Your cart is currently empty!
Category: Recensies/Cultuur
-
Is de Barbie-film feministisch?
Recensie door Celina, Sarah en Roberta van ROSA Oostenrijk
De kaskraker Barbie-film die momenteel in de bioscopen draait, breekt records aan de kassa en is overal onderwerp van verhitte discussies. De film had na 17 dagen al een omzet van 1 miljard dollar, waarmee Greta Gerwig de eerste vrouwelijke soloregisseur was die een dergelijk record bereikte. Bovenal vinden veel vrouwen en queer personen zichzelf weerspiegeld in de problematische ervaringen van de personages in de film. Conservatieven en rechtse figuren, onder meer in de VS, bestempelen de film als linkse ‘woke’ propaganda. Binnen antikapitalistische linkse kringen wordt neergekeken op de film: ‘Waar is de kritiek op het kapitalisme?’, klinkt het. Mattel slaagde er inderdaad in om recordwinsten te boeken met de film en bijhorende merchandise. Het winstbejag domineert.
Bedrijven als Mattel hebben geen belang bij emancipatie van vrouwen en queer personen. Ze proberen van alles te profiteren, inclusief de nieuwe feministische golf. We vinden echter dat de film tal van positieve elementen bevat en dat het wijdverspreide enthousiasme ervoor niet zomaar van tafel mag worden geveegd.
“Deze Barbie vertelt je over het patriarchaat”
De film toont op sarcastische wijze Barbie’s shock wanneer ze geconfronteerd wordt met de echte wereld buiten ‘Barbieland’. De echte wereld blijkt immers een patriarchale samenleving te zijn die wordt gedomineerd door alledaagse seksuele intimidatie, seksisme, seksualisering en objectivering van menselijke lichamen. Zoals het zo mooi gezegd wordt in de film: “Het is onmogelijk om een vrouw te zijn.” Met andere woorden, onmogelijk om aan alle verwachtingen te voldoen.
In het begin van haar reis verspreidt ze de vrouwelijke solidariteit die ze gewend is in Barbieland. Ze vertelt vrouwen hoe mooi ze zijn en probeert ze te emanciperen. Toch realiseert ze zich al snel hoe de iconische Barbiepop gefaald heeft in het naar het echte leven brengen van de fantasie. De mentaliteitsverandering heeft de beloften niet ingelost. Barbie weet niet hoe dit kon gebeuren. Dankzij Barbie konden vrouwen tegenwoordig toch alles aan… of niet?
Ken, die Barbie’s missie vergezelt en er als een witte goed uitziende mannelijke homo uitziet, is daarentegen verbaasd over het patriarchaat en leert er meer over. In de loop van de film besluit de eeuwig afgewezen Ken om ‘het patriarchaat’ naar ‘Barbieland’ te brengen. Terwijl Barbie de problemen in de echte wereld probeert op te lossen, gaat Ken verder met het overtuigen van alle Barbies in Barbieland om hun hoogvliegende carrières en hun meidenavonden op te geven en zich in plaats daarvan te richten op het dienen en ondersteunen van de creatie en groei van het nieuw opgerichte patriarchaat in Barbieland.
Met de hulp van een echt moeder-dochter duo slaagt Barbie er echter in om de orde te herstellen en te begrijpen waarom de Kens in opstand kwamen. De Kens leefden in een wereld waarin ze alleen bestonden in de schaduw van Barbie. Aan het einde worden ze bevrijd door Barbie’s aanmoediging om op zoek te gaan naar zichzelf. Barbie verontschuldigt zich en geeft toe dat “minder nachten alleen meisjesnachten hadden kunnen zijn.”
Met ironische humor weet de film te verwijzen naar de alledaagse ervaringen van veel vrouwen en gays die onder het kapitalisme leven. In het licht van een zeer door mannen gedomineerde filmwereld, waarin vrouwen vaak alleen worden ‘tentoongesteld’ als objecten, is het niet verwonderlijk dat veel vrouwen zich aangetrokken voelen tot deze film die bewust een dystopische wereld creëert waarin de rollen zijn omgedraaid. Het enthousiasme rond de film weerspiegelt een wijdverbreid verlangen onder veel vrouwen en queer personen dat de realiteit van hun leven daadwerkelijk aan bod komt in de cultuurindustrie. Lange tijd vond deze vorm van perceptie en representatie nauwelijks plaats in de mainstream cinema, maar nu pakken grote filmmaatschappijen deze kwesties steeds vaker op. Feminisme moet gezien worden als een politieke beweging in dialoog met het denken van haar tijd. In de bredere mainstreamcultuur richt de film zich ook tot anti-feministen. Degenen die, ongeacht de zeer reële tekortkomingen van het patriarchaat, vasthouden aan het handhaven van de status quo. Dat doen ze onder meer door een beroep te doen op empathie, door te zeggen dat als mannen erin slagen om de gevoelens, ervaringen en onderdrukking van vrouwen en queer personen te begrijpen en werkelijk te doorgronden, ze in staat zullen zijn om de schade die het patriarchaat aan ons allen toebrengt werkelijk te begrijpen en hopelijk in solidariteit zullen leven zonder iets aan de samenleving te veranderen.
De toe-eigening van de kleur roze en ‘alles wat meisjesachtig is’ is erg goed gelukt in de film en raakt veel kijkers. Zelfs de vijandige tiener die helemaal in het zwart gekleed is, draagt tegen het einde van de film roze. In plaats van een negatieve connotatie, staan deze symbolen in de film voor empowerment voor vrouwen en meisjes. Daarmee wordt het seksistische argument tegengegaan dat meisjes en non-binaire mensen de vrijheid ontzegt om hun eigen beslissingen te nemen. Er was online heel wat seksistische anti-feministische propaganda als reactie op de film. Zo stelde een online reactie: “Om Oppenheimer te begrijpen, moet je kennis hebben van natuurkunde, psychologie, oorlogsvoering, geschiedenis en cultuur. Om Barbie te zien, moet je woke zijn.” Barbie blijkt controversieel te zijn waarbij alle negatieve vooringenomenheid ten opzichte van alles wat als ‘vrouwelijk’ wordt gezien aan de oppervlakte komt. Dit toont eigenlijk vooral hoe diepgeworteld seksisme is.
Het succes van de film en de polarisatie wijzen echter ook op veranderende genderrollen in het bewustzijn van brede massa’s, waaraan zelfs grote bedrijven als Warner Bros en Mattel zich aanpassen. Bedrijven die miljardenwinsten maakten aan de verspreiding van toxische genderrollen, wagen zich nu aan pinkwashing. Ze proberen dit als feminisme in de markt te zetten. Dat leidt tot tegengestelde gevoelens bij ons. We zijn blij dat de realiteit van ons leven een plaats krijgt op het scherm. Culturele representatie is een belangrijke stap om de noodzakelijke mentaliteitsverandering te beïnvloeden. Tegelijk zijn we boos over de pinkwashing. Wij strijden van onderuit en weten dat grote bedrijven geen bondgenoot zijn. Als feministische ideeën nu vertegenwoordigd worden in de mainstream media en door grote bedrijven opgepikt worden, heeft dit te maken met het effect van de feministische protestgolven. De afgelopen jaren was er veel feministische strijd: van Latijns-Amerika tot Polen, van Zuid-Korea tot Iran, strijd voor abortusrechten, tegen geweld en vrouwenmoorden, voor LGBTQIA+ rechten, tegen seksueel geweld en nog veel meer. Deze nieuwe feministische golf drukt een trend uit van radicalisering tegen patriarchale omstandigheden. Deze radicale veranderingen politiseren niet alleen jongeren, maar bredere lagen van de bevolking. Daarom is het grote enthousiasme voor de film, die velen zien als een uiting van hun dagelijkse ervaringen met seksisme, niet verrassend. Het laat zien dat er weliswaar veel is veranderd in het bewustzijn en de houding van mensen, maar dat de werkelijke sociale omstandigheden deze radicale verandering niet weerspiegelen.
De “Manosphere”: anti-feministische reactie
Deze film komt echter ook op een moment van sterke polarisatie. Het is niet verwonderlijk dat conservatief rechts en de “Manosphere”, vooral in de VS, in deze ‘woke’ Barbie een vijand zien. Dat een fictieve film al zoveel verontwaardiging en angst onder conservatieven en rechts kan oproepen, laat zien hoe weinig ‘woke’ het kapitalisme eigenlijk ‘mag’ zijn. Zelfs het beperkte feminisme in de film – met vrouwen aan de top van bedrijven en regeringen, die op gelijke voet met mannen leven en zich vrij kunnen uiten – ligt steeds meer onder vuur.
De rechtse propaganda tegen de film kan in verband worden gebracht met de gestaag groeiende rechts-conservatieve beweging. Niet alleen in de VS is er een terugslag tegen een bredere kijk dan de traditionele binaire visie op gender. Ook in Europa wordt bewust geprobeerd om het binaire concept van gender en het “traditionele” gezin in stand te houden. De verwoestende gevolgen zijn te zien in de aanvallen op abortusrechten, queerrechten, transrechten en rechten van vrouwen en queer werknemers en de arbeidersklasse in het algemeen.
Deze anti-feministische terugslag, vooral tegen de LGBTQIA+ gemeenschap, kan worden verklaard door de angst van de heersende klasse dat deze bewegingen en sentimenten de patriarchale status quo aan het wankelen kunnen brengen. Het zou echter simplistisch zijn om deze anti-feministische reacties op de film simpelweg toe te schrijven aan ‘beledigde mannelijke ego’s’. Als socialistische feministen zien we het patriarchale systeem als een noodzakelijk element van het kapitalisme dat dient om het in stand te houden. Dit systeem uit zich onder andere in de structuren van het gezin, in onderbetaald zorgwerk en de uitbuiting van reproductief werk. De gewelddadige opleving van ultraconservatieve, burgerlijke genderideeën kan in verband worden gebracht met de algemene crisis van het kapitalisme, waarin feministische verworvenheden worden teruggetrokken. Die burgerlijk-conservatieve gendernormen zijn uiteindelijk niet alleen een “cultureel fenomeen”, maar hebben een economische basis die tot uiting komt op sociaal-cultureel niveau. Het wereldwijde kapitalistische systeem bevindt zich momenteel in een diepe crisis. Deze crisis uit zich in grote problemen zoals toenemende ongelijkheid, klimaatverandering, oorlog, maar ook in economische problemen en de ondoorzichtigheid van toeleveringsketens in alle noodzakelijke producten zoals voedsel of textiel. Deze crisistoestand maakt het noodzakelijk om zwaarbevochten feministische verworvenheden in vraag te stellen om de economische winsten van de kapitalistische klasse veilig te stellen.
“Waar is Barbie van de arbeidersklasse?!”
Natuurlijk is er geen kritiek op het kapitalisme in de film, laat staan dat er een verband wordt gelegd tussen patriarchaat en kapitalisme. Geld en winst worden in de hele film niet genoemd. Barbie doet alle jobs, er is Barbie Astronaut, Barbie President, Barbie bouwvakker, maar waar werken ze voor? Krijgen ze een loon? Of werken ze gewoon voor het welzijn van Barbieland? Deze vragen worden niet beantwoord in de film. Het lijkt eerder alsof de tegenstrijdigheden van het kapitalisme, dat ook in Barbieland lijkt te bestaan, op magische wijze zijn verdwenen.
Hetzelfde geldt voor het voorbeeld uit de echte wereld. Het tienermoederduo kan gewoon vluchten voor een onbepaalde duur en dit met een mooie auto, maar zonder werk of school. De mannen in de raad van bestuur van Barbie lijken puur toegewijd aan het handhaven van het patriarchaat, terwijl je zou kunnen stellen dat de reden voor hen om het status quo te handhaven de economische winst en macht is die het hen verzekert. Zelfs de man die het nieuws van Barbie’s ontsnapping aan de machtige bazen vertelt, zou verbitterd moeten zijn in het besef dat hij en vele anderen worden uitgebuit voor de winst en het welzijn van maar heel weinig mensen. Hij sluit zich evenwel aan bij de zoektocht om Barbie terug te brengen naar Barbieland en is ogenschijnlijk blind voor de spot en het sarcastische oordeel dat hij voortdurend van zijn superieuren ontvangt.
Dat de kwestie van het feminisme een centrale economische kern heeft, blijft in andere aspecten verborgen. Waar is de alleenstaande moeder Barbie die met drie jobs de eindjes aan elkaar moet knopen? Waar is verpleegster Barbie die worstelt met lage lonen, personeelstekorten en een burn-out? Waar zijn de Barbies van kleur die dagelijks botsen op racisme en seksisme? Het negeren van het kapitalistisch systeem dat aan de basis ligt van het patriarchaat, waarin mannen de enige kostwinners zijn en onbetaald zorgwerk wordt gebruikt om het in stand te houden, lijkt erg handig voor een film die probeert de verkoop van Barbiepoppen te stimuleren en nieuwe klanten wil aanspreken.
De Kens kunnen van de ene op de andere dag een patriarchaat in Barbieland introduceren en het zo voorstellen als iets dat “bedacht” is door mannen, die in Barbieland ondergeschikt zijn aan Barbie en in de echte wereld worden voorgesteld als dom, onbekwaam en beledigend. Hoe kunnen zulke onderworpen of domme wezens zo’n ingewikkeld onderdrukkend systeem hebben gecreëerd? Een systeem dat zeer reële en schadelijke gevolgen heeft, zoals te zien is in de scène waarin Barbie op straat een klap op haar kont krijgt, een systeem dat elke dag overal vrouwen het leven kost? De schuld geven aan het gekwetste mannelijke ego en de zwakte van mannelijkheid lijkt de enige manier te zijn waarop de film deze fantasie kan creëren zonder het onderdrukkende kapitalistisch systeem te noemen.
Het feit dat het patriarchaat mannen uiteindelijk alleen dingen belooft die het niet kan waarmaken en alleen een illusie van “macht” geeft, komt wel aan bod in de film, onder andere in het gehypete liedje “I’m just Ken”. Ken is een van de meest meeslepende personages in de film. Hij wordt voortdurend gebroken door zijn eigen eisen, is extreem kwetsbaar en ook eenzaam. Deze confrontatie met mannelijkheid opent veel ruimte voor een discussie over waarom het overwinnen van patriarchale rolmodellen en structuren ook in het belang van mannen is. Enkele van de sterkste scènes in de film zijn die waarin we mannen zien huilen, om te laten zien dat ze zwak kunnen zijn. Als je bedenkt dat Barbie dat gedrag niet bespot, voor wie zijn mannen dan ‘macho’s’? Er is ook geen plaats voor alternatieve ideeën over mannelijkheid, zoals die van Alan, die bespot wordt door mannen en vrouwen. Alan probeert te ontsnappen, maar zit uiteindelijk vast in Barbieland, zonder uitzicht op een oplossing.
Dat Barbie een band heeft met de arbeidersklasse is natuurlijk nauwelijks te verwachten. Maar het feit dat bijna alle verbanden buiten het culturele niveau van rolmodellen en seksisme worden weggelaten, wekt de indruk dat patriarchaat alleen een kwestie van culturele houdingen is. De strijd voor bevrijding van toxische rolpatronen, seksisme en andere manifestaties van patriarchale sociale structuren en cultuur is onlosmakelijk en onvermijdelijk verbonden met de strijd tegen het kapitalisme. Deze strijd is wederzijds afhankelijk. Een ‘feministische keuze’ kan niet de oplossing zijn voor het bereiken van alomvattende rechten voor kwetsbare en onderdrukte groepen.
De ‘oplossing’ van de Barbies in de film is om de Kens te psychoanalyseren en ze vrij te laten om te ontdekken wie ze zijn in dit Barbieland. Toch gaat de Hollywoodfilm niet in op het feit dat vrouwen met deeltijdwerk of in lagelonensectoren niet zomaar tegen hun onderdrukking in kunnen gaan. Structurele problemen van vrouwelijke en queer mensen uit de arbeidersklasse kunnen niet worden opgelost door meer onderwijs en opvoeding alleen. Ook al is een feministisch bewustzijn extreem belangrijk voor deze strijd, het moet niet de strijd van het individu alleen zijn. De Barbies creëren een aha-effect door te praten over de structurele onderdrukking die ze ervaren in het nieuw gevestigde patriarchaat. Ze maken het zichtbaar en verspreiden de boodschap dat dit geen leven is dat de moeite waard is om te leven, dat dit geen vrije keuze is. Ze openen de ogen van de Barbies. De film slaagt er heel goed in om te laten zien hoeveel waarde dat eigenlijk heeft. Zien en begrijpen wat iemands onderdrukking betekent. Dat we niet alleen zijn met straatintimidatie, mannen die ons de wereld willen uitleggen, seksisme en geweld. Dit aha-effect is al voor heel veel mensen in de realiteit begonnen en komt juist daarom steeds meer tot uiting in strijd. Dit beseffen is op zich dus niet genoeg.
De film is blind voor het kapitalisme, maar het is opmerkelijk dat dit verhaal in de mainstream cultuur doorbreekt. Veel vrouwen en queer personen zagen dat het bij deze film oké was om volledig in het roze gekleed te gaan zonder daarvoor met de vinger gewezen te worden, dat het oké is om Barbie cool te vinden en we werden herinnerd aan onze kindertijd. Het is iets waar velen van ons voor bespot werden toen we kinderen waren. Velen van ons zagen deze filmervaring als een klein moment van empowerment, onderlinge solidariteit en zusterschap – een element dat ook steeds weer terugkomt in de film, bijvoorbeeld wanneer Barbie in de echte wereld op straat aan een oudere vrouw met een fonkelend roze haarbandje vertelt hoe mooi ze is. We willen vechten voor een wereld waarin dit gevoel alomtegenwoordig is, waarin we zonder angst kunnen leven en ons leven ten volle kunnen leven – weg van gender- en schoonheidsnormen, uitbuiting en onderdrukking. Uiteindelijk realiseert Barbie zich, ondanks de tegenslagen in de echte wereld, dat haar werk in Barbieland erop zit, terwijl de strijd in de echte wereld nog niet voorbij is en ze daar deel van moet uitmaken. Ze besluit mens te worden. We vechten tegen echte, ondraaglijke omstandigheden, tegen dagelijks geweld en de bedreigingen van ons leven door seksisme, racisme en kapitalisme. We doen dit omdat we geen andere keuze hebben.
-
MeToo Metal: Rammstein en seksistisch- en seksueel geweld
De Duitse band Rammstein speelde drie concerten in Brussel op 3, 4 en 5 augustus, terwijl leadzanger Till Lindemann door meerdere vrouwen is beschuldigd van aanranding. Dit leidde niet tot protest, zoals in Wenen (waar Campagne ROSA op het protest aanwezig was). Wel was er heel wat debat.
Artikel door Brune vanop Campagnerosa.be
TW: seksueel geweld, fysiek geweld
Het schandaal begon toen een jonge fan uit Noord-Ierland, Shelby Lynn, Lindemann ervan beschuldigde haar zonder haar medeweten te hebben gedrogeerd en seksueel te hebben misbruikt aan de zijlijn van het eerste concert van de tournee, in Vilnius, op 20 mei. Sindsdien zijn de beschuldigingen steeds verder toegenomen, met een nieuwe getuigenis van een jonge Oostenrijkse fan, Beate H. (niet haar echte naam), die door Lindemann werd geslagen nadat ze zijn toenaderingspogingen had geweigerd.
Het Rammstein-systeem
Het “Rammstein-systeem” dat is opgezet door Lindemann, maar ook wordt ondersteund en gefaciliteerd door zijn entourage, bestaat uit afterparty’s waar drugs en alcohol worden aangeboden aan jonge fans tijdens concerten, met name door een “ronselaar” maar ook via sociale netwerken. Ze worden uitgenodigd om Lindemann te ontmoeten in een VIP backstage ruimte, gescheiden van de rest van de zaal.
Alles werd in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat de genodigden geen ‘nee’ konden zeggen als ze eenmaal in de kamer waren: getuigenissen vermeldden het gebruik van de ‘spiking’ methode (drugs in iemands drankje doen zonder dat die persoon het wist) om de cognitieve capaciteit te verminderen, de aanwezigheid van beveiligingspersoneel dat mensen verhinderde de kamer te verlaten, groepsdruk, de isolatie van jonge slachtoffers die zonder vrienden kwamen te zitten, enz. Voor veel getuigen veranderde wat een moment had moeten zijn om hun idool te ontmoeten in een absolute nachtmerrie.
Een cultuur van geweld en misogynie
Lindemann staat niet alleen in zijn predatorische gedrag: in een interview dat gepubliceerd werd in de Duitse kranten NDR en Süddeutsche Zeitung, beschuldigden twee vrouwen de toetsenist van de band, Christian ‘Flake’ Lorenz, van seksueel misbruik. De beschuldigingen dateren uit de jaren 1990 en begin 2000.
Rammstein staat als band sinds hun oprichting ook bekend om hun voorliefde voor provocatie: het gebruik van geweld, seks/porno en verwijzingen naar nazi’s in hun video’s, wat in de loop der jaren voor veel controverses heeft gezorgd.
Lindemanns gedichten/songs zoals ‘Wenn du schlafst’ (When you sleep 2020), Platz Eins (2020), Ach so gern (2019) geven ook scènes van seksueel geweld weer en schetsen een zeer duister portret van de zanger, waarin toestemming niet bestaat. In When you sleep: “I like to sleep with you when you sleep And when you don’t move at all (…) Some Rohypnol in the wine And you can’t move anymore (…)”. I like to sleep with you when you sleep And when you don’t move at all (…) Some Rohypnol in the wine And you can’t move anymore (…)”.
Reacties
Rammstein-drummer Christoph Schneider heeft in een Instagram-post afstand genomen van de zanger. Hij geeft toe dat er “slechte dingen” zijn gebeurd rondom Lindemann, maar dat “ik denk niet dat er iets is gebeurd dat verboden is, of in ieder geval heb ik het niet gemerkt”. De andere leden proberen te zeggen dat ze het niet wisten, of dat alleen Lindemann het probleem was, terwijl iedereen wist wat er aan de hand was, en dat al tientallen jaren wist.
Aan de andere kant zijn er stemmen in de metalwereld die het gedrag van Lindemann en Rammstein aan de kaak stellen: de bassist van Brutus heeft zich bijvoorbeeld uitgesproken tegen het feit dat Rammstein zonder problemen 3 keer kan optreden. Het is duidelijk een kwestie van geld, want er staat financieel enorm veel op het spel bij deze tournee.
Het Openbaar Ministerie in Berlijn heeft een onderzoek geopend “naar vermeende seksuele overtredingen en het verspreiden van drugs”. Naar verluidt worden er na de concerten geen feestjes meer georganiseerd, maar is dat wel zo? Volgens getuigen is Lindemanns ronselaar nog steeds op zoek naar jonge meisjes voor hem.
Acties
Rammstein sluit hun tournee af in Brussel, maar elk concert gaat gepaard met oproepen tot boycots en demonstraties.
Een protestactie in Berlijn bracht 300 mensen samen om te protesteren tegen de organisatie van de concerten van de groep in de Duitse hoofdstad. Met Campagne ROSA namen we deel aan een actie in Wenen in Oostenrijk die door meer dan 2.000 mensen werd bijgewoond (zie foto).
#Metoo Metal
Dit is niet de eerste keer dat er zo’n schandaal uitbreekt in de metalwereld. De Marylin Manson -affaire van twee jaar geleden veroorzaakte een golf van misogynistische reacties over de slachtoffers van misbruik op sociale netwerken.
Op maandag 1 februari 2021 verbrak actrice Evan Rachel Wood haar jarenlange stilzwijgen en beschuldigde publiekelijk haar voormalige partner Brian Warner – ook bekend als Marilyn Manson – van misbruik tijdens hun relatie eind jaren ’00. Vrijwel onmiddellijk deelden verschillende andere vrouwen hun eigen ervaringen met misbruik door de zanger, terwijl Wood’s oorspronkelijke Instagram-post een golf van steun en solidariteit veroorzaakte van onder andere Warner’s ex-verloofde Rose McGowan en Limp Bizkit-gitarist Wes Borland.
Maar dit alles had ook een keerzijde. Woods post leidde tot een heel ander verhaal, variërend van verkeerde informatie tot regelrechte misogynie. Toen Metal Hammer het verhaal destijds op hun sociale media plaatste, bevatten de reacties vermoedens over de waarheidsgetrouwheid van de beweringen, victim blaming en een verontrustende hoeveelheid “gelach”, terwijl anderen benadrukten dat Manson de beschuldigingen in een verklaring ontkende.
De affaire Depp/Heard heeft ook tot ongekende vrouwenhaat geleid, dit keer in de filmindustrie (hoewel Depp ook bekend is in de muziekwereld met zijn band Hollywood Vampires). De DARVO-methode (Deny, Attack, and Reverse Victim and Offender) van Depp lijkt de weg te zijn die Lindemann wil volgen om zichzelf te verdedigen, door alle beschuldigingen te ontkennen en het slachtoffer te spelen.
Seks, drugs en Rock & Roll = seksuele bevrijding?
Dat is het motto van rocksterren, vooral in de jaren 60 en 70. The Rolling Stones, Led Zeppelin, Bob Dylan, David Bowie, Aerosmith…. Gevallen die vandaag aan het licht komen en die niet in goede aarde vallen: de befaamde seksuele bevrijding van die tijd betekende niet voor iedereen hetzelfde. Voor sommigen betekende het dat ze relaties konden hebben met minderjarigen zonder in de problemen te komen met de wet (dat toen al strafbaar was). Voor heel jonge meisjes (soms 12 of 13) betekende het toegang hebben tot hun idolen, terwijl ze deden alsof ze ‘geëmancipeerd’ waren.
Maar in een maatschappij die gestructureerd is rond klasse, macht en hiërarchie bestaat echte emancipatie niet, vooral niet voor de meest kwetsbaren. Echte toestemming wordt vervangen door valse ideeën van seksuele bevrijding (het ‘recht’ om ja te zeggen, maar niet het recht om nee te zeggen), wat een vaag concept blijft dat onder het tapijt wordt geveegd als het niet past bij de clichés die deze rocksterren uitdragen.
Echte toestemming vereist economische en dus sociale emancipatie. Nee zeggen betekent de macht hebben om nee te zeggen. Toen waren we er duidelijk nog niet, en nu nog steeds niet, gezien de recente schandalen, hoewel de huidige feministische beweging deze kwestie tenminste aan de kaak stelt. De Lindemanns, Mansons, Depps en Polanski’s van deze wereld worden aan de kaak gesteld voor wat ze zijn: systemische misbruikers.
Machtsmisbruik = het kapitalistisch systeem
Evan Rachel Wood had gelijk om zich uit te spreken tegen de ongebreidelde vrouwenhaat in de industrieën die talloze andere roofzuchtige mannen de kans hebben gegeven en nog steeds geven. Seksisme en misbruik zijn schering en inslag in de hele maatschappij, vooral onder de rijken, machtigen en beroemden, en vooral tegenover jonge en kwetsbare vrouwen, meisjes en LGBTQIA+ personen.
Hoe kunnen we een einde maken aan gendergerelateerd geweld in een samenleving die zo schandalig ongelijk is en waar de plaats van de vrouw is om geobjectiveerd te worden?
Achter dit gendergerelateerd geweld schuilt het kapitalisme: de rechten van vrouwen en LGBTQIA+ personen staan over de hele wereld onder druk. In de Verenigde Staten zijn de abortusrechten beperkt. Seksisten en misbruikers zoals Jeff Hoeyberghs en Johnny Depp vinden weerklank bij de media. Laten we blijven vechten! Crises voeden onderdrukking. We moeten overgaan van het zichtbaar maken van het probleem naar het bestrijden van de oorzaken ervan!
Geen kapitalisme zonder seksisme! Socialistisch feminisme, noodzakelijker dan ooit!
-
Recensie. “Eldorado: Everything the Nazis Hate” geregisseerd door Benjamin Cantu
De nieuwe documentaire ‘Eldorado: Everything the Nazis Hate’ op Netflix gaat over het ogenblik tijdens de Duitse Weimarrepubliek (1918-1933) waarin er een opening was voor een aantal vrijheden voor gay mensen. Er was een moment waarop die openlijker konden leven dan bijna overal elders op aarde het geval was. Deze toegenomen vrijheid bestond naast de gelijktijdige opkomst van de nazi’s, die met hun machtsovername een abrupt en brutaal einde maakten aan die vrijheden, met als hoogtepunt de genocide op homo’s tijdens de Holocaust.
Recensie door Conor Payne (Socialist Party, ISA in Ierland)
Tegenstrijdigheden van het Weimar-regime
De documentaire toont het leven van een aantal bezoekers van Eldorado, een van de vele queer ontmoetingsplaatsen in Berlijn in die tijd. Wat er in de Weimarrepubliek bestond, was geen bevrijding maar een ongemakkelijke tolerantie. De wet tegen mannelijke homoseksualiteit, paragraaf 175, bleef van kracht, maar rechtbanken eisten een zware bewijslast vooraleer deze wet werd toegepast. Tegelijkertijd hield de politie ‘roze lijsten’ bij van bekende homo’s, die later onder het naziregime gebruikt werden.
Transpersonen kregen medische passen van het Instituut voor Seksuele Wetenschap van Magnus Hirschfeld, waardoor ze in het openbaar konden bestaan zonder lastig gevallen te worden door de politie. Cruciaal is dat deze tolerantie door LGBTQ+ mensen werd gebruikt om een bloeiend queer leven te creëren, vooral in Berlijn. Een belangrijk onderdeel hiervan was het instituut van Hirschfeld dat een pioniersrol vervulde op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheidszorg en voorlichting, en dat zijn LGBTQ+ patiënten bevestigde. Het einde van de officiële censuur maakte de ontwikkeling van een queer pers mogelijk, inclusief specifieke publicaties voor homo’s, lesbiennes en transgenders.
Dit alles bestond naast zijn tegenpool, de snel opkomende nazi-beweging. Deze tegenstelling wordt onderzocht aan de hand van Ernst Röhm, een vooraanstaande nazi die aan het hoofd stond van de paramilitaire vleugel van de nazi’s, de SA. Deze miljoenenorganisatie speelde een belangrijke rol in het aan de macht komen van het fascisme. Röhm stond erom bekend dat hij homoseksueel was en deed weinig moeite om dat te verbergen. De hypermannelijke cultuur van deze fascistische straatvechtersorganisatie, die alleen uit mannen bestond en die werd gebruikt om terreur uit te oefenen tegen Joden, de arbeidersbeweging en links, maakte het ironisch genoeg mogelijk dat sommige van haar leidende figuren homoseksualiteit tolereerden.
Deze documentaire geeft een fascinerend inzicht in het leven van homoseksuele mensen die (destijds) een ongekende vrijheid ervoeren, snel gevolgd door een ongekende onderdrukking. Hoewel we niets meemaken dat vergelijkbaar is met het aan de macht komen van de nazi’s, doet de film toch griezelig denken aan het huidige rechtse verzet tegen LGBTQ+ rechten.
Onvolledig beeld maar belangrijke waarschuwing
Eldorado geeft een te beperkt beeld om echt te verklaren hoe zulke snelle veranderingen plaatsvonden. Het suggereert dat een massa gewone Duitsers buiten de grote steden zich ongemakkelijk voelde bij het tempo van de veranderingen. Hoewel ongetwijfeld veel mensen conservatieve opvattingen bleven houden over deze kwesties, kwam de toegenomen vrijheid van de Weimar-periode in deze periode niet uit de lucht vallen. Het is moeilijk voor te stellen dat dit gebeurde zonder de Duitse revolutie, die een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog en het Duitse keizerrijk, dat werd gedomineerd door een ultraconservatieve en militaristische heersende elite.
Deze revolutie, die niet vermeld wordt in de documentaire, werd gedreven door de massa van de gewone mensen uit de arbeidersklasse in Duitsland. Ze dreigde de hele kapitalistische sociale orde ten val te brengen.
De Weimarrepubliek werd niet geleid door revolutionairen, maar door degenen die deze revolutie hadden verraden en die het kapitalisme in Duitsland hadden gered, waaronder de leiding van de Sociaaldemocratische Partij SPD. Toch werd het nieuwe bewind gedwongen om de druk van de machtige arbeidersbeweging in bepaalde opzichten te weerspiegelen – onder andere door het einde van de censuur, meer wettelijke rechten voor vrouwen enz. Deze veranderde atmosfeer was de context die het mogelijk voor gay mensen mogelijk maakte om door te breken en hun eigen ruimtes te creëren waar ze openlijk konden bestaan.
Voor analyses van LGBTQ-fobie, fascisme of de strijd voor queer bevrijding moeten we elders kijken. Toch biedt Eldorado een interessante blik op de queer geschiedenis en brengt het een waarschuwing voor de onzekerheid van de rechten die we afdwingen.
-
Postuum. Sinéad O’ Connor, Shuhada’ Sadaqat (1966-2023)
Door Aislinn O’ Keeffe (Socialist Party, ISA in Ierland)
Er is geen combinatie van woorden die de geest van Sinéad O’Connor, in haar persoonlijke leven bekend als Shuhada’ Sadaqat, kan bevatten. Zelfs nu de pers zich haast om bijvoeglijke naamwoorden te bedenken om haar te beschrijven, vallen die in haar schaduw in het niet. Toch zullen we proberen haar in woorden te eren.
In tegenstelling tot velen in de publieke belangstelling, stonden woorden en daden voor Sinéad niet los van elkaar. Als Sinéad woorden gebruikte, waren ze een middel om verandering in de wereld teweeg te brengen en gingen ze altijd gepaard met actie. Haar grootste medium was haar stem. Zowel in haar kunst als in haar leven gebruikte ze beide om “de moeilijke gesprekken op gang te brengen die gevoerd moeten worden.” In haar hart was ze een activiste en haar muziek was haar grootste instrument.
Toen de 19-jarige Sinéad het kantoor van platenmaatschappij Ensign binnenliep, was haar ongelooflijke stem en talent, in combinatie met haar kleine gestalte en verbluffende schoonheid, de natte droom van de muziekindustrie. Ze maakte echter al snel korte metten met de seksistische visie die het bedrijf op haar had. Toen er pogingen werden gedaan om haar te ‘vervrouwelijken’ en haar onder druk te zetten om jurken en make-up te dragen, liet ze haar autonomie gelden door haar haar helemaal af te scheren, tot grote ontsteltenis van de mannelijke leidinggevenden. Later merkte ze met haar karakteristieke gevatheid op dat ze wilde bewijzen dat “ik de enige auteur van mijn eigen lot was, ondanks het feit dat ik een vrouw ben.” Sinéad liet haar hele leven consequent haar menselijkheid gelden en ze werd er hard voor gestraft.
Misschien zal Sinéad uiteindelijk het meest herinnerd worden om haar vriendelijkheid, diepe empathie en liefde voor de mensheid. Het is duidelijk dat dit de drijvende kracht in haar leven was. Ze was niet een van die beroemdheden met miljoenen dollars die de minder bedeelden opriepen om het weinige dat ze hadden aan liefdadigheid te schenken, in plaats daarvan gaf ze miljoenen van haar eigen geld weg om mensen in nood te helpen.
Sinéad begreep echter dat de zaken die ze voorstond systemische wortels hadden en ze was niet tevreden met alleen maar liefdadigheid. In plaats daarvan vocht ze voor verandering en om de structurele oorzaken van onderdrukking en armoede aan te pakken. Ze nam het op tegen de katholieke kerk, de staatsinstellingen en de hebzucht van bedrijven. Vrouwen, mensen van kleur, de LGBTQ+ gemeenschap, onderdrukte groepen en de werkende klasse zullen haar altijd dankbaar blijven om haar activisme en unieke toewijding aan gerechtigheid en gelijkheid. Onder de mensen en doelen die ze steunde bevonden zich transvrouwen, abortusrechten, Black Lives Matter, vrouwenrechten, vluchtelingen, Travellers en ze verzette zich fel tegen armoede.
Een opmerking die vaak wordt gemaakt is dat ze niet bang was om de waarheid te vertellen, alsof ze van teflon was gemaakt. Een fragment uit haar toespraak tijdens een protest voor abortusrechten doorprikt dit verhaal. Haar handen trillen, maar toch houdt ze een krachtige toespraak waarin ze het opneemt tegen de instellingen van de staat. Dit is een vrouw die van jongs af aan gestraft en mishandeld werd omdat ze gewoon bestond, en specifiek omdat ze een meisje was in de katholieke theocratie van Ierland. Op volwassen leeftijd werd ze voortdurend belachelijk gemaakt en gepest door de pers, zoals veel vrouwen in de publieke belangstelling. Het is niet waar dat ze niet bang was om zich uit te spreken, de waarheid is dat ze doodsbang was, maar toch koos ze ervoor om een stem te zijn voor de meest onderdrukten en uitgebuitenen, om de waarheid naar voren te brengen, ten koste van zichzelf.
Vanaf het moment dat ze een foto van paus Johannes Paulus II verscheurde, maakten de traditionele media Sinéad tot mikpunt van spot en gingen ze tot het uiterste om haar in diskrediet te brengen door haar als ‘krankzinnig’ te bestempelen. Deze campagne duurde haar hele leven en gaat zelfs door na haar dood. De afgelopen dagen werd ze in veel publicaties ‘problematisch’ en zelfs ‘grillig’ genoemd, waarbij gemakshalve werd verzwegen dat de bron van veel van haar problemen de media zelf waren. Het is een veelgebruikte tactiek van machtige instellingen om wie de waarheid zegt in diskrediet te brengen en hun boodschap te saboteren. Het is geen verrassing dat dit meedogenloze pesten een enorme tol eiste van haar. In de afgelopen jaren werd ze gediagnosticeerd met Complexe posttraumatische stressstoornis. Toch bleef ze onverstoorbaar. Ze maakte haar gevoelens over de mainstream media duidelijk. In een brief uit 1994 aan Piers Morgan schreef ze: “Het enige waar jouw krant goed voor is, is het afvegen van mijn kont.”
Veel prominenten hebben 140 tekens gevuld met hun mening over Sinéad, hoewel velen van hen het niet eens waren met haar boodschap en de manier waarop ze die bracht. Sinéad was niet gebonden aan ‘respectabele’ politiek of tactieken die de machtigen een comfortabel gevoel gaven. Velen zullen het veilig vinden om haar na haar dood te omarmen, omdat ze het gevoel hebben dat ze niet langer een bedreiging vormt voor hun macht. Velen zullen zelfs financieel profiteren van haar dood.
Maar wie denkt dat haar macht in haar dood is afgenomen, heeft het mis. Sinéad O’Connor heeft verschillende generaties mensen geïnspireerd, en zal dat blijven doen. Ze zet hen aan om activist te worden en onverbloemd te vechten tegen onderdrukking en uitbuiting. Haar activisme vindt nog steeds weerklank nu we geconfronteerd worden met voortdurende strijd in het kielzog van toenemende extreemrechtse bedreigingen en kapitalistische onrust. Sinéad’s muziek zal de soundtrack van onze bewegingen vormen en haar strijdkreet zal blijven weerklinken – “vecht tegen de echte vijand”.
-
‘Black Marxism’ van Cedric Robinson. Een zeer misleidend verhaal
Het boek Black Marxism van Cedric Robinson heeft een groot aantal academici en activisten beïnvloed. Maar zoals Steve Edwards uitlegt, is de titel misleidend. In werkelijkheid is het een aanval op het marxisme. Robinson voert een aantal argumenten aan die onjuist zijn en beantwoord moeten worden, waaronder zijn bewering dat de wortels van het racisme in Europa duizenden jaren teruggaan en dat het marxisme “eurocentrisch” is. Uiteindelijk wijst dit boek degenen die racistische onderdrukking willen bestrijden in de verkeerde richting. ISA is van plan om meer materiaal te publiceren over hoe marxisten onderdrukking bestrijden en hoe dat verschilt van de benadering van Robinson en mensen die een vergelijkbaar standpunt innemen.
Artikel door Steve Edwards (Socialist Alternative, ISA in de VS) uit het magazine ‘Socialist World’
In een interview met Showtime in juli 2020 zei de hiphopartiest en activist Noname: “Vaak wordt er enkel gepraat over kapitalisme. Maar er is een zwarte radicale traditie die echt ingaat op hoe racistische praktijken geworteld zijn in dit systeem. Als we het over kapitalisme hebben, is het goed om het over raciaal kapitalisme te hebben.”
Het boek “Black Marxism: The Making Of The Black Radical Tradition” van wijlen professor Cedric Robinson werd oorspronkelijk gepubliceerd in 1983 tijdens de eerste ambtstermijn van de rechtse regering-Reagan, toen de Koude Oorlog werd opgedreven en de bewegingen van de jaren ’60 en ’70 op hun retour waren. Heruitgegeven in 2000 met een nieuw voorwoord door geschiedenisprofessor Robin D G Kelley, is het nu bekend onder een brede laag activisten. Het gebruik van de uitdrukking “raciaal kapitalisme” lijkt een echo te zijn van de bekende uitspraak van Malcolm X: “Er is geen kapitalisme zonder racisme.”
In 2020 gingen meer dan 25 miljoen mensen de straat op tegen racisme en politiegeweld. Professor Kelley gaat er prat op dat elke organisatie die daarbij betrokken was, beïnvloed is door dit boek. De beweging heeft slechts verwaarloosbare resultaten geboekt. Toch blijven de ngo’s waarover Kelley het heeft de Democratische politici steunen, zelfs terwijl die hun sponsors bij de grote bedrijven verzekeren dat ze nooit of te nimmer voor ‘defund the police’ opgekomen zijn.
Het is nog nooit zo belangrijk geweest om een politieke analyse te vinden die ons wapent om racisme en kapitalisme te bestrijden. Afgaande op de titel zouden velen verwachten deze te vinden in ‘Black Marxism’. Het boek is echter in feite een frontale aanval op het marxisme, terwijl Robinsons “zwarte radicale traditie” een mystiek concept blijkt te zijn dat geen uitweg biedt.
Een mystiek concept
Lezers die de voorwoorden en inleidingen overslaan, vinden pas halverwege het boek een uitleg van de zwarte radicale traditie, maar de wereldvreemdheid ervan is meteen duidelijk: “Dit was een revolutionair bewustzijn dat voortkwam uit de hele historische ervaring van zwarte mensen en niet alleen uit de sociale formaties van de kapitalistische slavernij of de productieverhoudingen van het kolonialisme… de focus lag altijd op de structuren van de geest. Haar epistemologie kende suprematie toe aan de metafysica, niet aan de materie… Tenslotte waren het de zwarte mannen en vrouwen die zich verzetten tegen de slavernij, als een opkomend Afrikaans volk en niet als slaven.” (Black Marxism pp. 169-170)
In dezelfde geest vat Robinson de vroege slavenopstanden op als “het afzien van het feitelijke zijn voor het historische zijn; het behoud van de ontologische totaliteit die door een metafysisch systeem wordt toegekend” waarin “nederlaag of overwinning een interne aangelegenheid was.” (BM p. 168)
Dit lijkt meer op een escapistische droom dan op een plan voor vrijheid, en in 2012 zei Robinson dit tegen een publiek van studenten: “Het gaat over een soort verzet dat aan het eind geen triomf of overwinning belooft, alleen bevrijding. Geen mooi pakket aan het eind, alleen dat je vrij zou zijn. Alleen de belofte van bevrijding, alleen de belofte van bevrijding!”
Dit zou strijders tegen slavernij zoals Nat Turner, Harriet Tubman of Frederick Douglass zeker hebben verbijsterd. Of Dr. King, die erop wees dat het recht om dezelfde restauranttafel te zitten niets oplevert als je je het eten niet kunt veroorloven.
De Bijbel keurt slavernij goed: Waarom Aristoteles erbij halen?
De eerste helft van het boek gaat niet over Afrika of Amerika, maar over Europa. Professor Kelley stelt dat Cedric Robinson “de geschiedenis van de opkomst van het Westen vanaf de oudheid tot halverwege de twintigste eeuw herschrijft” en daarbij “een vernietigende kritiek levert op het Westerse marxisme en zijn onvermogen om het raciale karakter van het kapitalisme en de beschaving waarin het werd geboren te begrijpen, of de massabewegingen buiten Europa.” De herschrijving blijkt een bijna onherkenbare herbewerking van de Europese geschiedenis te zijn, opgebouwd rond de bewering dat de Westerse samenleving al sinds de oude Griekse filosoof Aristoteles raciaal geordend is. Het bevat geen origineel onderzoek, maar rijgt citaten aan elkaar uit een veelheid aan bronnen, van debatten tussen historici uit het verleden tot teksten op universitair niveau.
Robinsons bron om racisme terug te voeren tot Aristoteles was waarschijnlijk een artikel uit 1974 van de zwarte pedagoge Mavis Campbell, die liet zien hoe bepaalde passages in Aristoteles’ werk “Politiek” werden gebruikt door schrijvers uit de late middeleeuwen en vroege Renaissance, en vervolgens door 19e-eeuwse zuidelijke slavenhouders om slavernij te rechtvaardigen. Campbell noch Robinson onderzoeken het gat van 1500 jaar tussen Aristoteles en de Renaissance. Campbell volgt de zuidelijke planters in het projecteren van moderne racistische ideeën op het oude Griekenland, maar Robinson maakt een enorme sprong over dit alles heen door te beweren dat omdat Marx Aristoteles als denker respecteerde, Marx daarom ook een racist moet zijn geweest die niets om slaven gaf.
“Er was een duidelijke genealogie en een opvallende parallel tussen Aristoteles’ behandeling van slaven en slavernij en die van Marx (…) Marx geloofde dat hun rol in de kapitalistische productie een gênant overblijfsel was van een prekapitalistische, oude productiewijze, die hen diskwalificeerde van historische en politieke invloed in de moderne wereld. En dit is niet het enige bewijs dat Marx wezenlijk beïnvloed was door Aristoteles.” (BM p. xxix).
Robinson maakt de bizarre bewering dat Marx het kapitalisme zag als een rationeel systeem: “Marx stelde zich een coherente ordening der dingen voor (…) Voor Marx bestond het kapitalisme uit een geometrisch geheel waarvan de elementaire en vaak verborgen kenmerken (prijs, waarde, accumulatie en winst) met rekenkundige middelen en zekerheid konden worden ontdekt.” (uit het voorwoord van Robinson uit 2000, BM p. xxviii) En nog: “Kapitalisten, als de architecten van dit systeem, hebben nooit de samenhang van structuur en organisatie bereikt die de belofte was geweest van het kapitalisme als objectief systeem.” (BM p. 2)
Geen enkele marxist heeft ooit beweerd dat het kapitalisme een ‘objectief systeem’ was, gepland door kapitalistische ‘architecten’. Integendeel, Marx laat zien dat de kapitalisten zelf hun systeem niet begrijpen en het niet kunnen beheersen. Het is omdat dit oncontroleerbare, uitbuitende, irrationele systeem al onze levens in gevaar brengt, dat marxisten vechten om het te vervangen door een rationele, democratisch geplande socialistische wereld.
In hoofdstuk 6 gaat Robinson verder met het afschilderen van Marx als een apologeet voor het kapitalisme die “slavernij zal als onderdeel van de fase van de ontwikkeling van het kapitalisme die hij karakteriseerde als ‘oorspronkelijke accumulatie’ om te benadrukken dat de dominante kapitalistische productiewijze weinig verantwoordelijkheid droeg voor de productie en reproductie van de menselijke materialen die zij in dit aspect beheerste.” (BM p. 121).
Marx, die de slavernij uitgebreid bestudeerde, karakteriseerde de slavenhouders van het Zuiden van de VS echter expliciet als kapitalisten. Wat betreft de “oorspronkelijke accumulatie”, vroege kapitalistische apologeten hadden deze uitdrukking gebruikt om de oorsprong van hun systeem niet uit te hoeven leggen; in de passage waar Robinson een voetnoot bij plaatste, vulde Marx de lege plekken op met woeste ironie:
“De ontdekking van de goud- en zilverlanden in Amerika, de uitroeiing en onderdrukking van de inheemse bevolking en haar opsluiting in de mijnen, de beginnende verovering en plundering van Oost-Indië, de verandering van Afrika tot een gebied voor de handelsjacht op de zwarte bevolking vormden de dageraad van het tijdperk der kapitalistische productie. Deze idyllische gebeurtenissen zijn de voornaamste elementen van de oorspronkelijke accumulatie.”
De rol van Marx in de strijd tegen slavernij
Marx begroette John Browns inname van Harper’s Ferry en een daaropvolgende slavenopstand in Missouri als “het meest gedenkwaardige dat vandaag in de wereld gebeurt.” Hij wilde dat Lincoln van de burgeroorlog een revolutionaire oorlog zou maken door de slaven te bevrijden en door zwarte regimenten op te richten, ruim voor de proclamatie van de emancipatie.
Marx en zijn kameraad Friedrich Engels speelden ook een leidende rol in de campagne om Britse arbeiders over te halen het Noorden te steunen en Groot-Brittannië ervan te weerhouden de Confederatie te helpen. Het Noorden blokkeerde zuidelijke havens om de export van door slaven geproduceerd katoen te voorkomen. Marx, Engels en anderen organiseerden massabijeenkomsten van arbeiders die zich verzetten tegen elke Britse interventie aan de kant van de Confederatie, ondanks het feit dat arbeiders in de textielindustrie honger leden door een gebrek aan werk dat werd toegeschreven aan de blokkade. Deze zelfopofferende en internationalistische houding was een belangrijke factor in het tegenhouden van de interventie van de Royal Navy.
Het vermelden van deze bewegingen en Marx’ rol daarin zou Robinsons valse en reactionaire bewering ondermijnen dat Europeanen van nature racistisch zijn – een bewering die de schuld voor het kwaad van het kapitalisme op de slachtoffers afschuift en impliceert dat eenheid van de arbeidersklasse onmogelijk is.
Wat is de oorsprong van racisme?
Robinson definieert nooit wat hij onder racisme verstaat. In plaats daarvan gaat hij ervan uit dat zijn lezers zullen meegaan in de veronderstelling dat alle verschillen of vooroordelen op basis van taal, religie of etniciteit racistisch zijn. Met andere woorden, hij projecteert culturele markeringen uit het racistische, kapitalistische Amerika van de 20e eeuw op eerdere perioden in de geschiedenis alsof ze altijd dezelfde betekenis hebben gehad.
In hoofdstuk 1 beweert Robinson: “Raciaal kapitalisme: het niet-objectieve karakter van kapitalistische ontwikkeling. De historische ontwikkeling van het wereldkapitalisme werd op een zeer fundamentele manier beïnvloed door de particularistische krachten van racisme en nationalisme. Dit kon alleen waar zijn als de sociale, psychologische en culturele oorsprong van racisme en nationalisme zowel in de tijd vooruitliepen op het kapitalisme als een eenheid vormden met de gebeurtenissen die direct bijdroegen aan de organisatie van productie en uitwisseling.” (BM p. 9)
Alles in deze paragraaf is verkeerd, maar het moet gezegd worden dat racisme en nationalisme geen tweeling zijn. Marxisten verdedigen in geen geval racisme en we zijn ook geen nationalisten, maar we verdedigen het recht van naties op zelfbeschikking en we maken onderscheid tussen het nationalisme van de onderdrukker en dat van onderdrukte volkeren. Wat betreft Robinsons volharding dat systemisch racisme bestond als een ontwikkelde ideologie vóór het kapitalisme, dit is in strijd met de mening van een zeer lange lijst van antiracistische geleerden en activisten, waaronder C.L.R. James, Walter Rodney, Oliver Cromwell Cox, Eric Williams, Lerone Bennett Jr, St Clair Drake, Frank M Snowden Jr en vele anderen.
De leider van de Black Panther Party, Fred Hampton, vatte het goed samen: “We hebben nooit ontkend dat er racisme was in Amerika, maar we zeiden dat het een bijproduct was dat voortkomt uit het kapitalisme. Dat kapitalisme eerst komt en daarna racisme. Toen ze slaven hierheen brachten, was dat om geld te verdienen. Dus eerst kwam het idee dat we geld wilden verdienen en toen kwamen de slaven om dat geld te verdienen. Dat betekent, historisch gezien, dat racisme voort moest komen uit het kapitalisme. Het moest eerst het kapitalisme zijn en racisme was daar een bijproduct van.”
Als er bewijs zou bestaan dat middeleeuws Europa werd geregeerd door een raciale orde, dan zouden andere onderzoekers dat zeker hebben gedocumenteerd. Robinsons mentor Norman Cohn, die gespecialiseerd was in het bestuderen van middeleeuwse massabewegingen, deed dergelijke beweringen over racisme niet, ondanks zijn grote belangstelling voor de oorsprong ervan. (BM p. 45) In werkelijkheid had de middeleeuwse heersende klasse geen racisme nodig. Ze hadden de katholieke kerk, waar iedereen lid van moest zijn en die een verenigende, van bovenaf opgelegde ideologie afdwong in het belang van de feodale heersende klasse.
Robinsons bewering dat racisme Europa altijd heeft gedomineerd, wordt herhaald voor slavernij: “slavenarbeid als kritische basis van productie zou zonder noemenswaardige onderbreking doorgaan tot in de twintigste eeuw…. Noch feodale lijfeigenschap, noch kapitalisme hadden als resultaat de eliminatie of inperking van slavernij.” (BM pp. 11-12)
Dit is gewoon niet waar. De op slaven gebaseerde Romeinse economie werd vervangen door feodalisme waarin het werk werd gedaan door horigen, die een bijdrage moesten betalen aan hun leenheren maar niet werden gekocht of verkocht. Slaven werden niet afgepakt bij georganiseerde slavenroof; de meesten leefden generaties lang in dezelfde gemeenschappen. Het is verkeerd om dit slavernij te noemen.
De uitvinding van het ‘blanke ras’
Net zoals het feodalisme een revolutionaire verandering betekende ten opzichte van het op slaven gebaseerde Romeinse Rijk, zo vereiste het kapitalisme op zijn beurt een revolutie die het feodalisme en de anti-wetenschappelijke ideologie van de katholieke kerk omver wierp. De nieuwe productietechnologieën vroegen om arbeiders die ontslagen konden worden wanneer ze niet nodig waren. In Europa werd deze nieuwe klasse van arbeiders gecreëerd door de voorheen tot lijfeigen gemaakte boeren van het land te verdrijven, waardoor ze geen andere keuze hadden dan voor kapitalisten te werken.
De uitbuiting van Amerika vereiste ook enorme aantallen arbeiders. In ‘Capitalism and Slavery’ laat de Trinidadiaanse geleerde Eric Williams zien hoe koloniale landeigenaren zich wendden tot de Atlantische slavenhandel nadat ze geëxperimenteerd hadden met inheemse arbeidskrachten en daarna met Britse en Ierse emigranten. Zoals Walter Rodney uitlegt, werden Afrikanen niet naar de Nieuwe Wereld gebracht omdat ze zwart waren, maar omdat ze de goedkoopste manier waren om overtollige arbeidskrachten uit de koloniën te halen. De baanbrekende zwarte schrijver Lerone Bennett en later Theodore Allen toonden aan dat er in de Engelssprekende koloniën racistische wetten moesten worden gemaakt om hun status als slaven mogelijk te maken en om arme witte mensen te stimuleren de kant van de slaveneigenaars te kiezen als slaven in opstand kwamen. In zijn boek ‘The Invention Of The White Race’ maakte Allen een intensieve studie om aan te tonen dat de eerste keer dat het woord “wit” werd gebruikt in een wettelijke beschrijving van een persoon in koloniaal Virginia was, nadat zwarte en witte contractarbeiders zich hadden verenigd om in opstand te komen tegen hun koloniale meesters in 1676. Geen enkel onderzoek ondersteunt Robinsons ahistorische beweringen over een prekapitalistische rassenorde.
Robinsons ahistorische stellingen omvatten beweringen dat het kapitalisme een voortzetting was van het feodalisme en dat de Industriële Revolutie een “legende” was die door historici was verzonnen (BM p. 30). Hij schrijft dat “de wereldrevolutionaire zwarte intelligentsia” niet gebonden is aan wat hij “conventies in de westerse geschiedschrijving” noemt en haar “framing van gebeurtenissen, vooral onder geleerden en ideologen die gewend zijn het bestaan van kwalitatief verschillende stadia van menselijke ontwikkeling aan te nemen” – waarmee hij marxisten bedoelt. (BM p. 175) Maar welke zwarte revolutionairen hebben het idee van “kwalitatief verschillende stadia van menselijke ontwikkeling” verworpen? Deze mystieke, ahistorische argumenten werden ontwikkeld door ex-marxistische professoren aan Europese elite-universiteiten, bekend als de “postmodernisten”. Hun misleidingen waren niet in het belang van wie het kapitalisme omver wil werpen.
Wie was Cedric Robinson?
Robin Kelley, de academicus die Robinson uit de vergetelheid heeft gehaald, is historicus van beroep. Hij beweert dat Robinsons “ideeën rechtstreeks voortkwamen uit de sociale bewegingen waaraan hij deelnam en de belangrijkste sociale en politieke strijd die ons tijdperk is gaan bepalen.” (BM p. xv). Een nieuwe biografie van Joshua Myers van Howard University, ‘Cedric Robinson: The Time of the Black Radical Tradition’ laat zien dat Robinsons aandeel in sociale bewegingen eigenlijk heel klein was. (Myers pp. 64-65, 80-83, 87)
Cedric Robinson schreef zich in 1959 in aan de UC Berkeley. Hij was aanvankelijk politiek erg actief en werd vicevoorzitter van de campusafdeling van de NAACP waar hij bezoeken organiseerde van de zwarte zelfverdedigingsactivist Robert Williams en Malcolm X en een protest tegen de invasie van de Varkensbaai. Hij was ook betrokken bij een studiegroep, de Afro-American Association. In 1962 bracht hij een bezoek aan Zuid-Rhodesië waar hij leiders van de onafhankelijkheidsbeweging ZAPU ontmoette. Maar ergens in dat jaar stopte hij met de studiegroep en er zijn geen gegevens over verdere politieke activiteiten. (Myers, p. 64).
Na zijn afstuderen werd Robinson opgeroepen voor het leger en in zijn brieven naar huis vond zijn biograaf een aantal verrassende uitspraken. Toen de NAACP bijvoorbeeld militante sit-ins organiseerde met honderden arrestaties om jobs af te dwingen voor zwarte arbeiders bij autobedrijven in de Bay Area, bekritiseerde Robinson dit omdat het zou impliceren dat we aan witte mensen iets vragen “wat alleen zij ons kunnen geven.” (Myers, p.79). Andere brieven maken duidelijk dat Robinson meer dan alleen de tactiek afwees: “Als ik mijn toekomst verbind aan de mensen van wie ik heb geleerd te houden en ze te begrijpen, moet ik blijven staan, zoals zij, onlosmakelijk verbonden met hun eigen zinnelijke nihilisme, wij allemaal sterven bij het bouwen van onze pathetisch etherische torens” (brief aan een vriend van 6/1/1964, geciteerd in Myers, p. 80).
In 1966 schreef Robinson zich in voor een Master in politieke wetenschappen aan San Francisco State, maar “toen de studentenbeweging in een stroomversnelling raakte, nam Cedric daar niet aan deel… Tegen de tijd dat de gebeurtenissen van 1967 plaatsvonden, had Cedric besloten om zich gedeisd te houden, om zijn politieke wereldbeeld op een rijtje te zetten.” (Myers p. 87)
Dit waren de meest tumultueuze jaren van de zwarte revolte. In 1966 werd de Black Panther Party opgericht in Oakland, Robinsons geboorteplaats. In 1967 waren er zwarte opstanden in 150 steden. In 1967 sprak Dr. King zich uit tegen de Vietnamoorlog. Het jaar daarop werd King vermoord terwijl hij een algemene zwarte staking in Memphis leidde. Op Robinsons universiteit, San Francisco State, gingen studenten van het Derde Wereld Bevrijdingsfront in 1968-9 in staking. Honderden mensen werden gearresteerd. Betogers eisten een afdeling Etnische Studies met Afro-Amerikaanse, Aziatisch-Amerikaanse en Chicano-faculteiten. Robinson was hier niet bij betrokken. (Myers p. 87)
Nog voor hij zijn Masters-graad had behaald, werd Robinson aangenomen voor een doctoraat aan de Stanford University. (Myers p. 88) Zijn eerste gepubliceerde artikel, “Malcolm Little as Charismatic Leader” (1969) is een pseudo-psychologische studie die Malcolms politiek negeert en de “Autobiografie van Malcolm X” reduceert tot een “psychoanalytisch interview” (Myers, Hoofdstuk 3).
In 1971 ging Robinson voor een jaar naar Engeland voor het privaat gefinancierde Institute for the Study of Collective Psychopathology dat was opgericht om fascisme en communisme te bestuderen. (Myers, p. 95-96) De directeur Norman Cohn wordt geciteerd in ‘Black Marxism’ en stelde dat massabewegingen voortkwamen uit massapsychologische waanideeën. Onder de oprichters van het instituut bevond zich een adviseur van het Brits-Nederlandse Unilever, berucht vanwege het gebruik van dwangarbeid in Congo. Unilever betaalde voor Robinsons studiejaar via haar non-profit Leverhulme Foundation.
Robinsons proefschrift, “Leiderschap: een mythisch paradigma”, later gepubliceerd als ‘The Terms of Order’, werd geschreven in Engeland en leunt zwaar op de theorieën van Cohn en het postmoderne cynisme van de hierboven genoemde ex-marxisten. (Myers p.105) Terug in de VS werd Robinson ingehuurd door de zwarte conservatief Harold Cruse om les te geven aan het nieuw opgerichte Department of Black Studies in Ann Arbor, Michigan. Vanaf dat moment nam zijn carrière een hoge vlucht.
Tijdens een tweede studiejaar in Engeland, gefinancierd door de Ford Foundation, voltooide Robinson zijn ‘Black Marxism’. Het eerste hoofdstuk was al gepubliceerd, maar zonder de uitdrukking “raciaal kapitalisme”. Deze term was bedacht door verbannen Zuid-Afrikaanse trotskisten in “Foreign Investment and the Reproduction of Racial Capitalism in South Africa”, dat in 1976 in Engeland werd gepubliceerd door de Anti-Apartheid Movement. Robinson heeft de connectie nooit erkend; in een interview in 2015 beweerden Robinson en zijn vrouw Elizabeth dat de anti-apartheidsbeweging een mythe was toen ze in Engeland woonden. De beweging was er nochtans en haalde meermaals de krantenkoppen, onder meer door straten naar Nelson Mandela te hernoemen en de Britse Labour Party nodigde de gevangen Mandela uit voor hun jaarlijkse partijconferentie in Brighton.
Hoe kunnen we een einde maken aan racisme en kapitalisme?
De Zuid-Afrikaanse trotskisten stelden dat de buitenlandse investeerders van Zuid-Afrika volledig achter de apartheid stonden. Ze waarschuwden dat een diplomatieke oplossing door bemiddeling van het Anglo-Amerikaanse imperialisme geen einde zou maken aan de racistische en kapitalistische uitbuiting. In plaats daarvan pleitten ze ervoor dat de Zuid-Afrikaanse arbeiders zich zouden aansluiten bij de internationale arbeiders en zouden vechten voor een socialistische wereld. De ANC-leiding negeerde deze waarschuwingen met tragische gevolgen.
Voor Robinson heeft de uitdrukking een heel andere betekenis. Hij had al besloten dat racisme, en niet kapitalisme, het probleem was. In dit wereldbeeld wordt internationale solidariteit onmogelijk gemaakt door een aangeboren Europees en Euro-Amerikaans racisme.
Uit zijn geschriften in de jaren 1960 blijkt duidelijk dat Robinson sociale bewegingen al lang als zinloos beschouwde. Sit-ins voor jobs waren “zinnelijk nihilisme” die “pathetisch etherische torens” bouwden. Ongetwijfeld ontmoette hij in de loop van zijn carrière veel radicale zwarte denkers, maar zijn aanvallen op het marxisme komen niet van Walter Rodney of C.L.R. James. Integendeel, hij vertrouwde op conservatieve academici als Norman Cohn, postmodernistische professoren als Foucault, Althusser en Baudrillard, en flagrante anticommunisten als Cornelius Castoriadis en Franz Borkenau.
Robinson is een defaitist en een voorloper van het Afro-Pessimisme. In zijn argumenten voor de zwarte radicale traditie viert hij verslagen opstanden, maar toch noemt hij Frederick Douglass of Harriet Tubman nooit.
In het laatste deel van het boek probeert Robinson de traditie te verbinden met drie echte Afro-Amerikaanse auteurs die volgens hem het marxisme verwierpen: W.E.B. Du Bois, C.L.R. James en de schrijver Richard Wright. Geen van hen voldoet aan zijn beschrijving.
Robinson beweert dat Du Bois, nadat hij het marxisme had omarmd, het op latere leeftijd afwees. Maar juist aan het eind van zijn leven sloot Du Bois zich aan bij de Communistische Partij, toen hij op 93-jarige leeftijd schreef: “Het kapitalisme kan zichzelf niet hervormen… Het communisme is de enige manier van menselijk leven.” C.L.R. James heeft het marxisme nooit afgewezen, hoewel hij ongetwijfeld afstand nam van het opbouwen van een revolutionaire partij.
Wat betreft Richard Wright heeft de socialistische geleerde Joseph Ramsey een gedetailleerde kritiek gepubliceerd waaruit blijkt dat Robinson gemanipuleerde citaten gebruikte om Wright, die bekend stond als een integrationist, in het hokje van het zwart nationalisme te plaatsen. Cornel West schreef in 1988 dat hij Robinsons versie van Wright “onbegrijpelijk” vond.
Nadat hij zijn zelfgekozen onderwerpen onherkenbaar heeft gemaakt, negeert Robinson andere zwarte activisten die zich als marxist identificeerden. Geen Hubert Harrison, geen Manning Marable, geen James Boggs, geen Detroit Revolutionary Union Movement; Angela Davis en Walter Rodney worden één keer genoemd, Assata Shakur, Fred Hampton, Huey Newton en Bobby Seale helemaal niet.
Marxisme gaat over klassenstrijd om het kapitalisme te verslaan. Robinson zag dit duidelijk als een zinloos project. Wie hem promoot moet uitleggen waarom ze dit doen, terwijl het werk duidelijk geen antwoorden biedt op de existentiële crises waar de multiraciale, multiculturele en multi-gendered arbeidersklasse mee geconfronteerd wordt. Deze kunnen alleen opgelost worden door een verenigde, democratisch georganiseerde strijd gebaseerd op de kracht van de arbeidersklasse.
-
Recensie. “It’s OK to Be Angry About Capitalism” van Bernie Sanders
Recensie door David Vallely (Socialist Party, ISA in Ierland). Dit boek verschijnt dit najaar ook in Nederlandse vertaling.
De twee campagnes van Bernie Sanders in de verkiezingen van de presidentskandidaten in de VS speelden een belangrijke rol in het mobiliseren van miljoenen werkenden, jongeren en onderdrukten voor een radicaal platform van sociale en economische rechtvaardigheid. Sanders stelt zichzelf voor als democratisch socialist.
Een nieuw boek van Sanders – “It’s OK to be Angry About Capitalism” – belooft “een progressieve kijk op de uber-kapitalistische status quo die miljonairs en miljardairs heeft verrijkt ten koste van de arbeidersklasse, en een blauwdruk voor hoe transformationele verandering er echt uit zou zien.”
Klinkt goed, maar is het dat ook?
Ten eerste is het heel verfrissend om iemand met een breed platform als Sanders zo duidelijk te zien spreken over de arbeidersklasse en over de klassenstrijd die de rijken tegen alle anderen voeren. Sanders is duidelijk nog steeds diep getroffen door het onrecht van het leven onder het kapitalisme in de VS. Pagina na pagina geeft het boek een beeld van de ontberingen die gewone mensen doorstaan.
Het boek, dat mede is geschreven door John Nichols, lijkt echter weinig op de gepassioneerde toespraken van Sanders die zo velen inspireerden tijdens de campagnes van 2016 en 2020. In plaats daarvan leest het als een afgezaagde verdediging van het werken met de machine in plaats van ertegen.
Het boek begint met een hoofdstuk over de Democratische voorverkiezingen van 2020. Sanders won de eerste drie voorverkiezingen, de eerste keer dat een kandidaat dit presteerde.
De heersende klasse in de VS was hier doodsbang voor. Dat momentum moest een halt worden toegeroepen en het Democratische establishment deed er alles aan om ervoor te zorgen dat dit gebeurde. Sanders vertelt over het “debacle” van de voorverkiezing in Iowa, waar de Democratische organisatie niet in staat bleek om de stemmen te tellen en de media Pete Buttigieg als winnaar afschilderden. Dan was er de choreografie rond ‘Super Tuesday’ waar een heleboel kandidaten afhaakten en Joe Biden steunden om Biden aan de leiding te katapulteren.
Sanders trok zich terug uit de Democratische voorverkiezingen en de presidentsverkiezingen net toen de Covid-pandemie om zich heen greep. Precies op het moment dat zijn eis van ‘Medicare for All’ (toegankelijke zorg voor iedereen) van het allergrootste belang was, met 87 miljoen Amerikanen die geconfronteerd werden met een ongekende noodsituatie op gezondheidsgebied onverzekerd of onderverzekerd – schaarde hij zich in plaats daarvan achter de kandidaat van het establishment: Joe Biden.
Sanders smeekt ons in de loop van het boek vaak om groot te denken, maar hij maakt zich zelf ook schuldig aan te klein denken, bijvoorbeeld wanneer hij stelt dat “we vandaag een sterk verankerd en goed gefinancierd tweepartijenstelsel hebben. Zou dat in de nabije toekomst kunnen veranderen? Misschien. Maar niet morgen. Dat betekent dat, als we het soort verandering teweeg willen brengen dat dit land wanhopig nodig heeft… we de Democratische Partij volledig moeten transformeren – van onder naar boven.”
Sanders zegt graag dat hij als president niet alleen de opperbevelhebber zou zijn, maar ook de ‘Organisator-in-Chief’. Maar behalve het betuigen van solidariteit met stakende arbeiders op stakersposten, zegt hij weinig over hoe hij zou organiseren. Stel je nu eens voor hoeveel middelen Sanders, met zijn basis, zou kunnen inzetten als hij een vergelijkbare positie zou innemen als Socialist Alternative en raadslid Kshama Sawant uit Seattle, die de nationale campagne Workers Strike hebben gelanceerd. Hoe zou dit de contouren kunnen schetsen van een nieuwe arbeiderspartij in de VS?
Sanders’ opvatting van een “politieke revolutie” lijkt een terugkeer naar de politiek van de New Deal of het project van de ‘Great Society’ onder Lyndon B. Johnson. Hoewel de titel van het boek verwijst naar kapitalisme, beschrijft hij het systeem door de tekst heen steeds als “uberkapitalisme” of “onbelemmerd kapitalisme”. Het is alsof hij de hoop koestert op een terugkeer naar een beter en humaner kapitalisme.
Dit is een ernstige miskenning van de aard van het systeem, en ook van de politieke omgeving toen en nu – de openheid voor een alternatief voor het kapitalisme neemt duidelijk toe. Sanders legt terecht een verband tussen de groeiende ongelijkheid en de zwakte van de Amerikaanse arbeidersbeweging vandaag met Reagans vernietiging van de vakbond van luchtverkeersleiders, PATCO, in 1981. Maar wat was de aanleiding voor dit offensief van het Reagan-regime? Was het gewoon slechte politiek of was het een uitdrukking van de politieke vereisten die voortvloeiden uit de rentabiliteitscrisis waarmee het kapitalisme in de jaren zeventig werd geconfronteerd?
Het kapitalisme moest de arbeidersklasse laten betalen om het systeem in stand te houden, dus moest het proberen de georganiseerde arbeidersklasse te vernietigen. Dit was niet alleen een Amerikaans fenomeen, want het neoliberalisme verspreidde zich over de hele wereld. In de eerste twee hoofdstukken van dit boek wordt ruimschoots aangetoond dat de Democratische Partij stevig in de greep wordt gehouden van deze ideologie door het grootkapitaal en de superrijken die hen financieren.
Het is genoeg om Sanders’ conclusie te citeren: “De trieste waarheid is dat, als je het samenvat, de essentie van de Democratische boodschap in de afgelopen jaren was: ‘Wij zijn behoorlijk slecht, maar de Republikeinen zijn erger. Dus stem op ons. Wij zijn de minste van twee kwaden!’ Gezien de realiteit van de Republikeinse Partij van vandaag – hun groeiende aanvallen op democratie en vrouwenrechten, hun erbarmelijke staat van dienst op het gebied van klimaatverandering en het milieu, hun steun voor belastingvoordelen voor de rijken en besparingen op programma’s voor werkende gezinnen en de armen – zit er meer dan een kern van waarheid in die boodschap. … [Maar] het erkent niet dat, wanneer de oligarchen en de zakenwereld een klassenoorlog voeren tegen de werkende Amerikanen, de werkende klasse een partij nodig heeft die terugvecht. En wint.”
Op dit punt kunnen we het eens zijn, maar het oordeel dat we trekken uit Sanders’ eigen ervaring is dat die partij niet de Democratische Partij kan zijn.
-
Hollywood: vervoegen acteurs straks stakende schrijvers?
De schrijversvakbond Writers Guild of America (WGA) staakt al sinds 3 mei. Vijf dagen per week staan er stakingspiketten aan de ingang van Paramount Pictures, Warner Bros Studios, Netflix, Amazon en andere grote studio’s. Ondanks de ontberingen die gepaard gaan met een strijd van zo’n lange duur, zijn de schrijvers zich bewust van de inzet.
Door Zoe Cedeno (Socialist Alternative, ISA in de VS)
“Het is duidelijk dat we ons niet laten afschrikken, dat we sterk blijven en dat we ons gesterkt voelen door alle steun die we krijgen van verschillende vakbonden in het hele land en over de hele wereld,” zei de stakende schrijver-producer Melody Cooper tegen Socialist Alternative. “Het voelt alsof er iets in brand is gestoken.”
In Los Angeles sloten leden van Socialist Alternative zich eind mei aan bij de stakingen bij Paramount Pictures, Warner Bros. Studios, Netflix en Amazon om de schrijvers te steunen in hun eisen zoals het dwingen van de studio’s om tussen de seizoenen in een leefbaar loon uit te betalen. De eis voor betaling tussen twee seizoenen in vond steun onder schrijvers die soms tot 18 maanden zonder werk en inkomen zaten tussen twee streamingproducties.
Veel schrijvers leefden ook voor de staking al van hun spaargeld. Inkomsten uit de winst die wordt gemaakt door het opnieuw uitzenden van programma’s of de verkoop van dvd’s – waar ze ooit van konden leven tussen twee banen door, zijn opgedroogd in het tijdperk van streaming. Schrijvers weten dat deze staking het krachtigste wapen is dat ze hebben tegen de devaluatie van hun werk, dalende lonen, minder werkzekerheid op alle platforms maar vooral bij streaming, en het uitbuitende gebruik van minikamers.
Een schrijfster met tientallen jaren ervaring verklaarde dat deze strijd nu nog belangrijker is dan hij ooit is geweest, wat zich uit in de steeds militantere acties en gevoelens van haar collega’s.
Gelukkig krijgen de piketten binnenkort misschien versterking.
Gezamenlijke strijd nodig
Op 5 juni stemden de leden van de vakbond SAG-AFTRA (Screen Actors Guild – American Federation of Television and Radio Artists) voor een staking als de onderhandelingen op 30 juni nog geen akkoord hebben opgeleverd. Meer dan 97% stemde voor een staking bij een opkomst van 48%, bijna het dubbele van de gebruikelijke opkomst. Veel leden van de acteursvakbond hadden zich al voor de stemming solidair bij de schrijvers gevoegd op de stakingspiketten.
De steun voor een staking onder de 160.000 gesyndiceerde acteurs betekent niet alleen brede steun voor de schrijvers, maar komt ook voort uit de praktijken van studio’s die het steeds moeilijker hebben gemaakt om als acteur in hun levensonderhoud te voorzien. Net als schrijvers hebben acteurs te maken met afnemende inkomsten, lange periodes van werkloosheid en het gebruik van AI om hun werk te devalueren. De weigering van de werkgeversfederatie AMPTP om op deze punten toe te geven aan de schrijversvakbond heeft de acteurs duidelijk gemaakt dat ze enkel zullen krijgen wat nodig is als ze er collectief voor strijden.
Voorlopig is de solidariteit van andere vakbonden sterk, zij het niet breed georganiseerd. De vakbond van technisch personeel, IATSE, riep op om geen enkel stakingspiket te passeren. Studio’s omzeilen dit door leveringen steeds vroeger te plannen. Sommige IATSE-leden beperken zich tot interne leveringen, zoals toiletpapier voor de studiokantoren. De inspanningen van andere vakbonden zijn belangrijk, ze moeten opgevoerd, georganiseerd en breder verspreid worden om een maximale impact te hebben.
Ondertussen hopen studio’s de productie voort te zetten door een voorraad scripts aan te leggen en sommige aspecten van de productie naar het buitenland te verplaatsen, vertelde een schrijver aan Socialist Alternative. Schrijvers buiten de VS erkennen al de internationale implicaties van de schrijversstaking. Een organisatie genaamd “Screenwriters Everywhere”, bestaande uit schrijversgildes en vakbonden over de hele wereld, hield op 14 juni solidariteitsevenementen in verschillende landen.
De mogelijke acteursstaking is dan ook een cruciale ontwikkeling. In mei merkten we al op dat een staking van de 160.000 gesyndiceerde acteurs de mogelijkheid biedt om producties volledig stil te leggen. Dat zou een enorme stap zijn om de eisen van beide vakbonden af te dwingen. Het potentieel van gezamenlijke strijd van acteurs en schrijvers staat in contrast met de benadering van de regisseursvakbond Directors Guild of America (DGA). Die kondigde aan een akkoord te hebben bereikt met toegevingen op het vlak van inkomsten uit streaming en garanties tegen het gebruik van AI ter vervanging van regisseurswerk. Dat zijn twee belangrijke eisen in de lopende staking.
Als de regisseurs deze toegevingen bekwamen, is dit enkel omdat de schrijvers staken en de acteurs hetzelfde dreigen te doen. Het toont de schrijvers en acteurs dat de werkgevers in staat zijn om aan hun eisen te voldoen. Anderzijds toont het de leden van de regisseursvakbond dat een beter akkoord mogelijk was indien ze samen hadden onderhandeld met de schrijvers en de acteurs.
Hebben film- en televisiemedewerkers vakbonden nodig?
De interne logica van de vakbonden in de wereld van film en televisie maakt dat veel creatieve werkenden lid zijn van meerdere bonden. Sommige leden van de acteursvakbond zijn ook lid van de schrijversvakbond, sommigen werken als schrijver en regisseur aan projecten. Het toont de creativiteit, maar ook hoe verschillende taken door één enkele werkende uitgevoerd worden terwijl de syndicale vertegenwoordiging ervan over verschillende vakbonden verspreid zit.
Dit is een bron van ambiguïteit geweest tijdens de staking; technisch gezien zijn schrijvers-regisseurs bijvoorbeeld in staking als schrijvers, maar contractueel verplicht om als regisseurs te blijven werken. Deze arbeidsdeling is kunstmatig; schrijver-regisseurs, schrijver-producenten en schrijver-acteurs moeten vaak al hun vaardigheden en ervaring inzetten om hun werk te doen.
De schrijversvakbond vroeg aan haar leden die ook als regisseur actief zijn om alle activiteiten die niet met het schrijven verbonden zijn na te komen. Sommige schrijvers gingen een stap verder en stopten al hun activiteiten. Een ‘all-in’-benadering van staken is correct. Om de eisen af te dwingen, moet de winststroom gestopt worden en moet aan de bazen duidelijk gemaakt worden wie de productie eigenlijk controleert. Slechts een deel van het werk neerleggen tijdens een staking volstaat niet.
Het sterkste akkoord voor zowel acteurs, schrijvers als regisseurs kan slechts bereikt worden door een gezamenlijke staking en collectieve onderhandeling. Een ‘gedeeltelijke staking’ speelt in het nadeel van de stakers. Het roept de vraag op of schrijvers, acteurs, regisseurs, technici en anderen niet beter in één grote film- en televisievakbond zouden verenigd zijn? Als je ziet tot welke toegevingen de werkgevers bereid zijn om de regisseurs los te weken van de schrijvers en de acteurs, is het duidelijk dat de studio’s een dergelijke eenheid alvast vrezen.
Socialist Alternative zegt:
- Geen akkoord zonder collectief akkoord. De leden van de vakbonden van schrijvers, regisseurs en acteurs moeten zich verzetten tegen elk voorlopig akkoord tot er een akkoord is voor alle drie de vakbonden. Dat is de beste manier om goede voorwaarden voor iedereen te garanderen.
- Leg de productie volledig stil. De acteursvakbond moet zijn leden voorbereiden op een staking, ook de leden die niet aan de stemming deelnamen. De kracht van de vakbond is veel groter als de leden gemobiliseerd worden om collectief te staken.
- Stop de minikamers. Studio’s moeten een volledige staf van schrijvers aannemen voor elke productie, zoals bepaald door de schrijversvakbond.
- Leefbare lonen het hele jaar door. Stop de afhankelijk van seizoenswerk. Ook buiten het seizoen moeten contracten voorzien in toeslagen, zodat werkenden het hele jaar door kunnen leven.
-
Opnieuw verschenen: ‘Marx in Brussel’, toegankelijke kennismaking met de jonge Marx
Het boek ‘Marx in Brussel’ van Edward De Maesschalck is niet nieuw. De eerste editie dateert al van 1983. Eerder dit jaar verscheen er een nieuwe editie van bij Standaard Uitgeverij. Het is een toegankelijk boek dat dankzij heel wat citaten en een historische schets een beeld brengt van de ideeën die Marx ontwikkelde terwijl hij in Brussel woonde en werkte. Dat was van 1845 tot 1848, een boeiende en bepalende periode waarin Marx en Engels onder meer het Communistisch Manifest uitschreven en de basis legden voor de organisatie van communisten in een eigen revolutionaire partij.
Door Geert Cool
Vooraleer de Brusselse periode aan bod komt, brengt De Maesschalck een bondig overzicht van de vroege ontwikkeling van de inzichten van Marx. Hij beschrijft hoe de Jong-Hegelianen onder de indruk waren van een bredere kijk op alles en vooral van hoe verandering werkt. De dialectische methode zou de hoeksteen van het marxisme worden. Na zijn studies werkte Marx als journalist voor de Rheinische Zeitung in Keulen. Hij nam sociale thema’s op, zoals het lot van de wijnboeren langs de Moezel of de discussie over de diefstal van hout uit bossen van grootgrondbezitters. Marx merkte op dat er van diefstal sprake was omdat de collectieve eigendom van de bossen geprivatiseerd was waardoor het vrij sprokkelen van hout, een oude gewoonte, plots een misdrijf werd. “Wanneer iedere schending van het bezit zonder onderscheid, zonder nadere bepaling, diefstal is, zou dan niet alle privébezit diefstal zijn?” vroeg hij zich af.
Repressie dreef Marx naar Parijs en van daaruit naar Brussel. Het was in Parijs dat hij Friedrich Engels voor het eerst ontmoette. Daaruit zou een levenslange samenwerking en vriendschap voortkomen, in Brussel waren beiden zelfs even buren in de Verbondstraat, vandaag op grondgebied van Sint-Joost-Ten-Node, niet ver van Madou. Brussel telde op dat ogenblik 124.000 inwoners, waarvan 45% niet in Brussel was geboren. In de snel groeiende voorsteden (Elsene, Sint-Joost-Ten-Node en Molenbeek) waren 80% van de 40.000 inwoners ‘inwijkelingen’. Het ging om interne inwijking uit andere delen van België, maar ook om de komst van buitenlanders (Fransen, Duitsers, Nederlanders). In Molenbeek, waar er kleine fabrieken ontstonden, ging het vooral om Vlaamse arbeiders. Verder in het boek wordt ingegaan op de Belgische revolutie van 1830 en de revolutionaire dreiging van 1848, waarin de werkende massa’s een hoofdrol speelden (zelfs indien de burgerlijke historicus die De Maesschalck is die rol enigszins beperkt houdt).
De tegenstellingen in Brussel waren groot, maar het was vooral de ervaring van Engels met de fabrieken van Manchester die de klassenstrijd concreter maakte. De conclusie van Engels’ boek over de ‘toestand van de arbeidersklasse in Engeland’ (1845) was scherp: “Voor een vreedzame oplossing is het te laat. De klassen scheiden zich steeds scherper van elkaar, de geest van verzet maakt zich steeds meer van de arbeiders meester, de verbittering neemt toe, de afzonderlijke guerrillaschermutselingen concentreren zich tot belangrijker gevechten en demonstraties en een kleine stoot zal spoedig voldoende zijn om de lawine aan het rollen te brengen. Dan zal ongetwijfeld door het land de strijdkreet schallen: ‘Oorlog aan de paleizen, vrede aan de hutten!’ — dan zal het echter voor de rijken te laat zijn om zich nog in acht te kunnen nemen.”
De Maesschalck maakt een kunstmatig onderscheid tussen de ‘beschrijvende’ Engels en de ‘filosofische’ Marx. Nochtans gaan beide hand in hand. Bovendien zijn zowel de filosofische benadering als de analyses van de werkelijkheid gericht op maatschappijverandering. “De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt erop aan haar te veranderen,” schreef Marx in zijn Stellingen over Feuerbach.
Om tot verandering te komen, vertrekt het marxisme van de werkelijkheid. In ‘De Duitse Ideologie’ (1845) beschrijft Marx de materialistische benadering: “Geheel in tegenstelling tot de Duitse filosofie, die vanuit de hemel op de aarde neerdaalt, wordt hier van de aarde naar de hemel opgestegen. Dat wil zeggen, wij gaan niet uit van wat de mensen beweren, zich inbeelden, zich voorstellen, evenmin van de beweerde, gedachte, ingebeelde of voorgestelde mens, om vandaar uit bij de mensen van vlees en bloed uit te komen. Wij gaan uit van de werkelijke, werkzame mensen, en vanuit hun werkelijke levensproces wordt ook het ontstaan van de ideologische reflexen en echo’s van dit levensproces beschreven. Ook de schaduwbeelden in het brein van de mens zijn noodzakelijke sublimaten van hun materieel, empirisch constateerbaar en aan materiele voorwaarden gebonden levensproces. Daarmee behouden moraal, godsdienst, metafysica en alle overige ideologie en de daaraan beantwoordende bewustzijnsvormen niet langer de schijn van zelfstandigheid. Zij hebben geen geschiedenis, zij hebben geen ontwikkeling, maar de mensen die hun materiële productie en hun materieel verkeer ontwikkelen, veranderen mét hun werkelijkheid ook hun denken en de producten van hun denken. Niet het bewustzijn bepaalt het leven, maar het leven bepaalt het bewustzijn.”
Het doel daarbij is een klasseloze samenleving waarin “niemand één exclusieve sfeer van werkzaamheid heeft, maar iedereen zich in welke richting hij maar wil kan bekwamen, de maatschappij de algemene productie regelt en mij juist daardoor de mogelijkheid geeft, vandaag dit en morgen dat te doen, ‘s ochtends te jagen, ‘s middags te vissen, ‘s avonds veeteelt te bedrijven en na het eten de kritiek te beoefenen, al naar gelang ik verkies, zonder ooit jager, visser, herder of criticus te worden. Deze verstarring van de sociale activiteit, deze consolidering van ons eigen product tot een objectieve macht over ons, die onze controle ontgroeit, onze verwachtingen doorkruist, onze berekeningen teniet doet, is een van de belangrijkste momenten in de historische ontwikkeling tot dusver.” (Duitse Ideologie)
De Maesschalck gaat de mist in als hij beweert dat dit toekomstperspectief van vrede, rust en vrije tijd “ten dele slechts gerealiseerd werd in onze huidige kapitalistische, maar gecorrigeerde consumptiemaatschappij.” Op een ogenblik dat er terug oorlog in Europa is en de werkdruk voor velen zo onhoudbaar is dat er een vloedgolf van burn-outs is, komt die opmerking in het boek als een tang op een varken. Zo bevat het boek nog wel enkele opmerkingen van de auteur die duidelijk maken dat hij zeker geen marxist is. De lezer die interesse in het marxisme vertoont, kan er zich als criticus ongetwijfeld boven zetten.
Interessant aan de Brusselse periode van Marx – en ook van Engels, zelfs indien hij er slechts korter woonde – is dat het marxisme daar stilaan een politieke stroming werd die zich onderscheidde van andere strekkingen die zich op het communisme beriepen. Waar vandaag de term ‘communisme’ omwille van de rampzalige ervaring met het stalinisme vooral doet denken aan grijze bureaucraten, lange wachtrijen en goelags, was in het midden van de 19de eeuw de utopische invulling dominant onder de communisten. In Brussel rekende Marx niet enkel op persoonlijk vlak af met zijn eigen verleden, ook politiek was er een afrekening met utopische en idealistische stromingen. “Onwetendheid heeft nog nooit iemand geholpen,” wierp hij de utopische communist Weitling voor de voeten. Met Weitling had Marx nochtans veel geduld, de kleermaker genoot respect als arbeidersleider. Tegenover kleinburgerlijke figuren zoals Proudhon werd veel sneller de hakmolen van de historisch-materialistische kritiek bovengehaald. Het boek ‘Armoede van de filosofie’ wordt door De Maesschalck voorgesteld als een “dik boek” dat bestemd was voor een “intellectuele bovenlaag”, maar we zouden het 200 pagina’s tellende boek gerust breder durven aanraden als inleiding op de politieke economie.
In Brussel werd de basis gelegd voor de organisatie van communisten in een revolutionaire partij. De opkomst van de georganiseerde arbeidersbeweging, niet in het minst de Chartisten-beweging in Groot-Brittannië, was de tijd hiervoor rijp. Na verschillende initiatieven rond kranten en verenigingen die elk hun nut hadden, werd de Bond der Communisten opgezet. Die bond omvatte afdelingen van minstens drie en maximaal 20 leden, kringen die de lokale afdelingen (‘gemeenten’) overkoepelden en zelf regionaal of nationaal overkoepeld werden. Internationaal was er een centraal comité en het hoogste orgaan was het congres, waarop minstens één afgevaardigde per afdeling aanwezig kon zijn. Om de bond een politiek fundament te geven, begon Engels te schrijven aan een ‘communistische geloofsbelijdenis’ in catechismus-stijl. Engels was er niet tevreden over en schoof het werk door naar Marx met de vraag om er een manifest van te maken. Dat is hoe het bekende ‘Communistisch Manifest’ tot stand kwam.
Het Manifest is een resultaat van de ontwikkeling van de inzichten van Marx en Engels die verder aangescherpt werden in de politieke strijd met utopische en sektarische strekkingen binnen het communisme. Het Manifest is bovendien een oproep tot actie en organisatie, het uitdrukkelijke doel was om de Bond der Communisten hiermee te wapenen. Ook hier gaat De Maesschalck uit de bocht als hij opmerkt dat de tegenstelling tussen burgerij en arbeidersklasse in het Westen nooit op de spits gedreven is en niet heeft geleid tot de revolutie die Marx voorspelde… Als een revolutie of een revolutionair potentieel niet tot een breuk met het kapitalisme leidt, heeft de burgerlijke historicus het blijkbaar niet opgemerkt.
Het is nuttig om te wijzen op de actieve betrokkenheid van Marx en Engels bij revolutionaire organisaties. Al te vaak beweren tegenstanders vandaag dat Marx een interessante filosoof was, maar dat het fout ging zodra er pogingen waren om dit in de praktijk om te zetten. Daarbij worden revolutionairen als Lenin en Trotski gemakshalve over dezelfde kam geschoren als het dictatoriale bureaucratische regime van Stalin en de stalinisten na hem. De discussie over waar het fout liep, zullen we hier niet voeren. Maar de poging om Marx te beperken tot een filosoof moet worden rechtgezet. Marx was een revolutionair en als dusdanig actief. Hij aarzelde ook niet om in te gaan op tactische kwesties voor revolutionairen. Zo schreef hij aan de Duitse communisten dat het opzetten van een petitie slechts zin had “indien zij meteen een dreigement vormt waarachter een compacte en georganiseerde massa staat.”
Naar het einde van het boek brengt De Maesschalck het verhaal van de Franse revolutie van 1848 en vooral van de impact ervan op België met daarbij heel wat aandacht voor de radicale kringen waarin Marx vertoefde. De methode van massameetings, ook al kenmerkend voor het Chartisme, kende een opgang. De revolutiedreiging in 1848 maakte een einde aan het verblijf van Marx in België. De liberale grondwet en de politieke vrijheden waarmee België voorop liep in Europa waren slechts van toepassing voor zover het bewind van de burgerij niet betwist werd. De arrestatie van Karl en Jenny Marx werd het voorwerp van een parlementair debat. De liberale minister Charles Rogier zei in het parlement over Marx: “De vreemdelingen die wanorde en oproer komen aanstoken, die het land willen meeslepen buiten de limiet die het zichzelf gesteld heeft, die vreemdelingen zullen we verder met gestrengheid blijven behandelen.” Zo toonde Charles Rogier de limieten van de liberale democratie en gaf hij een antwoord op diegenen die Marx 150 jaar later zouden afdoen als louter een filosoof en niet als een revolutionair die actief voor maatschappijverandering opkwam.
Het boek ‘Marx in Brussel’ biedt een kennismaking met Marx en de context waarin hij als twintiger onder meer het ‘Communistisch Manifest’ schreef en de basis legde voor het wetenschappelijk socialisme. Het nut van dit boek is dat het lezers warm kan maken om effectief Marx te lezen.
-
Hoe staalarbeiders in 1979 in hun strijd tegen afdankingen een eigen radiozender opzetten
Lorraine Coeur d’Acier was een vrije radiozender die op 17 maart 1979 door de Franse vakbond CGT werd opgezet in Longwy, departement Meurthe-et-Moselle. De radiozender werd opgericht in de strijd tegen de sluiting van staalfabrieken.
door Guy Van Sinoy
In die tijd waren vrije radiostations verboden. Radio Lorraine Coeur d’Acier was dus een piratenzender. Hij zond tot eind 1979 enkele uren per dag uit vanuit het gemeentehuis van Longwy-haut. De zender was geplaatst boven op de klokkentoren van de nabijgelegen kerk. Telkens wanneer de rijkswacht de zender probeerde te sluiten, weerklonk een luid alarm en kwamen duizenden mensen op straat om de radiozender te beschermen. Het strijdlied Le Chiffon Rouge van Maurice Vidalin en Michel Fugain, was het muzikale uithangbord.
Het bijzondere van dit vrije radiostation was de openheid: niet alleen vakbondsvertegenwoordigers konden spreken. Iedereen die wilde kon dat doen. De deur van de studio stond open voor iedereen: arbeiders, militanten of sympathisanten van links (en zelfs rechts), inwoners, van communisten tot nonnen. Het was een echt vrije radio, gebaseerd op solidariteit. Het stelde veel mensen in staat om te spreken en hun mening te uiten, waarbij ze verzamelden rond een verenigend en broederlijk project.
Lorraine Coeur d’Acier verwelkomde politici zoals Georges Marchais van de PCF, Alain Krivine, Daniel Cohn-Bendit van radicaal-links of de historicus Gérard Noiriel, specialist in de geschiedenis van de migratie. De geluidsarchieven van Lorraine Coeur d’Acier, verzameld door het CGT Instituut voor sociale geschiedenis, worden bewaard in het departementale archief van Seine-Saint-Denis.
Youtube documentaire over deze radiozender: https://www.youtube.com/watch?v=JFBK7nHJUzs
-
Staking in Hollywood. Schrijvers in verzet tegen uitbuiting
“Schrijvers zijn een essentieel onderdeel van het creëren van inhoud waar ons publiek van geniet, echt op alle platforms.” Dat zei Bob Bakish, de CEO van Paramount, aan investeerders terwijl hij opschepte over de 60 miljoen abonnees voor zijn streamingdiensten. Op hetzelfde ogenblik stonden schrijvers die mee aan de basis van inkomsten uit abonnementen liggen buiten te staken voor hun recht op een leefbaar loon en vast werk.
Artikel door David Rhoades (Socialist Alternative, ISA in de VS)
De Writers’ Guild of America – een vakbond van ongeveer 11.500 film- en tv-schrijvers – ging op 2 mei voor het eerst sinds 2007 in staking. Het protest is gericht tegen de sectororganisatie Alliance of Motion Picture & Television Producers (AMPTP), dat 350 bedrijven groepeert waaronder Disney, Netflix, Amazon en Warner Bros.
De topstudio’s genereerden de afgelopen jaren 28 tot 30 miljard dollar winst per jaar. In 2000 was dat nog een pak minder: 5 miljard dollar. In 2022 was Netflix alleen goed voor 5,6 miljard dollar winst. Veel van die winsten zijn het resultaat van achterpoortjes waarmee de arbeidsvoorwaarden omzeild worden. Schrijvers krijgen hierdoor minder geld voor meer output in onzekere arbeidsvoorwaarden. “Het gedrag van de bedrijven leidt tot een gig-economie,” aldus de Writers’ Guild of America (WGA).
Streaming: van vaste jobs naar gigwerk
De staking van de schrijvers is veroorzaakt door een decennium van snelle veranderingen in de wijze waarop films en televisie worden gemaakt. De populariteit en lovende kritieken van reeksen als Game of Thrones en Mad Men leiden tot grote investeringen in ‘prestigieuze reeksen’. Streamingplatforms als Netflix en Amazon begonnen eigen reeksen en films te produceren, gevestigde studio’s als HBO en Disney bouwden hun eigen streamingdiensten uit. Het plan was om abonnees aan te trekken door zo snel mogelijk een groot aantal film- en tv-projecten te kopen of te produceren en te surfen op een paar reeksen die een hit worden. Aanvankelijk leek dit meer jobs voor schrijvers te creëren, maar dit duurde niet lang.
Voor de opkomst van streaming werden reeksen meestal gemaakt door een ‘schrijverskamer’: een groep van 6 tot 12 schrijvers die voor 20 tot 26 weken per seizoen betaald werden en een driejarig contract hadden. Omdat streamingbedrijven snel nieuwe inhoud nodig hadden, gebruikten ze ‘minikamers’ van 1 tot 3 schrijvers die op een paar dagen tijd ideeën voor een heel seizoen op tafel leggen en vervolgens in 5 tot 10 weken dit seizoen uitwerken. Veel van deze reeksen of seizoenen komen er uiteindelijk niet door. Als een reeks of seizoen in productie gaat, gebeurt dit een of twee jaar nadat de afleveringen zijn geschreven.
Dit betekent dat de streamingbedrijven een heel seizoen aan scripts en ideeën kopen voor een fractie van de kost van een volledige ‘schrijverskamer’. Hierdoor werden jobs geschrapt en kwam er een neerwaartse druk op de lonen en arbeidsvoorwaarden van de schrijvers.
Minikamers werden de norm toen werken voor streaming voor veel schrijvers de enige optie werd. De mogelijkheden om voor films te schrijven zijn kleiner geworden omdat veel films nu direct op streaming gericht worden. Dat maakt dat studio’s de schrijvers geen bioscooptarief betalen, zelfs indien er voor de film op zich een bioscoopbudget is. “Wat ooit een moeilijk te krijgen maar goed betaalde job was, is nu een onmogelijk te krijgen slecht betaalde job,” zei Kit Brogden die individuele schrijvers vertegenwoordigt in de onderhandelingen aan Socialist Alternative.
Stop de minikamers
De centrale eis van de schrijversvakbond is simpel: geen minikamers meer.
Daarnaast zijn er nog een reeks eisen. Voor een reeks in pré-productie moeten studio’s minstens 6 schrijvers inhuren voor minimaal 10 weken. De meeste streamingreeksen in productie moeten een staf van 6 tot 12 schrijvers inhuren voor 24 tot 52 weken per seizoen, afhankelijk van het aantal afleveringen. Streamingfilms met een budget van meer dan 12 miljoen dollar, zouden de schrijvers de bioscoopvoorwaarden moeten betalen. Verder eist de vakbond strenge beperkingen voor het gebruik van AI-programma’s (Artificiële Intelligentie) als ChatGPT bij het schrijven.
Voor studio’s is het niet mogelijk om AI-programma’s te gebruiken om al hun inhoud meteen te genereren. Toch is het een dreiging dat boven het hoofd van de schrijvers hangt: als ze de slechte voorwaarden niet aanvaarden, dreigt vervanging. AI-programma’s kunnen momenteel geen coherente lange verhalen schrijven, maar de schrijversvakbond heeft gelijk om vooruit te kijken. Elke invoering van AI in het schrijfproces dreigt de voorwaarden naar beneden te trekken, net zoals dit in de logistieke sector gebeurde.
De werkgeversorganisatie AMPTP verwierp de meeste van deze eisen zonder tegenvoorstel. De werkgevers vrezen dat een gunstig akkoord voor de schrijvers zou leiden tot sterkere eisen van de vakbond van regisseurs (DGA) en acteurs (SAG-AFTRA). De studio’s houden een beter loon dus niet tegen omdat ze geen geld hebben, maar omdat ze vrezen dat een toegeving aan één groep werknemers de anderen zou aanmoedigen om meer te eisen.
“Het is altijd hetzelfde verhaal,” zei de stakende Melody Cooper aan Socialist Alternative. “Studio’s zeggen ons dat we de sector naar de verdoemenis helpen en dat ze ons geen beter loon kunnen betalen. Ze zeiden dit ook al in 1960, 1988 en 2007.” Ondertussen waren de acht best betaalde CEO’s in Hollywood vorig jaar samen goed voor een loon van 800 miljoen dollar! Melody wees erop dat de studio’s inspelen op de wanhoop onder de schrijvers: “Wie minder betaald wordt, zal minder snel terugvechten.”
De context van deze staking is in een andere periode dan vorige. De lonen van de schrijvers zijn de afgelopen tien jaar, gecorrigeerd voor inflatie, met 23% gedaald terwijl de lonen van de CEO’s de pan uitrezen. De prijzen voor huisvesting zijn in dezelfde periode pijlsnel toegenomen, zeker in Los Angeles, waar veel schrijvers wonen. Ondanks enorme winsten eist de logica van het kapitalisme dat streamingplatforms een quasi onmogelijke abonneegroei realiseren om aan de verwachtingen van de aandeelhouders te voldoen, vooral met een wereldwijde economische crisis in het verschiet.
Met andere woorden, ondanks de enorme winsten zijn deze bedrijven potentieel minder geneigd toegevingen te doen dan bij eerdere stakingen. Om de eisen te winnen, is er een strijd op een veel grotere schaal dan voorheen nodig.
Hoe winnen?
Zelfs nadat de scripts klaar zijn, blijft de rol van schrijvers groot. Hun inbreng op de set is cruciaal voor het produceren van een samenhangend verhaal met het collectieve werk van honderden acteurs, vakmensen en technici. Sommige producties zoals Stranger Things van Netflix werden stil gelegd, maar andere producties gingen door zonder schrijvers op de set.
Dit wijst op een obstakel voor de schrijversvakbond: acties moeten de productie verstoren. Projecten die momenteel in productie zijn, kunnen ondanks de staking doorgaan zelfs indien het een minderwaardig product oplevert. Dit gebeurde ook in 2007. Niet dat een schrijversstaking geen gevolgen heeft: het economisch gewicht van de staking in 2007 bedroeg 2,1 miljard dollar. Maar het effect op de winst van de studio’s kan worden uitgesteld.
De strijd uitbreiden om de productie volledig stil te leggen, is de beste weg vooruit. Het feit dat chauffeurs van de vakbonden IATSE en de Teamsters weigerden om langs een piket te rijden, is erg goed. Dergelijke acties moeten uitgebreid worden!
Op een stakersbijeenkomst werden leden en vertegenwoordigers van vakbonden van andere personeelsgroepen in de sector verwelkomd. De collectieve kracht die op deze bijeenkomst aanwezig was, is wat de studio’s het meest vrezen. De steun voor de schrijversstaking in de rest van de sector is vandaag veel groter dan in 2007. Dit kan de basis vormen om samen te staken. Zelfs indien de staking enkel uitbreidt naar de regisseurs en de acteurs, die ook in onderhandelingen met de werkgevers zitten, zou dat de producties onmiddellijk stilleggen.
De werkgevers van AMPTP weten dat een collectieve staking van de grote vakbonden hen tot ernstige toegevingen kan dwingen. Zonder het werk van miljoenen werkenden in de entertainmentsector kunnen de studio’s immers niets doen.
Wij zijn solidair met de staking en eisen:
- Stop de minikamers. Studio’s moeten een volledige staf van schrijvers aannemen voor elke productie, zoals bepaald door de schrijversvakbond.
- Leefbare lonen het hele jaar door. Stop de afhankelijk van seizoenswerk. Ook buiten het seizoen moeten contracten voorzien in toeslagen, zodat werkenden het hele jaar door kunnen leven.
- Escalatie van de staking om de producties stil te leggen. Regisseurs en acteurs moeten hun bonden oproepen om een stemming te organiseren om samen te staken met de schrijvers.
- Geen akkoord zonder collectief akkoord. De vakbonden van schrijvers, regisseurs en acteurs moeten publiekelijk aankondigen dat ze geen akkoord aanvaarden totdat er voor elk van hen een akkoord is dat goedgekeurd is door de leden.