Category: Op de werkvloer

  • Volvo Cars in Gent staakt. “Laatste herbalans was de druppel die de emmer deed overlopen”

    Gisteren besliste een deel van de ochtendploeg bij Volvo Cars Gent spontaan om het werk neer te leggen. Nadien kwam er solidariteit van de arbeiders uit de andere ploegen. De omschakeling naar een nieuw model zorgt voor problemen die bovenop de reeds bestaande problemen kwamen. De vakbonden onderhandelen met de directie over mogelijke oplossingen, voorlopig is er nog geen akkoord bereikt. We spraken kort met een arbeider van Volvo Cars.

    Interview door Mauro (Gent)

    Vanwaar komt het ongenoegen bij de arbeiders?

    “Het ongenoegen is al een tijdje aan het groeien. De werkdruk wordt al geruime tijd systematisch opgevoerd en er wordt steeds meer flexibiliteit verwacht van de arbeiders. Op de werkposten komen nieuwe modellen steeds sneller in de productie tussen de oudere modellen door, terwijl de opleiding dikwijls te wensen overlaat. Daarbij worden steeds meer overuren geëist door de directie, terwijl het dikwijls moeilijk is om inhaalrust in te plannen om deze overuren te recupereren.

    “De druppel die de emmer deed overlopen was de laatste herbalans. Door het wegvallen van een oud model, moesten alle werkposten gereorganiseerd worden. De meeste werkposten kregen wel meer tijd, maar in die bijgekomen tijd werd er ook extra werk verwacht, dat dikwijls buiten proportie was voor de bijgekomen tijd. Tevens werden enkele honderden interims ontslagen, terwijl het nog steeds moeilijk is om overuren op te nemen en er al weer zaterdagwerk geëist wordt.”

    Wat willen de arbeiders bereiken met de staking?

    “De werkdruk dient verminderd te worden. De opleiding voor de nieuwe modellen dient beter georganiseerd te worden. Mensen die overuren staan hebben, moeten deze makkelijker kunnen opnemen via inhaalrust en de verplichte zaterdagen dienen beperkt te worden.”

    Waarom kwam het tot een spontane staking van onderuit?

    “De vakbonden werken hier met een systeem van vrijgestelden. De syndicale afgevaardigden werken niet mee in de productie, maar zijn vrijgesteld om bij de mensen rond te gaan en geven dan de problemen die er zijn door aan de leidinggevenden en de directie. Als deze natuurlijk beslissen om met die grieven niets te doen, dan wordt langzaam maar zeker onder de arbeiders ongenoegen opgebouwd, dat zich dan soms ook richt op net de syndicale afgevaardigden, die tevergeefs de problemen bij de directie aankaarten.”

    Ondertussen is de staking erkend en is er ook een stakerspost voor de poort gezet. We zullen de komende dagen op deze staking terugkomen.

     

  • Met 36 in één klas. “Ik heb leerlingen op de vensterbank moeten zetten”

    Spandoek die opkomt voor meer middelen in onderwijs. Foto: Liesbeth

    Terug naar school. Voor jongeren én personeelsleden waren de voorbije dagen spannend. Wij spraken met een leerkracht over de heropstart van het nieuwe schooljaar. De roep om meer meer publieke middelen weerklinkt doorheen dit interview.

    Vorig jaar (en nu nog) hingen er aan verschillende scholen spandoeken die om meer middelen vroegen. Is de regering daarop ingegaan?

    Die vakbondsactie is op poten gezet als antwoord op het voorstel van Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) om de lerarenloopbaan te hervormen. Zij stelde terecht vast dat het lerarenberoep steeds onaantrekkelijker wordt en dat 20% van de beginnende leerkrachten het niet langer dan 5 jaar uithoudt. Maar de voorstellen die Crevits lanceerde, zullen daar zeker niets aan veranderen. Het kwam erop neer dat ze leerkrachten gemiddeld twee lesuren extra per week wil laten geven voor hetzelfde loon. Dat is dus eigenlijk een inlevering van 10%.

    Er worden al dertig jaar continu te weinig middelen voorzien voor onderwijs terwijl ons steeds verteld wordt dat we in een kenniseconomie leven en onderwijs dus steeds belangrijker wordt. Als de minister vandaag zegt dat er extra middelen zouden zijn bijgekomen, is dat een leugen. Eigenlijk werd er enkel met middelen geschoven om ze ‘efficiënter’ in te zetten. In het buitengewoon onderwijs worden erg veel middelen weggenomen omwille van het befaamde M-decreet (zie hieronder), maar die middelen volstaan niet om deze leerlingen in het regulier onderwijs voldoende te begeleiden. De expertise, ervaring en infrastructuur die daarvoor nodig zijn, ontbreken.

    Ondertussen wordt het tekort aan middelen steeds acuter en ondervinden leerkrachten en leerlingen de gevolgen ervan aan den lijve. Op onze school bestaat een gemiddelde klas uit 25 of meer leerlingen met uitzonderlijke uitschieters tot 36 leerlingen. Ik heb tijdens de eerste schoolweek al leerlingen langs de muren van het lokaal en zelfs op de vensterbank moeten zetten. Vandaag is dat nog uitzonderlijk, maar het is eigenlijk hallucinant dat dit mogelijk is. Tegelijkertijd kamperen ouders aan de schoolpoorten om een plaatsje te veroveren voor hun kind… om dan met 36 leerlingen in de klas te zitten.

    Zoals altijd in september, wordt er vandaag weer druk gediscussieerd over eindtermen, leerplannen, onderwijskoepels, enzovoort. Veel leerkrachten voelen zich inderdaad gefrustreerd door het keurslijf dat hen door de eindtermen wordt opgedrongen. Maar de discussie over wie die eindtermen dan uiteindelijk formuleert – de overheid of de onderwijskoepels – zal daar niets aan veranderen. Ons onderwijs heeft in de eerste plaats nood aan een forse opdrijving van de middelen. Dat betekent in eerste instantie meer beschikbare lesuren. En hoe je het ook draait of keert, dat kan enkel met meer geld. Een massale publieke investering in onderwijs moet de basis zijn waarop je verder kan discussiëren over hoe het onderwijsveld georganiseerd moet worden. Zonder die broodnodige financiële injectie blijft die jaarlijks terugkerende discussie betekenisloos. Een terugkeer naar de situatie van de jaren ’80, met 7% van het bbp voor onderwijs, zou een goede eerste stap zijn waarop kan verdergebouwd worden. Dat is echter niet het perspectief waar deze Vlaamse regering en deze minister van Onderwijs voor kiezen. Die spandoeken blijven voorlopig dus nog wel even hangen.

    Heel veel leraars houden het niet lang vol in het onderwijs. Hoe komt dat volgens jou?

    Dat klopt. Zoals gezegd houdt 1 op de 5 jonge leerkrachten het binnen de eerste 5 jaar voor bekeken. Ook dat is een rechtstreeks gevolg van het schrijnend tekort aan middelen. Als beginnende leerkracht word je sowieso al met een enorme werklast geconfronteerd. Lesvoorbereidingen maken, je inwerken in een nieuwe school, het eerste contact met leerlingen en collega’s, … Maar als je dan stelselmatig ervaart wat er allemaal nog meer van leerkrachten verwacht wordt, is het logisch dat velen de moed laten zakken. Als leerkracht word je niet alleen geacht geschoolde arbeidskrachten af te leveren, maar ook in te staan voor socio-emotionele zorg, het aanpakken van discriminatie, en nu ook nog het opsporen en tegengaan van radicalisering onder jongeren.

    Een terugkerend voorstel is dat van ‘ondersteunende functies’. Leerkrachten ondervinden dat die ondersteunende functies niet veel ondersteuning aanbieden, maar eigenlijk alleen nog meer werk met zich meebrengen in de vorm van verslagen, administratie, evaluaties, enzovoort.

    Het lerarenberoep aantrekkelijker maken doe je dus niet door de enorme werklast nog groter te maken, zoals in het voorstel van Crevits dit voorjaar. Je moet er integendeel voor zorgen dat leerkrachten zich weer op hun kerntaak kunnen concentreren: dynamische lessen geven die jongeren inspireren en laten groeien in hun mogelijkheden. Dat betekent dat je de ‘ondersteunende functies’ ook echt ondersteunend maakt en niet beschouwt als extra taken voor leerkrachten. Scholen hebben nood aan voltijdse leerlingenbegeleiders, psychologen, maatschappelijke experts en sociale begeleiders. Ook hier gaat het dus in eerste instantie om de beschikbare financiële middelen. Die komen er niet, dus worden leerkrachten geacht om alles zelf te doen. Gekoppeld aan de gigantische administratieve planlast en de werkonzekerheid die elke beginnende leraar ondervindt, zorgt dat voor een giftige cocktail die de vlam bij heel wat jonge leraars erg snel doet uitdoven.

    Een belangrijke nieuwigheid dit jaar is het M-decreet. Dit wordt verkocht als ‘inclusief onderwijs’. Wat is daarvan aan?

    Inclusief onderwijs betekent dat jongeren met een beperking – of dat nu een fysieke of mentale beperking is – lessen volgen in reguliere scholen. Het buitengewoon onderwijs wordt dus afgebouwd. In principe kan je daar geen tegenstander van zijn. Het is goed dat leerlingen omgeven worden door een sociale mix en leren omgaan met diverse groepen medemensen.

    Het M-decreet zal echter geen positieve gevolgen hebben omdat het een verpakte besparingsoperatie is. Het buitengewoon onderwijs krijgt uiteraard een groot deel van de middelen voor onderwijs omdat de noden daar het grootst zijn. Dat zorgt ervoor dat er daar in kleinere klassen kan lesgegeven worden en dat jongeren omringd worden door personeelsleden die opgeleid zijn om met hun specifieke problematieken om te gaan. Reguliere scholen daarentegen hebben vandaag al niet genoeg middelen om hun onderwijstaak tot een goed einde te brengen. Voeg daar nog de extra zorg en aandacht aan toe die kinderen uit het buitengewoon onderwijs nodig hebben en de leerkrachten en personeelsleden zullen helemaal bezwijken onder de druk.

    Als de regering echt stappen naar inclusief onderwijs wou zetten, zou ze in het M-decreet een enorme toename van de beschikbare middelen voor scholen hebben voorzien. Dat is geenszins het geval: het M-decreet is een besparing. Hier wordt niemand beter van, ook de leerlingen met specifieke noden niet, die hun intensieve begeleiding zien wegvallen.

    Volgens Crevits zou een algemeen eindexamen tot meer gelijkheid in het onderwijs leiden, maar ondertussen bevestigen studies dat ons onderwijs erg ongelijkheidsbevestigend is (zie De Standaard 1 september). Merk je daar iets van op school?

    Uiteraard. Kapitaalkrachtige ouders beschikken over meer middelen om bijvoorbeeld bijlessen te nemen, hun kinderen naar taalkampen te sturen en extra ondersteunend materiaal aan te schaffen. Tegelijkertijd zijn er kinderen die halverwege september nog steeds geen schoolmateriaal hebben omdat dat deze maand niet betaald kan worden. Het is niet meer dan logisch dat deze kinderen minder kansen hebben in ons onderwijs. De meeste scholen beschikken niet over voldoende middelen om hun onderwijstaak naar behoren te volbrengen. Dan is het niet verwonderlijk dat ze al zeker niet over de middelen beschikken om minder kapitaalkrachtige of financieel achtergestelde kinderen extra te ondersteunen. Meestal wordt er geld ingezameld door leerkrachten en leerlingen, door wafels te bakken, auto’s te wassen, evenementen te organiseren, … om ervoor te zorgen dat iedereen mee op schoolreis kan. De groep die daar gebruik van moet maken, wordt over het groter. Zo ondervind je de besparingsmaatregelen die op andere terreinen werden genomen ook in het onderwijs.

    Om hieraan tegemoet te komen, om extra taallessen en bijlessen te geven, om iedereen van degelijk materiaal te voorzien, om een goede infrastructuur te garanderen aan elk kind, … hebben we opnieuw middelen nodig. Elke discussie rond onderwijs valt terug te brengen tot die centrale eis.

  • Meer en goedkoper openbaar vervoer? Stad Gent neem initiatief

    Foto: Wikimedia

    De laatste tijd is er heel wat te doen rond mobiliteit en openbaar vervoer in Gent. De stad kampt met heel wat verkeersproblemen. Hoewel er door opeenvolgende overheden zwaar werd bespaard op openbaar vervoer stopt het verhaal daar niet. Het stadsbestuur kan – net als Hasselt – zorgen voor meer en goedkoper openbaar vervoer in de stad en zo zelfs een tegengewicht bieden aan de besparingen op De Lijn.

    Opiniestuk door Koerian Verbesselt, eerder verschenen op dewereldmorgen.be

    Besparingen

    De laatste legislaturen van de Vlaamse regering werd voortdurend bespaard op openbaar vervoer. Momenteel wordt er een budget van amper 1,03 miljard uitgetrokken voor De Lijn, voor 518,8 miljoen reizigers. Die besparingen zorgen voor een dalend aantal reizigers sinds 2011. Terwijl minister Weyts pocht met een hogere kostendekking (lees hogere prijzen en minder subsidies) laten steeds meer mensen het openbaar vervoer links liggen. Dit alles niet zonder de stille hoop dat extra kostendekking de weg naar privatisering opent.

    Dat er ook in Gent een tekort is aan investeringen in openbaar vervoer mag geen geheim heten. Er gaat namelijk veel meer mis dan de te kleine tramcapaciteit en de vele werken aan de haltes die in het artikel worden aangehaald. Er is een gebrek aan openbaar vervoer naar de rand van de stad en de grote tewerkstellingszones, zoals de haven. In het centrum halen bussen en trams amper 10 à 13 kilometer per uur. Nachtbussen zijn erg schaars.

    Hasselt: stedelijk initiatief is mogelijk

    Wanneer gevraagd wijst Gents schepen van mobiliteit Filip Watteeuw dan ook terecht op de wurggreep waarin De Lijn in Gent vandaag verkeert, maar daar eindigt het verhaal niet. Het Gentse stadsbestuur is perfect in staat zelf initiatieven te nemen in de richting van meer en goedkoper openbaar vervoer. In feite doet ze dit zelfs al door een gratis busabonnement te voorzien voor -14 jarigen. De Lijn voorziet in ruil extra bediening op spitsuren. Waarom dit systeem niet uitbreiden naar alle Gentenaars? Het zou Gent een stevige onderhandelingspositie opleveren bij De Lijn.

    Hasselt bewees al dat een stad meer en zelfs gratis openbaar vervoer kan voorzien. In de 16 jaar dat dit systeem in voege was, vertwaalfvoudigde het aantal reizigers. Een dergelijke stijging van het aantal gebruikers zou in Gent een ware mobiliteitsrevolutie veroorzaken, die op haar beurt een voorbeeld kan vormen voor de rest van Vlaanderen. De stad heeft een begroting ten belope van ongeveer een miljard euro, het is een kwestie van prioriteiten. Zoals Watteeuw zelf zegt in de krant DeMorgen dat de kansen voor het openbaar vervoer de agenda zouden moeten bepalen, niet de boekhouding.

    Voor een leefbare stad

    Als we willen dat de gepensioneerde Rosa uit Wondelgem haar vriendin in Melle kan bezoeken, als we willen dat Jan vanuit Heusden op zijn werk in de haven raakt, dat Pieter en zijn vriendjes op een veilige manier naar school kunnen fietsen en dat Sarah zelfstandig en veilig thuis raakt na een nachtje stappen; dan zijn investeringen in openbaar vervoer noodzakelijk.

    Een keuze voor meer en goedkoper openbaar vervoer, is bovendien een keuze voor een meer leefbare stad. Vandaag worden de vele wijken in de 19de eeuwse gordel ei zo na vergast. Fietsen is door het drukke autoverkeer nog steeds onveilig. De dure parkeerplaatsen zitten stampvol en nemen heel wat publieke ruimte in. De enige oplossing voor deze problemen is mensen een werkbaar alternatief op de auto aanbieden, een manier om hun stalen ros op stal te laten. Treinen, bussen en trams zijn de meest efficiënte manieren om voor iedereen duurzaam vervoer te voorzien.

    Gent hoeft niet machteloos toe te kijken terwijl het openbaar vervoer jaar na jaar slechter wordt, het kan zelf investeren en zelf de noden van de stad invullen, het kan er zelf voor zorgen dat er meer dan 2,3 kilometer tramsporen worden aangelegd op één legislatuur. Als dit stadsbestuur het meent met het creëren van een leefbare publieke ruimte in Gent, dan zal ze moeten investeren in plaats van vingerwijzen.

    Vandaag bouwt de Vlaamse regering de dienstverlening af om in het ongenoegen van de reizigers een basis voor privatisering te vinden. Een Gentse mobiliteitsrevolutie kan een tegenvoorbeeld bieden, kan tonen hoe publiek openbaar vervoer in ieders mobiliteitsnoden kan voorzien. Actie in Gent kan bovendien de druk op deze besparingsregering in die mate opvoeren dat ze tot investeringen wordt gedwongen.

    Op zaterdag 23 september organiseert de campagne ‘Meer en goedkoper openbaar vervoer – dàt is een plan’ een betoging voor meer en goedkoper openbaar vervoer in Gent. Verzamel met ons om 17u onder de stadshal, en dwing meer investeringen in bussen en trams af. Facebook evenement

    Koerian Verbesselt is verantwoordelijk voor de campagne ‘Meer en goedkoper openbaar vervoer – dàt is een plan’.

     

  • Delegee en collega’s Rode Kruis protesteren tegen ontslag

    Het Rode Kruis op Linkeroever (Antwerpen) wil delegee Melissa afdanken. Daarvoor is een procedure voor de Arbeidsrechtbank opgestart die vandaag gepleit werd. Voor Melissa en de vele collega’s die haar kwamen ondersteunen, is het duidelijk: de directie roept een drogreden in om een gemotiveerd personeelslid die tevens kritisch delegee is buiten te werken. Bij het Rode Kruis, een organisatie waarvan je nochtans een zeker sociaal engagement zou verwachten, is dit niet de eerste keer. Er zijn al verschillende delegees afgedankt of thuis gezet met vrijstelling van prestatie in afwachting van een pensioen.

    De reden die de directie inroept om Melissa af te danken, komt eigenlijk neer op het tonen van een sociaal engagement. Een oproep om deel te nemen aan een actie die pleit voor een menswaardige behandeling van asielzoekers in het kader van Wereldvluchtelingendag, werd door de directie van het asielcentrum uitgebaat door het Rode Kruis gezien als onaanvaardbaar. Het zou immers een kritiek zijn op het asielbeleid van de regering terwijl het Rode Kruis het asielcentrum uitbaat voor Fedasil. Directer gezegd: het huidige beleid en opkomen voor menselijke opvang van asielzoekers zijn twee zaken die met elkaar botsen.

    Het is evident dat een menselijke opvang van asielzoekers zowel voor de betrokkenen als voor het personeel in een asielcentrum belangrijk is. Maar dus niet voor de regering. De rechter zal zich moeten uitspreken of dit kan ingeroepen worden als ontslagreden voor een delegee. Dit is uiteraard een politiek geladen uitspraak bovenop het feit dat nogmaals een delegee in de uitverkoop wordt geplaatst.

    Het was hartverwarmend dat zoveel collega’s van Melissa naar de Bolivarplaats afzakten om haar te ondersteunen. Een aantal collega’s ging mee binnen om naar de pleidooien te luisteren, de rest wachtte buiten. Er waren ook een aantal sympathisanten van buitenaf, wat ons betreft had dit grootschaliger mogen zijn. De volledige vakbeweging wordt hier immers aangevallen. Als een strijdbare en kritische delegee bij het Rode Kruis zomaar kan afgedankt worden, dan zijn ook andere delegees vogel voor de kat. Niet alleen bij het Rode Kruis, ook elders zal dit als precedent gebruikt worden. Als we het afdanken van delegees willen stoppen, is een ernstige minstens regionale campagne noodzakelijk.

    In de zaak van Melissa wordt volgende week een uitspraak verwacht.  Wordt vervolgd…

     

  • NMBS bouwt loketten af in 33 stations. Wie spreekt nog van een ‘openbare dienst’?

    Actie van loketbedienden in 2015. Foto: socialisme.be

    In een bijzonder cynisch persbericht kondigde de NMBS aan dat de openingsuren van de loketten in 33 stations vanaf oktober 2017 worden afgebouwd. In naam van de ‘modernisering’ van het bedrijf wordt de toegankelijkheid tot de openbare dienst eens te meer verminderd.

    Door een spoorman

    “Reizigers kiezen steeds meer voor de automaten en digitale verkoopkanalen (internet en mobiele applicatie) om hun treinticket te kopen. (…) Dit laat NMBS toe haar middelen in te zetten waar ze het meest nodig en nuttig zijn voor de klant.” (1) Zo rechtvaardigt de directie de beslissing om loketten minder lang open te houden in stations waar nochtans duizenden reizigers per dag opstappen. Er werden ongetwijfeld veel middelen ingezet om ‘communicatie-experten’ te betalen. Maar de reizigers zien ondertussen de dienstverlening verder verminderen.

    Intern is er al enkele jaren het “plan 3 x20.” Dat plan is erop gericht om de aankopen aan de loketten op termijn met 20% te verminderen. De reizigersvereniging Navetteurs.be merkte terecht op: “Het is omdat ze ertoe verplicht worden en niet omdat ze ervoor kiezen dat reizigers andere verkoopkanalen kiezen.” (2) Het feit dat er steeds minder loketten zijn maakt dat reizigers zich wel tot automaten moeten richten. De vakbond ACOD Spoor reageerde op de nieuwe afbouw van de openingsuren: terwijl deze beslissing verregaande gevolgen heeft voor het personeel, werd de vakbond niet eens op de hoogte gebracht.

    In augustus 2016 publiceerde de Gezinsbond een studie over “numeriek analfabetisme” (3). Het gaat over het feit dat een hele laag van de bevolking niet in staat is om informaticatoepassingen te gebruiken, zelfs de meest eenvoudige toepassingen. Eén op de drie Belgen is niet in staat om een tekstverwerker te hanteren. Hoeveel van hen zullen de trein nog nemen als er geen loketten meer beschikbaar zijn?

    De ‘digitale kloof’ treft niet enkel oudere mensen, maar ook de armsten. Als openbare dienst moet de NMBS een eenvoudige toegang garanderen aan de reizigers. Sinds de NMBS reizigers omschrijft als ‘klanten’ wordt steeds vaker de logica van een privébedrijf gevolgd: het belangrijkste is niet om degelijke diensten aan te bieden, maar om de kosten zoveel mogelijk te beperken.

    Reizigers hebben nu vaak geen andere keuze en moeten wel de automaten gebruiken. Verschillende reizigers weten niet hoe ze de automaat correct moeten gebruiken. Er worden soms fouten gemaakt waarbij teveel wordt betaald, terwijl een loketbediende een beter tarief had kunnen aanraden. De loketten zijn niet alleen belangrijk om advies bij verkoop te geven. Het zorgt ook voor menselijk toezicht in kleinere stations. De loketbediende kan problemen opmerken of vermijden. Bijna 90% van de vrouwelijke reizigers werd op het openbaar vervoer al eens lastig gevallen (4). Om dat te bestrijden, is toezicht nuttig en een getuige kan ook van pas komen. Maar ook voor andere personeelsleden is het geruststellender als er een collega in het station aanwezig is. Onze ministers spreken steeds over veiligheid, maar als het erop aankomt om erin te investeren met menselijke middelen, dan zwijgen ze in alle talen.

    De regering wil een “minimale dienstverlening” invoeren bij stakingen. Tegelijk worden de publieke middelen voor de NMBS fors afgebouwd (5). De verminderde dienstverlening aan de loketten is een van de vele gevolgen van die beslissing. Als de regering echt bekommerd is om de dienstverlening aan de reizigers, dan zou ze investeren in openbaar vervoer. Dat is wat de reizigers en het personeel willen: degelijke dienstverlening met voldoende menselijke en technische middelen. Er is nood aan een radicale koerswijziging!

     

     

    Verwijzingen

    1. http://www.belgianrail.be/nl/corporate/Presse/Presse-releases/01_09_2017.aspx
    2. https://www.facebook.com/navetteurs.be/posts/10156717118258532
    3. https://www.gezinsbond.be/_publicaties/Gezinspolitiek/Digitalisering/
    4. http://www.marieclaire.fr/,harcelement-dans-les-transports-87-des-femmes-en-sont-victimes,824798.asp
    5. https://www.rtbf.be/auvio/detail_sncb-erreur-ou-pas-erreur?id=1964378
  • Vergif op ons bord. Winsthonger bedreigt onze gezondheid

    Foto: Flickr.com/freefoto

    De crisis van de eieren met een te hoge concentratie van Fipronil heeft de kwestie van voedselveiligheid opnieuw op de agenda gezet. Deze nieuwe crisis toont dat er geen lessen getrokken zijn uit de vorige. Na de crisis van de ‘gekke koeien’ (1996), de dioxinekippen (1999) of het gehakt met paardenvlees (2013) tonen de eieren met Fipronil opnieuw aan dat de magnaten van de agro-industrie onze voedselveiligheid opofferen om de winsten te waarborgen.

    Artikel door Alain (Namen) uit de septembereditie van ‘De Linkse Socialist’ (die morgen naar de abonnees wordt verstuurd)

    Voedselonveiligheid: een gevoelige kwestie

    Voedselveiligheid is een belangrijke discussie in ons land met soms verregaande politieke gevolgen. De regering-Dehaene verloor de verkiezingen van 1999 na de dioxinecrisis. De christendemocraten vlogen twee legislaturen uit de regering en er kwam een paarsgroene coalitie met de groenen (1999-2003). In 2000 werd het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) opgezet. Het doel van dit semi-publieke agentschap is exclusief beperkt tot de volksgezondheid en de bescherming van dieren. De werkgeversorganisaties uit de agro-business hebben echter een beslissend gewicht binnen het raadgevend comité van het agentschap. De bevoegde minister is overigens niet die van Gezondheid, maar de minister van Landbouw. Dit leidt tot tegenstellingen tussen publieke en private belangen.

    Voedselveiligheid kan triviaal lijken gezien het niveau van ontwikkeling vandaag. We zijn in staat om sportieve prestaties te verbeteren door hersengolven te bestuderen, maar het garanderen van een basisbehoefte als voedselveiligheid voor iedereen is blijkbaar niet mogelijk, terwijl het een kwestie is die de mens al bezighoudt sinds het tijdperk van jager-verzamelaars.

    De ‘vrije markt’ biedt geen antwoorden op onze behoeften. Zo werd begin dit jaar een campagne opgezet om de hongersnood te bestrijden die miljoenen mensen trof in Jemen, Zuid-Soedan, Nigeria en Somalië. Ondervoeding en een gebrek aan toegang tot drinkbaar water is het lot van meer dan een zesde van de wereldbevolking. Ook in de ontwikkelde kapitalistische landen heeft een laag van de bevolking onvoldoende toegang tot voedsel. Bovendien is er een groot probleem met de kwaliteit van voeding. Zwaarlijvigheid neemt gestaag toe en gevallen van voedselfraude halen regelmatig de voorpagina’s van de kranten. Het Fipronil-schandaal was slechts het meest recente voorbeeld daarvan.

    Eieren: een miljardenbusiness

    In België zijn 330 producenten goed voor 3 miljard eieren op een totale jaarlijkse consumptie van 5,03 miljard eieren. Een deel van de eieren in ons land komt uit Nederland. Daar zijn 920 producenten goed voor 10 miljard eieren per jaar met een interne consumptie van 7 miljard. (L’Echo 12 augustus).

    Verschillende producenten kochten een anti-luizenproduct dat Fipronil bevat en dit kwam in het voedselproces terecht. Dat is de bron van de huidige crisis. De winsten van de eierenbusiness gingen voor op de volksgezondheid. Het schandaal heeft een impact op niet minder dan 17 landen!

    Door in te spelen op tegenstellingen tussen verschillende landen, kon de agro-industrie gebruik maken van een quasi-monopolie en een slecht toegepaste wetgeving in Roemenië bovenop slechte samenwerking tussen gezondheidsdiensten van verschillende landen om zo aan de nodige controle te ontsnappen.

    Volksgezondheid: een collectieve verworvenheid

    Er is een groeiend wantrouwen tegenover de voedselindustrie, maar ook tegenover de publieke diensten die de voedselveiligheid moeten garanderen. Consumenten die het zich kunnen permitteren, stappen steeds meer over naar bioproducten of lokale producenten in korte voedselketens. Voeding is echter geen individueel gegeven, het is afhankelijk van elementen waar een individu geen vat op heeft.

    Zo is de gemiddelde levensverwachting in Henegouwen van hetzelfde niveau als in Iran of Mexico: drie jaar minder dan het Belgische gemiddelde. De economische en sociale ongelijkheid is daar de oorzaak van. “Het zijn vooral sociaaleconomische factoren die meespelen. Als het over volksgezondheid gaat, wordt met een grote lens naar gezondheid gekeken. En wat blijkt dan? Dat ongelijkheid op gezondheidsvlak parallel loopt met sociale ongelijkheid. We zullen de gezondheidsproblemen dan ook niet oplossen zonder naar de sociale ongelijkheden te kijken. We kunnen de gezondheid niet verbeteren zonder het sociaaleconomische aan te pakken.” (Geneviève Houioux, verantwoordelijke voor het Wetenschappelijk Observatorium voor Gezondheid in Henegouwen, RTBF 20 augustus).

    Veel landbouwers pleiten voor een controle op de productie om de prijzen op een niveau te houden waarop kleine bedrijven kunnen overleven. Wij pleiten voor een democratisch geplande productie in functie van de behoeften. Dit moet toelaten om de productie uit de greep van het kapitaal te halen.

    De liberale denker Bernard Mandeville heeft Adam Smith geïnspireerd toen die in zijn studie over de rijkdom der naties schreef: “Wij krijgen ons avondeten van de slager, de brouwer en de bakker. Niet omdat ze ons aardig vinden, maar omdat ruilhandel hun eigenbelang dient.”

    De ‘onzichtbare hand’ van de markt moest ons beschermen tegen voedselcrisissen zoals de Fipronil-crisis. Daar is niets van in huis gekomen. We moeten bouwen aan een samenleving waar de politieke economie gecontroleerd wordt door de meerderheid van de bevolking en in dienst van die meerderheid staat. In de voedingsindustrie zou dit inhouden dat hongersnood wordt gestopt en dat iedereen toegang heeft tot gezonde en kwaliteitsvolle voeding.

  • Spoorstaking op 10 oktober. Bedenkingen, opmerkingen en voorstellen

    De regering blijft doorzetten met aanvallen op onze levensstandaard. In het Zomerakkoord wordt nog meer flexibiliteit van werknemers geëist en wordt bovendien in de aanval gegaan tegen alle openbare diensten, vooral tegen het personeel ervan maar via die weg natuurlijk ook tegen de dienstverlening. Regeringsvertegenwoordigers kwamen ondertussen al met ballonnetjes over het privatiseren van de NMBS. Op het zomerakkoord komen we binnenkort terug, over de privatiseringsdiscussie publiceerden we dit artikel: ‘Liberaal privatiseringsopbod stoppen‘.

    Redenen genoeg dus voor actie, maar toch is er aan de basis twijfel en onvrede. Onze mening: we begrijpen en delen de afkeer tegenover de rol van de vakbondsleidingen bij het spoor, maar we denken dat we de actie van 10 oktober beter kunnen aangrijpen om onze krachten te versterken in de strijd tegen de regering en door ons beter te organiseren kunnen we ook de kwestie van onze leiding beginnen aanpakken. Enkele bedenkingen, opmerkingen en voorstellen.

    “De leiding heeft ons tijdens de spontane stakingsgolf in 2016 laten stikken, ik zal hen nu eens laten stikken.”

    Dit standpunt komt vaak voor bij diegenen die in 2016 vanuit een oprechte bekommernis om de arbeidsvoorwaarden en de dienstverlening bij het spoor in actie kwamen en deelnamen aan de spontane stakingen. (zie onze archiefartikels hierover: ‘Spoorstaking ging niet om privileges van personeel, maar om protest tegen afbraak van het openbaar vervoer‘ en ‘Voorakkoord: bij velen leeft het gevoeld at er meer toegevingen in zaten‘). De vakbondsleidingen hebben heel wat krediet verloren door de stakers in de steek te laten, communautaire verdeeldheid te stimuleren en uiteindelijk zelfs niet ernstig te verdedigen toen er sancties volgden. Bij treinbestuurders komt daar nog de woede bij over het feit dat ingestemd werd met het optrekken van de opzegtermijn die bestuurders moeten respecteren als ze zelf ontslag nemen. Dat het spoorpersoneel, inclusief de militanten, het nieuws van de staking op 10 oktober nu opnieuw via de gevestigde media, dezelfde die bij elke spoorstaking vernietigend uithaalt naar het personeel, moest vernemen, maakt het er al niet beter op. Om even een voetbalvergelijking te maken: het lijkt erop dat we in een ploeg spelen waarin diegenen die onze centrale organisatoren moeten zijn meer own-goals scoren dan ons organiseren.

    De regering heeft dit ook opgemerkt. Toen enkele maanden geleden de mogelijkheid van een volledige privatisering van Bpost en Proximus werd aangekondigd, kreeg Alexander De Croo de vraag waarom de NMBS niet in het lijstje was opgenomen. Het gevaar van sociale onrust was zijn antwoord. Als de regering vandaag vaststelt dat er door het optreden van de vakbondsleidingen een zwakte is, dan wordt daar meteen op ingespeeld om verder in het offensief te gaan. Sindsdien kregen we al de kwestie van de minimale dienstverlening en nu ook de eerste discussies over privatisering.

    Voor alle duidelijkheid: een onmiddellijke privatisering staat niet op de agenda (wat de NMBS betreft), het nemen van verdere stappen in die richting wel. Als we kijken naar de post weten we wat dit betekent: minder personeel, minder dienstverlening en hogere prijzen voor de gebruikers. Dat is niet in het belang van het personeel en ook niet van de gebruikers. De enigen die er baat bij hebben, zijn de (private) aandeelhouders.

    Elke zwakte langs onze kant leidt tot agressie van de overkant. Hoe kunnen we daar best op reageren? Door foert te zeggen, laten we het terrein en onze verdediging over aan diegenen die gespecialiseerd zijn in het scoren van own-goals. Dat zal onze positie niet versterken. Het gaat om onze pensioenen, onze werklast, onze arbeidsvoorwaarden, … Daar spelen we beter geen tactische spelletjes mee, we kunnen ze beter verdedigen. Maar het is absoluut juist dat we moeten nadenken over hoe we die verdediging efficiënt organiseren.

    Ons voorstel: de actiedag van 10 oktober en het groen licht om te staken – een groen licht waarmee sancties vermeden worden! – gebruiken om ons zo sterk mogelijk te organiseren. Dit kan met massale stakersposten die collega’s niet tegenhouden als ze willen werken maar die vooral de discussie aangaan over hoe we ons kunnen versterken, welke eisen wij centraal en offensief naar buiten willen brengen, hoe we dit zullen doen, hoe we de controle over onze eigen acties in handen kunnen nemen, … Concrete doelstellingen zouden bijvoorbeeld kunnen zijn om het jaar opzeg voor bestuurders af te schaffen, om 100 extra treinbegeleiders aan te werven zodat er 500 4/5e kunnen werken en zo kunnen er nog tientallen concrete eisen gesteld worden.

    Een dergelijke benadering zal zeker niet alle twijfels wegnemen, maar we moeten ergens beginnen aan de uitbouw van een krachtsverhouding tegen de rechtse regering. We zullen ons niet versterken als we enkel oog hebben voor de reële zwaktes in onze beweging, laat ons bouwen op het potentieel dat eveneens reëel is: personeel en reizigers die meer en beter openbaar vervoer willen. Door op de sterktes beroep te doen, kunnen we de zwaktes aanpakken: actief zijn in de vakbonden om daar een koersverandering te bepleiten en door de kracht van ons aantal ook effectief afdwingen. De vakbonden zijn immers van ons: de leden en militanten.

    “Zou er niet beter een betaalstaking georganiseerd worden?”

    Dit argument zal onder het personeel niet gemakkelijk voorkomen. Daar weet men dat het onbegonnen werk is om dit te doen: het is praktisch onhaalbaar om de opvolging van een betaalstaking te garanderen waardoor boetes mogelijk zijn voor reizigers die niet betaalden op een trein waar het boordpersoneel niet aan de betaalstaking deelneemt. Het vereist een aanpassing van de regels om bvb een abonnement met een dag te verlengen. Het is een risico voor het deelnemend personeel dat sancties krijgt wegens werkweigering. En het heeft niet het economische effect van een treinstaking die ook gevolgen heeft op tal van andere diensten en sectoren.

    Zelfs indien de praktische en wettelijke bezwaren opzij geschoven worden, blijft dit voorstel problematisch. Om op de voetbalanalogie terug te komen: het is alsof de verliezer van een wedstrijd voorstelt om in het vervolg basket te spelen in plaats van voetbal omdat de kijkers dat misschien liever zien. Het kan aantrekkelijk lijken, maar het vereist uiteraard een akkoord van de tegenpartij die net gewonnen heeft. Is het niet bijzonder naïef om te denken dat de regering wettelijke bepalingen zal invoeren om alternatieve actiemethoden mogelijk te maken op een ogenblik dat alle dynamiek van deze regering net in de richting van het beperken van actiemogelijkheden gaat?

    De beste manier om de verwarring over actiemethoden weg te nemen, is door zelf resoluut en krachtig een voorbeeld te stellen met een goed opgevolgde staking die op een brede actieve deelname kan rekenen en die met een offensieve aanpak gebruikers meetrekt.

    “Een 24-urenstaking zal de regering niet doen plooien. Er zou minstens 48 uur gestaakt moeten worden.”

    Een 24-urenstaking zal de regering inderdaad niet stoppen. Als een staking gezien wordt als een éénmalige gebeurtenis zonder verdere opbouw en zonder voldoende voorbereiding, dan is het slechts een zoveelste voorbeeld van wat stoom aflaten waarna het beleid gewoon verdergezet wordt. Dat het anders kan, weten we echter ook.

    Het actieplan van 2014 ligt ondertussen drie jaar achter ons, maar dat was wel het ogenblik waarop we de rechtse regering even deden wankelen. Door te starten met een betoging in opbouw naar provinciale stakingen die uitmonden in een nationale algemene staking werd maandenlang actie gevoerd en was elke volgende actie groter dan de vorige. De publieke opinie was mee: een grote meerderheid was bijvoorbeeld voor een vermogensbelasting. De rechtse regering wankelde. Maar toen viel het stil. Dit gaf de regering de mogelijkheid om terug overeind te krabbelen en de aanval gewoon voort te zetten.

    Diegenen die voor een 48-urenstaking of een staking van onbepaalde duur pleiten, willen eigenlijk vooral dat het om een serieuze actie gaat. Dat ze niet vandaag staken en morgen in de krant moeten lezen dat hun vakbondsleiders toch ingestemd hebben met een slecht akkoord. Om tot een serieuze actie te komen, is niet zozeer de duur ervan doorslaggevend (een 48-urenstaking kan evengoed gebruikt worden om wat extra stoom af te laten).

    Een serieuze actie betekent een ernstige voorbereiding, een brede betrokkenheid en democratische beslissingen door de actievoerders zelf. Een ernstige voorbereiding kan door personeelsvergaderingen te organiseren, bijvoorbeeld met korte werkonderbrekingen zodat iedereen aan de vergadering kan deelnemen. Op die personeelsvergaderingen moet het personeel het voor het zeggen hebben: welke eisen zullen we centraal stellen, welk soort campagne hebben we nodig om reizigers mee te trekken, wie onderhandelt met de regering om wat te bekomen, wanneer wordt beslist over een verdere stap in het actieplan, …. De personeelsvergaderingen kunnen vertegenwoordigers verkiezen die de strijd regionaal en nationaal coördineren, maar steeds verantwoording verschuldigd zijn aan de vergadering waar ze verkozen (en dus ook afzetbaar) zijn.

    Door een offensief eisenplatform aan te nemen waarin meer en beter openbaar vervoer centraal staat als onderdeel van een alternatief op de files en op de milieuproblematiek, is het mogelijk om andere lagen mee te trekken, in de eerste plaats reizigers. Bij de staking van ‘De Lijn’ eind juni, begin juli was de retoriek in de media al wat gematigder: de vele files, de mobiliteitsproblemen en de zichtbare tekorten bij De Lijn maakten dat er een grotere steun was. Deze steun was nog niet georganiseerd, maar het komt erop aan om het potentieel te zien en daarop in te spelen.

    Kortom: ja, er is een probleem met de vakbondsleiding en dat leidt tot twijfel en zelfs tegenkanting tegenover acties. Maar het gaat om onze arbeidsvoorwaarden en pensioenen, het gaat om een openbare dienstverlening waar we trots op willen zijn. Dat zullen we enkel verdedigen als we het zelf in handen nemen, en dat doen we best door ons in actie te organiseren.

  • Liberaal privatiseringsopbod stoppen!

    Foto: Flickr/crosby_cj
    “Een privatisering van de NMBS is niet uitgesloten,” stelde N-VA-minister Johan Van Overtveldt op de nationale radio. De regering besliste om alle overheidsparticipaties te bekijken en Van Overtveldt wilde meteen de toon zetten.

    Premier Michel floot Van Overtveldt terug: een privatisering van de volledige NMBS is nog niet aan de orde. Wellicht wil de regering het bedrijf eerst verder opsplitsen om hapklare winstgevende delen zonder schuldenlast aan de privé te verkopen voor een vriendenprijs. Ondertussen wordt ook het personeelsstatuut in de openbare sector afgebouwd om toekomstige privatiseringen gemakkelijker te maken. Een onmiddellijke privatisering van de NMBS is niet aan de orde, een volledige verkoop van Bpost en Proximus wel.

    Het liberale privatiseringsopbod, waar CD&V bij monde van Kris Peeters volledig in meestapt, is een aanval op de openbare dienstverlening, het personeel en de gebruikers. Het argument van de afbouw van de staatsschuld door de verkoop van overheidsbedrijven en -participaties klopt niet: de dividenden van Bpost, Proximus, Belfius en BNP Paribas leverden de overheid vorig jaar 890 miljoen euro op. De besparing op intresten na een verkoop van deze overheidsparticipaties zou 600 miljoen bedragen. Le Soir: “Welke goede huisvader zou een appartement dat hem 900 euro per maand opbrengt verkopen om elders 600 euro te besparen?” (26 augustus). Het gaat kortom om een bewuste politieke keuze om overheidsparticipaties af te bouwen.

    Publieke bedrijven kunnen de gemeenschap toelaten om “KMO’s te financieren via Belfius, investeringen te doen in de infrastructuur met Proximus of openbare dienstenverlening aan de burger te bieden met Bpost. (…)” (Le Soir, 26 augustus). Dienstverlening aan de werkenden en de gemeenschap in het algemeen is echter niet wat de rechtse regering voor ogen heeft. Alexander De Croo (Open VLD) heeft de mond vol van “efficiëntie”, voor liberalen een synoniem voor private winstgevendheid. Tussen 2008 en 2015 verdwenen 7.000 van de 30.000 jobs bij Bpost. In ongeveer dezelfde periode verdwenen de helft van de 1.300 postkantoren. De prijs voor een postzegel nam sinds 2006 toe van 0,46 naar 0,79 euro. ‘Efficiënt’ voor de aandeelhouders en hun politieke vertegenwoordigers, nefast voor het personeel, de gebruikers en de gemeenschap.

    Bij de aankondiging van de mogelijke volledige privatisering van Bpost en Proximus eerder dit jaar, gaf De Croo een argument om dit voor de NMBS nog niet te doen: het zou op teveel sociale onrust botsen. Voor de rechtse partijen gaat een privatisering ook om het breken van de arbeidersbeweging. Door tijdens de spontane stakingsgolf van de zomer van 2016 het personeel aan zijn lot over te laten en communautair te verdelen, hebben de vakbondsleidingen heel wat vertrouwen onder de basis verloren. De liberale partijen maken van dat moment gebruik om de discussies over minimale dienstverlening en privatisering op de agenda te zetten.

    Verzet is noodzakelijk. Niet enkel defensief tegen het gebrek aan investeringen waarmee een privatisering wordt voorbereid, maar ook offensief. Openbaar vervoer is belangrijk als alternatief op het fileleed en voor een ecologisch mobiliteitsbeleid. In plaats van dit aan de private winsthonger op te offeren, zijn er meer publieke middelen nodig. Daarvoor is er nood aan een brede strijdbeweging en een politiek alternatief dat vertrekt van de behoeften van de meerderheid van de bevolking en bereid is om dat te koppelen aan maatschappijverandering.

  • Delegee in asielcentrum bekommerd om lot vluchtelingen: ontslag door Rode Kruis

    Afbeelding vanop Wikimedia
    Rode Kruis Vlaanderen gaf op 20 juni aan dat het van plan was om Melissa, een delegee van BBTK, af te danken wegens dringende redenen. Op 4 juli werd de arbeidsovereenkomst geschorst met het oog op de ontslagprocedure. Die komt op 5 september voor de Antwerpse arbeidsrechtbank. Melissa werkte acht jaar in een opvangcentrum voor asielzoekers en was vijf jaar delegee.

    De officiële reden voor dit ontslag was een oproep aan personeel van Fedasil en het Rode Kruis om deel te nemen aan acties op Wereldvluchtelingendag (20 juni). De lange asielprocedures zijn immers zwaar voor zowel de betrokken mensen als het personeel in de opvangcentra.

    Op de oproep stonden de logo’s van het Rode Kruis en Fedasil. Daarop aangesproken op 14 juni werden de logo’s verwijderd door de delegee. Toch werd dit een week later alsnog ingeroepen als reden voor het ontslag. Het werd gekoppeld aan de stelling dat een actie op Wereldvluchtelingendag een kritiek inhoudt op de werking van Fedasil, terwijl het Rode Kruis voor Fedasil werkt.

    Bekommerd zijn om het lot van asielzoekers, is blijkbaar een reden tot ontslag in een opvangcentrum van het Rode Kruis? Voeling hebben met asielzoekers is met deze regering politiek niet meer correct. Opkomen voor een menswaardige behandeling van asielzoekers is in dergelijke centra nochtans belangrijk voor zowel de betrokkenen als het hardwerkend personeel.

    Het is duidelijk dat het Rode Kruis een excuus zocht om een lastige delegee buiten te werken. Melissa had het eind april opgenomen voor collega’s die hard gestraft werden in een opvangcentrum wegens een nalatigheid die niet hun fout was. Het Rode Kruis heeft eerder al lastige delegees afgedankt.

    Op 5 september is een actie om Melissa te ondersteunen en om het afdanken van delegees aan te klagen. De vakbonden moeten deze zaak aangrijpen: wie aan één van ons raakt, treft ons allemaal. Als dit kan passeren, zijn ook de volgende delegees bij het Rode Kruis vogels voor de kat. Kom naar de actie!

    5 september om 14u30 aan het Justitiepaleis, Bolivarplaats, Antwerpen. Eerder op die dag houdt BBTK ook een actie aan het kantoor van het Rode Kruis in Mechelen: 7u, Motstraat 40 in Mechelen.

    [divider]
    Stream Media deed een interview met de afgedankte delegee. Hierin doet ze zelf het verhaal van wat haar overkwam.

  • Mobiliteit: geen oplossingen zonder massale investeringen in openbare diensten

    De cijfers van De Lijn voor 2016 waren rampzalig: 11 miljoen minder reizigers, minder afgelegde kilometers, duurdere tickets, meer dan de helft te laat…  En toch presteert Vlaams minister van mobiliteit Ben Weyts het om te stellen dat De Lijn op alle vlakken goed bezig is. Dit is dan ook tekenend voor het hele mobiliteitsbeleid van de Vlaamse en bij uitbreiding de federale regering.

    Artikel door een buschauffeur uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Zelfs hoofdredacteur Verhoeven van de Standaard is verontwaardigd en stelt in zijn edito (31/05): “Het persbericht dat De Lijn gisteren rondstuurde, las als het bericht van een bedrijf dat zijn financiële resultaat als zijn belangrijkste doel beschouwt.” Voor de huidige Vlaamse regering is het immers een stap vooruit als er minder wordt uitgegeven en is de afname van het aantal reizigers voor het zesde jaar op rij geen probleem, want de inkomsten zijn gestegen. Het doel is blijkbaar niet  om een oplossing te zijn voor de verkeersknoop en zoveel mogelijk reizigers te vervoeren. Het doel is om de kost voor de overheid zo laag mogelijk te houden en de zogenaamde kostendekkingsgraad te laten stijgen.

    Onder de noemer basisbereikbaarheid wordt het stads- en streekvervoer verder afgebouwd.  De ‘onrendabele’ lijnen en de belbussen moeten eruit. Wie op het platteland aangewezen is op het openbaar vervoer, zal het in het beste geval moeten stellen met één of andere variant van Uber of een busje bestuurd door een vrijwilliger zoals de buurtbussen in Nederland. Enkel wie bereid is om een eindje te fietsen of te stappen zal nog een bus naar grote (stads)kernen kunnen nemen.

    Wie rijk is in de wagen en wie arm is met de bus?

    Er wordt heel wat gepraat over het creëren van een “modal shift:” een verschuiving van het vervoer per auto naar fiets en openbaar vervoer. Eén van de zaken die hier regelmatig terugkomt, is het rekeningrijden of andere manieren om tol te heffen. Bij gebrek aan investeringen om het openbaar vervoer aantrekkelijker te maken, wordt het gebruik van een auto zwaarder belast om het gebruik ervan af te raden. Wie rijk is, hoeft zich geen zorgen te maken. Wie moeite heeft om rond te komen, heeft pech.

    De discussie over een “modal shift” moet in de eerste plaats over de nodige publieke middelen gaan. Om fiets en openbaar vervoer te stimuleren, zijn investeringen nodig. Maar de NMBS zit in het grootste besparingstraject ooit en ook De Lijn moet nog eens jaarlijks 21 miljoen euro besparen tegen 2019. De dienstverlening van het openbaar vervoer gaat stelselmatig achteruit zonder perspectief op beterschap.

    Noodplan: massaal investeringsplan in openbaar vervoer

    Vandaag zitten we stilaan in de situatie dat we een noodplan nodig hebben. Toen in Antwerpen gewerkt werd aan de zuidelijke Leien was er een “minder-hinder-plan” met investeringen in openbaar vervoer. Jammer genoeg werden die na de werken deels terug afgebouwd. Deze zomer werd er bij nieuwe werken aan de Leien beslist om in juni de frequentie van de trams al af te bouwen… Het concept van het “minder-hinder-plan” was interessant: er is vandaag ook zonder werken aan de wegen nood aan een massaal investeringsplan om de files en de leefbaarheid echt aan te pakken.

    De Lijn en de NMBS moeten terug omgevormd worden tot echte openbare diensten waar de dienstverlening centraal staat. Het is mogelijk om het openbaar vervoer drastisch goedkoper en zelfs gratis te maken: de financiering gebeurt ook nu al voor een groot deel via onze belastingen. Het openbaar vervoer kan uitgebreid worden met publieke stelsels van autodelen en deelfietsen. Steden en gemeenten, of openbare diensten, kunnen dit organiseren.

    Uiteraard zal dit niet alles oplossen, maar het zal alleszins een stap vooruit zijn. In het Antwerpse mobiliteitsplan (ja, het bestaat!) wordt gesproken over een ‘korte-afstand-stad’: alles wat een bewoner nodig heeft, moet in de nabijheid aanwezig zijn. Dat is een goed idee, maar het huidige beleid gaat in de omgekeerde richting. Diensten zoals kinderopvang, scholen, gezondheidszorg, dienstencentra, en als het kan ook werk, moeten in de buurt aanwezig zijn. Daarvoor moeten we breken met de neoliberale logica en opkomen voor een systeem dat vertrekt van de noden van de bevolking.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop