Your cart is currently empty!
Category: Sociale zekerheid
-
Twee maand geleden betoogden we voor meer sociale bescherming. We hadden gelijk!

“Sociale zekerheid ontmantelen schaadt uw gezondheid.” Zo klonk het twee maanden geleden. (foto: Liesbeth) Op 28 januari was er een betoging van ABVV tegen de besparingen op de sociale zekerheid. Dit was een belangrijke betoging: de regeringen zijn al jaren bezig met de financiering van de sociale zekerheid te ondermijnen. Er zijn steeds minder middelen omdat bazen een deel van de bijdragen aan de sociale zekerheid cadeau krijgen. De gevolgen zijn rampzalig: we hebben de voorbije jaren fors ingeleverd op onze bescherming (we moeten langer werken, de zorg ging achteruit, …). Vandaag blijkt het belang van sociale zekerheid: zowel in de zorg als wat de bescherming tegen tijdelijke werkloosheid betreft.
Hun beleid: minder middelen voor zorgnoden
Terwijl vakbondsleden op straat kwamen voor meer sociale bescherming, pleitte de rechterzijde net voor verdere afbouw ervan. In 2016 zei Bart De Wever nog: “Het is duidelijk dat als we op de sociale zekerheid niet extra besparen, we helemaal niet meer besparen. Enkel daar valt nog veel geld te rapen.” Concreet dacht hij onder meer aan maatregelen zoals het sanctioneren van langdurig zieken. De rechtse partijen voeren daar al even een offensief rond: wie ziek is, moet zo snel mogelijk terug aan de slag. Dat heeft geleid tot een situatie dat werkenden vandaag minder gemakkelijk thuis blijven als ze ziek zijn. De druk op alle zieken, zowel langdurig als kortstondig, is toegenomen. Wat is het effect daarvan op werkenden op een ogenblik dat er een pandemie heerst?
Meer middelen voor zorg waren voor de rechtse partijen tot voor kort taboe. “België besteedt volgens de OESO meer aan gezondheidszorg dan het Europese gemiddelde. Dankzij de beperking van de groeinorm blijven de uitgaven onder controle,” luidt het nog steeds op de website van N-VA. Hetzelfde standpunt wordt gedeeld door onder meer Open VLD. Dit betekent concreet dat de middelen voor de zorgsector het ritme van de toenemende vraag naar zorg niet volgen. De uitgaven mogen met slechts 1,5% per jaar stijgen. Onder de regering-Di Rupo werd deze groeinorm al verlaagd van 4,5 naar 3%, onder de regering-Michel volgde een halvering. De crisis in de zorgsector is daar uiteraard mee verbonden. Het ondergraaft de weerbaarheid van de sector om met een ramp zoals COVID-19 om te gaan.
Als het van N-VA had afgehangen, was er een federale regering gevormd om 5 miljard euro op gezondheidszorg te besparen. Dat stond in de lijst maatregelen die de partij aan de PS overmaakte tijdens de regeringsonderhandelingen. Denkt De Wever echt dat een meerderheid van de Vlamingen een forse besparing op de gezondheidszorg wil?
Onze eisen: meer middelen voor sociale zekerheid
De betogers van 28 januari eisten een betere sociale bescherming. Ze gingen in tegen het beleid dat de bijdragen van de werkgevers afbouwt waardoor er tekorten ontstaan. Zo daalden de zogenaamde ‘patronale sociale bijdragen’ onder de regering-Michel van 32,4% naar 25%, wat volgens het Planbureau 5,8 miljard euro kost aan de sociale zekerheid. Het resultaat was extra winsten voor de bedrijven en een ondermijning van de kas voor de sociale zekerheid.
Daarnaast is een heel arsenaal aan maatregelen om delen van ons loon uit te betalen zonder sociale bijdragen. Delen van ons loon zijn zogezegd geen ‘loon’ maar compensaties of extralegale voordelen. Dit wordt door werkgevers gebruikt om loonsverhogingen goedkoper te maken. Bij technische werkloosheid kan een deel hiervan wegvallen, denk maar aan maaltijdcheques. Ook voor de financiering van de sociale zekerheid zijn dergelijke regelingen nefast. Eén van de populaire extralegale voordelen is de hospitalisatieverzekering: naarmate de middelen voor de sociale zekerheid afnemen, is extra sociale bescherming op private basis nodig. Alleszins: allerhande extralegale voordelen zorgen ervoor dat de sociale zekerheid meer dan 4 miljard euro misloopt.
De cadeaus aan de bazen ondermijnen de inkomsten van de sociale zekerheid. Daarenboven dreigen de overheidsdotaties te verminderen: de evenwichtsdotatie (goed voor 3% van de financiering van de sociale zekerheid) loopt af in 2020 als gevolg van een beslissing in 2017. Als de evenwichtsdotatie niet verlengd wordt, zullen er nogmaals enkele miljarden besparingen gezocht worden in de sociale zekerheid. Waar zullen deze besparingen gezocht worden? Op de uitkeringen van technisch werklozen? Op de zorg? Op de pensioenen?
Als de huidige crisis iets aantoont, is het net het belang van de sociale zekerheid. Tegelijk zet het druk op de kas van de sociale zekerheid. Om ervoor te zorgen dat de sociale zekerheid efficiënt is qua bescherming van de bevolking, moeten er voldoende middelen voor zijn. Daartoe moet het cadeaubeleid aan de bedrijven gestopt worden. Trek de sociale bijdragen terug op naar 32,4% zoals voorheen. Dit is onderdeel van ons indirect loon, de patronale bijdrageverlaging is door de bazen in hun eigen zak gestoken in plaats van bij te dragen aan onze sociale bescherming. Alles wat we krijgen voor ons werk is loon en moet als dusdanig beschouwd worden: zonder te raken aan wat we netto krijgen, moet er sociale zekerheid op betaald worden.
De uitholling en afbraak van de sociale zekerheid stoppen, zou een eerste en belangrijke stap zijn om de sociale bescherming van alle werkenden en hun gezinnen te garanderen. Niet alleen in dit ogenblik van ernstige zorgcrisis, maar ook op langere termijn.
-
Sociale zekerheid onder vuur – strijd organiseren

Foto van de betoging afgelopen dinsdag. Die betoging is een goed vertrekpunt om de strijd voor onze sociale zekerheid te organiseren! De sociale zekerheid ligt onder vuur. De afgelopen jaren hebben de bazen een deel van de bijdragen aan de sociale zekerheid cadeau gekregen in de vorm van zogenaamde lastenverlagingen. Een deel van ons indirect loon – dat via sociale zekerheid doorstroomt naar collega’s die steun nodig hebben (ziekte, pensioenen, werkloosheid) – is afgeschaft. Omdat het een operatie achter de schermen is die we niet direct in onze portemonnee voelen, passeerde dit zonder veel protest. Het opgestapelde tekort in de sociale zekerheid wordt echter groter. Vanaf 2021 dreigt een deel financiering door de overheid weg te vallen, waardoor zwaardere aanvallen onvermijdelijk zijn. Hoog tijd om het verzet te organiseren om onze sociale bescherming te verdedigen en uit te breiden!
Dossier door Geert Cool uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Wat is sociale zekerheid?
Sociale zekerheid omvat de bescherming die werkenden afgedwongen hebben voor ogenblikken waarop ze niet kunnen werken.
Het is ontstaan vanuit arbeiders die het slachtoffer werden van al dan niet tijdelijke werkloosheid of die eisten dat ze vanaf een bepaalde leeftijd een pensioen zouden krijgen. Er kwam bescherming voor ziekte en invaliditeit. Daarnaast werd ook onder meer kinderbijslag afgedwongen om de kost die kinderen met zich meebrengen collectiever te dragen.
Alle werkenden dragen bij tot de sociale zekerheid: een belangrijk deel van ons loon wordt hiervoor gebruikt. Tegelijk genieten we langs de andere kant uiteraard ook voordelen uit de sociale zekerheid. Zonder deze bescherming zou armoede veel algemener verspreid zijn.
Hoe is de sociale zekerheid ontstaan?
Eind december waren er herdenkingen voor 75 jaar sociale zekerheid. In december 1944 werd de aanzet voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) gegeven. Zeker in sociaaldemocratische kringen wordt het ontwikkelen van de sociale zekerheid graag toegeschreven aan Achiel Van Acker (BSP). Dat is echter slechts een deel van het verhaal: elke stap vooruit in onze sociale bescherming was het resultaat van strijdbewegingen waarmee de arbeidersbeweging het kapitalisme bedreigde.
Het moderne stelsel van sociale zekerheid werd door de arbeiders afgedwongen na meer dan honderd jaar stakingen en gevechten tegen het kapitaal en het staatsapparaat. Het is door stakingen als die van 1886 of die vlak na de Eerste Wereldoorlog dat het recht voor de werkenden om zich te organiseren werd afgedwongen, naast algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen en de eerste elementen van sociale bescherming. Aanvankelijk organiseerden de werkenden zelf hun steunkassen en onderlinge solidariteit. Strijd dwong de bazen om verplichte bijdragen te betalen voor de pensioenen van arbeiders (1924) en bedienden (1925), voor beroepsziekten en kinderbijslag (1927) en voor jaarlijkse vakantie (1936). De algemene staking van 1936, die spontaan en van onderuit ontwikkelde, dwong het betaald verlof af.
Na de Tweede Wereldoorlog was de burgerij ongerust over de sociale situatie. Er was een brede steun voor het gewapend verzet met daarin een prominente rol van syndicalisten en communisten. De werkenden die een rol speelden in de oorlog tegen het nazisme wilden nadien niet terugkeren naar ellende, maar eisten respect. Sociale bescherming was daar één onderdeel van. Uit angst voor bewegingen – een terechte angst als we kijken naar de strijd rond de Koningskwestie in 1950 of nog de revolutionaire algemene staking van de winter van 1960-61 – werden toegevingen gedaan. Niet de strijdbaarheid van Achiel Van Acker deed de burgerij toegeven, maar veeleer de schrik voor revolutie. Dat de sociale zekerheid in een wet gegoten werd, betekende niettemin een enorme stap vooruit voor de arbeiders en hun gezinnen.
De arbeidersbeweging heeft afgedwongen dat sociale risico’s (ouderdom, ziekte, werkloosheid, …) niet moeten gedragen worden door het gezin en niet afhankelijk zijn van liefdadigheid, maar als maatschappelijke kwesties ook collectief gedragen worden. Elke afbraak van de sociale zekerheid betekent een stap terug in de richting van individualisering van sociale risico’s. Dit zien we nu al: de zorgcrisis maakt dat een deel van de zorg voor ouderen bijvoorbeeld bij familie, in het bijzonder vrouwen, terecht komt.
Jaren van besparingen op sociale zekerheid
De belangrijkste uitgavenposten in de sociale zekerheid zijn de pensioenen, gezondheidszorg en werkloosheidsuitkeringen (inclusief brugpensioen). Vorig jaar was er een tekort van 3,1 miljard en tegen 2024 zou dit bij ongewijzigd beleid oplopen tot 6,4 miljard euro. Volgens de bazen komt dit door stijgende uitgaven. Nochtans is er daar de afgelopen jaren fors op bespaard: zowel pensioenen, de zorgsector, langdurig zieken, bruggepensioneerden als werklozen lagen onder vuur.
Onder de regering-Michel werd de pensioenleeftijd opgetrokken tot 67 jaar met als gevolg dat werkenden twee jaar minder recht hebben op een pensioen. Bovendien zijn de loopbaanvoorwaarden de afgelopen jaren verstrengd waardoor het moeilijker wordt om recht te hebben op een volledig pensioen. Daarnaast wordt brugpensioen zo goed als onmogelijk. Technisch wordt brugpensioen gezien als een werkloosheidsuitkering, maar het doel van alle aanvallen op het brugpensioen (zowel onder de regering-Di Rupo als die van Michel) is om ons langer te laten werken.
In de gezondheidszorg is een ‘groeinorm’ opgelegd: de uitgaven mogen met slechts 1,5% per jaar stijgen, onder de regering-Di Rupo was er een verlaging van deze norm van 4,5% naar 3% en onder de regering-Michel volgde een verdere halvering. Terwijl de bevolking gemiddeld ouder wordt en onder meer de toenemende werkdruk leidt tot meer gezondheidsproblemen, wordt de zorg op een dieet gezet met miljarden minder uitgaven. De gevolgen laten zich uiteraard voelen: er is een algemene zorgcrisis. Toegang tot zorg wordt minder evident: volgens de gezondheidsenquête stelt 14% zorg uit omwille van financiële redenen, onder de 25% armste gezinnen loopt dit op tot 27%.
Onder de regering-Michel was er een sterke stijging van het aantal langdurig zieken: in 2018 waren er 415.000 of 71.000 meer dan in 2014. Als het probleem van onhoudbare werkdruk en psychische belasting niet wordt aangepakt, bestaat het enige antwoord van de regering eruit om langdurig zieken uit het systeem te duwen. Voor minister De Block moeten zieken sneller aan het werk met sancties voor wie geen reïntegratieproject volgt. De vakbonden berekenden dat in 2018 maar liefst 68% van de langdurig zieken die in een re-integratieproject stapten uiteindelijk werden afgedankt. “Het is een ontslagmachine,” werd vastgesteld.
Dat brengt ons bij de werkloosheidsuitkeringen. Naast de afbouw van het brugpensioen, het Stelsel van Werkloosheid met bedrijfsToeslag (SWT), is de controle op werklozen opgevoerd en stijgt het aantal sancties. Het leidt onder meer tot een explosie van het aantal mensen afhankelijk van een leefloon: in 2018 waren er 143.866 mensen afhankelijk van een leefloon, tegenover net geen 100.000 in 2014. Het aantal ‘verplicht ingeschreven werklozen zonder recht op een werkloosheidsuitkering’ (zoals mensen met een leefloon) nam in 2019 toe met 17,5% tegenover 2018. In plaats van sociale bescherming te genieten met een werkloosheidsuitkering wordt een groeiende laag afhankelijk van sociale bijstand.
We zien dat er op alle centrale onderdelen van de sociale zekerheid is bespaard en geknipt in onze rechten en bescherming. Het versterkt het gevoel onder werkenden dat ze minder waar voor hun geld krijgen. We moeten echter antwoorden op de pogingen van de rechterzijde die daarop inspeelt om verdeeldheid te zaaien. Onze sociale zekerheid wordt niet ondermijnd omdat asielzoekers of werklozen ‘profiteren’, maar omdat een deel van de financiering cadeau gedaan wordt aan de bazen! De sociale zekerheid is niet onbetaalbaar, maar als de inkomsten afgebouwd worden, stelt er zich uiteraard een probleem.
Het grote probleem: de financiering
Op de uitgaven voor de sociale zekerheid werd bespaard of minstens geknipt in de nodige groei. Dit was volgens de regering noodzakelijk om het tekort onder controle te houden. Dat tekort is het resultaat van cadeaus aan de werkgevers. Terwijl werklozen aan een strikte controle worden onderworpen, geldt dit niet voor de bedrijven die miljarden cadeau kregen.
Een maatregel die bijzonder veel kostte, was de vermindering van de zogenaamde ‘patronale sociale bijdragen’ van 32,4 naar 25%. We schrijven ‘zogenaamd’ omdat het eigenlijk om indirect loon gaat. Wij krijgen dat niet in handen. Het wordt rechtstreeks door de bazen doorgestort naar de sociale zekerheid. Op ons indirect loon is er dus fors bespaard met de taxshift. Het ging volgens het Planbureau om 5,8 miljard euro!
Maatregelen zoals de taxshift of de indexsprong werden voorgesteld als noodzakelijk om de concurrentiepositie van de bedrijven te versterken. Ondertussen zijn economen het erover eens dat de ‘loonkostenhandicap’ in vergelijking met de buurlanden is weggewerkt. Toch leiden maatregelen als een taxshift niet tot investeringen in nieuwe productie. Het cadeau werd gebruikt om de winstmarges op te krikken, zo stelde de Nationale Bank in december vast. Sinds 2016, het ogenblik dat de patronale sociale bijdragen daalden tot 25%, liggen de winstmarges in ons land beduidend hoger dan het gemiddelde voor de eurozone.
Daarnaast zijn er voor bazen steeds meer mogelijkheden om sociale bijdragen te ontlopen. Denk maar aan de flexi-jobs: ondertussen goed voor ongeveer 55.000 jobs. Dat stelsel werd ingevoerd om zwartwerk te bestrijden, maar het wordt vooral gebruikt om bestaande jobs om te zetten in goedkopere versies. Zelfs het Rekenhof moest toegeven dat 35% van de flexi-jobs geen nieuwe jobs zijn. De regering-Michel wilde de maatregel van flexi-jobs uitbreiden naar andere sectoren dan de horeca.
Verder is er een grote toename van extralegale voordelen: van bedrijfswagens over maaltijdcheques tot de in opgang zijnde cafetariaplannen waarbij een deel van het loon in de vorm van voordelen in natura wordt betaald zonder sociale bijdragen. Voor werkenden met een hoger loon lijkt dat interessant: boven een plafond van 57.602,62 euro bruto per jaar (een nettoloon van rond de 2.500 euro per maand) nemen de pensioenrechten immers niet toe. Dan lijkt het interessanter om eerder voor extra voordelen in natura te gaan. De enige manier om hierop te antwoorden is door een substantiële verhoging van het plafond te eisen.
Op vraag van de vakbonden liet de regering de effecten van 11 extralegale voordelen onderzoeken: er bleek 6,8 miljard euro loonmassa op deze wijze uitbetaald te worden. De sociale zekerheid loopt hierdoor 2,6 miljard euro mis. Enkele vaak voorkomende voordelen (zoals hospitalisatieverzekering en pensioenfondsen) werden niet in de studie opgenomen, waardoor het totale bedrag dat de sociale zekerheid misloopt ongetwijfeld boven de 4 miljard euro uitkomt.
Sociale bijdragen zijn goed voor 72,9% van de inkomsten van de sociale zekerheid. Als er miljarden uit verdwijnen, heeft dat uiteraard gevolgen. De inkomsten uit sociale bijdragen lopen achter op de stijging van de loonmassa. Als het bedrag van alle uitbetaalde lonen stijgt, zouden de inkomsten voor de sociale zekerheid een gelijk groeipad moeten kennen. Maar dit is dus niet het geval. Volgens de vooruitzichten voor 2020 zou het verschil tegenover 2015 oplopen: de loonmassa zou stijgen met 17%, de sociale bijdragen met 9,5%.
Het ABVV berekende dat de netto-dividenden tussen 1996 en 2016 met 11,14 miljard euro stegen, terwijl de bijdrageverminderingen en loonsubsidies in dezelfde periode met 11,96 miljard zijn toegenomen.
De cadeaus aan de bazen maken dat de gemeenschap, wij dus, een groter deel bijdraagt om het gat te vullen. Een deel daarvan komt van ‘alternatieve financiering’ met een stuk van de inkomsten uit BTW en roerende voorheffing. Een ander deel wordt rechtstreeks uit de staatskas betaald. Daaronder de ‘evenwichtsdotatie’, goed voor 3% van de financiering van de sociale zekerheid. Deze dotatie die de uitgaven en inkomsten van de sociale zekerheid in evenwicht moet houden, loopt echter af in 2020. Dat is het gevolg van een beslissing van de regering-Michel in 2017. Als de evenwichtsdotatie niet verlengd wordt, zullen er nogmaals enkele miljarden besparingen gezocht worden in de sociale zekerheid. Dit terwijl de sociale bescherming al fors is afgebouwd.
Hoog tijd voor verzet
Als de arbeidersbeweging niet reageert, dreigt de verdere afbraak van de sociale zekerheid de komende jaren in een stroomversnelling te komen. Verzet is nodig!
Veel werkenden hebben het gevoel dat ze minder terugkrijgen voor wat ze betalen, terwijl toch een aanzienlijk deel van ons inkomen naar bescherming tegen sociale risico’s gaat. De aanvallen op onder meer de eindeloopbaanregelingen spelen daarbij onder meer een rol. De afname van sociale bescherming en het feit dat het aandeel van gewone werkenden in de totale belastingbijdragen toeneemt, maken het vandaag soms moeilijk om collega’s te overtuigen van strijd voor de sociale zekerheid.
Dat kunnen we enkel beantwoorden met offensieve eisen: meer sociale bescherming en het geld voor zowel sociale zekerheid als voor de noden van de gemeenschap in het algemeen zoeken waar het zit: bij de bazen en de superrijken.
De sociale zekerheid versterken kan op verschillende manieren: door hogere lonen voor werkenden waaronder een minimumloon van 14 euro per uur en waarbij alle voordelen effectief als loon worden gezien (wat leidt tot meer inkomsten voor de sociale zekerheid en tot meer bescherming), door het werk werkbaar te maken (onder meer met een arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen), door de bescherming uit te breiden in plaats van in te perken (bescherming op basis van de behoeften: uitkeringen boven de armoedegrens, meer middelen voor zorg, leefbaar pensioen, bescherming als individueel recht zodat niemand afhankelijk is van een partner, …) en door de middelen voor dit alles te zoeken waar ze zitten, door de cadeaus aan de bazen terug te trekken en de superrijken te laten bijdragen aan de gemeenschap.
Een vermogensbelasting op de superrijken is een belangrijk onderdeel van een progressief belastingstelsel. Dat breekt met het beleid van de afgelopen jaren dat de rijksten steeds minder liet betalen. Zelfs de nieuwe IMF-topvrouw Kristalina Georgieva merkte op: “Aan de bovenkant van de inkomensverdeling kunnen belastingen omhoog zonder dat dit de economische groei aantast.” Een rijkentaks is niet gericht op werkenden die een normaal loon hebben, maar op het handjevol superrijken. Zo zijn er in ons land ondertussen 29 miljardairs. Wereldwijd zagen de 500 rijksten vorig jaar hun vermogen met 1,2 biljoen dollar stijgen, een toename met 25% op een jaar tijd! Als onze sociale bescherming op een crashdieet gezet wordt, weten we meteen waarom: er is een gigantische transfer van middelen naar de superrijken. Dat leidt niet tot productieve investeringen maar tot recorddividenden en een casinokapitalisme.
De concentratie van rijkdom bij een kleine toplaag is geen uitwas van het systeem, het zit in het DNA van het kapitalisme. Om onze volstrekt logische en eenvoudige eisen te realiseren en iedereen een degelijk leven te bieden, moeten we bijgevolg de strijd tegen het kapitalisme aangaan. De bazen zullen geen toegevingen doen op basis van goede argumenten. Er is een krachtsverhouding nodig. Dat is hoe de sociale zekerheid is afgedwongen: de angst voor revolutie door de arbeidersbeweging deed de burgerij toegeven. De verdediging en uitbreiding van de sociale zekerheid zal niet anders gebeuren. Elke verworvenheid onder het kapitalisme is slechts tijdelijk: de bazen grijpen elke kans aan om verworvenheden terug te dringen. Uiteindelijk is er dan ook een ander systeem nodig: een socialistische samenleving waarin de werkenden en hun gezinnen samen op democratische wijze beslissen over hoe de beschikbare middelen worden ingezet in het belang van de gemeenschap.
Neen aan de privatisering van de sociale zekerheid
De afbraak van de sociale bescherming is voor de bazen niet alleen interessant omdat ze zelf minder moeten bijdragen. Het biedt tegelijk ook investeringsmogelijkheden. Er is de afgelopen jaren een wildgroei geweest inzake hospitalisatieverzekeringen, aanvullende pensioenfondsen, ambulante verzekeringen, … zowel op bedrijfsniveau georganiseerd als op louter individuele basis. Zo wordt een deel van de sociale zekerheid doorgeschoven naar private verzekeraars. Deze sluipende privatisering stoppen, kan het best door de effectieve bescherming door de sociale zekerheid te versterken.
Met kinderbijslag kan je geen huis kopen…
De kinderbijslag is het eerste onderdeel van de sociale zekerheid dat in 2014 overgedragen is aan de gemeenschappen. Deze regionalisering werd in Vlaanderen meteen aangegrepen om in 2017 de kinderbijslag niet te indexeren. Er kwam bovendien een nieuw stelsel dat minder gunstig is voor grotere gezinnen. Begin januari lag minister-president Jambon onder vuur omdat hij beweerde dat nieuwkomers met achterstallig kindergeld een huis konden kopen.
Het achterliggende idee was dat er misbruik was, in het bijzonder door asielzoekers. Dit gaf aan hoe wereldvreemd de traditionele politici zijn: een kinderbijslag van 163 euro per maand per kind ligt onder de reële uitgaven die een gezin maakt voor een kind. De Gezinsbond berekende dat er maximaal, in een bijzonder extreem geval, tot 80.000 euro aan achterstallige kinderbijslag kan betaald worden, wat uiteraard een pak lager is dan de kostprijs van een huis.
De uitval van Jambon was erop gericht om het recht op achterstallige kinderbijslag in de tijd te beperken tot één jaar in plaats van vijf jaar. De ‘opbrengst’ van deze aanval zal niet dienen om de bescherming van het ‘eigen volk’ te versterken. Dat zagen we eerder met de niet-indexering van de kinderbijslag. Het gaat om besparingsoperaties. De regionalisering van de kinderbijslag leidt tot een afname van de sociale bescherming.
-
Grote betoging voor sociale zekerheid

Foto door Liesbeth De ABVV-betoging van 28 januari was een succes. Met tot 20.000 aanwezigen toonden de ABVV-leden dat ze de strijd voor sociale bescherming willen aangaan. Na een rechtse regering die ging voor versnelde afbraak zien we op tal van terreinen sociale tekorten. Gelijk welke nieuwe regering er ook komt, in de sociale zekerheid dreigen nieuwe aanvallen. Bij ongewijzigd beleid loopt het tekort in de sociale zekerheid straks op tot meer dan 6 miljard euro!
Sociale zekerheid is door harde strijd van de arbeidersbeweging afgedwongen. Pas als de kapitalisten en hun politieke vertegenwoordigers vreesden voor het voortbestaan van hun systeem en bijhorende winsten, werden echte toegevingen gedaan. Om de kapitalisten het mes op de keel te zetten, kunnen we enkel vertrouwen op onze eigen kracht en met name op ons aantal en onze plaats in het productieproces: zonder onze arbeid valt alles plat.
Het was dan ook belangrijk om vandaag effectief op straat te komen. Voorlopig was het enkel het ABVV, nochtans belangt de sociale zekerheid alle werkenden en hun gezinnen aan. Het argument dat er nog geen federale regering is, mogen we niet aanvaarden. Gelijk welke regering er komt: de druk moet opgevoerd worden om nieuwe aanvallen in de sociale zekerheid te stoppen. Deze druk zullen we niet opvoeren door te wachten, maar door nu al in actie te gaan.
In het LSP-pamflet op de betoging stelden we dat het niet om een eenmalig evenement mocht gaan. “We moeten ons voorbereiden op wat volgt, indien mogelijk in een gemeenschappelijk vakbondsfront. Deze eenheid moet zich ook uitstrekken tot de jongeren. De boodschap aan (in)formateurs is duidelijk: we hebben een ander beleid nodig, zoniet volgt een actieplan dat minstens zo straf is als dat van 2014. We zullen daarbij ook gebruik maken van het enthousiasme dat er onder de werkenden is voor de historische strijd in Frankrijk tegen de pensioenhervorming van Macron en zijn regering.”
De sociale verkiezingen kunnen gebruikt worden om zoveel mogelijk collega’s te betrekken in de strijd. We suggereerden in ons pamflet de mogelijkheid om personeelsvergaderingen te organiseren om uit te leggen hoe we sociale verworvenheden kunnen verdedigen en er nieuwe afdwingen. De strategie van onderhandelde achteruitgang leidt ons nergens heen en moet dringend vervangen worden door een offensieve benadering. Onze eisen zoals een minimaal uurloon van 14 euro, een minimaal pensioen van 1500 euro netto per maand, arbeidsduurvermindering, individualisering van sociale rechten, … zijn daar uitstekend voor geschikt.
Strijden voor onze rechten is nodig, maar botst op het egoïsme van het kapitalisme. Voor een kleine toplaag is het nooit genoeg: amper 2.153 miljardairs bezitten meer dan 60% van alle mensen op de wereld samen! Zo zit het kapitalisme in elkaar. We kunnen dit systeem niet temmen, het moet weg en vervangen worden door een socialistische samenleving waarin de meerderheid van de bevolking de sleutelsectoren van de economie bezit en democratisch beheert. Volgende afspraak: internationale vrouwendag (8 maart) met een nationale betoging in Brussel!
Fotoreportage door Liesbeth:
[embed-google-photos-album https://photos.app.goo.gl/xfHCvKCbdtJCDVKL9] -
Sociale zekerheid in gevaar: onze strijd ernstig organiseren
De inzet van de betoging komende dinsdag is groot: het is een waarschuwing voor de bazen en hun politieke partijen. De regering-Michel, een anti-arbeidsregering, heeft de gemeenschapskas geplunderd. Hoe kunnen we het offensief tegen de sociale zekerheid stoppen?
Terecht nam het ABVV het initiatief tot deze mobilisatie. Het offensief tegen de sociale zekerheid is niet nieuw, denk aan het Globaal Plan, het Generatiepact of al die achterdeurtjes die maken dat de bazen steeds minder aan de sociale zekerheid bijdragen. De regering-Michel is een stap verder gegaan door het basistarief van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid te verlagen van 33% naar 25%. Deze maatregel alleen al betekent een verlies van 5,8 miljard euro aan inkomsten voor de sociale zekerheid! Het resultaat? Bij ongewijzigd beleid zal het tekort van de sociale zekerheid in 2024 oplopen tot 6,4 miljard euro. Dit tekort is bewust door de overheid opgebouwd en zal als voorwendsel dienen om onze sociale bescherming af te breken.
De sociale zekerheid onbetaalbaar? Wat een grap! Het ontstond tussen de twee oorlogen en werd officieel geboren in december 1944, in een land dat werd geteisterd door de Tweede Wereldoorlog! Wat toen onder die omstandigheden mogelijk was, zou het vandaag niet meer zijn? De sociale zekerheid is ontstaan omdat de bazen bang waren voor de kracht van de arbeidersbeweging. Dat is meteen ook hoe we het kunnen verdedigen.
De ervaring van de mobilisaties tegen de regering-Michel zitten nog vers in ons geheugen. Onze mobilisaties in het kader van het actieplan van 2014 deden de regering wankelen. Ze stond op het punt om te vallen. Zelfs indien de regering opnieuw overeind kon kruipen, dankzij de besluiteloosheid aan de top van de vakbonden en door de schok van de terroristische aanslagen, moest ze uiteindelijk het plan voor een pensioen met punten terug opbergen na een betoging die veel groter was dan iedereen had verwacht.
De betoging van 28 januari mag geen eenmalig evenement zijn. We moeten ons voorbereiden op wat volgt, indien mogelijk in een gemeenschappelijk vakbondsfront. Deze eenheid moet zich ook uitstrekken tot de jongeren. De boodschap aan (in)formateurs is duidelijk: we hebben een ander beleid nodig, zoniet volgt een actieplan dat minstens zo straf is als dat van 2014. We zullen daarbij ook gebruik maken van het enthousiasme dat er onder de werkenden is voor de historische strijd in Frankrijk tegen de pensioenhervorming van Macron en zijn regering.
In het kader van de sociale verkiezingen kunnen we personeelsvergaderingen organiseren om uit te leggen dat er geen ruimte meer is voor overlegsyndicalisme. Om onze sociale verworvenheden te verdedigen, moeten we de fouten uit het verleden en de schade van deze strategie van ‘achteruitgaan zonder te veel te verliezen’ gedurende 30 jaar corrigeren. Deze benadering van onderhandelde achteruitgang heeft steeds meer werkenden uit de boot doen vallen.
Is het normaal dat wie werkt in armoede leeft? Of dat je in armoede terechtkomt na een leven lang te hebben gewerkt? Of om werkloos te zijn als er zoveel te doen is dat sommigen er ziek van worden? Er is nood aan een minimum uurloon van 14 euro; een minimaal pensioen van 1500 euro per maand; een kortere werkweek van 32 uur met behoud van loon, bijkomende aanwervingen en een dalende werkdruk; … Er is geen gebrek aan geld, maar we moeten het halen waar het zit.
Bovendien weten we heel goed dat geen enkele sociale verworvenheid definitief is binnen de grenzen van het kapitalisme. De kapitalisten en hun politieke marionetten proberen systematisch terug te nemen wat harde strijd hen dwong op te geven. Daarom moeten we ons richten op de kern van deze kapitalistische samenleving waar de 2153 miljardairs meer geld hebben dan 60% van de mensheid samen (aldus het jaarlijkse rapport van Oxfam). We hebben een andere samenleving nodig, een samenleving waarin we echt iets te zeggen hebben, ook over hoe wordt geproduceerd en hoe de rijkdom wordt gebruikt. Dit kan enkel in een socialistische samenleving waarin de sleutelsectoren van de economie worden genationaliseerd en democratisch worden beheerd door de werknemers.
[box] Volgende afspraak na dinsdag: betoging op 8 maart in Brussel, 14u Muntplein
Vrouwen staan vooraan bij de gevolgen van de aanvallen op de sociale zekerheid. Het is geen toeval dat dit het thema is van de nationale betoging in Brussel op 8 maart, de internationale vrouwendag. Deze betoging, georganiseerd door de Wereldvrouwenmars, is een volgende stap voor onze mobilisatie. Kom in uw vakbondskleuren naar deze betoging!
Contacteer campagne ROSA (Reageer tegen Onderdrukking, Seksisme en Asociaal beleid) om de betoging voor te stellen bij uw delegatie, op een personeelsvergadering, syndicale vorming, …[/box]
-
Regering is niet zo sterk als ze laat uitschijnen: pensioenstrijd doorzetten!
Zowel in Vlaanderen, Brussel als Wallonië: meerderheid wil geen nieuwe regering-Michel
Komt er een regering-Michel II? De premier zelf en zijn medestanders laten graag uitschijnen dat dit zo goed als vaststaat. Maar peiling na peiling geeft aan dat N-VA, MR, Open Vld en CD&V geen meerderheid meer halen, zelfs niet aangevuld door cdH, dat het heel slecht doet in de peilingen. Op 11 juni verscheen ‘De Grote barometer’ van VTM en Het Laatste Nieuws. Eén van de vragen: wil je dat de huidige regering na de verkiezingen van 2019 verder doet? Het resultaat: een meerderheid in alle delen van het land wil dit niet: 77% in Wallonië, 66% in Brussel en 57% in Vlaanderen.
door Nicolas Croes
Geen steun voor aanvallen op pensioenen
De federale regering vindt geen steun voor de aanvallen op de pensioenen. ‘De Grote Barometer’ merkt op dat een meerderheid van de bevolking tegen de genomen maatregelen is. Zo is twee derden tegen de verhoging van de pensioenleeftijd tot 67 jaar in 2030. Dat is niet verwonderlijk als je weet dat we gemiddeld gezond leven tot 64 jaar, terwijl dit voor laagopgeleiden nog een pak minder is.
Maar liefst 82% van de Waalse ondervraagden denkt dat het pensioenstelsel hen geen comfortabele oude dag zal bieden. In Vlaanderen en Brussel is dat 71%. Om zonder problemen rond te komen, is er volgens de ondervraagden een pensioen van 1.615 euro per maand nodig. Dat is een pak meer dan het huidige gemiddelde van 1.181 euro voor mannen en 882 euro voor vrouwen, bedragen waarmee de rusthuizen voor veel gepensioneerden onbetaalbaar zijn.
Verzet stelt puntenpensioen uit
Het brede ongenoegen kwam tot uiting in de pensioenacties van de vakbonden. Na een grootschalige informatiecampagne met de Pensioenkrant volgde op 16 mei een grote betoging. Volgens De Tijd was dit de begrafenis van het puntenpensioen. Voorlopig wordt het puntenpensioen naar een volgende legislatuur uitgesteld.
Om het terrein daarop voor te bereiden, buigt de regering zich eerst over de regeling voor de zware beroepen. Volgens CD&V, het zogenaamde ‘sociaal gezicht’ in de regering, is het de bedoeling om dit via sociaal overleg te doen. Maar wat is de onderhandelingsmarge indien de totale enveloppe voor regelingen van zware beroepen op voorhand vastligt? Het enige waarover dan nog kan onderhandeld worden, is wie het hardst wordt aangevallen en bij wie het iets zachter gebeurt. Een uitstekende manier om verdeeldheid te zaaien door beroepsgroepen tegen elkaar uit te spelen.
We zagen dit reeds met het voorstel in de publieke sector: ongeveer 50% van het overheidspersoneel zou onder de regeling van een zwaar beroep vallen. Er werd meteen schande gesproken door de neoliberale rechterzijde. Nochtans betekent dit een stap achteruit: met de bestaande regeling geniet 62% van het overheidspersoneel een voordelige pensioenregeling (de ‘preferentiële tantièmes’). We mogen ons niet tegen elkaar laten opzetten: als de regering bepaalde beroepsgroepen een beetje respijt geeft, is het om na een eerste besparingsgolf ook deze ‘privileges’ af te pakken. Bovendien zal de afschaffing van de huidige regeling in de publieke sector de invoering van een puntenpensioen gemakkelijker maken.
Strijd doorzetten
Er moet offensief gestreden worden tegen de aanvallen op onze pensioenen. De pensioenbetoging van 16 mei toonde de mogelijkheden. Het heeft de regering gedwongen om het puntenpensioen uit te stellen.
We mogen het initiatief nu niet aan de regering overlaten. Om onze strijd door te zetten, kunnen we vertrekken van de offensieve eisen die de vakbonden naar voor schuiven: minimumpensioen van 1.500 euro per maand, pensioenbedrag van 75% van het laatste loon in plaats van 60%, intrekking van alle aanvallen door de huidige en vorige regering.
We hebben rond deze eisen de publieke opinie al mee. Bovendien is de regering niet zo sterk als ze zich voordoet. Waarop wachten de vakbondsleidingen om een opbouwende mobilisatiecampagne in het najaar aan te kondigen?
Ons archief over pensioenen: https://nl.socialisme.be/tag/pensioenen
-
Pensioenbetoging mag geen eindpunt zijn
Na een informatiecampagne waarin tienduizenden pensioenkranten werden verdeeld, wordt op 16 mei in Brussel betoogd. Het ongenoegen rond de pensioenen is erg groot: hoe komt het toch dat we steeds harder werken en dat de winsten steeds groter worden, maar dat er geen geld zou zijn voor leefbare pensioenen? De werkdruk maakt dat weinigen zich tot 67 jaar zien werken, waarop de regering nu de druk op elk van ons wil opvoeren om toch langer te werken. Actie is nodig en dus is het belangrijk dat er op 16 mei betoogd wordt. Velen stellen zich echter al de vraag: wat na 16 mei?
Artikel uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Mocht de regering na één betoging van gedacht veranderen, dan hadden we niet opnieuw rond de pensioenen moeten betogen. We mogen daaruit niet de conclusie trekken dat betogen en actievoeren niets uithaalt. Als we niets doen, zal de regering nog sneller en harder inbeuken op onze levensstandaard. Zonder onze acties is het publieke debat zo goed als volledig in handen van de rechterzijde en kan de tandem Michel-De Wever er straks nog een termijn bij doen. Er is niet minder maar meer actie nodig. Geen actie die beperkt is tot het versterken van de onderhandelingspositie van de vakbondsleidingen, maar opbouwende acties die bredere lagen meetrekken en de publieke opinie beïnvloeden.
Is dat onmogelijk? In de herfst van 2014 hebben we dat voor elkaar gekregen met de nationale betoging gevolgd door provinciale stakingen en dan een nationale algemene staking.
Het stilleggen van de acties na dat actieplan van 2014 heeft tot verwarring en frustratie geleid onder heel wat militanten. Strijdbare delegees moeten er alles aan doen om de frustratie om te zetten in een sterker inzicht in de oorzaken van die frustratie. De vakbondsleidingen hebben na 2014 niet durven doorzetten tot de val van de regering, onder meer omdat er zich een probleem stelt met alternatieven op die regering. Binnen het kapitalisme is er weinig marge voor toegevingen aan de werkende klasse waardoor de sociaaldemocratie zich de afgelopen decennia steeds meer heeft vereenzelvigd met het kapitalisme en het beleid dat bij ons bespaart om uit te delen aan de superrijken. De vakbonden kunnen echter zelf een politiek project verdedigen, campagne errond voeren en druk zetten.
Onze strijd voor een ander beleid zal meer dan één slag vergen en daar moeten we op voorbereid zijn. Na 16 mei mag het protest niet gestopt worden. Een goed uitgewerkt oplopend actieplan kan de druk opvoeren. Kijk naar Frankrijk en de steun voor de beweging daar. De acties moeten ook een duidelijk doel hebben: de val van de regering en het besparingsbeleid. Doorheen het protest moeten we onze politieke vertegenwoordiging tegenover die van de 1% rijksten opbouwen.
-
‘De grote pensioenroof.’ Hoe de kapitalisten ons uitgesteld loon stelen
Het boek ‘De Grote Pensioenroof’ van Kim De Witte (PVDA) toont omstandig aan dat onze pensioenen betaalbaar zijn. Het boek wapent ons met heel wat cijfers. In die zin kan het een instrument zijn om collega’s op de werkvloer bewust te maken van de impact van de aanvallen op de pensioenen, en hen te mobiliseren naar de betoging van 16 mei en volgende acties.Recensie door een militant van ACOD-Spoor, gepubliceerd in maandblad ‘De Linkse Socialist’
Jonas Geirnaert wijst er in zijn voorwoord terecht op dat de welvaart nooit eerder zo groot was. Dat maakt het argument van de onbetaalbaarheid van de pensioenen absurd. Het probleem is de onrechtvaardige verdeling van de welvaart. Hij maakt komaf met de valse doctrine van de onvermijdelijkheid van langer werken. Hij concludeert terecht dat we moeten vertrekken vanuit de behoeften in plaats van vanuit de winsten.
In de proloog stelt Kim De Witte dat er een breuklijn is die loopt tussen neoliberalisme versus humanisme. Vreemd genoeg heeft hij het niet over de breuklijn tussen arbeid en kapitaal. Dat verklaart wellicht ook waarom er niet over de arbeidersklasse of over socialisme wordt gesproken. Er wordt wel gepleit voor het organiseren van de arbeid in functie van de behoeften en het benutten van de productiviteitsstijging voor arbeidersduurvermindering. Maar dit wordt niet gekaderd in een klassenstrijd van de werkende klasse tegen het kapitaal.
Wel brengt het boek interessante argumenten en cijfers. Terecht klaagt Kim De Witte aan dat er geen ernstig debat over de pensioenen is. Geen enkele partij sprak zich voor de verkiezingen uit voor een verhoging van de pensioenleeftijd tot 67 jaar. Ondertussen is duidelijk dat alle beleidspartijen voor langer werken en het afbreken van de pensioenen zijn. De verhoging van de pensioenleeftijd gaat samen met een aanval op vervroegd pensioen. Dat kan voortaan enkel vanaf 63 jaar na 42 jaar loopbaan. Driekwart van de vrouwen en een kwart van de mannen komt daar niet voor in aanmerking. Dat komt onder meer door deeltijds werk: voor wie minder dan 104 dagen per jaar werkt, telt maar een half jaar mee in de berekening van de lengte van de loopbaan.
Duitsland en Oostenrijk
In Duitsland is het wettelijke pensioen sinds de roodgroene regeringen van Schröder (1998-2005) in vrije val. Voordien bedroeg dit 70% van het gemiddelde inkomen. De verwachting is dat dit in 2020 nog maar 46% zal zijn. Mensen worden geduwd in de richting van de gesubsidieerde tweede pijler (pensioenfondsen in sectoren) en derde pijler (persoonlijke vormen van pensioensparen). Kim De Witte schetst hoe nauw de politiek en de verzekeringssector verweven zijn. Maschmeyer, de baas van AWD, financierde bijvoorbeeld de verkiezingscampagne van Schröder.
De pensioenfondsen zijn een miljardenmarkt geworden. Er zijn ondertussen 16 miljoen RiesterRente-contracten (derde pijler). De overheid subsidieerde dit tussen 2002 en 2016 met 34,8 miljard euro, tegen 2020 zal het oplopen tot 50 miljard euro. De publieke sociale zekerheid wordt leeggeroofd, maar het pensioensparen vult dit verlies niet aan. De pensioenfondsen kennen bovendien een probleem van winstgevendheid voor de spaarders: de gegarandeerde opbrengst is van 4% naar 1,75% gedaald. De rendementen zijn erg laag, onder meer door hoge kosten voor de verzekeraars die oplopen tot de helft van de bijdragen. Je kan je geld bijna beter in een sok steken…
Voor de gewone gepensioneerden is de situatie vaak rampzalig: het bestaansminimum bedraagt 787 euro per maand. Bijna een kwart werkt in lageloonsectoren, wat ook leidt tot armoedige pensioenen. De sterke tendens van individualiseren en privatiseren van de Duitse pensioenen maakt de problemen enkel groter.
Het Duitse voorbeeld steekt schril af tegenover het Oostenrijkse. Daar is er wel nog een sterk wettelijk pensioen. Het resultaat zie je in de gemiddelde pensioenen: 1.820 euro voor een Oostenrijkse man, tegenover 1.050 voor een Duitser. Voor vrouwen is dat 1.220 en 590 euro.
Kim De Witte geeft in zijn boek aan hoe de afbraak van het wettelijk pensioen in Oostenrijk gestopt werd. In 2003 wilde de regering-Schüssel van christendemocraten en extreemrechts het vervroegd pensioen afschaffen, het wettelijk pensioen met 38% verminderen en mensen naar private verzekeringen duwen. Het leidde tot massaal verzet. Een actiedag met 300.000 deelnemers (algemene vergaderingen in de bedrijven, straatblokkades, lokale betogingen, …) werd gevolgd door een nationale betoging en een algemene staking met 1 miljoen deelnemers, de grootste sinds Wereldoorlog Twee. Een massabeweging kon de aanval grotendeels stoppen. Extreemrechts werd in de verkiezingen afgestraft voor dit asociale beleid: de FPÖ van Jörg Haider splitste in twee en zelf haalde hij in 2006 nog maar 4,1%.
Offensieve eisen
Naar het einde van het boek brengt Kim De Witte enkele offensieve eisen: pensioenleeftijd op 65 jaar, vervroegd pensioen vanaf 60 na 35 jaar loopbaan, brugpensioen vanaf 58 voor wie een zwaar beroep heeft of al 40 jaar werkte, een pensioen dat 75% van het gemiddeld loon bedraagt, minimumpensioen van 1.500 euro (na 40 jaar loopbaan) en maximum 3.000 euro, … De Witte pleit voor arbeidsduurvermindering en het volledig meetellen van de (voormalige) gelijkgestelde periodes.
Voor de financiering hiervan wijst Kim De Witte naar de miljonairstaks die zijn partij verdedigt. Hij stelt ook voor om de verlaging van werkgeversbijdragen voor 16 miljard euro per jaar te stoppen en deels terug te draaien. Op dit punt is De Witte erg voorzichtig, nochtans zou het logisch zijn om het subsidiëren van tewerkstelling volledig via openbare diensten en genationaliseerde sleutelsectoren van de economie te doen.
De grote vraag is natuurlijk hoe we deze eisen kunnen afdwingen. Kim De Witte houdt het op een verwijzing naar het verzet in Oostenrijk in 2003 en dat van de Poolse vakbonden tegen de verhoging van de pensioenleeftijd. Strijd is nodig, dat is evident. Maar er wordt niets gezegd over de nood aan een actieplan vergelijkbaar met dat in 2014. Op deze cruciale kwestie had Kim De Witte gedetailleerder mogen ingaan. Het boek eindigt met een mooi citaat van Elsschot: “Tegen de mieren is geen tijger bestand.” De mieren hebben inderdaad de kracht van het aantal, maar ze moeten zich organiseren.
Wat heb ik als vakbondsmilitant aan dit boek? Het is een hele kluif. Het toont dat de pensioenen betaalbaar zijn en ontkracht de wetmatigheid dat we langer moeten werken. Het boek toont dat het kapitaal de wettelijke pensioenen afbreekt om met private winsten op de ‘pensioenmarkt’ te gaan lopen. Het boek brengt enkele zeldzame voorbeelden van geslaagd verzet en kan ongetwijfeld bijdragen aan de mobilisaties. De aanvallen op het pensioen van statutair overheidspersoneel komen jammer genoeg maar heel summier aan bod. Zo worden de preferentiële tantièmes en de invloed ervan op pensioenleeftijd en -bedrag niet vermeld. De belangrijkste beperking van het boek is dat er niet wordt ingegaan op de nood aan een breuk met het kapitalisme. Onder dit systeem zullen leefbare pensioenen nooit betaalbaar zijn: dat botst immers met de winsten van de kapitalisten. Zelfs voorzichtige stappen in de richting van meer verworvenheden, zoals in Oostenrijk waar de afbraak van de pensioenen nog wat sterker werd afgeremd, zijn onaanvaardbaar binnen de winstlogica.
-
882 euro – zo laag is het gemiddeld pensioen van vrouwen

Onze aprilkrant gaat in
op de discussie rond pensioenen.
Deze krant komt vanavond
van de drukker. Neem vandaag
nog een abonnement en krijg
volgende week deze krant in je bus!Momenteel bespreekt de regering een nieuwe aanval op de pensioenen, meer bepaald wat de zware beroepen betreft. Daarover is er nog geen akkoord. De Morgen titelde vandaag: “Wat N-VA wil, is dood met de kogel voor Bacquelaine.” Anders gezegd: de aanval kan niet hard genoeg zijn voor N-VA, terwijl de coalitiegenoten beseffen dat er een breed gedragen ongenoegen is rond de afbraak van de pensioenen. Eerder werd de leeftijd al opgetrokken tot 67 jaar en werden de voorwaarden voor vervroegd pensioen een pak strenger.
Een specifiek element in de discussie rond pensioenen is de discriminatie van vrouwen. De regering heeft niet de minste maatregel om die discriminatie aan te pakken. De huidige maatregelen zullen integendeel leiden tot een vergroting ervan. Als het rechtse partijen als N-VA uitkomt in het kader van verdeeldheid tegen migranten, dan zijn ze de eersten om in woorden voor vrouwenrechten op te komen. Maar concrete maatregelen nemen, bijvoorbeeld om het gemiddeld pensioen van vrouwen tot boven de armoedegrens op te trekken, is geen optie. Integendeel: het huidige beleid dat vrouwen hard raakt, mag wat N-VA betreft nog een pak harder zijn.
De cijfers vatten de ernst van de situatie samen. Een gemiddeld pensioen van vrouwen bedraagt amper 882 euro en de helft van de vrouwen moet het doen met een pensioen dat onder de 1.000 euro bedraagt. Deze week raakte bekend dat de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen maar liefst 26% bedraagt. Dat is meer dan de loonkloof. De steeds grotere nadruk op flexibiliteit op de werkvloer (met meer deeltijdse jobs), de stijgende werkdruk waardoor de combinatie gezin-werk onhoudbaar is, de aanvallen op de pensioenen (onder meer beperking gelijkstellingen), … zorgen ervoor dat de kloof dreigt toe te nemen.
Een gemiddeld pensioen van 882 euro is schandalig laag, zeker als je weet dat een verblijf in een rusthuis vandaag gemiddeld meer dan 1.500 euro per maand bedraagt. Er is een offensieve campagne nodig voor een hoger pensioen en voor de intrekking van de aanvallen op de pensioenen. Een pensioenleeftijd van 67 jaar is waanzin als je weet dat werknemers gemiddeld gezond leven tot 64 jaar. Het minimumpensioen moet drastisch de hoogte in: 1.500 euro per maand zou een goede start zijn voor dit minimum om zo een opwaartse druk te zetten op alle pensioenen. Is dat onbetaalbaar? De cadeaus aan de werkgevers kosten meer dan wat een leefbaar pensioen zou kosten. Het geld halen waar het zit, is de boodschap. Dat zal niet gebeuren door het vriendelijk te vragen, maar door onze strijd te organiseren. Het draagvlak wordt versterkt met een informatiecampagne (in de vorm van een krant op 1 miljoen exemplaren) en er is nu de oproep voor een actie op 16 mei.
Deze week was er een kleinere actie in Brussel om de ongelijke pensioenbehandeling van vrouwen aan te klagen. Met de actie werd de aandacht gevestigd op de schrijnende situatie. Een gemiddeld pensioen van amper 882 euro en een pensioenkloof van 26%. Die twee cijfers op zich schreeuwen om een goed georganiseerd ernstig verzet en offensieve strijd voor hogere pensioenen!
? Op de ROSA-conferentie van morgen is er een werkgroep over: “Hoe vechten voor vrouwenrechten op de werkvloer en in de vakbond?” Iedereen welkom om mee de discussie te voeren!
? Enkele foto’s van de vakbondsactie gisteren in Brussel (foto’s door Els):
-
Actie tegen nieuwe aanval op pensioenen
Vanochtend hield het ABVV in het kader van de onderhandelingen binnen het comité A omtrent de pensioenen een concentratie aan het Brusselse Rouppeplein.Verslag door Eric
Het is een eerste actie in aanloop naar een informatiecampagne gericht op de collega’s en op het bredere publiek. De regering wil immers na het optrekken van de wettelijke pensoenleeftijd en het afbouwen van de mogelijkheden van vervroegd uittreden, haar offensief op onze pensioenen verder zetten. Het koninginnestuk van wat minister van pensioenen Baquelaine nu voorlegt, is een pensioenberekening op basis van punten. Dat moet toestaan om wie ooit werkloos was, op vervroegd pensioen gestuurd werd in het kader van een herstructurering, deeltijds gewerkt heeft en/of langdurig ziek was, daarvoor te sanctioneren in de pensioenuitkering.
De Belgische pensioenen liggen nochtans al bijzonder laag. Voor mannen bedragen ze gemiddeld 950 € per maand, voor vrouwen 750 €. Meer dan de helft van de gepensioneerden bevindt zich bijgevolg ofwel officieel in armoede of balanceert op de rand van een precair bestaan. Maar dat is niet waar de door de regering gewenste pensioenhervorming over gaat: die is louter en alleen een besparingsoperatie, bedoeld om de begroting op te smukken. Indien nog maar enkel de lastenverlagingen en loonsubsidies aan bedrijven, 7,4 miljard € per jaar, aan een lineaire verhoging van de pensioenen besteed zouden worden, dan zou men nochtans alle pensioenen met 300 € kunnen optrekken. Voor het ABVV is een minimumpensioen van 1500 € of 75% van de laatste wedde perfect haalbaar. De regering beweert dat de pensioenen onbetaalbaar zijn, maar in alle buurlanden liggen de uitgaven voor pensioenen fors hoger dan in ons land.
Deze concentratie was een eerste waarschuwing en tegelijk de aanloop naar een brede publieke informatiecampagne. Als de regering tegen september geen gas terug neemt zal de ACOD, het ABVV in de publieke sector, een actieplan ontplooien. Op de concentratie liet het ABVV verstaan dat de publieke sector daarbij niet alleen zou staan, maar vervoegd zou worden door de privésectoren.
LSP denkt niet dat de regering gemakkelijk haar plannen zal inslikken. Een harmonisering van de publieke pensioenen naar het niveau van de veel lagere pensioenen in de private sectoren, staat al sinds het einde van de jaren ’70 op het verlanglijstje van de patroons en de rechtse partijen. Ze zullen er alles aan doen om deze laatste trofee binnen te halen. Wij roepen alle militanten, zowel uit de publieke als de private sectoren op om de resultaten van de onderhandelingen in september niet af te wachten, maar de collega’s nu al te informeren en klaar te stomen voor het opbouwen van een krachtsverhouding via actie vanaf september, want alleen met het mes van interprofessionele stakingsbereidheid op de keel zal deze regering haar afbraakplannen willen opbergen. Militanten van LSP maakten op de actie 3 abonnementen en verkochten 9 kranten.
-
Wat we zelf doen, doen we beter? Indexsprong voor Vlaamse kinderbijslag en onderwijs!

Foto: wikicommons Op 29 december verscheen er van de Vlaamse overheid een “Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017” in het Belgisch Staatsblad. De juridische taal is uiteraard niet altijd even makkelijk te begrijpen. Sommige bepalingen in een dergelijke document gaan over aanpassingen aan vorige decreten en besluiten, waardoor je eigenlijk die vorige decreten en besluiten moet opzoeken om te weten wat er werkelijk verandert. Maar sommige bepalingen zijn duidelijk genoeg voor wie het geduld heeft hiernaar op zoek te gaan en met het juridische taalgebruik om kan.
Artikel door een ambtenaar
Gezinsbijslag volgt stijgende levensduurte niet
Zo blijkt dat de Vlaamse overheid een indexsprong wilt doorvoeren voor de kinderbijslag. In Artikel 15 van het decreet staat: “De overschrijding van de spilindex die volgt op deze van mei 2016 wordt niet verrekend voor alle sociale uitkeringen met betrekking tot de gezinsbijslag …”.
Artikel 16 luidt in zijn volledigheid: “Artikel 16, § 3, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers vindt, met betrekking tot de overschrijding van de spilindex die volgt op de overschrijding in mei 2016, geen toepassing voor de prestaties inzake de gezinsbijslag die worden toegekend door de Vlaamse Gemeenschap.”
Ten gevolge van inflatie werd de spilindex in mei 2016 overschreden. Dit heeft als gevolg dat in de maanden nadien diverse lonen en uitkeringen verhoogd worden om tegemoet te komen aan het duurder geworden leven. De diverse lonen en uitkeringen worden echter allemaal op een verschillend moment opgetrokken. De ambtenarenlonen worden bijvoorbeeld twee maanden na de overschrijding van de spilindex geïndexeerd. Voor diverse bediendensectoren vond deze indexering pas op 1 januari 2017 plaats. De gezinsbijslag (wat de kinderbijslag, het kraamgeld en de adoptiepremie omvat) is blijkbaar eveneens een uitkering die wat later geïndexeerd wordt. En de Vlaamse regering heeft net beslist deze indexering, die normaalgezien in 2017 zou plaatsvinden, niet toe te passen.
Indexsprongen zijn een populaire manier van besparingen op de kap van de gewone mens. Omdat het niet letterlijk om een verlaging van het uitgekeerde bedrag gaat, valt het minder op dat er een besparing heeft plaatsgevonden. Maar als alle prijzen (voedsel, huur, water etc.) stijgen, en de mechanismes om lonen en uitkeringen hieraan naar boven aan te passen, volgen niet; dan gaat dat om een besparing op kap van de loontrekkenden en uitkeringsgerechtigden. Terwijl toegenomen prijzen natuurlijk wel leiden tot toegenomen belastinginkomsten voor de overheid.
Basis en secundair onderwijs krijgen eveneens indexsprong te verduren
En blijkbaar zijn indexsprongen populair bij de Vlaamse overheid. In artikel 47 staat er: “Voor alle subsidies binnen de begroting van de Vlaamse Gemeenschap waarvan de evolutie gekoppeld is aan de schommelingen van een prijsindexcijfer, wordt, voor het gedeelte van de niet-looncomponent van de subsidie, de indexaanpassing niet verrekend in het begrotingsjaar 2017, 2018 en 2019.” Vervolgens wordt er een lijst gegeven van allerlei domeinen waarop deze indexsprong niet van toepassing is, waaronder de studiefinanciering, de vergoedingen voor pleegzorg, rust- en verzorgingstehuizen, psychiatrische verzorgingshuizen en beschut wonen. Maar alles wat niet opgesomd wordt, zal dus een indexsprong meemaken, alleszins voor het gedeelte dat niet voor lonen bestemd is.
Er wordt één tip van de sluier gelicht over wat er wel slachtoffer wordt van deze indexsprong. Op het einde van artikel 47 staat er immers: “In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, is de niet-verrekening van de index-aanpassing ook van toepassing op de looncomponent van de werkingsmiddelen van het gewoon en het buitengewoon basisonderwijs en het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs in het begrotingsjaar 2017.” De financiering van het basis- en secundair onderwijs zal in 2017 dus een volledige indexsprong doorgaan, inclusief voor de looncomponent.
Het is tijd dat niet enkel de federale regering, maar ook de Vlaamse regering in haar besparingsdrift wordt gestopt. Hiervoor zal collectieve actie in de vorm van betogingen en stakingen noodzakelijk zijn. Het wordt tijd dat we ons organiseren om deze strijd te voeren en onze medemensen te motiveren en te overtuigen dat het voeren van strijd tot succes kan leiden.












