Category: Recensies/Cultuur

  • De ontwikkeling van politiek bewustzijn in Vera Brittain’s ‘Testament van de jeugd’ (1933)

    Artikel door Sile (Brussel)

    “Testament van de jeugd” is een autobiografische verslag van de Engelse schrijfster Vera Brittain over haar ervaringen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het verscheen in 1933, op een moment dat veel andere werken hetzelfde onderwerp behandelden, zoals Robert Graves’ autobiografie “Good-Bye to All That” (1929) en Erich Maria Remarque’s roman “All Quiet on the Western Front” (1929), waarvan de laatste onlangs voor de tweede keer werd verfilmd. “Testament van de jeugd” zelf werd in 2014 verfilmd. Wat Brittain’s relaas onderscheidt van deze andere werken is niet alleen het feit dat het door een vrouw is geschreven. Haar boek is ook langer dan deze andere werken, namelijk 688 pagina’s, en besteedt evenveel aandacht aan de nasleep van de oorlog als aan de oorlog zelf. Zoals de schrijver Carlo Gébler het uitdrukte, onderzoekt het boek “de manier waarop een geest verandert door het lijden.” Ik zou hieraan willen toevoegen dat Brittain’s werk ook de ontwikkeling van een politiek bewustzijn in kaart brengt, hoewel dit in haar geval, zoals we zullen zien, niet bepaald een marxistisch bewustzijn is.

    Het leven van Vera Brittain, zoals beschreven in “Testament van de jeugd”

    Vera Brittain werd in 1896 geboren in het noorden van Engeland. Als dochter van een papierfabrikant groeide ze op in provinciaal comfort. In 1914 begint ze, ondanks de bezwaren van haar vader, haar studie aan Somerville, een van de eerste vrouwencolleges van de universiteit van Oxford. Natuurlijk breekt in datzelfde jaar de Eerste Wereldoorlog uit. Brittain’s verloofde Roland, haar broer Edward en hun vrienden Victor en Geoffrey vertrekken allemaal naar het front. Vera Brittain volgt het voorbeeld van deze mannen en geeft haar studie op om zich aan te melden als verpleegster.

    Van 1915 tot 1918 dient ze in Londen, Malta en Frankrijk. In diezelfde periode sterven alle jonge mannen die haar inspireerden – Roland, Edward, Victor en Geoffrey – in de loopgraven. Brittain keert in 1919 terug naar Oxford, waar ze probeert haar studie weer op te pakken na de ontreddering van de oorlog. In de jaren twintig zet ze zich in voor feminisme en pacifisme. Door de dood van haar verloofde, broer en vrienden beschouwt Brittain zichzelf als de enige overlevende van een generatie. Ze schrijft nog vele andere boeken, maar het is “Testament van de jeugd” (1933) dat haar bekendheid brengt. Via “Testament van de jeugd” getuigt ze van de massale verspilling en vernietiging van de Eerste Wereldoorlog.

    Een psychologisch verslag

    Natuurlijk zijn er veel verslagen van de Eerste Wereldoorlog geschreven vanuit het oogpunt van de soldaten in de loopgraven, zoals de hierboven genoemde. Wat Vera Brittain ons biedt in het eerste deel van “Testament van de jeugd”, terwijl ze nog studeert in Oxford voordat ze zich aanmeldt als verpleegster, is een gezichtspunt van het thuisfront. Ze beschrijft bijvoorbeeld de pijn en spanning van het wachten op brieven nadat haar broer en verloofde naar het front zijn gestuurd. Ze geeft ons ook inzicht in de bijzondere psychologie van vrouwen van haar klasse (de Engelse middenklasse) met betrekking tot de oorlog. In die tijd werd vaak gedacht dat deze vrouwen een morbide belangstelling hadden voor de gruwelijke details van de loopgraven.

    De Engelse dichter Siegfried Sassoon bekritiseerde deze tendens in zijn vrouwonvriendelijke gedicht “Glory of Women” (1918). In dit gedicht schetst Sassoon het beeld van mannen in de loopgraven, die dagelijks verschrikkingen meemaken, en vrouwen aan het thuisfront, die een andere werkelijkheid beleven, of het nu vrouwen uit de middenklasse zijn die elkaar gruwelijke verhalen over de loopgraven vertellen, of vrouwen uit de arbeidersklasse die de oorlogsmunitie vervaardigen. Figuren als Sassoon gingen tekeer tegen vrouwen in het algemeen zonder te erkennen dat de vrouwen die in deze fabrieken werkten hun eigen dagelijkse verschrikkingen beleefden – waaronder explosies en ernstige gezondheidsproblemen – of dat de morbide belangstelling van vrouwen uit de middenklasse voor de oorlog haar eigen specifieke wortels had.

    Zoals Vera Brittain uitlegt, betekende de oorlog voor vrouwen van haar klasse, die opgroeiden omringd door de strenge en repressieve codes uit het Victoriaanse Engeland, een soort bevrijding, en zelfs de morbide details van de loopgraven boden hun een psychologische uitlaatklep.

    Maar Brittain blijft niet lang aan het thuisfront. In 1915 meldt ze zich aan als vrijwillig verpleegster. Aanvankelijk dient ze in een ziekenhuis in Londen. Zoals ze beschrijft, begint haar werk op dit gebied voor haar de strikte fysieke barrières tussen mannen en vrouwen op te heffen, nog een aspect van haar post-Victoriaanse klassenachtergrond. Een jaar eerder was het haar verboden alleen te zijn met haar verloofde, en nu verpleegt ze gewonde soldaten! We zien hier een voorbeeld van hoe de klassennormen door de oorlog worden doorbroken. Brittain zet haar vrijwilligerswerk voor het Rode Kruis voort in Malta, en later aan het Westelijk Front in Frankrijk. Daar moet Brittain vaak Duitse soldaten verplegen. Deze ervaring met het verzorgen van “de vijand” is vormend voor haar. Vanaf dit moment begint ze een soort internationaal politiek bewustzijn te ontwikkelen, een bewustzijn dat de nationalistische propaganda van de Britse staat, die de Duitse soldaten ontmenselijkt, verwerpt.

    Een politiek ontwaken

    Na de oorlog keert Vera Brittain terug naar Oxford om haar studie voort te zetten. Een groot deel van “Testament van de jeugd” concentreert zich op deze ervaring van de nasleep van de oorlog, die een essentieel onderdeel vormt van het anti-imperialistische betoog van Brittain.

    Propaganda en nationalisme tijdens de Eerste Wereldoorlog moedigden mannen en vrouwen aan om “hun steentje bij te dragen” en beloofden dat ze later als helden zouden worden gevierd, bij leven of in de dood. Maar in de loop van “Testament van de jeugd” worden deze imperialistische leugens doorprikt.

    Brittain’s verloofde, Roland, een dichter en idealist, verwachtte altijd te sterven in de strijd – maar uiteindelijk wordt hij neergeschoten terwijl hij een kabel inspecteert voor een loopgraaf, en sterft enkele dagen later aan zijn verwondingen. Nauwelijks een nobele dood. De behandeling van Brittain zelf wanneer zij terugkeert naar Oxford weerspiegelt de algemene behandeling van overlevenden na de oorlog. In Oxford probeert Brittain vaak over haar ervaringen te praten, maar ze wordt voortdurend afgewezen en genegeerd door haar leeftijdsgenoten. Het lijkt erop dat iedereen de afgelopen vier jaar het liefst zou vergeten. Psychologisch gezien is dit zeker een manier om met de verschrikkingen van de oorlog om te gaan: deze helemaal vergeten. Maar door haar isolement in Oxford, wanneer Brittain symptomen van posttraumatische stress begint te krijgen, waaronder levendige hallucinaties, schaamt ze zich te veel om met iemand hierover te spreken.

    Beetje bij beetje realiseert Brittain zich dat haar eigen idealisme, en het idealisme van haar verloofde en die andere omgekomen jonge mannen, zijn uitgebuit door de imperialistische oorlogszuchtigen, door de Britse staat. Het is op dit moment dat de woede van Brittain overgaat van een individueel naar een politiek niveau. Zoals ze schrijft: “Toen ik een meisje was… dacht ik dat het leven individueel was, iemands eigen zaak; dat de gebeurtenissen in de buitenwereld belangrijk genoeg waren op hun eigen manier, maar persoonlijk niet ter zake deden. Nu heb ik, net als de rest van mijn generatie, steeds weer de verschrikkelijke waarheid moeten leren… dat geen enkel leven echt privé is, of geïsoleerd, of zelfvoorzienend.”

    In de jaren twintig sprak Vera Brittain vaak namens de Volkenbond, een internationale organisatie die werd opgericht na het Verdrag van Versailles in 1919. Ze maakte een rondreis door het naoorlogse Europa en bezocht de Saarvallei, een gebied in Duitsland dat volgens de voorwaarden van het verdrag door het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk werd bezet. Voor Brittain had het verdrag van Versailles de voorwaarden geschapen voor het fascisme in Duitsland. Zij schreef “Testament van de jeugd” in de jaren dertig, dus een ander aspect van haar politieke argumentatie was deze reactie op de opkomst van het fascisme in Europa.

    Maar het politieke ontwaken van Vera Brittain blijft enigszins individualistisch. Het beeld van haar als enige overlevende van haar generatie is ontroerend, maar in de manier waarop ze schrijft over de dood van haar broer, haar verloofde en hun vrienden, wordt gesuggereerd dat deze dood tragischer is dan die van andere gewone soldaten: dat, kortom, de dood van deze heldere, intellectuele jonge mannen een symbool is van de verspilling die de oorlog heeft veroorzaakt. Natuurlijk erkent Brittain later in “Testament van de jeugd” dat de Britse arbeidersklasse ook werd uitgebuit door de leugens van het imperialisme. Maar de aard van deze uitbuiting wordt niet onderzocht. Het probleem is dus niet alleen dat Vera Brittain’s politieke analyse zich beperkt tot haar eigen klasse, maar ook dat zij zich haar eigen individuele ervaring als vrijwillige verpleegster voorstelt als overstijgend aan het klassenverschil. Maar in feite is het duidelijk dat ze deze verschillen vaak niet opmerkt. Bijvoorbeeld, vroeg in het boek, wanneer Brittain voor het eerst verneemt dat haar broer naar het front wordt gestuurd, keert ze naar huis terug en ziet tot haar ontsteltenis dat haar dienstmeisjes geen kopje thee voor haar heeft gezet! Dit moment blijft in de tekst onbesproken, wat suggereert dat Brittain het belang ervan niet inzag.

    Het politieke ontwaken van Vera Brittain is dus beperkt; het leidt haar tot pacifisme. Ze bleef pacifist tot haar dood in 1970. De noodzaak van ingrijpende maatschappelijke veranderingen vormt de these van “Testament van de jeugd”. Maar Brittain is, ondanks haar ervaring, niet in staat haar eigen argument te volgen tot de natuurlijke conclusie, tot revolutie. Ze spartelt te midden van kapitalistische veronderstellingen dat eigendom “het sterkste instinct van de mens” is en erkent niet de bredere vernietiging die wordt veroorzaakt door dezelfde oorlogsinstrumenten die haar eigen generatie uitroeiden. Het verslag dat zij ons geeft, is nog steeds zeer waardevol, maar niet om de redenen die zij zich voorstelt. De waarde ervan ligt in de openhartige, psychologische en intieme kijk op de oorlog en de nasleep ervan, en in het feministische tegengeluid dat het biedt tegen de vrouwonvriendelijke verhalen uit die tijd.

    Het is nuttig om een werk als “Testament van de jeugd” te beschouwen in de context van de huidige oorlog in Oekraïne. Het marxistische standpunt over oorlog is niet pacifistisch. Het steunt bijvoorbeeld de bewapening van de arbeidersklasse in Oekraïne om hun vaderland te verdedigen, op voorwaarde dat deze bewapening geen imperialistische interventie van het Westen is. Aan de invoer van wapens in Oekraïne door de imperialistische mogendheden hangt een prijskaartje, en die prijs wordt betaald door de arbeidersklasse van Oekraïne – in de privatisering van de industrie en de verkoop van land aan buitenlandse bedrijven. Uiteraard kan er geen directe analogie worden getrokken tussen de Eerste Wereldoorlog en de oorlog in Oekraïne, aangezien de ene een direct inter-imperialistisch conflict was, en de andere beter kan worden omschreven als een proxy-oorlog. Maar Vera Brittain’s “Testament van de jeugd” herinnert ons enerzijds aan de kosten van de oorlog en anderzijds aan het politieke ontwaken van degenen die in het kielzog ervan achterblijven. Beide kunnen en moeten ons aanmoedigen in de internationale socialistische strijd om een einde te maken aan oorlog en ongelijkheid.

  • Kleine bijrol voor het communisme in de reeks ‘The last of us’

    Door Grace Fors (Socialist Alternative, ISA in de VS)

    Dit artikel bevat spoilers!

    De nieuwe hitserie ‘The Last of Us’ van HBO is gebaseerd op een gelijknamig videospel uit 2013. Het toont een post-apocalyptische woestenij. De Ophiocordyceps-schimmels die insecten aantasten en hun gedrag controleren, evolueert en tast ook mensen aan. Er wordt gesuggereerd dat dit deels werd veroorzaakt door de opwarming van de aarde. Een snelle wereldwijde verspreiding van het virus in combinatie met een vergeefse reactie van de overheid (déjà vu!) resulteert in een totale maatschappelijke ineenstorting.

    In de eerste vijf afleveringen van het seizoen vechten de hoofdpersonen, Joel en Ellie, met hand en tand als ze van een ‘Quarantaine Zone’ in Boston naar het westen reizen, naar Jackson, Wyoming, op zoek naar Joels broer, Tommy.

    Als ze hem in aflevering zes vinden, zijn ze verrast om in Jackson een bloeiende gemeenschap aan te treffen. Na het repressieve autoritarisme van FEDRA – het “officiële” gezag van wat overblijft van het Amerikaanse leger dat slopende dwangarbeid oplegt aan een permanent verarmde onderklasse in de Quarantaine Zones – en de zinloos gewelddadige ‘post-revolutionaire’ terreur van de bende die Kansas City controleert, is Jackson een welkome verademing.

    Een utopische commune midden dystopische ellende

    Terwijl Joel en Ellie door Jackson lopen, versierd met kerstversieringen, met scholen en zelfs bioscopen, legt Tommy’s partner Maria uit hoe hun gemeenschap functioneert. “Alles wat je in onze stad ziet, serres, vee, alles wordt gedeeld. Collectief eigendom.’ Ze maken indrukwekkend gebruik van waterkracht voor hernieuwbare energie. Het werk wordt gedeeld. Overheidsposities worden democratisch benoemd en regelmatig gerouleerd om een zo breed mogelijke deelname aan het bestuur van de samenleving te creëren. “Dus, communisme,” plaagt Joel, maar Tommy ontkent. Maria corrigeert hem: “Dit is een commune. We zijn communisten.”

    Is dit echt communisme zoals marxisten het zouden omschrijven? Niet echt. Maar veel ervaringen in de geschiedenis van de communistische beweging, waarvan de lessen vandaag voortleven, vertonen overeenkomsten met Jackson. Pogingen om coöperatieve dorpen te stichten werden ondernomen door de filantropische kapitalist Robert Owen in het begin van de 17e eeuw. Later, in de Parijse Commune van 1871, verdreef de gewapende arbeidersklasse de Franse staat en richtte ze een arbeidersstaat op die korte tijd stand hield. De Parijse Commune drukte een blijvend stempel op het bewustzijn met haar voorbeeld van wat een communistische samenleving kon bereiken, omdat de arbeiders van Parijs snel progressieve hervormingen doorvoerden, zoals scheiding van kerk en staat, gelijke beloning voor vrouwen en de eis dat staatsambtenaren slechts het gemiddelde loon van de arbeiders mochten verdienen.

    Een echte communistische samenleving, die vorm zou krijgen door een periode van overgang van kapitalisme naar socialisme, zou echt wereldwijd moeten zijn. Terwijl de mensen van Jackson het beste maken van wat ze hebben, is dit niet genoeg. De democratische organisatie van de productie zou lokaal, regionaal en wereldwijd moeten worden gecoördineerd om ervoor te zorgen dat iedereen heeft wat nodig is, van de beste medicijnen tot technologie en productietechnieken. Bovendien worden de inwoners van Jackson voortdurend van buitenaf bedreigd: Joel en Ellie werden bijna vermoord toen ze aankwamen. Er is immers het besef dat vijandige krachten kunnen binnenkomen en alles wat er is opgebouwd vernietigen. Er kan geen ‘socialisme in één land’ zijn – of in één stad of dorp – dat niet onmiddellijk vijandigheid en sabotage ondervindt van de rest van de kapitalistische wereld die erop gebrand is elke bedreiging van hun systeem uit te schakelen.

    Een betere wereld is mogelijk

    Het goede nieuws is dat er geen apocalyps nodig is die de bevolking in zombie-achtige monsters verandert om tot verandering te komen. Aan de andere kant moeten we evenmin op een natuurramp wachten om de miljardairsklasse aan te pakken.

    We kunnen dus niet zeggen dat de zesde aflevering van ‘The Last of Us’ echt socialisme of communisme toonde. Maar veel jongeren die de serie bekeken, waarvan de meerderheid positiever staat tegenover socialisme dan kapitalisme, waren ongetwijfeld aangenaam verrast om een positieve voorstelling te zien van een niet-kapitalistische, collectivistische samenleving. Om dit type maatschappij te winnen, op lange termijn te overleven en echt te laten bloeien, is strijd nodig. Deze strijd zal er niet uitzien als de tactiek van de Fireflies met ondergrondse netwerken en terrorisme, maar als een brede beweging van werkende mensen en onderdrukten, verenigd in solidariteit om het regime van het kapitalisme omver te werpen, de rijkdom en de productiemiddelen van de heersende klasse in beslag te nemen, en vanaf de grond een eigen samenleving op te bouwen.

    The Last of Us, met Bella Ramsey als Ellie en Pedro Pascal (die aan moeders kant verwant is aan de Chileense socialistische leider Salvador Allende) als Joel, is een spannende reeks. Hoewel het verhaal van The Last of Us, in de serie en het spel, uiteindelijk nihilistische thesen over geweld en de menselijke natuur naar voren brengt, zorgt de post-apocalyptische setting voor interessante voorstellingen van hoe de samenleving zou kunnen worden georganiseerd zonder de dwang van het kapitalisme. Nu seizoen 1 voorbij is, kunnen HBO-kijkers uitkijken naar de disfunctionele capriolen van de rijke megalomane familie Roy in het laatste seizoen van Succession!

  • “Annie colère”, een militante film van Blandine Lenoir

    Annie is een werkneemster in een kleine fabriek die matrassen produceert. Ze heeft twee kinderen maar wil er geen meer. Wanneer ze onvrijwillig zwanger wordt, trekt ze naar een plaatselijke afdeling van de MLAC (Mouvement pour la Libération de l’Avortement et de la Contraception), een organisatie die campagne voert voor de legalisering van abortus en die samen met artsen en vrijwilligers vrouwen bijstaat om abortus toe te passen volgens de Karman-methode. Dit vond plaats in Frankrijk in 1974, in een klein provinciestadje. In die tijd was abortus totaal verboden.

    door Francine Dekoninck, verpleegkundige, syndicaliste en feministe

    Aanvankelijk dacht Annie dat ze geen tijd had om zich in te zetten voor de vereniging omdat ze het al erg druk had met haar werk en gezin. Maar toen Christiane, haar buurvrouw, stierf als gevolg van een clandestiene abortus, besloot ze zich in te zetten voor de beweging. Ze ontdekte veel solidariteit en leerde geleidelijk zelf abortussen uit te voeren.

    De beweging had moeite om aan de groeiende vraag van vrouwen te voldoen. Er ontstonden spanningen met de jonge artsen (allemaal mannen). Annie en andere vrijwilligers zagen dit als een kans om vrouwen de controle over hun lichaam terug te geven.

    In december 1974 werd abortus gedecriminaliseerd door het Franse parlement (met 274 linkse en centrumstemmen voor, 189 rechtse stemmen tegen) en was het voortaan mogelijk om binnen de tien weken een abortus te laten uitvoeren door een arts. Dit bracht de kwestie van de ontbinding van de plaatselijke MLAC-groep aan de orde. Maar abortus in de ziekenhuizen zou niet gratis zijn en de gewetensclausule voor dokters beperkte de toegang tot abortus. Onder de indruk van de solidariteit die ze bij de MLAC zag, besloot Annie verpleegkunde te gaan studeren.

    In België is abortus nog steeds niet volledig gedepenaliseerd. In 1990 werd het gedeeltelijk uit het strafwetboek gehaald met de wet Lallemand-Michielsen. Toenmalig koning Boudewijn, lid van de katholieke sekte van de ‘Charismatische verniewing’, weigerde die wet te ondertekenen.

    Haast je om deze militante film te zien, die me diep ontroerde omdat ik beroepsmatig vóór 1990 zoveel jonge vrouwen zag die in het ziekenhuis kwamen te overlijden na een clandestiene abortus!

  • Film: ‘Women talking’ geschreven en geregisseerd door Sarah Polley

    Recensie door Rob Rooke (Socialist Alternative, ISA in de VS)

    De film van Sarah Polley is een parabel over misbruik en verzet. Hij speelt zich af in een kolonie van mennonieten in een onbekend land. De film is een bewerking van het gelijknamige boek van de Canadese schrijfster Miriam Toews. Het boek is een gefictionaliseerd verslag gebaseerd op een zeer echt verhaal.

    Het ware verhaal waarop de film Women Talking zich baseert, was de verkrachting van meer dan honderd vrouwen in een mennonitische gemeenschap in Bolivia in de jaren 2000. Acht mannen werden uiteindelijk schuldig bevonden. Ze hadden de vrouwen gedrogeerd met een verdovingsmiddel voor vee en hen aangerand terwijl ze in hun eigen bed sliepen. De vrouwen, tussen 4 en 65 jaar oud, kregen aanvankelijk te horen dat ze zich de aanrandingen inbeeldden. Toen de gevallen zo omvangrijk werden, werd hen verteld dat ze door God waren gestraft voor hun zonden.

    Als we de plot en het traject van de film nauwkeurig onderzoeken, zouden we veel fouten kunnen vinden, maar als we de film accepteren als een parabel – dan is dat niet het punt. De plot toont een mechanisme, waarbij we de vrouwen de ernst en de omvang van hun onderdrukking zien verkennen.

    Stemmen over onderdrukking

    In de film gaan de mannen van de kolonie naar de stad om de personen die gearresteerd zijn voor de verkrachting vrij te kopen. De vrouwen krijgen van de leiders van de kolonie te horen dat ze moeten beslissen of ze hun verkrachters vergeven of niet. In reactie daarop bedenken ze onafhankelijk en collectief drie opties om over te stemmen: niets doen, blijven en vechten, of vertrekken. Aan hun beslissing is de dreiging verbonden dat ze zullen worden uitgesloten en geen plaats in de hemel zullen krijgen als ze hun verkrachters niet vergeven.

    De stemmen van de vrouwen gaan gelijk op voor de laatste twee opties. Om de impasse te doorbreken worden drie groepen vrouwen van verschillende generaties gekozen om te beslissen of alle vrouwen blijven dan wel de kolonie verlaten.

    Het grootste deel van de film is dat debat en die discussie, op de zolder van de schuur met de vrouwen die op hooibergen zitten. Het is geschreven als een toneelstuk, waarbij de vrouwen een onderzoek starten naar hun wereld en levenservaringen. Ze doen dit met een vrijheid die ze nooit eerder kenden. Het was hen in deze fundamentalistische religieuze gemeenschap verboden om te leren lezen en zelfs om tegen mannen te praten.

    Op een gegeven moment verbreekt een van de twee tienermeisjes, die aan de zijkant van de schuur zitten, een stilte en zegt: “Dit is saai.” Dit is misschien de erkenning van de regisseur dat het uitgangspunt van de film niet voor iedereen is weggelegd.

    Het acteerwerk en de dialogen van Women Talking zijn moeilijk te bekritiseren. De film draait om het praten. Zelfs de prachtige cinematografie lijkt ons terug te trekken naar de essentiële inhoud van de film door de kleuren van de felgele zomerse graanvelden waar de kinderen spelen opzettelijk af te zwakken.

    De golf van het debat

    We zien hoe de jongvolwassen vrouwen het debat domineren en hoe de grootmoeders zich afzijdig houden en slechts selectief hun levenswijsheid inbrengen. Mariche, Salome en Ona brengen elk hun eigen unieke levenservaring in. Het ene personage pleit voor drastische veranderingen en het andere slaat terug met het argument dat het onrealistisch is. Terwijl de discussie zich ontvouwt krijgen we de subtiele reacties op de gezichten van de verschillende personages te zien. Uit deze golvende discussie komt uiteindelijk een beslissing voort.

    De woede van Mariche en Salome explodeert regelmatig. Terwijl ze vergelijkbare ervaringen delen, botsen hun conclusies abrupt. Alle nuances van hun onderdrukking worden in de kring gegooid. Moet men een regelmatige misbruiker blijven vergeven? Is een vrouw zelf verantwoordelijk voor het misbruik waar ze onder gebukt gaat?

    De wijze waarop de film Ona, Melvin en August in beeld brengt, wijst telkens op positieve mogelijkheden. Ona is een alleenstaande vrouw die door verkrachting zwanger is geraakt en niet bereid is zich met een huwelijk uit haar situatie te bevrijden. Een ander slachtoffer, de tiener Melvin, knipt hun haar af en verwerpt hun gender. August, die de notulen van de vrouwenbijeenkomst bijhoudt, is een principiële man die onhandig, maar met overtuiging, probeert te luisteren en de vrouwen wil respecteren.

    De manier waarop de parabel de kwestie van vechten of vertrekken behandelt, kan op verschillende manieren worden opgevat. Moeten ze blijven en vechten in een wereld waarvan de fundamentele context hen en hun kinderen onbeschermd laat tegen misbruik? Kan een samenleving die gebaseerd is op ongelijkheid, gerechtvaardigd door haar religie, hervormd worden?

    De vrouwen bespreken of het wel mogelijk is de kolonie te verlaten. Moeten ze de jongere kinderen meenemen? Of alleen de meisjes? Wat gebeurt er met de achtergebleven jongens? Kunnen de jongere mannen het misbruik afleren? De dag van overleg is een dag van geconcentreerde empowerment, waar voor het eerst het deksel van het stilzwijgen wordt gelicht. Er zijn momenten waarop vrouwen hardop lachen over hoe radicaal de verandering zou moeten zijn om niet langer bang te zijn voor misbruik.

    Het recht om te vertrekken

    Dagelijks voeren miljoenen vrouwen in de VS die te maken hebben met geweld en misbruik soortgelijke gesprekken in hun hoofd. Of ze hun man, hun vriend of hun gewelddadige vader moeten verlaten. In dit proces lijden ze meestal alleen, omdat misbruikers vrouwen opzettelijk isoleren van hun netwerk van vrienden en familie die hen kunnen helpen hun situatie te verwerken of te ontsnappen.

    De vrijheid van een vrouw om te vertrekken is op vele niveaus uiterst gecompliceerd, niet in de laatste plaats door de angst voor dakloosheid en armoede. Weggaan kan angstaanjagend zijn. De film is geen liberale fantasie waarin vrouwen alleen maar voor zichzelf hoeven op te komen en alles in orde is. De onzekerheid en de angst voor de wereld waarin ze terechtkomen als ze uit hun misbruik stappen, maken deel uit van de overwegingen van de vrouwen in Women Talking. Maar een deel van de film vereist ook een zekere ‘suspension of disbelief’, omdat nooit de vraag wordt gesteld waar degenen die het misbruik ontvluchten het vaakst mee te maken krijgen: zouden hun misbruikers hen niet gewoon opsporen en gevangen nemen en vermoorden?

    De mainstream feministische visie op het misbruik in de gemeenschap van mennonieten zou zijn dat misbruik relatief is: sommige samenlevingen zijn erger dan andere. De socialistische visie is dat zowel religieuze als niet-religieuze samenlevingen die gebaseerd zijn op economische uitbuiting en systematische ongelijkheid nooit fundamenteel hervormd kunnen worden. Hoewel de film deze vraag niet behandelt, wijst hij in de richting van de conclusie dat de dictatuur van de mannen niet hervormd kan worden.

    Onderzoek wijst uit dat de helft van de Amerikaanse vrouwen ooit te maken had met seksueel geweld, bij de helft van hen gebeurt dit voor ze 18 jaar worden. Deze crisis van misbruik is van pandemische proporties, maar wordt in deze maatschappij nooit echt aangepakt. Economische en persoonlijke uitbuiting zijn fundamenteel in de kapitalistische samenleving. Dit kan niet zomaar weg hervormd worden.

    Sarah Polley, die als tiener lid was van Socialist Alternative (toen bekend als Labour Militant) in Toronto, Canada, maakte een film die een deur opent naar een vaak gesloten kamer. Het is een kamer waar vrouwen praten over hun ontberingen en misbruik en waar ze hun woede uiten. Het gesprek is urgent omdat hun beslissing de vorm van het leven van hun dochters zal bepalen. De strijd om een einde te maken aan misbruik is nauw verweven met de strijd om een einde te maken aan het economisch systeem dat gebaseerd is op uitbuiting.

  • 1985: reeks over schokkende periode toont gevaar van extreemrechts

    Zwaar bewapende terroristen die schijnbaar willekeurig dood en vernieling zaaien. De reeks ‘1985’ brengt het verhaal van de ‘Bende van Nijvel’. Uiteraard gaat het om een geromantiseerde versie en wordt er hier en daar een loopje genomen met de feiten, maar de grote lijnen zitten wellicht dicht bij de werkelijkheid die nog steeds niet officieel erkend wordt.

    Door Geert Cool

    Begin jaren 1980 vielen officieel 28 doden bij gewapende overvallen die met de Bende van Nijvel in verband worden gebracht, wellicht waren er veel meer doden aangezien er meer feiten waren. Dit zorgde voor een schok en een gevoel van angst onder brede lagen van de bevolking. Mensen waren bang om naar de supermarkt te gaan, het personeel van de supermarkten was al helemaal angstig om te werken. Het willekeurige karakter van het geweld maakte dit nog erger. Onderzoek naar het geweld leverde niets op. Veertig jaar later is het duidelijk dat er wel degelijk een strategie achter het geweld zat, dat er meer feiten waren, dat er wellicht sprake was van verschillende daders en dat er banden waren met zowel extreemrechts als delen van het staatsapparaat. Hoe is het anders mogelijk dat de daders over dergelijk moderne wapens beschikten en hoe kan het anders dat de officiële onderzoeken nooit iets opleverden?

    De reeks legt een verband met de groep Diane en de extreemrechtse militanten rond Paul Latinus en zijn Westland New Post. Recent werd Beijer opnieuw ondervraagd. WNP-lid en Hitler-fan Madani Bouhouche is officieel overleden, maar de crematie gebeurde voor de Belgische onderzoekers zijn DNA konden controleren…  In een kranteninterview werd Bouhouche ooit naar de Bende gevraagd. Zijn antwoord: “Het is natuurlijk erg, die 28 mensen die door de Bende zijn vermoord. Ik vind het zelf ook vreselijk. Maar elk jaar sterven er nog zo veel meer mensen in het verkeer. Blijven ze dààr zo over doorzeiken?” Latinus kwam om door een ‘zelfmoord’ die technisch wellicht niet mogelijk was. Al deze figuren werden in verband gebracht met wapendiefstallen, militaire trainingen en gewelddadige operaties. Het ging niet om figuren in of buiten de marge van de maatschappij, ze genoten een aanzien in kringen van het establishment.

    Het alomtegenwoordige racisme en de invloed van extreemrechts binnen de rijkswacht gingen gepaard met een bewuste strategie om de ‘communistische dreiging’ te stoppen. Dit gebeurde niet toevallig op een ogenblik dat het volledige systeem in crisis kwam. De recessies van midden jaren 1970 en begin jaren 1980 zorgden voor een explosie van de werkloosheid en massale sociale onrust. Dit was bovendien kort na de revolutionaire explosies van mei 1968 in Frankrijk, waar niet alleen de studenten protesteerden maar ook miljoenen arbeiders het werk neerlegden in een van de grootste stakingen uit de Franse geschiedenis. In België waren er de vrijdagstakingen van 1977 en bleef de sociale onrust aanhouden, onder meer met een sterke beweging in de openbare diensten in 1983. In Frankrijk kwam Mitterand aan de macht met de belofte om de banken en sleutelsectoren te nationaliseren. In een toenemende polarisatie met een opgang van sociale onrust probeerden delen van het staatsapparaat en extreemrechts om een ‘sterke staat’ te vestigen. Toen het gevaar van omverwerping van het kapitalisme geweken leek, onder meer door de bocht van Mitterand die toegaf aan de chantage van het kapitaal en overging tot besparingen maar ook door het verzwakken van de Sovjet-Unie waar de stalinistische dictatuur in een doodlopend straatje van achteruitgang zat, was het enthousiasme voor een ‘sterke staat’ – lees: een politiedictatuur – in de kringen van de burgerij en het staatsapparaat bekoeld.

    Dat er banden waren tussen extreemrechtse terroristen en delen van het staatsapparaat lijkt niet langer betwist te worden. Er waren overigens precedenten. Denk maar aan de moord op de communistische voorman Julien Lahaut die het aangedurfd had om ‘Vive la république’ te roepen bij de eedaflegging van koning Boudewijn. Die moord werd gelinkt aan netwerken als ‘Gladio’, zogenaamde stay-behindnetwerken van gewapende militanten die onder de radar de communistische dreiging bestreden. De banden tussen dergelijke netwerken en extreemrechts waren steeds nauw. Het onderzoek leverde evenmin iets op. Pas 65 jaar na de feiten kwam er enige duidelijkheid die wees op de zogenaamde ‘strategie van de spanning’.

    De werkwijze en de doelstellingen tonen het gevaar van extreemrechts. Vandaag doet extreemrechts zich graag voor als ‘anti-establishment’, maar dat dient enkel om stemmen te winnen. Sommigen rekenen voor de strijd tegen racisme en zelfs tegen extreemrechts op de overheid. De reeks ‘1985’ toont de beperkingen daarvan: uiteindelijk is het staatsapparaat de gewapende arm van het kapitaal. Als het establishment extreemrechts kan gebruiken voor zijn politieke agenda, dan aarzelt het niet om dat te doen. Onvoorzichtige elementen als Latinus worden zonder problemen uitgeschakeld als dit nodig geacht wordt, maar hoeveel extreemrechtse militanten konden nadien gewoon de draad terug opnemen? Hoeveel politici die banden met deze kringen hadden, bleven gewoon op post? Zo werd al eens gewezen op banden tussen Westland New Post en de christendemocratische politicus en ex-premier Vanden Boeynants die dicht bij de extreemrechtse kringen van zijn partij stond.

    ‘1985’ mag niet louter als een reeks over ver vervlogen tijden gezien worden. Racisme blijft sterk aanwezig binnen het staatsapparaat: vorige week nog begon een proces tegen 29 politie-agenten in Antwerpen wegens racisme. Maar meer algemeen toont ‘1985’ ook hoe het kapitalisme in tijden van polarisatie niet aarzelt om alle mogelijke middelen waarover het beschikt in te zetten. De spelregels van de burgerlijke democratie zijn daarbij ondergeschikt aan de doelstellingen. Uiteindelijk komen die doelstellingen neer op het verdedigen van de belangen van het kapitaal, inclusief de belangen van de gewapende arm van het kapitaal. Het systeem kan hierbij steeds rekenen op de reservetroepen van extreemrechts.

    https://nl.socialisme.be/26697/over-terreur-van-bij-ons-wat-was-de-bende-van-nijvel
    https://nl.socialisme.be/72078/bende-van-nijvel-de-vaudeville-gaat-verder
    https://nl.socialisme.be/1849/bouchouche
  • Boek. ‘Danger Zone’ over de koude oorlog tussen de VS en China

    “Danger Zone – The Coming Conflict with China” van Hal Brands en Michael Beckley biedt een zeer enge routekaart voor de overwinning van de VS in de nieuwe imperialistische Koude Oorlog.

    Recensie door Adam N Lee, uit het magazine van chinaworker.info

    Brands en Beckley, specialisten in geopolitieke geschiedenis, presenteren hun boek als “een tegendraadse kijk” op de wereldmacht van China en de nieuwe Koude Oorlog tussen Washington en Beijing. China is al in verval, stellen zij, en is daarom in “de val van de piekmacht” gelopen. In plaats van een zucht van verlichting te slaken, benadrukken ze dat China hierdoor een nog gevaarlijker bedreiging voor de Amerikaanse belangen wordt. “Al meer dan tien jaar verbergt China een ernstige economische vertraging die een existentiële bedreiging vormt voor het heersende regime,” schrijven ze. Over dit punt kunnen we het eens zijn, maar een groot deel van het boek schiet enorm tekort.

    Chinaworker.info heeft, zeker sinds het begin van het tijdperk Xi Jinping, consequent betoogd dat de economische fundamenten van de Chinese dictatuur aanzienlijk zwakker zijn dan wordt beweerd.

    Over China’s demografische crisis zegt het boek: “Van 2020 tot 2035 zal China ruwweg 70 miljoen volwassenen in de werkende leeftijd verliezen en 130 miljoen ouderen bijkrijgen. Dat is een populatie van jonge werknemers, consumenten en belastingbetalers ter grootte van Frankrijk die verdwijnt en een populatie van oudere gepensioneerden ter grootte van Japan die erbij komt. En dat in amper vijftien jaar.”

    Brands en Beckley halen de voorbeelden aan van het keizerlijke Duitsland in 1914 en Japan in 1941 – mogendheden die op vergelijkbare wijze aan hun verval waren begonnen. Dit is natuurlijk een overgesimplificeerde en eenzijdige kijk op de oorzaken van WO1 en WO2. Maar het hele boek is ongegeneerd eenzijdig. Deze historische vergelijkingen worden aangeboden om het idee over te brengen dat het huidige traject van Beijing een aanzet is om een oorlog te “beginnen”.

    Ondanks Xi Jinpings nationalistische oorlogszuchtige diplomatie is de belangrijkste zorg van zijn dictatuur het onder controle houden van China’s 1,4 miljard mensen. Voor Brands en Beckley betekent de huidige onmiskenbare crisis in China, in plaats van de druk te verlichten, dat de VS hun Koude Oorlogsstrategie verder moeten escaleren.

    “Splits het internet”

    Volgens de auteurs is het decennium van de jaren 2020 de periode waarin de rivaliteit tussen de VS en China het grootst is, inclusief het risico van oorlog. Het boek opent met een hypothetische Chinese invasie van Taiwan in 2025, inclusief een verrassingsaanval op de Amerikaanse Pacific Fleet, getimed om samen te vallen met een bitter betwiste machtsovergang na de volgende Amerikaanse presidentsverkiezingen. Dit decennium is dus de “gevarenzone” uit de titel van het boek.

    Het gevaar is voor de auteurs niet de oorlog die moet vermeden worden, maar dat het Amerikaanse imperialisme onvoldoende voorbereid is om de oorlog te winnen. Het hoofdthema van het boek wordt samengevat in de volgende passage: “Amerikanen moeten dringend beginnen de Chinees-Amerikaanse rivaliteit minder te zien als een marathon van 100 jaar en meer als een zinderende sprint van tien jaar. Dat is omdat China veel sneller een tanende macht zal zijn dan de meeste mensen denken.”

    Dit is een boek geschreven voor de Amerikaanse politieke elite – dat zijn de “Amerikanen” waar de auteurs het over hebben. Op basis van de politiek van de afgelopen twee tot drie jaar zien we dat veel van wat Brands en Beckley bepleiten al overeenkomt met de mainstream opinie binnen de Amerikaanse heersende klasse en de politiek van de regering-Biden.

    Welke strategie bepleiten ze? De auteurs zijn voor grote verhogingen van de Amerikaanse en westerse militaire uitgaven, voor een strategische focus op Taiwan als de sleutel tot de controle over Oost-Azië, en voor “de heroprichting van een economisch blok van de vrije wereld, ditmaal gericht op China.” In plaats van een volledige ontmanteling pleiten ze voor “een strategische, multilaterale ontkoppeling van de technologieën en middelen die er het meest toe doen.”

    In oktober kondigde de regering-Biden ongekende exportcontroles aan die – indien volledig uitgevoerd – China de toegang tot ‘s werelds meest geavanceerde halfgeleiders afsnijdt. Dit is een potentieel verlammende klap voor de Chinese economie. Het boek werd twee maanden voor die maatregel van kracht werd geschreven, maar het anticipeert erop en roept op tot dit soort agressieve technologische oorlogsvoering. Er wordt geopperd dat de VS en hun bondgenoten “het internet preventief kunnen splitsen” en zo een digitaal blok kunnen creëren dat China en andere autoritaire regimes uitsluit.

    Brands en Beckley willen dat de Amerikaanse Koude Oorlogsstrategie “meedogenloos prioriteiten stelt.” De technologieoorlog en Taiwan worden gezien als topprioriteiten. Hoewel Washington andere gebieden niet mag negeren, “moet het zich concentreren op zaken waar de gevaren acuut zijn en de gevolgen van een mislukking nog tientallen jaren voelbaar zouden zijn.” De sleutel voor de auteurs is wat het Pentagon heeft geïdentificeerd als “kritieke technologieën” – wat natuurlijk rechtstreeks verband houdt met Taiwan, waar 90% van ‘s werelds meest geavanceerde halfgeleiders worden gemaakt.

    Nieuwe zijderoute

    Over China’s grandioze infrastructuurplan, het Belt and Road Initiative (BRI) of de nieuwe zijderoute, zijn de auteurs meer gerust dan andere westerse commentatoren. Het boek waarschuwt de Amerikaanse regering niet “tegen elk Chinees infrastructuurproject in de wereld in te gaan,” wat hoe dan ook te veel zou kosten. Vorig jaar lanceerde de G7 (blok van de rijkste kapitalistische economieën) een alternatief voor China’s BRI, waarbij 600 miljard dollar werd toegezegd voor infrastructuurprojecten in de neokoloniale wereld. Hoewel de auteurs dit niet vermelden, en het G7-initiatief tot dusver weinig heeft opgeleverd, vinden ze duidelijk dat dit niet de juiste richting is.

    “Als Beijing kwistig wil uitgeven aan ‘witte olifant’ infrastructuurprojecten [grote nutteloze projecten]in enkele van de ruigste buurten ter wereld… dan moet dat maar,” redeneren zij. In werkelijkheid heeft het Chinese regime sinds 2018 aanzienlijk bezuinigd op de BRI. Economisch gezien is het meer een albatros geworden dan een symbool van China’s wereldwijde macht. Dit is een voorbeeld van imperiale overreach door de dictatuur van Xi Jinping, wat chinaworker.info al voorspelde toen de BRI in 2013 officieel werd gelanceerd.

    “Meer dan de helft van China’s Belt and Road partners hebben een kredietwaardigheid onder investment grade. De Chinese regering schat zelf dat ze 80% van de waarde van haar investeringen in Zuid-Azië, 50% in Zuidoost-Azië en 30% in Centraal-Azië zal verliezen,” legt het boek uit.

    Er staan veel misvattingen in het boek. Het wordt als vanzelfsprekend beschouwd dat China de macht is die dreigt, terwijl de VS de verdediging speelt. Er is ook de herhaalde bewering dat de VS voor democratie staat. Maar Brands en Beckley weerleggen deze onzin deels zelf. Ze zeggen dat de VS pragmatisch moeten zijn en samenwerken met “onvolmaakte democratieën en zelfs een paar bevriende niet-democratieën.” Natuurlijk weten we dat dit altijd een kenmerk is geweest van het buitenlands beleid van het Amerikaanse imperialisme. Terwijl Biden officieel strijdt tegen “autocratie”, biedt het Amerikaanse regime militaire en economische steun aan Erdogan, El Sisi, Prayut en talloze andere autocratische heersers.

    Socialisten begrijpen het cruciale verschil van democratische basisrechten en het bestaan van onafhankelijke arbeidersorganisaties in burgerlijke democratieën zoals de VS, vergeleken met dictaturen waar deze rechten niet bestaan. In die laatste landen is de strijd van arbeiders veel moeilijker en gevaarlijker. Maar we begrijpen ook dat geen van beide kampen in de nieuwe Koude Oorlog de rechten van arbeiders verdedigt, hoogstens af en toe met holle woorden. Washington noch Beijing willen dat arbeiders zich organiseren en vechten. In 2022 verbood de regering van Biden een nationale staking van spoorwegarbeiders, dat is wel erg ‘Chinees’!

    Over Taiwan zijn de auteurs het meest uitgesproken oorlogszuchtig. Ze pleiten voor een grotere en snellere militaire opbouw door de VS en hun bondgenoten om een Chinese invasie te voorkomen. Hun tijdschaal voor een mogelijke oorlog is een kwestie van jaren, niet van decennia. Nogmaals, de auteurs baseren dit op de inschatting dat het Chinese regime zwakker wordt, wat betekent dat een aanval uit wanhoop kan worden gelanceerd. Dit standpunt wordt wel meer gedeeld. Staatssecretaris Blinken beweerde vorig jaar dat China Taiwan “veel sneller” dan eerder gedacht wil overnemen. Admiraal Philip Davidson, voormalig hoofd van het US Indo-Pacific Command, werd alom geciteerd toen hij een Chinese invasie tegen 2027 voorspelde.

    Dit scenario is niet volledig uitgesloten. Maar achter de bluf van Xi Jinping over Taiwan gaan belangrijke aanwijzingen schuil dat Beijing dit conflict eigenlijk wil vermijden of uitstellen. Het Chinese regime wil vooral de huidige precaire status quo in stand houden en elke actie vermijden die het permanente “verlies” van Taiwan zou kunnen betekenen, zoals het uitroepen van de Taiwanese onafhankelijkheid. Ook hier presenteert het boek een zeer eenzijdig (pro-VS) perspectief dat het zeer reële gevaar ontwijkt dat de VS zelf, al dan niet opzettelijk, een Chinese aanval uitlokt door een of meer van de Chinese rode lijnen te overschrijden. Eén daarvan zou een besluit kunnen zijn om Amerikaanse troepen op het eiland te stationeren, iets waar de auteurs voorstander van zijn.

    Taiwan redden?

    Taiwan is van cruciaal belang voor de wereldwijde machtsuitoefening van de VS, omdat het “het zwaartepunt in Oost-Azië” is. Mocht het Chinese regime een oorlog in Taiwan winnen, dan krijgt het “een onzinkbaar vliegdekschip” waarmee het “macht in de Stille Oceaan kan projecteren, Japan en de Filippijnen kan blokkeren en de Amerikaanse bondgenootschappen in Oost-Azië kan verbreken.” Hier laten ze zich ontvallen dat het conflict voor beide kampen van de Koude Oorlog niets te maken heeft met de wensen van het Taiwanese volk of zijn recht op zelfbeschikking.

    In een hoofdstuk onder de verkeerd gekozen titel “Taiwan redden” zeggen ze dat de regeringen van de VS en Taiwan niet snel genoeg gaan om hun militaire positie te versterken, hoewel ze er ook op wijzen dat het Pentagon Taiwan “in het centrum van de Amerikaanse defensiestrategie” heeft geplaatst. Ze zijn er voorstander van Taiwan via een veiligheidsovereenkomst tot bondgenoot van de VS te maken – een stap die op zich al een oorlog kan uitlokken. Maar dit zou niet voldoende zijn, zo stellen de auteurs, tenzij dit wordt ondersteund door een grootscheepse militarisering van de VS in de Straat van Taiwan door het stationeren van raketten, drones en andere wapens op “geallieerd grondgebied in de buurt van de zeestraat.”

    Brands en Beckley hebben geen andere antwoorden dan het versnellen van een reeds gevaarlijk Koude Oorlogsconflict. Socialisten verklaren dat zowel de Amerikaanse als de Chinese kapitalistische regimes verantwoordelijk zijn als ze de hele planeet in de ‘gevarenzone’ van een mogelijke wereldwijde militaire vuurzee plaatsen. Dit boek biedt een inkijk in de strategische beraadslagingen van de klassenvijand. De conclusies zijn angstaanjagend en onderstrepen waarom het dringend noodzakelijk is een internationaal socialistisch alternatief voor kapitalisme en imperialisme op te bouwen.

  • Recensie. “Aftersun” geregisseerd door Charlotte Wells

    !! Spoiler waarschuwing !!

    Aftersun, geschreven en geregisseerd door Charlotte Wells, volgt een zomervakantie in de late jaren 1990 van het Schotse vader-dochter duo Sophie en Callum, gespeeld door Franki Corio en Paul Mescal. De film is geprezen door critici, en met reden. Wells’ regiedebuut is een meesterwerk dat kinderjaren, ouder worden, verlies en vernieuwing verkent met een pijnlijke ontroering waarvan elke kijker een echo zal vinden in zijn eigen menselijke relaties.

    Recensie door Harper Cleves (Socialist Party, ISA in Ierland)

    Het heldere perspectief en de zorgvuldige maar onopvallende cinematografie vertellen over de alledaagsheid van een zomervakantie, terwijl elk moment met emotie en betekenis wordt ingepakt. De film begint door de lens van een camcorder, en vanaf het eerste flikkerende beeld op het scherm wordt een toon gezet.

    Sophie heeft het chaotische filmische oog van een nieuwbakken 11-jarige. Ze zoomt in en uit. Ze steekt de draak met het dansen van haar vader, vergelijkt hem met een honderdjarige, hoewel hij pas 30 jaar oud is. Ze draait de camera terug naar zichzelf om een gek gezicht te trekken. Ze vraagt Callum hoe hij zich zijn volwassen leven had voorgesteld toen hij 11 was. Hij pauzeert. En dan, voordat hij kan antwoorden, spoelt de band terug, een schaduw van wie we denken dat het de volwassen Sophie is die op een bank zit, kort zichtbaar in de weerspiegeling van het scherm; een kortstondige vereniging van heden en verleden voordat de scène oplost in pixelachtige beelden van een zomer in omgekeerde richting.

    Deze eerste twee minuten luiden een verhaal in dat doordrenkt is van bitterzoete nostalgie. Het publiek beleeft de vakantie nu niet samen met de 11-jarige Sophie en de 30-jarige Callum. In plaats daarvan zitten we naast de volwassen Sophie op die bank; nauwelijks zichtbaar, verlangend naar een lang vervlogen jeugd; een versie van een relatie die bestaat op camcordertapes en onze herinnering en nergens anders. De camcorderbeelden zijn in de hele film te zien, naast afwisselende scènes van Callum die danst onder flitsende vluchten, schijnbaar los van het verhaal. Verleden, heden en droom lijken elkaar te overlappen en naast elkaar te bestaan; haar herinneringen zijn verzadigd met zowel terugblikken als verzinsels. Dat is de briljante verbintenis tussen vertelstandpunt en cinematografie.

    De intimiteit van deze film wordt natuurlijk ook bereikt door de onmiskenbare prestaties van Paul Mescal en Franki Corio. Mescals vertolking van een door verdriet geplaagde jonge vader is stil. Iedereen die wel eens op vakantie is geweest met een liefhebbende alleenstaande vader zal het verdriet herkennen dat zelfs in het plezier zit; de poging om een oprechte band te smeden met een kind waar hij van houdt, maar dat hij niet zo vaak ziet als hij zou willen. Soms slaat hij de bal compleet mis, maar zijn pogingen betekenen iets.

    Corio van haar kant zet feilloos een intelligent en oplettend kind neer, dat zich echter nog steeds oud voelt. Ze is slungelig en trekt gezichten en krijgt kleurrijke haarwindsels op haar vakantie. Liggend op goedkope plastic ligstoelen naast het hotelzwembad zegt ze tegen Callum: “Soms kijk ik tijdens het spelen naar de lucht, en als ik de zon kan zien, denk ik aan het feit dat we allebei de zon kunnen zien, dus ook al zijn we eigenlijk niet op dezelfde plaats… we zijn het op een bepaalde manier wel, weet je?”

    Beide acteurs beginnen samen te wijzen op een meer fundamentele droefheid. In een scène beschrijft Sophie dat ze zich soms zwaar en neerslachtig voelt, zelfs na een goede dag. Ze kijkt of haar vader dat kan begrijpen. Het is duidelijk door een gebalde kaak en een onverholen blik dat hij dat kan. In plaats daarvan verandert hij van onderwerp.

    De vakantie en de film eindigen kort na Callums 31e verjaardag. Er wordt geïmpliceerd dat hij zich kort daarna van het leven berooft. De volwassen Sophie, net 31, heeft zelf een kind. Uiteindelijk is dit een verhaal over de liefde van een gewone vader, die zijn best deed en veel fout deed. En een dochter die moet uitzoeken hoe ze verder kan met de erfenis van zijn pijn in haar eigen leven. Is dit niet het verhaal dat we allemaal aan het uitzoeken zijn – hoe om te gaan met het beste en het slechtste dat we geërfd hebben van degenen van wie we houden terwijl we ons eigen leven leiden?

    Voor marxisten zijn het deze verhalen in het leven van gewone mensen die de kern vormen van onze strijd voor een beter bestaan. Er bestaat een potentiële toekomst waarin de Callums van deze wereld hun kleinkinderen ontmoeten; waarin de Sophies talloze herinneringen maken met hun vaders. Dat is een wereld die het waard is om voor te vechten; een wereld waarin onze talenten en geneugten volledig tot uiting kunnen komen – en onze liefde ook.

  • Recensie. Netflix-film Athena, geregisseerd door Romain Gavras

    !! Spoiler waarschuwing !!

    Recensie door Eddie McCabe (Socialist Party, ISA in Ierland)

    Alleen al voor de opzwepende openingssequentie van 11 minuten, die culmineert in de uitdagende jongerenopstand in de torenflats van een banlieue, waarbij de confrontatie met de Franse politie onheilspellend wordt afgewacht, is Athena het bekijken meer dan waard.

    Het hoge tempo, de lange opnamen en het schokkerige camerawerk blijven de hele film doorgaan, en worden gecombineerd met een opera-achtige muziek die een episch gevoel geven aan deze Griekse tragedie die draait om vier broers van Algerijnse afkomst, en hun tegenstrijdige rol tijdens een opstand die leidde tot de brute moord op de jongste broer, de 13-jarige Idir. Beelden van de moord gingen viraal en toonden een bende geüniformeerde maar niet te identificeren politieagenten als de daders.

    In een door sociale spanningen verscheurde Franse samenleving, en in de nasleep van talrijke soortgelijke incidenten van politiegeweld, wordt in de film een sociale explosie ontketend.

    De drie andere broers zijn Abdul, een soldaat in het Franse leger die probeert de vrede te bewaren in de gemeenschap van Athena; zijn jongere broer Karim, een soort gemeenschapsleider die de opstand leidt – hij eist gerechtigheid voor Idir en de identiteit van de moordenaars door wraak te nemen op de staat die ervan wordt verdacht hen te beschermen; en hun oudere broer Moktar, een gewelddadige drugsdealer die zich alleen bekommert om zijn criminele zaakjes.

    Terwijl ze hun eigen doeleinden nastreven en het tumult de hoogbouw waarin hun gemeenschap is gehuisvest overspoelt, kruisen de broers elkaar en botsen ze, met verwoestende gevolgen.

    De film, geschreven en geregisseerd door Romain Gavras, behoort tot het genre van stedelijke Franse films als La Haine (1995) en Les Misérables (2019). In feite schreef Ladj Ly, die Les Misérables schreef en regisseerde, samen met Gavras het scenario. Natuurlijk worden de twee films met elkaar vergeleken. Beide zijn prachtig geproduceerd, goed gecast en tonen een opstand van jongeren uit achtergestelde Parijse voorsteden tegen een repressieve en discriminerende politiemacht.

    Terwijl Les Misérables de spanning opbouwt naar een glorieuze climax, plaatst Athena er ons van in het begin midden in, als het ware met een raketwerper. De film probeert de vaart erin te houden, en dat lukt aardig. Maar het wordt helaas niet beter dan de openingsscènes. Bovendien is het einde ongelooflijk teleurstellend.

    Als een weergave van echte sociale kwesties en het leven van mensen in dergelijke wijken, heeft Les Misérables duidelijk meer diepgang en inzichten over de maatschappij, strijd en rechtvaardigheid. Bij Athena is de benarde situatie van de broers – die worden gebruikt om verschillende lagen van de arbeiders- en migrantengemeenschap te vertegenwoordigen – weliswaar heel boeiend, maar de politieke inhoud is veel oppervlakkiger.

    Dit zijn zeer politieke films, bijzonder relevant en nog krachtiger in het kielzog van echte geruchtmakende gevallen van politiegeweld – en verzet daartegen – in de afgelopen jaren, van Frankrijk zelf tot Nigeria, maar vooral in de VS met de Black Lives Matter-beweging. Voor iedereen die beïnvloed of geïnspireerd is door deze bewegingen, en al wie instinctief aangetrokken wordt door een opstand van jongeren die historisch onderdrukt en vervolgd worden door de kapitalistische staat, zijn deze films een verademing. Al is het meer even, door in actie te gaan wordt de collectieve kracht van de jongeren getoond en worden de rollen even omgekeerd.

    Maar er zijn, zeker wat Athena betreft, enkele problemen.

    Een daarvan is de weergave van de beweging zelf. Hoewel er veel goed wordt gedaan, zijn de actieve deelnemers uitsluitend jongeren, en bijna uitsluitend jonge mannen. Sommige oudere mannen in de plaatselijke moskee bespreken wat ze moeten doen, maar vooral vanuit een standpunt van verzet tegen de opstand, en hun conclusie is simpelweg te proberen iedereen te evacueren. De bredere gemeenschap speelt dus geen rol in het steunen van de jongeren, hoewel er duidelijk een gevoel van steun voor hen bestaat (zoals een vrouw die Abdul verwijt dat hij aan de ‘verkeerde kant’ staat), of in het proberen hen in een productievere richting te sturen.

    We horen op de radio dat er in steden in het hele land soortgelijke opstanden zijn, maar we kunnen alleen maar concluderen dat ze er hetzelfde uitzien als die in Athena. Het duidelijke probleem met deze voorstelling met alleen jonge mannen, is dat dit niet is hoe echte bewegingen tegen politiegeweld eruit zien. Er is ook geen reden om te denken dat ze er ooit zo zouden uitzien, zelfs niet in een situatie van gewelddadige confrontaties op barricades. De huidige gebeurtenissen in Iran, waar jonge vrouwen en meisjes een ontluikende revolutie leiden – aangezwengeld door een politiemoord – benadrukken alleen maar de ongerijmde afwezigheid van jonge vrouwen in Athena.

    Het ergste van alles echter (spoiler alert!) is de belachelijke twist aan het eind. Des te vervelender omdat hij niet alleen onnodig is, maar ook onrealistisch. Zoals de filmmakers maar al te goed weten, is het doden van jongeren (vooral jongeren van kleur) door de politie een relatief veel voorkomend verschijnsel in de wereld van vandaag. Dit is waarschijnlijk een belangrijke factor in hun beslissing om dit thema in hun werk te verkennen. De beslissing om een extreemrechts complot toe te voegen – het in scène zetten van politiemoorden om de sociale spanningen verder op te voeren – komt over als een doekje voor het bloeden, waarmee de politie (die overal wel enkele extreemrechtse leden heeft) wordt ontzien.

    De twist doet afbreuk aan de betere aspecten van de film. Er zijn ook nog andere problematische kwesties. Maar toch is Athena zeker het bekijken waard.

  • Recensie. ‘Fuck de media, red de pers’

    Dit boek van Guido Van Liefferinge is een aanklacht van het huidige medialandschap. De auteur was zelf decennialang actief als journalist en is dat vak zeker nog niet verleerd. De aanklacht is scherp en omvattend. Hij haalt uit naar de ‘sociale media’ die hij consequent (a)sociale media noemt, maar ook naar wat er overblijft van wat hij de pers noemt. Dat zijn de kranten en eigenlijk meer algemeen de journalistiek.

    Door Geert Cool

    Van Liefferinge beschrijft de teloorgang van de pers, maar moet en passant erkennen dat door commercie bepaalde pers niet zo nieuw is. Hij beschrijft hoe in de 19de eeuw al de eerste mediabonzen opdoken die vanuit winstbejag om het even wat publiceerden, als het de advertentiemarkt maar ten goede kwam. Deze manier van werken zindert door in onder meer de Britse tabloids. Hun ideologische rol wordt samengevat door deze graffitislogan: ‘De rijken en de machtigen pissen op ons, de media maken ons wijs dat het regent’.

    Dit fenomeen wordt versterkt door concentratie en monopolievorming. Over één van de sleutelfiguren daarbij, de extreemrechtse narcist Rupert Murdoch, gaat een volledig hoofdstuk in dit boek. Van Liefferinge beschijft hoe Murdoch een machtspositie uitbouwde en die gebruikte om zijn winsten veilig te stellen en verder uit te breiden. Politici lagen aan zijn voeten, Tony Blair trok naar Australië om zijn steun te krijgen. ‘Het is beter om een tijger te berijden dan hem je nek te laten overbijten’, zou Blair daarover gezegd hebben. Voor Murdoch zaten er eens te meer voordelen voor zijn eigen bedrijven in. Hij werd door een communicatieverantwoordelijke van Blair achteraf de 24ste minister van de Labourregering genoemd. Voor alle duidelijkheid: een onverkozen minister die daar enkel zat om zijn eigen zakenbelangen te verdedigen. De journalisten van Murdoch schrijven enkel wat hun grote baas wil. ‘Je wordt geen hoofdredacteur van een tabloid zonder een vrij verachtelijke persoon te zijn’, merkte één van hen ooit op.

    Ook bij ons is er een verschraling van het aanbod, met in de praktijk nog twee grote spelers op de mediamarkt: DPG (VTM, Het Laatste Nieuws, De Morgen, Dag Allemaal, Humo) en Mediahuis (De Standaard, Het Nieuwsblad). De laatste geslaagde poging om een nieuw dagblad op te richten was in 1968, toen de voorloper van ‘De Tijd’ werd gelanceerd door de werkgeversfederatie die vandaag de naam VOKA hanteert. Dit klopt slechts gedeeltelijk: sindsdien kwam ook Metro uit, een gratis dagblad waarin de nadruk nog meer op advertenties ligt. Maar wel is het zo dat enkele grote spelers de volledige markt controleren, van tijdschriften over kranten tot televisie waarbij die elkaar versterken.

    Het effect van de monopolievorming is volgens Van Liefferinge rampzalig. “De toxische excessen in de media zijn verontrustend en niet langer beheersbaar. Vergelijkingen met de COVID-19-pandemie zijn niet overdreven. Er zal een krachtig vaccin moeten worden ontwikkeld om het tij te doen keren,” schrijft hij. En dan moest hij nog beginnen aan zijn nog scherpere aanklacht van de sociale mediabedrijven… Hierna verwacht de lezer uiteraard een aanzet tot hoe een vaccin er zou kunnen uitzien, maar dat is helaas de grootste zwakte van dit boek. Het legt bloot hoe het kapitalistische winstbejag een uitdrukking vindt in alle vormen van media, maar het antwoord daarop blijft beperkt tot oproepen voor meer democratie. Een wild beest temmen, gebeurt echter niet door het vriendelijk te vragen om zich beter te gedragen. De private eigendom van de productiemiddelen moet betwist worden.

    De mogelijkheden van sociale media zijn enorm, zowel ten goede als ten kwade. Van Liefferinge verwijst naar Isaac Asimov: “Het meest trieste aspect van het leven nu is dat de wetenschap sneller kennis verzamelt dan de samenleving wijsheid.” Hij beschrijft dat veel mensen meegesleept werden in de hype van de smarttechnologie en de hebzucht die daarmee gepaard gaat. De bijtende kritieken op de grote mediabedrijven zijn uiteraard meer dan terecht, de multinationals zijn enkel op hun winsten gericht en offeren daar de mentale gezondheid van hun gebruikers graag voor op. In 2017 had Facebook op zijn eentje al meer reclame-inkomsten dan alle Amerikaanse kranten samen, merkt de auteur op. Dit gaat gepaard met een afbouw van de mainstream media. Van Liefferinge wijst op de situatie in de VS: “Op de krantenredacties lopen er nu de helft minder journalisten rond dan vijftien jaar geleden. In diezelfde korte tijdspanne deden 1800 (vooral lokale) week- en dagbladen de boeken dicht.” Dat werkt verschraling verder in de hand.

    Aan de andere kant moeten we echter ook erkennen dat de technologische mogelijkheden vandaag bijzonder nuttig zouden kunnen zijn voor de mensheid. Maar dan moeten ze wel in ons belang benut worden, wat niet zal gebeuren zonder democratische controle erop. Dat betekent het in publieke handen nemen van de volledige mediasector, inclusief de sociale mediamultinationals. Informatie en communicatie zijn te belangrijk om over te laten aan Mark Zuckerberg of Elon Musk.

    Dat we van de traditionele politiek geen antwoorden moeten verwachten, hebben we de afgelopen jaren al gemerkt. Maar een anekdote uit het boek verdient onze aandacht om dit nog even sterker in de verf te zetten. Van Liefferinge brengt het verhaal van de lancering van VTM en de rol daarin van Jan Merckx (die jarenlang anoniem hoofdartikels schreef in het aartsconservatieve rechtse ’t Pallieterke) en van zowel christendemocraten als liberalen. Daar zat ook persoonlijk gewin in voor enkele liberalen, waaronder de broers Verhofstadt. Zij hadden een deel van de VTM-aandelen in handen, streken er royale dividenden voor op en verkochten uiteindelijk voor een veelvoud van de aankoopprijs. Ons kent ons, met een overlap van politiek en bedrijfswereld.

    Verwachten dat de grote bedrijven zichzelf zullen hervormen, is eveneens een illusie. Dat erkent Van Liefferinge die onder meer verwijst naar het boek ‘An Ugly Truth’ geschreven door twee journalisten van The New York Times. Hij schrijft: “De platformen [zoals Facebook] zijn gebouwd op een fundamentele, onoplosbare tegenstelling: ze beweren de maatschappij vooruit te helpen door mensen met elkaar in contact te brengen, maar tegelijkertijd buiten ze de menselijke kwetsbaarheid uit om ‘schandalig rijk te worden’. Het resultaat van het bedrijf heeft altijd voorrang op het welzijn van de burgers. Een betere en rechtvaardige wereld voor allen is onverzoenbaar met het dictaat van de eeuwige groei en de maximalisatie van de winst.”

    Meer kritische onderzoeksjournalistiek is zeker nodig. Maar het zal niet volstaan om de fundamentele tegenstellingen op te lossen die eigen zijn aan het kapitalisme. De media staan niet los van het systeem, ze zijn er een onderdeel van. Om tot een kwaliteitsvolle pers te komen, is er nood aan een ander systeem. Die conclusie trekt het boek niet, terwijl de scherpe aanklacht er pagina na pagina argumenten voor aanreikt.

    De arbeidersbeweging kan alleszins niet rekenen op de bestaande kapitalistische media om haar belangen te verdedigen. Daarvoor hebben we nood aan eigen media, eigen sociale media maar ook eigen kranten, radiozenders en televisiekanalen. Wij doen alvast een eigen bescheiden bijdrage met deze website en maandblad De Linkse Socialist. Steun dit, abonneer je op onze krant!

  • Recensie. “All Quiet on the Western Front” geregisseerd door Edward Berger

    De nieuwe bewerking van de klassieke anti-oorlogsroman ‘Van het westelijk front geen nieuw’ door Erich Maria Remarque komt op een gepast ogenblik. Er is immers de achtergrond van een imperialistische aanvalsoorlog in Europa en van toenemende geopolitieke spanningen tussen grootmachten die dreigen uit te monden in een conflict dat veel dodelijker en destructiever is dan wat dan ook in de vorige eeuw.

    Door Thomas Carmichael (Socialist Party, ISA in Ierland)

    De film begint met de naïeve tiener Paul en zijn vrienden die net afgestudeerd zijn van school. Samen met de rest van hun schoolgenoten worden ze door een reactionaire leerkracht opgezweept in een nationalistische vurigheid. Ze struikelen bijna over elkaars opgewonden haast om dienst te nemen in het Duitse leger. De schrijnende openingsscène heeft ons, de kijker, al een voorproefje gegeven van de gruwel waaraan zij zich onbewust verbinden. We zien immers hoe honderden bebloede en verscheurde uniformen van doden aan het front worden gehaald, gewassen, hersteld en teruggestuurd om opnieuw verdeeld te worden onder nieuw slachtvee.

    Eindelijk bij de loopgraven aangekomen, krijgen de enthousiaste nieuwe rekruten als eerste taak om de identiteitsplaatjes van de lichamen van hun gesneuvelde kameraden te halen. Kort daarna worden ze geconfronteerd met de eerste vijandelijke beschietingen en vanaf dan bestaat hun leven uit een neerwaartse spiraal van bloed, modder, trauma’s en dood. Ze krijgen te maken met mitrailleur- en geweervuur, prikkeldraad, tanks, gifgas, vlammenwerpers en alle andere gruwelen van de oorlog. Dat alles in de hoop een paar honderd meter braakliggend terrein op de vijand te winnen.

    Ondertussen zijn er twee subplots in de film. De ene volgt een Duitse politicus die met het Franse opperbevel onderhandelt over vrede en de andere een rechtse Duitse generaal die zich beklaagt over wat de ‘sociaaldemocraten’ zijn geliefde vaderland aandoen – terwijl hij overvloedig dineert in de veiligheid van een verlaten landhuis achter de frontlinies. Het benadrukt de barbaarse futiliteit van de horror in het centrale plot.

    Edward Berger neemt in de film geen blad voor de mond in de beschrijving van niet alleen de gruwel van de loopgraven, maar ook de criminaliteit en barbaarsheid van de heersende klasse in de oorlog. Terwijl onze protagonisten van de ene verwoestende slag naar de andere worden gestuurd alsof ze niet meer zijn dan pionnen op een schaakbord, zien we hoe de Franse generaals weigeren in te stemmen met een staking van de vijandelijkheden om aan beide zijden levens te sparen terwijl de onderhandelingen over een wapenstilstand gaande zijn.

    De film brengt geen expliciet socialistische analyse van deze oorlog voor de kapitalistische overheersing van markten en de uitbreiding van imperialistische invloedssferen, waarin de arbeidersklasse van de strijdende landen tegen elkaar werd uitgespeeld ten voordele van hun respectieve heersende klassen. Anderzijds laat Berger er geen twijfel over bestaan dat het een conflict was waarin de mensen aan de onderkant van de samenleving massaal werden opgeofferd door de mensen aan de top en dit in naam van niets dat uiteindelijk echt de moeite waard was om voor te vechten.

    Dit alles wordt nergens duidelijker dan helemaal aan het eind van de film, wanneer de reactionaire Duitse generaal, na een toespraak met echo’s van de ideeën en retoriek die spoedig wortel zouden schieten in de Duitse samenleving en plaats zouden maken voor de opkomst van het fascisme, zijn mannen op een vergeefse, laatste wanhopige poging stuurt om nog een laatste linie loopgraven van de vijand te veroveren, ook al is de wapenstilstand getekend en zullen de vijandelijkheden over slechts een kwartier worden beëindigd. Dit zorgt voor een verwoestend en wraakroepend climaxmoment waarbij het publiek enkel kan bedenken hoe oorlog niet enkel toen maar ook vandaag een brutaal en zinloos fenomeen is voor de meerderheid van de bevolking.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop