiclean3.pdf

    (10) http://www.ulb.ac.be/assoc/gs/documents/tracts/nettoyage/adiclean4.html

    (11) http://www.ulb.ac.be/assoc/gs/documents/tracts/nettoyage/ce2.html

    (12) http://www.annualreport.issworld.com/2016/

    (13) http://www.ulb.ac.be/socio/tef/revues/TEF%206-2.pdf

    (14) http://www.ulb.ac.be/socio/tef/revues/TEF%206-2.pdf

    (15) http://www.ulb.ac.be/socio/tef/revues/TEF%206-2.pdf

  • Equal Pay Day. In het offensief voor hogere lonen voor alle werkenden!

    Equal Pay Day – actiedag voor gelijke lonen

    In het offensief voor hogere lonen voor alle werkenden!

    Foto: Flickr/95213174@N08

    Equal Pay Day, de actiedag voor gelijke lonen, valt dit jaar op 14 maart. Pas op 14 maart 2017 verdienen vrouwen het bruto jaarloon dat hun mannelijke collega’s op 31 december 2016 al verdiend hadden. De loonkloof is de afgelopen jaren lichtjes afgenomen, maar bedraagt nog steeds 21%.

    Door een vakbondsmilitante

    Er zijn verschillende elementen die dit uitleggen. Vrouwen hebben minder lange loopbanen dan mannen omwille van de sociale rol die hen bijna exclusief wordt toegekend. Vrouwen zijn ook het slachtoffer van een dubbele segregatie: ze worden doorgaans meer tewerkgesteld in sectoren die minder goed betaald worden en waar deeltijdse jobs domineren. Vrouwen blijven op het zogenaamde ‘glazen plafond’ botsen. Ze groeien minder makkelijk dan hun mannelijke collega’s door naar hogergeplaatste functies of naar jobs voor hoogopgeleiden.

    Het loon van vrouwen wordt nog al te vaak gezien als een ondersteunend inkomen voor het gezin en niet zozeer als een volwaardig loon. Het maakt dat vrouwen vaak financieel afhankelijk zijn van hun partner en sneller onder de armoedegrens vallen.

    Het beleid van de regering-Michel maakt vrouwen nog kwetsbaarder: werkloosheidsuitkeringen dalen sneller, de bijslag voor onvrijwillige deeltijdse arbeid vermindert en verdwijnt in veel gevallen, de uitsluiting van werkloze schoolverlaters, afschaffing van vormen van tijdskrediet, langer werken, aanpassing van de gelijkgestelde perioden voor de pensioenberekening, …

    Verder zijn er de brutale aanvallen op onze openbare diensten die er zeker niet toe zullen bijdragen dat de loonkloof tussen mannen en vrouwen gedicht wordt. De loonkloof is overigens het kleinst onder de statutairen in de publieke sector omdat de loononderhandelingen daar collectief gebeuren.

    Het rapport over de loonkloof tussen mannen en vrouwen in 2016 (1) wijst op een oprukkende precarisering van de arbeidsmarkt. De kloof tussen deeltijds en voltijds werkende vrouwen neemt toe, terwijl de loonkloof tussen mannen en vrouwen die deeltijds werken afneemt.

    Dit wijst op het belang om met alle werkenden samen op te komen voor hogere lonen voor iedereen. We moeten samen ingaan tegen de lage lonen. De beperkte loonmarge van 1,1% uit het laatste IPA (zie pagina 4) en de herziening van de loonwet van 1996 bieden weinig hoop op verbetering van onze levensvoorwaarden.

    De wereldwijde Global Gender Gap Index 2016 stelt een achteruitgang in ons land vast op vlak van gezondheidszorg. België komt pas op de 64ste plaats van 144 landen. De afbouw van onze sociale zekerheid (met onder meer hoger remgeld voor bepaalde specialisten, waaronder gynaecologen) is daar niet vreemd aan. Steeds meer gezinnen, in het bijzonder éénoudergezinnen, stellen gezondheidszorg uit omwille van de kost ervan.

    Onzekere en onstabiele jobs kennen een opmars. We moeten deze vicieuze cirkel van een neerwaartse spiraal stoppen door samen te strijden met alle werkenden, ook de meest uitgebuite werkenden. Dit kan rond offensieve eisen zoals een verhoging van het minimumloon tot 15 euro per uur en collectieve arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen.

     

    (1) Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen en de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg

  • “Witte woede is al bijzonder groot en zwelt nog verder aan”

    Foto: socialisme.be

    Op 24 november was er een grote betoging van personeel uit de zorgsector. Het ongenoegen zit heel diep: de stijgende werkdruk en het gebrek aan collega’s ondermijnen de kwaliteit van de zorg en maken het werk onwerkbaar. Elementen die het nog een beetje werkbaar moeten houden, zoals de rimpeldagen voor oudere collega’s, liggen onder vuur. Op 21 maart is er een nieuwe betoging van de sector aangekondigd. We spraken met een jonge verpleegster.

    In de gevestigde media duiken regelmatig verhalen op over hoe hoog het werkritme ligt en zelfs met de chronometer wordt vastgesteld. Is dat ook hoe jij de realiteit op de werkvloer ervaart? En wat betekent dit voor zowel de patiënten als het personeel?

    “Het werkritme ligt effectief hoog, soms zelfs extreem hoog. Als we aan onze dienst beginnen, is het alsof we aan de start van een marathon staan. Op mijn dienst zijn we met twee en uitzonderlijk soms drie verplegenden voor 24 patiënten. Als een collega afwezig is, wordt die zelden vervangen. Twee weken geleden nog stond mijn collega er alleen voor.

    “We moeten geneesmiddelen toedienen, drie keer per dag alle parameters van de patiënten opnemen en daarnaast nog zorg toedienen (verbanden aanbrengen en verwijderen, verpleegkundige zorgen, vertrouwelijke medische zorgen, …) De druk is groot want voor elke patiënt is er een groot aantal taken die we moeten vervullen en we moeten ons werk vaak onderbreken om een dokter erbij te halen of om op onvoorziene omstandigheden in te spelen.

    “Met een dergelijk ritme is er nooit genoeg tijd om met de patiënt te spreken, ons werk grondig te doen en dus ook niet om het volledig correct te doen. De directie zet ons dan nog eens onder druk om geen overuren te presteren. De tijd die we aan het bed van de patiënt doorbrengen, is slechts een beperkt deel van ons werk. We moeten ook het in- en uitchecken van patiënten beheren, aanwezig zijn voor familieleden en de dossiers bijhouden. Als die laatste niet correct ingevuld worden, verliezen we ‘punten’ bij de FOD Volksgezondheid waardoor er minder middelen aan het ziekenhuis worden toegekend. Ook die druk komt op onze schouders terecht.”

    Minister De Block wil dat ziekenhuizen zich organiseren in zogenaamde “netwerken”. Zal dit leiden tot meer efficiënte zorg of is het slechts een bijkomende besparingsmaatregel die de kwaliteit van de zorg verder ondermijnt?

    “De kwestie van de netwerken is erg complex. Voor het personeel zal het pas echt duidelijk worden wat dit betekent op het ogenblik dat de maatregelen effectief genomen en opgelegd worden.

    “Het eerste doel van de netwerken is om hetzelfde werk te doen op minder plaatsen. Zo zouden bepaalde zorgprestaties in plaats van in twee naburige ziekenhuizen nog maar in één ervan aangeboden worden. Dit betekent dat een patiënt mogelijk verder moet gaan om de nodige zorgen te genieten. Daar betaalt die patiënt natuurlijk een prijs voor, zowel letterlijk als figuurlijk.

    “Maar ook voor het personeel zijn er gevolgen. We kregen een brief waarin de directie zei dat ze niet kan garanderen dat we niet verplicht overgeplaatst kunnen worden naar andere sites van hetzelfde bedrijf. De directie kan dus aan iemand die al pakweg 10 jaar op een bepaalde plaats werkt, vragen om ergens anders te gaan werken. Het personeelslid heeft daar niet echt iets over te zeggen. Werk weigeren, kan aanleiding geven tot ontslag.

    “Een ander doel van de netwerken is het ‘harmoniseren’ van verschillende sites. Dit zal direct leiden tot maatregelen die de werkenden raken, ook op vlak van lonen en sociale verworvenheden. Zo zijn er sites waar de barema’s voor arbeiders hoger liggen. Zal het opgaan in één netwerk aangegrepen worden om naar boven te harmoniseren waardoor de beste voorwaarden voor iedereen gelden? Of zullen integendeel de slechtste voorwaarden veralgemeend worden? In de huidige besparingscontext weten we dat extra voordelen en verworvenheden niet zomaar uit de lucht zullen vallen …

    “Nog een gevaar van de netwerken is dat er verschillende soorten van contracten zijn waardoor de verdeeldheid onder het personeel groter wordt. Sommigen zullen een arbeidsovereenkomst hebben met bepaalde voordelen, terwijl anderen voor hetzelfde werk die voordelen niet zullen genieten. Dat kan leiden tot verdeeldheid en de eenheid en solidariteit op de werkvloer ondermijnen. Verdeeldheid leidt tot meer druk op het personeel en dus tot minder kwaliteit van de zorg.”

    Na de betoging van 24 november en de actie eind december, wordt nu gemobiliseerd naar een nieuwe betoging op 21 maart. Leeft dit onder de collega’s?

    “Het leeft niet alleen bij mijn directe collega’s maar in heel het ziekenhuis. Overal wordt er gesproken over de waanzin van de nieuwe maatregelen die De Block wil doorvoeren. We staan al enorm onder druk en hebben al te weinig middelen en dus te weinig collega’s. De mobilisatie naar de betoging van 21 maart is meer dan noodzakelijk. We moeten duidelijk maken dat we de geplande maatregelen niet aanvaarden en dat we samen sterk staan in de strijd. De witte woede is al bijzonder groot en zwelt nog verder aan!”

    Volg de Facebookgroep ‘De weerbare verpleeg- en zorgkundige’

     

  • Waarom wachten op de verkiezingen geen goed idee is voor de vakbonden

    Militantenbijeenkomst in september 2014. Het actieplan eind 2014 deed de regering wankelen en maakte dat het publieke debat over onze eisen en bekommernissen ging.

    In de structuren van het ABVV en van het ACV horen we steeds meer dat ‘de mensen niet meer in actie te krijgen zijn.’ Hoe komt dat en hoe eraan verhelpen? Die vragen, laat staan de antwoorden erop, komen helaas niet aan bod. Resultaat: de vakbonden, die in het najaar van 2014 nog kozen voor een weergaloos offensief, zijn nu in het defensief gedrongen. Hun strategie? De regering uitzitten tot aan de volgende verkiezingen, hopen op een alternatieve meerderheid en intussen de schade zoveel mogelijk beperken. LSP vindt dat een gevaarlijke strategie die de arbeidersbeweging ontwapent en rechts extra munitie schenkt.

    Artikel door Eric Byl uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    De vakbondsleidingen zullen uiteraard wijzen op het jongste loonakkoord: het Interprofessioneel Akkoord (IPA) voor 2017-2018. Ze noemen het ‘goed voor de mensen én goed voor de economie.’ Het paradepaardje ervan is een maximale koopkrachtverhoging voor de loontrekkenden met 1,1% (bovenop de verwachte stijging van 2,9% ten gevolge van de indexkoppeling). Vergeleken bij de vorige 4 loonakkoorden is dat niet min. Dat van 2009 leverde een loonstop en een ecocheque van 250 euro op, dat van 2011 hooguit 0,3%, dat van 2013 niets en dat van 2015 0,5% bruto en 0,3% netto. Daarbij vergeleken betekent het jongste IPA voor velen een verademing en dat heeft zich geuit in grote meerderheden ervoor in zowat alle centrales van beide vakbonden.

    Het akkoord remt tevens de verstrenging van het Stelsel van Werkloosheid met Bedrijfstoeslag, SWT – het vroegere brugpensioen – wat af. De leeftijdsvereiste voor zware beroepen, lange loopbanen en bedrijven in herstructurering wordt niet in 2017 opgetrokken naar 60 jaar, maar geleidelijk tot in 2019. Dat is niet onbelangrijk voor wie zich aan de rand van de vereisten bevindt. Tenslotte worden de sociale uitkeringen opgetrokken via de toekenning van een deel van de welvaartsenveloppe. Die enveloppe, een beslissing van de bijzondere ministerraad in Oostende in 2004, ging in vanaf 2007, maar wordt al jaren door regering en patronaat gebruikt als pasmunt om de vakbonden onder druk te zetten bij het onderhandelen van loonakkoorden.

    Tegen dat akkoord valt veel in te brengen: 1,1% loonsverhoging is een maximum, het is verre van zeker of alle sectoren dit zullen krijgen. De loonnorm werd herzien, volgens de oude norm bedroeg de marge niet 1,1%, maar 2 à 3%. De indexaanpassing wordt geraamd op 2,9%, maar de reële inflatie zou 3,9% bedragen (over twee jaar). De loonstijging bij onze drie belangrijkste handelspartners wordt niet op 4% (2,9% + 1,1%) geraamd, maar op 4,5%. Er wordt om de loonnorm te bepalen niet langer rekening gehouden met de loonsubsidies aan de bedrijven, een extra geschenk aan de patroons van 0,5%. De welvaartsenveloppe voor de sociale uitkeringen (900 miljoen) werd ingekort naar 506 miljoen. De SWT-leeftijdsgrens stijgt minder snel, maar stijgt niettemin.

    Toch is het niet overdreven om dit loonakkoord een kleine trendbreuk te noemen. Hebben de vakbondsleiders dan slim onderhandeld en de schade beperkt tot aan de verkiezingen? Of hebben ze met dit loonakkoord integendeel de spreekwoordelijke kaas genomen die het mechanisme van de muizenval activeert? Wij hopen op het eerste, maar vrezen voor het laatste.

    Het loonakkoord veronderstelt immers sociale vrede. Dat betekent nog niet dat er geen acties meer gevoerd kunnen worden. De 21ste maart betoogt de gezondheidssector, de 24ste wordt betoogd tegen sociale dumping en ook in het onderwijs liggen nog voor de zomer acties in het verschiet. In de private sectoren regent het intussen sluitingen en herstructureringen. Acties daartegen, inclusief stakingen, zijn best mogelijk, maar solidariteitsstakingen elders in de private sectoren, voor zover dat al overwogen werd, laat staan een veralgemeend offensief van de vakbonden, zullen beschouwd worden als inbreuken op het loonakkoord. Een veralgemeende strijd tegen de regering is daarmee tot aan de verkiezingen zo goed als bevroren.

    De vakbondsleiders volgen uiteraard ook de peilingen. Zij hebben gezien dat de regering slechts 72 van haar 83 zetels had behouden indien er in januari verkiezingen waren geweest: 4 tekort voor een meerderheid. Ze gaan er ook van uit dat de PS op één of andere manier nodig zal zijn en dat daarmee de N-VA buitenspel wordt gezet. Dat zou wel eens een teleurstelling kunnen worden. Door sociale vrede te garanderen, bieden de vakbonden de regeringspartijen immers de gelegenheid de volledige aandacht in aanloop naar de verkiezingen te oriënteren naar thema’s waarop zij hopen te scoren: migratie en veiligheid. Het is geen toeval dat Theo Francken zich met een hard beleid inzake vluchtelingen heeft opgewerkt tot populairste politicus in Vlaanderen, net zoals Maggie De Block het hem voordeed tot ze doorschoof naar gezondheidszorg.

    In ‘Ceci n’est pas une crise’ gaf 80% van de ondervraagden aan dat politici de macht teveel hebben doorgegeven aan de financiële wereld, 74% voelde zich in de steek gelaten door de elite. Voor de arbeidersbeweging in het algemeen en de vakbonden in het bijzonder zouden deze cijfers de aanleiding moeten zijn voor krachtige mobilisaties. Eerdere peilingen na het actieplan van 2014 gaven aan dat 80% gewonnen was voor een miljonairstaks. Maar sinds de vakbonden de mobilisatie stillegden, vertaalt dit ongenoegen zich in een terugplooien op de eigen gemeenschap, handig uitgebuit door allerlei populisten. De schandalen rond Publifin, Publipart en andere (voormalige) intercommunales bevestigen niet alleen hoever de elite van ons afstaat, maar ook hoezeer de zogenaamde ‘bevoorrechte partners’ van de vakbonden verweven zijn met dit systeem. Meer nog dan bedrog dreigt de combinatie van bedrog en hypocrisie afgestraft te worden.

    De vakbondsleidingen moeten zich bezinnen. Waarom de relatieve kalmte veroorzaakt door het loonakkoord niet benutten voor een massacampagne omtrent een strijdbaar programma dat de werkloosheid, de armoede en de achteruitgang van de arbeidscondities en de uitholling van de arbeidscontracten ook echt aanpakt? Waarom een dergelijke campagne niet koppelen aan een actieplan om te verduidelijken dat het deze keer niet bij woorden blijft, maar er ook mobilisatie en actie aan verbonden worden. Tenslotte moeten de vakbonden ook hun relatie tot de zogenaamde bevoorrechte politieke partners ophelderen: in plaats van linkse éénheid te prediken met de hypocrieten die zich verrijken terwijl wij inleveren, zouden ze zich aan de kop moeten stellen van de woede ertegen om de eenheid van alle slachtoffers ervan te verwezenlijken.

  • Na het loonakkoord: sociale vrede tot in 2019?

    Ondanks gemor bij een aantal kritische vakbondsleden werd het ontwerp van Interprofessioneel Akkoord (IPA) met een overweldigende meerderheid goedgekeurd door alle vakbonden. Dat was in geen jaren meer gebeurd. Niet dat de loonnorm zo spectaculair was. Maar algemeen werd gevreesd dat een door de regering opgelegde loonnorm nog erger zou zijn. De vaststelling dat werkgevers en vakbonden nog tot akkoorden kunnen komen, leidde al tot de aankondiging dat de Groep van Tien zich ook over het stakingsrecht zal buigen.

    Artikel door Geert Cool uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Loonnorm breekt niet met matigingsbeleid

    Met 1,1% boven de verwachte indexering zullen onze lonen minder sterk stijgen dan in de buurlanden. De Nationale Bank van België (NBB) wees er in haar jaarverslag over 2016 op dat de koopkracht voor het eerst sinds het uitbreken van de crisis in 2008 terug stijgt, maar nog altijd 4% onder het niveau van 2009 ligt. Dat onze economische groeicijfers lager liggen dan in de buurlanden wijt de NBB aan “de geringere bijdrage van de particuliere consumptie” als gevolg van “de loonmatiging.”

    Als de gemiddelde koopkracht in 2016 toegenomen is, komt dit vooral door de toename van het aantal jobs. De NBB spreekt over 59.000 nieuwe jobs in 2016. Hoeveel daarvan deeltijds zijn, is nog niet bekend. Wel is geweten dat er van de 77.311 jobs die er in de privésector bijkwamen tussen oktober 2014 en het tweede kwartaal van 2016 slechts 25.415 voltijds en vast waren. Dat is ongeveer één op drie.

    De loonnorm van 1,1% bovenop de verwachte indexering van 2,9% (tegenover een verwachte inflatie van 3,9% op twee jaar tijd), zal niet van die aard zijn om onze koopkracht te versterken. De werkgevers gaan ervan uit dat er in de buurlanden 0,5% meer loonmarge zal zijn. Eigenlijk is dit dus onderhandelde achteruitgang, waarbij de regering klaarstaat om te chanteren met nog meer achteruitgang.

    Offensief programma nodig

    De regering gaat ervan uit dat de begrotingscontrole eind februari zal meevallen en schept op over economisch herstel. De economische groei blijft echter onder de inflatiecijfers. Bovendien blijven er veel onzekere factoren zoals de Brexit, Trumps protectionisme, de Griekse schuldencrisis of de Italiaanse bankencrisis.

    Ondertussen kreunen zowat alle sectoren onder tekorten als gevolg van het jarenlange besparingsbeleid. De periode van rust en ‘sociale vrede’ is dus op wel erg instabiele fundamenten gebaseerd.

    Desalniettemin kan een rustiger periode gebruikt worden om de volgende fase van de onvermijdelijke confrontatie tussen arbeid en kapitaal voor te bereiden. Het uitwerken van een stevig alternatief is daar een essentieel onderdeel van. Een offensief programma dat vanuit de bekommernissen van de werkenden enkele speerpunten naar voor schuift zoals arbeidsduurvermindering, vaste en voltijdse contracten, hogere minimumlonen, … kan enthousiasmerend werken en een perspectief van sociale vooruitgang aanbieden. Een project hierrond bediscussiëren op de werkplaatsen en vakbondsbijeenkomsten en actief promoten op publieke plaatsen, zou een uitstekende voorbereiding op nieuwe mobilisaties zijn.

    Wil de basis niet mee?

    Eind december klonk het bij de christelijke bediendencentrales LBC en CNE nog dat kruimels niet zouden volstaan en dat 3% opslag boven de index het minimum was. Het werd 1,1% en toch werd dit met een grote meerderheid goedgekeurd, ook al was er een significante tegenstem. Het argument: de basis wil niet mee met acties voor meer.

    Eind 2014 bouwde het actieplan tegen de regering-Michel een momentum op naar de algemene staking van 15 december. Een momentum blijft echter niet eeuwig duren: er is geen knopje aan de vakbondsbasis om de actiebereidheid op en af te zetten. Het momentum eind 2014 werd verkwanseld, ook al bleven er mogelijkheden. Dit bleek uit de sterke opkomst voor de grote betogingen in 2015 en 2016. Maar ondertussen ging het besparingsbeleid door en groeide ook het wantrouwen in de vakbondsleidingen. De terughoudendheid van de basis is begrijpelijk, de leiding heeft dit aan zichzelf te danken.

    In deze context kan een strijdbeweging niet zomaar uitgeroepen worden, het moet degelijk voorbereid worden met democratische betrokkenheid van onderuit om te vermijden dat er uiteindelijk niets gedaan wordt met de enorme inspanningen van de basis. Ook moet er perspectief op reële verandering zijn. Een offensief programma uitwerken en op die basis de discussie aangaan over strategieën om dit effectief te realiseren, is nodig.

  • Gig economie: werkgevers voeren uitbuiting op

    Personeel van Deliveroo in actie

    Het karakter van arbeid verandert wereldwijd. Eind 2016 stelde een rapport van het McKinsey Global Institute dat 30% van de mensen in de VS en Europa als zelfstandige werken in de zogenaamde “gig economie.”

    Door Conor Flynn

    De gig economie verwijst naar een groeiend aantal werkenden die niet langer traditioneel van 9 tot 17 uur werken. Ze werken eerder zelfstandig op basis van opdrachten die ze krijgen en die soms van verschillende werkgevers komen.

    Freelancers inzetten, gebeurde al langer in verschillende sectoren. Maar sinds de economische crisis van 2008 kent het principe van freelancers een opmars in een groter aantal economische domeinen.

    Zo speelde de ontwikkeling van technologie mee in het versterken van de gig economie, onder meer met applicaties die de communicatiemiddelen drastisch veranderen en mogelijkheden van transacties via het internet.

    Maar zelfs in beroepen als die van ingenieurs, boekhouders en leraars, gingen voltijdse jobs verloren om vervangen te worden door contracten van korte duur en andere vormen van onzeker werk.

    We krijgen vaak te horen dat deze vorm van arbeid het mogelijk maakt om te werken wanneer je dit wil en meer ruimte biedt voor eigen beslissingen. De waarheid ziet er anders uit. Volgens de Financial Times doet 30% van het freelancepersoneel dit als laatste optie. Mensen die op deze basis werken, komen vaker uit arme gezinnen dan uit rijke.

    In de New York Times verscheen in 2014 een artikel waarin stond dat de gig economie vooral bestaat uit mensen “die vaak zeven dagen per week werken en proberen om aan een leefbaar inkomen te geraken op basis van eenmalige operaties. Ze hebben weinig mogelijkheden om te protesteren als de diensten waarvoor ze werken hun zakenmodellen of tarieven wijzigen. Om de risico’s te beperken, trekken veel werkenden van de ene dienst naar de andere.”

    Vaak worden deze werkenden omschreven als ‘zelfstandige aannemers’ om te vermijden dat de werkgever een reeks bijhorende kosten moet doen. Deze werkenden genieten geen basisrechten zoals een leefbaar loon, vakantie of ziekteverlof, laat staan dat ze vaste uren en wat zekerheid in hun leven kennen.

    Ondanks de moeilijke situatie waarin deze werkenden zich bevinden, zijn er voorbeelden van acties en strijd. Het bekendste voorbeeld is wellicht Deliveroo. Dit Britse bedrijf levert maaltijden voor heel wat populaire ketens. Het bedrijf groeide snel en is na drie jaar tijd in 12 landen actief. Koeriers van Deliveroo zijn een vaste waarde geworden in het verkeer van heel wat grote steden.

    Toen Deliveroo in augustus 2016 een wijziging in de betaling van de koeriers voorstelde, gingen honderden koeriers de straat op in Londen. Ze berekenden dat het voorstel van de directie betekende dat er geen leefbaar inkomen mogelijk was zonder langer te werken of nog sneller door het verkeer te vliegen. Nadat ze een weeklang het werk neerlegden, kwam er een compromis uit de bus waarin de meeste eisen van de koeriers werden ingelost.

    De groei van de gig economie valt samen met de opkomst van steeds meer onzekere arbeid en groeiende ongelijkheid. De gig economie is onderdeel van de pogingen van de werkgevers om hun winsten op te drijven ten koste van de lonen en arbeidsvoorwaarden. Dat is niet onvermijdelijk en we moeten het niet aanvaarden.

    De eerste taak voor de arbeidersbeweging is om het karakter van de gig economie te begrijpen en het verzet te organiseren tegen werkgevers die de uitbuiting willen opvoeren. We hebben grote vakbondscampagnes nodig tegen onzekere nep-jobs en schijnzelfstandigheid. Veel mensen willen wel wat flexibiliteit in de arbeidsvoorwaarden, maar de veiligheid van uren en inkomen gaat daar wel op voor.

    In nieuwe en ontwikkelende sectoren, zoals die van de ‘deeleconomie’, moeten we proberen om dit personeel in vakbonden te organiseren. Het voorbeeld van Deliveroo toont aan dat obstakels kunnen overstegen worden en dat succesvolle acties mogelijk zijn.

    De vakbonden moeten de werkenden in de gig economie opvolgen en organiseren. Het zou niet alleen de tendens naar meer ongelijkheid stoppen, maar ook de vakbonden verjongen en een nieuwe dynamiek geven.

  • Vakbonden: nood aan een offensief programma en strijdplan

    Betoging van 7 oktober 2015

    De resultaten van de enquête “Noir Jaune Blues” (Le Soir, 9 januari) zijn vernietigend voor de zittende machten en hun instellingen. Voor 63% van de Belgen faalt het politiek systeem, 74% voelt zich in de steek gelaten door de elite en 80% is van oordeel dat de politieke leiders de macht hebben afgestaan aan de financiële wereld. De Belg vertaalt dat ongenoegen echter niet (meer) naar sociaaleconomische strijd, maar plooit zich terug op zichzelf en ontwikkelt racistische vooroordelen. Hoe komt dat? Wij denken hoofdzakelijk doordat de gekende linkse partijen en de vakbonden geen begeesterend alternatief aanbieden.

    dossier door Eric Byl uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Verdelen om te heersen, lijkt voorlopig te werken

    De enquête werd afgenomen bij 4.700 personen verspreid over heel België. Van de ondervraagden voelt 77% zich niet langer thuis in eigen land, 64% vindt dat vreemdelingen komen profiteren van ons sociaal systeem, 63% heeft schrik van de toevloed aan vreemdelingen ‘omdat het moslims zijn.’ Verdelen om te heersen, lijkt voorlopig te werken. Een enquête is een momentopname. Ze werd afgenomen in de eerste weken van 2017. De uitslag had er totaal anders uit gezien als ze was afgenomen in het najaar van 2014, toen de vakbonden via hun actieplan een perspectief op overwinning door strijd tegen de regering-Michel aanboden. Maar sindsdien strijden we met vakbondsleiders die er niet veel goesting in hebben en rotte compromissen afwisselen met regelrechte nederlagen. Blijf dat als vakbondsafgevaardigde maar eens uitleggen op de werkvloer.

    Onze vakbondsleiders zijn zodanig vastgeklonken aan de instellingen en overlegstructuren, dat ze die maar niet kunnen loslaten, ook als daar niets meer te halen valt. Zelfs met de overwinning in bereik, toen de regering-Michel eind 2014 wankelde, gaven ze het initiatief uit handen. Dat de arbeidersbeweging haar alternatieven doordrukt, lijkt voor de vakbondsleiders al even onaanvaardbaar als voor het patronaat en haar politici. Geen wonder dat ook bij veel werknemers het idee dat we zelf in actie moeten gaan om onze rechten af te dwingen slechts geleidelijk opnieuw ingang vindt.

    Niet wachten op volgende verkiezingen

    Intussen blijven de vakbondsleiders ons doorverwijzen naar de volgende verkiezingen, naar “bevriende politici” die in de ogen van velen al lang het vertrouwen verloren zijn. Volgens “Noir, Jaunes, Blues” rest de politieke partijen nog slechts het vertrouwen van 9%! Als er dan toch politici zijn die enthousiasme opwekken, zoals Bernie Sanders in de VS, Jeremy Corbyn in het Verenigd Koninkrijk en Unidos Podemos in Spanje, blijft de steun vanuit de arbeidersbeweging beperkt tot een minderheid van linkse bonden, terwijl de meerderheid ons de weg blijft uitsturen van het minste kwaad, van Clinton in de VS, van Smith in het Britse Labour, van de Spaanse PSOE of van SP.a en Groen of PS en Ecolo in België.

    Resultaat: niet de vakbonden en al zeker niet de traditionele linkse partijen, maar de populist Trump kan zich profileren als diegene die de multinationals durft aanpakken. Niet de vakbonden of links, maar in Nederland werpt Wilders zich op als degene die de pensioenleeftijd zal terugbrengen naar 65 jaar. Niet de vakbonden of links, maar Marine Le Pen en Nigel Farage pretenderen de soevereine gemeenschap te willen bevrijden van het neoliberale juk van de EU. Dat het hier om “populisten” gaat, maakt steeds minder indruk. Krijgt niet iedereen die niet strikt het neoliberale afbraakbeleid volgt, sowieso het etiket “populist”? Gedragen de traditionele politici zich niet zelf als regelrechte populisten?

    In plaats van het initiatief over te laten aan rechtse populisten door zich achter politici van het minste kwaad te scharen, zouden de vakbonden opnieuw een offensief programma moeten uitwerken dat enthousiasme kan opwekken, gekoppeld aan een strijdplan om dat programma ook in de praktijk te realiseren.

    Offensief programma

    In een editoriaal over de crisis van links maakt Beatrice Delvaux van Le Soir, waar we het zelden mee eens zijn, de terechte opmerking dat er zich geen probleem stelt over de waarden die verdedigd moeten worden (solidariteit, emancipatie, verdediging van de mensenrechten etc.), maar over het beleid en het programma om dat te realiseren en over het identificeren van de personen die ‘verandering’ en ‘progressief populisme’ aandurven. “Om te strijden tegen een trieste passie, moet men in staat zijn een andere passie aan te bieden”, citeert ze Spinoza. Ze besluit dat men steeds terug moet naar de bron om zijn weg opnieuw te vinden.

    Voor de vakbonden is die bron de strijd voor de 8-urendag die in ons land op 8 juni 1921 gestemd werd, of ook de strijd voor het algemeen stemrecht. Het Plan van de Arbeid waarmee de Belgische Werklieden Partij op kerstdag 1933 uitpakte – een plan van nationalisaties en socialisaties om de economie te oriënteren op het algemeen welzijn – wekte een enorm enthousiasme op. De BWP dumpte het in 1935 om toe te treden tot de regering van bankier Van Zeeland, maar het heeft ongetwijfeld bijgedragen tot de grote staking van 1936 waarmee zes dagen betaald verlof werd afdwongen, een loontoeslag van 8%, een minimumloon en de 40-urenweek in een aantal sectoren. In 1954 en 1956 werkte het ABVV een alternatief uit om de wurggreep van de financiële holdings op de economie te bestrijden via doorgedreven overheidsinterventie en structuurhervormingen. Het was geen socialistisch programma, niet eens antikapitalistisch, maar het wekte wel voldoende enthousiasme op voor een historische krachtmeting tijdens de staking van de eeuw in ’60 – ’61.

    In “Waarheen gaat Frankrijk?” (1936) benadrukt Leon Trotski dat een algemene staking een ernstige zaak is, die je niet zomaar om de haverklap uitroept, maar integendeel een precieze voorbereiding vereist. Het jongste Interprofessioneel Akkoord dat in de Groep van 10 werd uitgewerkt, is ruim onvoldoende. Het zal niet de sociale rust brengen waarop het patronaat en de vakbondsleiders hopen. Maar het kan wel ademruimte bieden voor syndicalisten om ernstig werk te maken van een alternatief dat wel beantwoordt aan de concrete situatie waarmee arbeiders en hun gezinnen geconfronteerd worden.

    Wat kunnen de speerpunten zijn van een dergelijk alternatief?

    Voortdurend worden werknemers met elkaar in concurrentie gezet om de lonen en arbeidscondities te ondermijnen. De extra winsten die dat oplevert worden steeds meer uitgekeerd aan de aandeelhouders of opgesoupeerd aan duizelingwekkende vergoedingen voor het management. De enige maatregel die daar echt kan aan verhelpen, is een algemene werktijdverkorting.

    Op verschillende plaatsen, in verschillende landen, wordt geëxperimenteerd met de invoering van een 6-urendag aan het loon van 8 uur. Qua bestrijding van armoede en werkloosheid, voor gendergelijkheid, dienstverlening, kwaliteit van het werk en arbeidsvreugde, levert dat spectaculaire voordelen op, maar voor het patronaat en hun politieke lakeien heet dat ‘economische nonsens’, net zoals de invoering van de 8-urendag destijds. Een Trump, een Wilders, een Le Pen of een Farage wekken de indruk dat ze zich door zulke argumenten niet laten weerhouden. Maar ter linkerzijde lijkt het wel alsof men niet weet dat de kloof tussen arm en rijk historische proporties aanneemt en dus … stellen diegenen die pleiten voor een 6u-werkdag voor om de meerkost weeral te verhalen op de sociale zekerheid die nu al leegbloedt.

    Wij denken dat de middelen voor een arbeidsduurverkorting moeten gehaald worden uit de winsten en de vergoedingen voor het management, maar dat vereist wel een stok achter de deur: de dreiging met inbeslagname en nationalisatie voor patroons en aandeelhouders die niet mee willen.

    Een probleem om jongeren te motiveren? Dat is logisch, elke sociale afbraak gaat ten koste van hun lonen en werkzekerheid. Waarom lanceren de vakbonden geen campagne voor een verplicht contract van onbeperkte duur na 3 maand met het verbod om de onzekere contracten aaneen te rijgen? Terwijl jongeren gevangen zitten in onzekerheid worden ouderen, invaliden, werklozen ‘geactiveerd’ en de pensioenleeftijd opgetrokken. “Alles dat oren en poten heeft, moet aan de slag,” vertaalde de ‘linkse’ politica Monica De Coninck dit afbraakbeleid nog niet zolang geleden. Waar blijft de campagne voor ‘werkbaar werk’ die ouderen een verdiende rust garandeert op een moment dat ze nog over de gezondheid beschikken om daar ook van te genieten? Het terugschroeven van de pensioenleeftijd en een wettelijk pensioen dat het behoud van de levensstandaard garandeert, moeten deel uitmaken van zulk een begeesterend project.

    Met een dergelijk project, bediscussieerd in de werkplaatsen en op vakbondsmeetings en actief gepromoot op publieke plaatsen, zou de modale Belg zich niet meer terugplooien op zichzelf en vooroordelen absorberen, maar opnieuw gemobiliseerd kunnen worden voor sociale, economische en politieke strijd.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop