Category: Sociale zekerheid

  • Werken tot 67 jaar? Onmogelijk! Gino, 55 jaar, automekanieker

    We publiceren een reeks getuigenissen die duidelijk maken dat werken tot 67 jaar onmogelijk is. Hieronder Gino, een automekanieker. In een volgende nummer geven we het woord aan de verpleegster Sylvie.  

    door Guy Van Sinoy

    “Mijn naam is Gino en ik heb altijd een passie gehad voor automechanica. Ik ben geboren in Luik in 1968. Wat een jaar! Mijn ouders kwamen in de jaren 1950 uit Italië. Mijn vader werkte bij Cockerill en mijn moeder was schoonmaakster. Na de lagere school ging ik naar de vakschool omdat ik automonteur wilde worden. Mijn vader wilde dat ik net als hij bij Cockerill ging werken. Maar ik zag het niet zitten om in een dergelijk shiftsysteem te werken. [In de staalnijverheid was er een shiftenstelsel van 7 dagen vroege shiften van 6u tot 14u, gevolgd door 7 late shiften van 14u tot 22u, 7 nachten van 22u tot 6u en vervolgens een week rust]. Als ik nu zie wat er met de staalindustrie in Wallonië is gebeurd, zeg ik tegen mezelf dat ik er goed aan heb gedaan om er niet in te stappen.”

    “Zodra ik mijn eerste loon kreeg, spaarde ik om een tweedehands auto te kopen. Een Alfa! Om mee te pronken voor mijn vrienden en de meisjes… Omdat mijn Alfa nogal wat kleine reparaties en afstellingen nodig had, ging ik aan de slag met mijn eerste auto.”

    “Na in een paar kleine garages te hebben gewerkt, werd ik aangenomen bij een gerenommeerd Duitse autobedrijf. Ik word goed betaald, maar de werkomstandigheden zijn vrij streng. De verschillende werkzaamheden worden getimed. Als je de voortdurende technische ontwikkelingen in de autosector ziet (benzine, diesel, brandstofinjectiemotoren, turbo, ABS, elektrische voertuigen), moet je concluderen dat je je moet blijven bijscholen. Waar ik werk, heeft het moederbedrijf een goed gedocumenteerd opleidingscentrum. Maar dat geldt lang niet voor alle merken.”

    “Mijn vrouw werkt voor Delhaize in een winkel die binnenkort in franchise gaat. Ze weet nog niet wat haar toekomstige werkomstandigheden zullen zijn. We hebben twee zonen: de ene is landmeter, de andere leraar. Je kunt zeggen dat ze gesetteld en financieel onafhankelijk zijn. Ons huis is afbetaald. Maar gezien de onzekere situatie van mijn vrouw moet ik absoluut 100% blijven werken totdat ik de pensioengerechtigde leeftijd heb bereikt.”

    “Vorig jaar gleed ik uit over de gladde garagevloer en viel (zwaar) op een gereedschapskist. Drie gebroken ribben en ik zat drie weken thuis. Ik ben lid van ABVV Metaal, maar waar ik werk is er geen afvaardiging omdat het te klein is. Ik ben naar het ABVV op de Place St-Paul gegaan om mijn rechten te kennen, vooral wat mijn pensioen betreft. Geboren na 1967, moet ik doorwerken tot mijn 67ste! Ongelooflijk! Maar vooral onmogelijk! De mensen die dit bedenken, deden ongetwijfeld nooit fysiek veeleisend werk.”

  • Werken tot 67 jaar? Onmogelijk! Loubna, 55 jaar, arbeidster in een wasserij

    We brengen elke maand een getuigenis van iemand voor wie werken tot 67 jaar onmogelijk is. Volgende keer spreken we met Gino, een mecanicien in een garage. Deze maand geven we het woord aan Loubna, een 55-jarige arbeidster in een wasserij.

    door Guy Van Sinoy uit De Linkse Socialist

    “Ik ben geboren in een klein dorpje in Marokko. Een arm dorp. Toen ik drie was, ging mijn vader werken bij de metro in Brussel. Twee jaar later kwamen mijn moeder en ik aan in Anderlecht. Mijn eerste woordjes Frans leerde ik op de kleuterschool. Mijn twee broers werden later geboren. Ik was niet zo goed op school. Na de lagere school volgde ik snit en naad in het beroepsonderwijs. Mijn moeder zei altijd tegen me: ‘Dan leer je tenminste je eigen jurken te maken.’”

    “Na het middelbaar werkte ik als fabrieksarbeidster bij Léonidas in Anderlecht. Toen trouwde ik, kreeg twee kinderen en stopte met werken. Mijn man, een taxichauffeur met oncomfortabele werktijden, kon nauwelijks voor de kinderen zorgen. Gelukkig hielp mijn moeder me.”

    “Daarna was het niet gemakkelijk om werk te vinden. We hadden een buurvrouw die een echte socialiste was. Ze werkte voor de linnendienst in Anderlecht waar ze vakbondsafgevaardigde was. Ze raadde me aan om te solliciteren en ik werd aangenomen als arbeidster. De linnendienst reinigt het linnen voor de grote ziekenhuizen (Brugmann, St-Pierre, Schaarbeek) en het linnen voor de OCMW-tehuizen. Ze maakt ook de werkkledij schoon van al het personeel van de Stad Brussel en het OCMW van Brussel-Stad.”

    “Het is een onhygiënische job. Om de 3 minuten krijgen we een zak vuil wasgoed. We moeten ze optillen en ze wegen vaak meer dan 50 kg. We zouden met z’n drieën moeten zijn, maar vaak zijn we met z’n tweeën. De ziekenhuiswas is vaak erg vies, met vlekken van bloed, braaksel, etter, urine en soms uitwerpselen. De tassen zitten vol met spullen: kunstgebitten, stukjes long en spuiten. De infectierisico’s zijn hoog en vaccinaties zijn verplicht. Daarnaast zijn er voornamelijk chemische risico’s en gevaren door het gebruik van krachtige schoonmaakmiddelen en vlekkenverwijderaars die soms kankerverwekkend zijn. Daarnaast verhogen de hoge temperaturen en vochtigheid het risico op inademing. In deze omstandigheden werken tot 67? Neen, bedankt!”

  • Werken tot 67 jaar? Onmogelijk! Getuigenis van Bogdan, 45 jaar, bakker

    We publiceren een reeks getuigenissen van werkenden voor wie de verhoging van de pensioenleeftijd tot 67 jaar onmogelijk is. Vorige maand spraken we met Laura, een kapster. Volgende maand met Loubna, die in een wasserij werkt. Hieronder de getuigenis van Bogdan, die in een industriële bakker werkt. 

    door Guy Van Sinoy

    “Mijn naam is Bogdan en ik ben 45 jaar oud. Ik kom oorspronkelijk uit Polen. Ik ontvluchtte mijn land in 1995 en kwam in België aan toen ik 19 was. In die tijd sprak ik geen woord Frans of Nederlands en Polen maakte nog geen deel uit van de Europese Unie. Ik vond werk in een industriële bakkerij dankzij een landgenoot die daar al een tijdje werkte. Omdat ik niet over de juiste papieren beschikte, werkte ik in het zwart. Dat betekende geen betaalde vakantiedagen, geen feestdagen, onbetaalde overuren, enz.”

    “In 1998 vertelde een landgenoot die in dezelfde situatie zat over een bijeenkomst die het Brusselse ABVV organiseerde voor arbeiders zonder papieren. Ik ging erheen en herinner het me alsof het gisteren was. Albert Faust, voorzitter van het Brusselse ABVV, verwelkomde ons. Hij legde uit dat we, met of zonder papieren, vooral arbeiders waren en dat we ons moesten verenigen om onszelf te verdedigen. Meer dan zestig van ons luisterden aandachtig. Voor een symbolische lidmaatschapsbijdrage kregen we allemaal een vakbondsboekje. Ik bewaarde het zorgvuldig omdat het mijn eerste officiële document was. In die tijd had ik noch een werkvergunning, noch een verblijfsvergunning.”

    “Gaandeweg werd mijn situatie geregulariseerd, vooral dankzij de tussenkomst van het ABVV. Nu heb ik mijn papieren, krijg ik betaalde vakantie, worden mijn overuren betaald en heb ik recht op feestdagen zoals iedereen. Maar de werkomstandigheden zijn nog steeds even zwaar: nachtdiensten, weekends en zeer vroege ochtenden. De temperaturen in de werkplaats zijn extreem: de ovens draaien op meer dan 200°C en de koelkasten staan ingesteld op 4°C! Het tempo is moeilijk bij te houden: 1.000 broden per uur worden geplaatst en verpakt in een lawaaierige omgeving. Er is veel meelstof, wat vaak astma veroorzaakt. Ik zie mezelf niet zo werken tot mijn 67e… Vooral omdat de jaren die ik zwart heb gewerkt niet meetellen voor mijn pensioen.”

  • Werken tot 67 jaar? Onmogelijk! Getuigenis van Laura, 45 jaar, kapster

    In onze oktoberkrant begonnen we een nieuwe reeks: getuigenissen van werkenden voor wie de verhoging van de pensioenleeftijd tot 67 jaar onmogelijk is. Volgende keer spreken we met Bogdan, een Poolse arbeider in een industriële bakkerij in de buurt van Brussel. Hieronder de getuigenis van Laura.

    door Guy Van Sinoy

    “Mijn naam is Laura en ik werk als kapster in een kapsalon in de buurt van Bergen. Ik kom uit een arbeidersgezin. Mijn grootvader kwam in de jaren 1950 uit Italië om in de steenkoolindustrie te werken. Hij werd ziek en stierf aan silicose.”

    “Na de sluiting van de mijnen in de jaren 1960 was er niet veel industrieel werk meer te vinden in de Borinage, dus moesten de mensen naar Brussel pendelen om te werken. Mijn vader werkte in Brussel als arbeider bij Michelin en daarna bij Volkswagen.”

    Vakschool

    “Mijn vader en moeder waren erg trots dat ik een kappersopleiding volgde. Zo kon ik de fabriek ontvluchten en werk vinden in mijn regio. Toen ik in 1996 de vakschool verliet, was de pensioenleeftijd voor vrouwen nog 60 jaar. Ik ben geboren in 1978 en ging er dus van uit dat ik in 2038 op 60-jarige leeftijd op pensioen zou kunnen gaan.” 

    “Een jaar nadat ik afstudeerde werd de pensioenleeftijd voor vrouwen verhoogd naar 65, onder het mom van ‘gelijkheid’ met mannen. Deze gelijkheid had net zo goed bereikt kunnen worden door de pensioenleeftijd voor mannen te verlagen naar 60!”  

    Mijn eerste dagen als kapster

    “Wat veel mensen niet beseffen is dat kappers hun eigen materiaal moeten kopen: borstels, kammen, tondeuses, scheermesjes en scharen. Een kappersschaar van goede kwaliteit kost tegenwoordig minstens €150. Ik moest dus beginnen met het kopen van mijn eerste gereedschap. Dankzij mijn diploma vond ik al snel een plek in een kapsalon.”

    “Een kapster werkt altijd staand, met de armen altijd omhoog. Dit veroorzaakt spier- en bloedcirculatieproblemen. Na een bepaalde leeftijd is de rug beschadigd en zijn de spieren in de armen, schouders en polsen versleten maar wie te vaak ziek is, wordt in opzeg gezet. Zoals het de traditie is in mijn familie ben ik lid van een vakbond, maar de meeste van mijn collega’s durven niet eens te zeggen dat ze lid zijn van een vakbond.”

    “De meeste producten die we dagelijks gebruiken zijn giftig of irriterend en kunnen soms allergieën veroorzaken. Oplosmiddelen, bleekmiddelen en haarlak irriteren de luchtwegen. Bovendien zien veel eigenaars van kapperszaken de leeftijd van hun personeel als een beperking. Heel wat oudere collega’s hebben het daarom moeilijk om weer aan de slag te gaan als het kapsalon waar ze werkten om de een of andere reden de deuren sloot.”

    Werken tot 67?

    “De regering heeft de pensioenleeftijd voor mannen en vrouwen recent verhoogd naar 67 jaar.  Dus ik zou moeten werken tot… 2045! Ik zie mezelf of mijn collega’s echt niet tot 67 jaar werken. Alle kappersbazen weten dat. Blijkbaar zijn de politici die dit besloten hebben dommer dan de kappers…”

  • Wij wensen Marc Leemans een deugddoend brugpensioen

    CD&V, N-VA en VLD willen brugpensioen afschaffen

    Over stikstof en landbouw vinden ze geen akkoord, maar om de werkende klasse aan te vallen hebben ze maar een paar minuten op Twitter nodig om het roerend eens te zijn. De partijen die voorheen de rechtse ‘Zweedse’ regering vormden en nog steeds de Vlaamse rolden over elkaars voeten in het veroordelen van het brugpensioen van ACV-voorzitter Marc Leemans. Die maakt gebruik van het SWT-stelsel om op 1 januari 2024, kort voor zijn 63ste verjaardag, te stoppen na ruim 40 jaar dienst. Het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) werd tien jaar geleden ingevoerd als opvolger van het brugpensioen met als doel om de toegang ertoe moeilijker te maken.

    Zowat alle media vonden het nodig om het brugpensioen van Leemans te laten toelichten door vertegenwoordigers van rechtse partijen en dito ‘experts’. Wat hebben Geert Noels en Stijn Baert met het brugpensioen van Marc Leemans te maken? Niets, zou je denken. Behalve dat ze allemaal staan te springen om het te cancellen. N-VA riep meteen dat het SWT-stelsel moet afgeschaft worden. Vlaams parlementslid Ronse (N-VA) beschuldigde Leemans van “sociale fraude” omdat hij gebruik maakt van een wettelijk stelsel. Over de wellicht illegale pensioentoeslagen van de voormalige Kamervoorzitters De Croo en Bracke werd die beschuldiging niet bovengehaald en hoorden we de Noelsen en Baerts van de mediawereld nog niet. VLD-voorzitter Lachaert, master in sociale afbraak, meent dat de SWT-regeling van Leemans aantoont hoe “sommige vakbonden ons welvaartsmodel bedreigen.” CD&V-voorzitter Mahdi is het eens: “Totaal onverantwoord, dit is wraakroepend. Als sociale partner moet je het goede voorbeeld geven. Reden te meer om het brugpensioen af te schaffen.” Zo weten we wat rechts denkt van het brugpensioen: afschaffen die handel, allemaal werken tot 67 en liefst nog langer. Dat we gemiddeld gezond leven tot 64 jaar doet er voor hen niet toe. Hoe wereldvreemd zijn die politici?!

    Minister Van Peteghem, geen linkse rakker, moest erkennen dat er niets illegaal of abnormaal is aan het brugpensioen van Leemans. Overigens maken de bevriende werkgevers van de rechtse partijen regelmatig gebruik van SWT om oudere werknemers weg te krijgen en zo te besparen op de loonkosten. Als werkgever zou het ACV op het applaus van rechts kunnen rekenen, maar omdat het een vakbond is wordt alle bagger bovengehaald, inclusief aantoonbare laster over vermeende ‘sociale fraude’. Er zitten vandaag 57.000 mensen in SWT, dat is ongeveer 10% van de bevolking tussen 60 en 65, en dus nog een groter deel van de beroepsactieve bevolking in die tranche. Dat een vakbond dit toepast, is dus in geen enkele manier ‘uitzonderlijk’. 

    Rechts klaagt dat er sprake is van oneigenlijk gebruik van het stelsel omdat Leemans zelf aangeeft te willen vertrekken en het niet op vraag van zijn werkgever gebeurt. Die regel vat de hypocrisie van rechts samen: ze willen ons opleggen om langer te werken, maar tegelijk niet raken aan de mogelijkheid van de werkgevers om ouder en dus duurder personeel de laan uit te sturen. Over de werkbaarheid van werk en lange loopbanen van meer dan 40 jaar hoor je ze nooit. Er wordt geklaagd dat een deel van het brugpensioen uit de sociale zekerheidkas wordt betaald, terwijl die al zo zwaar onder druk staat. Dat het hun eigen beleid van cadeaus aan de werkgevers is die voor deze druk zorgt, zeggen ze er niet bij. De sociale zekerheid is bedoeld om mensen die geen werk hebben, die zorg nodig hebben, die sociale bescherming nodig hebben, die op (brug)pensioen gaan … een inkomen te bezorgen. Dat vinden de rechtse politici ‘schandalig’.

    Is het aanvaardbaar dat iemand op 62 jaar na 40 jaar loopbaan op pensioen gaat, ook al is het brugpensioen? Ja, absoluut. Wat Stijn Baert en andere patronale roeptoeters ook mogen zeggen: een loopbaan van 40 jaar is zelfs economisch gezien te lang. Er is geen enkel reden waarom we zo lang, of zelfs langer, moeten werken. De productiviteit die we nu hebben, zou het mogelijk maken om loopbanen in te perken in plaats van te verlengen. Arbeidsduurvermindering en kortere loopbanen zijn perfect mogelijk. Het gebeurt niet omdat die extra uren en jaren meer winsten voor de rijksten opleveren. Winsten waar ze niets productief mee doen. Vorig jaar deelden grote bedrijven wereldwijd een record van 1.560,6 miljard dollar aan dividenden uit aan hun aandeelhouders, een stijging van 8,1% in vergelijking met 2021. Bij de Belgische dividenden was de stijging groter: 11,7% tot een bedrag van 5,4 miljard dollar. Maar voor pensioenen en brugpensioenen is er geen geld?!

    Tot slot een reactie op de stelling van de rechterzijde dat Leemans oneigenlijk ontslagen wordt door het ACV. Om in een SWT-stelsel te stappen, is er officieel een ontslag nodig en komt de betrokkene in een stelsel van ‘werkloosheid’ terecht. Dat was reeds het geval toen SWT nog gewoon brugpensioen was. De rechtse politici weigeren al jarenlang om strenger toezicht op het ontslagrecht in te voeren. Vandaag is er geen reden of motivatie nodig voor ontslag, of is het alleszins geen argument om een ontslag terug te draaien. Het is zelfs mogelijk om iemand om onwettelijke redenen af te danken (denk maar aan discriminatie, racisme, seksisme, zwangerschap, vakbondsactiviteiten …) zonder dat een rechtbank het kan terugdraaien. Als de onwettelijkheid is vastgesteld, wordt slechts een extra schadevergoeding toegekend. Werkgevers maken hier massaal gebruik van om personeel af te danken. Daar willen de rechtse politici en hun trouwe roeptoeters niet aan raken. 

    Wij wensen Marc Leemans een deugddoend pensioen toe. We waren nooit grote fan van hem en zijn politiek van overlegsyndicalisme waarmee onder meer de beweging van eind 2014 op een doodlopend zijspoor werd gezet waardoor de rechtse partijen die nu zo luid roepen overeind konden kruipen nadat massale stakingen hun regering aan het wankelen brachten. Ook in het ABVV is die syndicale stroming die zich niet op strijd en krachtsverhoudingen baseert overigens aanwezig. Maar als consequente syndicalisten en socialisten strijden we voor het behoud en uitbreiden van de mogelijkheden van brugpensioen. Het zijn de werkenden die alles doen draaien, die de winst produceren en die na een lange loopbaan rust verdienen. 

  • “Terugkeer op de arbeidsmarkt” Vivaldi opent de jacht op langdurig zieken

    Terwijl duizenden mensen actie voerden voor koopkracht tijdens de actiedag van de vakbonden op 13 mei, stelde de federale regering maatregelen voor om langdurig zieken terug op de arbeidsmarkt te krijgen. Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) beweerde dat het niet de bedoeling is om te straffen, maar dat de mogelijkheid van sancties moet volstaan als afschrikkingsmiddel. Ondertussen zijn er geen plannen om de oorzaken van uitval op het werk aan te pakken.

    door Julien (Brussel)

    Aangezien extra migratie politiek moeilijk ligt als antwoord op de krapte op de arbeidsmarkt, wordt vooral gekeken naar het verhogen van de werkzaamheidsgraad. Met een half miljoen werknemers die minstens een jaar ziek zijn, zijn er meer langdurig zieken dan volledig uitkeringsgerechtigde werklozen. Om tegen 2030 een werkzaamheidsgraad van 80% te bekomen, opent de regering daarom na de jacht op de werklozen nu die op de langdurig zieken. In oktober schatte het Planbureau dat de terugkeer van 1% van de arbeidsongeschikten (die langer dan een jaar ziek zijn) een besparing van 25 miljoen euro zou opleveren. Volgens Vandenbroucke zouden 25.000 mensen minstens deeltijds terug aan de slag kunnen. De doelstelling is duidelijk niet om zieken te helpen, maar om te besparen en het probleem van de bazen als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt te verlichten.

    De maatregelen van de regering hebben twee pijlers. Enerzijds worden zieke werknemers ertoe aangezet een herintegratietraject te volgen. Het uitgangspunt lijkt te zijn dat zieken misbruik maken van de sociale zekerheid en met slechts een kleine inspanning terug aan het werk kunnen. Anderzijds worden bedrijven gestraft als ze het aantal arbeidsongeschikte werknemers niet opvolgen. In de praktijk is er echter geen reden om te denken dat de bazen het helse werkritme zullen verlagen of voldoende personeel zullen aanwerven om de werkdruk te verlichten. Het zit in de aard van het systeem om werkenden steeds harder uit te persen om zo de winsten voor de bazen veilig te stellen.

    Welke werkenden vallen het meest uit? Volgens het Federaal Planbureau hebben “mensen met de hoogste inkomens minder te lijden onder langdurige ziekten of gezondheidsproblemen dan mensen met lage inkomens.” (1) In 2020 is 36,9% van de langdurig zieken uitgevallen als gevolg van psychische problemen. Dit percentage is sinds 2016 aan een forse opmars bezig, het sterkst onder vrouwen. (2)

    De arbeidersbeweging heeft de oplossingen

    Tien procent van de beroepsbevolking is langdurig ziek. Om daarop te antwoorden, moet de oorzaak van het probleem goed ingeschat worden. Dat ligt niet bij de zieken zelf, maar bij een werkritme en een systeem dat voor steeds meer mensen niet haalbaar is. Op 2 juni is er een actie van personeel uit de non-profit. Eens te meer wordt op straat gekomen voor investeringen, extra personeel en een herwaardering van de sector. Tijdens de hele pandemie waren er acties van de militante actiegroep La Santé en Lutte / De Zorg in Actie tegen het structureel gebrek aan middelen in de zorgsector en tegen de commercialisering en privatisering ervan. De zorgsector kent vandaag een grote uitval. Het inwilligen van de eisen van het personeel dat op straat schreeuwt dat het niet meer kan, is het enige antwoord.

    De afgelopen jaren is er gediscussieerd over collectieve arbeidsduurvermindering. Onder meer in de zorgsector is dit een essentiële eis om het werk haalbaar te maken. Tegenstanders zullen opmerken dat de krapte op de arbeidsmarkt een arbeidsduurvermindering onmogelijk maakt omdat er niet genoeg personeel is voor bijkomende aanwervingen. Werkbaar werk, dus met een lagere werkdruk, is echter de enige manier om te vermijden dat nog meer mensen niet meer meekunnen in de ratrace. Wij zijn voorstander van een 30-urenweek zonder loonverlies, met bijkomende aanwervingen en zonder verhoging van de werkdruk. Dit zou werkenden in staat stellen om uit te rusten, hun lichaam minder te belasten en geestelijk gezonder te blijven.

    Massale investeringen en een drastische herziening van de gezondheidszorg enerzijds en arbeidsduurvermindering anderzijds, zouden het mogelijk maken om heel wat gezondheidsproblemen bij de wortel aan te pakken. Dat is het enige alternatief voor de poging van Vivaldi om langdurig zieken koste wat kost terug aan het werk te krijgen, los van hun geestelijke en lichamelijke gezondheid.

    De bazen zullen dit uiteraard niet zomaar aanvaarden. Alles wat nodig is om sociale problemen aan te pakken, botst meteen met hun winstbejag. De bazen zijn duidelijk niet in staat om de economie te organiseren gericht op de belangen van de gemeenschap. De arbeidersbeweging moet daarom de belangrijkste sectoren uit de klauwen van de kapitalisten en hun winstdriften halen. Dit kan ervoor zorgen dat de door ons geproduceerde rijkdom ook effectief door de gemeenschap wordt beheerd, wat onder meer investeringen in zorg mogelijk maakt. Het zou bovendien een antwoord bieden op bazen die dreigen met delokalisatie of sluiting als de arbeidstijd wordt verkort.

     

    1. https://indicators.be/fr/i/G03_LSI/Maladie_ou_probl%C3%A8me_de_sant%C3%A9_de_longue_dur%C3%A9e
    2. https://www.inami.fgov.be/fr/statistiques/indemnites/Pages/incapacite-travail-longue-duree-combien-burn-outs-depressions.aspx
  • Strijd voor degelijk pensioen voor iedereen doorzetten

    In september waren er enkele stakingen tegen de onhoudbare werkdruk. Dit gebeurde niet alleen in bedrijven met een syndicale traditie, maar ook bij twee tankstations in de Antwerpse rand. De dagelijkse werkdruk is voor velen onhoudbaar, laat staan om dit vol te houden tot 67 jaar.

    Door Geert Cool

    De afgelopen jaren werd de toegang tot brugpensioen afgebouwd in het Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT). In 2014 werd de pensioenleeftijd opgetrokken tot 67 jaar tegen 2030. Het puntenpensioen werd onder druk van vakbondsprotest terug opgeborgen, maar de debatten over pensioenhervormingen blijven duren.

    Het voorstel van PS-minister Lalieux, enerzijds een erkenning van de vorige aanvallen maar anderzijds niet het verdere offensief dat door rechts wordt geëist, werd door de bazen en de rechterzijde afgebrand. Een gevoel van opluchting onder de werkenden is begrijpelijk, zeker na het optrekken van het minimumpensioen tot 1500 euro. Maar ondertussen blijft het probleem van werken tot 67 jaar, het gebrek aan oplossing voor zware beroepen, de moeilijke toegang tot SWT en de vraag wie recht heeft op een minimumpensioen. De werkende klasse moet eigen eisen en voorstellen doen gericht op een degelijk pensioen voor iedereen.

    Voorstel Lalieux: het minste kwaad?

    Na jaren van harde aanvallen, zullen de voorstellen van minister van pensioenen Karine Lalieux (PS) door velen als een verademing gezien worden. De ambtenarenpensioenen blijven buiten schot, tien jaar voltijds werken opent de deur naar het minimumpensioen van 1500 euro per maand en vanaf 60 jaar is vervroegd stoppen mogelijk mits een loopbaan van 42 jaar (voor 60-jarigen was dit eerder opgetrokken tot 44 jaar).

    De liberalen eisten een minder toegankelijk minimumpensioen, wat vooral vrouwen zou raken. De vereiste van 30 jaar werken wilden ze aanscherpen met de eis dat van die 30 jaar minstens 20 jaar effectief gewerkt wordt. Hun doel is de gelijkgestelde periodes (bijvoorbeeld bij zwangerschap, werkloosheid, ziekte of SWT) minder te laten meetellen. Het gaat overigens steeds om voltijdse tewerkstelling, terwijl 42,5% van de loontrekkende vrouwen en 11,8% van de mannen deeltijds werkt. De voornaamste redenen waarom vrouwen deeltijds werken, zijn zorg voor kinderen of afhankelijke personen (24%), familiale redenen (20%) en het feit dat de job enkel deeltijds wordt aangeboden (17%).[1]

    Verder eisen de bazen en rechts dat de ambtenarenpensioenen “geharmoniseerd” worden met het stelsel voor werknemers. Ze vinden het onaanvaardbaar dat ambtenaren meer pensioen hebben: het gemiddelde ambtenarenpensioen na een zuivere loopbaan bedraagt 2.795 euro per maand, tegenover 1.212 euro voor werknemers.[2] De conclusie van de bazen is niet dat werknemers schandalig weinig pensioen krijgen, maar wel dat het ambtenarenpensioen te hoog is. In een woonzorgcentrum betaal je gemiddeld 1800 euro per maand.[3] Het werknemerspensioen is duidelijk te laag!

    Een derde patronale eis is een drastische uitbreiding van de tweede en derde pensioenpijlers. Het gaat om een gedeeltelijke privatisering van de sociale zekerheid, waarbij niet de gemeenschap maar allerhande pensioenfondsen aan het stuur staan. Dit omvat risico’s: dergelijke fondsen beleggen op de beurs en zijn betrokken bij speculatie om de eigen winsten te maximaliseren. Sociale bescherming mogen we niet overlaten aan de winsthonger van bedrijven!

    De voorstellen van Lalieux bevestigen de harde aanvallen van de regering-Michel: pensioenleeftijd op 67 jaar en strenge voorwaarden voor vervroegd pensioen zonder oplossing voor zware beroepen. Een grotere ondermijning van het minimumpensioen van 1500 euro wordt vermeden en voorlopig wordt niet geraakt aan het ambtenarenpensioen, zelfs indien dit in het regeerakkoord stond. Tegelijk wil de regering het aanvullend pensioen veralgemenen en wordt langer werken aangemoedigd door een pensioenbonus, die velen nodig zullen hebben om aan een leefbaar pensioen te komen.

    Hiernaast kwamen er nog voorstellen om de pensioenen te ‘hervormen’, lees: af te breken. Zo stelden enkele professoren van de UGent rond de neoliberaal Stijn Baert voor om de gelijkgestelde periodes af te bouwen, maar ook om pensioenrechten binnen een koppel te kunnen doorgeven. Dat gaat in tegen de individualisering van sociale rechten, nochtans essentieel voor de financiële onafhankelijkheid van vrouwen. Johan Van Gompel van de Vergrijzingscommissie verklaarde dat er bij elke ‘hervorming’ moet nagestreefd worden om de gemiddelde loopbaan langer te maken.

    CD&V, Open Vld en MR zitten met de PS in de regering, maar lieten zich erg negatief uit over de plannen van Lalieux. Georges-Louis Bouchez stelde dat het voorstel “niet overeenstemt met de doelstellingen van de Vivaldi-coalitie” en riep op tot een “structurele hervorming.” Vooruit blonk uit in stilzwijgen, iedereen weet dat minister Frank Vandenbroucke in een recent verleden één van de grootste pleitbezorgers van een nieuwe aanval op de pensioenen was. N-VA had het over een “totaal gebrek aan verantwoordelijkheidszin.”

    Het extreemrechtse Vlaams Belang probeerde zich bij de vorige verkiezingen een ‘sociaal’ imago aan te meten, onder meer door de eis van een minimumpensioen van 1500 euro te verdedigen. Met het voorstel van een puntenpensioen berekend op basis van het aantal gewerkte arbeidsuren (en dus de afschaffing van de gelijkgestelde periodes), maakt extreemrechts duidelijk dat haar verdediging van die 1500 euro slechts electorale framing was.

    De groenen verdedigden de voorstellen van Lalieux. De PVDA/PTB wees er terecht op dat met dit plan de aanvallen van de regering-Michel bevestigd worden in plaats van teruggedraaid, zoals beloofd in de verkiezingscampagnes van de PS en de groenen. De meeste vakbondsleiders lijken opgelucht omdat de ergere voorstellen van rechts er niet doorkomen. Die benadering van het ‘minste kwaad’ betekent helaas dat de vorige maatregelen, waaronder de gehate verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar, impliciet aanvaard worden.

    Hun argumenten houden geen stand

    Vaak wordt het argument gebruikt dat we langer leven en dus maar later op pensioen moeten. De pandemie zorgt voor een dalende levensverwachting[4], een tendens die in de VS reeds voorheen bestond, in het bijzonder onder laag opgeleide werkenden. Economische media omschreven de dalende levensverwachting overigens als een “meevaller voor de pensioenfondsen”… Zo zie je maar hoe ze daar naar ons leven kijken: onze miserie is voor hen een meevaller. Er zijn grote verschillen in (gezonde) levensverwachting naargelang de opleiding en sociaal-economische positie. Toch stellen diegenen die het argument van ‘langer leven’ inroepen niet voor om de pensioenleeftijd naar beneden te herzien bij een dalende levensverwachting en al evenmin om de leeftijd voor zware beroepen veel lager te leggen.

    Het argument van ‘langer leven’ houdt geen rekening met de stijgende productiviteit, zelfs indien die stijging al enkele jaren onder druk staat. Dit maakt dat we vandaag binnen dezelfde loopbaan veel meer rijkdom produceren dan enkele jaren geleden. In 2016 waren we, gecorrigeerd na inflatie, voor elk gewerkt uur 5,6 keer productiever dan in 1950. Zelfs als we de daling van het aantal werkuren in rekening brengen, levert elke werknemer jaarlijks nog steeds 4,2 keer de waarde af van toen. De keerzijde hiervan is dat velen de werkdruk niet aankunnen en na 30 of 40 jaar werken fysiek en/of mentaal volledig ‘op’ zijn. Demograaf Patrick Deboosere (VUB) merkte op: “Mensen die fysiek of mentaal op zijn dwingen om langer te werken, is een rijk land onwaardig.”[5] Terwijl gewone werkenden op zijn door de werkdruk, kan het winstfeest voor de aandeelhouders niet op. De toegevoegde waarde per werkzame persoon bedroeg volgens Stabel gemiddeld 87.000 euro per jaar in 2020.[6] In de sector ‘chemie, rubber en kunststoffen’ gaat het zelfs om gemiddeld 216.000 euro per jaar. Zeven jaar geleden, in 2013, was het gemiddeld 67.000 euro per werkzame persoon. [7]

    Het belangrijkste argument van de bazen, hun economen, politici en commentaarschrijvers in de media is dat de pensioenen vandaag ‘onbetaalbaar’ zouden zijn, of dat toch zeker zullen worden. Ze omschrijven het optrekken van het minimumpensioen steevast als een ‘kost’. Dat is gemakkelijk als het minimumpensioen iets is waar je zelf niet onder zal vallen. Nieuw is het argument van de onbetaalbaarheid niet: in de crisis van de jaren 1930 verklaarden de bazen dat kinderbijslag en werkloosheidsuitkeringen onbetaalbaar waren.[8]

    Het klopt dat er de voorbije jaren meer middelen naar pensioenen gingen en dat dit zo zal blijven door de vergrijzing van de bevolking. In 2019 waren sociale uitgaven goed voor een bedrag dat 24,6% van het BBP bedraagt. Tegen 2050 zou dit volgens de Vergrijzingscommissie oplopen tot 30%, bij een lagere productiviteitsstijging zou het meer zijn en bij een hoger migratiesaldo minder omdat in dat geval de bevolkingspiramide meer in evenwicht zou zijn.[9]

    Terwijl de komende vergrijzing al jaren bekend is, werd de afgelopen periode toch bespaard op de inkomsten van de sociale zekerheid. Een deel van die inkomsten wordt cadeau gedaan aan de bazen in de vorm van lastenverlagingen, zoals de vermindering van de ‘patronale sociale bijdragen’ van 32,4 naar 25%. De taxshift zorgde niet voor meer fiscale rechtvaardigheid voor de werkende klasse, maar net voor het omgekeerde: een transfer van middelen van de gemeenschap naar de bazen. Een deel van ons indirect loon gaat rechtstreeks naar de bazen. Volgens het Planbureau gaat het om 5,8 miljard euro. Dit toont het belang van duidelijke eisen van de arbeidersbeweging: gewoon een ‘taxshift’ eisen, was niet voldoende. We kregen een taxshift, maar niet in ons voordeel…

    De sociale zekerheid wordt ook ondermijnd door de sterke toename van extralegale voordelen: van bedrijfswagens over maaltijdcheques tot de in opgang zijnde cafetariaplannen waarbij een deel van het loon in voordelen in natura wordt betaald zonder sociale bijdragen. De sociale zekerheid loopt hierdoor minstens 4 miljard euro mis. De onmogelijke loonnorm werkt dit verder in de hand: bij gebrek aan mogelijkheden om het basisloon op te trekken, wordt het aandeel van loon ‘in natura’ groter. Dit ondermijnt zowel onze eigen pensioenrechten (althans voor wie onder het plafond valt dat in de berekening van pensioenrechten wordt gehanteerd) als de sociale zekerheid in het algemeen. Een einde maken aan deze praktijken, kan enkel door de loonwet van 1996 te breken en met de eis dat alle extralegale voordelen worden omgezet in loon, waarbij de extra kost wegens het wegnemen van de fiscale cadeaus door de bazen gedragen wordt. Ze hebben daar de ruimte voor: zoals hoger gezegd maken ze gemiddeld 87.000 euro winst per werknemer per jaar.

    Als de inkomsten aan de sociale zekerheid worden afgebouwd, is het normaal dat de betaalbaarheid van de uitgaven een probleem wordt. De bazen verkiezen om enkel over de uitgaven te spreken terwijl ze in alle talen zwijgen over hoe ze een deel van de inkomsten van de sociale zekerheid in hun eigen zakken laten verdwijnen. Gevestigde politici die graag over allerhande transfers spreken, weigeren om iets over deze miljardentransfer te zeggen.

    Los hiervan is de betaalbaarheid ook steeds een kwestie van klassenstrijd. Wordt de door de werkende klasse geproduceerde rijkdom gebruikt in het belang van de werkende klasse, of afgewend in de richting van de parasiterende kapitalisten? Het antwoord op die vraag is niet louter een ‘politieke keuze’, maar het resultaat van dagelijkse strijd en bijhorende krachtsverhoudingen. Vandaag rolt het beleid de rode loper uit voor de belangen van big business en de grote aandeelhouders. Als de rijksten met alles gaan lopen, zijn zelfs de kruimels voor ons onbetaalbaar. Een systeem waarin zorg voor ouderen, maar ook voor jongeren en voor ons leefmilieu, onbetaalbaar geacht wordt, is door en door rot.

    Degelijke pensioenen voor iedereen afdwingen door strijd

    Verandering zal er niet komen zonder strijd. Dat strijd loont, zagen we met het verzet tegen het puntenpensioen in 2018. Pogingen om de pensioenen verder uit te hollen en de onzekerheid te versterken door de berekening en het bedrag te laten afhangen van punten, werden van antwoord gediend door de vakbonden. Er was een grootschalige informatiecampagne met een Pensioenkrant. Dit werd gevolgd door een grote betoging op 16 mei 2018 met volgens de vakbonden 70.000 aanwezigen. De media schreven dat het puntenpensioen daar ten grave werd gedragen. Het massale protest deed het debat kantelen. Niet alleen het puntenpensioen werd betwist, ook de maatregel om langer te werken. In een peiling voor de verkiezingen van mei 2019 bleek dat drie kwart van de Vlamingen niet tot 67 jaar wil werken, de maatregel werd door slechts 19% van de ondervraagden ondersteund.[10]

    Helaas werd in 2018 niet verder gebouwd op het momentum om aanvallen als de verhoogde pensioenleeftijd van 67 jaar van tafel te vegen. Vandaag lijkt een deel van de vakbondsleiding die 67 jaar te aanvaarden, in ruil voor het vermijden van nieuwe harde aanvallen onder Lalieux. Dat is de logische consequentie van het niet doorzetten van het pensioenprotest in 2018. Een momentum in de samenleving zet je niet aan en af zoals een koffiezet. Het maakt dat het minder evident is om de strijd rond de pensioenen terug op gang te trekken, maar de ervaring van 2018 toont hoe gevoelig de kwestie ligt en hoe er op basis van een strijdbare campagne overwinningen mogelijk zijn.

    Er is een verbetering van de pensioenen nodig. Het minimumpensioen van 1500 euro netto per maand mag niet beperkt zijn tot wie aan strenge voorwaarden voldoet, het moet de basis zijn voor iedereen. Het is niet mogelijk om met minder rond te komen. Nochtans komen vandaag slechts 20% van de werknemers aan een netto pensioen van 1500 euro per maand en het gemiddelde ligt een pak onder dat bedrag.

    De gewone pensioenen moeten opgetrokken worden tot 75% van het loon in plaats van ongeveer 60% vandaag. De verhoging van de pensioenleeftijd tot 67 jaar en de afbouw van het vervroegd pensioen, moeten weg. Voor de pensioenrechten mag er niet geraakt worden aan de gelijkgestelde periodes. Tot slot moeten de privépensioenen worden opgetrokken tot die van de publieke sector. Er zijn genoeg middelen en rijkdom aanwezig in de samenleving om iedereen een leefbare oude dag te garanderen. Dat moet uiteraard gekoppeld worden aan drastische publieke investeringen in zorg, waaronder ouderenzorg, zodat kwaliteitsvolle zorg voor iedereen toegankelijk en betaalbaar is.

    Om een dergelijk beleid te betalen, moeten de middelen gehaald worden waar ze zitten. Een eerste stap is het stoppen van de vele cadeaus aan de bazen die daarmee de sociale zekerheid plunderen. Bijdragen aan de sociale zekerheid zijn geen ‘lasten’ maar deel van ons indirect loon. Loon vervangen door nettovoordelen kan interessant lijken, maar het is vooral een operatie die gunstig is voor de bazen: zij betalen minder. Deze stelsels moeten omgezet worden in loon zodat we zelf beslissen wat we ermee doen en zodat de bazen ons indirect loon niet langer in hun eigen zakken steken.

    Als dit niet volstaat, moeten extra middelen bij de superrijken gezocht worden. De ongelijkheid was nooit zo groot. Voor de kosten van onderzoek, ontwikkeling en investeringen kijken grote bedrijven steeds meer naar de gemeenschap, de winsten daarentegen zijn voor de grote private aandeelhouders. Die potten het geld op of speculeren ermee, omdat productieve investeringen onvoldoende winstzekerheid bieden. Om de casino’s verder te laten draaien, eisen ze dat een steeds groter deel van ons pensioen wordt ingezet in allerhande fondsen. Zolang de speculatieve zeepbel groeit, krijgen ze zelfs enkele werkenden mee in de casino’s van beurzen of cryptomunten. Als de zeepbellen barsten, zullen die werkenden met de gebakken peren zitten terwijl big business eens te meer bij de gemeenschap zal aankloppen om de gokschulden te dragen. Dit systeem is onaanvaardbaar.

    We moeten ons sterker organiseren en neen zeggen aan al wie slechtere pensioenen voorstelt. Er is strijd nodig voor een pensioenplan dat vooruitgang biedt voor de werkende klasse. Een plan dat rekening houdt met de stijgende productiviteit en werkdruk, zowel tijdens de actieve loopbaan (in de vorm van kortere werktijden, gezonder en minder zwaar werk) als in een vroeger en beter pensioen. Als het kapitalisme onze ouderen geen waardig leven kan aanbieden, is dat een reden te meer om te strijden voor socialistische verandering waarbij de werkende klasse de productiemiddelen zelf in handen neemt om democratisch te beslissen hoe de beschikbare rijkdom en middelen worden ingezet.

    Noten

    [1] Cijfers van Statbel voor 2020: https://statbel.fgov.be/nl/themas/werk-opleiding/arbeidsmarkt/deeltijds-werk

    [2] https://www.assuralia.be/nl/studies-en-cijfers/omgevingsstatistieken/46-studies-en-cijfers/omgevingsstatistieken/468-gemiddeld-uitgekeerd-bruto-pensioen-per-maand

    [3] https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2020/01/15/rusthuizen

    [4] In 2020 daalde de levensverwachting bij geboorte in ons land met 1,06 jaar voor mannen en 0,95 jaar voor vrouwen. Zie: https://statbel.fgov.be/nl/themas/bevolking/sterfte-en-levensverwachting/sterftetafels-en-levensverwachting

    [5] “Het pensioendebat verdient beter dan versleten oneliners”, De Standaard 7 september 2021, https://www.standaard.be/cnt/dmf20210906_97645576

    [6] https://statbel.fgov.be/sites/default/files/files/documents/NL_kerncijfers_2020.pdf

    [7] https://statbel.fgov.be/sites/default/files/Over_Statbel_FR/NL_kerncijfers_2013.pdf

    [8] La Libre Belgique kopte op 7 juli 1932: “De kinderbijslag ruïneert het land.”

    [9] https://www.plan.be/uploaded/documents/202107080852280.REP_CEVSCVV2021_12466_N.pdf

    [10] De Standaard: “Politieke Barometer: Vlaming wil echt niet tot zijn 67ste werken”, https://www.standaard.be/cnt/dmf20190423_04345340

  • Geen harde of zachte aanvallen op onze pensioenen, maar strijden voor een goed pensioen voor iedereen!

    “Poten af van ons pensioen.” Betoging in Gent in 2018. Foto door Jean-Marie

    Een paar dingen over de huidige pensioendiscussie… Laten we niet vergeten dat zelfs de voorstellen van Lalieux voor velen een achteruitgang betekent tegenover de situatie vandaag. Er wordt een minimum loopbaan van 42 jaar ingevoerd om met vervroegd pensioen te kunnen gaan: heel veel mensen, vooral vrouwen, zullen daar in de praktijk nooit aan geraken. Tegelijk zal bij velen een gevoel van opluchting heersen dat de voorstellen ‘niet zo erg’ zijn als men gevreesd had.

    Door Tim (Gent)

    Er kwam onmiddellijk een rechtse stortvloed aan kritiek op de pensioenplannen. Daarbij worden rechtse mythes over de pensioenen zonder enige kritiek als waarheid bestempeld. De belangrijkste is het dogma over de “betaalbaarheid” van de pensioenen: het axioma lijkt te zijn dat we “langer moeten werken”, want “we leven langer”. Het probleem is dat dit dogma geen enkele rekening houdt met de stijgende productiviteit: ja, de levensverwachting steeg de voorbije 50 jaar (zelfs indien corona zorgde voor een lichte daling en er voor gewone werkenden in onder meer de VS voordien al een dalende tendens was),  maar de productiviteit nam nog veel sterker toe. Met andere woorden: binnen dezelfde loopbaan produceren we vandaag veel meer rijkdom dan enkele jaren geleden. Waarom niet een deel van die rijkdom gebruiken voor betere pensioenen, eerder dan ze als winsten aan aandeelhouders uit te keren? Langer werken is dus geen wetmatigheid, het is het gevolg van een politieke keuze om de winsten te blijven maximaliseren. Het deel van die nieuwe rijkdom dat naar de rijksten gaat wordt steeds groter. Willen we dus echte solidariteit met de toekomstige generaties moeten we vooral de grote winsten collectiviseren, en gebruiken voor het algemeen goed.

    In het hele debat rond “langer werken” vergeet men vaak dat dit voor heel wat mensen gewoon onmogelijk is. Veel mensen die vroeg begonnen te werken, hebben een fysiek uitdagende job. Die mensen zijn na 30-40 jaar werken ‘op’. Ze krijgen steeds meer fysieke klachten, hun gezondheid gaat sterk achteruit. Het is dan ook geen toeval dat deze mensen een pak minder lang leven dan gemiddeld: in België loopt dat verschil op tot 5 jaar. Als je ook nog eens rekening houdt met “in goede gezondheid leven”, is het verschil nog groter: daar waar mensen die boven het mediaan inkomen leven in 90% van de gevallen geen fysieke klachten hebben, blijkt dit voor mensen in het laagste inkomensdeciel slechts 60% te zijn. “Langer werken” betekent voor vele mensen in laagbetaalde jobs letterlijk “werken tot je erbij neervalt.” Het gevolg is dat velen van hen tóch vroeger zullen stoppen, en daardoor nog minder pensioen zullen hebben.

    De hardheid en de onverzettelijkheid waarmee journalisten, politici, bedrijfsleiders en pseudo-academici ons proberen wijs te maken dat eerlijkere en betere pensioenen “onbetaalbaar” zijn, toont wel één ding aan: dit kapitalisme heeft niets meer te bieden aan de meerderheid van de bevolking. Er is steeds meer rijkdom, maar steeds minder van die rijkdom gaat naar de meerderheid van de bevolking. Er is geen geld voor een echt preventief gezondheidsbeleid dat zaken zoals de coronacrisis kan tegengaan.

    Er is geen geld voor een klimaatbeleid dat overstromingsrampen kan verhinderen. Er is geen geld voor noodzakelijke investeringen in onderwijs, gezondheidszorg of infrastructuur. Er is geen geld voor degelijke lonen en goede arbeidsvoorwaarden. En nu is er ook geen geld voor degelijke pensioenen. De boodschap is duidelijk: dit systeem werkt niet voor de 99%, en er is geen enkel perspectief dat het ooit beter zal worden. Wat een verschil met vorige generaties, waar – weliswaar onder niet-afhoudende druk van de arbeidersbeweging – de elite verplicht was om elke nieuwe generatie betere leefomstandigheden te bieden dan de vorige. Er was decennialang collectieve vooruitgang, er was de illusie dat dit systeem ook perspectief kon bieden aan diegenen die het moeilijker hadden. Het zou beter worden, en was het niet meer voor jou, dan toch voor je kinderen.

    Dat perspectief is er niet meer. En de reden is duidelijk: de elite vreest de arbeidersklasse niet meer. Ze is niet langer bang voor de macht van de arbeidersbeweging en haar vakbonden. Ze beeft niet meer van angst bij het idee dat de vakbond het land kan platleggen en de winsten aan banden kan leggen indien er geen sociale vooruitgang is. Die elite is daarom gaan geloven dat het niet meer hoeft, er moet geen positieve toekomst meer voorgehouden worden.

    Vandaag is een groot deel van de bevolking bang, ze vrezen de toekomst. Ze weten niet hoe hun pensioen er zal uitzien. Laten we die angst van kamp doen veranderen: laat de 1% het gevoel krijgen dat ze niet anders kunnen dan terug met een progressief pensioenverhaal te komen. Dat ze geen andere keuze hebben dan hun winsten beschikbaar te stellen voor de welvaart van de meerderheid.

    Laten we ons dus sterker beginnen organiseren. Laten we ‘neen’ zeggen tegen diegenen die ons slechtere pensioenen willen voorstellen. Wij willen een pensioenplan waarin vooruitgang voor  de meerderheid van de bevolking zit. Waarin de groeiende productiviteit vertaald wordt in kortere werktijden, gezonder en minder zwaar werk. Vroegere en betere pensioenen, zeker voor diegenen die zo vroeg al begonnen werken. Laat het geld eens niet naar de winsten van de 1% gaan, maar naar de 99%.

  • Is het minimumpensioen van 1.500 euro effectief gerealiseerd?

    Het ABVV en veel werkenden eisen al jaren een minimumpensioen 1500 euro netto per maand. Die eis is zo sterk gedragen dat heel wat politici en partijen een standpunt moesten innemen. Zelfs het Vlaams Belang sprak erover in haar verkiezingsprogramma. De nieuwe regering kondigde aan dat het de minimumpensioenen effectief zal optrekken.

    door Julien (Brussel)

    Het regeerakkoord voorziet 2 miljard euro om de minimumpensioenen op te trekken tot 1500 euro per maand. Het wordt echter gekoppeld aan de vereiste van een loopbaan van 45 jaar. Tegelijk wordt het vervroegd pensioen voor zware beroepen van tafel geveegd.

    Een netto minimumpensioen van 1500 euro per maand, los van de duur van de loopbaan, is effectief een minimum om waardig te kunnen leven. Er is geen duur adviesbureau nodig om dat te weten, één blik op de tarieven van woonzorgcentra maakt duidelijk dat 1500 euro per maand zelfs niet volstaat. Vandaag zijn de pensioenen erg laag: gemiddeld 810 euro voor vrouwen en 1.245 euro voor mannen. Helaas geldt de beloofde verhoging niet voor iedereen en blijven er veel onzekerheden.

    Slechts een kwart van de werkenden voldoet aan de gestelde loopbaanvereiste, onder vrouwen is dat slechts 20%.(1) Economische instabiliteit maakt een volledige loopbaan moeilijker. Het gebrek aan openbare dienstverlening maakt dat veel vrouwen hun loopbaan onderbreken om voor kinderen of oudere familieleden te zorgen.

    De beloofde verhoging is erg beperkt: de regering wil 1500 euro netto realiseren tegen 2030… De PVDA berekende dat het Vivaldi-pensioen rekening houdende met de inflatie een gepensioneerde met 40 jaar dienst slechts 75 euro per maand extra zal opleveren. De financiering van de belofte tegen 2030 blijft bovendien vaag. Er blijft dus veel onzekerheid.

    Het wordt al eens vergeten, maar het was door massaal protest dat de regering-Michel op het voorstel van een pensioen met punten moest terugkomen en beloofde om een regeling rond zware beroepen uit te werken. Op 16 mei 2018 trok een betoging met bijna 100.000 deelnemers door Brussel hetgeen het spook van een nieuwe uitgave van het syndicale actieplan van 2014 deed opleven. Er was bovendien een brede steun: 80% van de Belgen was voorstander van een degelijk pensioen van minstens 1500 euro netto. De twee ‘pensioenkranten’ van de vakbonden speelden een belangrijke rol bij het informeren van de collega’s en het ontwikkelen van argumenten. Hiermee dwongen we de regering-Michel tot toegevingen.

    Het centrale argument dat telkens gebruikt wordt, is dat 1500 euro netto voor iedereen lovenswaardig maar onbetaalbaar is. Er wordt aan toegevoegd dat de levensverwachting toeneemt en het percentage werkenden onvoldoende is. Is er geen geld? Vorig jaar telde ons land 132.000 dollarmiljonairs (een stijging met 8,5% op één jaar) met een gecumuleerd vermogen van naar schatting 332 miljard dollar. Velen van hen werden veel rijker tijdens de coronacrisis. In de selecte club rijken is er dan nog het kransje van superrijken: ons land telt net geen 30 miljardairsfamilies.

    De werkenden doen alles draaien, maar veel van hen worden tot armoede veroordeeld na hun pensioen. Om daar verandering in te brengen, is strijd nodig. De pensioenstrijd van 2018 toonde hoe dit kan. Waarop wordt gewacht om daar een vervolg aan te geven zodat 1.500 euro wel degelijk 1.500 euro netto is voor iedereen en dit niet binnen tien jaar maar nu!

     

     

    (1) https://trends.levif.be/economie/politique-economique/voici-ce-que-contient-l-accord-de-la-vivaldi-sur-les-pensions/article-normal-1338711.html

  • Syndicalisten pleiten voor solidariteit, geen regionalisering van onder meer de zorg

    De onderhandelingen tussen PS en N-VA laten uitschijnen dat er een akkoord tussen deze partijen mogelijk is op basis van erg beperkte sociale maatregelen (die in crisistijden verre van volstaan) in ruil voor institutionele hervormingen waarbij onder meer de zorg verder zou geregionaliseerd worden. In januari betoogden syndicalisten nog voor een sterkere federale sociale zekerheid. De gezondheidscrisis toonde aan dat het commerciële zorgmodel, dat in de geregionaliseerde ouderenzorg het verst is opgerukt, leidt tot meer doden. De economische neergang en bijhorende golf van afdankingen vereist verregaande sociale maatregelen, geen koehandel met aalmoezen in ruil voor grote cadeaus aan de private winstbelangen. Er zijn verschillende open brieven van syndicalisten die hun bezorgdheid uiten. Hieronder de oproep van het ABVV van Charleroi en de open brief van honderden delegees en militanten onder de noemer ‘Verenigde syndicalisten – syndicalistes unis’.


    FGTB Charleroi is sterk gekant tegen elke institutionele hervorming die tot meer verdeeldheid zou leiden in ons land.

    De eerste elementen die uit de huidige onderhandelingen tussen PS en N-VA naar voren komen, moeten alle syndicalisten van het land alarmeren. Voor FGTB Charleroi kan er geen sprake zijn van een nieuwe staatshervorming die de solidariteit verbreekt tussen de werknemers van het hele land.  Beleidsmaatregelen die een antwoord bieden op de sociale urgentie, dat is wat bovenaan op de agenda moet staan.

    Het is nu meer dan één jaar dat we wachten op de vorming van een regering. Meer dan één miljoen werknemers bevonden of bevinden zich nog altijd in tijdelijke werkloosheid als gevolg van de coronacrisis. De wachtrijen voor het uitdelen van de voedselpakketten worden week na week langer. Er zijn alsmaar meer aankondigingen tot sluiting en herstructurering van bedrijven en in sommige sectoren ligt de activiteit ook vandaag nog altijd stil. De urgentie zit hem duidelijk in het sociale, maar wat stellen Bart De Wever en Paul Magnette ons voor bij het verlaten van het Koninklijk Paleis? Een zoveelste institutionele hervorming in heel brede domeinen als werkgelegenheid, justitie en gezondheid.

    FGTB Charleroi wil niet weten van een nieuwe staatshervorming die de solidariteit verbreekt tussen de werknemers van het hele land. We willen niet weten van een hervorming die de arbeidswereld nog wat meer verdeelt en zodoende vor nog meer onderlinge concurrentie zorgt. De kracht van de arbeidswereld, dat is aantal en eenheid. De verdelingspolitiek verzwakt de arbeidswereld, ze speelt het patronaat in de kaart”, legt Antonio Cocciolo, Voorzitter van FGTB Charleroi-Sud Hainaut, uit.

    Zes staatshervormingen hebben geleid tot het droevig schouwspel van een door de eerste golf van de pandemie verlamd België. Iedereen is het erover eens: de versnippering van de bevoegdheden heeft het rampzalige resultaat dat we op het terrein hebben vastgesteld (inzake mondmasker- en testingbeheer, het crisisbeheer in de wooncentra …) nog verergerd. “Maar waarover discussiëren PS en N-VA terwijl we voor een tweede golf staan? Over nieuwe transfers, meer versnippering en minder solidariteit. Dit is totaal ongepast” verklaart Vincent Pestieau, Gewestelijk Secretaris van FGTB Charleroi-Sud Hainaut.

    De Voorzitter, Antonio Cocciolo, verduidelijkt: “ We stellen de huidige onderhandelingen tussen PS en N-VA aan de kaak. Die willen de financiering van de gezondheidszorg federaal houden maar ze willen tegelijkertijd aparte enveloppes organiseren met een mogelijks verschillend beheer tussen de Gemeenschappen/Gewesten. Een heel droevig voorbeeld hiervan is de hervorming van de kinderbijslag, met verschillende bijdragen naargelang de woonplaats van de rechthebbenden.

    Voor FGTB Charleroi kan er geen sprake van zijn dat er aan enig onderdeel van de sociale zekerheid en van het beheer ervan zou worden geraakt! We laten ons geen zand in de ogen strooien, dit is opnieuw de voorbode van de “confederalisering” van de sociale zekerheid”, legt Vincent Pestieau uit.

    Het ABVV verdedigt alle werknemers (met of zonder job) van het land. Niet de “Vlamingen” aan de ene kant en de “Walen en Brusselaars” aan de andere kant. Het ABVV verdedigt alle werknemers en werkneemsters van het land. In tegenstelling tot de nationalisten, streeft het ABVV naar eenheid, niet naar verdeeldheid, en sluit de arbeidswereld niet op binnen steeds nauwere communautaire grenzen. Aldus aanvaarden wij geenszins de recente politieke verklaringen die een grotere verdeeldheid van het land en van de arbeidswereld proberen te rechtvaardigen.

    Het komt er integendeel op aan om het te hebben over de herfinanciering van de sociale zekerheid, een belasting op grote vermogens, 14 € minimumloon, het terugbrengen van de pensioenleeftijd naar 65 jaar, 1.500 euro netto minimumpensioen en de afschaffing van de loonblokkeringswet van 1996. Sociaal beleid moet de absolute prioriteit krijgen. Solidariteit tussen de mensen en eenheid van de werknemers vormen de sleutels om deze prioriteit te verwezenlijken”, besluit Vincent Pestieau.


    Open brief ‘Verenigde syndicalisten – syndicalistes unis’

    Wij zijn allemaal enthousiaste en geëngageerde syndicalisten. Werknemers, militanten, leden van het ACV, het ABVV en de ACLVB. Wij zijn trots op onze vakbond, op de arbeidersbeweging en alles wat zij heeft verwezenlijkt.

    De huidige onderhandelingen over een nieuwe federale regering stemmen ons uitermate ongerust. De onderhandelende partijen lijken duidelijk van plan om nog meer bevoegdheden te regionaliseren. In de gezondheidszorg en op andere domeinen, denk aan het arbeidsmarktbeleid, om één gebied te noemen dat zeer relevant is voor de belangen van de werkende bevolking en voor de vakbondswerking.

    De onderhandelaars organiseren een grote koehandel die volgens ons niet in het belang is van de Belgische bevolking. In de voorbije decennia waren er al heel wat van die koehandels en politieke deals. Wat de bevolking echt wenste, was daarbij zeer vaak van géén tel of van ondergeschikt belang.

    Uit recent wetenschappelijk onderzoek en ernstige opiniepeilingen blijkt dat een meerderheid van de Belgen de versnippering en verbrokkeling van bevoegdheden beu is. Zeer zeker als het gaat om onze gezondheidszorg, maar ongetwijfeld ook als het gaat om andere domeinen (1) (2).

    Wij vrezen voor een nieuwe federale regering die nog meer zaken regionaliseert. Mogelijk als voorbode van nog méér en nog erger. Als syndicalisten vinden wij de versplintering van ons land nefast en zeer kwalijk voor de werknemers en hun rechten en belangen.

    Wij zijn Belgische syndicalisten en willen als dusdanig werken en in het werk staan. Alle in België werkende mensen hebben dezelfde belangen, hebben dezelfde rechten en verdienen onze steun. Wij willen ons niet laten verdelen, zeker niet door deze politieke manoeuvres.

    In vakbondskringen werden al duidelijke vraagtekens gezet bij de huidige versnippering van onze gezondheidszorg. De coronacrisis illustreerde reeds hoe deze versnippering zeer kwalijk is en leidt tot minder efficiëntie en verlies van mensenlevens. Wat we nu meer dan ooit nodig hebben is één centraal beslissingsniveau bevoegd over een volledig geherfederaliseerde gezondheidszorg.

    Verbinding en verbondenheid

    Onze vakbonden en de arbeidersbeweging moeten ijveren voor verbinding en verbondenheid onder alle werknemers en werkzoekenden. Dit is de essentie van ons syndicale DNA. Waarom zouden wij onderscheid willen of moeten maken tussen werknemers, werkzoekenden, jobstudenten, gepensioneerden, volgens de landstaal die zij spreken of de plaats waar ze wonen? Dit is compleet in strijd met alle vakbondswaarden en -idealen, en wij wijzen dit dan ook resoluut van de hand.

    Wat zijn werknemers en werkzoekenden gebaat met verdeeldheid? Dit speelt alleen in de kaart van andere ‘belangen’ die ingaan tegen de verzuchtingen en tegen de rechten van werknemers en werkzoekenden. Vakbonden halen hun impact uit hun aantallen en uit de kracht van onze overtuiging. Ons uit elkaar laten spelen is dus niet wat we nu nodig hebben.

    Eenheid, geen verdeeldheid

    Wij vakbonden verdedigen alle werknemers, met of zonder job, in België. Wij verdedigen niet ‘de Vlamingen’ of ‘de Walen’ of ‘de Brusselaars’. Wel iedere werknemer en werkneemster en elke werkzoekende in België. Anders dan sommigen in ons politieke bestel streven wij naar eenheid, niet naar verdeeldheid.
    Wij sluiten de wereld van de arbeid niet op binnen communautaire grenzen die steeds enger worden. In die zin aanvaarden wij in géén geval eender welk politiek plan dat mikt op nog grotere verdeeldheid in ons land en in de wereld van de arbeid.

    Daarom richten wij vakbonden en syndicalisten deze oproep tot u, onze leiders: zeg nu met overtuiging JA voor méér België, voor herfederalisering, voor meer verbondenheid, meer sociale keuzes en meer sociaal beleid.

    Iedere nieuwe regering moet aan deze criteria voldoen om onze steun te verdienen. En wij moeten ons duidelijk en openbaar verzetten tegen verdere regionalisering. Op zowat alle domeinen is het beleid net gebaat bij een centrale aansturing en herfederalisering.

    We willen met deze open brief een duidelijk signaal geven aan onze vakbondsleiders. We beseffen dat de vakantieperiode en de coronacrisis het u niet altijd makkelijk maken om te overleggen met de vakbondsachterban.

    Daarom willen we zeer uitdrukkelijk deze oproep tot jullie richten. Wacht niet af, maar spreek nu, in het belang van de miljoenen werknemers en mensen die moeten toekomen met een uitkering en ons meer dan ooit nodig hebben. Zij rekenen op ons.

    Spreek nu asjeblief, met kracht en overtuiging.

    In het belang van dit land, zijn bevolking en al zijn werkende en werkzoekende medemensen.

    We rekenen op jullie!

    (1) Negen ministers bevoegd voor Volksgezondheid: daar ziet bijna niemand het nut van in. Om dat aan te pakken, willen 6 op de 10 Belgen de gezondheidszorg herfederaliseren. Dat blijkt uit de Grote Peiling van ‘Het Laatste Nieuws’, VTM Nieuws, RTL en ‘Le Soir’. Zelfs een meerderheid van de kiezers van N-VA en Vlaams Belang is daar voorstander van.

    Bron: Grote Peiling van ‘Het Laatste Nieuws’, VTM Nieuws, RTL en ‘Le Soir’, gepubliceerd in juni 2020

    (2) Onderzoek wijst uit dat de publieke opinies in diverse delen van België eerder gelijklopend zijn. We verwijzen naar onderzoek van vijf Belgische universiteiten dat aangeeft dat ‘de verschillen’ helemaal niet zo groot zijn als sommige politieke partijen beweren.

    Bron: VRT NWS, 5 juni 2019.

    Wil je deze oproep mee ondertekenen: mail je volledige naam en de naam van de vakbond waar jij actief bent naar Verenigdesyndicalisten@gmail.com
    We sluiten af op vrijdag 14 augustus 2020 om 12.00u, maar handtekeningen die daarna binnenkomen, houden we uiteraard ook bij voor onszelf.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop