Category: Sociale zekerheid

  • Interview. Werkloosheidsuitkering in de tijd beperken? Pak het economisch systeem aan, niet de slachtoffers ervan!

    Interview met Cédric Leterme van Gresea

    In de catalogus van verschrikkingen die worden voorbereid door De Wever, Bouchez en hun Arizona-partners staat een beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd. Dat is een echte “trofee” voor rechts. Nochtans is het repressief aanpakken van werklozen niet effectief als het doel is om ‘meer mensen aan het werk te krijgen’. Het is een symboolmaatregel die weinig oplevert. Waarom wordt er dan zo hard op aangedrongen? We spraken met Cédric Leterme van de onderzoeksgroep Gresea (Groupe de Recherche pour une Stratégie économique alternative).

    Interview door Nicolas Croes uit maandblad De Linkse Socialist

    Vorig jaar schreef je een artikel onder de titel: “Beperking van de werkloosheidsuitkering: wie profiteert?” Daarin stelde je dat deze maatregel niets zou doen aan de werkloosheid en dat het aanvallen van werklozen een manier is om de aandacht af te leiden van de echte profiteurs. 

    “Dat was een reactie op het feit dat ook Vooruit zich voor het eerst voorstander verklaarde van de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd. Die koerswijziging kwam niet als een verrassing: het ligt in de lijn van de activering van werklozen die in 2004 werd ingevoerd door Frank Vandenbroucke, die dicht bij Conner Rousseau staat. Les Engagés sloten zich toen ook aan bij deze eis, waardoor het erg waarschijnlijk werd dat deze maatregel na de verkiezingen op tafel zou liggen.”

    “Het is duidelijk aan afleidingsmanoeuvre. Als er over werklozen gepraat wordt, blijft het bredere plaatje buiten beeld. Dat gebeurt al decennialang op systematische wijze. Om niet over belastingontduiking, inflatie of overwinsten te hoeven praten, gaat het over werkloosheid en langdurige werkloosheid. Dit is des te schandaliger omdat de vorige aanval, in 2012, de inschakelingsuitkering (de vroegere wachtuitkering) in de tijd beperkte en bij andere uitkeringen een sterkere degressiviteit (daling van de uitkering) invoerde. Heel wat uitkeringen liggen onder de armoedegrens. Zo kan je onmogelijk fatsoenlijk leven.”

    “Twee studies hebben een balans opgemaakt van de maatregelen van 2012. Het resultaat is weinig verrassend, we wisten op voorhand dat je geen jobs creëert door werklozen te straffen. De cijfers tonen aan dat de degressiviteit en de beperking in de tijd van de inschakelingsuitkering geen enkel resultaat opleverden. Het leidde tot een explosie van werkonzekerheid en het verhoogde de druk op de OCMW’s. Van de mensen die werden uitgesloten van een recht op uitkering, kwam slechts de helft bij het OCMW terecht. Wat gebeurt er met de anderen? Rechts klaagt over druggebruikers en bedelaars… Maar die komen ergens vandaan! Als alles wegvalt en mensen zelfs door het laatste vangnet vallen, komen ze ook nog ergens terecht. Er is solidariteit binnen de familie, mensen gaan terug thuis wonen, anderen staan op straat. We verliezen deze mensen uit het oog. Vanuit het oogpunt van sociale controle is deze maatregel dus compleet absurd. Sociale zekerheid is ook een manier om een band met de samenleving te behouden.”

    “De verwachte besparing is overigens erg beperkt. De nota van De Wever had het over 1,8 miljard euro besparen door de uitkering te beperken tot twee jaar. Tegelijk zou er 1 miljard naar de OCMW’s gaan om de extra uitgaven op te vangen. Het gaat dus om een besparing van 800 miljoen euro. Dat is een habbekrats op de begroting. Voor tienduizenden mensen betekent het echter nog dieper in de armoede belanden.”

    De regering-De Croo, met groenen en sociaaldemocraten, wilde de werkzaamheidsgraad tegen 2030 optrekken tot 80%. Dit doel wordt ook nu gehanteerd en steeds herhaald. Waar komt dit cijfer vandaan?

    “Het is eigenlijk willekeurig. 80% klinkt mooi, beter dan 78% of 82%. Dit cijfer omvat alle mensen die in de week voor het onderzoek ‘betaald werk’ hebben gedaan, inclusief deeltijds, tijdelijk of wat dan ook. Vandaag is er een historisch laag werkloosheidscijfer. Binnen de beroepsbevolking zijn er mensen met goede redenen niet aan de slag. Het gaat om zieken, mensen die voor hun gezin zorgen of een opleiding volgen.” 

    “Als we de arbeidsparticipatie bekijken vanuit het aantal voltijdse equivalenten, krijgen we overigens een ander beeld. Er wordt ons verteld dat de werkzaamheidsgraad in Nederland prachtig is, bijna 80%. Het aantal tijdelijke werknemers en onzekere contracten ligt er echter veel hoger. Als we vergelijken op basis van het aantal voltijdse equivalenten, is het verschil marginaal. Alleszins zal die 80% niet bereikt worden door 100.000 werklozen te straffen. Er zouden 800.000 tot 900.000 mensen in dienst moeten treden, terwijl er op dit moment 180.000 jobs beschikbaar zijn.”

    Ondertussen ziet de economische situatie er somber uit en zijn er meer collectieve afdankingen…

    “We kunnen inderdaad verwachten dat de werkloosheid zal stijgen naarmate de sociale drama’s zich opstapelen. Gaan we de schuld daarvoor bij de slachtoffers leggen? Waar gaan die mensen terechtkomen? Zelfs indien er nog altijd een krapte op de arbeidsmarkt is, zeker in sectoren met slechte arbeidsvoorwaarden.”

    “Aan de andere kant horen we niets over maatregelen die de arbeidsparticipatie zouden versterken, zoals collectieve arbeidsduurvermindering. Daarvan is aangetoond dat het veel effectiever is dan het bestraffen van mensen.”

    Arbeidsduurvermindering is ook nodig om de werkdruk te verlagen. Dergelijke eisen zijn essentieel in de ideologische strijd tegen rechts.

    “Het is ongelooflijk dat de MR zich heeft weten te positioneren als de partij van de werkenden. De eerste maatregel van de Waalse regering was de afbouw van successierechten. Ze hebben het over individuele verdienste en verdedigen de rijksten. Ze bevoordelen de aandeelhouders, diegenen die niet werken dus. En toch komt de MR ermee weg.”

    “Het is problematisch dat er enkel nog over werk gesproken wordt vanuit een marktperspectief. We hebben volgens hen enkel een job nodig om geld te verdienen, ongeacht de samenleving, ongeacht de sociale zekerheid en ongeacht de betekenis en het sociale nut van een job. Bovenal moet elke verstoring van de commerciële arbeidsmarkt door de overheid of de vakbonden vermeden worden.”

    “Links praat niet meer over werk, of enkel in de termen van rechts. Dat is dramatisch. Ik las een interview in L’Echo met iemand van de PVDA. De journalisten waren vastberaden om hem te laten zeggen dat multinationals nodig zijn om werk aan te bieden. Hij antwoordde: “Ja, ja, inderdaad. Maar dan moeten ze wel eerlijke belastingen betalen.” Waarom zouden we aanvaarden dat er nood is aan multinationals om ons te vertellen wat we moeten produceren en hoe dat gebeurt, zodat zij hun winsten kunnen opdrijven en er desnoods enkele kruimels voor ons overblijven? Als we dat aanvaarden, is de ruimte voor het ideologische discours behoorlijk smal. Nochtans hadden we de afgelopen jaren onder meer Covid19 en de overstromingen, die ons ertoe aanzetten om de manier waarop we werken in vraag te stellen, al was het maar vanuit ecologisch oogpunt, en om na te denken over productie die de gemeenschap dient in plaats van de aandeelhouders. Er is echter weinig radicaal discours. Uiteindelijk kon de MR zelfs het behoud van kernenergie erdoor drukken.”

    “Links heeft het opgegeven om radicaal te denken over de economie. We zagen dit opnieuw bij Audi, waar de woestijn compleet was wat betreft oplossingen en vooruitzichten voor strijd. Zelfs indien die al even achter ons liggen, blijft er in België een geschiedenis van bedrijfsbezettingen. Er is ook het voorbeeld van de bezetting en reconversie onder arbeiderscontrole van GKN in Italië, die nog steeds bezig is. Dat komt echter amper naar voren. De PVDA beperkt zich tot een moratorium op afdankingen door autofabrieken. Maar wie gelooft daarin?” 

    “Er heerst een fatalisme, een berusting. Het klopt natuurlijk dat rechts de verkiezingen won. We moeten dat echter niet te veel interpreteren. Het populistische rechtse discours staat sterker door de verloochening ter linkerzijde. Kort voor de verkiezingen waren er nog peilingen die aangaven dat een vermogensbelasting populair is. Dat is niet verdwenen. Mensen zijn zich bewust van de obscene concentratie van rijkdom. Maar zonder een collectief strategisch perspectief lijkt het zo enorm dat we niet echt weten wat we eraan moeten doen. Alles lijkt onbereikbaar: nationalisatie, socialisatie … We zijn al niet in staat om de schade te beperken, dus waarom nog verder gaan? Het concrete waar we iets aan denken te kunnen doen, beperkt zich tot de buurman die we ervan verdenken 100 euro meer te hebben.” 

    “Verantwoordelijkheid nemen voor een breuk met het systeem is nodig. Falen komt vaak door een gebrek aan durf op dit niveau. We hebben een project nodig dat tot de verbeelding spreekt, dat hoop geeft en niet alleen de schade beperkt.”

    “Dit jaar is het de 80ste verjaardag van het Sociaal Pact, waarop de sociale zekerheid gebaseerd is. Er zal geen tekort zijn aan nietszeggende herdenkingen, gebaseerd op het idee dat iedereen het eens was. Dat is niet waar, er was een krachtsverhouding. De uitdaging van vandaag is niet om de bestaande sociale verworvenheden te verdedigen als het maximaal haalbare. We moeten de verworvenheden verbreden, uitbreiden, verder gaan dan de kwestie van pure financiële overdrachten en ook opkomen voor de socialisatie van de productie en voor bestaanszekerheid van mensen, met huisvesting, voedsel, enz. De bazen zeggen dat ze niet tevreden zijn met deze sociale zekerheid, dus moeten ook wij luid en duidelijk kunnen zeggen dat het niet goed genoeg is en dat we ervoor gaan vechten.”

  • Werken tot 67 jaar? Onmogelijk! Getuigenis door Mathias, 57 jaar, vrachtwagenchauffeur

    Ze willen ons steeds langer laten werken. Momenteel zijn 11,5% van alle actieve werkenden ouder dan 60 jaar. Vijf jaar geleden was dat 7,2%. De vergrijzing van de werkvloer wordt in snel tempo opgedreven. Alleen… houden we dat echt niet vol. Werken tot 67 jaar is voor velen onmogelijk. Een getuigenis door een trucker.

    door Guy Van Sinoy uit maandblad De Linkse Socialist

    “Mijn naam is Mathias, ik ben 57 en ik ben al sinds mijn 22e vrachtwagenchauffeur. Toen ik in 1989 begon, had ik net mijn C-rijbewijs. Ik herinner me dat dat het jaar was waarin de Berlijnse Muur viel. Ik had er geen idee van dat de val van de muur – en vervolgens de ineenstorting van bijna alle regimes in het Oosten – invloed zou hebben op mijn werkomstandigheden. Op 22-jarige leeftijd stel je jezelf niet te veel vragen en het belangrijkste voor mij op dat moment was om met trots over de wegen van Europa te rijden aan het stuur van een kolos van enkele tonnen.

    “Vandaag hebben veel transportbedrijven filialen opgericht in Oost-Europese landen, terwijl ze hun kernactiviteiten in België behouden. Hierdoor kunnen ze werknemers aanwerven op basis van een lager sociaal en loonregime. Dit heeft geleid tot sociale dumping.

    “Ik begin mijn werkdag vaak om 6 uur ‘s ochtends en ben dan vertrokken voor een lange werkdag die meestal ‘s avonds eindigt. Omdat ik geen laadlift aan boord heb, moet ik zelf een transpallet gebruiken om de goederen te lossen.

    “Het ergste zijn de verkeersstroom en de files, die veel tijd kosten. De werktijden worden langer en de klanten zijn niet tevreden. Veel chauffeurs lijden aan hart- en vaatproblemen als gevolg van lange uren zitten, constante stress, nachtwerk en atypische werktijden. Soms moeten ze 3.500 km per week rijden.

    “Er is een recordaantal van 9.000 wegvervoersbedrijven in België. Driekwart van de goederen wordt over de weg vervoerd, 15% over de binnenwateren en 10% per spoor. Het zou een grote stap voorwaarts zijn – zowel om gezondheidsredenen als om de vervuiling te verminderen – om het aandeel van goederen die via binnenwateren vervoerd worden te verhogen.

    “Na bijna 40 jaar achter het stuur te hebben gezeten, zou ik graag rond mijn 60e met pensioen gaan. Hoe moet ik dit werk volhouden tot 67 jaar?”

    https://nl.socialisme.be/99601/werken-tot-67-jaar-onmogelijk-getuigenis-van-daniel-arbeider-in-een-houtzagerij
    https://nl.socialisme.be/99314/werken-tot-67-jaar-onmogelijk-getuigenis-van-toni-54-jaar-lifttechnicus
    https://nl.socialisme.be/99079/werken-tot-67-jaar-onmogelijk-getuigenis-van-martine-59-jaar-postbode

  • Naar een volwaardig sociaal statuut voor gedetineerden

    Wanneer er wordt gesproken over sociale rechten, worden gedetineerden stelselmatig over het hoofd gezien. Vaak steken in discussies daarover snel bepaalde vragen de kop op: is het nodig dat we daar zo veel middelen aan spenderen? Is het nodig dat we “dan medelijden met hen hebben”?

    door Lena (Antwerpen)

    “Medelijden hebben” staat echter los van het feit dat we ook van gedetineerden nog steeds hun mens-zijn moeten erkennen. Gedetineerden zijn en blijven mensen die als mens behandeld moeten worden, los van hun daden, hoe moeilijk dit in sommige gevallen ook te aanvaarden is. Een degelijk sociaal statuut is hierbij van belang, vooral omdat dit ook een invloed heeft op de gezinnen van gedetineerden, en dit bovendien kan helpen om recidive te voorkomen.

    Ter illustratie eerst en vooral wat cijfermateriaal over de Belgische gevangenisbevolking (Bron: Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen). In 2022 zaten er in totaal 11.050 gedetineerden opgesloten. In onze gevangenissen zijn er 9.614 plaatsen. Er is dus sprake van een significante overbevolking. Van het totale aantal gedetineerden waren 6.059 personen effectief veroordeeld en zaten 4.031 personen in voorarrest in afwachting van hun proces. Er waren 783 mensen geïnterneerd, hetgeen wil zeggen dat zij te maken hebben met een ernstige psychische problematiek. Behalve de gedetineerden stonden bovendien ook 1.828 personen onder elektronisch toezicht, wat inhoudt dat zij hun straf met een enkelband uitzitten.

    De overgrote meerderheid, 95,5% van de gedetineerden, zijn mannen. Iets meer dan de helft van de gevangenisbevolking, namelijk 56,5%, heeft de Belgische nationaliteit. Van de niet-Belgen is 70% (oftewel 31,15% van de totale gevangenisbevolking) illegaal.

    64% van de gevangenisbevolking is jonger dan 30 jaar. Een minderheid (22%) is alleenstaand, dus vele gedetineerden laten een partner of gezin achter. De overgrote meerderheid (80%) heeft een onvolledige schoolloopbaan. 65% is werkloos op het ogenblik van de detentie, 72% heeft schulden, en 46% zat al eerder in de gevangenis.

    Het cijfermateriaal schetst een weinig rooskleurig beeld. Gedetineerden bevinden zich vaak in een zeer negatieve vicieuze cirkel van slechte leef- en werkomstandigheden die hen (mede) aanzetten tot criminaliteit. Een verblijf in de gevangenis maakt de omstandigheden nadien enkel nog precairder, waardoor het voor iemand die zijn straf heeft uitgezeten erg moeilijk wordt om definitief het criminele milieu te verlaten.

    Wanneer iemand in de gevangenis terechtkomt, verliest hij elke aanspraak binnen de sociale zekerheid. Werkloosheidsuitkering, ziekte- of invaliditeitsuitkering, pensioen, leefloon en dergelijke meer worden volledig geschorst. De motivering hierachter is dat een gedetineerde “kost en inwoon” krijgt in de gevangenis. Hij valt ten laste van de staat, en mag geen dubbele kost voor de gemeenschap vormen.

    De Belgische wetgeving stelt expliciet dat een gedetineerde geen detentieschade mag ondervinden. Dit wil zeggen dat een persoon die veroordeeld wordt tot een gevangenisstraf, van deze veroordeling geen enkel ander nadeel mag ondervinden dan de vrijheidsberoving, aangezien een bijkomend nadeel in feite een soort “extra bestraffing” inhoudt, die niet door een rechter is uitgesproken. En hier wringt het schoentje!

    Het afnemen van de socialezekerheidsuitkeringen om een dubbele kost voor de gemeenschap te vermijden is één ding, maar een gedetineerde ondervindt na zijn verblijf in de gevangenis vaak enorme problemen om de uitkeringen opnieuw aan te vragen. Vaak zal hij op dat ogenblik namelijk niet meer voldoen aan de voorwaarden. Zo moet je bijvoorbeeld een bepaald aantal dagen gewerkt hebben voorafgaandelijk aan een werkloosheidsuitkering, of moet je een bepaalde tijd ingeschreven zijn geweest bij een mutualiteit voor je recht hebt op een ziekte- of invaliditeitsuitkering. Voor een ex-gedetineerde, zeker iemand die langere tijd in de gevangenis heeft verbleven, is het vanzelfsprekend niet mogelijk om hieraan te voldoen. Ook werk vinden is vaak een gigantisch probleem wegens het stigma. Het kan voor een ex-gedetineerde dus een ganse tijd duren om zichzelf van een inkomen te verzekeren, als dit al lukt. Een ex-gevangene zal zichzelf op deze manier heel snel in armoede zien terechtkomen. Er is hier dus in grote mate sprake van detentieschade! De gedetineerde ondergaat niet enkel de vrijheidsberoving als straf, maar ziet zichzelf na zijn detentie ook beroofd van de kans om een nieuwe start te maken. Opnieuw de stap zetten naar criminaliteit is dan ook zeer klein. Het huidige sociale systeem voor gedetineerden zet dus aan tot recidive.

    Een tweede belangrijke punt: wanneer we even terugkeren naar het cijfermateriaal zien we dat 78% van de gedetineerden een partner of een gezin heeft. De overgrote meerderheid van de gevangenen zijn mannen, en demografisch onderzoek wijst uit dat de gezinnen meestal afhankelijk zijn van het inkomen van de man. Deze gezinnen bevonden zich vaak voor de detentie van de man reeds in precaire situaties, waar de vrouw niet werkt en nooit gewerkt heeft, de taal niet machtig is, laaggeschoold is en thuisblijft om voor de kinderen te zorgen. Wanneer de man in de gevangenis terechtkomt, betekent dit bijgevolg een verlies van het volledige gezinsinkomen. De vrouw voldoet in vele gevallen niet aan de voorwaarden voor bepaalde uitkeringen, zoals een werkloosheidsuitkering. Bovendien is er de kinderlast. Door de taalbarrière en de geringe opleidingsgraad speelt ook het Mattheüseffect, waardoor zij niet de toegang vindt tot de hulp en mogelijkheden die er voor vrouwen in deze situaties bestaan. Ook voor deze vrouwen dreigt armoede en dakloosheid, en ook zij zien criminaliteit soms als enige uitweg. 

    Volgens de wet mag er geen detentieschade zijn voor de ex-gedetineerden zelf, maar het Belgische sociale statuut laat blijkbaar toe dat niet alleen zijzelf, maar ook hun gezinnen detentieschade ondervinden van een misdaad die zij niet eens hebben gepleegd! Een uitgewerkt sociaal statuut is dan ook onontbeerlijk om deze problemen te voorkomen.

  • Werken tot 67 jaar? Onmogelijk! Getuigenis van Daniel, arbeider in een houtzagerij

    Met rechtse regeringen zal de pensioenleeftijd van 67 jaar verder bevestigd worden. Voor veel werkenden is zo lang werken onmogelijk. We laten in deze reeks elke maand iemand aan het woord die in dat geval verkeert. 

    door Guy Van Sinoy

    “Mijn naam is Daniel en ik werk al 13 jaar in een houtzagerij in de Ardennen. Je moet weten dat 3/4 van de Belgische bossen in de Ardennen liggen. Net als andere bedrijven in de sector is de zagerij waar ik werk een klein bedrijf met ongeveer vijftien werknemers. Er zijn geen sociale verkiezingen en weinig werknemers zijn lid van een vakbond.”

    “Het is gevaarlijk werk. Ongelukken komen vaak voor omdat we altijd onder druk werken om sneller te gaan. De machines (zagen, schuren, schaven) maken veel lawaai en kunnen ernstige verwondingen veroorzaken. Vorig jaar verloor een 22-jarige arbeider een hand en raakte hij voor het leven verlamd.”

    “Elke dag komt er een rij vrachtwagens om te laden. De meesten komen uit Oost-Europa. Ze hebben dus haast omdat hun reis lang is. We spreken niet dezelfde taal, want ik ken geen Duits, Russisch, Roemeens of iets anders. We begrijpen elkaar niet altijd en ik sta vaak in mijn eentje planken van 3 of 5 meter lang om te draaien. Ontstekingen in de schouder of pols komen vaak voor.”

    “De machines zijn niet alleen gevaarlijk, ze geven ook veel fijn houtstof af. Omdat het hout bijna altijd met chemicaliën wordt behandeld, bestaat er een risico op aandoeningen aan de luchtwegen. Er is geen comité voor preventie en bescherming op het werk (cpbw) en de preventie wordt tot een minimum beperkt.”

    “In deze omstandigheden zie ik me niet werken tot 67 jaar. Als de regering de pensioenleeftijd niet verlaagt, moet Georges-Louis Bouchez maar eens een paar maanden stage lopen bij ons…”

  • Jonge ouders verdienen beter!

    Jonge ouders verdienen beter!

    Onlangs kopte De Standaard: “Tien dagen ouderschapsverlof, daarmee moeten jonge vaders het vandaag doen.” Hoewel het sentiment achter deze kop, namelijk het feit dat jonge ouders beter verdienen, zeker te verdedigen valt, zitten er een aantal fouten in verborgen. 

    door Lena (Antwerpen)

    Socialezekerheidsregelingen mogen (en moeten!) met een kritische blik benaderd worden, maar we moeten ervoor oppassen dat we geen kritiek geven op de verkeerde punten, en geen aanpassingen eisen die de facto een verslechtering van de situatie tot gevolg hebben. Om het juiste te kunnen vragen, is wat juridische context nodig.

    Laten we even de terminologie bekijken. Rond het ouderschap zijn drie soorten ‘verlofstelsels’ van belang:

    Moederschapsrust: dit is het geheel van rustperiodes waar een zwangere werknemer recht op heeft. De moederschapsrust bestaat uit twee onderdelen: de voorbevallingsrust (prenatale rust, gewoonlijk zes weken) en de nabevallingsrust (postnatale rust, gewoonlijk negen weken). 

    Geboorteverlof: de biologische vader of de tweede ouder (dit is de partner van verschillend of hetzelfde geslacht die op het ogenblik van de geboorte gehuwd of samenwonend is met de moeder) kan tien dagen gewettigd afwezig zijn van het werk in de loop van vier maanden na de bevalling. Vroeger heette dit het ‘vaderschapsverlof’. Omwille van de progressieve benadering van wie de tweede ouder kan zijn, werd deze term aangepast in de wetgeving.

    Ouderschapsverlof: biologische of tweede ouders die meer tijd willen om bij hun kind(eren) te zijn, kunnen ouderschapsverlof opnemen. Het ouderschapsverlof kan door elk van beide ouders worden opgenomen voor een voltijdse periode van vier maanden, maar kan ook deeltijds opgenomen worden (bijvoorbeeld halftijds gedurende acht maanden).

    De kop in de Standaard gebruikt dus eerst en vooral foute terminologie (‘ouderschapsverlof’ in plaats van ‘geboorteverlof’). Het klopt dat het geboorteverlof slechts 10 dagen bedraagt, maar het klopt allesbehalve dat “jonge vaders het daarmee moeten doen”. Er is naast het geboorteverlof namelijk ook nog het ouderschapsverlof. Trouwens, het enkel en alleen verwijzen naar een vader als mogelijke tweede ouder is anno 2024 op zijn minst achterhaald te noemen.

    Merk op dat hierboven voor de verschillende afwezigheden verschillende termen worden gebruikt, namelijk verlof en rust. In essentie wijzen beide termen op het feit dat een werknemer gedurende een bepaalde periode afwezig blijft van het werk. De semantiek van de termen is echter volledig verschillend. In het geval van ‘verlof’ ligt de nadruk op het vragen van toestemming aan de werkgever om afwezig te blijven van het werk. In het geval van ‘rust’ ligt de nadruk op de noodzaak om te rusten, te bekomen na een periode van ziekte, inspanning of vermoeidheid. 

    Wanneer we het ouderschap bekijken in de wet, vinden we samenstellingen met de term ‘rust’ logischerwijze enkel terug wanneer de afwezigheid van het werk de moeder betreft die zwanger is en bevalt van het kind. Voor de vader of de tweede ouder vinden we samenstellingen met de term ‘verlof’. Deze termen zijn door onze wetgever bewust gekozen bij het opstellen van de eerste socialezekerheidsregelingen, en weerspiegelen in die tijd gangbare maatschappelijke ideeën.

    Hoewel dus bij aanvang de nadruk werd gelegd op de rust die de vrouw nodig had om zich voor te bereiden op de bevalling, en achteraf om te herstellen van de zwangerschap en de bevalling, is de aandacht in de loop van de tijd verschoven. De moederschapsrust is er niet enkel omwille van de medische consequenties, maar geeft ook aan de jonge moeder de mogelijkheid om een band op te bouwen met haar kind. Vanuit die gedachte kon de redenering dat ook de vader of de tweede ouder van gelijk welk geslacht diezelfde mogelijkheid dient te krijgen, niet uitblijven. Dit is een zeer positieve evolutie. In deze sfeer (de mogelijkheid om een band met het kind op te bouwen) stellen dat enkel moeders moederschapsrust nodig hebben, is discriminatoir! Men erkent vaders en tweede ouders dan niet in hun rol als ouder. Beide ouders staan hier op gelijke voet, en zouden dezelfde mogelijkheden moeten krijgen. Voorstellen die een uitbreiding van het geboorteverlof beogen, zijn dus zeker aan te moedigen.

    Men mag echter niet uit het oog verliezen dat wat het medische aspect (de zwangerschap en de bevalling) betreft, de ouders niet op gelijke voet staan. De vrouw die bevalt van het kind, heeft, naast de mogelijkheid om een band op te bouwen met het kind, ook nog steeds de nood aan lichamelijk herstel. Haar dit ontzeggen of afnemen, is ook discriminatoir! In veel landen zien we gebeuren dat het geboorteverlof en ouderschapsverlof voor de vaders en tweede ouders sterk uitgebreid wordt. Dit wordt dan meteen kritiekloos aanzien als iets positief, een na te streven doel, ook voor België. Maar vervolgens stellen we vast, dat in deze landen het geboorteverlof enkel en alleen kan uitgebreid worden doordat de moeder een stuk van haar nabevallingsrust opgeeft aan de vader of tweede ouder, of dat het ouderschapsverlof gedeeld moet worden onder de ouders, en zij bijgevolg niet allebei recht hebben op de volledige periode. Het staat mooi om als land te zwaaien met schijnbaar positieve mogelijkheden voor jonge ouders om meer tijd met hun kind(eren) door te brengen, maar de moeder nabevallingsrust afnemen ten gunste van de tweede ouder, of het ouderschapsverlof laten delen onder de ouders is allesbehalve positief te noemen. Een werkelijke uitbreiding van het geboorteverlof voor de tweede ouder zou een beter streefdoel zijn.

    We moeten beter willen voor onze jonge ouders! Laten we niet in de val trappen van schijnbaar positieve maatregelen. Voor een sociale zekerheid die mogelijkheden geeft aan iedereen die daar nood aan heeft, en die niet enkel mogelijkheden kan geven aan een groep door ze van een andere groep af te nemen!

  • Werken tot 67 jaar? Onmogelijk! Getuigenis van Toni, 54 jaar, lifttechnicus

    Vetbetaalde politici die beslissen dat wij tot 67 jaar moeten werken, zijn wereldvreemd. Op de werkvloer zijn er velen voor wie zo lang werken onmogelijk is. We laten in deze reeks elke maand iemand aan het woord die in dat geval verkeert.

    door Guy Van Sinoy

    “De installatie, het onderhoud en de reparatie van liften is een belangrijke sector in de steden. Winkelcentra, kantoorgebouwen en flatgebouwen zijn allemaal uitgerust met moderne liften. De concurrentie tussen de bedrijven in de sector is hevig en de werkomstandigheden zijn zwaar. Om een defecte lift te repareren, moet de monteur vaak eerst alle verdiepingen te voet beklimmen langs de trap met een zware gereedschapskist in de hand.”

    “Het werkschema dat we ‘s ochtends krijgen, wordt vaak verstoord door incidenten die zich in de loop van de dag voordoen: storingen, noodgevallen, enz. Alles moet heel snel gebeuren. Vaak is het onmogelijk om de planning die we ’s ochtends krijgen volledig af te werken. Meestal rijden we met een camionette rond. De planner houdt geen rekening met vertragingen, files en problemen tijdens het onderhoud. Gemiddeld maken we meer dan vijf ritten per dag.”

    “Het werk gebeurt dikwijls in strijd met veiligheidsvoorschriften. Bijvoorbeeld als er in een groot gebouw drie liften naast elkaar staan en de middelste moet gerepareerd worden. Dan moeten we in principe alle drie de liften stilleggen voordat we aan het werk beginnen. ‘Dat is onmogelijk’, krijgen we dan te horen van de beheerders van het gebouw. Het maakt dat we soms aan de schacht van de defecte lift werken, terwijl we op de twee andere liften ernaast moeten letten omdat die constant op en neer gaan. Stress die gepaard gaat met deze werkomstandigheden verhoogt het risico op ongevallen (vallen, elektrocutie, gekneld geraken …).” 

    “Ik zie mezelf dit niet blijven doen tot mijn 67e. Soms denk ik dat ik met wat geluk mijn laatste jaren bij het bedrijf kan afmaken met een fysiek minder zware job, zoals medewerker in het magazijn of op het hoofdkantoor. Dat soort van jobs is er echter weinig in het bedrijf, en ik ben niet de enige die over een paar jaar zestig wordt…”

  • Werken tot 67 jaar? Onmogelijk! Getuigenis van Martine, 59 jaar, postbode

    Ministers die beslissen dat wij tot 67 jaar moeten werken, zijn wereldvreemd. Op de werkvloer zijn we met velen voor wie zo lang werken onmogelijk is. We laten in deze reeks elke maand iemand aan het woord die in dat geval verkeert. 

    Door Guy Van Sinoy

    “In de jaren 1960 was mijn vader postbode in een klein dorpje in Wallonië waar iedereen elkaar kende. De buren noemden me ‘de dochter van de postbode’. De postbode was een bekend figuur in het dorp. Hij bezorgde niet alleen elke dag de kranten en de post, maar hij deed ook kleine pleziertjes voor de mensen op zijn ronde. Hij had bijvoorbeeld altijd een kleine voorraad postzegels bij zich, zodat mensen niet naar het postkantoor hoefden om ze te kopen. Hij informeerde mensen die op zoek waren naar een woning als er binnenkort een huis vrijkwam op zijn route. Want in een dorp kent een postbode die te voet zijn ronde doet elk huis en bijna elke inwoner. Dit sociale aspect van het werk van postbode moedigde me aan om in de voetsporen van mijn vader te treden.”

    “Toen ik in de jaren 1980 bij de post begon, heette dat nog de Regie der Posterijen. Sindsdien is er veel veranderd! In 1992 werd het De Post en in 2010 Bpost. Niet alleen de naam is veranderd. Aan de ene kant heeft de vooruitgang in de informatietechnologie nieuwe communicatiemiddelen mogelijk gemaakt (e-mail, sms) en aan de andere kant hebben de Belgische regeringen de Europese richtlijnen opgevolgd om de postmarkt te liberaliseren.”

    “Duizenden postbodes werden aangenomen als contractuelen. Managers uit de privésector, zoals Johnny Thijs, werden aangenomen met lonen die een veelvoud waren van die van een postbode. Zij moesten Bpost hervormen tot een commercieel bedrijf. Vandaag is de bank van de Post opgegaan in BNP Paribas Fortis en bereidt Bpost zich voor om 1,3 miljard euro te spenderen aan de aankoop van Stacy, een privébedrijf dat gespecialiseerd is in online handel. Waar gaan we naartoe? Als mijn vader dit zou zien, zou hij zich omdraaien in zijn graf!”

    “Ik ben 59 en nog steeds postbode. Maar de rondes worden steeds moeilijker te dragen. Voor mij is er geen sprake van dat ik tot mijn 67e blijf werken!”

    https://nl.socialisme.be/98770/werken-tot-67-onmogelijk-getuigenis-van-andree-47-jaar-serveerster-in-een-brasserie
    https://nl.socialisme.be/97888/werken-tot-67-jaar-onmogelijk-loubna-55-jaar-arbeidster-in-een-wasserij
    https://nl.socialisme.be/97367/werken-tot-67-jaar-onmogelijk-getuigenis-van-laura-45-jaar-kapster
    https://nl.socialisme.be/97640/werken-tot-67-jaar-onmogelijk-getuigenis-van-bogdan-45-jaar-bakker
    https://nl.socialisme.be/98525/werken-tot-67-jaar-onmogelijk-getuigenis-door-een-verpleegkundige
  • Werken tot 67? Onmogelijk! Getuigenis van Andrée, 47 jaar, serveerster in een brasserie

    In onze reeks getuigenissen van werkenden voor wie de verhoging van de pensioenleeftijd tot 67 jaar onmogelijk is, spreken we deze maand met Andrée. Zij werkt als serveerster in een brasserie-restaurant in Brussel. 

    door Guy Van Sinoy uit maandblad De Linkse Socialist

    “Mijn naam is Andrée en ik ben 47 jaar. Toen ik 18 was, begon ik te werken in een winkel die koffers en reistassen verkocht in de Nieuwstraat in Brussel. Mijn loon was niet erg hoog, maar ik was er trots op dat ik financieel onafhankelijk was. Op 23-jarige leeftijd trouwde ik met een IT-specialist die goed verdiende bij een bank. We kregen twee kinderen. Alles ging goed.”

    “Maar toen begon mijn man te drinken. Als hij dronk werd hij gewelddadig en ik moest vluchten met mijn twee kinderen om aan de mishandelingen te ontsnappen. Het leven loopt niet altijd van een leien dakje… Gelukkig hielpen mijn ouders me, want ik verdiende niet veel in de kofferwinkel. Dus besloot ik van werk te veranderen en begon ik in de horeca. Dat betekende natuurlijk dat ik in het weekend en op feestdagen moest werken – waardoor ik mijn kinderen minder zag – maar het betaalde beter dan koffers!”

    “Ik ben nu serveerster in een brasserie-restaurant in Brussel. Tussen de middag en ‘s avonds serveren we klassieke gerechten (steak en frieten, filet américain, stoofvlees, vol-au-vent, enz.). Er zijn veel eenmalige, maar ook vaste klanten. Aangezien de zaak open is van 10 tot 22 uur, werken we in ploegen: ‘s ochtends of ‘s middags, 7 dagen per week, inclusief feestdagen en om het weekend. De werkweek wordt vaak overschreden. Ik ben lid van de vakbond, maar er is geen vakbondsafvaardiging. Tijdens het jaarlijkse verlof schakelt de baas vaak een paar studenten in.”

    “Het moeilijkste is om constant recht te staan en heel wat kilometers af te leggen. Ik heb last van een slechte rug. Het contact met sommige klanten kan moeilijk zijn. Ik denk er liever niet aan dat ik nog 20 jaar moet werken vooraleer ik op pensioen kan. Het is moeilijk, maar het is de prijs voor mijn onafhankelijkheid. Als vanzelfsprekend neem ik elke 8 maart vrij om deel te nemen aan de betoging.”

  • Werken tot 67 jaar? Onmogelijk! Getuigenis door een verpleegkundige

    In maart 2020, toen de COVID-pandemie België trof, kon iedereen (journalisten, politici, redacteurs, enz.) niet genoeg woorden vinden om de toewijding, bekwaamheid en opofferingsgezindheid te prijzen van het zorgpersoneel dat in de frontlinie stond. Artsen, verpleegkundigen en in het algemeen al het zorgpersoneel werden als helden beschouwd, een beetje zoals de New Yorkse brandweerlieden na de aanslagen op de WTC-torens op 11 september 2001.

    door Francine Dekoninck, gepensioneerd verpleegkundige

    Vier jaar later is deze golf van medeleven gesmolten als sneeuw voor de zon: verpleegkundigen zijn teruggevallen in de sombere dagelijkse realiteit van het steeds meer moeten doen met steeds minder personeel.

    De verpleegkundigen in de ziekenhuizen voelen zich in de steek gelaten. Een beetje zoals de infanteristen van 14-18, die uit de loopgraven moesten springen en rennen voordat ze werden neergemaaid door de machinegeweren van de vijand. Velen verlaten het beroep binnen de vijf jaar. Absenteïsme, burn-out, ontslag, heroriëntering, het personeel is schaars. Ziekenhuizen in België hebben een tekort van meer dan 2000 verpleegkundigen. Dit tekort heeft een averechts effect op stagiairs. Velen moeten meer doen om het personeelstekort op te vangen. Bovendien is de studieduur na het secundair onderwijs verhoogd van drie naar vier jaar!

    Het moeilijkste zal niet het behalen van het diploma of het tekenen van het eerste contract zijn. Nee, het moeilijkste is om je witte jas niet op te geven na een paar jaar dienst. Het is niet gemakkelijk om de vlam brandend te houden tegenover de dagelijkse realiteit op de werkvloer. Het is moeilijk om dagelijks geconfronteerd te worden met lichamelijke of geestelijke ziekten en een voortdurend gebrek aan middelen. De zorg voor vrouwen, mannen en kinderen met te weinig middelen (ook al leven we in een rijk land!) geeft je aan het eind van de dag het bittere gevoel dat je maar de helft van je werk hebt gedaan.

    Naast overuren, nachtwerk, de steeds toenemende administratieve lasten en het loon (dat niet erg hoog is!), worden jonge mensen vaak geconfronteerd met ontgoocheling.

    Degenen die besloten hebben om de pensioenleeftijd te verhogen tot 67 jaar – zelfs voor zware beroepen – zijn duidelijk niet bezorgd om onze gezondheid!

  • Pensioenleeftijd verhogen is een patronale maatregel om de arbeidstijd te verlengen

    Goed nieuws! De mensen in België leven langer in goede gezondheid! Volgens de statistieken van het Planbureau vergrijst de Belgische bevolking. De levensverwachting van mannen, die 79 jaar bedroeg in 2018, zal stijgen tot 88 jaar in 2070. De levensverwachting voor vrouwen, die 83 jaar was in 2018, zal stijgen tot 90 jaar in 2070. Deze demografische verandering is een trend in heel Europa.

    door Guy Van Sinoy uit maandblad De Linkse Socialist

    Een langere levensverwachting in goede gezondheid is grotendeels te danken aan de sociale verbeteringen die de arbeidersbeweging in de loop der jaren heeft afgedwongen: arbeidsduurvermindering zonder loonverlies, betaalde vakantiedagen, beleid om arbeidsongevallen en beroepsziekten te voorkomen, hogere lonen die toegang geven tot gezonder en gevarieerder voedsel, betere woonomstandigheden, de ontwikkeling van preventieve geneeskunde, enzovoort.

    De pensioenleeftijd verhogen?

    Vandaag zijn werkgevers en alle traditionele partijen voorstander van de eerdere verhogingen van de pensioenleeftijd tot 67 jaar of zelfs voor bijkomende verhogingen. Daarvoor wordt steeds gewezen op het aandeel gepensioneerden dat steeds zwaarder zal doorwegen op de schouders van de jongere generaties, degenen die werken en via sociale bijdragen de pensioenen financieren. De inkomsten voor de sociale zekerheid zouden dus omhoog moeten om de pensioenen te blijven betalen. 

    Deze prognose is gedeeltelijk verkeerd omdat ze gebaseerd is op de mythe van een hermetisch gesloten België dat niet beïnvloed wordt door bevolkingsbewegingen. Maar in realiteit werd België vanaf de jaren 1930 een immigratieland (Polen, Italianen, Joegoslaven) omdat bedrijven een beroep deden op buitenlandse arbeidskrachten. Na de Tweede Wereldoorlog haalden de Belgische regeringen tienduizenden Italiaanse arbeiders naar België om in de mijnen te werken.

    Vanaf de jaren 1960 deden de Belgische autoriteiten een beroep op meer migranten (Spanjaarden, Grieken, Portugezen, Marokkanen en Turken) om het demografische evenwicht te herstellen na de aanzienlijke vergrijzing van de Belgische bevolking, die vooral te wijten was aan het feit dat Belgische gezinnen minder kinderen kregen.

    Langer werken is geen oplossing

    In 2014 besliste de rechtse regering-Michel (MR, N-VA, Open VLD, CD&V) om de pensioenleeftijd te verhogen. Tot eind 2024 kan elke werknemer of zelfstandige op 65 jaar op pensioen. Tussen 2025 en 2029 wordt dat opgetrokken tot 66 jaar. Vanaf 2030 moet iedereen werken tot 67 jaar. Vanaf 2009 is de pensioenleeftijd voor vrouwen gelijkgesteld aan die van mannen: 65 jaar. Voorheen was de pensioenleeftijd voor vrouwen vastgelegd op 60 jaar.

    Twee jaar langer werken, betekent 3500 uur extra werken. Een hogere pensioenleeftijd betekent dus een verlenging van de arbeidsduur, wat ingaat tegen de trend van een dalende arbeidsduur.1 

    Wereldwijd strijden voor betere pensioenen

    Er zijn alternatieven voor het verhogen van de pensioenleeftijd. We zijn alsmaar productiever geworden en brengen de werkgevers dus meer op. In plaats van hen cadeaus te doen met lastenverlagingen, inclusief op sociale bijdragen en dus op ons uitgesteld loon, zouden de bazen meer moeten bijdragen. 

    Daarnaast zijn er heel wat jongeren die maar al te graag in België en Europa willen komen werken. In plaats van hen op te vangen en op te leiden, worden zij vandaag repressief vervolgd. 

    Het Afrikaanse continent maakt een demografische ontwikkeling door die tegengesteld is aan die van ons land. Sub-Sahara-Afrika heeft meer dan een miljard inwoners en de jongste bevolking ter wereld. Volgens de projecties van de VN zal de bevolking ten zuiden van de Sahara tegen 2100 verviervoudigen! Deze bevolkingsgroei komt er deels door de vooruitgang van de geneeskunde, maar deels ook door het ontbreken van sociale zekerheid. Hierdoor overleven ouderen enkel dankzij de steun van hun familie en is veel kinderen krijgen een garantie op nakomelingen. 

    Decennialang beschouwden België en de andere koloniale mogendheden het Afrikaanse continent als een grot van Ali Baba waar ze schaamteloos de natuurlijke rijkdommen konden plunderen: olie, diamanten, koper, chroom, mangaan, platina enzovoort. Vandaag proberen duizenden jongeren uit Afrika met gevaar voor eigen leven de Middellandse Zee over te steken om hun geluk te beproeven in Europa. Over het algemeen worden ze genadeloos afgewezen door grenswachten.

    In plaats van de deur voor hen dicht te gooien, zou ons land jongeren uit Afrika kunnen verwelkomen, hen een beroepsopleiding geven en hen in staat stellen de arbeidsmarkt te betreden met een diploma. Dat kan bijdragen aan het internationaliseren van onze strijd voor betere pensioenen en degelijke sociale zekerheid, zodat niemand in onzekerheid belandt of geen andere uitweg ziet dan een wanhopige vlucht richting Europa. 

    1. In 1905 werd de zondagsrust ingevoerd, in 1921 de 8-urendag en de 48-urenweek, in 1936 de betaalde vakantie en in 1973 de wet op de 40-urenweek. ↩︎
0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop