Category: Recensies/Cultuur

  • Transgender Warriors: historisch wapen tegen backlash en tegen onderdrukking

    In een wereld waarin genderdiversiteit steeds vaker het doelwit is van reactionaire backlash, biedt Leslie Feinbergs “Transgender Warriors: Making History from Joan of Arc to Dennis Rodman” een krachtig en onmisbaar antwoord. 

    door Nick (Antwerpen)

    Dit baanbrekende werk combineert persoonlijke reflecties, historische analyse en een oproep tot solidariteit om niet alleen het bestaan van gendernonconforme mensen te vieren, maar ook de sociale structuren die hen onderdrukken te ontmantelen. Feinbergs boodschap is duidelijk: genderdiversiteit is geen modern fenomeen, maar een intrinsiek deel van de menselijke geschiedenis, en de strijd voor transgender rechten is onlosmakelijk verbonden met bredere bewegingen voor sociale rechtvaardigheid.

    Genderdiversiteit: geen nieuw fenomeen

    Eén van de meest krachtige thema’s in “Transgender Warriors” is Feinbergs weerlegging van de mythe dat transgender en non-binaire identiteiten een recent verschijnsel zijn. Door een breed scala aan historische voorbeelden te presenteren, toont Feinberg aan dat genderdiversiteit in talloze samenlevingen door de eeuwen heen heeft bestaan. Van de Two-Spirit-tradities in inheemse Noord-Amerikaanse culturen tot de genderoverstijgende praktijken van Jeanne d’Arc, documenteert Feinberg hoe genderdiverse personen vaak een gerespecteerde rol speelden in hun gemeenschappen.

    In inheemse culturen, zoals die van Noord-Amerikaanse stammen, werden gendernonconforme mensen vaak gezien als spirituele gidsen en leiders. Deze erkenning werd echter door koloniale en religieuze krachten vernietigd. Kolonialisme bracht niet alleen economische exploitatie, maar ook de oplegging van strikte binaire genderrollen als middel om gemeenschappen te destabiliseren en te onderwerpen. Feinbergs werk herinnert ons eraan dat deze genderdichotomieën niet universeel zijn, maar het product van specifieke historische processen.

    De link tussen genderonderdrukking en andere strijden

    Feinberg maakt overtuigend duidelijk dat genderonderdrukking niet geïsoleerd staat, maar verweven is met bredere systemen van macht en uitbuiting. Van slavernij tot kapitalisme en kolonialisme, werd genderonderdrukking  vaak gebruikt om sociale hiërarchieën te versterken. Het patriarchaat, stelt Feinberg, functioneert als een essentieel hulpmiddel in deze systemen, waarbij gendernormen worden gebruikt om macht te centraliseren en economische uitbuiting te legitimeren.

    De historische vervolging van genderdiverse personen is geen toeval, maar een bewuste strategie van de heersende klassen om solidariteit tussen gemarginaliseerde groepen te breken. Dit is een les die relevant blijft in de huidige tijd. In een tijd waarin transgender personen opnieuw het doelwit zijn van georganiseerde aanvallen, biedt Feinbergs analyse een belangrijk inzicht: het beschermen van transgender rechten is niet alleen een morele kwestie, maar ook een strategische stap in de strijd tegen bredere vormen van onderdrukking.

    De persoonlijke strijd van Feinberg: van marginalisatie tot militant activisme

    Feinbergs persoonlijke verhaal vormt de kern van “Transgender Warriors” en illustreert de dagelijkse strijd waarmee gendernonconforme mensen worden geconfronteerd. Opgegroeid als een masculiene vrouw in de vijandige samenleving van de jaren 1950, ervoer Feinberg een wereld waarin genderexpressie streng werd gecontroleerd en afwijking werd bestraft. Dit bracht Feinberg ertoe zich aan te sluiten bij sociale bewegingen en uiteindelijk een leidende stem te worden in de strijd voor transgender rechten.

    Het boek laat zien hoe Feinberg inspiratie vond in de revolutionaire bewegingen van de jaren 1960 en 1970, van de Black Panther Party tot de strijd voor vrouwenrechten en de LGBTQAI+-bevrijdingsbeweging. Het benadrukt ook hoe genderdiverse personen historische rolmodellen hebben die vaak over het hoofd worden gezien, van de rebellie van Jeanne d’Arc tot de opstanden tijdens Stonewall. Deze voorbeelden illustreren dat genderdiverse mensen niet alleen slachtoffers zijn van onderdrukking, maar ook leiders in verzet.

    Een oproep tot solidariteit en actie

    Een van de meest opvallende aspecten van “Transgender Warriors” is Feinbergs oproep tot solidariteit tussen gemeenschappen die door verschillende vormen van onderdrukking worden getroffen. Het boek pleit voor een intersectionele benadering, waarin de strijd voor genderemancipatie hand in hand gaat met bewegingen tegen racisme, seksisme en economische ongelijkheid. Feinberg benadrukt dat transgender rechten niet losstaan van bredere sociale kwesties, maar een cruciaal onderdeel zijn van de strijd voor een rechtvaardige wereld. 

    Deze oproep is bijzonder krachtig in het licht van de hedendaagse backlash tegen transgender rechten. Reactionaire krachten proberen transgender personen te marginaliseren door hen af te schilderen als een bedreiging voor traditionele waarden of als een modegril. Feinbergs werk confronteert deze leugens frontaal door te laten zien dat genderdiversiteit altijd heeft bestaan en vaak werd geëerd in samenlevingen voordat koloniale en kapitalistische systemen het onderdrukten.

    Een wapen tegen backlash

    In een tijd waarin transgender rechten wereldwijd onder vuur liggen, is “Transgender Warriors” relevanter dan ooit. Het boek biedt een krachtig wapen tegen de georganiseerde backlash die erop gericht is om transgender personen te delegitimeren en hun rechten te beperken. Feinbergs grondige historische analyse en militante boodschap bewijzen dat de strijd voor transgender rechten niet alleen een modern fenomeen is, maar een fundamenteel gevecht om vrijheid en gelijkheid dat eeuwen teruggaat.

    Het boek inspireert niet alleen transgender personen, maar ook bondgenoten en activisten om op te komen tegen onrecht. Feinbergs boodschap is helder: de bevrijding van transgender mensen is onlosmakelijk verbonden met de bevrijding van alle gemarginaliseerde groepen. Door solidariteit en collectieve actie kunnen we een wereld creëren waarin genderdiversiteit niet alleen wordt getolereerd, maar wordt gevierd als een fundamenteel deel van de menselijke ervaring.

    “Transgender Warriors” is niet slechts een geschiedenisboek; het is een manifest, een strijdlied en een gids voor actie. Feinbergs werk herinnert ons eraan dat de strijd voor genderemancipatie niet alleen gaat over individuele identiteiten, maar over de bredere strijd voor een rechtvaardigere, menselijkere wereld. In een tijd waarin reactionaire krachten de klok proberen terug te draaien, is dit boek een oproep om de geschiedenis niet alleen te begrijpen, maar om deze actief vorm te geven in het heden en de toekomst.  

  • “Debí Tirar Mas Fotos”: Bad Bunny over gentrificatie, klimaatverandering & onderdrukking

    Door Christian Tello, Alternativa Socialista Mexico

    Het nieuwe album van Bad Bunny maakt furore. Met meer dan 37 miljoen plays staat het in de top 10 van de Billboard Global 200 en op nummer 1 in wereldwijde plays op Spotify. Dit diep introspectieve en maatschappijkritische werk begeeft zich op een terrein dat maar weinig artiesten in het urban genre zo duidelijk hebben verkend: de verwoestende effecten van het kapitalisme, de complexiteit van gentrificatie, stedelijke ontheemding en de urgentie van klimaatverandering. Zijn succes is geen toeval, want “Debí Debí tirar más fotos” spreekt een jonge generatie aan die op de rand staat van schaarste en instorting. Door zijn kenmerkende muziekstijl te combineren met een krachtige boodschap, heeft Bad Bunny zijn muziek getransformeerd in een oproep tot actie en collectieve bewustwording.

    De roeping van de artiest

    Bad Bunny – Benito Antonio Martínez Ocasio – is een Puerto Ricaanse zanger, songwriter en muziekproducer die een revolutie teweeg heeft gebracht in de wereldwijde muziekindustrie. Hij werd op 10 maart 1994 geboren in Vega Baja, Puerto Rico, en groeide op in een arbeidersgezin. Zijn moeder, een gepensioneerde lerares, en zijn vader, een vrachtwagenchauffeur, steunden de carrière van hun zoon en waren essentieel voor zijn inspiratie voor dit nieuwe album over Puerto Rico en zijn inwoners. Bad Bunny viel op door zijn passie voor muziek. Opgegroeid in een gezin dat luisterde naar salsa, merengue en urban muziek, begon Benito te experimenteren met trap en reggaeton terwijl hij werkte als vakkenvuller in een supermarkt. Tegelijkertijd uploadde hij zijn nummers naar platforms zoals SoundCloud, waar hij de aandacht trok dankzij zijn unieke stijl: een mix van introspectieve teksten, sociale thema’s en een imago dat de traditionele reggaeton gendernormen uitdaagde.

    Zijn grote doorbraak kwam in 2016, toen zijn track “Diles” viraal ging en de aandacht trok van producer DJ Luian. Vanaf dat moment sloot Bad Bunny zich aan bij de groeiende Latin Trap-scene, met zijn gruizige stem en teksten die diep verbonden zijn met de ervaringen en emoties van een generatie. Nummers als “Soy Peor” en samenwerkingen met artiesten als J Balvin en Cardi B katapulteerden hem naar internationaal sterrendom. Hoewel hij zelf toegaf dat zijn eerste songteksten werden beïnvloed door het alomtegenwoordige seksisme in het genre, hij zich in de loop van zijn carrière verder ontwikkeld en zowel zijn stijl als zijn inhoud aangepast. Zijn vriendschap met de beroemde linkse rapper Residente (René Pérez) en zijn actieve deelname aan de protesten in Puerto Rico in 2019 speelden een beslissende rol in de radicale verandering van zijn muziek.

    Tijdens de protesten in 2019 in Puerto Rico speelde Bad Bunny een prominente rol als activist om jongeren te mobiliseren en wereldwijde aandacht te vestigen op de eisen van het Puerto Ricaanse volk. Deze acties ontstonden na het uitlekken van “Telegramgate”, een privéchat tussen toenmalig gouverneur Ricardo Rosselló en zijn team, vol vrouwonvriendelijke, homofobe en corrupte opmerkingen. Bad Bunny nam deel aan de betogingen en werkte samen met Residente en iLe aan het nummer “Afilando los cuchillos”, dat een hymne werd voor de protesten. Het nummer kanaliseerde de woede van de mensen tegen de corruptie en het misbruik van de regering van het eiland.

    Zijn actieve deelname aan de beweging eindigde hier niet. In een interview in september 2024 uitte Bad Bunny zijn frustratie over de politieke leiders van het eiland door te zeggen: “Ze zijn werknemers van het volk. Dit is niet hun land. Ze bezitten Puerto Rico niet door op Capitol Hill te zitten.” Hij uitte openlijk kritiek op de imperialistische en kolonialistische rol van de Verenigde Staten. In 2020 stelde hij dat “we moeten breken met het idee dat de gringos goden zijn”. Onlangs bekritiseerde hij de Fiscal Control Board die door het Amerikaanse Congres werd opgelegd onder de PROMESA-wet. In een interview met Time benadrukte hij hoe deze raad de ontwikkeling van het eiland beperkt door voorrang te geven aan de belangen van Amerikaanse zakenmensen boven de behoeften van Puerto Ricaanse arbeiders. In nummers zoals “El Apagón”, van het album Un Verano Sin Ti (2022), gaat Bad Bunny expliciet in op de effecten van het Amerikaanse kolonialisme en hoe het Puerto Ricanen onderdrukt door de afhankelijkheid van Washington en door de gentrificatie (een fenomeen dat we later zullen bespreken).

    Hij heeft zich niet alleen uitgesproken voor de onafhankelijkheid van het Puerto Ricaanse volk. In februari 2020, tijdens een optreden in The Tonight Show Starring Jimmy Fallon, vroeg Bad Bunny aandacht voor de moord op een transvrouw in Puerto Rico door een T-shirt te dragen met de boodschap “They Killed Alexa. Not a Man in a Skirt.” Dit gebaar was een statement tegen transfobie en ter ondersteuning van LGBTQ+ rechten. De laatste jaren reflecteert de Puertoricaan door middel van emotioneel geladen teksten en metaforen op de uitdagingen waar gemarginaliseerde groepen mee te maken hebben als ze worstelen met gentrificatie, milieuvervuiling en economische ongelijkheid.

    Zijn nieuwste album “Debí Tirar Más Fotos” gaat dieper in op deze kwesties door ongelijkheid, de klimaatcrisis en de vervreemding die wordt veroorzaakt door het kapitalistisch systeem aan de orde te stellen. Door zijn teksten en Puerto Ricaanse culturele referenties versterkt Bad Bunny niet alleen de strijd van zijn volk, maar inspireert hij ook jongeren wereldwijd die in zijn muziek een echo vinden van hun eigen frustraties en hoop op een rechtvaardigere toekomst.

    “Puerto Rico zonder Puerto Ricanen.” Gentrificatie en neokolonialisme

    Een van de specifieke problemen waarmee de Latijns-Amerikaanse arbeidersklasse te kampen heeft, zijn de zogenaamde “gentrificatie”-processen. Gentrificatie is een fenomeen waarbij buurten die traditioneel bewoond werden door arbeidersgemeenschappen een economische transformatie ondergaan door de komst van bewoners met meer koopkracht, in Latijns-Amerika doorgaans buitenlanders uit imperialistische landen. Het probleem wordt niet gevormd door de nieuwe bewoners op zich, maar door de vastgoedspeculatie rond investeringen in infrastructuur en diensten, waardoor de waarde van onroerend goed stijgt en dus de kosten van levensonderhoud in buurten die van oudsher tot de arbeidersklasse behoorden. Als gevolg daarvan worden werkenden, die zich deze prijsstijgingen niet kunnen veroorloven, gedwongen om te verhuizen, waardoor ze hun huis en in veel gevallen hun identiteit verliezen.

    In Latijns-Amerika is gentrificatie dramatisch gevorderd in steden als Mexico City, Buenos Aires en Medellin. Het proces is in de meeste gevallen hetzelfde: multinationals, zoals Airbnb, investeren miljoenen dollars om appartementencomplexen of goedkope woningen in volksbuurten op te kopen, die vervolgens worden gerenoveerd en tegen exorbitante prijzen worden aangeboden aan buitenlanders, meestal digitale nomaden, toeristen of gepensioneerden. Toegang tot betaalbare huisvesting in deze steden wordt steeds moeilijker, omdat de vraag naar woningen in de centrale gebieden de groeiende trend van vastgoedspeculatie en de verplaatsing van werkenden naar de periferie van de steden heeft gestimuleerd, waarbij onze culturele identiteit wordt uitgewist om een toeristische, stereotype en racistische façade van onze realiteit te bieden.

    In Puerto Rico is dit proces de afgelopen jaren geïntensiveerd. Tussen 2014 en 2020 stegen de huizenprijzen op het eiland met 23%, terwijl de gemiddelde huur met 7% steeg. Deze stijging heeft gentrificatie in bepaalde gebieden in de hand gewerkt, waardoor lokale bewoners zijn verdrongen, culturele banden tussen werkenden na generaties zijn uitgewist en de sociale samenstelling van buurten is veranderd. In de videoclip van het album wordt door de ogen van Jacobo, een oude Puerto Ricaanse man, de nostalgie en verwarring overgebracht van een eiland dat niet meer van hem is, of in ieder geval niet meer de herinnering is van een eiland dat hem de beste momenten van zijn leven bood. In zijn woorden: “Veel dingen heb ik beleefd, ik heb veel mensen ontmoet, goede mensen. Ik ben in veel landen geweest, bijna overal ter wereld, maar geen enkel zoals Puerto Rico, of wat het daarvoor was. Hier was iets, ik weet niet wat, een ongelooflijke magie. En dat is er nog steeds… dat is er nog steeds.”

    Jacobo loopt door de straten van de buurt en merkt op dat de salsamiddagen zijn veranderd in Amerikaanse barbecues, de populaire taal in het Yankee jargon van de toeristen en zelfs de klassieke pastrami’s van zijn favoriete koffiezaak in de smakeloze broodjes achter een Starbucks-bar. Jacobo gaat de eetgelegenheid binnen en raakt gefrustreerd als de caissière hem in het Engels aanspreekt en zijn geld weigert omdat de zaak “alleen kaarten accepteert”. Hier ontbrak iets, even had Jacobo het gevoel dat de ongelooflijke magie van dat eiland waar hij opgroeide en verliefd op was, voorbij was. Plotseling staat een man op van zijn stoel en biedt aan om Jacobo’s maaltijd te betalen. In een daad van solidariteit zegt de man tegen Jacobo “we zijn er nog”, en hij antwoordt zelfverzekerd en trots: “En we zullen hier blijven”. Dit is een krachtige slogan tegen een “Puerto Rico zonder Puerto Ricanen”. In liedjes als “LO QUE LE PASÓ A HAWAii” en “TURiSTA”, geeft Benito zijn betrokkenheid weer bij de verdediging van het historische erfgoed van Puerto Ricanen en het verzet tegen de krachten die zijn thuisland onomkeerbaar willen transformeren, de speculanten en de burgerij die willen profiteren van het leven van de mensen.

    De teksten en liedjes zijn misschien niet genoeg om deze sociale woede uit te drukken, maar de boodschap is duidelijk: verzet je, organiseer je en vecht. Steun gemeenschapsleiders, boycot projecten die je buren verdringen en eis verantwoording van regeringen die buitenlands kapitaal voorrang geven boven de menselijke waardigheid van onze mensen. De geschiedenis heeft aangetoond dat grote veranderingen beginnen met kleine solidariteitsacties en zelfs een klein album. We zijn met velen, we zijn sterk en samen kunnen we onze steden, ons land en onze toekomst terugnemen.

    “Hier hebben ze mensen gedood omdat ze de vlag hadden weggehaald. Daarom draag ik hem nu waar ik maar wil, klootzak. Niemand zal me hier weghalen, ik ga hier niet weg. Zeg hem dat dit mijn huis is, waar mijn grootvader is geboren” (La MuDanza).

    Klimaatverandering: red de conchokikker!

    De conchokikker, een soort die endemisch is voor Puerto Rico, speelt ook een centrale rol in de videoclip van Bad Bunny, en dat is geen toeval. Deze kleine amfibie, een symbool van de biodiversiteit in Puerto Rico, is een krachtige metafoor voor de strijd tegen het uitsterven van inheemse soorten en de impact van klimaatverandering op het eiland. In de videoclip verschijnt de conchokikker in een eenzame omgeving, wat de kwetsbaarheid van zijn toestand benadrukt tegenover de vernietiging door fenomenen als ontbossing, ongecontroleerde stadsontwikkeling door projectontwikkelaars en klimaatveranderingen door de uitstoot van broeikasgassen. Dit beeld is een waarschuwingskreet voor een toekomst waarin het verdwijnen van soorten zoals de conchokikker de voorbode kan zijn van een nog grotere crisis: een Puerto Rico zonder Puerto Ricanen, een wereld die onbewoonbaar is voor de menselijke soort zelf.

    Historisch gezien zijn kikkers een integraal onderdeel van het Puerto Ricaanse ecosysteem en cultuur. Al generaties lang begeleidt hun nachtelijke gezang families op het eiland. Er zijn ontelbare gelegenheden geweest waarbij hun lied de achtergrond vormde van het Puerto Ricaanse nachtleven waar, tijdens spelletjes jibaro en domino, mensen zongen en lachten met hun geliefden. De verdwijning van de conchokikker zou niet alleen een biologisch verlies zijn; het zou een hartverscheurende herinnering zijn aan hoe klimaatverandering en kapitalisme alles wegvagen wat Puerto Rico uniek maakt, zijn “ongelooflijke magie”. Een wereld zonder kikkers is een wereld zonder geheugen, zonder geschiedenis en zonder identiteit voor toekomstige generaties. Door de conchokikker in de spotlights te plaatsen, doet Bad Bunny een oproep tot collectief bewustzijn over de crisis. Hij spoort ons aan om na te denken over hoe het kapitalisme bijdraagt aan de klimaatcrisis en hoe de verdediging van deze soorten ook de verdediging is van onze eigen overleving. Het voeren van deze strijd vereist een onmiddellijke verschuiving in de economische prioriteiten boven het overleven van de soorten. Het is noodzakelijk om ecosystemen te beschermen, aangetaste habitats te herstellen en milieubeleid te eisen door middel van een georganiseerde strijd tegen kapitalistische bedrijven en hun bondgenoten in de regering. Alleen op deze manier zullen we in staat zijn om de vernietigende kracht van roofkapitalisme te stoppen. Het redden van de conchokikker is een daad van politiek verzet. Het betekent het verdedigen van een Puerto Rico waar de stemmen van de mensen en het lied van de kikkers in harmonie blijven resoneren en toekomstige generaties blijven begeleiden. Het is een toewijding aan het leven en aan de erfenis die we zullen nalaten aan hen die na ons komen.

    Leve de Salsa!

    Bad Bunny’s nieuwste album vertegenwoordigt ook een diep eerbetoon aan salsa, een van de meest emblematische genres van de Puerto Ricaanse en Latijns-Amerikaanse cultuur. Door elementen van dit genre te integreren, verbindt Benito zijn werk met een traditie die al generaties lang de identiteit van het Puerto Ricaanse volk bepaalt. Salsa ontstond als een uitdrukking van het dagelijks leven, de strijd en dromen van Caribische gemeenschappen, voornamelijk Afrikaanse slaven. Het wordt op het album gebruikt om ons eraan te herinneren dat muziek niet alleen vermaakt, maar ook verenigt, troost en mobiliseert.

    Deze verschuiving naar salsa markeert een radicale verandering in het traject van Bad Bunny. Door trompetarrangementen, koren in de stijl van de grote salsa-orkesten en ritmes die doen denken aan Latijns-Amerikaanse legendes als Hector Lavoe en Willie Colon op te nemen, herwaardeert het album niet alleen de muzikale erfenis van Puerto Rico, maar vertelt het de hele wereld dat onze artistieke wortels hier zullen blijven tegen de grote muziekconcerns van Miami in. Dit gebaar is niet alleen artistiek, maar ook politiek in een wereld die vaak naar het verleden kijkt als iets dat overwonnen is. Dit album nodigt ons uit om niet berustend, maar hoopvol naar het verleden te kijken. Het leert ons dat het cultureel geheugen geen last is, maar een brandstof om een betere toekomst op te bouwen. Door middel van salsa delen we de erfenis van die Caribische slaven als een daad van verzet.

    “Ik had meer foto’s moeten maken van toen ik jou had”: tijd, liefde en herinneringen in het kapitalisme.

    Maar de centrale boodschap van het album gaat ongetwijfeld over tijd, liefde en herinneringen die we koesteren en die het kapitalisme van ons probeert weg te rukken met de directheid van het leven, de verplaatsing van waar we wonen en de dreiging van klimaatverandering. Tijdens de videoclips, en soms in de tekst van de liedjes, voert Benito ons mee naar de nostalgie van de foto’s met onze mensen en de momenten die niet werden vastgelegd met foto’s, de verloren omhelzingen die niet werden gegeven aan mensen van wie we houden en die er niet meer zijn. Soms is herinnering, wat Enzo Traverso “verlossende nostalgie” noemt (wat hij overneemt van Walter Benjamin), de grote motivator van sociale strijd.

    Het concept van verlossende nostalgie dat Traverso ontwikkelt in zijn analyse van het geheugen en socialistische strijd is nauw verwant aan de benadering van Bad Bunny in zijn laatste album. Voor Traverso is nostalgie geen romantisch verlangen naar een verloren verleden, maar een politiek instrument dat de huidige strijd kan reorganiseren en de hoop op de toekomst nieuw leven kan inblazen. Het is een manier om in contact te komen met de wortels, collectieve ervaringen en waarden die betekenis hebben gegeven aan links in haar strijd tegen het kapitalisme, waarbij het verleden niet wordt gebruikt als toevluchtsoord, maar als startpunt om iets nieuws op te bouwen.

    In het geval van Bad Bunny’s album fungeren zijn gebruik van salsa en verwijzingen naar de Puerto Ricaanse cultuur als een daad van collectief geheugen die mensen verbindt met hun geschiedenis, hun buurt en hun culturele wortels. Dit gebaar is niet alleen artistiek, het is ook diep politiek. Door muziek terug te halen die de ervaringen van vorige generaties belichaamt, benadrukt de artiest het belang van herinneren wie we zijn en waar we vandaan komen om de huidige crises het hoofd te bieden: neokolonialisme, imperialisme en klimaatverandering.

    Traverso en Bad Bunny stellen dat herinneren en liefhebben radicale handelingen zijn. Voor Traverso is het noodzakelijk om opnieuw te geloven in de toekomst door middel van de herinneringen aan het verleden; voor Bad Bunny is het dringend noodzakelijk om een nieuw beeld te schetsen van een Puerto Rico waar tradities, buurten en mensen niet verloren gaan door de opmars van een ontmenselijkte wereld. In beide gevallen is de herinnering niet passief; het is een oproep tot actie, tot organisatie en verzet met de zekerheid dat een betere toekomst mogelijk is. Uiteindelijk laat deze verbinding ons zien dat socialisme, zoals Traverso het zegt, en muziek, zoals Bad Bunny het interpreteert, samen kunnen komen in een gemeenschappelijk project: om de liefde voor onze volkeren terug te winnen en om te zetten in een collectieve kracht om het heden te transformeren en een toekomst op te bouwen waar salsa altijd met vreugde wordt gedanst.

    “Genieten van al die dingen die gemist worden door degenen die vertrekken.

    Genieten van de nacht, van die dingen die niet meer gebeuren.

    Ik had meer foto’s moeten nemen van toen ik jou had.

    Ik had je meer kusjes en knuffels moeten geven zo vaak als ik kon

    Hé, ik hoop dat de mijne nooit weggaan

    En als ik vandaag dronken word, help me dan” (DtMF).

  • “Stad in verzet.” Synthese van het verzet tegen de nazi’s in Antwerpen

    Het boek ‘Stad in verzet. Antwerpen tijdens de Tweede Wereldoorlog’ biedt een synthese van het verzet tegen de nazibezetters in Antwerpen. De verschillende strekkingen binnen het verzet komen aan bod alsook hun evolutie doorheen de jaren. Van de mainstream rechtse bewegingen over de grote rol van liberalen tot het verzet van communisten en groepen links daarvan.

    Door Geert Cool

    Volgens een recensie in De Standaard zou dit boek aantonen “hoe moeilijk het is om een beklijvend vulgariserend boek over de weerstand te schrijven.” Dat is wel heel kort door de bocht. Dit werk is immers niet bedoeld als beklijvend vulgariserend boek. Het biedt een overzicht van wat er aan verzet bestond en dit wordt in de context van de oorlogsjaren geplaatst. In de groeiende lectuur over het verzet is er vaak aandacht voor een specifieke groep of enkele weerstanders, dit boek brengt een overzicht en is veeleer een naslagwerk.

    De hoofdbrok van het boek, geschreven door Nico Wouters, wordt gevolgd door aanvullingen over specifieke thema’s zoals de rol van het Joodse verzet of nog een hoofdstuk over vrouwenbetogingen en -acties tegen de voedseltekorten. Zeker dat laatste hoofdstuk is bijzonder boeiend voor activisten vandaag. Er is een groeiende aandacht voor collectieve acties vanuit de arbeidersbeweging in het kader van het antifascistisch verzet. Eerder verscheen een uitstekend boek over het verzet van de scheepsherstellers op de Mercantile in Antwerpen – zie onze bespreking van dat boek. Dat komt ook in ‘Stad in verzet’ aan bod. De specifieke aandacht voor de vrouwenbetogingen in mei 1941 voegt een extra gegeven toe. Tot hiertoe is daar weinig aandacht voor geweest.

    https://nl.socialisme.be/100178/boeiend-boek-over-het-antifascistisch-verzet-van-antwerpse-scheepsherstellers-in-wo2

    In mei 1941, dus nog voor de Duitse inval in de Sovjet-Unie en voordat de communistische beweging zich volledig in het verzet tegen de nazi’s engageerde, waren er in Antwerpen 16 betogingen en 23 geregistreerde gevallen van plunderingen door vrouwen. Het ging om initiatieven opgezet vanuit de communistische partij, maar georganiseerd door bredere ‘volkscomiteiten’. Honderden vrouwen protesteerden tegen de hoge prijs van aardappelen en andere basisproducten. Het was onderdeel van een nationale campagne waarbij er minstens 142 vrouwenbetogingen op 81 verschillende locaties in België werden vastgesteld.

    Een eerste Antwerpse betoging vond op 15 mei 1941 plaats tijdens de markt op het Cogelsplein in Deurne, waar het volkscomité ongeveer 40 leden telde. Na waarschuwingen van de autoriteiten werd het protest ontbonden. Vijf mensen werden opgepakt: vier vrouwen en de man van één van hen die als schilder het spandoek had gemaakt. Daarop stond: “Wij eischen: aardappelen voor onze zegels; meer melk, brood en vetstoffen. Nu!” De man kreeg een zwaardere straf omdat de rechter “van hem sterkere remmingen tegen de misdaad verwacht dan van de medeverdachte vrouwen.” Seksisme in het gerechtelijk systeem is duidelijk geen nieuw gegeven… Het was overigens omwille van de verwachte sterkere remmingen inzake repressie dat de communisten vrouwenprotesten organiseerden. Er waren pogingen om via onderhandelingen het protest te stoppen. Burgemeester Delwaide gaf de vijf vertegenwoordigsters van de betogende vrouwen een bon voor 25 kilogram aardappelen, onder de belofte van niemand iets te vertellen. Ook dat is een typische tactiek, maar het werkte niet. Na deze betoging op de Grote Markt op 23 mei volgden er nog andere. Op 27 mei 1941 vond op de Kioskplaats in Hoboken de grootste betoging plaats met 800 deelnemers.

    Deze geschiedenis van vrouwenprotest is vandaag weinig bekend. Michèle Corthals, die dit hoofdstuk schreef, roept op tot meer onderzoek naar specifieke vrouwelijke acties. Ze concludeert terecht: “In plaats van vrouwen toe te voegen aan de bestaande geschiedenis van het verzet, biedt dit perspectief de gelegenheid om een geschiedenis van vrouwelijk verzet te schrijven.”

    Lees hier een uitgebreider artikel van Corthals over verzet door communistische vrouwen.

    Een ander element in het boek dat opviel, was de houding tegenover de jodenvervolging. Ronduit schokkend is het feit dat het grotere verzetsblad ‘Steeds verenigd’ naar aanleiding van een aanklacht van de pogroms tegen joden in Antwerpen schreef: “Beste lezers, denkt nu niet, dat wij Belgen voor de Joden zijn. Neen verre van daar. Maar toch ’n Jood is ook een mens.” Enkel radicaal links sprak zich meteen klaar en duidelijk uit tegen de jodenvervolging en dus ook tegen de normalisering van extreem geweld.

    Het boek verwijst naar de groep ‘Vrank en vrij’ die op 25 september 1940 al de eerste editie van het clandestiene blad ‘Het vrije woord’ uitbracht op 3000 exemplaren. Dit was de groep van Henri Mandel, waarin ook zijn zoon Ernest actief was. Het was de groep die als eerste aandacht had voor het lot van de joden. In deze groep waren er trotskisten actief en ook heel wat joodse activisten. Het boek merkt op dat ‘Het vrije woord’ “geen uitgesproken ideologisch karakter heeft, maar oproept tot eenheid in de strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid en tegen de bezetter.” Dat is toch een heel andere benadering dan bijvoorbeeld de trotskisten in Brest en Nantes waarover in 2023 een uitstekend boek verscheen.

    Lees hier een bijdrage over ‘Het Vrije Woord’ op de site van Cegesoma.

    https://nl.socialisme.be/97845/recensie-fascinerend-boek-over-het-arbeidersverzet-van-trotskisten-in-bretagne

    In de communistische sluikpers was er eveneens aandacht voor de jodenvervolging. De grote rol van politieke vluchtelingen en joodse militanten in de KPB is daar niet vreemd aan. In 1942 telde de partij 227 leden in Antwerpen, waarvan een derde joods. De partij speelde een belangrijke rol in het Onafhankelijkheidsfront, dat in Antwerpen ook een groep liberalen omvatte die een leidinggevende rol speelden.

    Een derde element dat ons opviel in het boek is de belangrijke rol van het verzet door de werkende klasse. Arbeiders in de haven en op de scheepswerven gingen over tot sabotage en zorgden ervoor dat hun werk niet goed gedaan werd. Schepen die hersteld werden, kenden algauw nieuwe gebreken. Materiaal verdween en de productiviteit zakte als een pudding in elkaar. De Syndicale Strijdcomités (SSK) speelden een belangrijke rol. Het was door de inzet van havenarbeiders en andere werkenden dat de haven van Antwerpen vrijwel ongeschonden bevrijd werd en dat de Duitse plannen om vernielingen aan te brengen mislukten. De haven zou nadien een cruciale rol spelen in de verdere opmars van de geallieerden en in de nederlaag van het nazisme. Het boek geeft aan dat er nog debat onder historici is over de exacte rol van specifieke verzetsgroepen bij de bevrijding van de haven. Dat kan best zijn, maar niemand kan voorbij aan de wel erg cruciale rol van de werkenden in de haven. Zij weten hoe alles werkt, welk materiaal zich waar bevindt, hoe de sluizen werken, welke schepen er in de buurt zijn … en kunnen die essentiële kennis aanwenden om alles, dus ook vernielingen en sabotage, plat te leggen.

    Deze aspecten – de vrouwenprotesten, de houding tegenover de jodenvervolging en de rol van de werkende klasse – zijn slechts drie zaken die in het boek aan bod komen. Het sterke aan ‘Stad in verzet’ is dat het een volledig overzicht biedt. Uiteraard gaat onze interesse vooral uit naar de linkerkant, naar de ervaringen waarop we verder bouwen in onze strijd vandaag.

    Nico Wouters & Frank Seberechts (red.), Stad in verzet. Antwerpen tijdens de Tweede Wereldoorlog, Uitgeverij Lannoo, 336 blzn., 27,99 euro.

  • Cyberstalking, 10 stappen om te begrijpen en terug te vechten

    Patriarchaal geweld 2.0: geweld dat allesbehalve virtueel is

    “Een boek van algemeen belang,” zegt de covertekst op de achterkant van dit boek. Dat is niet overdreven. Het fenomeen van vrouwenhatende cyberstalking is weinig bekend en wordt te vaak gebagatelliseerd. De auteur, Florence Hainaut, is een expert over dit onderwerp geworden door de politisering van haar eigen ervaringen als journaliste. Zij behoort tot de 73% vrouwelijke journalisten die tijdens hun werk te maken kregen met online geweld (cijfer volgens een onderzoek van UNESCO). Bereid je voor op een lawine van harde gegevens. Het voorwoord door Myriam Leroy vat het boek samen met de treffende formule dat het gaat om een kruising tussen een EHBO-kit en een voorraad munitie.

    Patriarchaal geweld is overal en altijd aanwezig. Het is een “continuüm van geweld,” volgens het concept dat is ontwikkeld door de Britse sociologe Elisabeth Kelly. Seksistisch en seksueel geweld is aanwezig in het leven van bijna alle vrouwen, van seksistische grappen tot femicide, met andere woorden van handelingen die zo gewoon zijn dat ze als sociaal aanvaardbaar worden gezien tot gecriminaliseerde vormen van geweld. Cybergeweld is slechts een van de vele vormen van geweld die specifiek tegen vrouwen worden gebruikt. Het is geënt op sociale ervaringen die al zijn opgedaan en maakt ze erger. Vroeger hield het pesten op school tijdelijk op zodra het slachtoffer naar huis ging. Tegenwoordig is er geen ontsnappen meer aan. Hetzelfde geldt voor seksuele intimidatie, die nu overal en altijd voorkomt.

    Net zoals een homofobe, antisemitische of racistische belediging niet alleen de persoon tegen wie ze gericht is pijn doet, heeft het klimaat van geweld tegen vrouwen op het internet een zeer reëel effect op bijna alle vrouwen. Uit een recent onderzoek blijkt dat 84% van de slachtoffers van cybergeweld in Frankrijk vrouwen zijn. Waar 41% van de Franse vrouwen ooit eens cybergeweld zegt te hebben meegemaakt, stijgt dit percentage tot 87% in de leeftijdsgroep 18-24 jaar. Deze vrouwenhaat wordt vaak verergerd door racisme, fatshaming, homofobie, transfobie of ableïsme (discriminatie van mensen met een handicap).

    Intimideren, vernederen en zwijgen opleggen

    In 2020 publiceerde de NGO Plan International een angstaanjagend rapport over de ervaringen van meisjes op het internet. Het deed interviews met 14.000 meisjes tussen 15 en 25 jaar uit 31 landen verspreid over verschillende continenten. 58% zei al een vorm van cybergeweld te hebben meegemaakt en 47% van hen was bedreigd met fysiek of seksueel geweld. Het profiel dat ze schetsten van de stalker was dat van een mannelijk persoon “die er moeite mee heeft als meisjes en jonge vrouwen zich uiten en zich weigeren te onderwerpen aan zijn enge visie op vrouwelijkheid.” 

    Florence Hainaut legt uit: “In 2023 maken we nog steeds televisiedecors die erop gericht zijn om de benen te tonen van de presentatrice of de journaliste die aan het werk is. Want wat zijn benen toch mooi? Ze zijn een echte blikvanger. Borsten zijn ook mooi, daar zijn er genoeg van in parfumreclames. En een open mond is sexy, toch? Dat is goed om ijs te verkopen. Als die sexy bloempotten dan plots zelf iets te zeggen hebben over de samenleving, heeft een deel van de mannelijke bevolking het daar moeilijk mee. Ze zien vrouwen immers als volgzame decorstukken.” Kortom: “Het gaat erom dat ze niet vooruit geraken, dat de krachtsverhouding onveranderd blijft, dat hun emancipatiedrang in de kiem gesmoord wordt.”

    Natuurlijk blijft dit niet zonder gevolgen. Volgens onderzoek van Amnesty International veranderden 76% van de ondervraagde vrouwen die te maken kreeg met online intimidatie de manier waarop ze online platforms gebruiken. 32% stelde zelfs dat ze gestopt zijn met het geven van hun mening over bepaalde kwesties. Uit onderzoek van het Europees Instituut voor Gendergelijkheid blijkt dat 51% van de jonge vrouwen aarzelt om deel te nemen aan online discussies omdat ze zijn lastiggevallen.

    De business van haat

    De auteur benadrukt de rol van commerciële sociale netwerken. De inhoud die internetgebruikers het meest bezighoudt – de inhoud waar we de meeste tijd aan besteden, waar we commentaar op geven, die we het driftigst delen – is de inhoud die de meeste verdeeldheid zaait, de inhoud die woede in ons opwekt. “De platformen zijn uit op winst, niet op uw mentale gezondheid,” merkt ze op. Dankzij klokkenluider Frances Haugen weten we bijvoorbeeld dat Instagram er zich terdege van bewust is dat dit platform de jongste gebruikers schaadt. Uit intern onderzoek van Instagram blijkt dat een derde van de tienermeisjes en 14% van de jongens zegt dat wanneer ze zich niet goed voelen over hun lichaam, Instagram dit erger maakt. Het platform is zich bewust van de negatieve impact op de geestelijke gezondheid van de overseksualisering van jonge meisjes. Maar het kan het niet schelen.

    De Franse journaliste Mathilde Salidou, auteur van het boek “Technoféminisme, comment le numérique aggrave les inégalités” (Technofeminisme, hoe digitale technologie de ongelijkheid verergert) legt uit: “Vroeger waren het de traditionele media die informatie bepaalden, selecteerden en er een hiërarchie in aanbrachten. In Internet 2.0, de wereld van sociale netwerken, produceert iedereen informatie en verspreidt die via platforms. En het sorteren, selecteren en rangschikken wordt nu gedaan door de platforms op basis van algoritmes. Zij beslissen welke inhoud gepusht wordt, wat je automatisch aangeboden krijgt. Hun logica is in de eerste plaats kapitalistisch, voordat er wordt nagedacht over de kwaliteit van de informatie.”

    We kunnen dit boek niet anders lezen dan als een levendige oproep om de strijd tegen het kapitalistisch systeem en de discriminatie die erin gebakken zit op te voeren, met empathie en een grotere aandacht voor de gevolgen van de voortdurende agressie die het uitoefent op de mensen om ons heen.

    We bedanken AFICo, een vormingsorganisatie uit Namen, voor het organiseren van een boekvoorstelling met deelname van de auteur midden oktober. Deze boekvoorstelling in de lokalen van de ACOD in Namen maakte het mogelijk om dit belangrijke werk te leren kennen. 

    Florence Hainaut, ‘Cyberharcelée. 10 étapes pour comprendre et lutter’, De Boeck, oktober 2023, 144 pagina’s

  • Boeiend boek over het antifascistisch verzet van Antwerpse scheepsherstellers in WO2

    In het kader van Stadskronieken, een reeks publicaties van de stad Antwerpen over de geschiedenis van de stad, verschijnt het uitstekende ‘Scheepsherstellers tijdens WOII. Een vergeten verzetsstrijd’. Het initiatief komt van Michel Moorkens, voormalig ABVV-delegee bij scheepshersteller Mercantile en voortrekker van het Onafhankelijkheidsfront. Hij verdiepte zich begin jaren 1980 al in de geschiedenis van het antifascistisch verzet onder de scheepsherstellers en nam daarvoor een uitgebreid interview af van Franky Totté, een van de arbeiders die de kampen overleefden. De informatie werd verder aangevuld en een ploeg kameraden werkte dit af tot een erg toegankelijk boek met veel foto’s en een mooie vormgeving.

    Door Geert Cool

    Dit boek is belangrijk omdat het de rol van de arbeidersbeweging in het antifascistisch verzet laat zien. De nazi’s konden wel de organisaties van de werkende klasse breken, maar niet de onderlinge solidariteit en de wil om tot verandering te komen. De scheepsherstellers deden ervaring op in de grote algemene staking van 1936 waarmee onder meer betaalde vakantie, arbeidsduurvermindering, hogere lonen en sociaal overleg veralgemeend worden. De ongeveer 6000 erkende scheepsherstellers staken na het nationale akkoord van juni 1936 nog vier weken om ook in hun sector sociale verworvenheden af te dwingen. De vakbondsmilitanten en arbeiders organiseerden solidariteit met de antifascistische strijd in Spanje alsook de opvang van antifascistische en Joodse vluchtelingen. 

    De nazibezetting deed er alles aan om de economisch centrale sectoren in dienst van het Duitse regime te plaatsen. De klassenstrijd van de scheepsherstellers ging ook tijdens de oorlog door. Op 11 november 1941 staken duizenden arbeiders tegen de afschaffing van die feestdag. Na repressie tegen de stakingsleiders gaat de staking op 12 november verder en dwongen de arbeiders een dubbel loon voor 11 november af. Met de Syndicale Strijdcomités ontstonden ondergrondse lokale vakbondswerkingen. Dergelijke comités werden in enkele Antwerpse bedrijven opgezet na het succes van de “staking van de 100.000” waarmee op 1 mei 1941 een belangrijk deel van de Waalse industrie plat ging. Het Syndicaal Strijdcomité op de Mercantile bestond zoals elders uit zowel communistische als socialistische militanten. Onder de oorlogsomstandigheden was het eerder een organisatie van militanten dan een brede organisatie van alle werkenden. Van de ongeveer 30 leden van het comité op de Mercantile zouden er 16 omkomen onder het nazigeweld. 

    Het Syndicaal Strijdcomité probeerde de arbeiders mee te trekken in verzet tegen de nazi’s maar ook rond eisen voor de loon- en arbeidsomstandigheden. Dit gebeurde bijvoorbeeld via pamfletten die gedrukt werden op papier dat gevonden werd in de bureaus van het bedrijf en die clandestien onder de collega’s verspreid werden. Er werd opgeroepen om trager te werken om de oorlogsinspanning van de Duitsers te saboteren, om hogere lonen en bescherming bij werkloosheid te eisen, of nog om betere bevoorrading te eisen. De hoge prijzen en gebrekkige bevoorrading leidden eerder overigens al tot enkele kleine vrouwenbetogingen in Antwerpse districten (zie onder meer deze video). De antifascistische delegees schreven in hun pamflet: “Weg met alle gekruip, sta op en handel als bewuste arbeiders.”

    De productiviteit daalde enorm door het verzet van de arbeiders. Op bepaalde ogenblikken zou er slechts op een vierde van het niveau voor de oorlog gedraaid worden. Het boek vertelt hoe de scheepsherstellers na een opeising hun werk zo ‘plichtsbewust’ deden dat het schip Hertog Hendrik na twee jaar nog steeds niet klaar was en zelfs naar Rotterdam moest gesleept worden. Grondstoffen en materiaal verdwijnen op grote schaal, naast andere voorbeelden van economische sabotage. Dit alles tot ergernis van de nazi’s.

    Het leidt tot repressie. Op 13 juli 1942 is er een razzia op de Mercantile, waarbij de Gestapo samen met Vlaamse collaborateurs in uniform enkele arbeiders oppakken en gevangen zetten. De daaropvolgende dag en in de weken erna volgen nog arrestaties. Velen verdwijnen richting Breendonk en Duitse kampen zoals Mauthausen, waar dwangarbeid verricht wordt. Het verzet op de Mercantile gaat echter door, andere arbeiders nemen het voortouw over van hun opgepakte makkers. 

    Dit was ook bij de bevrijding belangrijk. De nazi’s wilden bij hun aftocht de Antwerpse haven uitschakelen met explosieven. De arbeiders in de haven wisten echter heel goed hoe de nazi’s dit wilden doen en konden deze informatie verzamelen en doorgeven. Het was bovendien mogelijk om de vernielingen te saboteren. De gedetailleerde informatie en de actieve betrokkenheid van arbeiders in het hele gebied zorgden ervoor dat de haven bijna ongeschonden uit de handen van de nazi’s werd gehaald. De Amerikaanse generaal Eisenhower beschouwde dit als een centraal keerpunt in de oorlog, er was immers een haven nodig om een opmars in Duitsland mogelijk te maken. De nazi’s namen wraak op Antwerpen door na de bevrijding nog V1- en V2-bommen op de stad te droppen, waarbij veel schade en leed werd veroorzaakt.

    Hun rol in het verzet en de bevrijding gaf de scheepsherstellers zelfvertrouwen. Op 2 oktober 1944, nog geen maand na de bevrijding, betogen ze met 6000 in de stad om hogere lonen en bescherming van de arbeidsvoorwaarden te eisen. Bang voor een verregaander arbeidersprotest worden significante toegevingen gedaan, zoals een loonsverhoging van 60%. Tegen de achtergrond van een zelfverzekerde werkende klasse en de dreiging van massale bewegingen met revolutionair potentieel, moesten de bazen heel wat toegevingen doen in deze periode. Het is geen toeval dat de moderne sociale zekerheid op dat ogenblik tot stand kwam.  

    Na de oorlog werden de verzetsstrijders van de Mercantile elk jaar op 14 juli herdacht, een traditie die tot vandaag bestaat. Voor velen van hen zijn er ondertussen struikelstenen aangebracht bij hun toenmalige woonplaats. Decennialang was er weinig aandacht voor de helden van het verzet, ook in de arbeidersbeweging. Vandaag komt daar verandering in. Het is belangrijk dat verzet vanuit onze klasse als dusdanig wordt beschreven en dat de voorbeelden van strijdmakkers die ons voorgingen ook gekend blijven onder toekomstige generaties. 

    Het boek is te koop voor 10 euro in de boekhandel. Een uitgebreidere versie is beschikbaar als pdf op de website van het Erfgoedlab.

  • Recensie. ‘Folterfabriek Buchenwald’ en de diverse wijzen waarop linkse militanten ermee omgingen

    Historicus Jan Willem Stutje schreef biografieën van Ernest Mandel, Ferdinand Domela Nieuwenhuis, Paul de Groot en Hendrik De Man. Als hij een boek over Buchenwald uitbrengt met de vraag hoe verschillende linkse stromingen zich opstelden binnen die folterfabriek, is de aandacht getrokken. Het boek raakt elementen uit de geschiedenis van Buchenwald aan die in kringen van linkse socialisten vaak weinig bekend zijn. Soms wil de auteur echter zoveel zeggen dat je als lezer het overzicht verliest. Na de 212 pagina’s tekst volgen 53 pagina’s voetnoten en 22 pagina’s literatuurlijst. Dat biedt mogelijkheden om verder in te zoomen op wat Stutje aanbrengt.

    Door Geert Cool

    Er zijn twee grote thema’s in dit boek die elk een eigen kant van hetzelfde verhaal tonen. Er is aandacht voor de rol van de kapo’s, gevangenen die toezicht uitoefenden op de andere gevangenen. In het bijzonder wordt er ingegaan op de rol van ‘rode’ gevangenen die deze functie uitoefenden. De groene gevangenen waren criminelen, bij de rode of de politieke gevangenen stonden de communisten van de KPD erg sterk. Stutje geeft aan hoe de KPD bewust functies als kapo naar zich toe trok om zo de grote aanwezigheid van militanten om te zetten in een zekere machtspositie, waar soms misbruik van werd gemaakt in politieke strijd tegen andere gevangenen.

    Het tweede centrale thema in het boek is het verhaal van Ernst Federn, een Oostenrijkse marxist met joodse achtergrond en zoon van een psychoanalyticus uit de school van Sigmund Freud. Federn raakte als strijdbare socialist beïnvloed door het trotskisme en kritische marxisten zoals Roman Rosdolsky. Kort na de Anschluss van Oostenrijk (1938) werd hij naar Dachau gestuurd en vervolgens naar Buchenwald, waar hij in contact stond met andere trotskisten zoals de Fransman Marcel Beaufrère (die we eerder tegenkwamen in het verhaal van Bretagne) en de Belg Florent Galloy (een mijnwerker uit Charleroi die in 1936 in Spanje was gaan vechten). Samen met de Oostenrijker Karl Fischer, die na de oorlog in een Sovjet-kamp werd opgesloten, schreven ze de “Verklaring van de Internationale Communisten van Buchenwald” (zie: https://www.marxists.org/history/etol/document/fi/1938-1949/ww/1945-buchenwald.htm). Dit wordt vermeld in het boek, maar helaas niet verder toegelicht. De verklaring is natuurlijk een resultaat van jarenlang isolement, ook van de politieke wereldsituatie. Tegelijk gaat er een vertrouwen in het potentieel van revolutionaire verandering van uit en wordt gezocht naar ordewoorden om dat te realiseren. Het geeft aan dat de folterfabriek het vertrouwen in het revolutionaire potentieel niet had gebroken.

    Stutje sprak in 2001 met Federn (die in 2007 overleed) in het kader van zijn onderzoek naar Ernest Mandel, met wie Federn na de oorlog een goede band had. Federn was na de oorlog even actief in de revolutionaire beweging in België. Mandel was getuige op zijn huwelijk. Vanuit Amsterdam vertrokken Federn en zijn vrouw op 2 januari 1948 naar Amerika, na eerst oudejaarsavond gevierd te hebben bij Sal Santen (de schoonzoon van Henk Sneevliet). In de VS brak hij met het marxisme om terug te keren naar Freud. Als trotskist van joodse afkomst, was het niet evident voor Federn om in de kampen te overleven. Niet enkel de nazi’s, ook de stalinisten, hadden een probleem met hem. Enkel op basis van onderlinge solidariteit kon hij overleven.

    Een belangrijke reden om de communisten bewust in te zetten als kapo’s, was dat de nazi’s hen nodig hadden. De militaire verliezen vanaf 1942 in Afrika en met het begin van de gevechten rond Stalingrad vereisten een grotere productiviteit in de oorlogsindustrie, waaronder in de kampen. Bijkomend gegeven was de toename van het aantal buitenlanders in de kampen. De communisten waren beter geplaatst dan Duitse criminelen om de discipline en organisatie van de gevangenen mee op te nemen. Ze waren opgeleid in ondergrondse strijd en slaagden erin om een collectieve strategie te ontwikkelen, zelfs in de kampen. Hierdoor verkregen communistische militanten een grotere machtspositie, wat bij enkelen erg ver ging. Stutje geeft het voorbeeld van de Nederlandse communist Han Pieck (tweelingbroer van Anton Pieck) die op de processen van Nürnberg na de oorlog positief sprak over de moorddadige kamparts dokter Hoven.

    Dit was steeds een gevoelige kwestie: in welke mate kon een slachtoffer ook mee verantwoordelijk zijn voor een deel van de horror? Het ging om folteringen op industriële schaal, waarvoor sowieso beroep moest gedaan worden op een deel van de gevangenen. Maar hoe ver werd daarin gegaan? Kritische stemmen over deze vragen werden na de oorlog niet gehoord. ‘De terreur als systeem’ van Federn werd amper verspreid en verscheen pas in 1998 voor het eerst in het Duits. Deze tekst is digitaal beschikbaar dankzij wijlen Valeer Vantyghem, de kameraad die ook zorgde voor de eerste Nederlandse vertaling van ‘Hoe het jodendom de geschiedenis kon overleven’ door Abram Leon, en dankzij het Marxists Internet Archive (zie: https://www.marxists.org/nederlands/federn/1945/1945terreursysteem.htm). Stutje beschrijft de ongemakkelijke conclusie van Federn: “Niet de SS-man maar de gevangene met de rode driehoek die zijn lotgenoten bestal en doodsloeg, was het schokkendste symbool van het concentratiekamp.” Natuurlijk gebeurde dit in een specifieke context van een helse folterfabriek, waar het overlevingsinstinct van de gevangenen elke dag op de proef werd gesteld.

    In het kader van het Stalin-Hitler pact werd nog een stap verder gegaan. Stutje wijst erop dat 200 tot 300 Duitse en Oostenrijkse communisten en antifascisten die in 1933 naar de Sovjetunie waren gevlucht tussen 1939 en 1941 werden uitgeleverd aan de nazi’s. Toen Margarete Buber-Neumann na twee jaar gevangenschap in Siberië uitgeleverd werd aan de nazi’s kwam ze in Ravensbrück terecht. Daar werd ze door de communisten in elkaar geslagen omdat ze vertelde over haar ervaringen in de goelags van Stalin.

    Onderlinge solidariteit, zoals met het Kumpelsysteem van wederzijdse hulp tussen gevangenen, was een onderdeel van het overlevingsinstinct. Pogingen om machtsposities te verwerven, inclusief door over te gaan tot het verklikken en aangeven van tegenstanders, waren dat evenzeer. Dit gebeurde zowel onder criminelen als onder politieke gevangenen, waaronder ook Joodse militanten. Als we de hoger vermelde na-oorlogse getuigenis van Pieck zien, moeten we daar vragen over durven stellen. Sommige militanten maakten bewust andere keuzes. Stutje wijst er bijvoorbeeld op dat de sfeer dat onder de Franse politieke gevangenen verbeterde met de komst van Marcel Paul, leider van de verzetsorganisatie FTP-MOI, in 1944. Die liet geen rivaliteit tussen politieke gevangenen toe en verzette zich tegen pogingen om trotskisten of andere dissidenten te liquideren.

    Dit boek toont hoe militanten met een verschillende politieke achtergrond andere benaderingen hadden binnen de brutale onderdrukking van de kampen. Het gevaar van een gecondenseerd boek als dit van Stutje is dat enkel het beeld blijft hangen dat zelfs communistische militanten niet zuiver op de graat waren en zich lieten meeslepen in de vreselijke nazi-praktijken. Voor activisten met een militante achtergrond en kennis van de achterliggende ontwikkelingen van politieke stromingen binnen de radicale linkerzijde, biedt het boek erg interessante en belangrijke informatie die de inzichten en argumenten rond antifascistisch verzet kunnen verfijnen.

  • Tentoonstelling. Tien jaar na de genocide op de Jezidi’s: de onoverwinnelijke zon

    Deze zomer kon je in het Cité Miroir in Luik de tentoonstelling “Jezidi’s, onoverwinnelijke zon, tien jaar na de genocide” bezoeken. De tentoonstelling is het werk van fotojournaliste Johanna de Tessières en journalist Christophe Lamfalussy. In een vijftigtal foto’s wordt de geschiedenis, cultuur en religie van de Jezidi-bevolking getoond. Daarnaast was er een kaart met de locatie van de genoemde steden en dorpen. 

    door Elisa (Luik) uit maandblad De Linkse Socialist

    De tentoonstelling heeft als doel om mensen bewust te maken van de economische, politieke en menselijke gevolgen van de genocide op de Jezidi’s door de religieuze fundamentalisten van de zogenaamde ‘Islamitische staat’ (ISIS). De gruwel waaronder dit volk lijdt, is internationaal grotendeels onbekend. Er heerst straffeloosheid voor de gepleegde misdaden. 

    De Jezidi’s zijn een Koerdisch sprekende religieuze minderheid. Ze zijn met slechts 800.000, waarvan de meerderheid voorheen in Irak woonde. Van het Ottomaanse Rijk tot het regime van Saddam Hoessein werden steeds nieuwe pogingen gedaan om dit volk volledig weg te vegen. 

    Na de diepgaande destabilisatie als gevolg van de invasie en bezetting van Irak door de VS en Groot-Brittannië vanaf 2003 en de burgeroorlog in Syrië vanaf 2011, was er een opgang van fundamentalistische krachten. ISIS is gebaseerd op een salafistische jihadistische ideologie. In 2014 riep het een totalitair kalifaat uit over de gebieden die onder haar controle stonden. 

    De onoverwinnelijke zon 

    ISIS ging meteen in het offensief tegen de Jezidi’s. Tientallen dorpen werden met de grond gelijk gemaakt en zijn vandaag nog steeds onbewoonbaar. Tien jaar na de genocide bestaan er nog steeds Jezidi-kampen in Iraaks Koerdistan (Noord-Irak). De onzekerheid van het leven in kampen staat een relatief autonoom beheer van de grond, de economie en het onderwijs echter niet in de weg. 

    Het jezidisme is een religie die mondeling wordt overgedragen. De afwezigheid van geschreven documenten wordt gerechtvaardigd door de wens om het pacifisme van hun religie te bewaren, zodat teksten niet worden misbruikt voor gewelddadige doeleinden. Het leent praktijken en riten van andere godsdiensten zoals de islam, het christendom en het jodendom. Het is een religie die bekeringsdrang verbiedt. 

    Er zijn veel verwijzingen naar de zon. Het heeft zijn wortels in het Zoroastrisme (waarvan een van de kenmerken de verering van de zon is) en het Mithraïsme (dat de “Onoverwonnen Zon” vereert). Als Jezidi bidden, doen ze dat gericht naar de zon. Daarbij wordt het collectief belang vooropgesteld: de Jezidi bidt eerst voor de wereld, dan voor zijn familie en vervolgens pas voor zichzelf.  

    Een andere verwijzing naar de zon is te vinden in de tempels van Lalesh, een gebedsplaats waar ze elk jaar hun grote pelgrimstocht vieren. Deze tempels worden overdekt door een kegelvormige koepel waarvan de ribben de zonnestralen symboliseren die de mensheid verlichten. De cultus van de zon is dus erg sterk aanwezig in het jezidisme. Het onthult een behoefte aan veerkracht en de term “onoverwinnelijke zon” vat het goed samen. De cultus van de zon gaat gepaard met een sterke gehechtheid aan de continuïteit van hun etnische groep, hun taal, hun land en hun religie. 

    Waarom viel ISIS de Jezidi aan? 

    In de herfst van 2014 publiceerde ISIS een artikel van drie pagina’s in zijn online propagandamagazine Dabiq waarin de uitroeiing van deze “heidense minderheid” werd gerechtvaardigd en waarin de Jezidi’s werden beschreven als “duivelaanbidders”. ISIS probeert zijn aanvallen te rechtvaardigen door te zeggen dat een van de engelen die door de Jezidi’s wordt aanbeden direct verbonden is met de zon en daarom wordt geassocieerd met het hellevuur. 

    Daarnaast worden de Jezidi’s beschouwd als ketters die niet behoren tot de “ware” moslimreligie. In feite heeft ISIS religieuze excuses gezocht om oorlogsmisdaden te rechtvaardigen, waaronder ontelbare verkrachtingen van vrouwen en meisjes die tot seksslavin werden gemaakt. De genocide werd gepland, opgelegd en zelfs verheerlijkt in de propaganda van ISIS. 

    In 2014 begon ISIS zijn territoriale verovering door de stad Fallujah in Irak in handen te nemen. Op 3 augustus 2014 viel ISIS het berggebied Sinjar aan en voerde een beleid waarbij mannen werden vermoord, terwijl vrouwen en kinderen als slaven werden verkocht. 40.000 Jezidi’s zochten hun toevlucht in de bergen, waar velen stierven van honger of dorst. Velen leven nog steeds in overvolle kampen met beperkte toegang tot water. De Jezidi’s werken in naburige steden voor een hongerloon. Er werd hen geld en kleding beloofd door NGO’s en de Iraakse regering, maar de hulp bereikte de slachtoffers niet (tenzij ze er zelf voor betaalden). 

    Zelfverdediging

    In 2014 lieten zowel het Irakese leger als de eenheden van de autonome Koerdische regio in Noord-Irak (peshmerga) de Jezidi-bevolking in de steek. Die bevolking organiseerde dan maar zichzelf. De Iraakse regering gaf financiële steun aan de lokale milities omdat ze dezelfde vijand hadden, ISIS. Anderzijds probeerde dezelfde regering de zelfverdedigingsgroepen te ontbinden onder druk van de Turkse staat, een oude vijand van de verschillende Koerdische gemeenschappen, in het bijzonder de Koerden op het grondgebied van de Turkse staat. 

    Er braken soms gevechten uit tussen de Iraakse en lokale milities. De Jezidi’s stelden als voorwaarde tot samenwerking dat de belangen van de lokale bevolking centraal stonden en niet die van de Turkse staat of allerlei corrupte groepen. Mogelijk lag dit aan de basis van gevechten tussen milities. Hele districten in Noord-Irak zijn verwoest, waaronder het Jezidi-dorp Kocho, waar de ergste bloedbaden plaatsvonden en waar nu niemand meer woont. 

    De Jezidi-milities kregen meer steun van de strijdkrachten van de Koerdische regio Rojava in het noordoosten van Syrië. Het ging om de Volksbeschermingseenheden (YPG) en de Vrouwelijke Volks-beschermingseenheden (YPJ), die historisch verbonden zijn met de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) en die autonomie eisen voor de regio. Er werd een humanitaire corridor opgezet richting Rojava, maar 4.000 Yezidi’s wilden in de bergen blijven om hun volk te verdedigen. Ze organiseerden zichzelf (landbouw, waterbeheer, onderwijs) en hielden de Jezidi-cultuur levend. Duizenden mensen zijn gered door deze corridor. Naar het voorbeeld van de YPG en YPJ hebben de Jezidi-milities de Sinjar Verzetseenheden (YBS) opgericht en een vrouwelijke tegenhanger, de Sinjar Vrouweneenheden (YJS). 

    Een strijd die nog niet voorbij is

    Documentatie over de Jezidi’s, over etnisch-religieuze minderheden en over de aanhoudende conflicten en genocides in het algemeen is essentieel als we de machtsdynamiek van de imperialistische machten over onderdrukte volkeren willen begrijpen. Het draagt ook bij aan een begrip van de legitieme eisen van deze volkeren voor zelfbeschikking in hun regio, zodat ze niet moeten vluchten en geen tweede keer het slachtoffer worden van imperialistische regeringen die hun extreme uitbuiting organiseren en dat vervolgens nog instrumentaliseren. 

    Bovenal moeten we ons verenigen, solidariteit tonen en strijden voor de bevrijding van onderdrukte volkeren. We moeten onze aanwezigheid laten voelen en een duidelijk en vastberaden standpunt innemen voor de afschaffing van het imperialisme in al zijn vormen en de omverwerping van het kapitalisme, dat oorlogen tegen onderdrukte volkeren, armoede en uitbuiting van de arbeidersklasse over de hele wereld voedt. In een tijd waarin extreemrechts over de hele wereld in opmars is, is een solidair alternatief gebaseerd op samenwerking tussen onderdrukte volkeren en gemeenschappen en de gehele werkende klasse in al haar diversiteit dringender dan ooit!

    Van 20 september tot 3 november is deze tentoonstelling te zien in Geopolis, Huidevettersstraat 60 in Brussel

  • Recensie. Schokkende realiteit van lokaal bestuur door extreemrechts

    Beeld je in: een provinciestad met ongeveer 50.000 inwoners waar extreemrechts aan de macht komt. Neen, we hebben het niet over Ninove, maar over Fréjus in de Franse Var-regio vlakbij St Tropez. Daar is het Rassemblement National van burgemeester David Rachline sinds 2014 aan de macht. Het boek ‘Les Rapaces’ (‘De roofvogels’) door journaliste Camille Vigogne Le Coat (L’Obs) maakt een bilan op van wat we ‘Ninove-aan-de-Middellandse-Zee’ kunnen noemen. Het verhaal van Fréjus is er één van zon, zee, corruptie en fascisten.

    Recensie door Geert Cool

    Fréjus is belangrijk voor het Rassemblement National. Tot Perpignan in 2020 in handen van Louis Aliot viel, was het de grootste gemeente onder extreemrechts bestuur. Fréjus moest aantonen dat extreemrechts ‘aanvaardbaar’ en stabiel kan besturen. De eerste lokale bestuurservaringen van het Front National in de jaren 1990 waren niet bepaald succesvol en eindigden vaak met corruptieschandalen. Fréjus moest aantonen dat de jonge generatie aanhangers van Marine Le Pen het anders en beter zou doen. Het stadje aan de Middellandse Zee is bovendien een bastion van waaruit de regionale invloed van het Rassemblement National wordt versterkt. Bij de laatste parlementsverkiezingen was extreemrechts in de regio Var goed voor 7 van de 8 zetels. Zes ervan werden al in de eerste ronde veroverd.

    Rachline kwam in 2014 aan de macht met een anti-corruptiecampagne. Heel wat regionale verkozenen in de streek eindigen hun politieke loopbaan met een veroordeling wegens corruptie. De nauwe banden met projectontwikkelaars en bouwbedrijven worden gecombineerd met een beleid van favoritisme en het uitdelen van betaalde postjes en cadeaus. In Fréjus en het naburige Saint Raphael controleert Alexandre Barbero een imperium met een bouwbedrijf, een wijndomein, hotels en restaurants. Politici dansen naar zijn pijpen. Welke partijkleur die politici hebben, is voor de winstbelangen niet van tel.

    Eens verkozen neemt Rachline een groot deel van de topambtenaren van zijn voorganger over. Die rechtse voorganger mag ook met een dienstwagen blijven rijden. Er wordt gefluisterd dat ze een deal sloten. Met een topambtenaar trekt Rachline meteen naar Barbero om afspraken te maken. Naar verluidt zou hij er met een enveloppe buiten gekomen zijn. Het vermoeden van smeergeld zou nadien enkel groter worden. Zo zijn er luxe-aankopen, onder meer van dure horloges, die de burgemeester door zijn chauffeur laat doen en die telkens cash betaald worden. Er zijn ook de luxueuze etentjes en als er een flesje gekraakt wordt, is het regelmatig eentje van enkele honderden euro of meer (dit boek leerde ons dat een Château-Cheval-Blanc uit 2010 maar liefst 1500 euro kost!). Op het stadhuis vloeit de alcohol rijkelijk, worden dames tot laat in de nacht ontvangen door de burgemeester en het veiligheidspersoneel vond al eens sporen van cannabis na een zoveelste nachtelijke bespreking. Racisme en seksisme zijn vaste agendapunten op die ‘besprekingen’.

    De politie van Fréjus wordt aangemoedigd om zich repressief op te stellen. Extreemrechtse agenten klussen na de uren bij als veiligheidsagenten van het Rassemblement National en gaan trots op de foto met Le Pen. Hun motoclub krijgt meteen een lokaal van de gemeente. Bij de toekenning van sociale woningen krijgen partijmilitanten voorrang. Vrienden van de partij, inclusief gekende neonazi’s, krijgen jobs bij de gemeente en in allerhande instellingen en verenigingen die ermee verbonden zijn. Tegelijk wordt bespaard op zaken als kinderopvang en sociale diensten. Dat volstaat echter niet om de extra uitgaven te compenseren, waardoor de publieke schuld sterk toeneemt.

    Het boek stelt Rachline voor als een losbol die graag feest, maar tegelijk een strakke controle heeft over een netwerk van mensen die van hem afhankelijk zijn. Hij verdedigt zijn eigen belangen en weet dat die verbonden zijn met die van grote lokale ondernemers zoals Barbero. Vanuit die optiek zorgt hij ervoor dat de rechtse burgemeester van Saint Raphael geen extreemrechtse concurrentie hoeft te vrezen. Op regionaal vlak worden eveneens afspraken gemaakt met de rechtse Les Républicains. De winstbelangen smeren de samenwerking. Als er ruis in het netwerk dreigt, kan Rachline probleemloos mensen wegpromoveren. Toen zijn ex-vriendin dreigde om de vuile was buiten te hangen, werd ze binnen de kortste keren een parlementslid dat elke maand de prijs voor haar stilzwijgen op haar bankrekening ziet verschijnen.

    Dit is geen louter lokaal schandaal. De kopstukken van het Rassemblement National zijn kind aan huis in Fréjus. Steeve Briois, de burgemeester van Hénin-Beaumont in het noorden van Frankrijk, en partijvoorzitter Jordan Bardella komen er regelmatig over de vloer. In de hotels van Barbero kunnen ze ‘gratis’ terecht. Partijbijeenkomsten eindigen soms met een privaat feest bij Barbero thuis. En het Rassemblement National hield de afgelopen jaren wel wat nationale bijeenkomsten in Fréjus. Rachline is vice-voorzitter van de partij en stelt zich graag voor als een persoonlijke vriend van Marine Le Pen, voor wie Fréjus een favoriete vakantiebestemming is. En dan is er natuurlijk nog het politieke belang van Fréjus, waar het cordon sanitaire onbestaande is.

    Eind 2023 raakte bekend dat de onthullingen over Rachline aanleiding gaven tot een gerechtelijk onderzoek. Het Rassemblement National reageerde erg voorzichtig en blijft zijn kopstuk verdedigen. Tot vandaag is hij ondervoorzitter en lid van het uitvoerend bestuur van de partij van Le Pen en Bardella. Nochtans is er een reële kans dat Rachline de traditie van veel regionale politici verderzet en zijn politieke loopbaan moet eindigen door een veroordeling wegens corruptie.

    Wat is het bilan van 10 jaar extreemrechts bestuur voor de lokale bevolking? Dat is gemengd. Voor de rijksten is het positief. Hun winstbelangen worden goed gediend en ze krijgen alles wat ze vragen. Voor de armste lagen van de bevolking daarentegen is er een realiteit van ellende gekoppeld aan repressie en het verdwijnen van openbare dienstverlening. Champagneslurpende extreemrechtse politici als Rachline stoppen hun exclusieve Hublot-uurwerk van 15.000 euro snel weg als ze zich “volks” willen voordoen. Dat imago hebben ze nodig om toegang tot de vetpotten te behouden, zodat ze de belangen van hun rijke vrienden kunnen dienen en zelf in alle luxe leven.

    Dit boek legt bloot hoe Rachline en zijn bende niet anders zijn dan de corrupte rechterzijde die voor hen aan de macht was in Fréjus. De schrijfster drijft Rachline in het nauw en publiceert de bochten (lees: leugens) die hij maakt om zijn misstappen toe te dekken. Ze besluit met harde woorden van een voormalige medestander en parlementair van het Rassemblement National, Bruno Bilde: “Het ergste is dat we allemaal vermoedens hadden. (…) Van bij het begin behield hij dezelfde mensen rond zich van de vorige corrupte meerderheid.” Dit boek volstaat op zich natuurlijk niet om extreemrechts efficiënt te bestrijden, maar het reikt nuttige argumenten aan die de antifascistische strijd versterken.

    Camille Vigogne Le Coat (november 2023), ‘Les Rapaces’, 208 pagina’s, Les Arènes, Parijs. Prijs 20€

  • “Mieren tussen de olifanten.” Meeslepend boek over impact van onderdrukking en strijd ertegen

    Het boek “Ants among elephants” van Sujatha Gidla werd me op de internationale zomerschool van LSP afgelopen juli door een spreker uit India aangeraden als een kennismaking met de dagdagelijkse impact van kastenonderdrukking. Vanuit een Westers perspectief is het niet evident om te begrijpen hoe diepgaand kastenverschillen in de Indische samenleving ingebakken zijn. Er is nuttige lectuur om er een breder beeld van te krijgen. Zo is er de straffe en uitgebreide inleiding van Arundhati Roy op een heruitgave van ‘Annihilition of Caste’ van Ambedkar, een boek en een activist die een grote stempel drukten op het verzet tegen kastenonderdrukking.

    Door Geert Cool

    Dit boek van Sujatha Gidla uit 2018 heeft een andere invalshoek. Het vertrekt van het dagelijks leven van de moeder en ooms van de auteur, die zelf in de VS ging studeren en werken. Daar werd ze aangemoedigd om het verhaal van haar familie te brengen. Het is meeslepend en schokkend tegelijk. Het is schokkend om te zien hoe sterk kastenachtergrond een bepalende rol speelt in alle onderdelen van het dagelijkse leven. Van waar iemand mag wonen tot wat iemand eet of de kledij die je mag dragen. Scholieren en studenten sluiten uit op basis van kastenachtergrond. Een gemengd huwelijk is uit den boze, of gaat gepaard met de noodzaak om naar elders te vluchten. Ontsnappen is nochtans geen echte optie, tot vandaag word je vaak direct en open naar je kastenachtergrond gevraagd. Hoe kan je beter het dagelijkse karakter van onderdrukking en geweld beschrijven dan met het relaas van het dagelijkse leven?  

    Voor activisten is er ook een interessante insteek omtrent politieke strijd. De oom van Sujatha Gidla was een gekende communistische militant. Haar moeder had eveneens sympathie voor die strijd en zelf was de auteur een tijdlang actief in maoïstische kringen. Haar oom werd politiek actief ten tijde van de onafhankelijkheid van India. In de antikoloniale strijd werden verschillen inzake afkomst regelmatig overstegen, maar na de onafhankelijkheid was de hiërarchie verstikkend. Als christelijke Dalit werd de oom van Sujatha gezien als minderwaardig, zelfs indien hij gestudeerd had. Het duurde lange tijd vooraleer hij in de communistische partij werd toegelaten en ook binnen die partij bleven kastenverschillen steeds een belangrijke rol spelen. De partijleiders waren steevast van de hoogste kasten. Dat was niet anders toen een op het eerste gezicht radicaler deel van de Communistische Partij afsplitste op een pro-Chinese koers. En het was evenmin anders binnen de maoïstische guerrilla waar de oom van Sujatha een tijdlang een prominente rol speelde. Anderzijds kant brengt het boek tal van hartverwarmende voorbeelden van solidariteit onder de meest onderdrukten. Dat potentieel kon links nooit optimaal benutten omdat het zelf niet scherp was in het verzet tegen alle vormen van onderdrukking.

    Vanuit een afkeer tegen het systeem en geïnspireerd door de grote boerenrevolte in 1946-48 tegen het dictatoriale bewind van de heerser in de prinselijke staat Hyderabad in de regio Telangana, was er een focus op guerrilla. Dat werd gezien als radicaler dan de gematigde koers van de officiële communisten die vooral uit waren op akkoorden met de gevestigde orde. Die boerenrevolte van 1946-48 is op zich een boeiende episode in de Indische klassenstrijd. Het was een massale opstand van onderuit met een erg brede steun. De communisten speelden er een belangrijke rol in omdat ze voortgestuwd werden door de massa’s, niet omdat ze zelf een strategie hadden. Een deel van het establishment koos de kant van de opstand en van de communisten om zo de prins af te zetten en het gebied in India te integreren om de eigen macht te vergroten. In de opgaande fase van de strijd, waarbij de boeren tot 4000 dorpen zelf bestuurden, verdwenen elementen van onderdrukking iets meer naar de achtergrond. De strijd eindigde met een inval van het Indische leger na de annexatie van Hyderabad en de arrestatie van heel wat communistische leiders.

    De benadering van de verschillende linkse partijen waar de oom van Sujatha Gidla toe behoorde, was steeds dezelfde. Kastenonderdrukking werd als een bijkomende vorm van onderdrukking gezien, terwijl klasse allesbepalend was. Het stoppen van de klassenonderdrukking zou automatisch een einde maken aan kastendiscriminatie. Over andere vormen van onderdrukking, zoals seksisme, werd nog minder nagedacht. Dat is een erg beperkende visie vanuit een schematisch beeld. Het kastenonderscheid – waarbij je op basis van afkomst en historische beroepsgroep op een hiërarchische positie wordt geplaatst – was dan wel nauw verbonden met pré-kapitalistische vormen van samenleven, maar werd gretig overgenomen en versterkt onder eerst het koloniale kapitalisme en na de onafhankelijkheid onder het neokoloniale kapitalisme. De weigering om strijd tegen het kastenstelsel consequent te voeren en de minimalisering van het belang ervan, onder meer door in de eigen leiding enkel Brahmanen en andere hogere kasten op te nemen,  heeft het marxisme en het communisme op dat vlak een kwalijke reputatie bezorgd in India. Als Arundhati Roy op die basis het ‘marxisme’ aanvalt in haar tekst over kastenonderdrukking, kan je als consequente marxist enkel maar sympathie hebben voor Roy. Wat ze bekritiseert, is een karikatuur van marxisme en communisme die een essentieel onderdeel van het emancipatorische karakter ervan ontkent.

    Deze bedenkingen doen ons afdwalen van het boek van Sujatha Gidla. Vanuit een beschrijving van het dagelijkse leven en de strijd van haar familie concretiseert ze het overheersende belang van kastendiscriminatie en de samenhang ervan met andere vormen van onderdrukking. Ze brengt geen geromantiseerd beeld van hoe onderdrukten met hun onderdrukking en elkaar omgaan. Soms doet het boek aan als fictie, omdat het zo sterk gefocust is op enkele merkwaardige levenslopen. Het blijft echter non-fictie. Sujatha Gidla vertelt enkel het leven zoals het was, en vaak nog steeds is. Dat is ook de boodschap van Arundathi Roy op de achterflap: “Dit is een cruciaal en ontluisterend boek. Sujatha Gidla vertelt het zoals het is. Ze rukt het vrome masker af van een samenleving die onrecht en onmenselijkheid institutionaliseert in de naam van oude cultuur en religieuze praktijken. We hebben bibliotheken vol boeken als de hare nodig.” Beter kunnen wij dit boek niet aanbevelen!

  • Naar Transformative Justice. Recensie van “Faire justice” door Elsa Deck Marsault

    Elsa Deck Marsault, een queer feministe en antikapitalistische activiste, neemt ons in haar boek ‘Faire justice’ mee op een diepgaande en kritische verkenning van de dynamiek van rechtvaardigheid en conflictbeheersing binnen antikapitalistische activistische organisaties en bewegingen. Het boek is onlangs gepubliceerd door La Fabrique en onderscheidt zich door zijn radicale en genuanceerde benadering, die de dominante praktijken van een louter bestraffende aanpak in twijfel trekt.

    door Emily Burns

    Transformative Justice

    Elsa koppelt het denken over rechtvaardigheid aan de huidige kapitalistische samenleving en bekritiseert de bestraffende benadering, die slachtoffers vaak mishandelt en er niet in slaagt het geweld te verminderen. Ze pleit voor ‘transformative justice’, een benadering gericht op het bekomen van verandering. Deze benadering stelt vragen over de sociale, economische en andere dynamieken die aan de grondslag liggen van geweld. Ze bekijkt dit vanuit het perspectief van maatschappelijke verandering. Tegelijk erkent Elsa dat transformative justice kan helpen om de samenleving te veranderen, maar niet volledig kan worden toegepast onder het kapitalisme,

    Ze gaat in op de dialectische tegenstellingen van transformative justice: het draagt bij aan radicale sociale verandering, maar functioneert zelf binnen een systeem dat gebaseerd is op onrecht en het in stand houdt. Dit is waar haar denken aansluit bij de antikapitalistische strijd, die verder wil gaan dan de grenzen van een wettelijk kader dat medeplichtig is aan onderdrukkende dynamieken.

    Transformative justice benadrukt dat elk individu kan veranderen. Het stelt slachtoffers in staat om hun passiviteit ten opzichte van wat hen is overkomen te overwinnen en stelt daders in staat om zichzelf te transformeren, terwijl het tegelijkertijd een verandering teweegbrengt onder de mensen om hen heen en zelfs in de samenleving zelf.

    Conflictbeheersing: geen wonderrecept

    Elsa schetst de complexe uitdagingen waar activisten mee te maken hebben bij het omgaan met interne conflicten en geweld. Ze baseert zich op haar ervaring met het mee door haar opgerichte FRACA-collectief, dat groepen ondersteunt die met dergelijke problemen te maken hebben.

    Ze wijst erop dat linkse organisaties ook beïnvloed worden door de dynamiek van onderdrukking en een bestraffende logica die geërfd is van de maatschappij zelf. Het gevaar is dat problematisch gedrag wordt gezien als iets individueel, zonder na te gaan van waar het komt en hoe een organisatie ermee omgaat. Op die manier worden geen conclusies getrokken om te voorkomen dat het problematisch gedrag zich herhaalt. Er is nood aan een andere benadering, wat een leerproces is.

    Aan de hand van talrijke voorbeelden illustreert de auteur de noodzaak om gevoelens te erkennen en tegelijkertijd belang te hechten aan feiten. Het is cruciaal om te luisteren naar hoe mensen dingen hebben ervaren zonder er ooit aan te twijfelen, maar soms is het nodig om te temporiseren. Onderscheid maken tussen grensoverschrijdend gedrag en een moeilijke – of zelfs traumatische – ervaring die een echo kan zijn van een andere ervaring uit het verleden – zonder dat het om grensoverschrijdend gedrag gaat – is geen makkelijke kwestie.

    Het boek gaat ook in op het evenwicht dat moet worden gevonden tussen individuele en collectieve belangen. Wanneer en hoe moet uitsluiting overwogen worden om een organisatie te beschermen, maar zonder zelf een bron van geweld te zijn? Wat te doen met getuigenissen van geweld wanneer het slachtoffer niet wil dat er actie ondernomen wordt? Hoe kunnen we vertrouwelijkheid garanderen en toch weloverwogen beslissingen nemen in het belang van de groep? Elsa benadrukt de complexiteit van deze kwesties zonder de gebruikte procedures te veroordelen, en roept op tot een bewustzijn over de implicaties van elke handeling en beslissing.

    Pedagogie en geduld

    Elsa benadrukt ook het belang van een geduldige, pedagogische aanpak om geïnternaliseerde onderdrukkende sociale normen bloot te leggen. Ze moedigt activisten aan om fundamentele vragen te stellen die vaak over het hoofd worden gezien. Die vragen zijn nodig om termen te verduidelijken en misverstanden te voorkomen die discussies kunnen verlammen. Ze hekelt de cultuur van snelle oordelen en oppervlakkige kritiek en benadrukt dat echte persoonlijke en collectieve verandering tijd, reflectie en een openheid om voortdurend te leren vereist.

    De auteur benadrukt de interne tegenstrijdigheden binnen activistische kringen, waar de roep om alles in vraag te stellen vaak botst op een gebrek aan educatieve ondersteuning. Ze betreurt dat discussies soms bevriezen uit angst om niet ‘correct’ te spreken, terwijl ze het belang benadrukt van het aanvaarden van opbouwende kritiek (ook op gebruikte termen). Ze stelt dat het belangrijk is om eigen fouten te kunnen erkennen en ook om anderen niet te pakken op wat ze in het verleden misschien verdedigden. We moeten toegeven dat iedereen evolueert. Elsa roept op tot openhartige en directe communicatie, zelfs indien dat lastig is. Dat is de beste manier om te vermijden dat we intenties toeschrijven aan anderen, in plaats van samen te bouwen aan inclusieve en veerkrachtige activistische ruimtes. 

    De crises van het kapitalisme zijn veelvoudig en kunnen onoverkomelijk lijken. In de organisaties waarmee Elsa werkte, was er soms een verleiding om zich te focussen op de interne werking van die organisatie en hoe daar vrij te worden van de dynamiek van onderdrukking. Dit houdt een risico in dat de aandacht verslapt voor de reden waarom deze organisaties zijn opgezet, met name de strijd voor een samenleving zonder uitbuiting en onderdrukking, waar iedereen zijn volledige potentieel kan bereiken. 

    ‘Faire justice’ van Elsa Deck Marsault is een boek dat aanzet tot nadenken over handhaving en conflictbeheersing en dat lezers uitnodigt om hun praktijken te heroverwegen in het belang van een werkelijk emancipatorische gerechtigheid.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop