Your cart is currently empty!
Category: Recensies/Cultuur
-
Recensie. Fascinerend boek over het arbeidersverzet van trotskisten in Bretagne
Over de Tweede Wereldoorlog zijn er veel boeken verschenen. Recent is er ook opnieuw meer aandacht voor de rol van het antifascistisch verzet. Dat wordt soms over één kam geschoren, terwijl er grote politieke verschillen waren binnen het verzet. Het boek ‘Résistance antinazie ouvrière et internationaliste: De Nantes à Brest, les trotskistes dans la guerre (1939-1945)’ van Robert Hirsch, Henri Le Dem en François Preneau (uitgegeven door Syllepse in Frankrijk) brengt een specifieke politieke visie binnen dat verzet: een consequent revolutionaire en internationalistische strekking.
Door Geert Cool
Het verzet van de groep trotskisten in Bretagne was gericht op de arbeidersklasse en zocht bewust naar steunpunten onder gewone Duitse soldaten die clandestien antifascist waren. Tegen het einde van de oorlog was er effectief een werking met een kern van Duitse soldaten die meewerkten aan het illegale blad ‘Arbeiter und Soldat’ en de vier nummers van ‘Arbeiter im westen’ die telkens op 150 tot 200 exemplaren verdeeld werden in Brest.
Van juli 1943 tot december 1944 werden een twintigtal edities van het blad ‘Front Ouvrier’ verdeeld in de fabrieken en werkplaatsen van Brest, Nantes en de regio. In ‘Front ouvrier’ werden de problemen van de werkenden besproken en gekoppeld aan de noodzaak van collectieve actie tegen de bazen, ook de Franse kapitalisten die gewillig voor de Duitsers werkten. Er werd gewaarschuwd dat het antifascistisch verzet niet zomaar mocht leiden tot een machtsoverdracht aan andere kapitalisten die dezelfde uitbuiting op ‘democratische’ wijze zouden verderzetten. “We laten ons geen chefs in dienst van de burgerij van Londen of Washington opleggen, die strijden voor de ‘bevrijding’ door in hun concentratiekampen duizenden Noord-Afrikanen, militante arbeiders en antikoloniale activisten op te sluiten. We verzetten ons voor onze eigen rekening,” merkte ‘Front Ouvrier’ op.
In 1942 waren er razzia’s om Franse arbeiders te deporteren en tot dwangarbeid in Duitsland te verplichten. De oorlogsmachine had die dwangarbeid nodig. Het verzet hiertegen was groot. In een pamflet schreven de trotskisten in Brest: “Elke dag roepen de Hitler-aanhangers de overwinning uit in hun kranten, maar na drie maanden van ‘triomf’, moeten ze nu beroep doen op dwangarbeid. (…) Overal waar het mogelijk is, moeten we het collectief verzet organiseren, in de fabrieken, op de werkplaatsen, in de stations. We moeten ervoor zorgen dat de nazi’s overal weten dat de werkende massa’s solidair zijn met de aangeduide arbeiders. De nazi’s moeten weten dat de Franse arbeiders in Duitsland niets zullen ondernemen tegen hun Sovjet-broeders maar alles om de oorlogsmachine van Hitler te saboteren. We zullen onze vrijheid niet heroveren door onderwerping maar door strijd.” Er werd op gewezen dat de bewuste arbeiders weten dat ze maar één vijand hebben: het internationale kapitalisme.
De opeisingen leidden tot stakingen en als er uiteindelijk een groep arbeiders op een trein werd gezet, bleven die strijdbaar. Met opgeheven vuisten zongen ze de Internationale terwijl ze aan een erg traag tempo werden weggevoerd. Sneller ging niet omdat er steeds weer alarmsignalen waren, geactiveerd door sympathiserend spoorpersoneel. De trein deed er drie uur over om 16 kilometer af te leggen. La Vérité, de illegale krant van de Franse trotskisten, merkte op dat er ook in Duitsland protest was. “Duitse vrouwen protesteerden door zich op de rails te leggen.” In de zomer van 1943 stelde het clandestiene krantje ‘Front Ouvrier’ dat slechts 12% van de opgeëiste arbeiders uit Nantes dat jaar effectief was vertrokken. De jonge arbeiders rebelleerden en doken onder.
Er waren stakingen, zoals op 11 november 1943 ter herdenking van de Wapenstilstand in 1918, waarbij duizenden arbeiders het werk neerlegden. Een pamflet van ‘Front Ouvrier’ in L’Arsenal d’Indret waarin bekendgemaakt werd dat de directeur 1000 francs per gedeporteerde arbeider kreeg, zorgde voor zoveel ophef dat de directeur, steevast “admiraal-slavenhandelaar” genoemd, overgeplaatst werd.
‘Front Ouvrier’ vertrok steeds van een klassenonderscheid, ook in de gevolgen van de oorlogsdaden. Terwijl de rijken zich veilig konden schuilhouden, werden de arbeiders het slachtoffer van bombardementen. Ook de geallieerde bombardementen hielden lelijk huis in Nantes en omgeving. ‘Front Ouvrier’ wees erop dat er niet omgekeken werd naar de burgerbevolking. “Onder het mom van de vernietiging van militaire doelwitten of om de Duitsers te verjagen, werden 3000 inwoners van Nantes afgeslacht en werd de stad met de grond gelijk gemaakt. Churchill en Roosevelt voeren geen oorlog om de Franse arbeiders van de ellende en de slavernij te bevrijden. (…) Ze voeren oorlog om de haaien van het Duitse financiekapitaal te onderwerpen omdat ze de financiële hegemonie van Londen en Washington over Europa en de wereld bedreigden. (…) Ze voeren oorlog om te weten wie de heerser over de wereld zal zijn: het Angelsaksische kapitalisme of het Duitse kapitalisme. In die oorlog tussen kapitaal wordt niet omgekeken naar de arbeiders. (…) De arbeiders willen brood, vrede en vrijheid. Ze kunnen enkel op zichzelf rekenen om dit af te dwingen door een harde strijd tegen de kapitalisten die enkel ellende en bloedbaden te bieden hebben.” Daarbij werd gewezen op het Italiaanse voorbeeld waar een algemene staking het regime van Mussolini aan de kant schoof en er werd opgeroepen tot eenheid van de werkende klasse, “van de Amerikaanse mijnwerkers tot de Griekse arbeiders, van de Portugese arbeiders tot de Britse staalarbeiders.” Er werden concrete eisen gesteld zoals betonnen schuilplaatsen, kantines voor arbeiders die hun huis verloren waren en dubbel loon. “Dat het geld gezocht wordt bij de oorlogswinsten,” merkte ‘Front Ouvrier’ nog op.
Er werd steevast opgekomen voor brood, vrede en vrijheid. Bij de ordewoorden werd nadruk gelegd op de noodzaak van arbeiderscontrole op de middelen en de productie, als opstap naar bevrijding door de werkende klasse zelf. Dat vertrok vaak van erg directe eisen zoals een hogere bijdrage voor de aanschaf van maaltijden in de kantines, controle op de kantine zodat de kwaliteit van het eten zou verbeteren of nog dat de volledige voorraden naar de arbeiders zouden gaan. Toen de kantine van Batignolles 680 liter wijn kreeg terwijl de 600 gebruikers elk maar een kwart liter kregen, vroeg ‘Front Ouvrier’ waar de overige 530 liter naartoe waren… “Het is uiteraard niet het keukenpersoneel dat hiervoor verantwoordelijk is, maar de gerant,” merkte het vlugschrift nog op. De uitgebreide citaten uit de pamfletten geven een beeld van het klassenkarakter van het trotskistisch verzet. Ze geven ook aan dat er een grote invloed uitging van wat een kleine groep revolutionaire activisten was.
Het verzet stond sterker met een internationalistische benadering. Dat kan evident lijken, maar de nationalistische strekkingen (inclusief de stalinisten) scheerden alle Duitsers over dezelfde nazi-kam. Nochtans merkte ‘Front Ouvrier’ op dat het verzet gebaat was bij een passieve of zelfs een steeds actievere antifascistische houding van de gewone Duitse soldaten. “Beschouw hen niet als ‘vuile moffen’, we strijden tegen dezelfde gemeenschappelijke onderdrukker: Hitler.” Op het hoogtepunt waren er 27 Duitse soldaten betrokken bij het netwerk van de Franse trotskisten in Bretagne en een tiental van hen nam regelmatig deel aan vergaderingen. In de pamfletten aan de Duitse soldaten werd opgeroepen om de jonge Franse arbeiders te helpen in hun verzet tegen deportaties of werd ingegaan op de situatie van de Franse arbeiders. Dodelijke repressie door de nazi-machine maakte een einde aan deze werking: verschillende soldaten werden gefusilleerd en ook de Duits-Joodse militant Martin Monath, die deel uitmaakte van de leiding van de Vierde Internationale en actief meewerkte aan de pamfletten voor de Duitse soldaten, werd in 1944 opgepakt en vermoord door de Gestapo.
Dit boek maakt duidelijk dat de nazi’s in de bezette gebieden op een sterk arbeidersverzet botsten. In eigen land hadden ze de arbeidersbeweging met de grond gelijk gemaakt, maar in Frankrijk, België, Nederland en elders botsten ze op verzet, inclusief met stakingen. Revolutionaire militanten speelden daar een actieve rol in. Denk aan de ‘staking van de 100.000’ in België in 1941 of nog de mijnwerkersstaking van 1942 in Charleroi, geleid door trotskisten die in de grote mijnwerkersstaking van 1932 en in de algemene staking van 1936 een sterke positie hadden uitgebouwd. De staking van 1942 was kleinschalig, maar toonde de impact van de revolutionaire marxisten.
Een gedetailleerde beschrijving van het arbeidersverzet van Franse trotskisten biedt niet alleen een beeld van hoe dit georganiseerd was, maar ook van de politieke benadering. Dit boek vertelt het verhaal van de Tweede Wereldoorlog op een manier die je bijna nergens anders vindt, vanuit het standpunt van de werkende klasse, arbeidersstrijd en de politieke benadering van revolutionaire marxisten. Het benadrukt de steunpilaar van de concrete klassenstrijd in het revolutionair verzet tegen oorlog.
‘Résistance antinazie ouvrière et internationaliste: De Nantes à Brest, les trotskistes dans la guerre (1939-1945)’ door Robert Hirsch, Henri Le Dem en François Preneau, uitgegeven door Syllepse in september 2023.
-
‘Een klein detail’: het boek waardoor Adania Shibl gecanceld werd op de Frankfurter Buchmesse
Recensie door Amy Ferguson, Socialist Party (ISA in Noord-Ierland)
In oktober was ‘Een klein detail’ van Adania Shibl prominent in het nieuws en in creatieve kringen nadat een prijsuitreiking voor de Palestijnse schrijfster op de Frankfurter Buchmesse was afgelast. De organisatoren haalden de acties van Hamas aan als excuus hiervoor, een excuus dat nadien meermaals werd herhaald om Palestijnse kunstenaars en activisten het zwijgen op te leggen en te censureren. De willekeurige aanval van Hamas op 7 oktober is echter niet de verantwoordelijkheid van Shibli of van andere Palestijnen die zich uitspreken en zich verzetten tegen het geweld, het verlies en de levensverwoestende gebeurtenissen die ze hebben meegemaakt door toedoen van de Israëlische staat.
Dergelijke acties bleven echter niet zonder internationale veroordeling vanuit literaire kringen, met meer dan 1.300 ondertekenaars voor een open brief waarin de beslissing van de boekenbeurs in Frankfurt werd veroordeeld. Dit is een belangrijk precedent. Elke keer dat gewone mensen en werkenden worden opgezadeld met de vooroordelen van het imperialisme over de slachtoffers van hun militaire budgetten, zouden hun collega’s, buren en de rest van ons actie moeten ondernemen om dit te veroordelen en ertegen in verzet te komen. Van protesten tot werkonderbrekingen en andere vormen van collectieve en syndicale actie.
Over naar het boek zelf. De roman is opgesplitst in twee delen. De eerste helft volgt een Israëlische legergeneraal en zijn troepen op een missie in de Negev woestijn in 1948, gericht op het bouwen van de fundering en versterkingen van een nieuwe Israëlische nederzetting. Hun missie maakt deel uit van wat we vandaag kennen als de Nakba. De mannen brengen hun dagen door met het uitvoeren van militaire oefeningen, het uitgraven van loopgraven en het afspeuren van hun omgeving naar inheemse bewoners. Wanneer ze een kleine groep Arabische mensen vinden, schieten de soldaten om te doden. Een vrouw wordt gevangen genomen. Na haar een aantal dagen gegijzeld te hebben, verkrachten en vermoorden de soldaten haar op brute wijze.
De tweede helft van de roman volgt een hedendaagse Palestijnse vrouw uit de arbeidersklasse op de Westelijke Jordaanoever. Ze stuit op het verhaal van deze vrouw, voelt zich met haar verbonden en wil meer te weten komen over het leven van de vrouw, dit ‘kleine detail’ van de geschiedenis, dat voorheen over het hoofd werd gezien. De zoektocht van onze hoofdpersoon naar informatie is echter niet gemakkelijk. Allereerst moet ze het identiteitsbewijs van een collega lenen om haar dorp, dat nu onder controle van de Israëlische staat valt, te kunnen verlaten. Haar collega mag door meer zones reizen dan zij. Een paar collega’s helpen haar zonder vragen te stellen bij het verkrijgen van wat ze nodig heeft om de haar toegewezen zone te kunnen verlaten.
Vervolgens moet ze omgaan met de angsten van het passeren van verschillende door soldaten bemande controleposten in haar zoektocht naar informatie. Het hoofdpersonage moet ook omgaan met het feit dat de controle over informatie stevig in handen is van de heersende klasse – een koloniaal, imperialistisch regime – die terughoudend is (en soms volledig tegen is) om een informatiestroom toe te staan die haar volledige brutaliteit zou blootleggen en haar positie zou ondermijnen.
‘Een klein detail’ is een fantastische roman met een aangrijpende en scherpe politieke boodschap die vakkundig wordt overgebracht in slechts 112 pagina’s. Het boek is claustrofobisch, desoriënterend, afschuwelijk maar toch hoopvol, en daagt ons uit om oog in oog te komen staan met hoe de gruwelijke normalisering van het dagelijkse geweld en de controle eruit ziet voor de Palestijnse bevolking. Een aanrader voor wie meer wil weten over de realiteit van het leven van Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en daarbuiten.
-
Recensie. ‘De mythe van normaal’
Recensie door Roise McCann (Socialist Party, ISA in Ierland)
Terwijl een jonge generatie opgroeit in een tijd van kapitalistische crisis, zien we voor onze ogen hoe de ‘mythe van normaal’ in elkaar stort. Van de Covid-19 pandemie tot de ecologische en economische rampspoed. Het is niet verwonderlijk dat trauma het ‘woord van het decennium’ is. Naarmate we strijden voor antwoorden op de desintegratie van het milieu en het leven zoals we het kennen en de gevolgen ervan op ons lichaam en ons brein, voelt ‘De mythe van normaal’ aan als een gepaste inleiding op hoe het leven onder het kapitalisme ons onvermijdelijk loskoppelt van onze basisnoden en eigenlijk ook van onszelf.
In 1859 schreef Karl Marx: “Het is niet het bewustzijn van mensen dat hun wezen bepaalt, maar integendeel, hun sociale zijn dat hun bewustzijn bepaalt.” Gabor Maté brengt op veel vlakken een echo van deze beknopte samenvatting van het menselijk bewustzijn. Trauma, mentale en fysieke gezondheidsproblemen stelt hij niet voor als louter het gevolg van psychosociale fenomenen, maar als intrinsiek verbonden met de stress die we ervaren onder de ‘toxische cultuur’ van het kapitalisme.
Maté is een bekende auteur en dokter. Hij gebruikt zijn vele jaren van ervaring als huisarts in een achtergebleven voorwijk van Vancouver om zijn inzichten te onderbouwen. Hij legt het verband tussen mentale gezondheid, trauma en verslaving, alsook chronische gezondheidsproblemen zoals auto-immuunziektes en kanker.
Maté is erg duidelijk over het feit dat zijn eigen leven bepaald werd door diepe trauma’s die hij kende in zijn vroege stadia van cognitieve ontwikkeling. Hij is geboren in Hongarije tijdens de Tweede Wereldoorlog, zijn grootouders langs moeders zijde kwamen om in Auschwitz en zijn moeder droeg vijf weken lang de zorg over hem over aan een vreemde om zo zijn leven te redden. Toen ze herenigd werden, keek Maté naar eigen zeggen dagenlang niet naar zijn moeder. Hij nodigt de lezer uit om zijn eigen verhaal van horror op jonge leeftijd als casestudy te zien voor een breder begrip van hoe trauma een impact heeft op de cognitieve ontwikkeling van kinderen.
‘De mythe van normaal’ is samen geschreven met zijn zoon, Daniel Maté, en wordt beschreven als het resultaat van de laatste tien jaar van zijn werk en onderzoek. Het boek baseert zich op de meest bekende onderzoekers op het vlak van traumastudies, maar ook op inzichten van bekende figuren als Noam Chomsky, Alanis Morissette en zelfs Boeddha. Het boek is kleurrijk en een erg menselijke zoektocht doorheen de vele vormen van onderdrukking onder het kapitalisme. Van armoede en loonslavernij tot racisme, seksisme en queerfobie, incasseren onze lichamen stress naarmate al deze factoren voor druk zorgen.
Trauma wordt omschreven als een innerlijke kwetsuur, een blijvende breuk van onszelf door moeilijke of schadelijke gebeurtenissen. Het is niet de gebeurtenis op zich, niet wat er met je gebeurt, maar eerder wat er in jezelf gebeurt. Trauma is geen alleenstaand feit, maar een proces dat onze mentale en fysieke gezondheid kan bepalen. Onze reactie op trauma kan slopend zijn. Dit kan ook versterkt worden door de winstmotieven van het kapitalisme. Gedrag zoals workaholism (werkverslaving) en een drang om anderen steeds te behagen kunnen zelfs door onszelf verkeerd gezien worden als ambitie en succes in een systeem dat onbereikbare en willekeurige doelstellingen naar voren brengt en een verknipt idee heeft over wat ons tot productieve leden van de samenleving maakt.
Maté gebruikt scherp onderzoek om aan te tonen dat factoren zoals armoede, racisme en stedelijk verval een impact hebben op ons genetisch en moleculair functioneren. In tegenstelling tot de medische status quo van de afgelopen decennia die stelde dat onze genen bepalen wie we worden, toont de studie van epigenetica aan dat onze omgeving een effect heeft waarbij het bepaalde functies van onze genen kan activeren of afstompen. De wetenschap komt tot opmerkelijke inzichten: de uitdrukking van genen onder rijke mensen is aanzienlijk anders dan die onder arme mensen. Racisme en discriminatie zijn goed voor meer dan 50% van het verschil tussen witte en zwarte mensen wat betreft de activiteit van genen die leiden tot ontstekingen en verlaagde immuniteit. Leven onder racisme leidt tot bijkomende stress, hogere bloeddruk en meer kans op auto-immuunziektes, obesitas …
‘De mythe van normaal’ s het meest expliciet antikapitalistische boek van Maté in zijn loopbaan als invloedrijke schrijver. Het is het meest sympathiek ten aanzien van marxistische analyses. Maté beschrijft vervreemding onder het kapitalisme als niet enkel een fenomeen dat betrekking heeft op onze essentie en op andere mensen. Hij gebruikt de inzichten van Marx omtrent vervreemding van arbeid, waarbij Maté opmerkt dat slechts 30% van de werknemers in de VS zich betrokken voelt op het werk. Doorheen processen van vervreemding kan het kapitalisme niet voorzien in onze basisbehoeften zoals ergens bij behoren en verbonden zijn, zelfbeschikking over onze lichamen en ons leven, beheersing of bekwaamheid en doel en betekenis, om er slechts enkele op te noemen.
Dokter Gabor Maté stelt vast dat geen van deze essentiële emotionele behoeften kunnen ingevuld worden onder een systeem dat zo diepgaan verweven is met onderdrukking, repressie en stelselmatig geweld. Hij pleit voor een compleet nieuw systeem, dat van onderuit opgebouwd wordt en gebaseerd is op de organisatie van activisten uit de hele wereld om zo een idee te hebben van hoe een nieuwe samenleving er kan uitzien.
Hiernaast zijn er voorbeelden van niet-Westerse en inheemse structuren van gemeenschap en genezing. Hij vertelt het verhaal van een opmerkelijke ervaring met ayahuasca, een psychoactieve en entheogene gebrouwen drank in Peru. Er kan heel wat geleerd worden uit deze voorbeelden, maar op zich volstaan deze niet om een einde te maken aan de systematische uitbuiting die ons ziek en geïsoleerd maakt. In de lokale supermarkt zal je bovendien tevergeefs naar ayahuasca zoeken.
Mate twijfelt omtrent antwoorden, maar toch is dit boek interessant voor revolutionaire marxisten. Het biedt een erg menselijke benadering tegenover een ontmenselijkend systeem. Het kan bijdragen aan de zoektocht naar antwoorden op vervreemding, met name door de omverwerping van het kapitalistisch systeem en de vorming van een socialistische samenleving die gericht is op de noden van de mensheid.
-
‘The Old Oak’. De allerlaatste film van Ken Loach?
Het gerucht gaat dat ‘The Old Oak’ de laatste film van Ken Loach is. Tijdens de première op het filmfestival van Cannes eerder dit jaar zei hij: “Ik ben 87. Mijn kortetermijngeheugen vervaagt en mijn gezichtsvermogen is niet meer wat het geweest is.” Toch straalt de regisseur in deze film zijn karakteristieke genialiteit en inlevingsvermogen voor de werkende klasse uit.
Recensie door Andrea Murray
Het is de derde film van een ongeplande trilogie die hij maakte met scenarioschrijver Paul Laverty. In ‘I, Daniel Blake’ legden Loach en Laverty het menselijk lijden bloot dat veroorzaakt werd door de besparingen van de Tory’s in Groot-Brittannië. In ‘Sorry We Missed You’ ging het over de vreselijke arbeidsomstandigheden in de gig-economie en de afschuwelijke gevolgen daarvan voor arbeidersgezinnen. In ‘The Old Oak’, dat zich afspeelt in Groot-Brittannië in 2016, ten tijde van de Brexit, pakken ze een onderwerp aan dat de liberale goegemeente vaak afdoet als wansmakelijk: vluchtelingen die ondergebracht worden in hotels doorheen Groot-Brittannië en daar botsen op onbegrip en zelfs geweld door de lokale bevolking die beïnvloed en geradicaliseerd is door reactionaire berichten op sociale media.
Loach demoniseert echter niet degenen die door velen worden gezien als de meest achtergestelden van de witte arbeidersklasse, mensen van wie de vervreemding en wanhoop racistische en xenofobe vormen kunnen aannemen.
Opnieuw gebruikt Loach een cast van onbekende, niet-professionele acteurs. T.J. Ballantyne (Dave Turner) is de eigenaar van The Old Oak, een vervallen pub en de enige overgebleven gemeenschapsruimte in een eveneens vervallen mijndorpje aan de rand van Durham, in het noordoosten van Engeland. Hij is gescheiden, vervreemd van zijn volwassen zoon en vatbaar voor depressies. Het dorp en de inwoners hebben geleden onder de ontberingen sinds de sluiting van de mijnen in de jaren ’80.
De klanten van de pub zijn boos over veel zaken, niet in het minst over projectontwikkelaars en buitenlandse investeerders die de huizen van de mijnwerkers voor een schijntje opkopen en op uitbuitende wijze verhuren. Veel van de woede wordt luidkeels gedeeld in de kroeg, waar de lokale bevolking rechts-populistische YouTube-video’s en Facebook-posts bekijkt en deelt.
Een bus vol getraumatiseerde en doodsbange Syrische vluchtelingen arriveert in het dorp en de spanningen in de gemeenschap nemen toe. T.J. raakt bevriend met Yara (Ebla Mari), een jonge Syrische vrouw die graag fotografeert. Hij deelt oude foto’s van de mijnwerkersstaking en het Durham Miners’ Gala met haar, terwijl zij verhalen deelt over haar geliefde vader en andere mannen uit haar Syrische stad die gevangen zitten door het regime van Assad. T.J. en Yara’s vriendschap wordt bespot door de stamgasten van het café.
T.J. weigert de lokale bevolking toe te staan de achterkamer van de pub te gebruiken voor een bijeenkomst om hun grieven te ventileren, maar organiseert samen met Yara en een hulpverlener genaamd Laura (Claire Rodgerson) avonden om de twee getraumatiseerde gemeenschappen samen te brengen voor gezamenlijk eten, het delen van tradities en muziek. De Syriërs overhandigen de dorpelingen een prachtig spandoek met de woorden ‘Solidarity Not Charity’ voor het Durham Miners’ Gala, waardoor sommige inwoners nog bozer worden. Sommigen van hen nemen het op zich om de avonden te saboteren. Wanneer Yara en haar familie slecht nieuws uit Syrië ontvangen, verzamelt de gemeenschap zich rond hen in hun verdriet.
De belangrijkste boodschap van ‘The Old Oak’ is dat mededogen haat kan overwinnen. Dat mensen uit de arbeidersklasse niet met elkaar concurreren om de schaarse middelen in rijke landen en dat het regeringen in de kapitalistische samenleving goed uitkomt als arbeidersgemeenschappen elkaar de schuld geven van het falende systeem. In plaats daarvan kunnen en moeten gemeenschappen zich solidair verenigen om vreemdelingenhaat en racisme te bestrijden.
Als ‘The Old Oak’ de laatste film van Ken Loach is, laat hij ons achter met de broodnodige hoop.
Au coeur du cinéma avec Cinenews.be -
Na voorbeeldige staking halen de schrijvers in Hollywood een opmerkelijk akkoord binnen
Na een staking van vijf maanden heeft de Writers Guild of America (WGA), de vakbond van schrijvers, een voorlopig akkoord bereikt waarover de leden in oktober zullen stemmen.
Door Greyson Van Arsdale (Socialist Alternative, ISA in de VS)
De details over het akkoord die nu al bekend zijn, wijzen op een klinkende overwinning. De studio’s moeten voortaan de streamcijfers aan de WGA doorgeven en er komt een systeem van prestatiebonussen voor streams, naast een verhoging van de basislonen. Er zijn minimale personeelsnormen voor schrijverskamers vastgesteld en de vakbond sleepte zelfs een aantal nieuwe regels rond AI-gegenereerde inhoud in de wacht.
Er zijn beperkingen aan de overwinningen van het akkoord. De vakbond zal alleen “totale” streamingcijfers kunnen vrijgeven aan de leden, waardoor het moeilijk is om te zien of schrijvers te kort worden gedaan op het succes van hun werk. Studio’s moeten bekendmaken of materiaal dat aan schrijvers wordt gegeven om te ontwikkelen door AI is gegenereerd en AI kan niet worden gecrediteerd als schrijver, maar er zijn nog geen garanties over waar studio’s AI voor kunnen gebruiken buiten scripts.
Wat echter uitzonderlijk is aan het voorstel tot akkoord, is dat de schrijvers fundamentele toegevingen wonnen over al hun belangrijkste contracteisen – toegevingen die verbeterd kunnen worden in het volgende contract, als de WGA militant blijft vechten om te winnen.
Hoe hebben de schrijvers gewonnen?
Miljoenen arbeiders in de Verenigde Staten denken erover na om zich op hun werkplek te organiseren, om voor dat eerste collectieve contract te vechten, of om de democratische arbeidersstrijd in hun bestaande vakbond weer op te bouwen.
De WGA mobiliseerde vanaf het begin sterke piketten, koos de doelen van de staking verstandig en probeerde, voordat de acteurs zich bij hen aansloten, Hollywood zo goed mogelijk te onderbreken. In de begindagen van de staking gebruikten actievoerders megafoons en luide muziek om filmsets te verstoren vanaf hun plek op de stoep buiten, waardoor filmen onmogelijk werd. Dit is een cruciale les voor iedereen die probeert een effectieve staking op te bouwen – arbeiders moeten zich richten op het stilleggen van de productie.
De schrijvers begrepen ook de rol van publieke steun. Regelmatige gepassioneerde video-updates van populaire gezichten zoals Adam Conover, die in het onderhandelingscomité zat, hielden de staking in het publieke bewustzijn. Deze updates waren goed gericht op wat de schrijvers precies probeerden te winnen, en hun inzet om de staking vol te houden tot ze de beste deal hadden.
Lange stakingen zijn echter een strijd voor vakbondsleden – de grote industrieën en bedrijfsbazen hebben grote geldreserves en kunnen het zich vaak veroorloven om het maandenlang vol te houden om een goede deal voor het personeel tegen te houden. Naarmate de staking van de schrijvers langer duurde, was er een reëel risico dat het stakingsfonds uitgeput zou raken en de piketten eronder zouden lijden. “Een dag langer, een dag sterker,” is een pakkende slogan om volharding aan de piketten te inspireren, maar in de praktijk is een korte maar erg effectieve staking meestal de beste situatie voor werkenden. Daarom was het cruciaal dat de acteursvakbond Screen Actors Guild (SAG-AFTRA) zich aansloot bij de staking van de WGA, waardoor de Hollywoodproductie grondig werd gedwarsboomd. Hoewel het de schrijvers wettelijk niet is toegestaan om te blijven staken ter ondersteuning van de contractstrijd door SAG-AFTRA na goedkeuring van een eigen akkoord, is het absoluut correct dat WGA zijn leden aanmoedigt om de piketten van SAG-AFTRA te blijven bijwonen.
Uitdagingen
Het voorstel van akkoord van de schrijvers is een belangrijke overwinning – de overeenkomst was zo gunstig voor schrijvers dat de studio’s nu hun eigen lobbygroep hebben opgericht, de “Streaming Innovation Alliance”, vermoedelijk om wat van de winst die werknemers hebben afgedwongen, terug te halen. Maar een van de belangrijkste verdiensten van het akkoord is dat het een basis vormt voor verdere strijd. Wat er in dit contract staat garandeert nog geen goede levensstandaard voor schrijvers, terwijl de beroepsgroep probeert te ontsnappen aan de toenemende precariteit. Door voor het eerst streamingbonussen te winnen, kan de WGA de volgende keer vechten voor grotere streamingbonussen. Door voor het eerst grenzen aan AI te stellen, zijn schrijvers de volgende keer beter in staat om het echt te reguleren. Bovendien heeft de vijf maanden durende staking een nieuwe generatie schrijvers en een deel van het grote publiek geleerd wat het betekent om effectief te staken, en wat het nut is om ondanks de persoonlijke kosten te blijven strijden voor de best mogelijke overeenkomst.
Wat in dit contract is vastgelegd moet met hernieuwde strijdbaarheid worden benut wanneer er weer over het WGA-contract onderhandeld gaat worden, of het risico bestaat dat er nieuwe achteruitgang volgt. Ook dit is een belangrijke les voor het opbouwen van een nieuwe strijdende arbeidersbeweging – er is geen basis voor stabiliteit tussen arbeiders en bazen. Of zij winnen, of wij winnen.
Solidariteit met de WGA terwijl de schrijvers stemmen over het al dan niet aanvaarden van de overeenkomst, en solidariteit met SAG-AFTRA om ook een baanbrekend akkoord af te dwingen!
-
‘En de vierde keer zonken we’. Aanklacht van onmenselijk asielbeleid
Alleen al voor de getuigenissen van migranten uit Afrika ten zuiden van de Sahara over de ontberingen die ze moesten doorstaan om naar Europa te komen voor een beter leven, verdienen dit boek en de auteur Sally Hayden de lofbetuigingen en prijzen die ze reeds kregen.
Door Michael O’Brien (Socialist Party, ISA in Ierland)
Dit boek beperkt zich niet tot het aanbieden van een platform om de mensen die alles op het spel zetten om hun leven en dat van hun families te verbeteren te vermenselijken. Het is een aanklacht tegen instellingen zoals de EU en de United Nations High Commissioner for Refugees (UNCHR), die in het Westen worden afgeschilderd als positief of zelfs progressief.
De Ierse journaliste Hayden (Irish Times) staat bekend om uitstekende verslaggeving over Afrika. Ze maakt terecht deel uit van het ‘verhaal’ in het boek. Haar reputatie was al ijzersterk toen ze in augustus 2018 via Facebook berichten begon te ontvangen van een Eritrese migrant die opgesloten zat in een van de detentiecentra in Libië, dat deel uitmaakt van een heel apparaat ter ondersteuning van de doelstelling van ‘Fort Europa’ – het beleid om met de grofst denkbare middelen migratie te voorkomen van mensen die op de vlucht zijn voor oorlog, dienstplicht, vervolging, schrijnende armoede en de gevolgen van klimaatverandering.
Deze factoren, die uiteindelijk hun oorsprong vinden in de ongelijke kapitalistische verhoudingen tussen de ontwikkelde en de neokoloniale wereld, drijven migratie aan en creëren, in combinatie met de wettelijke en fysieke obstakels die de EU vervolgens opwerpt om het verkeer van mensen te belemmeren, een niche voor mensensmokkelaars.
Deze criminelen vragen enorme bedragen in ruil voor de belofte van een succesvolle overtocht naar de Middellandse Zeekust en over zee naar Europa. De realiteit, zoals verteld aan Hayden, is dat zelfs als de overtocht naar Libië wordt gerealiseerd, dit vaak gepaard gaat met de behandeling van de migrant als gijzelaar en pogingen van de mensenhandelaren om meer geld af te persen van de familie van de migrant op straffe van marteling of verkrachting.
Als ze eenmaal in Libië een rubberboot hebben gevonden en naar de Middellandse Zee worden geduwd, staan ze voor een gevaarlijke tocht die de afgelopen tien jaar heeft geleid tot tienduizenden verdrinkingen.
De overeenkomst die de EU heeft gesloten met de Libische autoriteiten is er een van het effectief uitrusten van de kustwacht om te voorkomen dat de boten in internationale wateren aankomen en de massale opsluiting van migranten die op zee worden opgepikt. In deze Libische gevangenissen komen de mishandelingen en ontberingen overeen met die van de smokkelaars.
Hayden confronteert de EU-autoriteiten keer op keer met de getuigenissen die ze van migranten ontvangt. De realiteit is dat achter het ‘progressieve’ vernis de maatregelen van de EU de openlijk racistische en alom veroordeelde grensmuur en detentiecentra voor kinderen van Donald Trump in de schaduw stellen.
Hetzelfde geldt voor de UNCHR, onder wiens neus deze misstanden in Libië plaatsvinden. Het is geen understatement om te zeggen dat dit agentschap van de VN tot op het bot verrot is. Enkele toplui verdienen enorm goed voor het beschimpen van vluchtelingen. Daarbij aarzelen ze niet om aan victimblaming te doen als opgesloten vluchtelingen protesteren tegen hun omstandigheden.
Zelfs als de UNCHR oprecht was in haar missie, hebben we nog steeds het probleem dat de regeringen in de ontwikkelde kapitalistische landen slechts bereid zijn om een symbolische hoeveelheid vluchtelingen op te vangen die de routes volgen die in Haydens boek worden beschreven.
Regeringen, met name die van Italië en Griekenland, gaan zelfs zo ver dat ze activisten en gewone mensen criminaliseren die levensreddende of humanitaire hulp bieden aan migranten tijdens hun gevaarlijke overtocht.
Voor zover je enige inspiratie uit het boek kunt halen, is het de vindingrijkheid van de migranten om zichzelf te organiseren en met Hayden samen te werken om hun verhalen verteld te krijgen, en op kritieke momenten voldoende politieke druk te genereren om zelfs tijdelijke verbeteringen in hun situatie af te dwingen.
Een aantal van de migranten met wie ze vanaf het moment van hun opsluiting in Libië in contact stond, heeft Europa bereikt. Dit betekent niet het einde van hun strijd, want ze moeten zich aanpassen aan een nieuw leven, vaak in de context van een vijandige politieke omgeving, terwijl ze het trauma van alles wat ze jarenlang hebben meegemaakt nog niet volledig hebben verwerkt – om nog maar te zwijgen over de voortdurende scheiding van hun geliefden.
Sinds de publicatie van dit boek is er een golf van anti-migrantenactiviteiten in Ierland. Extreemrechts is tot op zekere hoogte afhankelijk van het ‘anders maken’ van migranten, vooral van gekleurde migranten, in de ogen van het publiek dat ze willen beïnvloeden met hun racistische ideologie. Boeken als dit leveren een belangrijke bijdrage aan het onthullen van de menselijkheid van hen die bereid zijn om alles te riskeren, maar plaatsen deze persoonlijke verhalen ook in hun bredere politieke en institutionele context. Het boek gaat niet in de richting van een politiek programma rond migratie, maar wijst wel op de rol van het wereldwijde systeem van het kapitalisme en zijn instellingen.
-
“Fight the real enemy.” Eerbetoon aan Sinéad O’Connor
Het overlijden van muzikante Sinéad O’Connor, in haar privéleven bekend als Shuhada’ Sadaqat, leidde in Ierland tot veel emotionele eerbetuigingen. Beroemdheden en politici schoven aan bij de duizenden aanwezigen op haar begrafenis in Bray, County Wicklow, op 8 augustus. Op Bray Head verscheen in gigantische letters “Ierland houdt van Sinéad.” Collega-muzikanten prezen O’Connor om haar talent, authenticiteit en moed. Zelfs de in ongenade gevallen Ierse omroeper Ryan Tubridy probeerde zijn imago op te poetsen door te beweren dat hij een hechte vriendschap had met Sinéad.
door Sile (Brussel) uit maandblad De Linkse Socialist
Deze golf van publiek verdriet maakt het moeilijk om ons een tijd voor te stellen waarin Sinéad O’Connor niet bepaald geliefd was in Ierland. Nog niet zo lang geleden was haar naam vaak de pointe van een grap. In de jaren 1990 wogen de protesten van O’Connor tegen machtige instellingen zwaar op haar carrière en haar publieke imago, zowel in Ierland als daarbuiten. Haar nu veelgeprezen ‘authenticiteit’ werkte vaak tegen haar. Bij andere muzikanten is het doorgaans mogelijk om een onderscheid te maken tussen hun publiek imago en hun authentieke zelf. Bij O’Connor daarentegen kon er niets verborgen of achtergehouden worden.
Alles aan haar was een politiek statement. Van haar kaalgeschoren hoofd tot haar live optredens en haar muziek zelf natuurlijk. In deze zin was haar persoonlijke leven een heel eerlijk gegeven. Haar protesten maakten haar berucht, haar muziek maakte haar beroemd en dus doken de media in haar privéleven. Ze vonden genoeg stof. In de jaren 2000 haalde ze steeds weer de roddelbladen met haar mislukte huwelijken, gevechten rond voogdijschap en haar strijd met haar geestelijke gezondheid. Door haar openhartigheid belandde ze van de ene controverse in de andere.
Toen Miley Cyrus in 2013 Sinéad O’Connor aanhaalde als inspiratiebron na de release van haar seksueel provocerende videoclip Wrecking Ball, schreef O’Connor een open brief als reactie aan de jongere zangeres. Daarin waarschuwde ze Miley Cyrus voor uitbuiting door haar producers. Cyrus reageerde op de brief door oude tweets te delen die O’Connor maakte op een moment dat ze mentale gezondheidsproblemen had.
Dit kwam voor #MeToo en voor de aandacht gevestigd werd op de volle omvang van seksuele uitbuiting in de entertainmentindustrie. De adviezen van O’Connor aan Miley Cyrus werden weggezet als achterhaald, als een uitdrukking van de preutsheid van het feminisme van de tweede golf, terwijl de derde golf voor seksuele bevrijding opkwam. In de jaren die volgden, raakten zangeressen als Kesha en Taylor Swift verwikkeld in juridische gevechten om de controle over hun eigen muziek. Het waren dezelfde problemen in de sector waarover O’Connor al sinds eind jaren 1980 sprak.
De meest besproken controverse kwam eerder in haar carrière. In 1992 protesteerde O’Connor in het Amerikaanse programma Saturday Night Live tegen de katholieke kerk. Na een a capella uitvoering van Bob Marley’s ‘War’, met een paar toegevoegde teksten die refereerden aan kindermisbruik, verscheurde O’Connor een foto van Paus Johannes Paulus II terwijl ze zei: “Bestrijd de echte vijand.” De foto van de paus was van haar mishandelende moeder geweest. O’Connor had er een persoonlijk belang bij om te eisen dat het decennialange seksueel misbruik binnen de katholieke kerk door de Ierse staat zou worden aangepakt.
Het zou nog jaren duren voordat de Boston Globe het hele schandaal aan het licht bracht en nog langer voordat de katholieke kerk haar excuses aanbood aan de honderdduizenden slachtoffers. In 1992 leidde de actie van O’Connor tot wereldwijde spot, tot woede van het Ierse publiek en tot vervreemding van grote delen van haar Amerikaanse publiek. Haar moed en helder inzicht werden zowel bij deze als bij andere gelegenheden bewezen. Ze wist dat ze een prijs moest betalen voor haar strijd tegen ‘de echte vijand’ en ze was bereid om die te betalen.
-
Historische staking in Hollywood
Dit jaar liepen de contracten van de schrijvers en acteurs in de Amerikaanse entertainmentindustrie af. Na een koopkrachtcrisis, uitbuitingspraktijken door streamingdiensten en de dreigende effecten van AI op alle kunstdisciplines, waren de eisenpakketten van de schrijversvakbond WGA en acteursvakbond SAG-AFTRA duidelijk en fair.
door Stef (Antwerpen)
De werkgeversorganisatie AMPTP, die bedrijven als Netflix en Disney vertegenwoordigt, wilde er niets van weten. Ondanks een winstcijfer van 28 miljard dollar, werden de eisen grotendeels geweigerd of volledig uitgehold. Het gevolg: sinds begin mei zijn de schrijvers in staking, in juli volgden de acteurs. De grootste onderbreking in de industrie sinds COVID-19 is een feit.
Acteurs: deel van de werkende klasse
Acteurs zijn doorgaans kortstondig in loondienst. Ze krijgen daarnaast beperkte royalties, ‘residuals’ genoemd. De meeste acteurs behoren dus niet tot de toplaag van supersterren die miljoenen per film verdienen. 83% van de leden van SAG-AFTRA verdient met hun werk minder dan 26.000 dollar per jaar, ruim beneden het mediaaninkomen van 41.000 dollar. Het is dan ook gebruikelijk voor Amerikaanse acteurs om een tweede job te hebben. Niet gemakkelijk wanneer contracten acteurs vaak aan één project en locatie kluisteren. De overgrote meerderheid van de acteurs heeft dus dezelfde belangen als andere delen van de werkende klasse. De eerste eis is een loonsverhoging die de inflatie tegemoet komt. De Teamsters, een transportvakbond, spraken zich aan de vooravond van een eigen staking dan ook uit in solidariteit met de acteurs. Aan de acteurspiketten ga je niet makkelijk grote namen spotten, al tonen veel van hen wel hun solidariteit op sociale media of met een donatie aan de stakingskas.
Met zulke lage lonen, rekenen de meeste acteurs op ‘residuals’ uit nieuwe uitzendingen van films of series. Hier wringt het in deze staking vooral bij de streamingdiensten. Daar weigert men transparantie over kijkcijfers. Ze betalen dus een forfaitair bedrag. Zo verdiende een actrice in Stranger Things op een heel jaar tijd slechts 300 euro aan één van de populairste series allertijden.
AI is één van dé strijdpunten in de onderhandelingen. De stakers laken de effecten op hun job en hun beroepstrots. Wraakroepend is dat de grote studio’s aansturen op het gebruik van AI voor het schrijven van scripts terwijl ze eisen voor lagere werkdruk afwijzen. Acteurs kunnen intussen al voorbeelden aanhalen van hun beeltenis die zonder hun medeweten wordt gebruikt als achtergrondvulling in projecten waar ze nooit aan wilden deelnemen. Garanties omtrent het gebruik van dit soort praktijken willen de studio’s niet geven. Veel stakers vrezen voor hun job.
Bastion van ‘wokisme’?
De filmindustrie is zogezegd ‘woke’. Studio’s en entertainmentmultinationals lijken over elkaar heen te vallen om het meest inclusief en divers te lijken. Opvallend dan dat de SAG-AFTRA eisenbundel een heel hoofdstuk “diversity” bevat. Zo klagen ze aan dat het zelfs na Weinstein nog steeds gebruikelijk blijft om intieme scènes zonder professionele begeleiding te filmen. De vakbond eist ook het stopzetten van loondiscriminatie tegen acteurs die niet in de grote entertainmenthubs New York en Californië wonen. DE AMPTP weigerde dat doodleuk. Degelijke make-up voor alle acteurs van kleur? Voor AMPTP is dat enkel onderhandelbaar voor hoofdrolspelers.
De staking toont entertainmentstudio’s die, eerder dan leefbare arbeidsvoorwaarden te garanderen, vooral prioriteit geven aan het aandelenportfolio van hun eigenaars en CEO’s. Om die veilig te stellen, spelen ze het hard. De WGA haalde na onderhandelingen begin augustus aan dat men vooral aan tafel was geroepen om hen voor het blok te zetten, eerder dan naar een akkoord te zoeken. Een studiobons zei het begin juli zo: “Het einddoel is om het te laten aanslepen tot vakbondsleden hun appartementen en huizen beginnen te verliezen.”
-
Gerda Taro: iconische fotojournaliste en politieke militante
Door Sam (Brussel)
Gerda Taro was een iconische oorlogsfotojournaliste en als politiek activiste betrokken bij de naar het marxisme neigende Sozialistische Arbeiterpartei Deutschlands (SAP). Al heel vroeg na de opkomst van het nazisme moest ze Duitsland ontvluchten omdat ze al was gearresteerd vanwege haar politieke militante werk. In Parijs ontmoette ze Robert Capa met wie ze naar Spanje ging om de Spaanse burgeroorlog te documenteren. In 1937 kwam ze in diezelfde oorlog om het leven. Ze was slechts 26 jaar oud.
Je kunt de meeste informatie hierboven heel gemakkelijk op internet lezen, behalve het politiek activistische element. Dat is iets wat de meeste websites liever volledig negeren. Of ze schrijven iets compleet belachelijks, zoals die ene website die zei dat ze Duitsland moest ontvluchten vanwege haar verdediging van het Amerikaanse kapitalisme. Geen idee waar de mensen die dat artikel schreven dat idee vandaan haalden.
Sommigen hebben geschreven dat na Taro’s vroege dood Robert Capa’s foto’s minder interessant werden. Ik wil Capa’s foto’s niet in diskrediet brengen, maar na Taro’s dood gebruikte hij haar foto’s en claimde hij dat het zijn eigen foto’s waren. En het bleek dat veel van de verbazingwekkende en iconische foto’s waar hij zichzelf de eer voor gaf eigenlijk foto’s van Gerda Taro waren. Robert Capa nam foto’s van mannen en portretteerde hen het liefst als helden en negeerde de vrouwen die betrokken waren bij de Spaanse burgeroorlog . Gerda Taro daarentegen wilde een veel realistischer beeld laten zien (het menselijke gezicht in plaats van het heroïsche beeld) en richtte zich veel op de vrouwen die voor de linkse krachten vochten en op de impact van de oorlog op vrouwen.
Veel schrijvers hebben geprobeerd om Taro’s talent en belang in diskrediet te brengen door te zeggen dat ze ‘gewoon Robert Capa’s vriendin’ was en daarmee brachten ze haar in Capa’s schaduw. Tijdens haar leven werd ze ook niet serieus genomen omdat ze een vrouw was. Ze was een pionier door dit te doen en tegelijkertijd was ze moediger dan veel van de mannelijke fotografen. Terwijl veel oorlogsfotografen liever foto’s maakten in veilige omstandigheden ver achter de frontlinie, maakte Gerda Taro haar foto’s terwijl ze zelf in de frontlinie stond met een Rolleiflex of een Leica II met een Elmar 50mm lens.
Men beweerde dat ze tijdens haar leven obscuur was, maar haar begrafenis werd bijgewoond door duizenden mensen, terwijl Giacometti haar grafsteen ontwierp.
Sommigen van jullie hebben misschien nog nooit van Gerda Taro gehoord, maar je hebt zeker haar foto’s gezien. Haar naam en nalatenschap zouden bij iedereen bekend moeten zijn. Ze was één van de grootste oorlogsfotografen.
-
“Rich Men North of Richmond” schopt naar beneden
De virale folksong ‘Rich Men North of Richmond’ van Oliver Anthony steeg naar de top van de Amerikaanse hitlijsten en kwam zelfs voorbij tijdens de debatten van de Republikeinse Partij.
Door Manu Lenihan (Socialist Party, ISA in Ierland)
Oppervlakkig gezien doet het liedje zich voor als een hymne voor de arbeidersklasse, die protesteert tegen de uitbuiting door de ‘Rich Men North of Richmond’. Het werd zelfs vergeleken met het werk van Woody Guthrie en de vroege Bob Dylan.
Ik ben daar niet zo zeker van. Misschien als Bob Dylan midden in ‘Blowin’ in the Wind’ zou vragen: “Hoeveel cheques kan een alleenstaande moeder claimen / Voordat we haar dwingen om te werken?” Misschien als Woody Guthrie, midden in een lied over de Dust Bowl-vluchtelingen, er een couplet aan toevoegt waarin hij zegt dat ze een binnenvallende horde criminelen en bijstandsbedriegers zijn. Zo werden ze destijds door de ‘rijke mannen’ afgeschilderd.
Twee liedjes in één
‘Rich Men North of Richmond’ zou eigenlijk twee plekken op de hitlijst moeten innemen, want het zijn twee liedjes in één, twee songs die elkaar tegenspreken.
In het ene nummer zingt Anthony over overuren met een kloteloon, daklozen die op straat verhongeren en jonge mensen die zelfmoord plegen. Het is allemaal waar en wordt gevoed door de ongelijke en oneerlijke maatschappij waarin we leven. Wie profiteert er van de overuren en het hongerloon? Wie profiteert er van dakloosheid? Anthony wijst met de vinger naar rijke mannen.
Dit soort dingen zeggen socialisten al heel lang – hoewel de conservatieven ons vreemd genoeg nooit zo geprezen of gepromoot hebben als in dit nummer.
Maar dan komen we bij het andere lied. Het wordt al snel duidelijk dat Anthony’s woede niet echt gericht is op rijke mannen. Het is niet gericht op Wall Street of op de kloof tussen de rijken en de armen op het platteland – maar op de steun voor sociale zekerheid en bijstand.
Anthony geeft rijke mannen nauwelijks de schuld – zeker niet de rijke mannen ten zuiden van Richmond die hun rijkdom hebben geërfd van hun vaders en grootvaders die zwarte mensen segregeerden en lynchten. Richmond was de hoofdstad van de Confederatie, het dystopische regime gebaseerd op de heerschappij van de racistische slavenhouders.
Het racistische fabeltje van ‘bijstandprofiteurs’
“We hebben mensen op straat, die niets te eten hebben. En zwaarlijvige mensen maken misbruik van een uitkering.” Zo klinkt het bij Anthony.
De tactiek om (zwarte) bijstandtrekkers de schuld te geven van witte armoede is helaas niets nieuws. Een van de politici die naar Epsteins eiland vloog, Bill Clinton, zette in de jaren negentig het mes in de bijstand. Heeft deze ‘welzijnshervorming’ de situatie voor werkende mensen verbeterd? Nee, het grootste effect was dat mensen met een beperking, zieken, ouderen en onderdrukten meer ‘overuren moesten maken tegen een kloteloon’. Mensen met een uitkering aanvallen is een gigantische owngoal voor de werkenden.
We zijn niet van gisteren. Deze regels stinken naar het fabeltje van de ‘bijstandprofiteurs’, waarbij een walgelijke karikatuur wordt gemaakt, in het bijzonder van arme zwarte vrouwen. Het is niet verbazend dat sekistische en racistische reactionairen als Ben Shapiro de song oppikten.
“Het is een verdomde schande”
‘Rich Men North of Richmond’ is twee liedjes in één. Ten eerste is er de beschrijving van de ellende en verloedering van het vervallen Amerikaanse kapitalisme, met een rauwe uiting van woede over de ondraaglijke omstandigheden. Werkenden en arme mensen kunnen deze omstandigheden veranderen door middel van stakingen en protesten, waarbij ze zich organiseren om uiteindelijk de macht over te nemen van de rijken – of die nu ten noorden, zuiden, oosten of westen van Richmond, Virginia wonen.
Maar het andere lied gaat daar tegenin. Het wijst niet met een beschuldigende vinger naar de rijken, maar slechts naar een deel van de rijken. Daarnaast worden er venijnig uitgehaald naar werkenden en armen. Als we elkaar de schuld geven, is dat een geweldige manier om verdeeld en ellendig te blijven. Dat is ver van de authentieke geest van folk protestsongs en dat is verdomd jammer.