Your cart is currently empty!
Category: Recensies/Cultuur
-
Film: Fahrenheit 9/11 van Michael Moore
De nieuwste film van Michael Moore deed al heel wat stof opwaaien. Nadat de film bekroond werd op het filmfestival van Cannes was toch zoeken naar een distributeur die bereid was de film in de VS te vertonen. Daar is de film, mee door de controverse, inmiddels een groot succes.
De film van Moore en zeker het succes ervan zijn opvallend en wijzen erop dat het meer en meer algemeen aanvaard wordt dat de oorlog in Irak een oorlog om olie was waarbij de VS-regering de belangen dient van de grote bedrijven en de banken. Terwijl er heel wat kritieken mogelijk zijn op Moore, moet toegegeven worden dat hij een scherpe kritiek brengt op het establishment van de VS.
Aanvankelijk probeert Moore dieper in te gaan op de banden tussen de familie van Bush en de familie van Bin Laden. Die band is opvallend en wijst erop dat het establishment geen enkel probleem heeft met terrorisme, zolang er maar interessante zaken kunnen gedaan worden met die terroristen. Moore gaat in dit onderdeel van zijn film jammer genoeg wat de nationalistische kant op, het lijkt alsof het conflict waar 11 september een uitdrukking van was terug te brengen is tot een conflict tussen "dé" Amerikanen en "dé" Saoedies. Later in de film wordt dit echter rechtgezet.
Naarmate de film vordert, wordt ook de kritiek scherper. Hoogtepunt van de film is zeker het bezoek van Moore aan het stadje Flint in Michigan. In deze stad is er een officiële werkloosheid van 17%, maar volgens schattingen ligt de werkloosheid er eerder rond de 50%. Moore volgde een aantal verantwoordelijken van het leger die er arme jongeren recruteerden voor het leger. Het is voornamelijk in dit soort steden dat militairen gerecruteerd worden. Onder de 535 leden van het Amerikaanse Congres (parlement) is er slechts één iemand met een kind in Irak. De slachtoffers van de oorlog bevinden zich onder de armste lagen van de bevolking, en dat langs beide kanten van het conflict.
Intussen wordt Bin Laden met rust gelaten en kunnen grote Amerikaanse bedrijven die verbonden zijn met de omgeving van president George W. Bush enorme winsten maken op basis van de oorlog. Vader Bush zit mee in leiding van het bedrijf Carlyle, Dick Cheney was jarenlang topman bij Halliburton,…
De film van Michael Moore vormt een scherpe aanklacht van de cynische wijze waarop het establishment tewerk gaat. Net zoals in zijn boeken (denk maar aan Stupid White Men), slaagt hij erin om dit op een luchtige en geregeld hilarische wijze te brengen. Maar de kritiek op het establishment wordt er niet zachter door. Het zwakste punt van Michael Moore is zijn gebrek aan een alternatief. Dit werd eerder duidelijk toen hij bij de voorverkiezingen van de Democratische presidentskandidaat opriep om te stemmen voor generaal Wesley Clark. In ‘Fahrenheit 9/11’ gaat Moore niet in op alternatieven, het is een anti-Bush film waarbij het establishment een harde tik toebedeeld krijgt. Maar net als je zou verwachten dat zou ingegaan worden op alternatieven, eindigt de film.
‘Fahrenheit 9/11’ is een aanrader. Aangezien het weer momenteel toch maar wat tegenzit, is er geen reden om deze film niet te gaan zien. Het succes ervan wijst op een groeiende stemming in de samenleving tegen de oorlog van Bush en bij uitbreiding tegen heel het establishment. Dit biedt kansen voor linkse socialisten. Het succes van ‘Fahrenheit 9/11’ toont het potentieel voor de opbouw van een socialistisch alternatief. Enkele kameraden in Luik ondervonden dit trouwens toen ze na het zien van ‘Fahrenheit 9/11’ aan de uitgang ons blad verkochten en al snel 20 exemplaren kwijt waren.
-
Overleden: Marlon Brando
Het overlijden van acteur Marlon Brando heeft ertoe geleid dat de media plots interesse had in wat Brando al die jaren gedreven heeft. Hij wordt algemeen erkend als één van de belangrijkste acteurs ooit, maar de vraag blijft: waarom moest zo’n begenadigd acteur zijn laatste dagen slijten met een uitkering van de sociale zekerheid en een pensioentje van de Acteursbond. Brando was daarnaast compleet onherkenbaar in vergelijking met zijn athletische uitstraling van vroeger.
Tony Mulhearn
Brando was een product van de acteurschool Stanislawski en zette zijn tanden in het theater. Als acteur werd hij bekend met een rol in Viva Zapata! (1952), On the Waterfront (1954) en als de lompen Stanley Kowalski in A Streetcar Named Desire (1951), allemaal films van een icoon van de linkerzijde van Hollywood, Elia Kazan, die Brando lanceerde als nieuwe opkomende ster in Hollywood.
Van de voorbije dertig jaar zal vooral zijn rol bijblijven als de Don in The Godfather (1972), een film die een cultstatus bereikt heeft en die in de vele berichten over de dood van Brando geregeld centraal staat.
Maar activisten uit de arbeidersbeweging herinneren vooral zijn fantastische acteerprestatie als de Mexicaanse revolutionair Emiliano Zapata in Viva Zapata! en de rol van Terry Malloy, de voormalige bokser in On the Waterfront. Hij ondergaat in die film een transformatie van een marionet van de maffia tot een arbeider die strijd levert voor de dokwerkers in New York tegen de maffia.
In zijn echte leven steunde Brando heel wat minderheden. Hij kwam op voor de indianen met de campagne Justice for the Native Americans, hij steunde de eisen voor gelijke rechten voor zwarten en steunde de Black Panthers tegen de repressie van het staatsapparaat. Het was ongewoon dat een Hollywoodster zo’n standpunten innam, maar Brando kende ook zijn beperkingen. Hij verbond zijn standpunten nooit aan de noodzaak van radicale maatschappijverandering.
Zijn activiteiten en standpunten kwamen voort uit een instinctieve minachting voor de corrupte autoriteiten in Hollywood. Hij werd verscheurd door de keuze tussen een leven als bekende ster met alle rijkdom en luxe, een leven waar hij zich van afkeerde, en anderzijds de ongelijkheden in de samenleving die hem kwaad maakten.
Dit dilemma kwam erg scherp tot uiting toen hij na de film Viva Zapata! akkoord ging om met Elia Kazan samen te werken aan de film On the Waterfront. Kazan was een ‘bevriende getuige’ geworden binnen het kader van de heksenjacht die geopend werd door de House of un-American Activities Committee (HUAC), waarbij hij een aantal vrienden verklikte die hierdoor compleet gebroodroofd werden. Het HUAC werd bekend door Joe McCarthy, een extreem-rechtse senator die van anti-communisme zijn levensdoel had gemaakt.
Kazans samenwerking met het HUAC vormde een ultiem verraad volgens radicalen als Arthur Miller. Ondanks het feit dat Kazan had samengewerkt met het HUAC, speelde Brando toch een rol in On the Waterfront. De regisseur, auteur Bud Schulberg en de meeste acteurs hadden samengewerkt met het HUAC. Kazan stelde dat hij de film wilde maken om in het reine te komen met zijn verraad. Brando gaf geen publieke verklaringen voor zijn medewerking aan de film, maar de stelling dat zijn carrière voor zijn opvattingen kwam, zou wellicht te simplistisch zijn.
Misschien was deze episode uit zijn leven de basis voor zijn terughoudendheid. Hij miste de kracht waarmee hij aanvankelijk speelde. Brando haalde nooit meer de intensiteit van de rollen die hij speelde in Viva Zapata! en On the Waterfront. Zijn genialiteit als acteur kwam soms nog naar boven in de daaropvolgende 40 jaar, denk maar aan films als The Godfather en South West of Sonora (1966) waar hij een familie van kleine boeren verdedigde tegen grootgrondbezitters. Maar door zijn terughoudendheid en zijn optredens in slechte films, werd de radicale beweging iemand ontnomen die had kunnen optreden als spreekbuis voor diegenen die strijd leveren voor een degelijk bestaan. Moest Brando een socialistisch visie gehad hebben, zou hij wellicht een belangrijke inspiratiebron geweest zijn voor arbeiders die uitkeken naar een populaire verklaring van de samenleving en een antwoord op wat fout loopt.