Your cart is currently empty!
Category: Op de werkvloer
-
Afbraakpolitiek bedreigt het spoor – enkel strijd kan dit stoppen!
Waarom de woede van het spoorpersoneel overkookt
Het zit er bovenarms op tussen het spoorpersoneel en de Arizona-regering. De aanvallen op het personeel zijn niet min. Alles ligt onder vuur. Langer werken voor minder pensioen is onverteerbaar, maar het gaat verder dan dat. Op een ogenblik dat de mobiliteitscrisis en het klimaat schreeuwen om meer en beter openbaar vervoer, komt Arizona met een afbraakbeleid. Protest daartegen voorstellen als ‘hinder voor de reizigers’, is op zijn zachtst gezegd hypocriet en misplaatst. Wij laten een stem aan het woord die de reguliere media zelden haalt, die van het spoorpersoneel. We spraken met een treinbegeleider.
Waarom is het spoorpersoneel zo kwaad?
“De pensioenen zijn het gevoeligste punt. De leeftijd voor het rijdend personeel wordt opgetrokken naar 67 jaar, waarbij er elk jaar een jaar bijkomt. Wie volgend jaar jonger is dan 55, zal veel langer moeten werken. Enkel wie dan al 55 is, maar pas enkele jaren later de vereiste dertig jaar rollende dienst bereikt, ontsnapt aan de verhoging van de pensioenleeftijd. Ook het niet-rijdend personeel moet langer blijven, maar daar is het verschil iets minder groot.”
Daarnaast wordt de berekening slechter. De tantièmes, die o.a. bepalen welk percentage van de refertewedde je zal krijgen als pensioen, worden voor iedereen 1/60. Hierdoor moet je dus 45 jaar werken om aan het maximum van 75% te komen, in plaats van momenteel 36 jaar voor rijdend personeel en 41,3 jaar voor sedentair personeel. Nu wordt het pensioenbedrag berekend op basis het gemiddelde van de laatste vier jaarweddes, dat wordt uitgebreid tot uiteindelijk de volledige loopbaan. Aan het begin van je loopbaan ligt het loon lager, het pensioenbedrag zal dus drastisch dalen. Langer werken voor minder pensioen, dat is onverteerbaar!”
“Een tegenargument luidt steevast dat anderen ook tot 67 moeten werken. Dat is inderdaad een probleem, zeker voor zware beroepen. Het probleem van verpleegkundigen die tot 67 moeten werken, is echter niet opgelost als wij langer werken. Er moet voor iedereen een daling van de pensioenleeftijd komen en er is voor alle zware beroepen een regeling nodig. We mogen ons daarrond niet laten verdelen.”
“De ongerustheid onder het personeel gaat ook over de lonen vandaag. Er is ongerustheid over de premies nu de verplichte zondagsrust en het verbod op nachtarbeid afgeschaft. Het schrappen van nachtpremies begint bij enkele sectoren, zoals de logistiek, maar we kunnen er gif op innemen dat het nadien wordt veralgemeend. Dat zien we vandaag met de vervroegde uittredingsmogelijkheden voor werkenden met een zwaar beroep. Zondagswerk kan eenzijdig ingevierd worden en de vergoeding staat onder druk. Wij werken vaak in het weekend en op onmogelijke uren in de nacht. De premies hiervoor zijn een belangrijk deel van onze verloning.”
“Dan is er nog onder meer de voorgestelde wijziging in het sociaal overleg. De twee derde meerderheid in de Nationale Paritaire Commissie ligt onder vuur, waardoor er bijvoorbeeld voor wijzigingen aan de rij- en rusttijden niet langer minstens één grote vakbond akkoord zou moeten gaan met de directie. Dat kan bijvoorbeeld de deur openen om aan de betaling van onderbrekingen tussen twee ritten te morrelen. Het uithollen van HR Rail, onze echte werkgever, kan ertoe leiden dat toekomstig personeel van de NMBS of Infrabel niet langer statutair is en dat niet langer iedereen dezelfde werkgever zal hebben.”
“En dan zijn er nog de besparingen natuurlijk: de regering wil 675 miljoen besparen op de NMBS, de operator. De N-VA wil de NMBS privatiseren of toch 49% ervan verkopen, wat eigenlijk hetzelfde is: het doel is om de NMBS nog meer als privaat bedrijf te beheren. Infrabel ligt niet in het vizier. De Britse ervaring leidde tot treinrampen en de infrastructuur wordt als strategisch gezien, wat met de huidige oorlogsretoriek niet onbelangrijk is.”
We zitten ondertussen aan meer dan 20 stakingsdagen, die allemaal goed opgevolgd worden. Er is voor het eerst een gemeenschappelijk front van grote en kleine vakbonden. Maar is er ook een echt actieplan?
“We hebben inderdaad al 20 stakingsdagen gehad dit jaar. Het begon met de betoging op 13 januari die veel woede toonde. De impact op het treinverkeer was groot: minder dan een kwart van de treinen reed. Op de betoging waren veel collega’s, zeker 500.”
“Hierna volgde de negendaagse staking van OVS en ASTB. Het ging om beurtstakingen volgens beroepscategorie. De impact verschilde van dag tot dag, maar op de dagen waarvoor de treinbegeleiders en –bestuurders werden opgeroepen werd er alleszins veel gestaakt. Het seinhuis van Namen ging twee dagen volledig plat, waardoor er in die regio niets kon rijden. De twee vakbonden boksten boven hun gewicht.”
“Met een negendaagse staking wordt de minimale dienstverlening zwaar onder druk gezet. Die dienstverlening is voorzien op 24-urenstakingen. Een langere staking waarbij verschillende beroepsgroepen afwisselend staken, zet de volledige keten onder druk. Als bijvoorbeeld het personeel dat de alternatieve dienstverlening moet opstellen staakt, wordt het opstellen van een dienstverlening voor de volgende twee dagen erg moeilijk. Het volledig scenario moet immers kloppen: het materieel moet ingepland worden, er moeten bestuurders en begeleiders zijn … Alles haakt op elkaar in. Deze tactiek is interessant omdat er met een minimum aan stakingsdagen per personeelslid een maximaal effect gedurende een groter aantal dagen is.”
“In de week voor 31 maart was er een stakingsoproep door Metisp, een erg kleine vakbond. Die oproep werd minder opgevolgd, maar toch waren er al bij al veel stakers. Het toont de woede onder het personeel. Het is trouwens opmerkelijk dat de meeste stakingsdagen zonder vergoeding gebeurden: ACOD en ACV betalen enkel voor dagen die zij erkenden, ASTB betaalt geen vergoeding, OVS kan maar een kleine vergoeding voor een beperkt aantal dagen uitbetalen. Als zoveel collega’s staken zonder stakersvergoeding, weet je dat het personeel echt kwaad is.”
“Het is positief dat er voor het eerst een front is gevormd van vijf vakbonden: OVS en ASTB enerzijds en de klassieke kleurenbonden ACOD, ACV en VSOA anderzijds. ASTB en OVS schorten hun geplande week staking in april op en schaarden zich net als VSOA achter het plan van ACOD en ACV om te staken op 31 maart (algemene staking) en vervolgens regionale stakingen te houden op 8, 15 en 22 april, gevolgd door een algemene staking op 29 april. De impact blijft erg groot, met soms minder dan de helft van de treinen die rijdt en daarnaast een grote deelname in bijvoorbeeld de werkplaatsen. Het gezamenlijk front is ongezien en belangrijk: het versterkt onze slagkracht en het is een uitdrukking van de roep naar een duidelijk actieplan dat door iedereen gedragen wordt.”
“Een deel van de collega’s wil er echt voor gaan en hard staken. Bij anderen begint het financieel door te wegen. Er zijn bovendien erg verschillende situaties onder collega’s naargelang ze al dan niet statutair zijn, rijdend of sedentair personeel zijn, hoe oud ze zijn of nog als ze enkel daguren werken. De propaganda van de regering die op volle toeren draait, leidt tot verwarring. Sommige collega’s zien geen antwoord op de stelling dat iedereen nu eenmaal moet besparen. Er komen antwoorden vanuit de vakbonden, maar op te kleine schaal. Personeelsvergaderingen blijven te beperkt en er zijn bredere informatiecampagnes nodig naar de reizigers en de publieke opinie.”
“Er is nog onduidelijkheid over wat er in mei en juni zal gebeuren. Sommigen pleiten ervoor om tot na de zomer te wachten. Dat zal de propaganda en de verwarring niet stoppen. Anderen pleiten voor losstaande acties, zoals nogmaals regionale stakingen. Een andere mogelijkheid is om de tactiek van OVS en ASTB verder uit te werken en bijvoorbeeld 5 tot 6 dagen te staken met een beurtrol per beroepsgroep.”
“Dat er nog acties zullen volgen, spreekt voor zich. Jambon wil enkel spreken over overgangsmaatregelen. Bevoegd minister Crucke wil wel praten, maar waarover? ACOD stelde alvast als voorwaarden dat HR Rail de enige werkgever blijft voor al het personeel en dat de statutaire aanwervingen behouden blijven.”
In de media wordt vooral gesproken over de ‘hinder’ voor reizigers. Is er een strategie om op die propaganda te antwoorden?
“Het offensief van de media is groter en breder, zowel kwantitatief als kwalitatief. Ze zijn voor niets verlegen in de kranten of aan de tafel van Gert. Er wordt bitter weinig op geantwoord. Over de mogelijkheid van pensioen op 55 jaar na 30 jaar rollende dienst, wordt niet gezegd dat het enkel over rijdend personeel gaat en wordt niets gezegd over de uren waarop we werken. Er wordt niet bij gezegd dat er amper collega’s zijn die aan de voorwaarden voldoen om op 55 te gaan. Het argument dat we allemaal ouder worden en dus langer moeten werken, is oneerlijk. Er zijn grote verschillen naargelang het werk je doet. Er is ook zoiets als gezonde levensjaren. Ik werk al enige jaren bij het spoor en was al op te veel begrafenissen van pas gepensioneerde collega’s die nog maar begin de 60 waren.”
“Het is belachelijk als de regering en de media beweren dat wij de reizigers gijzelen, terwijl de regering die bijna 700 miljoen wil besparen op de NMBS. Het fabeltje van de extra investeringen om meer reizigers aan te trekken, klinkt hol en is beperkt tot de lijnen tussen grote steden. Net als bij De Lijn is er het plan om vooral in te zetten op drukke verbindingen, terwijl elders bespaard wordt. Haltes met weinig reizigers worden geschrapt, alsof mensen op de buiten geen belastingen betalen en geen recht hebben op openbaar vervoer. Het verhaaltje dat er geen geld is voor betere dienstverlening is nonsens, kijk naar de cadeaus aan de werkgevers. De traditionele politici hebben de tekorten zelf gecreëerd.”
“Sommige media stellen dat we misbruik zouden maken van ons stakingsrecht. Je eigen arbeid terugtrekken, hoe kan je dat misbruiken? Er zijn pogingen om het stakingsrecht verder te beperken en richting opvorderingen van personeel te gaan. Minister Crucke wil juridisch onderzoeken of stakingsaanzeggingen kunnen geweigerd worden. In plaats van de redenen voor ons ongenoegen aan te pakken, willen ze ons protest beperken.”
“Als we voorgesteld worden als luie profiteurs, groeit de woede enkel maar. Die politici en commentatoren die het allemaal zo goed weten, moeten maar eens een maand meedraaien met onze onmogelijke werkuren en omgaan met agressieve reizigers. Maar we moeten er niet op rekenen dat zij tot inzichten komen, we zullen zelf een krachtsverhouding moeten opbouwen. Zowel onder de collega’s als onder de reizigers moeten we daar verder aan werken met een duidelijk en opbouwend actieplan.”
-
Na geslaagde stakingsdag verder bouwen aan beweging om Arizona weg te krijgen!
De stakingsdag van 31 maart was een succes. In de aanloop naar de staking groeide de steun ervoor ondanks de dagelijkse propaganda die ons protest voorstelt als zinloos, marginaal of louter als een hinder veroorzakende gebeurtenis. De regeringspartijen verdedigden hun beleid zoals ze dat ondertussen al decennia doen: met het argument dat anders de toekomstige generaties moeten betalen. Die plaat is al meerdere generaties grijs gedraaid zonder uitzicht op verandering. Het is een excuus om het echte argument niet te moeten gebruiken: de besparingsmaatregelen dienen om de winsten van de grote bedrijven veilig te stellen.
Het feit dat er gestaakt werd zorgde voor een tegengeluid. Na de grote betogingen in januari en februari in Brussel en de sterke betogingen op 8 maart, de internationale vrouwendag, zorgde de stakingsoproep voor een nieuw momentum. Zeker rond de pensioenen is er veel ongenoegen. De aanvallen op de landingsbanen, SWT (het vroegere brugpensioen) en de pensioenen komen hard aan. Het voelt bovendien als een gebrek aan respect voor ons harde werk, zeker met het opdrijven van de flexibiliteit en de werkdruk de afgelopen jaren. Vanuit de pensioenwoede is het mogelijk om ook alle andere kwesties te bespreken onder collega’s, vrienden en familie. Er is immers een verband: de klassenoorlog van de grote bazen en hun regering is gericht tegen de volledige werkende klasse in al haar diversiteit.
Peilingen gaven aan dat een meerderheid van de Walen en Brusselaars achter de staking stond. In Vlaanderen is die steun nog beperkter: ongeveer 3 op 10. Conner Rousseau van Vooruit mag dan beweren dat de staking de steun aan de vakbonden uitholt, het tegendeel is waar. De leugen dat er geen draagvlak voor syndicaal protest is, wordt doorprikt door de peilingen. In Vlaanderen zijn er meer mensen die de staking steunden dan dat er voor N-VA gestemd hebben. Als nu reeds een derde van de Vlamingen en een meerderheid van de Walen en Brusselaars achter de stakingen staat terwijl er amper brede informatiecampagnes gevoerd zijn, is dat vooral een indicatie van een heel groot potentieel.
Naarmate de gevolgen van de plannen concreter worden, groeit de steun voor onze acties verder. Uiteraard hebben we daar zelf een rol in te spelen. Een informatiecampagne met toegankelijke krantjes en digitale varianten om uit te leggen wat er op ons afkomt en welk protest we daar tegenover zetten, zou de mogelijkheid bieden om op elke werkplaats maar ook in de wijken, onder jongeren, op de markten … in gesprek te gaan en een zo sterk mogelijke krachtsverhouding opbouwen. Het bewust maken van wat nog onbewust is en het activeren in strijd van wie nog passief toekijkt, zijn grote uitdagingen. Die kunnen we het best aangaan met een duidelijk actieplan en een stevig programma van eisen die zich niet beperken tot het verwerpen van de besparingen, maar die vertrekken van wat de werkende klasse nodig heeft.
De afgelopen weken is het argument dat er nu eenmaal geen middelen zijn doorprikt. Het rechtse beleid en de sterke positie van extreemrechts wereldwijd leiden tot een nadruk op militarisering en de roep om miljarden aan publieke middelen in defensie te investeren. De snelheid en het gemak waarmee voor oorlogsvoering miljarden gevonden worden, maakt duidelijk dat onze pensioenen, lonen en openbare diensten voor hen geen prioriteit zijn. Anders zouden daar ook al lang miljarden voor gevonden zijn. Bovendien wordt de militarisering nu gebruikt als extra argument om de besparingen op onze sociale bescherming als onvermijdelijk voor te stellen!
Er zijn wel degelijk middelen. De sterke toename van de cadeaus aan de grote bedrijven zijn er een uitdrukking van, net als de winstmarges die hoog blijven. Als die vandaag onder druk staan, komt dat niet door onze pensioenen of lonen. Het komt niet omdat LGBTQIA+ personen opkomen voor hun rechten. De instabiliteit van de wereldeconomie is het resultaat van de winsthonger van de grote bedrijven en het (extreem)rechtse beleid van de politieke vertegenwoordigers van die zoektocht naar winstmaximalisatie.
Na de staking van 31 maart is er een vervolg nodig, een echt actieplan. De vakbondsleidingen waarschuwen dat we het scenario van 2014 niet mogen herhalen, met de stelling dat de acties elkaar toen te snel opvolgden. Ze gaan voorbij aan het feit dat er door de opbouw van acties een sterke krachtsverhouding werd opgebouwd, maar dat het momentum verloren ging omdat er geen vervolg kwam. Een actieplan vandaag moet rekening houden met verschillende factoren: sommige sectoren worden zo hard geraakt dat de actiebereidheid erg groot is terwijl andere hebben meer tijd en informatie nodig, er zijn ook regionale verschillen. Dat mag echter geen excuus zijn om alles op de lange baan te schuiven.
In eerder materiaal deden we volgende voorstellen:
- Wie weet wat de Arizona-maatregelen concreet betekenen, is kwaad. Dat kunnen we stimuleren met informatiekrantjes, zoals de toegankelijke pensioenkranten in gemeenschappelijk vakbondsfront in 2014 en 2018. Uiteraard zijn daar ook digitale varianten van nodig.
- Met infosessies op elke werkplaats is het mogelijk om collega’s te bereiken en de geplande maatregelen te vertalen naar die werkvloer.
- Militantenbijeenkomsten per sector en per regio kunnen de temperatuur meten, eisen verfijnen en volgende stappen in het actieplan voorbereiden.
- Betogingen en stakingsdagen per sector of regio kunnen aangegrepen worden om gerichte campagnes op die sector of regio te voeren.
- Nationale algemene stakingsacties zijn noodzakelijk, als er niet geluisterd wordt na een eerste 24-urenstaking moet opgebouwd worden naar een sterkere staking die bijvoorbeeld 48 uur kan duren. Tussentijdse acties (zoals acties per sector of regio) kunnen daarnaar opbouwen.
- Personeelsvergaderingen en een blijvende betrokkenheid zijn nodig. Daarmee kunnen we onze beweging organiseren en antwoorden op de leugenachtige propaganda van het establishment die een versnelling hoger schakelt.
- Onze zelforganisatie wordt cruciaal. Initiatieven die activisten bijeenbrengen, zoals Commune Colère, versterken dit.
- Doorheen deze zelforganisatie moeten we het ook durven hebben over welke maatschappij we willen en hoe we een alternatief kunnen afdwingen.
Het coördineren van de acties zal eveneens belangrijk zijn. Nu zijn er acties gepland bij onder meer het spoor, de zorg en het Franstalig onderwijs. Daarnaast is er het plan om op 29 april regionale betogingen te organiseren, gevolgd door een nationaal evenement in juni (mogelijk een concert naar het voorstel van Bert Engelaar) en mogelijk een nieuwe grote betoging na de zomer. Wat ontbreekt, zijn het element van een informatiecampagne en data voor nieuwe algemene stakingen. Een plan over meerdere maanden biedt de kans om alle actiemomenten en ook nieuwe algemene stakingen nu reeds bijeen te brengen en te integreren in de informatiecampagne. Als we bijvoorbeeld een toegankelijke informatiekrant op 1 miljoen exemplaren verspreid krijgen in de loop van de maand april om te mobiliseren naar 29 april en een algemene staking in de weken hierna, kunnen we het momentum van 31 maart verder opbouwen.
Twijfel over onze acties is niet nodig: alle acties die we dit jaar al ondernamen, waren een succes en vaak groter en sterker dan op voorhand verwacht. In januari waren er de nationale betoging met grote deelname van het Nederlandstalig onderwijspersoneel en de grote Franstalige onderwijsbetoging en -staking, in februari was er de massale betoging van 13 februari en in maart de mobilisatie op 8 maart en de algemene staking. Er is een dynamiek, maar deze mag gerust beter georganiseerd en gecoördineerd worden! Daarnaast is elke stap richting een sterkere zelforganisatie van onderuit positief. In Brussel en Wallonië is er bijvoorbeeld een dynamiek rond ‘Commune Colère’.
Bovendien gaat het rechtse offensief van goedpraten en stimuleren van onderdrukking en discriminatie zo ver dat dit onvermijdelijk tot regelmatige uitbarstingen van protest leidt. De jongerenacties naar aanleiding van de uitspraak van een Leuvense rechter in een verkrachtsingszaak is daar een nieuw voorbeeld van. De woede over klassenjustitie met verwijzing naar de talenten van de dader om geen straf uit te spreken, leidde net zoals rond Reuzegom en het proces Sanda Dia tot grote acties. Ons protest tegen Arizona en alles waar het voor staat, is sterker als we de volledige reactionaire agenda bestrijden en protest met elkaar verbinden.
Ons protest niet opbouwen is geen optie. Rechts staat al klaar met volgende aanvallen, onder meer rond de lonen (index en loonnormwet liggen eind 2026 opnieuw op tafel) en met nieuwe aanvallen op de meest kwetsbaren (zoals vluchtelingen, werklozen, zieken …). We moeten strijden om te kunnen winnen, om het rechtse offensief te stoppen en om een eigen alternatief vanuit de noden van de werkende klasse te populariseren en hiervoor een krachtsverhouding op te bouwen.
-
Franstalig onderwijs komt in opstand
Sinds september is er een groeiende beweging in het Franstalige onderwijs. Op 27 januari waren we met 35.000 betogers in Brussel. Veel leerkrachten en andere personeelsleden uit het onderwijs namen deel aan de staking en betoging tegen Arizona op 13 februari. Daarmee toonden ze dat de beweging verder aan het groeien is. De aanvallen van Arizona op alle openbare diensten en op de pensioenen doen de woede verder aanzwellen. Scholieren trokken mee de straat op. ‘Dit soort maatschappij willen we niet’, riepen ze.
door Elise, lerares in Soignies, uit maandblad De Linkse Socialist
Een ongeziene beweging die doet denken aan 1996
Dit is de grootste protestbeweging van het Franstalig onderwijs in meer dan 20 jaar. De beweging die sinds september aan de gang is, mobiliseert een hele nieuwe laag. Velen nemen voor het eerst deel aan een staking. Tijdens de staking 7 november waren er aan bijna alle scholen stakersposten, ondanks de zeer late reactie van de vakbondsleidingen (vergeet niet dat de nieuwe Franstalige regering van MR en Les Engagés de aanvallen al in juni aankondigde…).
De 48-urenstaking op 27 en 28 januari was een riskante gok, omdat het altijd moeilijker is om gedurende twee dagen te mobiliseren. Toch kwamen er maar liefst 35.000 leerkrachten naar Brussel om te betogen. Het protest trok ook personeelsleden mee die doorgaans minder betrokken zijn, zoals die van muziekacademies en kunstscholen. Scholieren uit het beroeps- en technisch onderwijs, die rechtstreeks worden aangevallen en vaak uit minder welgestelde gezinnen komen, trokken mee de straat op. Er waren spontane betogingen aan de scholen en er waren zelfs scholieren die met hun leerkrachten naar de acties van 27 en 28 januari trokken.
Het gaat om veel meer dan leerkrachten die voor hun arbeidsomstandigheden vechten, het is een maatschappelijke beweging die zich zorgen maakt over de toekomst van onze leerlingen. Vergelijkingen met de strijd van de jaren ‘90 doemen onmiddellijk op als je de omvang van de mobilisatie en de betrokkenheid van leerlingen bij de strijd ziet. Maar het spook van 1996 is ook een last: oudere of voormalige leerkrachten denken met teleurstelling terug aan het feit dat ze loon verloren zonder gehoord te worden, omdat de vakbondsleidingen de beweging stopten zonder dat de besparingen waren ingetrokken. Leerkrachten die ook alleenstaande moeders zijn, vragen zich af of ze in staat zullen zijn om meerdere stakingsdagen en het daarmee gepaard gaande inkomensverlies vol te houden.
Tot nu toe hebben de acties geen directe resultaten opgeleverd. Integendeel, de pensioenen van de ambtenaren liggen nu onder vuur, het brugpensioen in het onderwijs wordt ondermijnd en minister Glatigny lijkt te willen terugkomen op de gemeenschappelijke sokkel in de opleiding, een maatregel die meer sociale gelijkheid moest brengen.
Mobilisatie van onderaf om de uitdagingen van de beweging aan te gaan
Om ontmoediging te voorkomen, is het essentieel om een duidelijker perspectief te hebben op de volgende fase van het actieplan. Er werd door de vakbondsleidingen gesproken over acties in april, zonder te specificeren wat die zullen zijn. Het organiseren van regelmatige personeelsvergaderingen in de scholen door de syndicale delegaties zou een goede manier kunnen zijn om de onduidelijkheid over de verdere stappen van de beweging te verminderen. We kunnen samen praten over de actieplannen die op tafel liggen, maar ook over actuele gebeurtenissen en de echte noden in elke school, zodat we van onderaf eisen kunnen opbouwen die alle personeelsleden en leerlingen aanspreken. Alleen door druk uit te oefenen op de vakbondsleidingen en door collega’s te laten zien dat wij de toon kunnen zetten in mobilisaties, kunnen we het enthousiasme vasthouden.
Een andere uitdaging voor de beweging is om bruggen te slaan naar de mobilisaties van scholieren die spontaan protesteerden om hun toekomst te verdedigen. Er zijn een aantal zeer reële obstakels voor solidariteit: leerkrachten hebben een plicht tot “neutraliteit” die averechts kan werken als ze scholieren willen mobiliseren, en leerkrachten moeten soms stakende scholieren straffen als de directie het protest niet steunt. Jongerenafdelingen van de vakbonden die ondersteuning bieden bij scholierenacties kunnen een centrale rol spelen om de obstakels te verkleinen.
De strijd voor extra middelen voor onderwijs en openbare diensten verbreden
De Franstalige regering van MR en Les Engagés is niet bereid om te onderhandelen of om de besparingsmaatregelen terug te draaien. Net als de federale regering zoekt ze de confrontatie op. De aanvallen op het onderwijs staan niet op zichzelf. Ze maken deel uit van een golf van besparingsmaatregelen in de openbare diensten, wat de hele arbeidersklasse treft. We kunnen dit ook in ons voordeel gebruiken en ons niet beperken tot een sectorale strijd, maar eenheid vormen met al wie strijdt tegen de Arizona-regering. De betoging op 13 februari was een goede eerste stap om genoeg kracht op te bouwen om deze rechtse regeringen op de knieën te krijgen.
Waar strijden we vandaag voor? Is het alleen maar een defensieve strijd tegen de aanvallen op het onderwijs en op onze pensioenen? Of willen we iets anders voor onze leerlingen: klassen op mensenmaat, gerenoveerde lokalen, beschikbaar (en dus voldoende en niet overbelast) personeel? We vechten niet om enkele maatregelen bij te schaven, of om elders te besparen in plaats van op onderwijs. Er is een schreeuwende nood in alle sectoren, en het geld is er in de samenleving. Door duidelijk te maken waar we voor vechten en de noden van ons onderwijssysteem op deze manier in de verf te zetten, kunnen we ook de solidariteit van scholieren, ouders en uiteindelijk alle geledingen van de maatschappij verzekeren!
-
Staking bij De Lijn: “De huidige dienstverlening is een schande”
Na jaren van tekorten werkt niets nog naar behoren bij De Lijn. De malaise is algemeen. Het personeel staakt op 12 maart. Sommige reizigers voelen zich bij een staking nog meer in de steek gelaten, maar beseffen meestal ook wel dat de chauffeurs gelijk hebben als ze protesteren. De schandalige afbouw van dienstverlening is immers niet de schuld van de chauffeurs, maar van een beleid dat al jarenlang te weinig investeert.
Vanaf 1 juli nog minder aanbod
De concrete aanleiding voor de staking is de invoering van de basisbereikbaarheid. Vanaf 1 juli volgt een vermindering van het aanbod en een verdere verpachting van ritten. De Lijn werkt voor heel wat ritten met externe bedrijven, pachters. Daar gelden andere arbeids- en loonvoorwaarden. Het gaat om private bedrijven, wat betekent dat een deel van de dienstverlening niet langer in publieke handen is.
De invoering van de basisbereikbaarheid komt neer op een aanpassing van het hele net. De focus ligt daarbij op vraaggestuurd openbaar vervoer, waarbij vooral ingezet wordt op de meest rendabele gebieden en lijnen. Drukke lijnen krijgen daarbij meer dienstverlening ten koste van lijnen waar minder gebruik van wordt gemaakt. Hierdoor dreigen meer afgelegen gebieden ‘vervoersarm’ te worden.
De hele hervorming moest immers budgetneutraal gebeuren. Met het tekort aan chauffeurs en aan materieel, zoals bussen waarmee effectief kan gereden worden (geen overbodige luxe in deze sector), zijn er sowieso meer middelen nodig. Zelfs het Rekenhof stelde in zijn conclusie van 28 maart 2024 dat “het beschikbare budget niet strookt met de intentie de openbaarvervoervraag te laten toenemen in het kader van de modal shift”. De directie van De Lijn kan niet zeggen dat ze niet op de hoogte is van de noden, vorig jaar stelde ze zelf dat er 370 miljoen euro extra nodig is om de taken naar behoren uit te voeren.
Om de hervorming tegen begin januari rond te krijgen werden er last-minute in het wilde weg ritten geschrapt. Dat leidde tot heel wat spontane stakingen. Nu volgt een structurele vermindering van het aanbod en een verdere verpachting. Ongeveer 2% van het aanbod wordt geschrapt.
Aanvallen op personeel
De vermindering van het aanbod zal sommige regio’s harder treffen dan andere. In de hardst getroffen regio’s zijn de gevolgen voor zowel reizigers als personeel rampzalig. Voor de reizigers betekent het minder dienstverlening. Voor het personeel een aanpassing van de dienstroosters waarbij nog meer flexibiliteit wordt geëist. Meer gesplitste diensten (bijvoorbeeld ’s ochtends vier uur rijden, nadien een onderbreking van enkele uren en dan nog de avondspits) en ook minder vaste uurroosters, maken de job minder aantrekkelijk. Met de huidige omstandigheden zijn de chauffeurs al bijzonder flexibel, hoeveel meer willen ze eigenlijk van ons?
Voor veel collega’s is de staking van 12 maart een protest tegen de algemene malaise. Er is een tekort aan alles. Terwijl de chauffeurs er alles aan doen om toch wat dienstverlening aan te bieden, zijn ze bovendien ook nog eens het eerste aanspreekpunt voor ontevreden reizigers. Die ontevredenheid is het gevolg van dezelfde malaise waartegen de chauffeurs protesteren.
De aankondiging van de minister om zo snel mogelijk flexijobs in te voeren en samen te werken met private veiligheidsdiensten in plaats van de eigen controleurs, doet nog een schep bovenop de woede van het personeel. Voor dit jaar wordt geschat dat er een tekort zal zijn dat kan oplopen tot 50 miljoen euro. Er zal binnen alle afdelingen en ook bij de bedienden geschrapt en bespaard worden.
Meer betalen voor minder dienstverlening
Reizigers denken misschien dat er verbetering op komst is nu de nieuwe regering heeft aangekondigd dat er vanaf 2026 jaarlijks 50 miljoen en vanaf 2027 zelfs 70 miljoen euro bijkomt. Het gaat om broodnodige middelen, die niet volstaan om degelijke dienstverlening aan te bieden.
Wat de Arizona-regering er in de aankondigingen niet bij vertelde, was waar dat geld vandaan zal komen. Op de ondernemingsraad van De Lijn werd verteld dat er in feite een verlaging van de dotatie is. Anders gezegd: De Lijn moet dit geld grotendeels zelf ophalen onder de reizigers… Het gaat om onrealistisch hoge bedragen en eigenlijk om een verkapte besparing.
Op 1 april dit jaar gaat een eerste prijsverhoging van start. De tarieven stijgen met gemiddeld 18%. Een enkel ticket zal 3 euro kosten in plaats van 2,5, een tienrittenkaart zal 21 euro kosten in plaats van 17. De directie stelt dat dit “nog steeds voordelig geprijsd is”. Dat is een voorbereiding op nog meer prijsstijgingen.
Het huidige beleid kan voor de reizigers als volgt samengevat worden: meer betalen voor minder dienstverlening.
Strijd organiseren, nood aan programma en plan
Na jaren van verslechtering wil de regering op hetzelfde pad verdergaan. De Lijn dreigt het met minder middelen te moeten doen, alleszins komt er geen investering aangepast aan de noden inzake mobiliteit en milieu.
Het ongenoegen is groot en leidde al tot heel veel acties. Toch is er weinig idee over hoe we onze strijd zo efficiënt mogelijk kunnen voeren. Het volstaat niet om telkens te reageren op wat verkeerd loopt, we hebben nood aan een eigen programma van beter openbaar vervoer. Met een duidelijk standpunt tegen de verhoging van de tarieven kunnen we reizigers betrekken en mobiliseren.
Rond een programma voor beter openbaar vervoer in het belang van zowel het personeel als de reizigers is het mogelijk om een campagne op te zetten die opbouwt naar acties, van petities over betogingen tot staking
Brief van het gemeenschappelijk vakbondsfront aan de minister van Mobiliteit bij haar bezoek aan de stelplaats in Mortsel (25 februari)
Vandaag bezoekt u onze stelplaats—een moderne locatie, maar met een pijnlijk tekort aan rijvaardige bussen. Vandaag zal dat tekort misschien minder opvallen, omdat er tijdelijk extra bussen uit andere regio’s zijn overgebracht. Maar de realiteit blijft: er zijn te weinig bussen en de dienstverlening kreunt onder jarenlange besparingen.
In het Vlaams Parlement beweert u dat het “riedeltje” dat De Lijn kapot bespaard werd niet klopt. Wij denken daar anders over. En wij niet alleen. Uw partijgenoot Marc Descheemaecker, voormalig voorzitter van De Lijn, zegt in zijn boek Dood spoor letterlijk dat De Lijn kapot bespaard is. In Het Nieuwsblad (21/02/2021) verklaarde hij al dat er in tien jaar tijd 20% van de werkingsmiddelen verdwenen zijn. Dit zijn geen loze kreten van vakbonden, maar de feiten, bevestigd door iemand uit uw eigen partij.
Maar het probleem stopt niet bij besparingen alleen. Terwijl cruciale middelen verdwijnen, stijgen andere kosten. Miljoenen gaan naar externe consultants en bij techniek betalen we nu de prijs van eerdere reorganisaties. De beschikbaarheidsvergoedingen voor PPS-projecten, zoals stelplaatsen en infrastructuur, slorpten vorig jaar 46 miljoen euro op en zullen de komende jaren nog stijgen. PPS is op lange termijn een peperdure constructie die de werkingsmiddelen onder druk zet —ook dat bevestigt uw partijgenoot Descheemaecker.
En wat stelt u daar tegenover? 400 miljoen euro voor nieuwe bussen en trams. Dat klinkt goed, maar het is onvoldoende om de vergroening door te voeren. Daarnaast kondigt u een “groeipad” aan van 125 miljoen extra werkingsmiddelen, verspreid over vier jaar. Maar in de begroting zien we iets anders: vanaf 2026 worden de inkomsten uit openbaar vervoer met 50 miljoen verhoogd, vanaf 2027 zelfs met 70 miljoen per jaar. Op onze ondernemingsraad kregen we te horen dat dit in feite een verlaging van de dotatie betekent. Met andere woorden: De Lijn moet deze middelen grotendeels zelf ophalen bij de reizigers. Niet alleen zijn de bedragen onrealistisch hoog, dit is eigenlijk een verkapte besparing.
Wij eisen:
- Dringend extra middelen en een serieus investeringsplan. Zonder structurele financiering blijft openbaar vervoer een lege belofte.
- Respect voor het personeel. Degelijke arbeidsomstandigheden en sociaal overleg moeten een evidentie zijn.
- Stopzetting van de privatisering. Openbaar vervoer is een basisrecht, geen verdienmodel.
De huidige dienstverlening is een schande. En straks moeten reizigers hier nog heel wat extra voor betalen. Het schaamrood komt ons op de wangen.
Wij zullen niet rusten tot er een sterk, degelijk openbaar vervoer staat, met respect voor zowel reizigers als personeel.
-
Actieplan nodig om Arizona te doen vallen!
Bij de spoorwegen gaat het er heftig aan toe. Het moet gezegd worden dat de pensioenhervorming voor ons een echte ramp is: met een berekening op basis van de hele loopbaan en de afschaffing van de voorkeursregeling zou het bedrag van onze pensioenen met meer dan 20% worden verlaagd. Voor treinpersoneel (machinisten en conducteurs) zou het einde van de mogelijkheid van vervroegd pensioen voor sommigen betekenen dat ze 12 jaar langer moeten werken! En dan hebben we het nog niet eens over de bedreigingen voor ons statuut, ons ziekenfonds en de toekomst van iedereen die deel uitmaakt van de spoorwegen. Arizona is ook een directe aanval op passagiers, met plannen om bepaalde haltes te schrappen.
door een treinbegeleider
Twee kleine onafhankelijke vakbonden, OVS en ASTB, organiseerden met succes een 9-daagse staking tussen eind februari en begin maart. Ze waren er sneller bij dan het front van de traditionele vakbonden ACOD en ACV, die later hun eigen plan aankondigden. Dit bestond uit een paar stakingsdagen per maand tot juli, inclusief data voor intersectorale en interprofessionele acties. Tegen hun achterban, die een nog harder actieplan eiste, antwoordden de leiders van de traditionele vakbonden: “We zitten in een marathon, niet in een sprint!”
De angst om “te vroeg, te snel, te hard” te staken is legitiem. De regering zou kunnen gokken op een snel verlies van momentum in de sectoren die het meest in de voorste gelederen van de protesten staan, om vervolgens van het begin van de zomer te profiteren om haar ergste hervormingen door te drukken. Het is dus waar dat we een duurzaam plan nodig hebben. Maar dit mag niet gebruikt worden als excuus om de strijd te vertragen of ons te beperken tot het oproepen tot “overleg”. Zelfs als de helft van de maatregelen geschrapt wordt, blijft het Arizona-plan onverteerbaar. Er valt dus niets te onderhandelen!
Solidariteit opbouwen
We zijn vastberaden, maar laten we eerlijk zijn: dat is deze regering ook. De Wever en zijn werkgeversvrienden zijn bereid om een paar dagen staking uit te zitten als dat voor hen op de lange termijn meer winst betekent. Een hard, goed doordacht actieplan zal dus essentieel zijn om hen te doen buigen. Het is niet alleen een kwestie van het aantal stakingsdagen opvoeren, maar ook van een solidariteitsbeweging opbouwen met iedereen die Arizona in gevaar brengt.
We weten allemaal waar rechts mee bezig is: doen alsof de acties gevoerd worden door slechts een “kleine minderheid”, die dan nog zijn “privileges” verdedigt. Werknemers worden tegen elkaar opgezet. De nieuwe minister van Mobiliteit, Jean-Luc Crucke, betreurt het dat bij de spoorwegen “twee kleine vakbonden die 5% van het personeel vertegenwoordigen beslissen om alles te blokkeren”. Maar meneer de minister, als alleen de vakbondsverantwoordelijken zouden staken, zou 99% van de treinen rijden… Als de spoorwegen geblokkeerd zijn, komt dat omdat duizenden spoorwegarbeiders besloten hebben om deel te nemen aan de actie, het is zeker niet beperkt tot 5%!
Solidariteit is ons beste wapen tegen verdeeldheid. Solidariteit op onze werkplekken, solidariteit tussen sectoren, solidariteit met alle lagen van de bevolking die zullen lijden als Arizona zijn plannen kan uitvoeren.
Een echt actieplan
Personeelsbijeenkomsten op de werkvloer zijn essentieel om al onze collega’s te informeren over wat er op het spel staat en om de acties democratisch te bespreken. Deze regering valt onze arbeidsomstandigheden, onze sociale zekerheid, onze pensioenen en onze openbare diensten aan. Maar ze gaat ook degenen die al in de put zaten er nog wat dieper in duwen: alleenstaande ouders, sociale uitkeringstrekkers, minderheden en migranten. De best georganiseerde werknemers zouden solidariteitsacties kunnen opzetten met andere sectoren in de strijd. Bijvoorbeeld door solidariteitsboodschappen te publiceren op sociale netwerken, bezoeken te organiseren aan stakersposten van anderen of door gezamenlijke bijeenkomsten te houden.
De algemene staking op 31 maart zou op ieders agenda moeten staan. Die actiedag kan een echte krachtmeting worden. Door de hele economie van het land tot stilstand te brengen, door hun winsten aan te vallen, zullen we de enige taal spreken die de machtigen begrijpen. Daarnaast moeten andere acties worden georganiseerd: een staking van de openbare diensten, roterende stakingen, massale deelname aan de internationale vrouwendag op 8 maart, enz. zijn nuttig om de mobilisatie op te bouwen.
We moeten ook plannen maken voor de periode na 31 maart. We willen niet dezelfde fouten maken als in 2014, toen de vakbondsleiders na een buitengewone mobilisatie geleidelijk de actie lieten varen. Door geduldig een actieplan op te bouwen dat crescendo aangroeit, door zo breed mogelijk te mobiliseren, kunnen we winnen.
Informeren en organiseren!
Het informeren en organiseren van collega’s, vrienden en buren is essentieel. De rechtse politici, allerhande ‘experten’ en de traditionele media overspoelen ons dagelijks met leugens en propaganda. Daarop antwoorden we best zo collectief mogelijk. Enkele voorstellen.
- Wie weet wat de Arizona-maatregelen concreet betekenen, is kwaad. Dat kunnen we stimuleren met informatiekrantjes, zoals de toegankelijke pensioenkranten in gemeenschappelijk vakbondsfront in 2014 en 2018. Uiteraard zijn daar ook digitale varianten van nodig.
- Met infosessies op elke werkplaats is het mogelijk om collega’s te bereiken en de geplande maatregelen te vertalen naar die werkvloer.
- Militantenbijeenkomsten per sector en per regio kunnen de temperatuur meten, eisen verfijnen en volgende stappen in het actieplan voorbereiden.
- Betogingen en stakingsdagen per sector of regio kunnen aangegrepen worden om gerichte campagnes op die sector of regio te voeren.
- Nationale algemene stakingsacties zijn noodzakelijk, als er niet geluisterd wordt na een eerste 24-urenstaking moet opgebouwd worden naar een sterkere staking die bijvoorbeeld 48 uur kan duren. Tussentijdse acties (zoals acties per sector of regio) kunnen daarnaar opbouwen.
- Personeelsvergaderingen en een blijvende betrokkenheid zijn nodig. Daarmee kunnen we onze beweging organiseren en antwoorden op de leugenachtige propaganda van het establishment die een versnelling hoger schakelt.
- Onze zelforganisatie wordt cruciaal. Initiatieven die activisten bijeenbrengen, zoals Commune Colère, versterken dit.
- Doorheen deze zelforganisatie moeten we het ook durven hebben over welke maatschappij we willen en hoe we een alternatief kunnen afdwingen.
Een voorbereide beweging is er twee waard…
Zwakheid zet aan tot agressie. Elke beweging hoedt zich dan ook best voor mogelijke zwakheden in het protest. Drie belangrijke kwesties.
1/ Bewaren van onze eenheid. Alle mogelijke vormen van verdeeldheid worden gepropageerd. Ambtenaren zouden geprivilegieerd zijn omdat sommigen van hen een pensioen hebben waarmee je een woonzorgcentrum kan betalen. Dat is geen privilege, maar zou een recht voor iedereen moeten zijn. Communautaire tegenstellingen worden terug opgerakeld. Racisme staat altijd hoog op de rechtse agenda. Ook de hele anti-woke campagne is gericht op het zaaien van verdeeldheid. Het zijn geen trans personen die onze pensioenen aanvallen, dat gebeurt door de rijke mannenclub waar Arizona voor staat.
2/ Een strategie om te winnen. Een losse opeenvolging van acties is geen plan. De kracht van een actieplan zit in het opbouwende karakter: elke actie bouwt op naar een volgende. De waarschuwing dat we een marathon zullen moeten lopen en geen sprint, mag geen excuus zijn om ondertussen vooral ter plaatse te blijven trappelen waardoor de woede tot frustratie en verbittering leidt in plaats van stevige strijd. Ook voor een marathon is er veel en regelmatige training nodig, anders halen we het niet. Het mag ook geen excuus zijn om onduidelijkheid te laten over onze doelstelling: de val van Arizona. Niet in 2029, maar liefst zo snel mogelijk! Wachten op verkiezingen leverde ons nooit iets op, het is door onze eigen acties dat we zaken afdwingen.
3/ Duidelijkheid over wat we willen. In 2014 groeide de steun voor een vermogensbelasting op de superrijken, maar werd die eis meer en meer vertaald naar een ‘taxshift’. We kregen een taxshift, maar die was niet in ons belang. Duidelijke eisen versterken de beweging en verkleinen de ruimte om ons in de zak te zetten. We komen op voor een echte vermogensbelasting, massale investeringen in publieke diensten, collectieve arbeidsduurvermindering, pensioen op 60, behoud van SWT … We koppelen dat aan de noodzaak van een samenleving waarin de meerderheid van de bevolking echt beslist, ook over wat en hoe er geproduceerd wordt, zodat dit gericht wordt op de noden.
-
ACV Voeding en Diensten: “aanpassing nachtarbeid betekent tot 434 bruto minder per maand”
Persbericht van ACV Voeding en Diensten
De Arizona-regering wil nachtarbeid vergemakkelijken in de sector van de distributie en aanverwante sectoren. Daarom wil ze enkel de uren die gepresteerd worden tussen middernacht en 6 u ‘s ochtends nog beschouwen als nachtarbeid, in plaats van de uren tussen 20 u en 6 u ‘s ochtends zoals nu het geval is. Het belangrijkste element in deze wijziging zijn de premies voor nachtarbeid, die dan niet langer betaald moeten worden voor de vier uren voor middernacht. De wijziging zou in principe de bestaande werknemers sparen en enkel van toepassing zijn voor nieuwe werknemers. De juridische invulling van dit akkoord blijft nog enigszins onduidelijk, maar er is wel degelijk een risico op verlies van koopkracht.
ACV Voeding en Diensten berekende de bedragen die nachtwerknemers mislopen als de uren voor middernacht niet meer meetellen. Momenteel bedraagt het minimumloon voor een nachtwerknemer in een opslagplaats van de voedingshandel gemiddeld 2.900 euro/maand, en daar bovenop 913 euro aan premies voor nachtarbeid (bij een uurrooster van 22 u – 6 u ‘s ochtends). Als de uren voor middernacht voor deze werknemer niet meer worden meegeteld, dan verliest hij twee uur aan premies voor nachtarbeid voor elke gewerkte nacht. Daardoor daalt de premie van 913 euro naar 685 euro per maand, dat is een verlies van 228 euro per maand.
Logistiek arbeider aan het minimumloon Logistiek arbeider met een hoger loon Maandloon 2025 € 2.900 € 3.797 Huidige nachtpremie (30%/40% voor de uren tussen 22 u en 6 u) € 913 € 1.519 Verminderde nachtpremie (30%/40% voor de uren tussen 24 u en 6 u) € 685 € 1.085 Verlies door het systeem Arizona € 228 € 434 Berekening voor een arbeider in PC 119, 12 jaar anciënniteit, categorie 4, onderneming +50 werknemers, opslagplaats vers
Dit voorbeeld is gebaseerd op een werknemer met een minimumloon, maar de meesten hebben een hoger loon. Zo verdient een nachtwerknemer bij een welbekend merk 1.519 euro per maand aan premies voor nachtarbeid. Als de uren voor middernacht niet worden meegeteld, bedragen de premies voor nachtarbeid nog slechts 1.085 euro, dat is een verlies van 434 euro per maand. Voor een nieuwe nachtwerknemer in de voedingshandel kan het verlies dus oplopen tot 434 euro per maand, dat is ongeveer 5.600 euro per jaar.
Luc Debast, nationaal woordvoerder voor de voedingshandel van ACV Voeding en Diensten: “De premies voor nachtarbeid vormen een compensatie voor het feit dat nachtwerk zeer moeilijk is. Het ontwricht het gezinsleven en zorgt voor gezondheidsproblemen. Studies tonen zelfs aan dat mensen die ’s nachts werken vaker kanker ontwikkelen. De Arizona-regering zegt dat ze diegenen die werken beter wil verlonen. Maar door het beperken van de premies voor nachtarbeid gaat ze deze werknemers, die een van de zwaarste beroepen uitoefenen, net minder belonen. Bovendien wil ze de wet die bruto loonsverhogingen verbiedt al minstens tot in 2027 verlengen. Er is een groot verschil tussen de woorden en de daden. Wij vragen dat dit ontwerp voor de hervorming van de nachtarbeid wordt stopgezet”.
ACV Voeding en Diensten roept de bevolking op om op 13 februari deel te nemen aan de manifestatie voor eerlijke arbeidsvoorwaarden in Brussel.
-
Strijden zoals in 2014 én doorzetten
Vakbondsmilitanten die al langer meedraaien, verwijzen vaak naar de acties van 2014 als indicatie van welk type strijd vandaag nodig is. Een terugblik is nuttig om het geheugen op te frissen en jongere activisten kennis te laten maken met de beweging waarin de grootste algemene staking uit de Belgische geschiedenis plaatsvond.
Relevantie vandaag
Nog voor Arizona goed en wel gevormd is, weten we dat er drastische besparingen aankomen. De Europese Unie eist een sanering van, naargelang de schattingen, 20 tot 28 miljard euro tegen 2028. De vertaling daarvan in aanvallen op de werkende klasse leidt tot protest. De actie van 13 januari werd onder druk van onderuit, vooral vanuit de openbare diensten, een grote betoging met 35.000 aanwezigen. Het ging niet om de traditionele ‘zware bataljons’ van de werkende klasse, maar om werkenden die minder gewoon zijn om te protesteren.
In 2014 voerden we actie tegen een zogenaamde ‘Zweedse’ regering van liberalen, N-VA en CD&V. Waar N-VA, VLD en CD&V in 2014 een grote meerderheid hadden langs Nederlandstalige kant, is dat nu niet langer het geval en is het verder naar rechts opgeschoven Vooruit nodig. Langs Franstalige kant kreeg het zelfvertrouwen en het parlementaire gewicht van de MR en Les Engagés een serieuze boost.
De situatie is vandaag anders dan in 2014, de geschiedenis herhaalt zich nooit op dezelfde wijze. Het potentieel van een beweging is echter duidelijk, het momentum daarvoor groeit. Dat doet onvermijdelijk denken aan het protest van 2014, de meest recente beweging waarin de werkende klasse vanuit haar rol in het productieproces een regering aan het wankelen bracht.
De context van de Zweedse regering
De rechtse regering van Charles Michel en schaduwpremier De Wever vormde een breuk met de voorgaande regeringen van Di Rupo, Leterme en Van Rompuy, die telkens gebaseerd waren op de klassieke politieke families. In de financiële crisis van 2008 werden de banken gered met publieke middelen, een soort ‘socialisme voor de rijken’. De economische crisis die erop volgde, ging gepaard met een toename van publieke schulden en begrotingstekorten.
De regering-Di Rupo (2011-2014) zette de eerste stappen om harde besparingen door te voeren. De inschakelingsuitkering voor schoolverlaters werd in de tijd beperkt, wat een verdere aanval op werklozen was. Er waren nog andere voorstellen, wat nog voor het aantreden van de regering in december 2011 tot een massale betoging met 60.000 tot 80.000 deelnemers leidde. Het ABVV dreigde met een algemene staking, die er in januari 2012 effectief kwam. Beperkte toegevingen door de PS zorgden ervoor dat de vakbondsleidingen de beweging niet doorzetten.
N-VA was de grote winnaar van de verkiezingen van 2014 met 32%, langs Franstalige kant won de MR terrein op de PS. De Wever zag een kans om een harde besparingsregering te vormen. De burgerij zag daar wel graten in, ze kon altijd terugvallen op een nieuwe tripartite en ondertussen meepikken wat De Wever en Michel erdoor kregen.
Harde aanvallen
Met argumenten als de noodzaak om “orde op zaken stellen” en het “begrotingstekort aan te pakken”, werd een zware aanval op de werkende klasse ingezet. Stonden toen op de agenda: de verhoging van de pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar (wat voor de verkiezingen in geen enkel partijprogramma stond), het sneller laten afnemen van de werkloosheidsuitkering, een indexsprong waarmee de lonen werden aangepakt. Wie toen begon te werken aan een gemiddeld loon, verliest door die indexsprong op een hele loopbaan tot 30.000 euro!
De economische groei uit die periode zorgde ervoor dat het begrotingstekort afnam. Het regeringsbeleid speelde daar amper een rol in. Wat afgepakt werd van de werkenden, verdween meteen in de zakken van de bazen. De fiscale cadeaus aan de bazen namen een vlucht vooruit, zeker na de zogenaamde ‘tax shift’. Daarnaast wilde de rechterzijde de kracht van de vakbonden fundamenteel verzwakken.
Het idee van een actieplan wordt concreet
Dat laatste werd begrepen door de toenmalige vakbondsleiders. Het leidde tot een uitzonderlijke situatie waarbij de vakbondsleiding in gemeenschappelijk front met een duidelijk, eenvoudig en sterk actieplan naar voren kwam. Nog voor de federale regering gevormd was, was er een militantenconcentratie met 6000 tot 7000 aanwezigen. Zodra de regering gevormd was, volgde een actieplan.
Voorheen was een ‘actieplan’ iets wat linkse organisaties en strijdbare militanten vaak verdedigden. Het idee is dat een planning ervoor zorgt dat er een opbouw in de acties zit, dat ze telkens groter worden en zo gaan naar algemene stakingen.
Op de militantenconcentratie van september 2014 verdeelde LSP affiches met de slogan ‘Geen Thatcher in België’ en een pamflet met onder meer een voorstel van hoe een actieplan er kon uitzien. “Waarom geen informatiecampagne, met degelijke argumentatie, pamfletten en affiches om collega’s op de werkvloer aan te spreken en te motiveren. Liefst met een concreet ordewoord zodat we gezamenlijk reageren en niet alle richtingen tegelijk uitgaan. Dat kan een nationale betoging of meerdere provinciale betogingen en meetings zijn om de strijdvaardigheid te meten. We kunnen er algemene vergaderingen tijdens de werkuren op de werkvloer aankondigen. Daar kan dan een actieplan ter discussie worden voorgelegd, met provinciale beurtstakingen en betogingen die uitmonden in een nationale 24 of 48 urenstaking. Als de regering tegen dan nog niet toegegeven heeft of gevallen is, kan een week later op algemene vergaderingen op de werkvloer het idee van een dagelijks hernieuwbare staking worden voorgelegd, gestemd en georganiseerd.” Het uiteindelijke actieplan lag niet heel ver van deze voorstellen.
Met interprofessionele vergaderingen in grote steden werden delegees uit alle sectoren bijeengebracht om de violen gelijk te stemmen. Met een informatiecampagne in de vorm van een toegankelijke Pensioenkrant op 1 miljoen exemplaren met goede argumenten en duidelijke eisen, werd naar de werkvloer gestapt.
Een massale betoging met tot 150.000 deelnemers op 6 november, de grootste vakbondsbetoging sinds 1986, was het startschot. De woede werd verder aangewakkerd door nieuws over fraude door de superrijken, de zogenaamde Luxleaks, of de wijze waarop Marc Coucke zijn bedrijf Omega Pharma voor 1,4 miljard euro verkocht zonder daar een cent belastingen op te betalen. De betoging was een opstap naar drie actiedagen waarop telkens in twee provincies werd gestaakt in opbouw naar de algemene staking van 15 december.
Activeren van een bredere basis
Een momentum voor de acties trekt andere lagen mee in de strijd. Dit was erg duidelijk op de betoging van 6 november 2014, waarop niet enkel syndicalisten waren. Er waren ook kunstenaars, jongeren, zelfstandigen … Achteraf werd een studie gepubliceerd die stelde dat 16% van de aanwezigen geen lid waren van een vakbond. Gezien de hoge syndicalisatiegraad in België is dat opmerkelijk.
Jongeren kwamen in actie tegen de verhoging van het inschrijvingsgeld aan de universiteiten. LSP speelde een actieve rol in het ontwikkelen van eerste actiegroepen op scholen in Gent uit protest tegen die maatregel van de Vlaamse regering van Bourgeois (N-VA) en onderwijsminister Crevits (CD&V). Met actiecomités, zitstakingen en betogingen gevolgd door algemene vergaderingen waarop de volgende acties werden besproken, bouwden we aan dit jongerenprotest. Het werd uiteraard op de strijd van de arbeidersbeweging gericht, onder meer met een groot jongerenblok op de betoging van 6 november 2014 en fietstochten van jongeren langs stakersposten.
De uitbreiding van de betrokkenheid gebeurde daarnaast vooral op de werkvloer. Er was een laagdrempelige informatiecampagne, maar vooral de personeelsvergaderingen speelden een cruciale rol. Daarmee was het mogelijk om alle collega’s te bereiken, vragen te beantwoorden en de volgende stappen in de acties te bespreken. Voor 2014 was de praktijk van personeelsvergaderingen net zoals vandaag op de achtergrond geraakt, maar werd opnieuw op grotere schaal gevestigd. Dit weerspiegelde zich onder meer in het record van 132.750 kandidaten bij de sociale verkiezingen van 2016.
Veranderingen in bewustzijn
Een massabeweging maakt dingen mogelijk die dat anders niet zijn. Het gaat gepaard met snelle veranderingen in het bewustzijn. Zo smolt de populariteit van de rechtse regering in 2014 als sneeuw voor de zon. Achteraf gaf De Wever toe wat marxisten in december 2014 al opmerkten, namelijk dat de ‘regering van de rijken’ aan het wankelen was. Tegelijk groeide de steun voor eisen als een vermogensbelasting op de superrijken. Zelfs onder de kiezers van N-VA en MR was een grote meerderheid voor!
De brede steun zorgde ervoor dat gedurfde actiemethodes mogelijk waren. Volledige industriezones werden afgesloten, in Antwerpen zelfs de hele Scheldelaan. Dat zou later veranderen. In 2016, toen de beweging op zijn retour was, liet burgemeester De Wever met robocops een blokkade van de Scheldelaan breken. De voorzitter van het Antwerpse ABVV kreeg een boete, die nadien voor de rechtbank bevestigd werd. Het breken van de blokkade was volgens De Wever enkel mogelijk omdat onder meer de dokwerkers niet meededen. Het geeft aan wat nodig is om dit soort gedurfde actiemethode te hanteren: massale deelname van niet enkele honderden maar van duizenden militanten.
Bazen verweren zich
Het is een illusie te denken dat de bazen en hun rechtse provocatieregering zomaar de aftocht blazen omdat de werkende klasse een sterke krachtsverhouding heeft opgebouwd. De bazen probeerden meteen om verdeeldheid te versterken, onder meer met bonussen voor werkwilligen. De werkgevers en de regering voerden de druk op de vakbondsleidingen op, onder meer in het kader van het interprofessioneel akkoord dat begin 2015 moest gesloten worden en met beloften rond een tax shift. Ze werden geholpen door de terroristische aanslagen bij Charlie Hebdo in januari 2015 die de aandacht van het sociale terrein wegleidden.
Een belangrijk probleem was de besluiteloosheid van de vakbondsleidingen om na de algemene staking van 15 december 2014 een tweede en sterker actieplan aan te kondigen. Die staking was erg sterk, maar er ontstond twijfel over de mogelijkheid om nog verder te groeien. Het was op dat moment nodig om op elke werkvloer een evaluatie te maken op personeelsvergaderingen, gevolgd door een grote nationale meeting in januari waar een tweede actieplan kon afgekondigd worden met bijvoorbeeld provinciale 48-urenstakingen in opbouw naar een nationale algemene 48-urenstaking.
Wachten op verkiezingen is geen goed idee
De vakbondsleidingen hadden geen plannen in die richting en dachten vooral na hoe ze de beweging konden doen landen. De roep naar meer rechtvaardige belastingen begon meer centraal te staan, maar was erg vaag. Dat liet de regering toe om effectief een ‘tax shift’ voor te stellen, maar dan wel één op maat van de grote bedrijven. Een interprofessioneel akkoord met een toen magere loonnorm van 0,8% kreeg, dankzij de nodige kunstgrepen, een nipte meerderheid binnen de ACV-raad.
De beweging was niet langer gefocust. In sommige sectoren waren er nog acties, kleine en symbolische acties werden voorgesteld als een ‘actieplan’. De demoralisatie groeide, waardoor de regering overeind kon klauteren.
De terugtocht maakte geen einde aan het potentieel en de versterkte positie van de georganiseerde werkende klasse. In oktober waren er op een betoging bij de eerste verjaardag van de regering-Michel 80.000 tot 100.000 deelnemers. Ordewoorden waren er helaas niet. In 2018 zou een poging tot invoering van een puntenpensioen gestopt worden toen nieuw vakbondsprotest opnieuw aan momentum begon te winnen.
De vakbondsleidingen stelden ondertussen steeds meer dat de volgende verkiezingen moesten afgewacht worden en dat de Zweedse partijen dan de rekening zouden gepresenteerd krijgen. Het klopt dat deze partijen in 2019 zwaar afgestraft werden. De sociale thema’s waren aanwezig in die verkiezingen, wat tot uitdrukking kwam in de eerste nationale doorbraak van de PVDA. Maar de terugtocht van de beweging zorgde ervoor dat vooral extreemrechts op het ongenoegen inspeelde, met een spectaculaire terugkeer van het Vlaams Belang.
Lessen voor vandaag
Ondanks aanvallen op het recht op collectieve actie, waaronder het stakingsrecht, en het incasseren van nederlagen zoals bij Delhaize of Audi Brussels, blijft de organisatiekracht van de vakbonden behoorlijk intact. De betogingen van 13 januari en eerder op 7 november van de zorgsector en de publieke sector waren indicaties van het potentieel van een sterke beweging tegen de rechtse besparingsplannen. Een actieplan is essentieel om het momentum verder op te bouwen. Daarmee kunnen we ook andere lagen meetrekken, verbinding met het grote protest tegen de genocide op de Palestijnen ligt hierbij voor de hand.
Personeelsvergaderingen en militantenbijeenkomsten zijn nodig om met de basis controle te hebben op het verdere verloop van de acties, inclusief de vraag hoe en wanneer deze gestopt worden. Actieve betrokkenheid is tevens het beste antwoord op pogingen om verdeeldheid te zaaien. Door het verfijnen en aanscherpen van onze eisen kunnen we vermijden dat onze bekommernissen op een doodlopend zijspoor van tegenaanvallen worden gezet, zoals gebeurde met de tax shift in 2015.
De beweging van 2014 slaagde er niet in om de aanvallen te stoppen. Het feit dat we er wel in slaagden om een rechtse provocatieve regering te doen wankelen, gaf echter een glimp van de potentiële kracht van de arbeidersbeweging.
Arizona en het verzet ertegen: overzicht van artikels op deze site
-
Lonen onder vuur! Tijd om terug te vuren
De succesvolle vakbondsactie van 13 januari heeft aangetoond dat er een grote bereidheid is om de rechtse agenda van de Arizonacoalitie te stoppen. Vooral in de openbare diensten, met het onderwijs en het openbaar vervoer voorop, werd een krachtig signaal gegeven aan de politieke elite dat hun afbraakpolitiek op stevig verzet zal stuiten. Voor de vakbondsleiding zou dit het signaal moeten zijn om een ernstig actieplan te lanceren die de hele werkende klasse van ons land verenigt in haar strijd tegen de belangen van het kapitaal.
door Frederik De Groeve, vakbondsafgevaardigde & mede-initiatiefnemer van het stakerscomité Gent-zuid in 2014
Voka, met in haar kielzog talloze commentatoren, schreeuwde haar onbegrip uit voor deze ‘voorbarige’ staking. Er is immers nog geen regering gevormd, dus, zo luidt de redenering, waartegen zou je dan in ‘s hemelsnaam staken. Het doel van Voka & co is om de werkenden zand in de ogen te strooien en de vakbonden zo veel mogelijk te discrediteren. Het verlanglijstje van rechtse aanvallen op de werkende klasse is immers al lang bekend en het beste antwoord hierop is om zo veel mogelijk mensen bij het verzet te betrekken. De actiedag van 13 januari was dan ook een broodnodige stap in de opbouw van een beweging die deze regering kan stoppen nog voor ze de kans krijgt om op volle toerental te komen.
Wat hebben De Wever & co voor ons in petto? Een kleine greep uit de horrorlijst.
Ondanks een enorme toename van de winstmarges wil De Wever vrije loononderhandelingen blijven verbieden, zoals vastgelegd in de gehate loonnormwet. Deze miljardentransfer is echter niet genoeg (het zal nooit genoeg zijn!) voor het patronaat. Daarom wil de komende regering opnieuw knabbelen aan de reeds beperkte gezondheidsindex door deze te berekenen over een gemiddelde van 12 maanden i.p.v. de huidige 4 maanden. Concreet willen ze ons dus een vol jaar lang de prijsstijgingen aan de kassa laten betalen zonder dat ons loon of uitkering hieraan wordt aangepast. Bij hoge inflatie (+4%), dus wanneer we de index het meeste nodig hebben, zou bovendien bij de lonen boven het gemiddelde (dus voor de helft van de werkenden!) een bijkomende beperking ingevoerd worden, terwijl aan de winsten en dividenden van aandeelhouders niet wordt geraakt.
Nachtarbeid zal in de toekomst pas ingaan vanaf middernacht in plaats van om 20 u met ernstig loonverlies als gevolg. De werkweek kan worden verlengd tot 48u zonder dat de vakbonden hierover kunnen waken. Stap voor stap terug naar de tijd van Daens?
De Arizonacoalitie wil ons deze bittere pil laten slikken door een belastinghervorming door te voeren waarbij we een hoger nettoloon zouden overhouden. Als we echter kijken wie deze taxshift gaat betalen, wordt het boerenbedrog van De Wever snel duidelijk. Want naast de aanvallen op de index wil men het BTW-tarief van 6% verhogen tot 9% en de accijnzen op brandstof verhogen. Deze belastingverhogingen zouden bovendien buiten de berekening van de index worden gehouden! Wat we netto meer krijgen, raken we onder de vorm van andere belastingen dubbel en dik weer kwijt.
Bovendien betekent de taxshift een nieuwe aanval op de middelen voor de reeds ondergefinancierde openbare diensten en de sociale zekerheid. Het indirect deel van ons loon, dat wordt gebruikt voor ziekenhuizen, kinderopvang, scholen, pensioenen en andere uitkeringen, gaat verder naar beneden. De reeds schandalig lange wachtlijsten in de zorg en openbare diensten gaan onder deze regering gewoon nog langer worden. Dit vormt de perfecte voedingsbodem voor meer haat en verdeeldheid in de maatschappij. Het Vlaams Belang hoeft de rotte vruchten van deze coalitie maar te plukken bij de volgende verkiezingen.
Het verzet organiseren
Strijdbare syndicalisten dragen vandaag de verantwoordelijkheid om het verzet tegen deze rechtse afbraakregering op poten te zetten en zo de ruggengraat te vormen van een bredere sociale beweging die pleit voor een ander, socialistisch maatschappijmodel. De komende strijd mag niet enkel als doel hebben deze rechtse coalitie in de prullenmand te werpen. We moeten ook de ambitie hebben om een alternatief op te bouwen. Een noodzakelijke eerste stap hiervoor is het versterken van de banden onder strijdbare syndicalisten door het oprichten van stakerscomités, over de grenzen van de eigen werkplek heen. We moeten lessen trekken uit de beweging van 2014 en durven doorduwen waar we toen gestopt zijn. Als we bij de pakken blijven zitten, hebben we bij voorbaat verloren. Als we strijden, kunnen we winnen!
Arizona en het verzet ertegen: overzicht van artikels op deze site
-
Franstalig onderwijs op de rand van de afgrond, regering geeft het een extra duwtje…
De regering van de Federatie Wallonië-Brussel geleid door de MR en Les Engagés voert een Trumpiaanse aanval op het onderwijs door. 24 miljoen euro besparen op het technisch en beroepsonderwijs, afschaffen van de vaste benoeming van personeel, afbouw van de investeringen in infrastructuur. Het onderwijs is net als veel klassen waarin les gegeven wordt een bouwvallige constructie die niet veel nodig heeft om volledig in elkaar te storten. De regering kijkt niet gewoon toe, maar versnelt de instorting. De 48-urenstaking van 27-28 januari is niet enkel een uitdrukking van ontevredenheid, het is een noodkreet.
De lijst van maatregelen en voorstellen is verschrikkelijk. Voor de leerlingen van het technisch en beroepsonderwijs is er een daling van de middelen met 24 miljoen. Het 7de jaar beroepsopleiding wordt gestopt. Leerlingen die nog een 7e jaar volgen, krijgen geen diploma meer die hen toegang heeft tot hoger onderwijs. Het fonds voor infrastructuur zou het met 2% minder moeten doen. Het inschrijvingsgeld in het hoger onderwijs voor studenten van buiten België zou verdubbelen. We weten allemaal dat dergelijke verhogingen doorgaans een opstap zijn naar algemene verhogingen van het inschrijvingsgeld.
Het personeel botst op de afschaffing van de vaste benoeming, enkel wie nu al benoemd is kan die regeling nog genieten. Die wordt vervangen door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, met een verhoging van de arbeidstijd met 2 uur per week. Heel wat onderwijzend personeel moet voor deze regering 2 uur extra per week werken, terwijl de werkdruk nu al onhoudbaar is. Het onderwijzend personeel zou langer dan 65 jaar mogen werken in alle functies. De regering wil op zoek gaan naar personeel uit andere sectoren, zoals de zij-instromers langs Nederlandstalige kant, zonder voorwaarden te stellen inzake opleiding. Tot slot zullen stagiairs meer ingezet worden om tekorten op te vangen. Gratis arbeid is altijd meegenomen, denken de ministers.
Alsof dit nog niet erg genoeg is, dringen dezelfde partijen op federaal niveau aan op de vorming van een harde besparingsregering. Arizona betekent een frontale aanval op de pensioenen in het onderwijs. De pensioenen van statutaire zouden niet langer berekend worden op het gemiddelde van de laatste 10 loopbaanjaren. Dat zou vanaf 2027 elk jaar met een jaar verlengd worden, tot het om 45 jaar gaat in 2062. De aanpassing van de tantième, de breuk waarmee het onderwijspensioen wordt berekend, van 1/55 naar 1/60 betekent een lager pensioenbedrag en een grotere druk om langer aan de slag te blijven. Het doel is een loopbaan van 45 jaar. De Nederlandstalige onderwijsbond COC berekende dat een modale leerkracht met een volledige loopbaan van 40 jaar ongeveer 15% van het nettopensioen zou inleveren.
Dit is een aanval op heel het onderwijs. Het verzet opbouwen in het onderwijs, dit koppelen aan de strijd van de Nederlandstalige collega’s en de algemene vakbondsacties, is nodig. Dit vereist een verderzetting en uitbreiding van de algemene vergaderingen om de collega’s in actie te houden, hen toe te laten om de voorstellen en het programma te bespreken, alsook de strategie om te winnen. Degelijk onderwijs betekent kleinere klassen (maximaal 15 leerlingen), een massale aanwerving van personeel, kwaliteitsvolle infrastructuur en volledig gratis onderwijs. Er is geld genoeg om dit te realiseren, een belasting op de grote vermogens kan 10 miljard euro per jaar opbrengen.
Na de betoging op 27 januari en staking op 28 januari, is er op 13 februari de grote betoging tegen Arizona. Op 13 januari kwam het Nederlandstalig onderwijspersoneel massaal op straat, op 13 februari kunnen we samen protesteren en de volgende stappen in onze acties voorbereiden. Deze strijd is existentieel voor het onderwijs, we moeten ze dus zo sterk mogelijk voeren.
Om deze strijd succesvol te laten zijn, moeten we hem koppelen aan offensieve eisen die duidelijk maken dat het in de eerste plaats gaat om de toekomst van de jongere generaties en het emancipatoire onderwijs dat zij verdienen: met kleinere klassen (waar het niet binnen regent…) en voldoende onderwijzend personeel met arbeidsomstandigheden die bevorderlijk zijn voor de ontwikkeling van leerlingen. Laten we de aanvallen afslaan en vechten voor meer middelen, vooral voor meer collega’s!
-
Arizona: meer militarisering, minder recht op verzet en protest
Arizona wil een hard rechts beleid voeren. De maatregelen gaan nog verder dan die van de vorige uitgesproken rechtse regering, Michel I (2014-2018). De volledige bucket list van Voka en VBO ligt op tafel: harde aanvallen op de index en op pensioenen, minder progressieve belastingen, besparingen op zowat alle openbare diensten.
Artikel door een ACV-militante
Meer militarisering
Volgens Theo Francken moeten “zachte” en “harde” veiligheid meer in evenwicht. Daarmee bedoelt hij dat de sociale zekerheid, pensioenen, gezondheidszorg, werkloosheidsuitkeringen …. moeten afgebouwd worden terwijl er meer middelen naar militaire uitgaven gaan. De reeds kapot bespaarde openbare diensten zullen door de Arizona-regering nog verder uitgehold worden, inclusief verdere privatisering en vermarkting. Op elke uitgavepost zal bespaard worden, behalve op militaire uitgaven.
Er wordt gesproken over 4 miljard euro per jaar extra voor defensie, o.a. voor bommenwerpende drones en nieuwe F-35 gevechtsvliegtuigen. Investeringen waar vooral de private wapenindustrie beter van wordt. De vraag kan ook gesteld worden wat er gedaan zal worden met al die peperdure high-tech wapens die voornamelijk offensieve toepassingen hebben, en dus weinig met “landsverdediging” te maken hebben.
Minder vakbond
Een belangrijk element in de patronale wishlist van de Arizona-coalitie is het verzwakken van vakbonden en sociaal overleg. Bij sociale verkiezingen voor zowel de ondernemingsraden (OR) als de comités voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) stellen telkens meer dan 60.000 werknemers zich kandidaat om hun collega’s te vertegenwoordigen en te verdedigen.
Dankzij de collectieve organisatie en strijd kunnen vaak betere loon- en arbeidsvoorwaarden afgedwongen worden dan wanneer het ieder voor zich is. Waar de vakbond sterk staat, liggen de lonen hoger en zijn de arbeidsvoorwaarden gunstiger en werkbaarder. Werkgevers zijn de vakbond daarom doorgaans liever kwijt dan rijk. Syndicale strijd blijft de meest effectieve manier voor werknemers om zich te organiseren en hun deel van de koek op te eisen.
Delegees en kandidaten bij de sociale verkiezingen genieten vandaag een ontslagbescherming. De ‘boete’ voor het niet-naleven van die bescherming bedraagt vandaag minstens 2,5 jaar loon. Vooral grote multinationals betalen die boete soms om de ontwikkeling van een strijdbare vertegenwoordiging tegen te gaan. Uiteindelijk kost hen dat minder dan een strijdbaar onderhandelde collectieve arbeidsovereenkomst of investeringen in een veilige werkomgeving. Vooral in de periode vlak voor de sociale verkiezingen — in vakbondsmilieus gekend als ‘de solden’ — blijkt dat zelfs de huidige bescherming niet volstaat.
Arizona is van plan de bescherming van delegees en kandidaten bij de sociale verkiezingen drastisch te verminderen, waardoor het permanent ‘supersolden’ zouden zijn, met alle gevolgen van dien. Dat is een opstap om nadien de ontslagvergoeding voor iedereen naar beneden te trekken: in de supernota van oktober was er sprake van maximaal een jaar.
Verder willen De Wever en Bouchez de discussie openen over het stakingsrecht en ook het recht op collectief protest zal opnieuw onder vuur liggen.
Minder werkloosheidsuitkeringen
Een andere aanval op de vakbonden heeft te maken met de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen. Momenteel gebeurt dit grotendeels door de vakbonden, waardoor de overheid in feite bespaart op administratiekosten terwijl het voor de vakbonden een belangrijk instrument voor ledenwerving is. Arizona stelt dit mechanisme in vraag.
Dit is een manier om de vakbonden te verzwakken, ook al is het geen besparingsmaatregel — het zou de overheid meer kosten. Op korte termijn zou het tot collectieve ontslagen leiden binnen de vakbonden: al het administratief personeel om de werkloosheidsuitkeringen te beheren, zou geen werk meer hebben. Op langere termijn zou het de grootste sterkte van vakbonden — hun ledenaantal — voor een deel ondermijnen.
Ook verdere beperkingen van de werkloosheidsuitkering zijn vanuit het patronaal standpunt een win-win: het zet een neerwaartse druk op de lonen (werklozen worden gedwongen om slechte jobs te aanvaarden) én het verzwakt onrechtstreeks de vakbonden.
Hypocriete partijen
CD&V, Les Engagés en vooral Vooruit zullen zich binnenkort ongetwijfeld op de borst kloppen en beweren dat er dankzij hen “erger vermeden werd”. In de plaats van de geplande 10 stappen achteruit, zullen er maar 5 gezet worden (en zijn er nog eens 4 wat uitgesteld). Het punt is natuurlijk dat ze daarmee de achteruitgang mogelijk maken. Ze spreken van “verantwoordelijkheid opnemen”, d.w.z. liever enkele ministerpostjes pakken dan de stekker eruit te trekken.
Syndicalisten mogen geen enkele illusie hebben in de partijen die in het verleden gezien werden als politieke partners voor de syndicale strijd. Integendeel, alle resterende banden met die partijen moeten gebroken worden zodat vanuit een politiek onafhankelijke positie de strijd voor sociale en economische rechtvaardigheid gevoerd kan worden. Daarbij moet een actieplan worden uitgewerkt dat niet alleen de regering kan doen vallen en dat niet enkel een defensieve strijd voert om de achteruitgang te temperen, maar ook offensieve eisen naar voren schuift waarmee stappen vooruit gezet kunnen worden!
Arizona en het verzet ertegen: overzicht van artikels op deze site