Your cart is currently empty!
Category: Recensies/Cultuur
-
Extreemrechts, energie en klimaat. Recensie: “White Skin, Black Fuel: On the Danger of Fossil Fascism”
Hoe kunnen tropische gebieden zich aanpassen aan vier graden opwarming? “Door zich om te vormen tot gebieden waar weinig mensen wonen. Waarom is dat geen optie?” Dit ontstellende antwoord komt van de econoom Andrew Lilico en werd genoteerd door de Britse krant Telegraph. Het maakt meteen duidelijk hoe racisme ook verbonden is met de klimaatkwestie. Extreemrechts wint aan zelfvertrouwen en komt met afschuwelijke standpunten op een ogenblik dat de gemiddelde temperaturen records breken. Het boek ‘White skin, black fuel: on the danger of fossil fascism’ is nuttig om het fenomeen te begrijpen.
Dit collectieve werk is geschreven in 2019, het jaar van de wereldwijde klimaatstakingen onder jongeren. Vijf jaar zijn ondertussen voorbijgegaan. De trends die in het boek worden geschetst, zijn grotendeels bevestigd door de electorale successen van extreemrechts tijdens de Europese verkiezingen, onder meer gebaseerd op hun retoriek van verzet tegen de ‘bestraffende ecologie’. Het eerste deel van het boek gaat in op de evolutie van klimaatontkenning door de energiemultinationals (wat de auteurs “primitief fossiel kapitalisme” noemen) naar een subtielere manier van “kapitalistisch klimaatbeheer” en de overname van de ontkenningspolitiek door extreemrechts, soms onder een laagje vernis van “groen nationalisme”.
Het overzicht van de afgelopen 30 of 40 jaar is zeker niet oninteressant. Het wordt vervolledigd met een terugblik op de visionaire analyses van de communistische activiste Clara Zetkin, aan wie het collectief zijn naam ontleent. Zetkin is bekend om haar pioniersrol in het socialistisch feminisme, maar was ook de eerste die in 1923 een essay publiceerde waarin ze het nieuwe fenomeen van het fascisme in die tijd grondig onder de loep nam. Andere revolutionaire activisten, zoals Leon Trotski, komen eveneens aan bod in het boek om op basis van analyses uit het verleden tot sterkere inzichten voor vandaag te komen. Het doel daarvan is actie op basis van een zekerheid (die we delen): hoe warmer de aarde wordt, hoe meer de verdediging van de planeet en het verzet tegen extreemrechts de tendens hebben om samen één strijd te vormen op een gezamenlijke antikapitalistische basis.
“Een transitie zal alleen tot stand komen door intense polarisatie en confrontatie, en dat zal misschien niet mooi zijn,” zegt het voorwoord. Dit inzicht is vandaag nog concreter. Velen koesteren niet langer de illusie dat het opgeven van fossiele brandstoffen een soepel en weloverwogen proces zal zijn. De centrale rol van de arbeidersklasse en haar methoden in deze strijd om de overwinning hadden meer nadruk kunnen krijgen in het boek. Maar dit belet niet dat het een uiterst belangrijk analytisch hulpmiddel is om de inzichten van antifascisten in dit tijdperk van wanorde te versterken.
White Skin, Black Fuel. On the Danger of Fossil Fascism, Andreas Malm en het Zetkin Collective, Verso Books, 2021, 576 pagina’s
-
Recensie. Van N-VA tot PS: ‘De vrienden van het vastgoed’ regeren het land
Alles werd eraan gedaan om de journalisten van Apache het zwijgen op te leggen. Er waren processen en de publicatie van het boek ‘De vrienden van het vastgoed’ moest noodgedwongen in eigen beheer gebeuren nadat uitgeverij Houtekiet zich terugtrok. De nauwe banden tussen de grote winsten van de vastgoedsector en heersende politici (met N-VA en PS op kop) worden op alle mogelijke manieren beschermd.
De opgang van de appartementen in dorpen rond de steden is erg zichtbaar. In de steden zijn er grootschalige vastgoedprojecten die ons verkocht worden als stadsontwikkeling, waarbij de winsten niet voor de stadsbewoners maar de private projectontwikkelaars zijn. Om toegang te krijgen tot die winsten wordt naarstig gebruik gemaakt van politieke connecties.
De nauwe banden tussen de vastgoedsector en de N-VA werden op beeld vastgelegd toen onder meer Bart De Wever in 2017 in het Antwerpse sterrenrestaurant ’t Fornuis mee aan tafel schoof om de verjaardag van bouwpromotor Erik Van der Paal te vieren. Ze kenden elkaar al heel lang, De Wever beloofde aan het sterfbed van oud Volksunie-medeoprichter Rudi Van der Paal om op zijn zoon Erik te passen. Rudi Van der Paal bracht heel wat financiële steun binnen eerst voor de Volksunie, vervolgens voor het Vlaams Blok/Belang en ook voor de N-VA.
Met zijn vastgoedbedrijf Land Invest Group haalde Erik Van der Paal grote projecten binnen die steeds op welwillende medewerking van het Antwerpse stadsbestuur onder N-VA-bewind konden rekenen. Toen De Wever burgemeester werd, stelde hij meteen Joeri Dillen als kabinetschef aan. Die kwam recht uit Land Invest Group. Nadat het hoogbouwproject aan de Tunnelplaats tegen alle adviezen in groen licht kreeg van het stadsbestuur, vertrok Dillen opnieuw. Zijn missie was volbracht.
Tot aan zijn faillissement fungeerde Optima als verkoper van appartementen van Land Invest Group. Geert Versnick (Open VLD) en Luc Van den Bossche (Vooruit) waren bestuurder bij zowel Optima als Land Invest Group. Krediet vond Land Invest Group bij het Luikse pensioenfonds Ogeo Fund. Dat werd toen geleid door Publifin-topman Stéphane Moreau (PS). Land Invest Group verzorgde al wie met deze operaties verbonden was, van reizen die geboekt werden via het reisbureau van de Schotense N-VA burgemeester over de riante sponsoring van het tennistoernooi Optima Open in Knokke tot een persoonlijke lening aan Alain Mathot (PS) voor de aankoop van diens villa in Thailand.
Toen de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid van Mathot in de Kamer ter stemming voorlag in 2016, waren Dewinter en Penris (Vlaams Belang) plots verdwenen voor een goed getimede plaspauze en stemde de N-VA tegen… Was dit het werk van Erik Van der Paal die zijn goede vriend wilde beschermen, vraagt het boek ‘De vrienden van het vastgoed’ zich af? De vrouw van Gerolf Annemans werkte overigens als secretaresse van Van der Paal.
Het boek onthult dat Land Invest Group ook grote facturen betaalde aan schimmige vennootschappen die in opspraak kwamen in het kader van cocaïnehandel en drugsgeweld. Het druggebruik van Erik Van der Paal is algemeen bekend. De stelling van De Wever in 2018 dat “politici één klik verwijderd zijn van malafide praktijken” lijkt dus ook op hemzelf van toepassing te zijn…
Het grootste schandaal is natuurlijk dat van de miljoenendeals die mogelijk werden door tussenkomsten van de stad Antwerpen bij het toekennen van vergunningen. Kritische stemmen in de administratie werden uitgeschakeld om hoogbouw mogelijk te maken op een site aan de Tunnelplaats, die werd aangekocht voor de prijs van laagbouw. Aan de Slachthuissite kreeg Land Invest Group het recht om publieke grond te ontwikkelen, met een inderhaast door de stad goedgekeurd Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) op maat van de winst. De Wever en co aarzelen niet om ook voor andere bevriende projectontwikkelaars de rode loper uit te rollen.
De steeds grotere impact van private projectontwikkelaars en vastgoedbedrijven is erg lonend voor de aandeelhouders, maar nefast voor de prijzen die wij betalen om te wonen. Stadsplanning en vastgoed overlaten aan dubieuze zakenlui, al dan niet met een politiek mandaat, is duidelijk niet in ons belang. Hoog tijd om de strijd aan te gaan voor democratische publieke controle op de ruimtelijke ordening en de stadsplanning!
-
“C’è ancora domani”: film over stemrecht en huiselijk geweld
In Luik trokken enkele leden van Campagne ROSA naar de Churchill-bioscoop om naar “C’è ancora domani” te kijken. Ze delen graag hun reactie op deze film die ingaat op de positie van vrouwen in Italië vlak na de Tweede Wereldoorlog.
Artikel door leden van Campagne ROSA in Luik
Het hoofdpersonage, Delia, is een huisvrouw die in een flat woont met haar gewelddadige man en hun 3 kinderen. Ze werkt bij een schoenmaker, een paraplumaker, geeft injecties aan ouderen en wast en droogt de kleren van klanten. Maar het geld dat ze verdient wordt elke avond gecontroleerd en geïnd door haar man, die haar kleineert als het voor hem niet genoeg is. Hij slaat haar als ze de taken die hij van haar vraagt niet uitvoert.
Paola Cortellesi, de regisseur van deze film, heeft ervoor gekozen om de scènes van huiselijk geweld in dansvorm te presenteren, misschien als een manier om ze draaglijk te maken zonder de feiten te verzachten.
Dagelijkse strijd
Op een dag, als Delia blij terugkomt met chocolade (een nieuw en zeldzaam genot in dit naoorlogse tijdperk), verbeeldt haar man Ivano zich dat ze haar lichaam ervoor heeft geruild. Wat ons opviel was dat ze niet eens probeert om hem ervan te overtuigen dat het niet waar is. Je krijgt de indruk dat ze tegen zichzelf zegt dat het geen zin heeft (misschien heeft ze het al geprobeerd toen ze jonger was). Je ziet de berusting in haar ogen. Ze heeft alle hoop opgegeven dat hij zal veranderen.
Om ervoor te zorgen dat haar gezin alles heeft wat ze nodig hebben, vecht Delia elke dag tegen de uitputting op haar werk, maar ook tegen het huiselijk geweld van haar man.
Maar dat is niet alles: Delia moet ook voor haar schoonvader zorgen, een bedlegerige man die onder hetzelfde dak woont. Hij is ook actief betrokken bij het seksuele en gendergerelateerde geweld tegen Delia, ondanks het feit dat ze hem dagelijks haar tijd en zorg geeft. Delia wordt door haar schoonvader gezien als een “goede huisvrouw”, maar “haar probleem is dat ze te veel praat”, zegt hij. Op een dag zal hij zijn zoon adviseren haar niet zoveel te slaan. Op het eerste gezicht zou je kunnen denken dat hij een zeker medelijden met haar heeft, of zelfs empathie. Maar dat is niet de reden voor zijn advies. Hij heeft “genoeg van al dat geschreeuw en gehuil”…
Hoewel we hier een hels beeld zien waarin Delia gevangen lijkt te zitten, straalt er veel veerkracht en kracht uit haar karakter. Hoop is een gevoel dat doorkomt, vooral wanneer er een brief wordt ontdekt die alles zou kunnen veranderen.
Er is een constante spanning tussen de gezinsleden. De vader houdt toezicht, controleert en onderdrukt zijn kinderen en zijn vrouw. Er wordt geen liefde of genegenheid gegeven door deze man. Hoewel het geweld tegen de kinderen niet expliciet wordt getoond, heeft het geweld tegen Delia een directe impact op de kinderen. Zowel de oudste als de jongste weten heel goed wanneer hun vader gaat toeslaan: ze staan meteen op van tafel en gaan naar hun kamer.
De scènes thuis spelen zich voornamelijk af rond de eettafel. Dat is ook de plek waar ze geslagen wordt. Het is rond de tafel dat ze hun tête-à-tête hebben, waar ze het hebben over het geld dat ze hebben verzameld, school, eten, enz.
De bruiloft
Op een dag kondigt dochter Marcella aan dat ze zich wil verloven met een jongen uit de middenklasse. Delia en Ivano maken een vreugdedans. De vader schreeuwt voor de hele buurt: “Mijn dochter gaat met een goede man trouwen, zodat ze geen schooier wordt zoals de rest van jullie!”
Wat opvalt in deze zin is het objectaspect dat hij aan zijn dochter geeft: uiteindelijk heeft haar huwelijk geen waarde behalve geld. Als gevolg daarvan heeft zij ook geen waarde; ze is slechts het hoofdobject van een economische uitwisseling tussen twee families. Deze gewelddadige zin toont een afwijzing van haar eigen klasse en een verlangen om aan de armoede te ontsnappen.
Delia hoopt ook op een betere toekomst voor haar dochter. Maar terwijl ze de twee tortelduifjes observeert, realiseert ze zich dat de verloofde van haar dochter, net als haar man en schoonvader, al in de cirkel van geweld is beland. Hij zegt haar dat ze geen make-up meer mag dragen, want volgens hem betekent make-up dragen dat je andere mannen wil verleiden. Ze besloot met haar dochter te gaan praten. “Het is nog niet te laat voor je”, zegt ze. Haar dochter antwoordt: “Voor jou is het ook nog niet te laat”.
Voor haar dochter, meer dan voor zichzelf, beweegt ze hemel en aarde om ervoor te zorgen dat haar toekomst anders is dan de hare. Er is een duidelijke band tussen hen gedurende de film, van tederheid tot frustratie, woede en onbegrip, vaak zichtbaar in Marcella’s ogen.
Haar stem gebruiken
Hoewel we ons gedurende de film inbeelden dat de mysterieuze brief die Delia ontvangt haar in staat zal stellen om weg te komen van haar mishandelende man, leren we uiteindelijk dat het een uitnodiging is om te gaan stemmen… Voor de eerste keer in haar leven! In 1945 kregen vrouwen in Italië stemrecht.
Dus Delia liep niet weg. Ze gebruikte haar stem. Stemmen werd gepresenteerd als een middel tot emancipatie voor vrouwen, die nooit eerder in staat waren geweest om hun mening te uiten. Dus gingen ze allemaal naar de stembus om eindelijk een legitieme invloed te hebben op het openbare en politieke leven.
En het was Marcella die, op het laatste moment en nadat ze al een rol had gespeeld in het ontwaken van haar moeder, haar het stembiljet overhandigde. Ze hebben allebei de cyclus van geweld doorbroken om zich aan te sluiten bij de groep vrouwen die zich verzetten tegen de obstakels van de heersende klasse om op te komen voor een meer rechtvaardige en gelukkiger toekomst.
De politieke en historische context
In 1946 kregen vrouwen in Italië stemrecht na een jarenlange strijd, zowel lokaal als internationaal, om als volwaardige burgers beschouwd te worden. Deze strijd ging hand in hand met eisen zoals voor financiële onafhankelijkheid (degelijke lonen, enz.), wat essentieel was voor hun overleving. Dit recht kon hen niet langer worden ontzegd, en dus ook niet het recht om daarna een actieve burger te zijn. Vrouwen speelden een belangrijke rol in het verzet tegen het fascisme. Zij waren ook degenen die de economie van het land draaiende hielden terwijl de mannen aan het front waren.
Algemeen kiesrecht in 1946 was ook kiezen tussen het behoud van een monarchie die het fascisme in Italië had helpen installeren of stemmen voor een republiek. De republiek won met een kleine marge. De bijdrage van vrouwen aan een verandering van het systeem was doorslaggevend.
Op economisch gebied moesten vrouwen in de praktijk nog een paar jaar wachten op echte vooruitgang, zoals het hebben van een eigen bankrekening, het bezitten van eigen onroerend goed, enzovoort. Het stemrecht was daarom een ingang voor vrouwen in de politiek. In combinatie met strijd verbeterde het hun economische situatie en bevorderde het hun emancipatie in de maatschappij en op persoonlijk vlak.
Tot slot
Concluderend kan gesteld worden dat de strijd van vrouwen en alle onderdrukte minderheden steeds cruciaal was voor het verkrijgen van rechten en meer sociale rechtvaardigheid. Zo lang is het nodig is, zal dit ook zo blijven.
-
De ideologische kant van Eurosong
Wie de verschillende acts van Eurosong ziet passeren op televisie zal er wellicht niet meteen een ideologische agenda achter vermoeden. Nochtans is die er wel degelijk. Zo wordt het evenement gebruikt door landen die geografisch niet tot Europa behoren maar zichzelf wel als zijnde Europees willen profileren.
Sinds enkele jaren zijn er verschillende deelnemers uit de Kaukasus (Armenië, Azerbeidzjan en Georgië) en zelfs Australië neemt deel. Israël was het eerste niet-Europees land dat in 1973 toetrad tot het Eurovisie Songfestival. Het doel van die deelname is duidelijk: aantonen dat het land meer zou aansluiten bij de Europese ‘beschaving’ dan bij de achtergebleven buurlanden in eigen regio. Ook op die manier probeert het Israëlische regime zijn geopolitieke positie op het wereldtoneel te vestigen.
Toen Rusland Oekraïne binnenviel, werd het meteen uitgesloten van Eurosong. Het stond in de sterren geschreven dat Oekraïne de eerstvolgende Eurosong zou winnen op basis van een sympathiestem doorheen Europa. Dit jaar is de situatie anders. Er is geen kans dat Palestina wint, deelname van de Palestijnen aan Eurosong is immers niet aan de orde. Van een uitsluiting van Israël is er evenmin sprake.
De organisatie beweert dat het evenement niet politiek is, wat natuurlijk in tegenspraak is met de eerdere uitsluiting van Rusland en ook met de deelname van een specifiek uitgekozen groepje niet-Europese landen.
-
Wiens belang? Nuttig boek over de asociale politiek van extreemrechts
Gepensioneerd ACV-vakbondssecretaris Marijke Persoone beschrijft in ‘Wiens belang’ hoe het sociale masker van extreemrechts slechts een vermomming is voor een achterliggend beleid van verdeeldheid en asociale maatregelen die uiteindelijk de volledige werkende klasse treffen. “Sociale retoriek, neoliberale praktijk” vat een titel van een Duits onderzoek naar de opstelling van de extreemrechtse AfD (Alternative für Deutschland) het goed samen.
Door Geert Cool
Het is positief dat het sociaal-economische centraal wordt gesteld in dit boek, zeker omdat dit een belangrijke factor vormt in de opgang van extreemrechts. Het Vlaams Belang wordt groot door een terechte afwijzing van het huidige beleid, maar het probeert de woede te kanaliseren tegen diegenen die niet verantwoordelijk zijn voor dit beleid, zoals vluchtelingen, migranten, queer activisten en al wie niet in het racistische, seksistische en queerfobe plaatje van extreemrechts past. Vanuit een loopbaan als vakbondssecretaris met ook internationale vakbondscontacten, kan Marijke Persoone het boek versterken met ervaringen uit landen waar extreemrechts aan de macht is en met eigen ervaringen op de werkvloer die duidelijk maken dat offensieve strijd het beste antwoord op verdeeldheid is.
De verwijzing naar het Hongaarse onderwijs is hallucinant. Tom Van Grieken kondigde al aan dat hij na de verkiezingen wil afrekenen met het onderwijs. Orban in Hongarije doet dit nu al: verlies van het ambtenarenstatuut, invoering 48-urenweek, willekeurige overplaatsingen, controle op de werktelefoons en laptops, stakingsverbod … en dat voor een startersloon van 500 euro per maand! Het resultaat is dat er 16.000 vacatures in het Hongaarse onderwijs openstaan, één op de acht posities. Persoone omschrijft het als een implosie van het onderwijs. Van Grieken probeert in te spelen op schoolmoeheid onder scholieren om te scoren, maar zijn partij staat voor een hard regime op de scholen: herstel van “tucht en orde zoals die in vorige eeuw veel gebruikelijker was,” gekoppeld aan nadruk op “excellentie en competitiviteit.” Het onderwijs dient als fabriek om de bedrijven kant-en-klare arbeidskrachten te bieden waarmee ze sneller meer winst kunnen maken.
Extreemrechts speelt in op de groeiende bestaansonzekerheid en richt zich zogezegd tegen de elite. Wilders scoorde daar sterk mee in Nederland. “Maar wie is die elite? Niet de fossiele brandstofindustrie, want die wil hij voluit haar gangen laten gaan. Niet de commerciële spelers die zich schaamteloos verrijken door de zorg te privatiseren.” Persoone voegt er terecht aan toe dat Wilders vlotjes stemde voor het verhogen van de pensioenleeftijd, voor zware besparingen in de zorg, voor het bevriezen van de lonen in de publieke sector …
‘Wiens belang?’ heeft het ook over de aanvallen op de leeflonen in Italië onder het bewind van Meloni en Salvini. Meloni hield de invoering van een minimumloon van 9 euro per uur tegen en verplicht werklozen om gelijk welke job aan te nemen. “Werkgevers in de industriële landbouw en de toeristische bedrijven juichen,” merkt Persoone op. Hetzelfde beeld in Hongarije waar de werkloosheidsuitkering in de tijd beperkt is tot drie maanden, waarna er slechts een uitkering van 72 euro per maand volgt en een verplichting om deel te nemen aan tewerkstellingsprogramma’s van de overheid bij de groendienst, als straatveger, schilder … voor een loon van amper 300 euro per maand, de helft van het minimumloon. Nog meer uitbuiting en een race to the bottom inzake arbeidsvoorwaarden en lonen, dat is wat extreemrechts voor de werkenden in petto heeft.
Ondanks pogingen tot sociale retoriek komen ook de VB-voorstellen daarop neer. Een aanval op onze pensioenrechten met een loopbaanvereiste van 40 jaar voltijds werken. Verdere privatisering van de pensioenen door een groter aandeel van de private pensioenfondsen. Ondermijning van het recht op collectieve actie en van de vakbonden. Verplichte gemeenschapsdienst voor werklozen. Het zit er allemaal in. Daarmee wordt het huidige asociale beleid versneld en versterkt. Persoone wijst erop dat de vele cadeaus aan het patronaat ervoor zorgen dat in 2021 nog slechts 56% van de sociale zekerheid gefinancierd werd door sociale bijdragen, terwijl dat in 2015 nog 70% was. Onder meer de taxshift onder de regering-Michel zorgde daarvoor. Dat toont overigens ook waarom de arbeidersbeweging in haar eisen best geen onduidelijkheid laat bestaan. De stakingsbeweging eind 2014 werd begin 2015 op een laag pitje gezet om kansen te laten voor de taxshift van de rechtse regering van Michel en De Wever. Het stilleggen van de beweging bood de regering ruimte om van die taxshift een verdere aanval op onze levensstandaard te maken.
Het is geen toeval dat het VB er vandaag alles aan doet om ondernemers en bazen aan te trekken. De partij haalde liberale dissidenten binnen en voert een charme-offensief waarmee het reeds enkele ondernemers overtuigde. Daarbij wordt de retoriek over verzet tegen de elite en het establishment zorgvuldig opgeborgen. Eén van die ondernemers is Kurt Moons, voormalig ceo van onder meer Brantano en erevoorzitter van Pro Flandria, een groep ondernemers en academici. Persoone schrijft terecht: “In de coronaperiode hebben we gezien wie de bron is van onze welvaart, wie ervoor zorgt dat de boel blijft draaien, ook onder hachelijke omstandigheden. Maar zorgwerkers, poetshulpen, winkelbedienden, industriearbeiders, chauffeurs en andere werkers in ‘essentiële beroepen’ figureren niet in de speeches en op de feestjes van Pro Flandria.” Om het asociale beleid erdoor te krijgen staat het VB uiteindelijk voor een beleid van “verdeeldheid onder de werknemers en consensus met de baas.”
Het boek doet een oudere generatie antifascisten denken aan een vorig boek van dezelfde uitgeverij met dezelfde titel, geschreven door Norbert Van Overloop in 2006. Marijke Persoone gaat niet zo gedetailleerd in op de sociaal-economische posities van het VB als Van Overloop in 2006. Langs de andere kant is de benadering internationaler en grijpt Persoone meermaals terug naar haar eigen syndicale ervaring, wat het boek bevattelijk maakt.
Een belangrijk verschil met 2006 komt niet sterk uit de verf: het Vlaams Belang zag zich verplicht om minstens qua retoriek afstand te doen van de harde neoliberale koers die ze voor de grote recessie van 2008-09 aanhing. Het VB probeert integendeel in te spelen op de toenemende ongelijkheid en wil zichzelf een socialer imago aanmeten. De sociaal-economische programma’s van het VB uit 2005 of 2012 verschillen dan ook van het laatste uit november 2023, zelfs indien bij dat laatste het laagje sociaal vernis wel heel dun is en niet volstaat om de onderliggende asociale voorstellen echt te verbergen. Wat dreef extreemrechts tot deze koerswijziging? Die vraag wordt slechts gedeeltelijk beantwoord in dit boek met een verwijzing naar het Britse vakbondsprotesten de afgelopen jaren die de “kracht van het collectieve nieuw leven inblazen” als antwoord op de neoliberale ontreddering. Het is een dynamiek die we in België eerder zagen met de strijd van de werkende klasse tegen de aanvallen op de brugpensioenen, de indexsprong, verhoging van de pensioenleeftijd … De massale acties tegen de rechtse regering-Michel eind 2014 komen niet aan bod in het boek, maar vormden een belangrijk keerpunt. Voor handvaten in de strijd tegen extreemrechts en voor sociale vooruitgang moeten we niet noodzakelijk zo ver teruggaan als de grote algemene staking van 1936, die terecht vermeld wordt door Persoone in haar conclusie. We kunnen ook teruggrijpen op meer recente ervaringen die toonden welke impact offensieve strijd heeft op onze krachtsverhouding en dus ook op de publieke opinie.
De historische verwijzingen zijn nuttig, ook al maken wij een andere inschatting van het Franse Volksfront eind jaren 1930 en lijkt Persoone geen onderscheid te maken tussen een ‘volksfront’ (een alliantie tussen arbeidersorganisaties en traditionele partijen) en een ‘eenheidsfront’ (van arbeidersorganisaties). De spontane algemene staking van onderuit in België in 1936 was het werk van de arbeidersbeweging, het was een eenheidsfront van onderuit en geen ‘Volksfront’ met liberale of andere burgerlijke partijen.
De verkiezingsoverwinning van het Franse Volksfront in 1936 beschrijft Persoone als “de kers op de taart” van een stakingsgolf met bedrijfsbezettingen. Het Franse Volksfront was een alliantie tussen socialisten, communisten en de ‘Radicale Partij’, de traditionele partij van de Franse burgerij. Het was gericht op het redden van het kapitalisme op een ogenblik dat dit systeem betwist werd, zowel ter rechterzijde als ter linkerzijde. De Franse arbeiders zagen in de verkiezingsoverwinning van het Volksfront een stap vooruit, het waren overigens vooral de vertegenwoordigers van de werkende klasse die erop vooruitgingen. Het gaf de arbeiders moed en enthousiasme om bedrijven te bezetten en sociale vooruitgang af te dwingen. De Volksfrontregering en ook de communisten deden er echter alles aan om de stakingsbeweging onder controle te krijgen en te stoppen. Op het hoogtepunt van de stakingsgolf verklaarde PCF-topman Thorez: “Je moet weten hoe je een staking beëindigt.” Bij gebrek aan leiding en ordewoorden, zou de stakingsbeweging uiteindelijk doodbloeden en uitgeput raken. Het patronaat deed er vervolgens alles aan om de toegevingen aan de werkende klasse terug te draaien. De stakingsbeweging in België in 1936 was een spontane explosie van woede en strijd. Het was een eenheidsfront van onderuit die net zoals de Franse stakingsbeweging het kapitalisme op haar grondvesten deed daveren en daarmee belangrijke sociale verworvenheden afdwong.
Dat dergelijke strijd ook cruciaal is om extreemrechts te stoppen, is een conclusie die we delen met Marijke Persoone. Het is een aspect van de benadering die wij verdedigen in antifascistische acties vandaag. Het opvoeren van antifascistische acties en het verdedigen van een programma van sociale verandering door de werkende klasse daarin, is meer dan nodig. ‘Wiens belang?’ wijst terecht in de richting van een klassenbenadering. De verenigde werkende klasse in al haar diversiteit is in staat om verandering af te dwingen. Dit boek is een nuttige bijdrage voor een antifascisme vanuit de arbeidersbeweging.
-
Film. ‘The Zone of Interest’. Huiselijkheid tegen de achtergrond van een geïndustrialiseerde massamoord
In de bijna 80 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog is het nazisme zo vaak in beeld gebracht dat je je kunt afvragen of het nog zin heeft om nog een film te maken die de monsterlijke misdaden van het Derde Rijk laat zien. The Zone of Interest van Jonathan Glazer laat echter zien dat er nog steeds veel gezegd kan worden over de verschrikkingen van de nazi’s.
Recensie door Robert Cosgrave (Socialist Party, ISA in Ierland)
De film draait om Rudolf Höss, commandant van het concentratiekamp Auschwitz, en zijn vrouw Hedwig. Die worden uitstekend gespeeld door Christian Friedel en Sandra Hüller. De familie Höss geniet van een idyllisch leven in een villa met prachtige tuinen en ze gaan zwemmen in de rivier vlakbij. Vooral het leven van Hedwig lijkt volledig voort te komen uit de dromen van een ‘trad wife’ op TikTok. Dit is een leven dat ze letterlijk leven vlak naast de poorten van Auschwitz. Door veel van de scènes van fascistische huiselijkheid heen zijn de gruwelijke geluiden te horen van de geïndustrialiseerde massamoord die in de kampen plaatsvond.
De soundscape is vooral indrukwekkend als je de film in een bioscoop kan zien. De familie wordt de hele tijd voorgesteld als de Duitse modelkolonisten van het Oosten. Toen Hitler zei: “onze Mississippi moet de Wolga zijn,” doelde hij op de genocidale en imperialistische inspanningen van mensen als Höss. Zoals bij alle imperialistische plunderingen zorgen figuren als Höss ervoor dat ze hun buit krijgen – Hedwig krijgt voorrang op alle kleding, juwelen en make-up die bij aankomst van de kampbewoners wordt gestolen.
Hun huishouden is afhankelijk van de arbeid van jonge Poolse vrouwen uit de omgeving die door de familie stelselmatig worden misbruikt. De Belgische marxist Ernest Mandel beschreef zijn ervaring in een ander concentratiekamp, waar de gevangenen werden gebruikt als gratis arbeidskrachten voor een chemische fabriek, als “een microkosmos van de Europese samenleving onder de nazi’s.” Het huishouden van Höss in Auschwitz kan ook als zodanig worden beschreven.
Höss kan veel van zijn taken als kampcommandant vanuit huis doen. In een bijzonder scherpe scène ontmoeten ze een vertegenwoordiger van een vooraanstaande industriële groep die hen uitlegt hoe ze een crematorium hebben gebouwd dat bijzonder efficiënt zou zijn bij het verwijderen van de lichamen van de mensen die in de kampen zijn vermoord. Uit deze en andere scènes blijkt hoezeer het Duitse kapitalisme verweven was met de verdorvenheid van het naziregime. Niet alleen leverden kapitalisten de machines en apparatuur die genocide volgens de modernste technieken mogelijk maakten, maar ze profiteerden ook direct van de kampen – zoals wordt vermeld in een terloopse opmerking van een andere bevriende huisvrouw van Hedwig, over hoe Siemens (nog steeds een multinationale fabrikant die miljarden waard is) een fabriek in Auschwitz heeft geopend. En zij waren niet de enigen.
In een andere, even huiveringwekkende scène is Höss op het hoofdkwartier van de SS in de Berlijnse buitenwijk Oranienburg – ook de locatie van een van de eerste concentratiekampen. Tijdens de vergadering, die opnieuw in een zakelijke sfeer verloopt, worden de nieuwe stadia van de genocide op de Joodse bevolking van Europa besproken, te beginnen met de deportatie van honderdduizenden Hongaarse Joden naar Auschwitz. Höss wordt hiervoor instrumenteel geacht en het is voor hem zijn grootste triomf. Recensenten van de Irish Times, The New York Times en The Guardian zien Höss allemaal door de lens van Hannah Arendt’s opmerking over “de banaliteit van het kwaad,” maar dit onderschat in veel opzichten de barbaarse aard van Höss en anderen.
Het nazi-project was boven alles een massale contrarevolutiebeweging die erop gericht was om elk aspect van sociale vooruitgang internationaal te vernietigen, in het bijzonder de socialistische beweging in Europa en de Sovjet-Unie, en de Joodse bevolking die zij als de bron van deze beweging zagen. Net als miljoenen anderen geloofde Höss hier heilig in. Als veteraan van het proto-fascistische paramilitaire Freikorps, eerst in de Baltische staten tegen het Rode Leger, later tegen de arbeiders van het Ruhrgebied in Duitsland – het centrum van revolutionaire bewegingen geleid door mijnwerkers – zou Höss zich al in 1922 bij de nazi’s aansluiten. In dit project werden de nazi’s vanaf het begin gesteund door de top van de Duitse industrie, die eerst in hun kern waren geschokt door de Oktoberrevolutie die de arbeidersklasse in 1917 in Rusland aan de macht bracht en later door de revolutionaire periode in Duitsland van 1918-1923. Duitse kapitalisten steunden elke groep die hen zou helpen hun winsten en hun eigendom te behouden.
Wie vandaag de film bekijkt, moet denken aan de aanhoudende genocide in Gaza en de eindeloze stroom gruweldaden die het Israëlische regime begaat tegen de Palestijnen. Dat zulke afschuwelijke gruweldaden nog steeds plaatsvinden in de 21e eeuw spreekt boekdelen over de barbaarse aard van de kapitalistische wereld waarin we leven.
Door het Derde Rijk niet als een aberratie te laten zien, maar als het resultaat van het monsterlijke systeem van imperialisme, racisme en kapitalisme, is ‘The Zone of Interest’ prijzenswaardig en zal het hopelijk door een zo breed mogelijk publiek gezien worden, ondanks het zeer verontrustende onderwerp.
-
Jujutsu Kaisen, beste animatiereeks van 2021, toonbeeld van uitbuiting
Achter de huidige opgang in de Japanse anime-industrie gaat een toenemende mate van uitbuiting schuil. Meerdere animatoren van de serie Jujutsu Kaisen kwamen met publieke verklaringen over hun werkomstandigheden bij Mappa, de studio achter Jujutsu Kaisen. Ze hebben een breekpunt bereikt bij het werken aan de populairste anime van 2021. Hoe kunnen we de strijd van deze werknemers op internationaal niveau steunen?
Door Simon-Pierre L (Alternative Socialiste, ISA in Québec)
Personeel MAPPA-studio bereikt breekpunt
In november 2023 klaagden werknemers van de MAPPA-studio hun werkomstandigheden aan op Twitter/X. Deze studio produceert een aantal van de populairste anime’s van het ogenblik zoals Jujutsu Kaisen, Attack on Titan en Vinland Saga. Dit najaar werd aflevering 17 van het tweede seizoen van Jujutsu Kaisen uitgebracht, hoewel deze nog maar voor 30% af was. De werknemers vroegen om uitstel, maar dat werd geweigerd. Voor aflevering 18 is er wel uitstel gekomen. Als het werk niet af is, zullen de bazen het immers niet afmaken.
Deze toenemende druk laat een wijdverspreide “crunch”-cultuur zien waarin artiesten worden geconfronteerd met immense druk in de maanden voorafgaand aan de lancering van een product. In 2021 zei een onafhankelijke animator van MAPPA dat werken voor MAPPA leek op “werken in een fabriek”. Volgens hem is 80% van de animatoren in het bedrijf zo uitgeput dat ze een burn-out krijgen. Andere bronnen bevestigen dat dit percentage 60% is in de rest van de industrie.
De werkdruk is immens voor jonge animeartiesten die een gemiddeld jaarloon verdienen van 1,55 miljoen Yen (14.000 dollar per jaar). Dat is een miljoen Yen minder dan andere jonge werknemers. Het is niet verwonderlijk dat bijna 90% van de artiesten binnen de drie jaar van job verandert.
De planeet wil anime, de eigenaars willen winst
Anime is populairder dan ooit. In 2023 keek bijna een derde van de wereldbevolking, oftewel 2,88 miljard mensen, naar anime. Op Netflix keken in 2020 100 miljoen mensen naar minstens één anime. Dit cijfer is 50% hoger dan het jaar daarvoor.
De populariteit van anime op Netflix laat een groeiende interesse zien die vooral van buiten Japan komt. De overzeese inkomsten van de Japanse industrie staan op het hoogste punt staan sinds 2012. De industrie kende een duizelingwekkende groei van 13% in 2022.
Bovendien wordt voorspeld dat de sector tot 2030 een samengestelde jaarlijkse groei van 9,5% zal doormaken. Ter vergelijking: de algemene wereldwijde economische groeivooruitzichten voor alle sectoren samen zijn 2,2%. Hoe kan het dat een industrie die meer geld verdient dan ooit zulke beroerde arbeidsomstandigheden heeft?
De slechtste contracten voor artiesten zijn de beste voor MAPPA
De huidige economische vorm, dus kapitalistisch, dicteert één enkel doel voor bedrijven: het maximaliseren van de winst van de eigenaar. Vanaf de oprichting in 2011 tot 2016 nam MAPPA één of twee projecten per keer aan voor productie. In 2016 verdubbelde dit aantal en het verdrievoudigde het zelfs na de komst van een nieuwe voorzitter. MAPPA haalde de nieuwe projecten niet binnen omdat het een ‘beter’ bedrijf is. Het deed dit omdat het ermee instemde om de projecten tegen lagere kosten uit te voeren. Bedrijven zoals Netflix bieden bijvoorbeeld productiecontracten aan. Sommige hebben zulke lage budgetvoorstellen dat de meeste bedrijven weigeren ze aan te nemen, maar Mappa niet. Het productiebedrijf heeft de reputatie de slechtste contracten aan te nemen.
Meestal vereist de productie van anime de deelname van een productieteam dat bestaat uit verschillende bedrijven. Deze bedrijven delen het werk, de financiering en de expertise van een project, maar ook de winst. MAPPA maakt deel uit van verschillende van deze teams maar probeert een nieuwe aanpak, het gaat solo. Mappa heeft het hele Chainsaw Man project zelf op zich genomen. Het bedrijf kan nu zijn winstaandeel maximaliseren, maar heeft ook meer werk te doen.
Jujutsu Kaisen is de anime die in 2022 de meeste winst maakte in de sector. De studio besloot een film te produceren na het eerste seizoen, Jujutsu Kaisen 0. De productie duurde slechts vier maanden. De productie van een normale aflevering van 24 minuten duurt tussen de vier en zeven weken. Een film van 105 minuten maken in slechts vier maanden is een monument van menselijke inspanningen. En de winst? Die is fenomenaal.
Het is in deze context dat de vraag om uitstel in november moet gezien worden. Het uitstel aanvaarden, betekent het aanpassen van uitzendschema’s, het openbreken van contracten en het wijzigen van de distributie van speelgoed. Ongeacht de omvang van de winsten is het idee dat er een beetje aan die winsten geraakt wordt onmogelijk voor de bazen.
Potentieel van strijd
Japan heeft een arbeidersklasse die ongelooflijke historische overwinningen heeft behaald. In 1968 staakten meer dan 150 universiteiten en sommige studenten richtten zelfs barricades op. In de jaren 1970 waren er gemiddeld meer dan 6.000 stakingen per jaar en meer dan 55% van de bevolking was aangesloten bij een vakbond. Een van de grootste overwinningen van de Japanse arbeidersbeweging was het opleggen van gelijktijdige onderhandelingen door alle vakbonden in dezelfde sector, elk voorjaar. Een praktijk met de naam Shunto. De verworvenheden van deze voorjaarsonderhandelingen gelden dan voor alle werknemers in de sector, zelfs voor het personeel dat geen lid is van een vakbond.
Nu moet dit niveau van strijd opnieuw worden opgebouwd. De productiemedewerkers van de vorige eeuw zijn vervangen door een groter aandeel tijdelijke, onzekere, deeltijdse werknemers. De zogenaamde socialistische of communistische partijen hebben hun revolutionaire houding opzij gezet met de neoliberale golf van de jaren ’80 en ’90. Op dit moment is slechts 16,5% van de werknemers in Japan aangesloten bij een vakbond, het laagste percentage sinds deze statistiek in 1947 werd gemeten. Van 6.000 jaarlijkse stakingen is er een terugval naar 68. Motoaki Nakaoka, algemeen secretaris van Zenrokyo, een Japanse vakcentrale, zei in een interview: “Het huidige tijdperk is er een waarin vakbondsleiders niet weten wat het betekent om te winnen door te staken.”
De tegenstellingen worden groter. Aan de ene kant kunnen Japanse kapitalisten hun meest inhalige ambities realiseren en zelfs nieuwe records vestigen op het gebied van belastingontwijking. De gevolgen hiervan manifesteren zich jaar na jaar in hevige uitbuiting en een dalende levenskwaliteit voor onze sociale klasse. Veel animatiemedewerkers kunnen van carrière veranderen, maar niet allemaal. Wat zijn de vooruitzichten voor degenen die willen blijven en vechten?
De onrechtvaardigheid bij MAPPA leidt tot een nieuwe opgang van syndicale strijd
Op dit moment is de organisatiegraad onder werknemers erg laag. Sommige mensen vestigen hun hoop op organisaties zoals JAniCA (Japanese Animation Creator’s Association). Deze organisatie wordt vooral gefinancierd door de Japanse overheid via betalingen aan bedrijven om animatietrainingen te geven. Aangezien werknemers geen onafhankelijke controle hebben over deze organisatie, kunnen haar tegenstrijdigheden een belemmering vormen voor toekomstige strijd. Voorlopig kan JAniCA een rol spelen als denktank. Het produceert statistieken over de industrie en verspreidt deze.
De echte macht van animatoren is dat de winst afhangt van hun werk. Als individuen lopen ze het risico ontslagen te worden als ze zich verzetten. Samen verandert hun collectief gewicht de kansen; iedereen ontslaan betekent al die winsten verliezen. Daarom kunnen werknemers door zich te organiseren hun kansen om vooruitgang af te dwingen maximaliseren. Hoe groter en representatiever de organisatie, hoe krachtiger de impact.
Om deze organisatie te ondersteunen, roepen we de Japanse vakbonden op om nieuwe middelen in te zetten om animatiewerknemers te verenigen! Internationale vakbonden, zoals SAG-AFTRA in de VS en vakbonden in andere landen, kunnen onder meer online middelen in het Japans beschikbaar stellen voor animatiewerknemers!
We roepen Japanssprekenden op om contact met ons op te nemen, zodat we de vertaling van dit artikel kunnen verzekeren en aanwezig kunnen zijn op Japanse sociale media! We roepen studenten in de animatiesector op om solidair te zijn met hun collega’s in Japan om strategieën en internationale solidariteitsstrijd te bespreken!
-
Recensie. ‘The Woman in Me’ van Britney Spears
Door Harper Cleves (Socialist Party, ISA in Ierland)

De autobiografie van Britney Spears, ‘The Woman in Me’, is scherp en aangrijpend. In tegenstelling tot veel dergelijke boeken van beroemdheden, heeft Spears een duidelijke eigen stem. Van het aanklagen van vrouwenhaat in de entertainmentsector tot de generatiedynamiek die centraal in haar beruchte en wrede curatele, Spears schrijft met nederigheid en pit. Je moet al een vastberaden cynicus zijn om dit boek uit te lezen zonder een vurig pleitbezorger van Britney Spears te worden.
“De boekjes leken niets liever te doen dan een foto te publiceren met de kop ‘Britney Spears got HUGE’ Kijk, ze draagt geen make-up’. Alsof die twee dingen een soort zonde waren, alsof wat bijkomen iets onaardig was wat ik hen persoonlijk aandeed, een verraad. Wanneer had ik beloofd om de rest van mijn leven 17 te blijven?”
Zelfs op het hoogtepunt van haar populariteit werden onmogelijke verwachten gesteld door een sector die haar seksualiteit en jeugdigheid ten volle wilde uitbuiten voor winst. In 1998, aan de vooravond van grote roem met haar hitsingle ‘Baby one more time’, had ze een controversiële fotoshoot voor Rolling Stone met fotograaf David LaChapelle. De 17-jarige Britney kijkt naar de camera in haar ondergoed, ze zit op een zijdeachtig roze laken met een telefoon in de ene hand en een teletubby knuffel in de andere. Dit was het beeld van een tienerfantasie die de industrie haar aanmoedigde te zijn. Vanaf het moment dat ze bekend werd, dook de vraag over haar maagdelijkheid steeds weer op. Toen Britney Spears outfits droeg die haar middenrif op het podium onthulden, werd ze verweten ‘een slecht voorbeeld voor de kinderen’ te zijn. Toen ze zelf amper tien jaar was, nog een kind, kreeg ze in de media al vragen over haar liefdesleven.
In de nasleep van haar publieke scheidingen met Justin Timberlake en Kevin Federline, merkt Spears op hoe verschillend ze werd behandeld door de mannen in haar leven. Als Britney als vrouw van midden twintig op één date ging, naar één feestje, naar één club met haar vriendinnen, was ze een slet, een slechte moeder, een gewetenloze flirt die het hart van Justin Timberlake brak. Justin Timberlake’s voorliefde voor afspraakjes en relaties werd daarentegen aangeprezen. Kevin Federline was een modelouder.
Spears openbare instorting in 2008 vond plaats na bijna twee jaar van opeenvolgende zwangerschappen, het einde van een huwelijk en een controversiële voogdijstrijd over twee kinderen die ze beschouwde als de lichtpunten van haar leven, en dat alles terwijl ze onophoudelijk werd achtervolgd door de paparazzi. In plaats van met zorg behandeld te worden in deze vreselijke omstandigheden, werd met haar gelachen. Tijdens een awardshow grapte komiek Sarah Silverman dat Britney Spears op 25-jarige leeftijd alles had bereikt wat de moeite waard was en omschreef haar kinderen, waarvoor ze moeite deed om het voogdijschap te behouden, als ‘de meest schattige fouten die je ooit zal zijn’.
Britney werd onder voogdijschap gesteld. Dit kwam voort uit een afschuwelijke periode in het leven van Spears. Het maakte haar gevoel van isolement enkel maar groter. Haar vader, bijgestaan door de rest van de dichte familie, beweerde haar te beschermen en te verzorgen, maar behandelde haar eigenlijk als een circusact. Hij bepaalde wat ze at, de kleren die ze droeg, de liedjes die ze opvoerde op het podium, zelfs wanneer ze wanhopig rust nodig had. Ze had het gevoel dat ze hier wel mee moest instemmen om contact met haar zonen te kunnen behouden. Daarom gaf ze toe.
Zelfs bij het beschrijven van de schrijnende dynamiek van haar familierelaties, combineert Spears de harde waarheid met een empathie die bijna misplaatst lijkt. Ze vertelt over generaties van familietrauma’s – haar grootvader, de vader van haar vader, stuurde twee van zijn vrouwen naar psychiatrische inrichtingen als een vorm van gevangenschap en was een vreselijke misbruiker. Spears vertelt dat haar vaders kilte aangeleerd was en dat dit voortkwam uit zijn eigen moeilijke jeugd – en dus toont ze medeleven, zelfs terwijl ze erkent dat hij haar 13 jaar lang gevangen hield en uitbuitte.
Britney Spears heeft niet voor niets zoveel betekend voor vrouwen en de lgbtqia+ community in de hele wereld – haar strijd voelt onmiskenbaar verbonden met de onze. De meeste vrouwen hebben nooit ook maar een greintje van de kritiek meegemaakt die Britney Spears in haar leven heeft gehad, maar we zien allemaal een glimp van onze eigen ervaringen in die van haar. De verwachting van eeuwige jeugd en schoonheid, van sexy en spontaan zijn, maar ook van onschuld en gehoorzaamheid. De meesten van ons zijn gelukkig nooit opgesloten, maar we hebben ons wel uitgebuit gevoeld. We hebben het gevoel gehad dat onze lichamen, onze keuzes, onze seksualiteit niet helemaal van onszelf waren; een waarheid die steeds scherper wordt in een wereld waarin onze rechten voortdurend onder vuur liggen, van deelname van trans personen aan sportwedstrijden over genderbevestigende zorg tot toegang tot abortus.
Toen we ‘Free Britney’ riepen, toen we het op onze T-shirts droegen, het op onze sociale media plaatsten, het op een bord bij een protest droegen – meenden we het. We hebben Britney bevrijd. Maar we zullen ook onszelf bevrijden. We hebben ook nooit beloofd dat we zeventien zouden blijven.
-
Recensie. ‘Niet alles maar veel begint bij luisteren. Een verslag uit de Denderstreek’
Activist Dominique Willaert trok maandenlang door de Denderstreek om te luisteren naar gewone mensen. Hij deed dit om te begrijpen waarom het extreemrechtse VB scoort in deze regio. De titel dekt de lading: Willaert is vooral gaan luisteren om vast te stellen en verslag uit te brengen. Het resultaat is een beeld van een erg diverse werkende klasse die moeite heeft met snelle veranderingen, sociale afbraak en spanningen in de strijd om de weinige middelen.
Door Geert Cool
De afgelopen jaren is de bevolking in de Denderstreek snel veranderd. De grootstad Brussel is niet ver, maar erg onbetaalbaar en druk voor gezinnen. In het bijzonder kwamen veel mensen van Afrikaanse afkomst naar de Denderstreek, op zoek naar nabijheid van mensen met wie ze hun afkomst delen. Tegelijk staan alle oude sociale weefsels in de Denderstreek onder druk. De vroegere industrie is grotendeels weg, de bevolking is verarmd, het verenigingsleven is mee verdwenen. Ondertussen weegt de sociale afbraak door. Toegang tot sociale huisvesting en openbare diensten wordt steeds moeilijker. Het politieke bestuur staat zowel letterlijk als figuurlijk steeds verder van de leefwereld van de meerderheid van de bevolking. De elementen van sociale aftakeling maken de Denderstreek net aantrekkelijk voor nieuwkomers: waar anders in de buurt van Brussel vind je immers nog een betaalbare woning?
De verhalen van gewone mensen, zowel inwoners die al generaties lang in de streek wonen als nieuwkomers, klinken als een schreeuw om sociale verandering. Zelfs indien dit doorgaans niet zo geformuleerd wordt door de mensen zelf, spreekt het onbehagen en de vervreemding uit de bladzijden van dit boek. Het begint vaak met kleine frustraties en noden, maar door deze samen te brengen kan je moeilijk naast het onderliggende bredere plaatje kijken. Daaruit blijkt ook dat alle inwoners van de streek meer met elkaar gemeen hebben dan ze vaak denken. Het sterkste moment in het boek is als Willaert overtuigde VB’ers bijeenbrengt met mensen met een migratie-achtergrond om te spreken over het leven in de streek en hun frustraties. Het bevestigt het spreekwoord ‘onbekend maakt onbemind’. Doorheen het gesprek voel je toenadering. De VB’ers konden zich deels herkennen in de moeilijkheden waarmee migranten te maken krijgen in het leven. Op zich volstaat dit niet als antwoord op extreemrechts, maar het geeft een beeld van de sterkte van menselijke solidariteit.
Het boek wil geen lessen geven over de strijd tegen extreemrechts. Maar natuurlijk komt deze vraag wel aan bod. In het gesprek met Filip De Bodt bijvoorbeeld, sinds jaar en dag het strijdbare uithangbord van een sociale en radicale linkerzijde in Herzele en omgeving. Hij wijst op de noodzaak van nabijheid en een strijdbare benadering rond directe bekommernissen. “We moeten de mensen opnieuw leren geloven in verandering,” zegt hij terecht. Eerder zegt hij: “Als de bussen niet op tijd rijden en de mensen daardoor niet op tijd op hun werk geraken, dan moet je niet beginnen over het historisch materialisme of over de klassentegenstellingen.” Uiteraard is er een taal en benadering nodig die begrepen wordt en aansluit bij de leefwereld van onze omgeving, maar een bredere kijk en begrip over hoe verandering werkt (wat is historisch materialisme anders dan dat?) is essentieel.
Terecht weerklinkt doorheen het boek een pleidooi voor meer sociaal weefsel en de noodzaak van middelen hiervoor. Veel meer betaalbare sociale huisvesting is de enige manier om een einde te maken aan de wachtlijst en de discussies over wie waar op die lijst staat. Toegankelijk taalonderwijs op maat van nieuwkomers (die vaak weinig tijd hebben door de combinatie van werk, gezin en nieuwe omgeving). Ontspanningsruimtes voor jong en oud zouden spanningen over het gebruik van de krimpende publieke ruimte wegnemen. Verlaging van de werkdruk zodat collega’s op het werk met elkaar kunnen spreken en elkaar leren kennen.
Op basis van zijn tocht door de Denderstreek schreef Willaert in De Morgen (3 augustus) een “zevenpuntenplan om extreemrechts in te dijken.” Zijn uitgangspunt is: “Jaag niet op de kwetsbaren, maar roep op tot solidariteit.” Hij pleit voor een klassenbenadering die solidariteit centraal stelt en koppelt aan eisen rond de uitbouw van openbare diensten en het afdwingen van een toekomstperspectief op basis van herverdeling van de rijkdom. Terecht merkt hij op dat de arbeidersbeweging zich hiertoe moet organiseren, maar dat beperkt hij tot luisteren, vormingen geven, propaganda en een nabijheidspolitiek rond een tegenverhaal. Verdeel-en-heers weerleggen, gebeurt het best doorheen actie rond onze bekommernissen waarin we ons ook duidelijk uitspreken tegen al wat ons verdeelt. Doorheen actie en strijd kan een gedurfd programma van maatschappijverandering geconcretiseerd worden. Vervreemding en de opeenstapeling van tekorten kan je niet stoppen zonder het systeem erachter – het kapitalisme – te bestrijden. Herverdeling van de rijkdom kan enkel afgedwongen worden met een krachtsverhouding die het winstbejag en dus de private eigendom van de grote productiemiddelen betwist.
Het formuleren van een alternatief is een zwakte in de teksten van Willaert. “De burgerbevolking doen verlangen naar en doen geloven in broederschap, sociale vooruitgang en ecologische betrokkenheid,” is te vaag en leidt in feite tot een pleidooi voor een terugkeer van de oude structuren van sociaal weefsel en een oproep aan de traditionele partijen om meer te zijn zoals ze vroeger waren, zelfs indien dit in het huidige tijdperk niet meer mogelijk is. In een podcast over zijn boek in de reeks ‘Alles wordt beter’ suggereert Willaert dat feminisme geen antwoord biedt in de strijd tegen extreemrechts op het platteland omdat er daar een ander referentiekader is waarbij het volledige woke-debat aan hen voorbijgaat. Dat is een wel erg eenzijdige kijk op feminisme, zeker een feminisme dat vertrekt vanuit de werkende klasse en actief opkomt voor meer openbare diensten zoals zorg en kinderopvang, investeringen in onderwijs of nog het recht van iedereen om zichzelf te zijn. Het is trouwens een vooroordeel dat arbeidersbuurten inzake feminisme en lgbtqia+ rechten conservatiever zouden zijn dan de bevolking van rijke witte villawijken. Bij het Ierse referendum over het homohuwelijk in 2015 werden enkele van de hoogste ja-scores in volkse buurten gehaald.
De kwestie van de alternatieven en het programma waar links voor opkomt, kan soms abstract lijken maar is een cruciaal onderdeel van een effectieve strijd voor sociale vooruitgang. Het maakt dat de hoop op vooruitgang net realistischer wordt, want onderbouwd en gestoeld op fundamentele verandering van de hele maatschappij. Het maakt een bredere kijk op de aanwezige woede en het onbehagen mogelijk, wat het luisteren vergemakkelijkt en kan bijdragen aan het formuleren van voorstellen om stappen vooruit te zetten en doorheen strijd hiervoor het sociaal weefsel van de werkende klasse op te bouwen.
-
Leestips voor revolutionairen
In deze periode van feestdagen en hopelijk voor de meesten ook een beetje rust, is het altijd goed om terug te grijpen naar een sterk boek. Hieronder enkele tips op basis van mijn lectuur het afgelopen jaar.
Door Geert Cool
Het voorbije jaar waren er enkele terugkerende thema’s in mijn lectuur. Oorlog en revolutie was er zo één. Eerder deze maand stelden twee burgerlijke economen in een interview met De Standaard nog dat “kantelmomenten van de geschiedenis wel vaker met oorlog en revolutie gepaard gingen.” Ik las interessante boeken over zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog alsook een aantal biografische werken over revolutionairen die aan de Zimmerwald-conferentie deelnamen. Een tweede terugkerend gegeven was lectuur van enkele klassiekers van het marxisme, vooral Marx en ook wat Luxemburg. Verder zaten er ook nieuwe Nederlandstalige boeken in de selectie.
Mijn favoriet dit jaar was ‘Résistance antinazie ouvrière et internationaliste: De Nantes à Brest, les trotskistes dans la guerre (1939-1945)’. Dit boek is opmerkelijk omdat het antifascistisch verzet van een groep marxistische arbeiders in deze regio sterk uitging van de klassentegenstellingen. Dit verzet bestreed niet enkel de bezetting, maar was een onverbiddelijke tegenstander van al wie gebruik maakte van de uitbuiting van de werkende klasse. Het boek toont hoe het nazisme het niet gemakkelijk had om in bezet gebied de arbeidersbeweging te breken. Zo brengt het een voorbeeld van hoe de bezetters arbeiders oppakten om ze als dwangarbeider naar Duitsland over te brengen, maar dat dit op zoveel verzet botste dat een trein met opgepakte arbeiders drie uur nodig had om een afstand van 16 kilometer af te leggen. Spoorpersoneel liet het alarm om de paar honderd meter afgaan. Vanuit de trein zongen de opgepakte arbeiders de Internationale terwijl ze door dorpen en steden afgevoerd werden. Arbeiders gingen in staking waar de trein passeerde. Er waren overigens ook stakingen die succesvol waren en loonsverhogingen opleverden of nog het vertrek van dictatoriale managers.
De trotskisten speelden een actieve rol met pamfletten, die uitgebreid geciteerd worden, en een internationalistische klassenbenadering die zelfs contacten en leden onder Duitse soldaten opleverde en vlak na de oorlog krijgsgevangenen betrok bij de werking. Er zijn nog voorbeelden van dergelijk verzet, zelfs in België waar er in Charleroi in 1942 mijnwerkersstakingen waren die geleid werden door trotskisten. Daarover zijn er helaas amper bronnen terug te vinden, al blijft de hoop dat historici alsnog bronnen naar boven brengen om dit verhaal te brengen. Dit boek vertelt het verhaal van de Tweede Wereldoorlog op een manier die je bijna nergens anders vindt, vanuit het standpunt van de werkende klasse, arbeidersstrijd en de politieke benadering van revolutionaire marxisten.
In dezelfde periode ondernam de Britse organisatie Workers International League (WIL) een opmerkelijk werk onder arbeiders en ook onder soldaten. Het boek ‘The war and the international: A history of the Trotskyist movement in Britain, 1937-1949’ van Bornstein en Richardson leest erg vlot, Ted Grant over hetzelfde onderwerp in zijn ‘History of British Trotskyism’ is politiek vollediger en een echte aanrader. Ook rond de Tweede Wereldoorlog las ik het Franstalig boek met teksten van Trotski in de aanloop naar de oorlog. Deze selectie door Daniel Guérin werd betwist door historici, onder meer Pierre Broué had er kritiek op omdat Guérin binnen zijn selectie van teksten nog eens een selectie van passages maakte. Als je het niet leest als het laatste woord over de kwestie, kom je er niettemin pareltjes van scherpe analyses in tegen. In ‘Tommorow is ours’ van Charles-Wesley Ervin las ik onder meer de fascinerende geschiedenis van de trotskisten die een stakingsbeweging in Madras (India) leiden op het einde van de Tweede Wereldoorlog. India werd gezien als een zwakke schakel voor het kapitalisme, een schakel die in het protest op het einde van de oorlog zou kunnen breken. De massabewegingen waren er effectief indrukwekkend. Ondanks tegenwerking door de stalinisten (die geen verstoring van het koloniaal bewind wilden) waren er grote betogingen en stakingen in 1942, die navolging kregen in het protest op het einde van de oorlog. Het is tegenover die dreiging van de arbeidersbeweging dat de communautaire verdeeldheid ten top werd gedreven.
Over naar de Eerste Wereldoorlog. Het boek ‘Le mouvement ouvrier pendant la première guerre mondiale’ van Alfred Rosmer is een klassieker. Trotski merkte erover op: “De historische schets van de Franse arbeidersbeweging na de Commune, de voorbereiding van de imperialistische oorlog, het gedrag van de verschillende proletarische organisaties vóór de oorlog en toen deze uitbrak, de keten van verraad door de vakbonds- en parlementaire bureaucratieën, de eerste proteststemmen en de eerste strijdacties, de pogingen tot internationale hergroepering en de conferentie van Zimmerwald – dit is de inhoud van een boek van bijna zeshonderd strak ingebonden bladzijden.” Trotski schreef in 1936 nog in zijn recensie van het boek (althans het eerste deel ervan, het tweede zou pas na de Tweede Wereldoorlog verschijnen): “Elke revolutionaire organisatie moet haar propagandisten dit boek geven om hen te wapenen met waardevolle feiten en argumenten. Er moet een regel komen: iedereen in onze gelederen die het werk van Rosmer niet heeft bestudeerd, mag niet in het openbaar spreken over de oorlogskwestie.” Qua aanbeveling kan dat tellen!
Rosmer was zelf niet op de conferentie van Zimmerwald, waar de marxisten die zich tegen de Eerste Wereldoorlog verzetten samenkwamen. Hij beschrijft de discussies die er plaatsvonden, in het bijzonder vanuit het oogpunt van de Franse activisten. Dit wekte mijn interesse om enkele biografieën over deelnemers aan de Zimmerwaldconferentie te lezen. Helaas dreigde dit op een complete teleurstelling uit te lopen.
De biografische roman van Stefan Heym over Radek, nu ook vertaald in het Engels, was ronduit ontgoochelend. Niet alleen omdat Radek zelf overal net te laat kwam, hij was nog net niet in Rusland in oktober 1917 en was eveneens net niet in Duitsland voor de revolutie daar. Hij hield het ook net niet vol om consistent in te gaan tegen het stalinisme en capituleerde met een oproep aan andere oppositieleden om dat ook te doen. Daarnaast legt Heym wel heel veel nadruk op het persoonlijke leven van Radek. Het boek is ook ontgoochelend omdat Heym controversiële zaken in het midden laat. Zelfs het verhaaltje over het Duitse goud voor Lenin wordt niet echt weerlegd, ook al wijzen alle feiten die Heym aanhaalt in de richting van een fabel. De voorstelling van Rosa Luxemburg als partij-dictator zal bij sommige lezers verbazing wekken. De SDKPiL van Luxemburg en Jogiches was een revolutionaire partij die democratisch centralistisch georganiseerd was. Maar Heym stelt het wel eenzijdig voor als iets brutaal waarbij Radek slachtoffer was van de “ijzeren vuist” van Jogiches en Luxemburg, die dan ook nog eens voorgesteld wordt als het hulpje van Jogiches.
Nog erger was de lectuur van de autobiografie van Angelica Balabanova, ‘Rebel: politieke herinneringen 1869-1938’. Het woord ‘politiek’ is er eigenlijk teveel aan in de titel. Er zal wel een markt zijn voor ex-revolutionairen die cynisch en ontgoocheld natrappen, maar mij boeit het niet. Van een ander kaliber is de biografie ‘Henriette Roland Holst 1869-1952. Liefde is heel het leven niet’ door Elsbeth Etty. Politiek niet bepaald iets dat je moet gelezen hebben, Roland-Holst was ook politiek niet standvastig en kwesties als de suggestie van een affaire met Trotski tijdens Zimmerwald horen eerder thuis in de ‘boekjes’ dan in boeken voor marxisten. Maar ergens heb ik een zwak voor Roland-Holst omdat ze in bombastische taal soms toch eenvoudig een complex gegeven treffend kan samenvatten. Niet voor niets is het een grote dichteres.
Zoals gezegd was de lectuur van biografieën van Zimmerwald-gangers bijna een complete teleurstelling geworden. Maar dan kwam de Franstalige biografie van Rakovsky door Pierre Broué op de radar. Rakovsky was een internationalist met scherpe inzichten over nieuwe fenomenen, zoals de ontwikkelende oorlog op de Balkan voor WO1 maar ook over de opkomst van het stalinisme. Rakovsky was actief in de Franse beweging, in Roemenië, Bulgarije, hij stond aan het hoofd van sovjet-Oekraïne en gaf mee invulling aan het bolsjewistische standpunt over zelfbeschikking, het standpunt waar Poetin vorig jaar nog hard naar uithaalde. Van de diplomatie naar ballingschap in Siberië, die verandering van omgeving veranderde niets aan de nieuwsgierigheid en werklust van Rakovsky. Hij werd een centrale spil in de Linkse Oppositie. Zeven jaar ballingschap en het aan de macht komen van de nazi’s in Duitsland, zetten hem ertoe aan om uiteindelijk toch te capituleren voor Stalin. Hij werd bedankt met een veroordeling in de Moskouse processen en in 1941 liet Stalin hem neerschieten. Een revolutionair van die kwaliteit, een echte internationalist. Zo iemand mocht van Stalin uiteraard niet overleven.
Met Rakovsky komen we aan de Derde Internationale. De inleiding op ‘The Communist Womens Movement’ van de reeks ‘The Communist International in Lenin’s Time’ was super boeiend. De vrouwenbeweging staat in deze editie centraal met interessant materiaal over de strijd tegen onderdrukking in de samenleving, maar ook in de beweging. Onder meer Zetkin komt sterk naar voren in dit boek en in de inleiding – het volledige boek heb ik nog niet uit. Haar uitspraak dat strijd tegen onderdrukking een essentiële ‘steunpilaar’ is van de strijd voor maatschappijverandering komt uit dit boek.
Onder de klassiekers herlas ik dit jaar Marx: ‘Armoede van de filosofie’, ‘Loon, prijs en winst’ en ‘Kritiek op het programma van Gotha’. De twee laatste zijn eigenlijk erg toegankelijk en kort, meer brochurestijl. Dergelijke werken zijn essentieel en het niet alleen waard om gelezen te worden, maar ook om herlezen te worden. Twintig jaar na een vorige lectuur ervan haal ik er andere inzichten uit. Om deze werken toegankelijk te houden, brachten we nieuwe goedkope edities ervan uit. ‘Armoede van de filosofie’ is een scherpe weerlegging van het utopisme van Proudhon. Er is een zeker economisch begrip voor nodig. Wat dat betreft, staat volgend jaar hopelijk het zware werk op de agenda. De ‘Grundrisse’ van Marx, nu pas vertaald, is immers in boekvorm beschikbaar.
Naast Marx las ik ook in Luxemburg. Uiteraard ‘Hervorming of revolutie’ en ‘Massastaking, partij en vakbonden’ als voorbereiding op de nieuwe uitgave van die werken in het Nederlands. Maar ook twee exemplaren van de verzamelde werken in het Frans. Vooral het derde deel, over het Franse socialisme, was boeiend. Met een inleiding waarin de rol en ontwikkeling van grote figuren als Jaurès en Guesde wordt toegelicht, is het een goede kennismaking met de eerste stappen van de Franse socialistische beweging. Rosa Luxemburg was uiteraard vlijmscherp en compromisloos tegen opportunisme. De selectie teksten – waarvan veel vertaald door Daniel Guérin – begint met een kort artikel over de antikoloniale strijd, een element dat steevast terugkwam in het werk van Luxemburg maar dat helaas amper bekend is.
Dat brengt ons naadloos bij het beste Nederlandstalige boek dat ik het voorbije jaar las: ‘In het spoor van Fanon’ van Koen Bogaert. De Haïtiaanse revolutie is ongemeend boeiend als voorbeeld van een opstand tegen koloniale onderdrukking. CLR James schreef er de klassieker ‘Black Jacobins’ over, een schitterend maar ook wel moeilijk boek omdat het veel nieuwe informatie bevat uit een tijdperk en een regio die niet algemeen bekend zijn. Dat ligt niet aan CLR James maar aan de wel erg eenzijdige invulling van de geschiedenis die we hier leren en lezen. Bogaert brengt terecht eerherstel voor CLR James binnen de linkerzijde, legt uit hoe antikoloniaal verzet klassenstrijd was en linkt dat met de situatie vandaag. Zo’n boek moet zo breed mogelijk gelezen worden! CLR James speelde overigens een actieve rol in de Britse en Amerikaanse trotskistische beweging voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, zijn discussies met Trotski zijn nadien in artikelvorm verschenen.
Antikoloniaal verzet wordt door sommigen vandaag afgedaan als onaanvaardbaar ‘woke’. De luidste roepers voor een verbod op pakweg Queen Nikkolah en de verbanners van boeken uit Amerikaanse bibliotheken en scholen, menen immers dat het om ‘cancelculture’ gaat. De woke-lectuur leverde behalve het vreselijke boekje van De Wever ook het hoogst amusante boek ‘Woke is het nieuwe Marrakech-pact’ van Tom Lanoye op. Dat is geen politiek afgewerkt antwoord op De Wever, die zelf evenmin een grondige analyse brengt maar zich beperkt tot anekdotiek en halve waarheden en dat opblaast tot ‘woke’. Het boekje van Tom Lanoye is echter bijzonder behapbaar en grappig. Vul de lectuur ervan aan met onze politieke commentaar op De Wever.
Hoe hou je een artikel over interessante lectuur zo kort als hierboven het geval is? Door tijdens het schrijven naast de computer een stapeltje boeken te leggen die de komende maanden op het lijstje staan. De 150 pagina’s tellende inleiding van Arundhati Roy op Ambedkars’ ‘Annihilation of Caste’ ligt bovenaan, naast ‘CLR James and revolutionary marxism’ en ‘Marx in the anthropocene’ van Kohei Saito. De ‘Complete works of Eleanor Marx’ steken mijn ogen uit, de ‘Grundrisse’ van Marx is pas uit en er is ook recent Nederlandstalig materiaal zoals ‘De mythe van normaal’ van Gabor Maté en de aangrijpende roman ‘Een klein detail’ van Adania Shibli over Palestina. Januari is bovendien Lenin-maand, 100 jaar na zijn dood. Tijd om ‘Imperialisme als hoogste stadium’ en ‘Staat en revolutie’ terug boven te halen, maar ook het boek ‘Lenins last fight’. Veel leesplezier!