Category: Op de werkvloer

  • Strijdbare betoging tegen besparingen aan UGent

    Ruim 800 personeelsleden, sympathisanten en solidaire studenten betoogden op woensdag 23 februari door Gent uit protest tegen het rechtse besparingsplan aan de universiteit. De jarenlange besparingen opgelegd door de Vlaamse regering maken dat het bestuur van de UGent de aanval op het personeel, en hiermee uiteindelijk ook op de studenten, inzet. De hardst getroffen personeelsleden zijn net de helden die de universiteit draaiende hielden tijdens de coronacrisis, onder meer in de kinderopvang.

    De aanvallen zijn deel van een breder beleid: als dit passeert, zullen er nog volgen. Het optrekken van het inschrijvingsgeld voor doctoraatstudenten kan dan bijvoorbeeld een opstap zijn naar een algemene verhoging van het inschrijvingsgeld. Het optrekken van de prijzen voor het personeel in de restaurants kan een opstap zijn naar een volledige afbouw van die restaurants. Aan andere universiteiten en hogescholen zullen gelijkaardige maatregelen op de agenda staan. Voor personeel en studenten is het dan ook belangrijk om het verzet te organiseren

    De betoging van 23 februari was een belangrijke stap om met de UGent-gemeenschap op straat te komen en aan het bestuur duidelijk te maken dat er geen draagvlak is voor de besparingen. Met ruim 800 deelnemers was dit één van de grootste betogingen van universiteitspersoneel sinds erg lang. Het personeel van de kinderopvang liep vooraan, maar ook andere getroffen diensten zoals restaurant ’t Pand en de transportdiensten waren aanwezig.

    Reportage op lokale zender AVS:

    Er was solidariteit van militanten aan andere universiteiten en hogescholen, maar ook van andere sectoren. De Actief Linkse Studenten en Campagne ROSA hadden een mooie jongerendelegatie op de been gebracht. Ze voerden campagne onder studenten om de besparingen bekend te maken en de solidariteit te organiseren. Dit zal essentieel zijn: samen staan we sterk.

    Op het einde van de betoging spraken vertegenwoordigers van de drie vakbonden en sympathiserende organisaties zoals Campagne ROSA en Women’s Strike UGent. Er werd bijzondere aandacht gegeven aan de meest getroffen personeelsleden met een mooie toespraak door een vertegenwoordiger van het personeel bij de kinderopvang, met heel wat collega’s die mee op het podium stonden. Eerst sprak Tim Joosen van ACOD UGent. Hij bedankte de aanwezigen en zei dat hun verder engagement in deze strijd noodzakelijk is. Deze betoging eist dat de rector terug gaat onderhandelen, ook over de alternatieven die de vakbonden naar voren schoven. Nu rector Van de Walle zijn exit van Twitter aankondigde, zal hij daar ongetwijfeld de nodige tijd voor hebben. Tegelijk zal verder actie gevoerd worden, met als eerstvolgende data 8 maart (internationale vrouwendag) en 18 maart (dies natalis). Op de betoging werd duidelijk gemaakt dat deze acties zullen opbouwen naar stakingsdagen indien het bestuur vasthoudt aan de aanvallen.

    Deze strijd aan de UGent heeft nood aan bredere solidariteit. De inzet is immers een breuk in het beleid van de Vlaamse regering van onderwijsminister Weyts en minister-president Jambon. Het rechtse beleid leidt tot besparingen en aanvallen op het (hoger) onderwijs. De aanvallen kunnen we enkel stoppen door dat rechtse beleid door strijd een halt toe te roepen.

    Hieronder een fotoreeks door Liesbeth:

    [embed-google-photos-album https://photos.app.goo.gl/GReSKqe4gnVfgPR89]

  • Laat hervorming ziekenhuizen niet over aan managers als Vandenbroucke. Meer middelen en personeel nodig!

    Actie van zorgpersoneel in juni 2020

    Minister Vandenbroucke (Vooruit) werkt verder aan het plan van zijn voorganger Maggie De Block om de ziekenhuizen te hervormen. De ‘werven’ van Maggie De Block vertonen een blauwe draad waar Vandenbroucke niet mee breekt. Niemand ontkent dat er hervormingen nodig zijn: de zorgsector had het al bijzonder moeilijk voor de gezondheidscrisis en daar kwam dan de pandemie nog eens bovenop. Terwijl het personeel onder een onmogelijke werkdruk gebukt gaat en de vermoeidheid toeslaat, doen de ziekenhuizen het volgens de kapitalistische logica niet goed. Belfius publiceerde in november een studie waaruit blijkt dat ze vorig jaar meer dan 2 miljard euro verlies boekten. Het is dat financiële plaatje dat Vandenbroucke als een echte manager tot het verderzetten van de hervorming aanzet.

    Het uitgangspunt van de hervorming is een zo efficiënt mogelijk zakenmodel, niet de gezondheid van de bevolking. Het klopt dat er een probleem is met de financiering van ziekenhuizen, die sterk afhankelijk is van de honoraria van artsen en de prestatiegeneeskunde, inclusief overbodige behandelingen. Zelfs Zorgnet-Icuro stelt dat er een “fundamentele redesign” nodig is, “geen zoveelste renovatie.”

    Om de zorgsector volledig te hervormen in het belang van de gebruikers en het personeel, zijn er veel middelen nodig en een uitbreiding van de dienstverlening, zodat een omvattende en preventieve benadering mogelijk wordt. Er is meer personeel nodig, wat betekent dat er in arbeidsvoorwaarden en lonen moet geïnvesteerd worden zodat de job aantrekkelijk is en het personeel blijft. Voor preventie is nabijheid van de dienstverlening essentieel.

    Een geïntegreerde nationale gezondheidsdienst is dan ook het meest geschikt. In Groot-Brittannië werd daar een aanzet toe gegeven na de Tweede Wereldoorlog, niet toevallig onder druk van een arbeidersbeweging die offensief voor haar belangen opkwam. Eén van de beperkingen van de Britse NHS was dat niet de volledige zorgketen in publieke handen werd genomen, onder meer de farmaceutische sector bleef in private handen. Alle besparingen en de managementlogica hebben de National Health Service zwaar ondermijnd, maar toch blijft deze tot vandaag beter scoren op vlak van preventie maar ook bijvoorbeeld wat betreft mentale gezondheidszorg. Het idee van een nationale gezondheidsdienst die een uitgebreide en geïntegreerde dienstverlening aanbiedt zonder financiële drempels, blijft bijzonder nuttig.

    Vandenbroucke gaat met zijn plan een andere richting uit. Zijn vertrekpunt is niet wat nodig is voor de gezondheid van de bevolking, maar hoe de weinige middelen efficiënter kunnen ingezet worden vanuit een bedrijfslogica. Zo wil hij dat ziekenhuizen niet alle behandelingen aanbieden, maar zich specialiseren. Dat kan nuttig zijn indien er een nationale planning is. Maar Vandenbroucke lijkt zich niet te beperken tot gespecialiseerde ingrepen. Ziekenhuizen die bijvoorbeeld geen minimaal aantal bevallingen hebben, zouden hun materniteit moeten sluiten.

    Inzake de financiering wil Vandenbroucke een overgang van financiering per behandeling naar een vastgelegd bedrag per aandoening. Dit is eveneens in gang gezet door De Block en  het eerste luik van deze ‘DRG- financiering’ zoals bijvoorbeeld in Duitsland is bij ons gekend  als “laagvariabele zorg”. Dit zou de overconsumptie moeten bestrijden door niet naar het aantal prestaties maar naar de aandoening te kijken. Als er een tekort aan middelen is, zal dit echter geen oplossing bieden. Gaan we straks naar een onderconsumptie omdat de voorziene middelen voor de aandoening niet volstaan voor een degelijke behandeling? Vandenbroucke wil tegen 2024 de kosten in alle ziekenhuizen in kaart brengen om een volgens hem ‘correcte’ financiering te bepalen. Wat zal daarbij het uitgangspunt zijn: de weinige middelen of de noden van patiënten?

    Daar is er een eerste indicatie van in de plannen van Vandenbroucke. Zo stelt hij voor om niet langer alle scans te vergoeden, maar enkel het gemiddeld aantal dat logisch is voor de omvang van een ziekenhuis. Ook wil hij het aantal overnachtingen nog verder beperken en meer met daghospitalisatie werken. Dit is een verderzetting van het beleid van de afgelopen jaren dat ertoe geleid heeft dat één op de tien bedden in de ziekenhuizen verdween in de jaren ’10.

    Het probleem van het plan van Vandenbroucke zit al bij zijn vertrekpunt: de kosten van alle ziekenhuizen, niet de noden van alle patiënten. Hierdoor blijven prestaties centraal staan en bovendien lijkt het plan vooral te zoeken naar ‘efficiëntiewinsten’, om de huidige tekorten in de sector weg te werken zonder extra middelen te voorzien, en wie weet nadien zelfs te besparen op het zorgbudget. De zieke zorgsector heeft vandaag geen behoefte aan nog meer managers, maar aan een planmatige aanpak waarin de zorgnoden centraal staan. Wie is beter geplaatst om dat in kaart te brengen en te organiseren dan het zorgpersoneel en de patiënten (de gemeenschap dus), twee groepen die tot hiertoe in de plannen van Vandenbroucke geen rol lijken te spelen.

  • 8 maart: strijd is nodig, ook in de zorg!

    Pamflet van Campagne ROSA

    Het zorgsysteem kraakte, maar brak niet, dankzij de toewijding van het personeel. Nochtans zijn de tekorten in de zorg schrijnend. We kregen applaus. We kregen erkenning als een essentieel beroep zonder dewelke de samenleving niet kan functioneren. Maar de nodige middelen voor een betere zorg en betere werkomstandigheden, daar blijven we op wachten. De actiegroep La Santé en Lutte / De Zorg in Actie nam in september 2020 en mei 2021 terecht initiatief om op straat te komen om meer middelen te eisen.

    Leden van Campagne ROSA die ook werken in de zorgsector roepen op om van de Internationale dag van Strijd voor Vrouwenrechten, 8 maart, een volgende actiedag te maken. Strijd voor vrouwenrechten is nauw verbonden met de strijd van het zorgpersoneel!

    Voor een ernstige verloning in de zorgsector

    In sectoren met veel vrouwelijk personeel liggen lonen systematisch lager, ook in de zorgsector dus. De loonkloof in België van 23,1% is één van de uitingen van structureel seksisme: het maakt en houdt vrouwen financieel afhankelijk.

    Het is schandalig dat er in de zorgsector nog steeds personeel is dat minder dan €14/uur verdient. Ook de compensatie voor onregelmatige uren is ondermaats.

    De oorzaak van het personeelstekort is dus niet ver te zoeken: het achterlopen van de arbeids- en loonvoorwaarden van het zorgpersoneel. Ondanks de recente inhaalbeweging via de (geplande) invoering van een nieuwe functieclassificatie en loonhuis (IF-IC) door de sociale akkoorden in de zorgsector is alle achterstand zeker nog niet ingehaald.

    8 maart is ook een dag van strijd voor degelijke lonen, te beginnen met een minimumloon van 14 euro per uur (2300 euro per maand), in de zorg én elders.

    Meer handen!

    Naast die lage lonen, worden we ook nog eens uitgeperst als citroenen. Wij werken ons krom, maar kunnen niet de kwaliteit van zorg geven die we zouden willen. Waarom? Door structurele besparingen en onderinvesteringen met als gevolg permanent personeelstekort en onhoudbare werkdruk. De bedden zijn er maar het personeel ontbreekt.

    De uitstroom is groter dan de instroom, door de pensioengolf maar ook door wie met pijn in het hart voor een andere sector kiest. Een gemiddelde loopbaan in de zorg bedraagt … de volle 7 jaar! Bijna 1/3 viel uit door ziekte, stress en burn-out tijdens de laatste coronagolven. Wie overblijft kan dit niet opvangen: ‘in normale tijden’ is personeelsbezetting al het uiterste minimum – of er onder: we hebben maar twee armen en twee benen.

    We moeten vechten voor een echte herwaardering. Enkel massale investeringen in de zorg kunnen de loon- en arbeidsvoorwaarden bieden om meer mensen naar de zorg te halen en te houden.

    HBO5-degradatie: lapmiddel of brutale besparing?

    VOKA, de Vlaamse patronale organisatie, wil de “tekorten aanpakken” door de zorgsector ‘anders te organiseren’, (lees: het verpleegkundig beroep uithollen). Ze willen HBO5 verpleegkunde degraderen in een derde zorgberoep tussen zorgkundige en verpleegkundige. Dat is in de feiten niets anders dan een schaamteloze, verdoken besparing: wél verpleegkundige taken mogen uitvoeren … maar minder betaald worden!

    30-urenweek als het nieuwe voltijds in de zorg!

    We moeten in de zorg vaak hyperflexibel werken. Een volcontinu werkrooster combineren met een persoonlijk of gezinsleven is voor velen bijna onmogelijk. Omdat ook nog steeds een groot deel van het huishoudelijk werk op vrouwen terug valt, gaan zij het vaakst deeltijds werken. Zij boeten dus in op loon, sociale zekerheid en financiële onafhankelijkheid.

    Een arbeidsduurvermindering met behoud van loon en compenserende aanwervingen zou de zorgsector aantrekkelijker maken en de druk op het zorgpersoneel verlagen. Op lange termijn is dit de enige realistische piste voor werkbaar werk in een overwegend vrouwelijke sector

    Voor een warme zorg in publieke handen, in dienst van de bevolking

    Niet enkel het personeel, maar ook patiënten, bewoners en slachtoffers lijden onder de kapot bespaarde zorg! Méér doen met minder personeel zet de kwaliteit ernstig onder druk. De wachtlijsten in de crisiszorg hebben soms fatale gevolgen. In juni pleegde een 14 jarig slachtoffer van verkrachting zelfmoord nadat ze op een wachtlijst voor psychologische hulp werd gezet bij het UZ Gent. Opnieuw zien we hoe tekorten in de zorg vrouwen het hardst raken. Wachtlijsten duiken overal in de zorg- en welzijnssector op. Meer en meer delen van zorg- en welzijn worden geprivatiseerd. In de rusthuizen betekent dit hogere kostprijs voor de bewoners met minder verzorgend personeel. De directie van de Gentse universiteit wil €500.000 besparen door het kinderdagverblijf uit te besteden aan de privé. De werk(st)ers zullen daardoor minder goede loon- en arbeidsvoorwaarden krijgen. Het kapitalisme wil winst maken op onze zorgbehoefte door van de zorg een bedrijf te maken. Maar dat betekent industrialisering en ontmenselijking van de zorgprocessen, kortom een vermindering van de zorgkwaliteit

    HOEZO, GEEN GELD?

    De farmaceutische industrie maakt duizelingwekkende winsten. De rijkdom is er, de vraag is wie ervan profiteert. In plaats van een handvol super rijken nog rijker te maken zou de industrie ten dienste moeten staan van de zorg en andere essentiële takken van onze maatschappij.

    TIJD VOOR ACTIE! DOE MEE!

    De tekorten die er zijn, treffen vrouwen het hardst! Eisen voor massale investeringen in een gratis, kwaliteitsvolle zorg zijn dus feministische eisen. Ze komen niet alleen vrouwen, maar alle werkenden en de hele maatschappij ten goede. Kom daarom samen met ons op straat op 8 maart.

  • Hogere lonen en werkbaar werk: voor minder is er geen deal!

    Gisteren voerden de Brusselse afdelingen van de drie vakbonden een actie tegen de loonwet van 1996.

    De arbeidsdeal van de federale regering werd langs alle kanten afgeschoten. Voor de bazen ging het niet ver genoeg, de vakbonden en de linkse oppositie van PVDA merkten terecht op dat het verhogen van de flexibiliteit onaanvaardbaar is. Dat er veranderingen in het arbeidsbeleid nodig zijn, is duidelijk. Het aantal werkenden dat niet meer kan, neemt fors toe. Tal van sectoren zitten op hun tandvlees. ‘Nieuwe’ sectoren worden gekenmerkt door extreme uitbuiting. Daar iets aan doen, is echter niet het uitgangspunt van de arbeidsdeal van de regering-De Croo.

    Het achterliggende doel van de maatregelen is om de flexibiliteit te verhogen, in de markt gezet als iets waar de werknemers zelf voor kunnen kiezen, terwijl het doel natuurlijk is om het de bazen gemakkelijker te maken. Het enige wat in ruil werd bekomen in de strijd tegen schijnzelfstandigheid bij platformbedrijven gaat amper verder dan wat op Europees vlak werd voorgesteld. Voor de PS was dat nochtans een cruciale kwestie om de schijn van ‘evenwichtigheid’ (waarbij van zowel werknemers als werkgevers inspanningen worden gevraagd) hoog te houden. Andere ‘linkse’ regeringspartijen doen amper moeite om die schijn te wekken. De groenen benadrukten het recht om ‘offline’ te zijn, maar dit evidente recht (als je niet aan het werk bent, ben je niet aan het werk!) geldt enkel voor bedrijven met meer dan 20 werknemers. Het vroeger bekendmaken van dienstroosters is positief. Misschien kan de groene minister Gilkinet dat ook eens beginnen toepassen bij de NMBS, waar sommige personeelsleden regelmatig wekenlang ‘buitenreeks’ staan en pas een dag op voorhand weten wanneer ze moeten werken.

    Het voorstel van een vierdagenweek is niet de arbeidsduurvermindering waar de werkenden al jaren voor opkomen. Terwijl we vandaag veel productiever zijn dan enkele decennia geleden, is de arbeidsduur quasi gelijk gebleven. Dit leidt tot een hogere werkdruk en bijhorende gezondheidsproblemen. Om de balans tussen werk en privéleven te herstellen, zou een arbeidsduurvermindering logisch zijn. Daarbij wordt gepleit voor een vierdagenweek, maar dan wel vier dagen van 8 uur. Niet het voorstel om op vier dagen het werk van vijf te doen, zoals nu op tafel ligt. Uiteraard zal het sommige werknemers goed uitkomen om op vier dagen het werk van vijf te doen, de media slaan ons om de oren met die voorbeelden, maar de realiteit is dat het doorgaans niet de werknemers zijn die de arbeidsregeling bepalen.

    Vanuit hun ivoren toren in de Wetstraat denken de politici dat je de werknemers beschermt door voor te stellen dat zij schriftelijk moeten vragen om vrijwillig in het stelsel van vier dagen van 10 uur te werken waarbij de baas een negatief antwoord moet motiveren. De realiteit op zowat elke werkvloer is dat de baas bepaalt wanneer er hoeveel gewerkt wordt. Hoeveel werknemers zullen onder druk gezet worden om in meer flexibele stelsels te stappen van langere werkdagen, eventueel aangevuld met week-om-week langere en kortere werkweken? Komt daar nog bij dat de deur opengezet wordt om nachtarbeid tot 24u gemakkelijker toegankelijk te maken. Het pilootproject voor de e-commerce kan snel navolging krijgen.

    De bazen en rechtse commentatoren domineerden grotendeels de reacties in de media. Ze kwamen ons zeggen dat de arbeidsdeal “ver van voldoende” is, om de woorden van VOKA te herhalen. Economen als Stijn Baert en Ive Marx merkten op dat er niets beslist is over pensioenen, ziekteverzekering en ‘activering van langdurig zieken’. Vertaald vanuit hun bazentaal: langer werken en zieken opjagen. Volledigheidshalve moet daaraan toegevoegd worden dat Ive Marx tenminste nog de kwestie van vrije loononderhandelingen toevoegde. Hogere lonen en betere voorwaarden om personeel aan te trekken, dat is voor de bazen echter taboe. De rechtse oppositie van N-VA en Vlaams Belang is het grotendeels eens met VOKA: ze pleiten voor hardere maatregelen tegen onder meer werklozen. Het VB vult dit communautair in: “Er wordt geen enkele maatregel genomen om de vele Waalse werklozen te activeren”. De maatregel die extreemrechts voorstelt – beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd – zou echter evengoed Vlaamse werklozen treffen. Neen, ‘sociaal’ is extreemrechts absoluut niet!

    De voorstellen van de regering-De Croo zijn niet in het belang van de werkenden en hun gezinnen. Het wordt tijd dat de vakbondsleiders samen met de linkse oppositie duidelijk maken dat er geen deal is en dat de acties zullen opgevoerd worden om niet alleen echte loonsverhogingen te bekomen maar ook betere arbeidsvoorwaarden, wat ook noodzakelijk is om het werk vol te houden. Voor de bazen is het nooit genoeg en moeten we steeds flexibeler en liefst voor een appel en ei werken, dat versterkt immers hun ‘concurrentiepositie’ (lees: de grote winsten). De arbeidersbeweging moet daar haar eisen tegenover zetten: breken van de loonnorm en de loonwet, herstel van de reële index, minimumloon van 14 euro per uur, arbeidsduurvermindering met behoud van loon en bijkomende aanwervingen, bescherming van de 8-urendag … De Basta-betoging van de PVDA op 27 februari biedt een uitstekende kans om die eisen kracht bij te zetten.  Als er nu iets moet geactiveerd worden, is het wel de sociale strijd!

  • Franstalig onderwijs in opstand tegen tekorten

    Foto: Maxime (Luik)

    Op 10 februari kwam de Franstalige onderwijssector op straat voor de grootste mobilisatie sinds 11 jaar. Er waren maar liefst 10.000 betogers om de minister van Onderwijs van de federatie Wallonië-Brussel Caroline Désir (PS) tot de orde te roepen. Sommigen hoopten dat de rode, groene en blauwe vloed van onderwijswoede voor een politieke schok zou zorgen. Het antwoord van de politici was echter weinig verrassend. Verder dan de gewoonlijke ‘blah blah blah’ kwamen ze niet.

    Deze mobilisatie was het gevolg van twee jaar pandemie. De gezondheidscrisis eiste een hoge tol van het personeel, dat zich vaak in de steek gelaten voelde door de politiek. Bovendien kwamen deze problemen bovenop de al veel langer durende malaise in het onderwijs door een gebrek aan middelen, terwijl tegelijk in sneltreinvaart allerhande managementhervormingen worden opgelegd. Scholen moeten met elkaar concurreren en de leraars kregen steeds meer taken op hun schouders.

    Geïnterviewd door de RTBF zei Jérémiah, een leraar en LSP-lid: “Meer dan 45% van de jonge leerkrachten stopt na 5 jaar. Hieruit blijkt dat er onder jonge leerkrachten een echte malaise heerst. Die komt voort uit verschillende redenen. De eerste die ik zie is de jobonzekerheid. Er zijn veel jonge leraars die moeten jongleren met uren in verschillende scholen en niet weten waar ze het jaar nadien aan de slag kunnen. Bovendien was er verbaasd dat we als leerkrachten zoveel vakjes moeten aankruisen, zoveel administratieve taken moeten uitvoeren die soms volkomen overbodig lijken en veraf staan van de concrete voorbereidingen die we nodig hebben voor onze lessen en voor de ontwikkeling van de jongeren.”

    De actiedag op 10 februari was indrukwekkend. Elise, een leerkracht uit de provincie Henegouwen, zei ons achteraf: “Zoals voor veel jonge leerkrachten was dit voor mij de eerste onderwijsbetoging. Wat een verademing om in deze grote menigte leraars, professoren, opvoeders … te zien met eisen voor meer middelen voor onze scholen, kleinere klassen van maximaal 15 leerlingen, betere infrastructuur … kortom, goede voorwaarden voor degelijk onderwijs. Het is duidelijk dat de mensen hier niet waren om hun kleine ‘privileges’ te verdedigen, maar om te vechten voor de toekomst van de schoolgaande jeugd. We zijn er ons terdege van bewust dat dit nog maar het begin was. Er zullen nog acties nodig zijn, waarbij we terug op straat komen en nog meer collega’s op de been brengen.”

    De belangrijkste vraag na de actiedag is hoe het verder moet met deze strijd. Zoals David, een leraar uit Luik, ons zei: “Eén van de grote problemen met onderwijsacties is dat we veel te braaf zijn. Er zijn andere sectoren waar het personeel er beter in slaagt om zich te laten opmerken. We worden in het gezicht uitgelachen terwijl de besparingen en hervormingen gewoon doorgezet worden.”

    Het succes van de staking en de betoging van 10 februari was mee te danken aan het feit dat er vooraf personeelsvergaderingen werden gehouden. Deze dynamiek van personeelsvergaderingen moet doorgezet worden om de vakbondsbasis te blijven mobiliseren en om een echt actieplan uit te werken dat democratisch wordt besproken en uitgevoerd, in plaats van eenmalige acties die van bovenaf aangekondigd worden.

  • Massale staking en strijdbaar protest Franstalig onderwijs

    Gisteren was er een actie van het Franstalig onderwijspersoneel. Er was een staking en een protestactie in Brussel met 10.000 aanwezigen.

    Dit is in deze sector sinds 2011 niet meer gebeurd. Het ging om leraars, opvoeders, arbeiders en onderhoudspersoneel van scholen. Duizenden stakers trokken naar Brussel om hun ongenoegen te uiten en op te komen voor degelijk onderwijs voor de jongeren, gratis en in goede omstandigheden.

    Sinds het begin van de pandemie wordt het onderwijs als ‘essentiële sector’ erkend. Franstalig onderwijsminister Caroline Désir (PS) omschreef het personeel als de “helden van elke dag.” Haar woorden verbleken als we kijken naar de situatie op het onderwijsterrein. De aanhoudende crisis in het onderwijs is nog verergerd door de pandemie.
    De overbelaste schouders van het personeel krijgen er nu nog crisisbeheer bovenop. Alle tekorten komen nog scherper tot uiting. Komt daar nog bovenop dat traditionele politici en bepaalde inrichtende machten niet aarzelen om het personeel een extra mes in de rug te steken met neerbuigende opmerkingen, onder meer over het absenteïsme.

    De eerste actie gisteren was een goede stap voorwaarts. De woede in de sector is voelbaar, en niet alleen in België.

    We moeten deze dynamiek voortzetten en een actieplan dat opbouwt naar een echte krachtsverhouding om verandering af te dwingen. Dat is ook nodig om het vertrouwen te herstellen onder collega’s die sceptisch staan tegenover acties die louter bedoeld zijn om wat stoom af te laten. Daarnaast is er nood aan een duidelijk eisenpakket dat geen twijfel laat bestaan over wat we willen.

    Wij eisen:

    • Maskers, gels, zelftests: ouders noch personeel moeten betalen!
    • Onmiddellijke intrekking van alle managers-hervormingen die de scholen tegen elkaar uitspelen en steeds meer taken op de kap van de leerkrachten afschuiven!
    • Kwaliteitsonderwijs in een gezonde omgeving: maximaal 15 leerlingen per klas.
    • Voor de massale aanwerving van personeel.
    • Voor een goede en gezonde infrastructuur: bouw van nieuwe scholen en renovatie van bestaande scholen.
    • Massale overheidsherfinanciering van de sector voor echt gratis onderwijs van goede kwaliteit.

    Aangezien een zieke maatschappij die gebaseerd is op winst en niet op onze behoeften alleen maar kan leiden tot een falend onderwijs, en vice versa, moeten we van systeem veranderen!

  • Is de neoliberale trein in de zorg gestopt?

    Regelmatig zie je in de media opiniestukken die stellen dat het met de covidcrisis vanzelfsprekend zou moeten zijn dat de neoliberale besparingspolitici tot inkeer komen. Spijtig genoeg moeten we zoals die bekende Nederlandse zanger vaststellen: ‘dromen zijn bedrog’! Realistischer is om te stellen dat het neoliberalisme ‘even op de pauzeknop moet drukken’. We geven straks twee sprekende voorbeelden.

    door Bart Van der Biest, vakbondsafgevaardigde BBTK-SETCa BHV

    Sinds de financiële crisis van 2008 hebben besparingen, desinvesteringen en toenemende commercialisering van de zorg geleid tot waar we nu staan: een zorgsector die helemaal uitgekleed is.

    Er werd al lang gewaarschuwd voor een zorgcrisis op basis van het dubbele effect van de vergrijzing: toename van de behoeften en complexiteit van de zorg door een verouderende bevolking én de omgekeerde leeftijdspiramide bij het zorgpersoneel. De babyboomers gaan massaal op pensioen en moeten dus op zijn minst vervangen worden. De beleidsmakers stonden erbij en keken ernaar …

    De covidcrisis is de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen. De beleidsmakers deden heel wat toegevingen onder druk van acties terwijl er aan de grond van het probleem niets gedaan wordt. Ondanks het feit dat zowel de federale als de Vlaamse regering met honderden miljoenen gooiden via sociale akkoorden (respectievelijk 1 miljard federaal en 577 miljoen Vlaams) is het effect amper voelbaar op de werkvloer. In een Brabants ziekenhuis heeft men onlangs de term ‘minimumbezetting’ (van personeel) vervangen door de term ‘optimale bezetting. ’ Dit voorbeeld geeft duidelijk aan waar het schoentje wringt in de zorg: minimale dienstverlening wordt plots als ‘optimaal’ verkocht …

    De soap van het Vlaams privatiseringsdecreet

    Het is minstens uniek te noemen dat een Vlaams decreet opgesteld wordt op maat/vraag van één bedrijf: Zorgbedrijf Antwerpen. Dit bedrijf wil zijn vleugels uitslaan over heel Vlaanderen. Om deze veroveringstocht te faciliteren, wil men beroep doen op private partners. Het geld van die private partners is nodig om deze grote ambitie te verwezenlijken. Het Antwerps stadsbestuur bespaart de volgende jaren immers fors op de openbare welzijnsvereniging Zorgbedrijf Antwerpen. De dotatie aan het Zorgbedrijf zal dalen van 39,3 miljoen euro in 2020 naar 28,7 miljoen in 2025.

    Het betreffende Vlaams decreet is niet minder dan de rode loper uitrollen voor de privatisering van de openbare woonzorgcentra en sociale dienstverlening. Commerciële zorggroepen hebben vandaag ruim een derde van de Vlaamse woonzorgcentra in handen. Wat dat betreft, is Vlaanderen aan een inhaalbeweging bezig: in Brussel en Wallonië is dat aandeel zelfs nog een stuk groter (tot 50%). In Vlaanderen krijgen 107 commerciële woonzorgcentra die gelinkt zijn aan drie zorgvastgoedfondsen (Cofinimmo, Care Property Invest en Aedifica) 250 miljoen euro subsidies. De Morgen berekende recent dat daarvan jaarlijks 93 miljoen euro aan huur wegvloeit naar de vastgoedeigenaars. Belastinggeld in de zorg hoort niet naar de zakken van private aandeelhouders te vloeien; dat is nog steeds de heersende opinie bij de bevolking na 40 jaar neoliberalisme. Echter voor de neoliberale politici is er geen vuiltje aan de lucht: er vloeit immers ook massaal geld van de gemeenschap naar de zuivere privéondernemingen buiten de zorg via allerhande constructies en lastenverlagingen. So: what’s the problem?

    Het ontwerp van decreet werd in 2020 gelanceerd en is tot op vandaag niet gestemd vanwege het terechte verzet dat het oproept. Uitstel betekent echter geen afstel.

    Nóg goedkopere arbeidskrachten in de zorg?

    De discussie over de toekomst van de zorgberoepen die momenteel hevig woedt, geeft op een verholen manier het conflict weer tussen enerzijds de reële behoeften van de bevolking en zorgpersoneel versus anderzijds de winsthonger van de privé en de besparingszucht van het beleid.

    VOKA is de grote cheerleader van de elitaire tunnelvisie van de corporatisten op het verpleegkundig zorgdomein. De traditionele beroepsorganisaties wensen een degradatie van de HBO5 verpleegkunde (A2) tot een derde apart zorgberoep tussen de zorgkundige en de verpleegkundige. De uitgesproken neoliberale belangengroep van de werkgevers pleegde hier onlangs een uitgebreide brochure van 23 bladzijden over met als titel: “Radicaal hertekenen van zorgberoepen. Pistes om personeelstekort in welzijn & zorg op te lossen.”

    Wat de motieven van VOKA zijn, wordt duidelijk met enkele citaten uit de brochure:

    Bij de eerste zin valt men onmiddellijk met de deur in huis: “Welzijn en zorg vormen de groeisectoren op de Vlaamse arbeidsmarkt en vertegenwoordigen vandaag bijna 20% van de totale tewerkstelling. De tewerkstelling neemt elk jaar toe met circa 2%.” Met andere woorden: de ondernemers willen hiervan “een graantje” meepikken – of beter gezegd: een volledige graansilo.

    VOKA: “Taakverschuiving kan verschillende vormen aannemen: uitdieping of méér specialisatie, substitutie of delegatie van taken naar lager of anders opgeleide professionals en innovatie. Het is dus niet zo dat taakverschuiving zich vooral richt op het afschuiven van beperkte en eenvoudige taken naar lager opgeleiden.” De hogere, controlerende hiërarchie in de bureau’s mag immers niet vergeten worden.

    VOKA pleit verder voor deregulering met uiteraard op het eerste zicht rationeel klinkende argumenten: “Soepele wetgeving. Een mengelmoes aan wetgeving, normen en financiering beperkt een optimale verdeling van taken en inzet van competenties. Dat zorgt niet enkel voor conflicterende belangen tussen zorgberoepen, maar ook voor een gebrek aan transparantie en inefficiëntie. De discussies over het bewaken van kwaliteit of risico’s, draaien in realiteit meer om inkomsten, financiering en barema’s. Onderhandelen over taakverschuiving is vaak competitief of bedreigend omdat opportuniteiten voor een (nieuw) beroep de degradatie van andere beroepen kan inhouden.”

    En dan volgt de honing aan de baard van de besparingspolitici: “Je kan niet zomaar zorgverleners bijmaken, maar je kan wel het takenpakket herbekijken. Welke taken kunnen we afsplitsen en bundelen tot een aparte job? Als je uitsluitend naar de technische taken kijkt, dan wordt het tekort aan zorgverleners al véél beperkter. Zorg is veel meer dan alleen inspuitingen geven en wassen. Het is ook instaan voor een propere kamer, een praatje maken en maaltijden bereiden. Niet alles moet per se door hoogopgeleid personeel gebeuren. Je hebt een waslijst aan logistieke en andere taken waarvoor je niet noodzakelijk een diploma nodig hebt.” VOKA pleit dus onomwonden voor de bestendiging van tijdelijke noodmaatregelen tijdens de eerste coronagolf waar taken van zorgpersoneel uit handen genomen werden door andere profielen.

    VOKA: “Taken die zorgverleners kunnen schrappen: administratie en registratie, huishoudelijke taken, logistieke taken, transport en … hygiënische basiszorgen” Curieus dat de verpleegkundigen op de werkvloer steeds meer van deze taken op hun boterham gesmeerd krijgen – door de werkgever!

    Wat heeft dit alles met neoliberalisme te maken?

    Onder druk van het neoliberalisme om zogezegd ‘efficiëntiewinsten te boeken’ wordt de zorg systematisch uiteengerafeld in een reeks van aparte zorgprocessen die het liefst door verschillende functies uitgeoefend worden zoals bij de lopende band in een fabriek. Het principe van een holistische, menselijke benadering van de patiënt wordt hierdoor overboord gegooid. Om ‘het overzicht’ te behouden wordt een reeks van controlemechanismen ingebouwd én installeert zich een hiërarchisch waterhoofd dat de weinige handen aan het bed van de patiënt continu op de vingers staat te kijken. De informatisering – de neverending story van checklists – faciliteert dit proces van ontmenselijking van de zorg. Het beeld van een Mexicaans leger doemt op: meer (dikbetaalde) officieren dan (onderbetaalde) soldaten …

    De actiegroep ‘De Zorg in Actie/ La Santé en Lutte’ heeft drie hoofdslogans: méér handen, méér loon én warme zorg. Warme zorg betekent in de praktijk omgeven worden door een betrokken zorgploeg die met genoeg zijn om hun zorgtaken in de breedste zin van het woord uit te voeren en dan hebben we het niet enkel over de technische handelingen die door ‘robotjes aan de lopende band’ uitgevoerd worden zoals de ver-van-mijn-bed hiërarchie en private accreditatie-organisaties het vragen. Of gaan we nieuwe functies introduceren als bijvoorbeeld de patiënt een praatje wil slaan: ‘de aandachtmanager’ die per prestatie – een gesprek van 10 minuten – werkt?

  • De zorg: zo ziet een kapot bespaarde sector eruit

    De pandemie heeft de maatschappij op vele manieren op de proef gesteld, maar het hardst getest is ongetwijfeld de zorgsector. Na twee jaar in een crisis van deze omvang zou je toch mogen verwachten dat er structurele oplossingen komen voor de meest nijpende problemen of toch stappen gezet worden in de richting van oplossingen. Voor de zorgsector lijkt echter het omgekeerde waar. De vierde golf bracht ons tot nu het dichtst bij de ineenstorting van de zorg en voor de omikron-golf werden allerlei doemscenario’s voorbereid. Voor velen in de zorg is deze crisis de aanleiding om uit de sector te stappen of om dat te overwegen.

    door Thomas (Gent) uit maandblad De Linkse Socialist

    Vorige regeringen bespaarden reeds miljarden in de gezondheidszorg. In de zorg wordt steeds meer gewerkt met statistieken en gestandaardiseerde zorg. Het menselijke aspect verdwijnt naar de achtergrond. Kwaliteit van de zorg werd minder belangrijk: de nadruk ligt op kwantiteit. Leidinggevenden zijn steeds minder vaak mensen van de vloer die doorgroeien, maar komen uit opleidingen waar managementtechnieken aangeleerd worden.

    De werkenden in de zorg klaagden deze problemen al aan voor de crisis. Er waren betogingen en acties voor meer personeel zodat er “echt gezorgd” kan worden. Maar in het beste geval waren er slechts kruimels om de ergste uitwassen van de besparingen te corrigeren. Over de rusthuizen werden reportages gemaakt die de publieke verontwaardiging voeden, maar toch gingen steeds meer lokale besturen over tot het privatiseren van hun rusthuizen vanwege een tekort aan middelen.

    Vele werkenden in de zorg doen de job omdat ze mensen willen helpen, maar de realiteit stompt hen steeds meer af. De realiteit van het werk is van het ene bed naar het andere sprinten om het hoogst nodige te doen. Tijd maken voor de patiënten is er vaak niet meer bij, terwijl dit een essentieel onderdeel van het werk zou moeten zijn en het herstel en welbevinden van patiënten zou helpen.

    Reeds voor de pandemie werden er afwegingen gemaakt tussen kosten en patiënten. Wassen hoeft niet meer met zeep en water, maar gebeurt met een vooraf bepaald aantal wegwerpwashandjes gedrenkt in lotion waarbij je de patiënten zelfs niet meer hoeft af te drogen. Tests op zeer zeldzame aandoeningen worden niet meer uitgevoerd omdat ze te veel kosten tegenover het aantal levens die ze redden.

    Het zorgpersoneel zat al op zijn tandvlees bij het begin van de pandemie. Dat begin was onwaarschijnlijk. Een tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen, positief gaan werken, mensen alleen zien sterven … Toen al droeg de politiek een gigantische verantwoordelijkheid. Het personeel wees hen daar ook op. Onder andere in het Brusselse Sint-Pieters ziekenhuis draaide het zorgpersoneel de rug naar toenmalig premier Sophie Wilmes (MR). De actiegroep ‘La Santé en Lutte’ (‘De Zorg in Actie’) steunde het protest en nam zelf verschillende geslaagde initiatieven die het potentieel toonden. Helaas kwam het niet tot bredere acties van de arbeidersbeweging, wat ook druk zette op ‘La Santé en Lutte’.

    In de maatschappij was de steun voor de zorg zeer groot. Dagelijks werd er geapplaudisseerd en er verschenen spandoeken en witte lakens in het straatbeeld. De politiek voelde op dat moment de nood om geld vrij te maken. Niet om fundamenteel te gaan voor een zorg op mensenmaat, maar vooral om verdere strijd te vermijden. Servais Verherstraeten (CD&V) stelde het zo: “Sociale vrede in de zorgsector mag een prijs hebben.”

    Er is echter meer nodig dan het afkopen van de sociale vrede. De gezondheidscrisis waar we ons vandaag in bevinden zou alle aandacht moeten krijgen. De volledige economie zou in dienst van de gezondheidszorg moeten gezet worden. Binnen het kapitalisme blijkt dit echter onmogelijk. Twee jaar na het begin van de crisis zijn de burgerij en haar politieke vertegenwoordigers nog altijd bezig met het vrijwaren van de winsten van de kapitalisten. Ondertussen zijn de helden van de gezondheidszorg moe en uitgeblust en zien ze een toekomst die, als het zo verder gaat, erger is dan voor COVID. We kunnen niet langer verder met dit systeem dat slechts aan enkelen denkt, we moeten zelf de touwtjes in handen nemen en de economie ten dienste van de meerderheid van de bevolking laten werken.

  • Vlaams Belang wil vakbonden kortwieken

    Tegenover de asociale verdeeldheid van extreemrechts plaatsen wij solidariteit.

    Artikel overgenomen vanop blokbuster.be

    Het Vlaams Belang wil dat de vakbonden rechtspersoonlijkheid aannemen. Daartoe werd in maart vorig jaar nogmaals een wetsvoorstel ingediend. Zelfs de Raad van State, niet bepaald een bastion van arbeidersstrijd, kwam met een vernietigend advies over het voorstel.

    Het extreemrechtse voorstel zou betekenen dat vakbonden niet langer feitelijke verenigingen zijn zoals vandaag het geval is, en zoals politieke partijen dat overigens ook zijn. Het doel van het Vlaams Belang is om een aansprakelijkheid in te voeren voor ‘dé vakbond’ als organisatie, met de mogelijkheid om sancties op te leggen voor feiten gepleegd door individuele leden in het kader van door de vakbonden erkende acties. Het wetsvoorstel ingediend door Hans Verreyt, Barbara Pas, Ellen Samyn en Marijke Dillen stelt letterlijk voor dat de vakbonden “aansprakelijk zijn voor de daden die worden begaan door hun leden wanneer deze handelen in het kader van een actie waarvoor die organisaties het initiatief hebben genomen en die ze hebben erkend.” Rechtspersoonlijkheid betekent bovendien dat de volledige boekhouding, inclusief stakerskas, publiek bekend wordt. Het komt neer op het kortwieken van de vakbonden, zodat de bazen nog meer kunnen doen wat ze willen.

    Als de vakbonden vandaag geen rechtspersoonlijkheid hebben, is dat omdat ze gegroeid zijn als feitelijke verenigingen van leden waarbij het de leden zijn die in principe over alles beslissen. Het organiseren en erkennen van acties is daar onderdeel van en heeft gevolgen, bijvoorbeeld voor de uitbetaling van een stakingsvergoeding. Daar hebben mensen die geen lid van de feitelijke vereniging zijn geen zaken mee. En ja, een feitelijke vereniging kan leden die zich uitdrukkelijk verzetten tegen de doelstellingen van die vereniging uiteraard uitsluiten.

    Voor zichzelf, een feitelijke vereniging die quasi volledig gefinancierd wordt met publieke middelen, zou het Vlaams Belang een objectieve aansprakelijkheid voor daden van individuele leden niet aanvaarden. Maar voor de vakbonden, die voor een veel groter aandeel door de leden gefinancierd worden, wil het dat wel. Een dergelijke aansprakelijkheid zou de deur openen voor vervolging wegens ‘economische schade’ van bazen bij stakingen. Het doel van een collectieve stakingsactie is uiteraard net dat het gevoeld wordt door de baas. Dat ondermijnen, betekent de positie van de vakbonden helemaal ondergraven. Het wetsvoorstel van het Vlaams Belang is net daarop gericht.

    Het voorstel van het Vlaams Belang voorziet bovendien in harde sancties en zelfs een schorsing van het recht om deel te nemen aan collectieve onderhandelingen. Voor het Vlaams Belang is het blijkbaar een doorn in het oog dat de werknemers via hun organisaties deelnemen aan collectieve onderhandelingen en, desnoods, het werk neer te leggen indien die onderhandelingen nergens toe leiden.

    De Raad van State werd om een advies over het VB-voorstel gevraagd en sprak zich er principieel tegen uit. Daarvoor wordt gewezen op de internationale verdragen rond vakbondsvrijheid en op de vrijheid van vereniging, die inhoudt dat een vereniging ervoor kan kiezen om een rechtspersoonlijkheid aan te nemen maar ook om dat niet te doen. Terwijl het Vlaams Belang tegen de coronamaatregelen protesteert onder de slogan ‘vrijheid’, is het niet bereid om de vrijheid van vereniging van vakbonden te erkennen. Het is uiteraard niet de eerste keer dat extreemrechts zo’n spreidstand van hypocrisie aan de dag legt. Waar het om gaat, is in wie het VB bondgenoten ziet en wie het bestrijdt. Vakbonden behoren duidelijk tot de laatste categorie.

    De Raad van State erkent dat objectieve aansprakelijkheid voor de vakbonden een belemmering zou vormen voor het organiseren van betogingen en stakingen, terwijl stakingen “vaak juist de ultieme middelen zijn die een vakorganisatie kan inzetten om een doorbraak te bewerkstelligen tijdens collectieve onderhandelingen binnen een bedrijf, een sector of op nationaal vlak.” Op basis van het principieel ingenomen standpunt, stelt de Raad van State dat het geen verder onderzoek zal doen naar de voorstellen van het Vlaams Belang.

    Natuurlijk is het niet voor instanties als de Raad van State dat vakbondsrechten afgedwongen worden, dat gebeurt door die rechten in strijd te hanteren. Maar dit advies maakt wel nogmaals duidelijk aan welke kant extreemrechts staat als het gaat om werkenden die opkomen voor hun rechten. Het Vlaams Belang keert zich tegen de werkenden en hun organisaties. Vakbonden worden voorgesteld als organisaties die enkel in het verleden iets positief betekenden voor de werkende klasse (wat de voorgangers van extreemrechts in datzelfde verleden uiteraard betwistten). Wie komt vandaag op voor de koopkracht van de werkenden? Wie verzet zich tegen asociale aanvallen op de pensioenen? Neen, niet extreemrechts voor wie een ‘sociaal imago’ in het beste geval een electorale berekening is. Tegelijk verzet het Vlaams Belang zich met hand en tand tegen diegenen die zich organiseren om sociale eisen te verdedigen en te realiseren. Voor wiens belang staat het VB? Niet dat van de werkenden en hun gezinnen!

  • Ontslag voor wie vaccinatie weigert? Het zorgpersoneel aanvallen zal het virus niet stoppen

    Het voorstel van verplichte vaccinatie van zorgpersoneel leidde in de sector en daarbuiten tot heftige reacties. Het werd ook door voorstanders van vaccinatie – zoals wijzelf – als een klap in het gezicht ervaren. Sommige directies verklaarden ronduit dat ze het niet trekken zonder niet-gevaccineerd personeel. Het personeelsgebrek maakt dat geen enkele collega kan gemist worden.

    door Nicolas Croes uit maandblad De Linkse Socialist

    Exponentieel tekort aan handen

    Professionals in de sector luiden al langer de noodklok. België heeft één van de hoogste aantallen patiënten per verpleegkundige in heel Europa. Ziekenhuisbedden zijn niet beschikbaar wegens gebrek aan zorgpersoneel. De arbeidsomstandigheden zijn weerzinwekkend en slopen zelfs de meest gemotiveerden: de werklast is te hoog, de werkomgeving wordt ondraaglijk gemaakt door de administratieve last en door de druk om winstgevend te zijn. Er wordt geen rekening gehouden met de emotionele belasting of deze wordt niet opgevolgd, enz. Een meerderheid van het personeel houdt het na 5 tot 10 jaar voor bekeken in de zorg.

    In normale tijden is de realiteit van de sector al niet mals voor het sociale leven van het personeel: 37% werkt op zondag (20% in andere sectoren), 44% werkt op zaterdag (36% in andere sectoren), 39% werkt ‘s avonds (34% in andere sectoren) en 18% werkt ‘s nachts (11% in andere sectoren).

    De pandemie heeft alles nog erger gemaakt. Arnaud Bruyneel, een verpleegkundige die doctoreert over de volksgezondheid, stelde: “Vóór de crisis (COVID) bedroeg de prevalentie van het burn-outrisico ongeveer 36%. In april 2020 hebben Pierre Smith (doctoraatsstudent aan de UCL) en ik een studie uitgevoerd bij 4.500 Franstalige verpleegkundigen. Wij stelden vast dat deze prevalentie tot 70% was gestegen. Je zou kunnen zeggen dat dit cijfer verdubbeld is als gevolg van de pandemie.” Hij merkte nog op: “De extra middelen voor de zorg zijn bestendigd. Dat is positief. Maar we zien het niet op het terrein omdat er niet aangeworven wordt.”

    Het zal er niet snel op verbeteren. Bijna de helft van het huidige zorgpersoneel is tussen 45 en 65 jaar oud en een vijfde is ouder dan 55 jaar. Reeds voor de pandemie waren er minder inschrijvingen voor zorgopleidingen. De wijze waarop de pandemie aangepakt is, zal er niet toe bijdragen dat die curve omgebogen wordt. 

    De sector schreeuwt al lang om hulp. Het personeel moest aan het begin van de pandemie zonder aangepaste uitrusting naar het ‘front’. De extra middelen komen er slechts druppelsgewijs door en volstaan niet om de verwoestingen van de chronische tekorten te compenseren. De aankondiging van de regering dat ze niet-gevaccineerde collega’s wil afdanken, sloeg dan ook in als een bom.

    Wat moet er gebeuren?

    Naar schatting zijn momenteel meer dan negen op de tien mensen in de Belgische zorgsector gevaccineerd. Zoals De Linkse Socialist vorige maand opmerkte, moet het personeel zo veilig mogelijk kunnen werken en hebben patiënten het recht om in een zo gezond mogelijke omgeving te worden verzorgd. In plaats van verplichte vaccinatie moet er regelmatig getest worden om eventuele gevallen van Covid-19 onder het personeel op te sporen.

    Het dagelijks testen van het personeel zou nuttig zijn om de eenheid onder het personeel te bewaren en de tijd te hebben om campagnes te voeren op de werkvloer om collega’s te overtuigen van het nut van het vaccin. Het zou ook nuttig zijn om besmettingen op te sporen onder gevaccineerd personeel. Dit vereist natuurlijk middelen voor extra personeel, uitrusting en laboratoria. Er zijn ook andere mogelijkheden, zoals het inzetten van niet-gevaccineerde zorgverleners voor administratieve of andere taken waarbij elk contact met collega’s en patiënten wordt vermeden.

    Meer structureel zijn er geen 36 manieren om dit te doen: er zijn massale overheidsinvesteringen in de sector nodig om de zorgberoepen op te waarderen en betere werkomgevingen te creëren, zodat mensen worden aangemoedigd om in de sector te komen werken én te blijven.

    Solidariteit in de praktijk brengen

    Het is het neoliberale beleid van de verschillende opeenvolgende regeringen dat ons gezondheidsstelsel heeft uitgehongerd. De autoriteiten proberen verdeeldheid te zaaien en de aandacht af te leiden door de niet-gevaccineerden overal de schuld van te geven.

    Het is positief dat de vakbonden in de sector meteen reageerden en nog voor de kerstvakantie actie voerden tegen dit wetsontwerp. De regering moest terugkrabbelen en probeerde tijd te winnen door te rekenen op de eindejaarsperiode. Op de betoging van 7 december werd er helaas geen campagne naar een nationale betoging eind januari aangekondigd. Dat had nochtans een kans geboden om het verzet tegen de verplichte vaccinatie nog duidelijker te koppelen aan de eis van meer middelen voor de zorg en mogelijk zelfs aan die voor de nationalisatie van de farmasector onder controle en beheer van de gemeenschap. Nadien kreeg de regering wel nog een klap in het gezicht vanuit de culturele sector. Het is duidelijk dat actieve strijd en mobilisatie essentieel zijn om onze belangen te verdedigen!

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop