Category: Op de werkvloer

  • Zorgcrisis: Te weinig personeel of te veel bedden?

    Er is te weinig personeel in de ziekenhuizen. Maar minister Maggie De Block (Open VLD) heeft een originele oplossing: het aantal bedden afbouwen. Ze meent dat mensen te lang gehospitaliseerd worden. Het aantal dagen dat iemand in een ziekenhuis blijft, is de afgelopen jaren al fors gedaald. Maar dit doet de werkdruk niet afnemen: de patiënten die er wel zijn, hebben meer zorgen nodig.

    Een verpleegkundige in ons land moet gemiddeld elf bedden opvolgen. Daarmee zitten we op het niveau van Griekenland en Polen. In Noorwegen zijn er vijf bedden per verpleegkundige. Het Europese gemiddelde is 8. ’s Nachts is het niet uitzonderlijk dat één verpleegkundige tot dertig bedden moet bewaken en in woonzorgcentra zelfs dubbel zo veel. Dat is niet zonder gevolgen: de kans op overlijdens neemt aanzienlijk toe als een verpleegkundige meer bedden moet opvolgen.

    Een enquête bij 2.560 verpleegkundigen in ons land gaf aan dat 70% aangaf wel eens een fout te maken als gevolg van de werkdruk. Meestal bleven de gevolgen hiervan beperkt. Zes respondenten van die enquête stelden evenwel dat er sprake was van een misser met dodelijke gevolgen. Dat is niet veel, maar het komt voor.

    De zorgsector heeft tegen 2026 maar liefst 46.000 extra mensen nodig, maar er zijn niet genoeg studenten die verpleegkunde volgen. Het beroep is namelijk niet aantrekkelijk: zwaar werk, moeilijke uren en geen loon dat overeenstemt met die inzet. De oplossing ligt voor de hand: meer publieke middelen om te investeren in betere zorg. Maar dat botst op de winstlogica die de zorgsector momenteel beheerst en op het besparingsbeleid.

  • Brusselse pompiers in actie: interview vanuit het hart van de strijd

    Pablo

    Interview met Pablo NYNS, brandweerman bij SIAMU in Brussel, afgevaardigde ACOD-CGSP en lid van LSP

    Vorige week waren we verbaasd dat de Brusselse brandweer enkele dagen na elkaar de straat op ging. Wat is er aan de hand?

    “We voerden actie uit protest tegen een wetsvoorstel dat in eerste lezing door de Brusselse regering werd aangenomen. Het voorstel is opgesteld door staatssecretaris Cécile Jodogne (Défi). De staatssecretaris wil onze wachtpremie veranderen waarbij we zouden overschakelen naar het federale stelsel van operationele premies waarop geen RSZ moet betaald worden. Dit heeft een impact op ons algemeen loon en het vermindert het bedrag van de premies voor speciale ploegen (klimmers, chemische interventieploeg, duikers). De operationele premie is tenslotte ook een bedreiging voor ons werkschema van 24u/72u, een werkrooster dat het beste is voor voldoende recuperatie tussen twee diensten.”

    Hoe is op deze maatregel gereageerd?

    “De delegatie van ACOD-CGSP bij de brandweer heeft meteen een document opgemaakt om te waarschuwen voor deze wet. Het voorstel van de collega’s om een delegatie van de brandweer samen te stellen om de vakbondsafgevaardigden bij te staan voor de onderhandelingen werd overgenomen. Dat is belangrijk om een krachtsverhouding te vestigen. We hadden het idee om drie ‘ontvangstcomités’ op te zetten gedurende de drie dagen van de eerste onderhandelingen.”

    Was de mobilisatie in orde?

    “Zeker en vast! Eerlijk gezegd: we hadden het ongenoegen in de kazernes nog onderschat. De drie ‘ontvangstcomités’ waren gepland om 20 tot 50 collega’s bijeen te brengen, maar het werden drie strijdbare betogingen van telkens 250 tot 300 pompiers. Het wetsvoorstel van Cécile Jodogne was de druppel die de emmer deed overlopen. De Brusselse pompiers zijn het beu dat hun arbeidsvoorwaarden in brede zin van de term achteruit gaan. In de kazernes lopen letterlijk ratten, uniformen vallen uit elkaar, voertuigen laten het afweten, …”

    Wat waren jullie eisen?

    “Eerst en vooral: geen enkele loonsverlaging, behoud van de premies voor de speciale ploegen en geschreven en ernstige engagementen over de duurzaamheid van onze werkroosters. Dit werd aangevuld met een aantal andere meer specifieke eisen.”

    Hoe kwam die eisenbundel tot stand?

    “Op de derde dag van protest hielden we een algemene vergadering van pompiers waarop meer dan 300 collega’s aanwezig waren om te zien of we het allemaal eens zijn met deze minimale eisen. Er werd quasi unaniem gestemd om de vakbonden van de onderhandelingstafel terug te trekken en een overlegcomité op te zetten.”

    Hoe ziet dat comité er uit?

    “Het idee is om over vakbondsgrenzen heen een orgaan op te zetten dat de strijd opbouwt, acties uitwerkt en collega’s bijeenbrengt of meer specifieke eisen ontwikkelt. Met een groep pompiers hebben we daarom het idee naar voor gebracht van een comité dat bestaat uit gekozen en afzetbare vertegenwoordigers van elke kazerne en elke afdeling. Dit comité komt niet in de plaats van de vakbonden, die zeker een rol te spelen hebben. Maar we willen de beweging zo democratisch mogelijk organiseren. We zullen 16 effectieve vertegenwoordigers verkiezen en 16 plaatsvervangers. Op dit ogenblik hebben meer dan twee derde van het personeel hun vertegenwoordigers verkozen en tegen het einde van de week zou alles moeten rond zijn. We zijn ook van plan om een groep van woordvoerders op te zetten als mediacomité of om de vakbonden bij de onderhandelingen te ondersteunen. Wij zijn van mening dat dit overlegcomité een zeer belangrijke stap vooruit is voor onze beweging.”

    Is er na deze actiedagen al iets bekomen en wat zijn de perspectieven voor deze beweging?

    “De vakbonden verlieten de onderhandelingstafel zoals besproken op de personeelsvergadering. Na een bezoek aan de kantoren van de Parti Socialiste beloofde de Brusselse minister van Ambtenarenzaken, Fadila Laanan, om de onderhandelingen op te schorten tot oktober en dus een pauze te nemen. Ze verklaarde aan de media dat Cécile Jodogne haar met deze zaak voor een voldongen feit had geplaatst en dat voor de PS de verworven rechten moeten behouden blijven.

    “Wij hopen dat de toekomstige staatssecretaris dit standpunt zal volgen. Maar voorlopig hebben we dus uitzicht op een pauze in de zomer na deze marathon van sociale actie. Het geeft ons de tijd om ons te organiseren voor het nieuwe werkjaar, te beginnen met de organisatie van ons overlegcomité. Het is duidelijk dat de druk nu een beetje zal afnemen. Maar we zullen tijdens de vakantie waarschijnlijk enkele acties organiseren om onze kracht nogmaals te tonen.”

    Nog een slotwoordje?

    “Ja. Ik wil wijzen op de dynamiek en de discipline van de collega’s. Gedurende een week hebben 300 van de 1.000 Brusselse pompiers om de twee dagen betoogd tijdens hun vrije dagen. De pompiers die van dienst waren, bleven uiteraard op post zelfs indien ze ons tijdens de betogingen af en toe kwamen versterken met hun voertuigen na een interventie.

    “Heel wat collega’s kijken ook naar de situatie bij het leger, de politie en het personeel van de ziekenhuizen. Het gaat telkens om openbare diensten waarmee we zelf regelmatig samenwerken en die ook geraakt worden door besparingen. Er is een reële wens tot samenwerking en het overlegcomité zal daar werk van maken.

    “Tot slot nog dit: deze beweging is pas het begin. Met deze acties hebben we de rangen van de pompiers gesloten en aangetoond dat strijd loont. Ik was erg ontroerd toen enkele ‘anciens’ op de debriefing vrijdagavond vertelden dat dit de sterkste sociale beweging bij de Brusselse brandweer was in 20 jaar.”

     

    UPDATE (27.6): het wetsvoorstel waartegen geprotesteerd werd, is ondertussen volledig ingetrokken. Een mooie overwinning die aantoont dat strijd loont!

  • Brusselse brandweerman: ‘Gebrek aan personeel is onaanvaardbaar en gevaarlijk’

    Foto: Dominique Botte / Collectief Krasnyi

    Open brief door Merlin de Halleux, korporaal bij de Brusselse brandweer (verschenen in La Libre op 20 juni)

    Gisteren kwam ik met mijn collega’s op straat. Ik moet daar kort iets over zeggen omdat de berichtgeving in de media in het beste geval onvolledig was en niet uitdrukt wat wij meemaken. We kunnen het de mensen natuurlijk niet kwalijk nemen dat ze de problematiek van zo’n gesloten omgeving als de hulpdiensten en zeker de brandweer niet meteen opmerken.

    Bij de brandweer moet je met een groot aantal situaties kunnen omgaan, situaties waar een gemiddelde persoon niet mee (wil) geconfronteerd worden. Naast de aanslagen die heel wat collega’s hebben getekend en waarvan de beelden voor altijd op hun netvlies gebrand zullen blijven, omvat ons beroep heel wat diverse aspecten: sociale ellende, toenemend geweld als gevolg van armoede, kankers waaraan we blootgesteld worden zijn slechts enkele van de zaken waarmee we te maken krijgen.

    We brengen offers omdat we daarmee dag in dag uit met ijver en toewijding mensen verdedigen. Maar de laatste jaren stapelen de moeilijkheden zich op: er is eerst en vooral de hervorming die de hulpverlening moest verbeteren maar uitdraait op een operatie om officieren te promoten ten koste van de basis. Dit heeft een kloof gecreëerd tussen ons en de bestuurlijke en politieke instanties.

    Vervolgens waren er problemen van corruptie (laten we niet bang zijn om de dingen te benoemen), waardoor heel wat manschappen geen materieel, fatsoenlijke kledij en soms zelfs geen schoenen hadden. Deze winter waren er in verschillende kazernes problemen met de verwarmingsketels die niet goed onderhouden en bovendien erg oud zijn. Het ontbreekt regelmatig aan voldoende personeel.

    De lijst van problemen is erg lang en meestal zijn het de brandweerlieden die de prijs betalen voor de fouten van bovenaf. Toen we na een fiscale fout en na een conflict tussen de RSZ en de Brusselse brandweer te horen kregen dat ons bezoldigingssysteem zou aangepast worden en dat dit gunstig zou zijn voor de officieren maar ongunstig voor de gewone brandweerlieden, was dit de druppel die de emmer deed overlopen.

    Als we dit voorstel van naderbij bekijken, wordt bovendien duidelijk dat het de weg opent voor andere werktijden (met 24 uur waakdienst in plaats van 12 uur). Het nieuwe werkschema zou de politici in staat stellen om ervoor te zorgen dat we ’s nachts met minder mensen zijn dan overdag. Dat is onaanvaardbaar, niet alleen voor de brandweerlieden maar ook voor de bevolking die hierdoor gevaar loopt.

    Het beleid wil besparen op kosten verbonden aan de brandweer. Er wordt daarbij geen rekening gehouden met de impact op de werkomstandigheden en op de efficiëntie van de dienstverlening. Ik vind dat we deze behandeling niet verdienen. De mensen verdienen het dat er genoeg middelen zijn voor diegenen die zich met lichaam en ziel inzetten voor de bescherming van de bevolking, in plaats van hen met een extra beproeving op te zadelen.

  • Terwijl klimaat en mobiliteit in het slop zitten, werd 20% bespaard op De Lijn!

    Foto: Jean-Marie Versyp

    Op een ogenblik dat mobiliteit en klimaat belangrijke thema’s zijn, zou het logisch zijn om een pak meer middelen in openbaar vervoer te steken en het bijvoorbeeld gratis te maken zodat een uitgebreidere dienstverlening een echt alternatief vormt op individueel vervoer. Het beleid ging de afgelopen jaren de andere richting uit: minder dienstverlening en duurdere prijzen. We spraken met een buschauffeur uit Antwerpen.

    De problemen bij De Lijn lijken steeds groter te worden. Hoe komt dat?

    “Er is de afgelopen tien jaar fors bespaard op de exploitatie. Als we rekening houden met onder meer de indexatie en de groei van De Lijn, dan hadden we op basis van de middelen uit 2009 nu een dotatie van 1,076 miljard euro voor de exploitatie moeten krijgen. Er is echter slechts 867 miljoen euro. Een besparing van 20% wordt gevoeld door personeel én reizigers, onder meer door slechtere dienstverlening en hogere prijzen. Voor de managers zal de rekening wel kloppen, maar voor personeel en reizigers loopt het mis.

    “Het personeel probeert er het beste van te maken. We kunnen een tijdje proberen om nog wat harder te werken, maar daar zijn grenzen aan. Op een bepaald ogenblik slaat het gebrek aan middelen grotere gaten die overigens ook duurder zijn. Er is jarenlang te weinig geïnvesteerd in nieuwe bussen en trams. Die zijn er vervolgens wel gekomen, maar het ontbreekt aan voldoende onderhoud. Hierdoor rijdt een bus van twee of drie jaar oud soms als één van tien jaar oud.

    “In plaats van te investeren in meer eigen techniekers en onderhoud, wordt een deel van het werk uitbesteed. Het resultaat is dat een chauffeur die in panne staat niet meer kan rekenen op een technieker die met een vervangbus komt waarna de reizigers overstappen en verder rijden. Neen, de bus wordt door een depannagebedrijf weggesleept en er komt geen andere bus. Je hoeft geen enquêtes over reizigerstevredenheid af te nemen om te weten dat dit tot meer frustraties leidt…”

    Het aantal reizigers neemt toch toe?

    “Er zijn geen reizigerscijfers meer. Het systeem om te tellen klopte niet. Maar er is ook een ideologische verschuiving: niet het aantal reizigers telt, wel de inkomsten. De ‘kostendekkingsgraad’ is sterk toegenomen tot ongeveer 20%. Dit betekent dat een groter deel van de ‘kost’ van het openbaar vervoer door individuele gebruikers wordt betaald in plaats van door de gemeenschap. Eigenlijk is het een manier om de dalende dotatie voor De Lijn op te vangen. Het grootste deel van die daling gaat ten koste van het personeel, maar ook de reizigers zijn de dupe.

    “Dat uit zich op verschillende vlakken: minder en slechtere dienstverlening (omdat er al eens een rit afgeschaft wordt omdat er geen chauffeur of zelfs geen bus is), hogere prijzen, … Dat leidt tot meer wrijvingen tussen personeel en reizigers. Als er twee bussen tussenuit vallen, zal de reiziger zich richten tot het eerste aanspreekpunt: de chauffeur van de derde bus. Die kan er niets aan doen, maar krijgt de volle lading over zich. Frustraties leiden tot meer gevallen van agressie.”

    “Eind maart was er op mijn stelplaats een staking na een geval van zware agressie. De week erop hielden we een personeelsvergadering en beslisten we ook toen om niet uit te rijden. De collega’s klaagden aan dat De Lijn niets doet voor onze veiligheid. Niet alleen zijn de bussen niet in orde en is er onvoldoende personeel om een oogje in het zeil te houden, er is ook een onhoudbare werkdruk die de spanningen doet toenemen.

    “We zitten stilaan in een vicieuze cirkel: mensen vallen uit omdat de emmer vol is, waardoor het personeelstekort groter is, de werkdruk stijgt en er nog meer mensen uitvallen. Er komen nieuwe collega’s bij, maar er vallen er evenveel af. Dat kan enkel vermeden worden door betere arbeidsvoorwaarden. Dit betekent: haalbare diensten, tijd om tussen twee ritten wat rust te hebben, geen toename van gesplitste diensten, … In april hebben we op onze stelplaats nog gestaakt voor betere diensten. Er werden verbeteringen beloofd, maar voor echte vooruitgang was er geen geld.

    “Zelfs topman Kesteloot zegt dat De Lijn eigenlijk anderhalf tot twee keer zoveel middelen nodig heeft. Hij wil dat geld in de privé zoeken, maar hij wijst ondertussen op een terecht pijnpunt: er is een chronisch gebrek aan middelen. Daarnaast krijgen we regelmatig te horen dat we concurrentieel moeten zijn, willen we niet geprivatiseerd worden. In dat kader heeft de directie al langer een pakket maatregelen klaar liggen om de personeelskost te drukken. Zo is er het voorstel om van 7u48 naar 7u24 arbeidstijd per dag te gaan. Eigenlijk betekent dit vooral dat er minder ADV-dagen (ArbeidsDuurVermindering) toegekend worden (we hebben een 37-urenweek). Minder ADV-dagen zouden de kosten en het personeelstekort in theorie beperken. Er worden daarnaast terechte gezondheidsargumenten opgeworpen. Maar moest de gezondheid echt zo belangrijk zijn, dan zou voorgesteld worden om de arbeidstijd te beperken zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen. Kortom: om naar een 35-urenweek te gaan om het werk werkbaar te houden. Maar dat is niet waar de directie aan denkt.

    Hoe kunnen we tot verandering komen?

    “Er is nood aan acties, best in het kader van een opbouwend actieplan dat ook anderen betrekt, in de eerste plaats de reizigers. Over reizigers betrekken wordt al lang gesproken, maar nu is er een uitstekende kans. Jongeren betoogden rond klimaat. De eis van meer en gratis openbaar vervoer was daarbij erg populair. De vakbonden hadden deze acties daadkrachtiger moeten steunen zodat deze eisen prominenter waren. Als wij niet wegen op de voorstellen en eisen, ontstaat er meer ruimte voor allerhande asociale voorstellen zoals meer taksen op vliegreizen. Dat zorgt er trouwens voor dat sommige collega’s negatief staan tegenover het klimaatprotest: ze willen niet nog meer taksen op onze kap. In onze vakbonden moeten we argumenten aanbieden en eisen populariseren. Een offensieve vakbondscampagne gekoppeld aan jongerenprotest zou aantonen dat er een heel breed draagvlak is voor meer en beter openbaar vervoer.

    “Na jaren van tekorten zitten we al heel lang in het defensief. Er worden acties gevoerd bij aanvallen of tegen de liberalisering. Het wordt tijd dat we durven offensieve eisen te stellen: voor meer publieke middelen zodat meer en beter gratis openbaar vervoer mogelijk wordt. Dat is nodig voor het klimaat maar ook voor de mobiliteitsproblematiek. Er wordt gedreigd met de gevolgen van de liberalisering. Nu al wordt het personeel van De Lijn uitgespeeld tegen dat van de pachters. We hadden al langer moeten opkomen voor gelijke voorwaarden voor gelijk werk. Maar zoals gezegd: het belangrijkste is meer publieke middelen zodat de dienstverlening beter wordt. Dat is wat personeel en reizigers willen. We zullen er samen voor moeten vechten!”

  • Brusselse brandweerlieden voeren actie tegen aanval op hun premies

    Maandagochtend betoogden 300 Brusselse brandweerlieden om de syndicale delegaties te ondersteunen en druk te zetten op het kabinet van staatssecretaris Cécile Jodogne waar onderhandeld werd. De staatssecretaris wil een aanval inzetten waarbij de premies voor wachttijd en voor de specialisatie van brandweerlieden bedreigd worden. De woede beperkte zich daar niet toe. Er is veel ongenoegen over de volledige operationele, administratieve en politieke werking. Ze laten de dienstverlening aan de bevolking verrotten. Tijdens een personeelsvergadering voor de betoging werd gewezen op het verband tussen de situatie bij de brandweer en die van andere openbare diensten, zoals de hulpdiensten of de politie, waar ook bespaard wordt.

    De betoging was zeer strijdbaar, ondanks het gebrek aan slogans. Er waren heel veel voetzoekers, zeker op ogenblikken dat afdelingshoofden het gebouw wilden betreden. Het toont de gapende kloof tussen de hoge officiers en de gewone brandweerlieden. In verschillende kazernes, zoals in Anderlecht, werden initiatieven genomen om pamfletten te verspreiden, het verkeer om te leiden of spandoeken op te hangen om de bevolking te informeren.

    Er worden verdere acties voorzien tijdens de volgende onderhandelingen op 19 en 21 juni. De vakbonden komen in gemeenschappelijk front op voor het ordewoord: ‘Geen enkele brandweerman mag 1 euro verliezen.’ Als de staatssecretaris de aanval op de premies niet intrekt, zullen de Brusselse brandweerlieden de druk verder opvoeren. Sommigen spraken er al over om tijdens de doortocht van de Tour de France in actie te gaan…

     

    Foto’s : Merlin de Halleux

  • Geslaagde eerste staking bij Deliveroo in België

    Geen statuut van schijnzelfstandige, maar minstens 12 euro per uur en ernstig overleg! 

    Op zaterdag 15 juni staakten de bezorgers van Deliveroo in Gent. Het was geen actie die uit de lucht kwam vallen: al maanden proberen de werknemers in overleg te gaan met hun directie, maar die weigert. De vakbonden zijn zich al meer dan een jaar bij al dit soort leveranciers aan het organiseren voor degelijke loon en arbeidsomstandigheden.

    Sinds vorige zomer worden riders bij Deliveroo in een statuut van schijnzelfstandige gedwongen, waarbij stukloon werd ingevoerd. De vergoeding voor de leveringen daalde in Gent met 35% sinds vorige zomer terwijl de afstanden groter werden. De wachttijden in de restaurants of op een nieuwe bestelling worden niet vergoed. Gecombineerd met de onwil van Deliveroo om het gesprek met het personeel aan te gaan, leidde dit tot een eerste actie.

    De actie werd door het koerierscollectief georganiseerd via chatgroepen maar ook door het verdelen van pamfletten. Het maakte dat de actie goed opgevolgd werd: op een normale zaterdagavond zijn er een 80-tal Deliveroo-leveranciers aan het werk en de organisatoren wisten zeker van 30 stakers die zich inschreven om te leveren, maar geen leveringen rondbrachten. Vanuit de vakbonden werden enkele delegees gemobiliseerd om de actie te ondersteunen. Dat is belangrijk: wat vandaag bij de meest uitgebuite werknemers gebeurt, zal later veralgemeend worden. Ook vanuit het middenveld en linkse partijen was er ondersteuning. Enkele bezorgers van Uber Eat en Take Away passeerden even bij hun collega’s. Door het sterke piket kon de solidariteit opgewekt worden van enkele restaurants die de app van Deliveroo voor de rest van de avond uitgezet hebben.

    De Deliveroo-rijders eisen een minimumloon van 12€/u, degelijk overleg en duidelijkheid over hun statuut. De vakbonden en leveranciers gaan nu opnieuw proberen te overleggen. Als daar niets van in huis komt, plannen ze volgende acties. Het idee is om bijvoorbeeld een fietstocht te doen langs alle restaurants, maar ook nieuwe stakingen zijn mogelijk. Het is belangrijk dat werkenden zich in deze nieuwe sectoren organiseren en opkomen voor hun rechten. Het is ook goed dat syndicalisten deze actie ondersteunen. Om overwinningen te boeken in de strijd voor een hoger minimumloon, is het belangrijk om deze nieuwe sectoren met nepstatuten in strijd te organiseren. Enkel door samen te strijden voor onze belangen kunnen we vooruit gaan.

     

  • Silvio Marra: “Het bewustzijn op de werkvloer optrekken”

    NLMK-Clabecq. Deel 3 interview Silvio Marra

    Gisteren en eergisteren brachten we de eerste twee delen van een interview met Silvio Marra, voormalig delegee bij Forges De Clabecq. Daarin sprak Silvio over de huidige situatie bij NLMK, maar ook over hoe geduldig een strijdbare syndicale werking werd opgebouwd. Die strijdsyndicalisten wonnen de sociale verkiezingen van 1987 en speelden een centrale rol in de strijd van de jaren 1990.

    Interview door Guy Van Sinoy

    Silvio, in welke zin waren de sociale verkiezingen van 1987 een keerpunt?

    “De sociale verkiezingen van 1987 markeerden een breuk met het verleden. Tot dan toe werden de kandidatenlijsten opgemaakt door de regionale secretaris van de metaalbond van het ABVV en de voorzitter van de syndicale delegatie, Jean-Claude Albert. Elke kandidaat voerde een eigen persoonlijke campagne.

    “In 1986 kondigde de patroon, Dessy, aan dat hij een honderdtal “carottiers” wilde afdanken: arbeiders die vaker ziek waren dan anderen. De directie begon met twee arbeiders per maand af te danken. Na een tijdje werd daarmee gestopt, uit angst voor een beweging van alle arbeiders. De groep rond ‘Agir autrement’ (‘Anders handelen’) ging in tegen de zwakte van de ABVV-delegatie die dergelijke afdankingen liet passeren. De eis ‘geen enkele afdanking’ in het platform van ‘Agir autrement’ beantwoordde dus aan een concrete uitdaging.

    “Met ‘Agir Autrement’ organiseerden we een kerngroep van zeven ABVV-militanten die ooit deel uitmaakten van een communistische organisatie: De Backer, D’Orazio, Cantella, Borzykowski, Dessily, Marra en Gotto. In ons programma eisten we een industrieel plan om Forges de Clabecq te redden, betere lonen voor geschoolde arbeiders naarmate meer technische vaardigheden vereist waren, herstel van de index (die toen geblokkeerd werd door de regering). We maakten een affiche met ons programma en de namen van onze kandidaten. Op een algemene vergadering vroeg ik om de samenstelling voor de delegatie te wijzigen om een krachtiger opstelling in te nemen. Het was een zware strijd omdat honderden arbeiders die lid waren van het ABVV het ene kamp tegen het andere steunden. We begonnen de campagne bovendien zes maanden voor de verkiezingen in plaats van in de laatste twee weken, zoals gebruikelijk was.

    “Het doel van ‘Agir Autrement’ was niet om koppen te laten rollen, maar om de syndicale delegatie te versterken, dat wil zeggen om een steviger politiek fundament te hebben. De metaalvakbond nam dit op als een persoonlijke aanval tegen een deel van de delegatie en stelde dat het ABVV hierdoor de verkiezingen zou verliezen.

    “Het tegendeel was waar: het ABVV haalde een recordscore. De delegees rond het platform ‘Agir Autrement’ gingen er fors op vooruit. Roberto D’Orazio werd verkozen in de Ondernemingsraad, zelf werd ik verkozen in het Comité Veiligheid en Gezondheid en in de syndicale delegatie. Binnen de syndicale delegatie van het ABVV stond de linkerzijde nu sterker.

    “We mobiliseerden de arbeiders vervolgens rond de eisen van ‘Agir Autrement’. Begin 1989 eiste (en bekwam!) de ABVV-delegatie de omzetting van alle tijdelijke contracten in arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur. Er werd ook een loonaanpassing geëist. Het was een harde strijd met stakingen die wekenlang duurden. Uiteindelijk stelde Dessy, de patroon, een loonsverhoging van 6% voor. ‘Agir Autrement’ eiste echter 12%. Dat was gedurfd! Maar we dwongen uiteindelijk 10% opslag over een periode van twee jaar af. De lonen van geschoolde arbeiders werden bovendien opgewaardeerd.”

    Werd deze strijdbare opstelling beloond in de daaropvolgende sociale verkiezingen van 1991?

    “Voor de sociale verkiezingen van 1991 voerden we niet echt campagne. Ten onrechte dachten we dat het volstond om te wijzen op wat we de voorbije jaren hadden afgedwongen. In die verkiezingen verloor het ABVV twee mandaten aan het ACV. Door ons enkel met het economische luik bezig te houden (het zogenaamde ‘biefstuksyndicalisme’) waren we uit het oog verloren dat het nodig is om aan politiek te blijven doen (strijd tegen racisme, solidariteit met andere strijdbewegingen …) om het bewustzijn van de arbeiders te versterken.

    “In het najaar van 1992 kondigde de directie een besparingsplan aan: het plan-Dessy dat het bedrijf moest ‘redden’ met onder meer een loonsverlaging van 10% en de afschaffing van de eindejaarspremie. Het verzet was stevig: betoging in Tubeke, staking, referendum van het gemeenschappelijk vakbondsfront (waarin 90% van de arbeiders de loonsverlaging afwees). Guy Spitaels was toen voorzitter van het Waals Gewest. Hij zette druk op Jean-Claude Albert, de voorzitter van de syndicale delegatie en gemeenteraadslid voor de PS. Spitaels dreigde: als de loonsverlaging niet aanvaard werd, zou het Waalse Gewest de beloofde 500 miljoen Belgische Frank om Forges de Clabecq te redden niet betalen. Er werd een compromis uitgewerkt: de 10% werd een ‘lening’ die op termijn zou terugbetaald worden (op een ogenblik dat het beter zou gaan met bet bedrijf, wat nooit het geval was…). De vier delegees van het ACV en twee van de zeven ABVV-delegees, waaronder Jean-Claude Albert, verdedigden het compromis. Albert verklaarde: ‘We zijn aan het eind van ons Latijn.’ Een zwakke meerderheid van de arbeiders (54,5%) ging uiteindelijk akkoord, vooral uit vermoeidheid.

    “De metaalbond wilde de ABVV-delegatie op Forges dwingen om het compromis te ondertekenen. De delegatie weigerde, waarop onze mandaten door de metaalcentrale werden ‘bevroren’. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 1994 werd Jean-Claude Albert schepen voor de PS in Tubeke en was hij steeds minder aanwezig in de fabriek. Roberto D’Orazio werd verkozen als de nieuwe voorzitter van de syndicale delegatie.”

    We kennen de Forges vooral van de strijd tegen de sluiting in 1996-97. Kan je daar meer over vertellen?

    “In 1991 verloren we niet alleen mandaten maar ook leden aan het ACV, dat overal vertelde dat het ABVV voor om het even wat stakingen uitriep. Maandenlang voerde ik campagne om arbeiders terug te winnen voor het ABVV. Om tegen de dreigende sluiting te vechten, hadden we immers een sterk ABVV nodig. We groeiden terug: ongeveer 80% van de arbeiders waren aangesloten bij het ABVV.

    “Er waren veel algemene personeelsvergaderingen over het gevaar van de sluiting en rond steun aan strijd in andere sectoren (onderwijs, scholieren, VW, Caterpillar, …). We benadrukten het belang om deel te nemen aan het fabriekscomité van alle militanten. Onze personeelsvergaderingen waren open voor al wie ons wilde steunen (waaronder delegaties van andere bedrijven en politieke organisaties) met spreekrecht voor al wie op constructieve wijze wilde bijdragen. We slaagden erin om de overgrote meerderheid van de arbeiders te verenigen achter het ABVV. Op de grote interprofessionele betogingen vertrokken we soms met 500 aan het Noordstation om met 1.500 aan het Zuidstation te eindigen. We trokken de meest strijdbare betogers aan met onze delegatie.

    “We wonnen de sociale verkiezingen van 1995 op glansrijke wijze: een 20-tal mandaten in de ondernemingsraad, het comité en de delegatie. Het ACV viel terug op drie mandaten en de liberalen werden van de kaart geveegd. We waren klaar voor een stevige strijd tegen de sluiting van Forges de Clabecq.

    “Die strijd hebben we tot het einde gevoerd. We hebben de politieke verantwoordelijken gedwongen om een overnemer te vinden: Duferco. Alle sterke figuren uit Waals-Brabant – Louis Michel (MR), Raymond Langendries (Cdh), André Flahaut (PS), Michel Nollet (ABVV) en Raymond Coumont (ACV), om er maar enkele te noemen – probeerden ons in de pas te laten lopen. Onze strijd heeft ervoor gezorgd dat er vandaag nog een staalbedrijf is in Tubeke, ook als we ons bij de overname door Duferco verzet hebben tegen de manoeuvres om alle militanten van de drie vakbonden aan de deur te zetten.

    “In tegenstelling tot de ACV-delegatie die voorstelde om een berg mest voor het huis van Dessy te dumpen, legden wij op de algemene vergadering steeds uit dat niet de individuele patroon maar het volledige systeem onze vijand was. Het kapitalisme zorgt voor een enorme concurrentiedruk die de bazen verplicht om het personeel steeds harder uit te buiten en als citroenen leeg te persen. In de dertig jaar dat ik op Forges heb gewerkt, was het belangrijkste onderdeel van mijn syndicaal werk het vergroten van het politiek bewustzijn onder mijn collega’s. Dat is volgens mij ook vandaag nog de belangrijkste taak voor strijdbare syndicalisten.”

    [divider]

    Op ons zomerkamp zal Silvio Marra spreken op zondagvoormiddag. Hier vind je meer info – het is ook mogelijk om één dag aan dit kamp deel te nemen.

  • “Elke actie was een gelegenheid om te discussiëren en het politiek bewustzijn van de arbeiders op te trekken”

    NLMK-Clabecq. Deel 2 interview Silvio Marra

    Foto: Wikimedia Commons

    Gisteren brachten we het eerste deel van een interview met Silvio Marra, voormalig vakbondsafgevaardigde bij staalbedrijf Forges de Clabecq. We spraken met Silvio tijdens de algemene staking van 13 februari bij een bezoek aan het piket van de arbeiders van NLMK-Clabecq die strijd voeren tegen de afbouw van hun bedrijf.

    Interview door Guy Van Sinoy

    “Wie nooit een voet in de staalindustrie heeft gezet, kan zich niet voorstellen welke gevaren elke arbeider dagelijks trotseert om het einde van de werkdag te halen zonder ongevallen. Gietijzer en gesmolten staal, stalen platen en blokken – die roodgloeiend zijn – passeren aan grote snelheid. Er zijn erg ontvlambare chemicaliën, gigantische machines die constant bewegen (kranen, wagons, locomotieven, bulldozers), hoogspanning, giftige stoffen, … Bovendien is er een oorverdovend kabaal. Toen in 1998 het proces tegen de arbeiders van Clabecq gevoerd werd, zei Giovanni Capelli, een van de beschuldigden, aan de voorzitter van de rechtbank: ‘Op mijn eerste werkdag dacht ik dat ik in het inferno van Dante was terechtgekomen’.

    “Wereldwijd zijn duizenden staalarbeiders verbrand, verpletterd, geëlektrocuteerd, kreupel geworden of zelfs overleden als gevolg van gevaarlijke werkomstandigheden en methoden die meer bepaald worden door de kapitalistische winsthonger dan door bekommernissen om het leven en de gezondheid van de arbeiders. We zwijgen dan nog over de duizenden kankers veroorzaakt door asbest en andere giftige producten die in de atmosfeer vrijkomen en ook omwonenden treffen. Van bij het begin ging ik ervan uit dat het syndicaal werk rond veiligheid en gezondheid op de werkplaats onvermijdelijk zou botsen met de kapitalistische logica. Nochtans was er in 1979, toen ik voor het eerst verkozen werd in het comité voor veiligheid en gezondheid, geen collectief antikapitalistisch bewustzijn in de Forges.

    Strijd tegen racisme

    “Toen ik als mecanicien aangenomen werd, heerste er een sterk racistisch klimaat op het bedrijf. Dat was zeker het geval bij bepaalde ingenieurs en meestergasten. Die laatsten werden uitgekozen op basis van hun fysieke kracht en ze aarzelden niet om deze ook te gebruiken tegen de arbeiders. Giovanni Capelli was de eerste Italiaanse arbeider die als delegee werd verkozen. Hij had geen marxistische visie op de samenleving, maar was wel tegen racisme. Hij was erg sportief en deed aan gevechtsport. Op een dag zag hij op de markt een racistische meestergast en hij gaf hem een welgemikte schop tegen de kont. Capelli was erg populair onder de arbeiders en haalde telkens veel voorkeurstemmen bij de sociale verkiezingen. Er raakten meer delegees met een migratie-achtergrond verkozen, wat het racisme afremde.

    “Ik ging in die tijd praten met een jonge elektricien die in de horeca werkte. Ik wilde hem overtuigen om bij Forges te komen werken. Het was een erg begaafde elektricien, maar ook iemand die rebels was en als tiener een tijdlang actief was bij de Jeune Garde Socialiste (JGS). Zijn naam was Roberto D’Orazio en hij was ongeduldig om alles te veranderen. Meer dan eens hebben Capelli en Jean-Claude Albert, de voorzitter van de syndicale delegatie, hem uit het vakbondsbureau gezet.

    Crisis in de staalsector en ontstaan strijdsyndicalisme

    “In de jaren 1980 raakte de Europese staalsector in crisis waardoor honderdduizenden jobs verloren gingen. Bij Forges de Clabecq legden de bazen een interne herstructurering op met sluiting van de gieterij, draadtrekkerij en cokesovens. Tussen 1973 en 1987 daalde het aantal arbeiders van 6.250 tot 2.575.

    “Het is in die jaren dat een kern van communistische militanten (ook al behoorden ze niet tot dezelfde organisatie!) binnen het ABVV enkele tientallen strijdbare arbeiders begon te verzamelen. Het ging om arbeiders die de syndicale strijd niet wilden beperken tot een ‘goed sociaal plan’ om de afdankingen te begeleiden.

    “In de staalsector werken we meestal in volcontinue shiften (7 dagen de vroege, 7 dagen de late, 7 dagen de nacht en dan een week verlof) waarbij we gewoon zijn aan onregelmatige uren. De kern van strijdbare arbeiders kwam op zondag om 6 uur ’s ochtends bijeen in een zaaltje buiten het bedrijf. Tegen 8u30 was de vergadering gedaan en had iedereen tijd om pistolets of croissants te kopen en thuis te ontbijten met de familie.

    “We namen deel aan heel veel acties, ook buiten het bedrijf. Ik denk bijvoorbeeld aan de grote betoging van staalarbeiders in 1982, de stakingen tegen de regering Martens-Gol, de solidariteit met de Engelse mijnwerkers. Elke actie was een gelegenheid om te discussiëren en het politiek bewustzijn van de arbeiders op te trekken: de rol van Europa en van de holdings bij herstructureringen, Thatcher-Reagan en het gevaar van oorlog, de rol van de media, de rijkswacht en het gerecht in sociale strijd, … De strijdbare syndicale opstelling kristalliseerde zich rond het platform ‘Agir’ (Handelen) bij de sociale verkiezingen van 1987. De voornaamste punten waren: een hoger basisloon, werkzekerheid, geen enkele afdanking, beperking van onderaanneming.

    “Het ABVV won de sociale verkiezingen met dit programma en we voerden direct strijd om het toegepast te krijgen. Roberto D’Orazio werd verkozen als delegee. Jean-Claude Albert bleef voorzitter van de delegatie: we kwamen met een nieuw strijdsyndicalisme, maar wilden in de delegatie ook de ervaren afgevaardigden behouden.”

    [divider]

    Op ons zomerkamp zal Silvio Marra spreken op zondagvoormiddag. Hier vind je meer info – het is ook mogelijk om één dag aan dit kamp deel te nemen.

     

  • Fight for €14: van propaganda naar overwinningen

    Op 14 mei waren er overal in België acties om de strijd voor een minimumloon in de aandacht te brengen. Voordien waren de acties vaak ludiek, wat goed was om het thema te populariseren zowel binnen het ABVV als in de publieke opinie. Maar in mei waren het militantenconcentraties of betogingen zodat meer delegees en militanten konden deelnemen. Eens te meer werd het potentieel van de campagne getoond.

    door Thomas (Gent)

    De vraag blijft echter hoe we verder gaan met deze campagne. Is het slechts een campagne om punten te scoren tegen de bazen en hun rechtse partijen, of gaan we werkelijk voor overwinningen waarbij we 14 euro per uur of 2.300 euro per maand afdwingen? De steun in de publieke opinie is hier makkelijk voor te winnen. Delegaties die al met de petitie werkten, vonden bijna niemand die niet wil tekenen of de campagne steunen. Bij een klein vleesverwerkend bedrijf, Pluma Ter Beke, is er zelfs een eerste overwinning. Dat is niet toevallig in de voedingsindustrie waar er in december en februari al een sterke deelname aan de actiedagen was.

    Wij denken dat we de 14 euro per uur of 2.300 euro bruto per maand kunnen winnen, maar we zullen er wel voor moeten vechten. Goede argumenten en passieve steun van de publieke opinie zijn een startpunt, maar volstaan niet. Politici palaveren veel over draagvlak, maar daar wordt geen rekening mee gehouden als het om onze arbeidsvoorwaarden gaat. Zo willen 75% van de Belgen dat de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar wordt teruggetrokken. Toch zal geen enkele traditionele partij dat draagvlak snel gebruiken. Meer nog: N-VA en de werkgeversfederatie VBO pleitten voor de verkiezingen al voor een verdere verhoging!

    We zullen de acties moeten opbouwen en dit in de eerste plaats in bedrijven waar er al sterke delegaties zijn. Zij kunnen nagaan waar er in hun bedrijf (of bij onderaannemers) werknemers zijn die minder verdienen dan 14 euro per uur of 2.300 euro per maand. Ze kunnen die informatie met een campagne bekendmaken aan het personeel en op die basis de eis van een hoger minimumloon concretiseren. Dat is bijvoorbeeld wat er aan de UGent gebeurt. Aan de UGent zijn er 101 personeelsleden die minder dan 14 euro per uur verdienen, waarvan 65,35% vrouwen. Een minimumloon van 14 euro per uur zou de UGent 425.000 euro per jaar kosten, op een totale begroting van 700 miljoen euro.

    Helaas zullen we snel merken dat de bazen of directies niet zomaar bereid zijn om toe te geven. Ze zullen het argument van de onbetaalbaarheid of het gebrek aan middelen bovenhalen. Er zal met andere woorden druk nodig zijn om te tonen dat het ons menens is. Een zo groot mogelijke steun en betrokkenheid van alle werkenden zal hiervoor nodig zijn. We moeten dus de tijd nemen om het met iedereen te bespreken. Voorbeelden zoals dat van Pluma Ter Beke kunnen een precedent vormen dat de strijd elders versterkt en duidelijk maakt dat we gaan voor overwinningen.

    Veel werkenden die vandaag minder dan 14 euro per uur of 2.300 euro per maand verdienen werken in sectoren of werkplaatsen waar vakbonden zwak of onbestaande zijn. Met de campagne ‘Fight for €14’ kunnen we ook daar stappen zetten, bijvoorbeeld in gefranchiseerde winkels, callcenters, KMO’s, … We kunnen acties buiten aan deze bedrijven houden waarmee we meteen tonen dat de vakbonden ook voor deze werkenden opkomen. Het kan het zelfvertrouwen opbouwen om actiegroepen op te zetten die kunnen uitgroeien tot syndicale delegaties.

    Momenteel wordt de campagne ‘Fight for €14’ door het ABVV gevoerd. Heel wat ACV-delegees en militanten zijn echter ook voorstander van een campagne voor een hoger minimumloon, zeker in die sectoren waar de laagste lonen minder dan 14 euro per uur of 2.300 euro per maand bedragen. Het zal belangrijk zijn dat we deze militanten en leden in de strijd betrekken en ons niet laten verdelen. Voor de sectoronderhandelingen in de chemie bijvoorbeeld is er een gemeenschappelijke eisenbundel waarin de 14 euro per uur is opgenomen.

    Via deze campagne kunnen we de angst van kamp doen keren. De voorbije periode hebben we ons vooral verdedigd tegen aanvallen op onze loon- en arbeidsvoorwaarden. De bazen zaten in de zetel van deze rechtse regering. Een overwinning rond het minimumloon zou het zelfvertrouwen van de werkenden versterken, wat natuurlijk ook een impact zou hebben op strijd voor eisen zoals het minimumpensioen van 1.500 euro netto, verbod op onvrijwillige deeltijdse arbeid, arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met compenserende aanwervingen, … Enkel op deze manier kan de werkende klasse de sociale afbraak stoppen en reële vooruitgang afdwingen.

  • NLMK-Clabecq. Gesprek met Silvio Marra, voormalig delegee bij Forges de Clabecq (deel 1)

    De algemene staking op 13 februari. Na een bezoek aan de stakersposten bij Audi-Vorst en Weerts (een onderaannemer van Audi) ga ik ’s ochtends vroeg met Silvio naar de vestiging van NLMK in Clabecq. De toegang is er afgezet door enkele bulldozers en groot werfmaterieel. Een 20-tal stakers verzamelen rond brandende paletten. Het is koud. Onder de aanwezigen enkele gele hesjes. Enkele arbeiders herkennen Silvio. “Mijn vader werkte nog met hem,” zegt een jonge arbeider trots. Silvio wijst naar het syndicaal bureau op de site. Dit is nog niet veranderd sinds de jaren 1990.

    Interview door Guy Van Sinoy

    “Het project van de NLMK-directie is om de site van Clabecq te sluiten,” zegt een arbeider. “Van de 580 arbeiders moeten er 290 weg. Wie blijft, wordt aan ondenkbare voorwaarden onderworpen.” Een pamflet somt de aanvallen op die de Russische staalgroep aan het overblijvend personeel wil opleggen: blokkeren van de index gedurende drie jaar, niet toepassing van collectieve loonsverhogingen gedurende vier jaar, 3,5 miljoen euro loonsverlaging per jaar (of 12.000 euro per werkende!), eet- en douchetijd wordt niet langer meegerekend als arbeidstijd, een staking moet minstens zeven dagen op voorhand aangekondigd worden, herziening van de regels rond interim: 12 maand interim mogelijk gevolgd door 12 maand tijdelijk contract en dan pas contract van onbepaalde duur, … Kortom: dit is een terugkeer naar de omstandigheden van voor 1905… in Rusland. We moeten er nog aan toevoegen dat het Waalse gewest 49% van de aandelen van NLMK-Clabecq in handen heeft.

    Silvio merkt op: “We bevinden ons op dezelfde site als Forges de Clabecq, maar het zijn twee compleet verschillende bedrijven. Forges de Clabecq was een geïntegreerde staalfabriek: er werd in de hoogoven vloeibaar ijzer geproduceerd dat vervolgens in staalplaten werd gegoten (staalblokken in de vorm van een parallellepipedum). Vervolgens werden die platen afgewerkt tot een half-afgewerkt product: dikke platen voor bouwplaatsen of zware voertuigen. Maar NLMK-Clabecq beschikt niet langer over een hoogoven en evenmin over een staalfabriek. De fabriek koopt staalplaten in Rusland, verwarmt die in een elektrische oven en werkt ze af tot de gewenste afmetingen en diktes.”

    “Forges de Clabecq werd in december 1996 failliet verklaard op de laatste werkdag van het jaar. Na een lange strijd die tot in juli 1997 duurde, vestigden we een krachtsverhouding die de autoriteiten verplichtte om de fabriek opnieuw op te starten. De autoriteiten wilden vermijden dat de sociale onrust zich verder zou verspreiden. Duferco herstartte de volledige staalproductie (hoogoven, gieten van staalplaten, afwerken) in maart 1998. Op dat ogenblik gebruikte de Forem (tegenhanger van VDAB) een zwarte lijst die bekomen was via de secretaris van het ACV om alle delegees en vakbondsmilitanten onder de arbeiders, bedienden en kaders (inclusief de ACV-delegees en militanten) uit het bedrijf te houden.

    “De heropstart kwam er na een vastberaden strijd door de arbeiders van Clabecq en dankzij de actieve steun van duizenden werkenden uit heel het land. We waren echter niet sterk genoeg om die zwarte lijsten te stoppen. In die tijd was er enkel brugpensioen voor wie getroffen werd door een herstructurering. Wij verkregen echter het recht op brugpensioen voor alle oudere ex-arbeiders van Clabecq die werkloos werden door het faillissement van 1996.”

    Hoe werd die strijd opgebouwd?

    “Vaak wordt de strijd van de arbeiders van Forges de Clabecq enkel herinnerd aan de hand van enkele spectaculaire beelden: de betoging met de bulldozers aan de oprit van de autosnelweg waar enkele voertuigen van de rijkswacht schade opliepen, of de multicolore mars van februari 1997 waarmee we meer dan 50.000 betogers naar Clabecq brachten. Maar het belangrijkste element in die strijd was volgens mij het feit dat we een breed netwerk van politiek gevormde en strijdbare arbeiders hadden opgezet.

    “Toen ik begin jaren 1970 bij Forges de Clabecq begon, waren er 6.000 arbeiders. We produceerden niet alleen plaatwerk, maar ook betondraad en tal van andere staalproducten. De vakbonden stonden toen al sterk met een syndicalisatiegraad van 100%. Toen ik begon, werd nog over Sabbe en Desantoine gesproken, twee strijdbare communistische ABVV-delegees die in 1970 waren afgedankt en waartegen het vakbondsapparaat niets gedaan had. Er waren altijd communistische militanten bij Forges de Clabecq, waaronder in de ABVV-delegatie. Maar het gros van de ABVV-delegatie werd gecontroleerd door het vakbondsapparaat en de PS. Het ACV was antisocialistisch en de liberalen pro-kapitalistisch.

    “Ik was in 1975 geen kandidaat bij de sociale verkiezingen omdat mijn Frans nog niet goed genoeg was. Ik werd pas delegee in 1979. In die tijd bleef elke delegee in zijn sector. Ik zat op de site van Ittre (waar NLMK zich nu bevindt). Ik was het vaak niet eens met de koers van de hoofddelegees. Voor mij mocht het radicaler, maar ik was er me van bewust dat daarvoor een krachtsverhouding nodig was.”

    Morgen deel 2 van dit interview

    [divider]

    Op ons zomerkamp zal Silvio Marra spreken op zondagvoormiddag. Hier vind je meer info – het is ook mogelijk om één dag aan dit kamp deel te nemen.

     

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop