Category: Recensies/Cultuur

  • There Will Be Blood. Boek van socialistisch auteur verfilmd. Vanaf 20 februari ook bij ons in de bioscopen

    Paul Thomas Anderson heeft de novelle Olie van Upton Sinclair uit 1927 verfilmd in “There will be blood”. De film heeft de socialistische opvattingen van de auteur gerespecteerd. Ook tegen de achtergrond van de huidige actualiteit blijft het verhaal overeind staan. De moordende zoektocht naar olie door allerhande neoconservatieven blijft immers actueel.

    Recensie door de Australische marxistische historicus Humphrey McQueen

    De titel van de film heeft verschillende betekenissen. Eén betekenis komt van de predikant in de film die belooft om alle zonden te vergeven via het bloed van het lam. Een andere betekenis verwijst naar het bloed dat gelaten wordt door de arbeiders. En de derde betekenis heeft te maken met de ontknoping van het verhaal, waarover ik nog niets meer zal zeggen.

    “There Will Be Blood” is zeker geen zachte progressieve film waar alles rustig verloopt en niemand iets zwaarder opheft dan een laptop of een pistool. Het commerciële scherm toont de menselijke arbeid bij haar uitbuiting. Het verhaal gaat in op de prijs van deze uitbuiting in termen van levens en inspanningen. De geadopteerde zoon van de protagonist wordt bijvoorbeeld doof door een ontploffende boormachine.

    Het hoofdpersonage van Daniel Plainview wordt gespeeld door Daniel Day-Lewis. Met zijn gemeten toon en onderdrukte woede, komt hij naar voor als iemand die altijd tegen de stroom ingaat. Hij probeert onder de macht van Standard Oil onderuit te raken, maar moet daartoe ook de meedogenloosheid van het bedrijf evenaren.

    De film toont ons hoe kapitalisten werken. Het wordt niet louter verteld, maar getoond zodat er geen extra les in het marxisme nodig is. Als Plainview op kwartels schiet, is dat een metafoor voor zijn behandeling van de boeren wiens land hij verwerft. Dat zijn ook kleine boeren die zowat nergens heen kunnen en niet op kunnen tegen de hebzucht van wie groter is. Plainview is de verpersoonlijking van kapitaal en wordt een weerspiegeling van een basiselement van het historisch materialisme: we worden wat we doen, zowel als soort en als individu.

    De grondbezitters bieden Plainview en zijn adoptiezoon de warmte en het fatsoen aan van mensen voor wie het geloof een “uitdrukking is van het echte lijden en ook een protest tegen het echte lijden”, zoals Marx dat opmerkte.

    De jonge predikant valt ten prooi aan de zonde van het vlees en de verlokkingen van de beurs. Hij blijft echter sterker uitgewerkt dan een karikatuur van hypocrisie en is veelzijdiger dan recente evangelisten op Amerikaanse televisiestations. Plainview en de predikant zijn bang van de waarheid, hun lot wordt grotendeels bepaald door hun pogingen om zoveel mogelijk rijkdom te verzamelen in het aardse leven.

    Als film is het een uitstekend gebracht verhaal met een goede omkadering. De muziek van Jonny Greenwood is heel sterk met ook veel aandacht voor details. Het geluid van de menselijke arbeid en de machines worden geconfronteerd met even sterke stiltes. De dialogen zijn minimaal. De stemmen van de acteurs worden zelden verhoffen.

    De film wordt in kleur gebracht met een sterke nadruk op het spel van licht en schaduw. Er is een gebruik van kaarsen en lantaarns bij het benadrukken van morele keuzes. Het land zelf wordt ook mooi in beeld gebracht als een gebed met de rotsachtige heuvels als centrale thema. De aarde verzet zich tegen de kleine boeren de grote bedrijven, maar de natuur zorgt tegelijk ook voor de olie.

    Zoals het onderwerp van Anderson het vraagt, brengt hij hulde aan Citizen Kane (1941) ook al vermijdt hij de onverklaarbare aanwijzing van Orson Welles op het einde van Kane’s leven. De problemen in de jeugd van Plainview zijn evident in zijn gedrag op volwassen leeftijd en hij gaat daarom over tot het beschermen van een kind tegen geweld. Tegelijk is hij zelf wel betrokken in het slaan en vermoorden van volwassenen. Er wordt echter geen spoor gegeven van wat er gebeurde in het achterliggende verhaal. De spanning wordt versterkt door het gebrek aan kennis daarover.

    In 1933 publiceerde Sinclair “Upton Sinclair stelt William Fox voor”, de stichter van Fox Pictures. Het idee kwam van de stichter van Fox Pictures die het hoopte te kunnen gebruiken als dreigmiddel nadat hij er niet in geslaagd was om MGM over te nemen. Het was niet de bedoeling dat het werk zou gepubliceerd worden, het moest als dreigmiddel dienen om de corruptie van de grote filmbazen aan de kaak te stellen en hen zo tot toegevingen te dwingen. Sinclair hield geen rekening met het feit dat zijn werk enkel als dreigmiddel zou dienen en ging toch tot publicatie over.

    Nadien was Sinclair kandidaat voor de post van gouverneur van Californië in 1934, waarbij hij zelfs de steun van de Democraten kreeg (ondanks het feit dat Sinclair eerder voor de Socialist Party opkwam). Sinclair stelde voor een eigen versie van het socialisme op te komen, hij omschreef dit als EPIC: “End Poverty in California”.

    Het leverde hem de haat op van alle grote filmstudio’s die 500.000 dollar ophaalden om de republikeinen te steunen. Ze haalden dat geld onder meer op door twee dagen loon af te houden van alle werknemers (die niet gesyndiceerd waren). Ze maakten valse en zogenaamd satirische nieuwsuitzendingen met de boodschap dat een stem voor Sinclair de Sovjets naar Californië zouden brengen.

    Misschien zijn er in het verhaal van Sinclair nog heel wat interessante filmscripts voor Hollywood: het verhaal van William Fox enerzijds en anderzijds ook de hetze van de filmwereld tegen Sinclair. Ongetwijfeld zal de huidige eigenaar van Fox, Rupert Murdoch, niet echt staan springen voor deze verfilmingen. Ook het meesterwerk Jungle (1906) van Sinclair moet nog verfilmd worden. In dat werk wordt een ontluisterend beeld gebracht van de vleesindustrie in Chicago en wordt ingegaan op hoe een socialistisch Amerika er zou kunnen uitzien.

    Bij besprekingen van films worden vaak sterren toegekend. Ik probeer evaluaties van films eerder aan de hand van een uurwerk te doen. Iedere keer dat ik op mijn klok kijk om te zien hoe lang het nog zal duren voor ik de zaal mag verlaten. Bij There Will Be Blood gebeurde dat geen enkele keer.

  • De vroegere bondgenoten van de VS. Charlie Wilson’s War is niet enkel “satire”

    Wie een kritische film wil gaan kijken, raden we de pas uitgekomen nieuwe film van Ken Loach aan (zie onze bespreking enkele weken geleden). Voor wie het wat lichter mag, is er ook een nieuwe “politieke satire”: Charlie Wilson’s War met Tom Hanks in een hoofdrol. Deze film wordt als satire omschreven, maar is wel degelijk gebaseerd op de realiteit.

    De film is evenwel gebaseerd op een realiteit die momenteel niet meer zo goed ligt in de VS. Wie eraan herinnert dat de politieke allianties en bondgenootschappen van het VS-imperialisme wel eens gewijzigd zijn en bovendien nog eens ingaat op de vroegere alliantie en steun aan islamfundamentalisten in Afghanistan, is natuurlijk subversief. Satire is een goede optie om dat wat te verbergen.

    De film brengt het verhaal van een congreslid uit Texas die effectief bestaan heeft en inderdaad mee betrokken was in de steun aan het fundamentalistische verzet tegen de Sovjetinval in Afghanistan. Dat heeft vandaag nog steeds een groot belang aangezien de Amerikaanse steun aan de fundamentalisten en hun opleiding (die grotendeels in Pakistan werd gegeven) er mee voor heeft gezorgd dat nadien de fundamentalisten zelf de macht konden overnemen in Afghanistan onder het Talibanregime dat het eerste slachtoffer werd van de Amerikaanse “oorlog tegen het terrorisme”. De vroegere bondgenoot werd nu aangevallen nadat een vroegere bondgenoot, Osama bin Laden, verantwoordelijk was voor aanslagen in de VS. Maar ook voor Pakistan had deze episode verregaande gevolgen met een sterkere aanwezigheid van gewapende islamitische militanten. Het regime had daar geen probleem mee, de troepen werden niet enkel in Afghanistan ingezet maar ook om de belangen van het Pakistaanse regime te dienen (onder meer met aanslagen in Indisch Kasjmir waarmee het regime van aartsvijand India moest worden verzwakt).

    De fundamentalisten konden op een enorme steun rekenen vanuit de VS en meer bepaald van figuren die vandaag bij de neoconservatieven zouden horen en bijhorende anti-moslim standpunten zouden innemen. Het kan verkeren. Charlie Wilson’s War brengt natuurlijk niet de historische achtergrond en alles wordt sterk overdreven. De Russische nederlaag in Afghanistan was niet het resultaat van een zuipend parlementslid uit de VS. Anderzijds is het wel een feit dat de echte Charlie Wilson (overigens verkozen voor de Democraten) er mee voor zorgde dat het budget voor geheime operaties in Afghanistan werd opgetrokken van 5 miljoen dollar tot 1 miljard.

    Het is geen documentaire, maar een satire tegen een historische achtergrond. Zowel de Republikeinen (de vrouw van Wilson) als de Democraten (Wilson zelf) worden terecht onder vuur genomen. Bovendien is de historische achtergrond er één waaraan geen enkele Amerikaanse traditionele politicus graag herinnerd wordt. Bijgevolg zal de film allicht doorgaan voor een “progressieve” film, ook al kan er niet bepaald een politieke stellingname uit afgeleid worden. Of het moet zijn dat een kennis van het verleden en van de houding van het VS-imperialisme in dat verleden, leidt tot “progressieve” conclusies… Sommige ultralinksen zullen wellicht mogelijk zelfs een "pro-oorlog" film in de prent zien, maar dat is uiteraard overdreven. Het blijft vooral een grappig gebracht verhaal zonder politieke boodschap, maar tegen een inmiddels controversieel geworden politieke achtergrond.

    Hoofdrolspeler Tom Hanks bevestigde: “Sommigen zien het als een politieke satire of als een veroordeling van het Amerikaanse beleid of ook nog als een voorbode van 9/11, maar dat zijn niet meer dan interpretaties. Voor mij is dit eerst en vooral een hilarische film over drie fascinerende, gekke personages die iets ongewoons voor elkaar gekregen hebben, namelijk de Russen uit Afghanistan verdrijven.” Los daarvan is het natuurlijk een uitstekende gelegenheid om te wijzen op de historische achtergrond en de enorme hypocrisie van het VS-imperialisme. Wie daar meer over wil weten, kunnen we bijvoorbeeld doorverwijzen naar het boek "De grote beschavingsoorlog" van Robert Fisk, dat we vorige week op deze site hebben besproken.

  • Recensie. DVD-tip: “Reds”, film over het leven van John Reed

    Wie in de kerstperiode wil ontlopen aan de melodramatische films die ieder jaar op televisie worden getoond, kan een lange winteravond interessanter maken met de DVD “Reds”. Naar aanleiding van de 25ste verjaardag van deze film kwam er een nieuwe DVD-versie uit. Reds brengt het levensverhaal van John Reed, een Amerikaanse journalist die één van de beste verslagen bracht van onder meer de Russische Revolutie in oktober 1917.

    Bij de productie probeerde filmmaker Warren Beatty (die zelf ook de hoofdrol speelt) de figuranten voor de scènes van de oktoberrevolutie in Rusland 1917 wat op te hitsen door hen de kapitalistische uitbuiting uit te leggen. De bedoeling was een sterkere acteerprestatie. Het resultaat was een staking van de figuranten voor hogere lonen.

    Tegen de achtergrond van de huidige filmmarkt, is Reds zeker een tip. Het mag dan al een lange film zijn (ruim drie uur), de aandacht verslapt zelden. Reds gaat over het leven van de socialistische journalist John Reed die in linkse kringen vooral bekend is van zijn boek “Tien dagen die de wereld deden wankelen”, een goed geschreven en inspirerend boek over de arbeidersrevolutie in Rusland in oktober 1917. De verfilming van John Reed leven wordt op deze DVD aangevuld met interviews met overlevende vrienden, kennissen en kameraden van Reed. Daaronder onder meer Arne Swabeck, één van de stichtende leden van de Communistische Partij in de Verenigde Staten. Swabeck werkte later samen met James P. Cannon in het opzetten van de Socialist Workers’ Party, een trotskistische formatie. In de film komen ook heel wat artiesten, schrijvers, kleinburgerlijke radicalen,… aan bod. Dat biedt een beeld van de leefwereld van Reed.

    De basis van de film wordt gevormd door het liefdesverhaal tussen John Reed en de vrouw die hij uiteindelijk zou trouwen: Louise Bryant. Die laatste wordt goed gebracht door de actrice Diane Keaton. De film begint met hun eerste ontmoeting. Bryant is schrijfster en getrouwd met een rijke zakenman die ze is beginnen haten. Tegelijk gaat haar afkeer niet zo ver dat ze afstand doet van de beter gestelde kringen. Tijdens een conferentie van de liberale partij ontmoet ze toevallig John Reed en ze is meteen onder de indruk van diens uitgesproken standpunten. Vooral het standpunt dat de Eerste Wereldoorlog gedreven wordt door een winsthonger van de imperialistische mogendheden, schokt haar. Er is een wederzijdse aantrekkingskracht tussen het koppel, onder meer door een gezamenlijke verwerping van de moraliserende hypocrisie van de burgerlijke kringen waarin ze zich begeven. Dit zorgt al snel voor een passioneel liefdesverhaal.

    Doorheen de film ontwikkelt zich een conflict in de relatie tussen Reed en Bryant. De oorzaak hiervan ligt bij de persoonlijke en politieke twijfels en verwarring van Bryant. Ze lijkt niet in staat te zijn om haar theoretische verwerping van de burgerlijke samenleving te combineren met haar jaloerse wil om een stereotiepe relatie aan te gaan met Reed. Ze is op zichzelf gericht en probeert Reed jaloers te maken door onder meer een affaire aan te gaan met de gekende toneelschrijver Eugene O’Neill, in de film sterk neergezet door Jack Nicholson.

    De verschillen tussen Bryant en Reed blijken ook in de verschillende wegen die ze opgaan als ze hun politieke opvattingen en activiteiten sterker beginnen te ontwikkelen. Beiden komen uit een sociaal milieu van de radicaliserende middenklasse. Bryant brak nooit echt met deze achtergrond en dat blijkt onder meer in haar gebrek aan begrip voor het opzetten van een politieke organisatie van de Amerikaanse arbeiders. Reed daarentegen trekt lessen uit de ervaringen die hij opdoet bij het waarnemen van de Russische Revolutie. De cruciale rol van de Bolsjewieken in het verenigen van de arbeiders en arme boeren rond een gemeenschappelijk programma gericht op het beëindigen van het Russische kapitalisme en de vestiging van de eerste arbeidersstaat, maakte niet alleen indruk op historisch vlak. Ook voor John Reed maakte dit een grote indruk en zorgde het voor een keerpunt in zijn opvattingen. Hij erkent de centrale rol van de arbeidersklasse in het veranderen van de samenleving.

    Reed raakte betrokken in de pogingen om een Communistische Partij op te zetten in de VS. De wijze waarop de fractionele strijd in en rond deze partij wordt gebracht in de film, is een afspiegeling van de realiteit en de moeilijkheden die gepaard gingen met het opzetten van de CP in de VS. Reed is – terecht – voorstander van een partij die zich richt op alle arbeiders in de VS. Een groep binnen de communistische beweging pleit er echter voor om de oriëntatie meer exclusief te richten op migrante arbeiders.

    De wijze waarop Reds de gebeurtenissen in Rusland in 1917 brengt, is inspirerend. De bewegingen van de Russische arbeiders en de internationale effecten van de revolutie worden goed naar voor gebracht in de film. De film legt nadruk op het persoonlijke leven van Reed met diens liefdesverhaal met Bryant. Hierdoor komen de politieke standpunten soms op het tweede plan. Maar zelfs dan blijft het portret van de Russische revolutie uiterst interessant in deze film.

  • Recensie. Tegendruk, geheime pers tijdens de Tweede Wereldoorlog

    Recent haalde Bart De Wever (N-VA) uit naar de excuses van het Antwerpse stadsbestuur voor de betrokkenheid van het oorlogsbestuur in Antwerpen bij de vervolging en deportatie van de Joodse bevolking uit de stad. De Wever stelde dat excuses te laat kwamen en zouden impliceren dat iedereen in Antwerpen zou hebben gecollaboreerd. Hiermee beledigde De Wever meteen ook diegenen die deelnamen aan het verzet. Hij had zich beter wat geïnformeerd, onder meer met het boek "Tegendruk" waaraan zijn eigen broer (de historicus Bruno De Wever) meewerkte…

    Het boek "Tegendruk" brengt een beeld van de geheime pers die verspreid werd door verzetskernen tijdens de nazi-bezetting. Vanuit de vaststelling dat er veel literatuur bestaat over de collaboratie (en zelfs over de zogenaamde "repressie", de vervolging van nazi-collaborateurs na de oorlog) maar niet zozeer over het verzet (vreemd genoeg is de geschiedschrijving hierover een relatief recent gegeven), wordt geprobeerd een aantal aanzetten te geven om tot een beter beeld te komen over het verzet. Het concrete aanknopingspunt doorheen de verschillende bijdragen is de geheime pers.

    Eerst en vooral moeten we vaststellen dat de bezetting de kritische zin van heel wat arbeiders en politieke activisten niet heeft gesnoerd. Integendeel, er waren honderden sluikbladen van verschillende politieke gezindten. Dit boek heeft de verdienste dat het zich niet beperkt tot één stroming, maar een aantal algemene lijnen schetst van hoe het verzet te werk ging en tevens probeert zo volledig mogelijk te zijn. Vandaar wordt zowel ingegaan op liberale verzetsbladen als op pakweg het sluikblad "Vrank en vrij" dat in Antwerpen werd uitgegeven door de groep rond Ernest Mandel en diens vader.

    De officiële mediakanalen waren overgenomen door de Duitsers die er propagandakanalen van maakten om hun boodschap te verspreiden. Daar tegenover stonden zo’n 700 titels van sluikbladen (dat is het aantal dat op dit ogenblik bekend is). Die varieerden qua inhoud en professionaliteit. In een tijd dat een pamflet drukken geen evidentie was (zonder computers, printers, internet,…), werd vaak zelfs overgegaan tot handgeschreven kopies of amateuristisch vermenigvuldigde pamfletten en bladen. Reproductie en distributie waren niet evident en moesten met de grootste discretie worden afgewerkt. Tal van sluikbladen kwamen tot een einde op basis van repressie door de bezetters.

    Toch valt het op dat er relatief grote oplagen waren voor bijvoorbeeld het blad "De Rode Vaan" van de Communistische Partij (KPB). Op 1 mei 1942 werd de pers van de KPB op 23.000 exemplaren verspreid, maar gewone exemplaren van "De Rode Vaan" haalden ook vaak 10.000 exemplaren! Het valse exemplaar van Le Soir dat het Onafhankelijkheidsfront op 9 november 1943 verspreidde, had een oplage van 50.000 exemplaren. Het bracht het Onafhankelijkheidsfront 350.000 frank op, een immens bedrag in die periode. Het valse exemplaar was gemaakt met dezelfde opmaak van Le Soir, maar een andere inhoud… Het werd in de plaats van de echte editie van Le Soir verspreid, tot grote ergernis van de bezetters.

    De sluikpers stond sterker in Franstalig België, 71,5% van de teruggevonden sluikbladen waren Franstalig. 31,8% werd in Brussel gemaakt, tegenover 12% in Luik en slechts 6,6% in Antwerpen. Er was een rijke variatie aan politieke strekkingen in de Antwerpse sluikbladen. Van het liberale "De vrijheid" over de Rode Vaan tot het blad van de groep-Mandel ("Het vrije woord") werd uitgehaald tegen de nazi-bezetting. Dat dit niet evident was, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat redacteur Bert Van Hoorick (die vanaf juni 1941 van Aalst naar Antwerpen was gestuurd om De Rode Vaan uit te brengen) zelf niet op de hoogte was over de plaats waar zijn blad werd gedrukt. Naast de politieke bladen waren er ook heel wat syndicale groepen die eigen sluikbladen uitbrachten. Zo was er op de Mercantile het blad "Waarheen?" dat op enkele honderden exemplaren werd verspreid.

    De verhalen over de productie en verspreiding van de sluikpers met nadruk op deze in het Antwerpse bieden een beeld van de geschiedenis van het verzet. Dit aspect van de anti-fascistische geschiedenis is vaak onderbelicht gebleven en biedt dan ook interessante informatie aan. Het opzet van dit boek om met verschillende bijdragen aspecten van de sluikpers te belichten, zorgt er wel soms voor dat er geen samenhangend geheel wordt aangeboden en sommige elementen niet uitgewerkt worden. Het kan echter een nuttige aanzet zijn om te komen tot een studie van de politieke voorstellen die werden gedaan door de verschillende verzetsgroepen en de impact die deze hadden.

    Alleszins maakt dit boek duidelijk dat de uitspraken van Bart De Wever over het verzet en de houding van het Antwerpse stadsbestuur tijdens de bezetting absolute nonsens zijn. In dit boek wordt aangehaald hoe het aantal Joden dat in Antwerpen werd opgepakt hoger lag dan elders in het land, het communistische verzet haalde dit uitdrukkelijk aan en stelde dat oorlogsburgemeester Delwaide hiervoor zou herinnerd worden. Wat effectief het geval is gebleken, zei het met de nodige vertraging. Bovendien wordt door een historische studie van de verzetsbladen eer gebracht aan de vele moedige anti-fascisten die hun leven riskeerden in de strijd tegen het nazisme.

    Het boek "Tegendruk" is al eventjes uit en kaderde in een tentoonstelling die eind 2004, begin 2005 plaatsvond in Antwerpen. Naar aanleiding van die tentoonstelling was er ook site van het AMSAB.

  • Wetenschap, marxisme en de Big Bang. Een kritisch antwoord

    Science, Marxism and the Big Bang is een kritisch antwoord van het Britse CWI-lid Peter Mason op Reason in Revolt, een boek van Alan Woods en Ted Grant uit 1995. Woods en Grant hebben geen enkele wetenschappelijke achtergrond, maar dat houdt hen niet tegen om in hun boek Reason in Revolt straffe wetenschappelijke uitspraken te doen, puur vanuit een abstracte toepassing van dialectisch materialisme of iets dat daarvoor moet doorgaan.

    Recensie door Jon Sneyers

    Hun boek handelt onder andere over tijd en ruimte, oneindigheid, de relativiteitstheorie, de Big Bang, de evolutietheorie en chaostheorie. Op een briljante droog-ironische manier ontmaskert Mason hun spelletje intellectuele blufpoker.

    Mason legt geduldig uit waarom de auteurs van Reason in Revolt in de mist gaan rond een aantal de onderwerpen in hun boek. Ze begrijpen bijvoorbeeld niet hoe water kookt. Ze verwarren de eerste bewegingswet van Newton met Einstein’s relativiteit, en proberen die vervolgens te weerleggen. Ze beroepen zich op Hegel, Marx en Engels, maar slagen er de facto in om Hegel’s dialectiek te verwerpen en z’n idealisme te behouden.

    In plaats van de methode van Engels te gebruiken, verheffen ze het begrip dat Engels had van de wetenschap uit zijn tijd, tot tijdloos dogma. Zo komen ze tot een verdediging van de Newtoniaanse absolute tijd en ruimte en een ontkenning van de Big Bang-theorie.

    Science, Marxism and the Big Bang doet sterk denken aan het boek Impostures Intellectuelles (Intellectual Impostures in de UK, Fashionable Nonsense in de USA) van de Amerikaanse natuurkundige Alan Sokal en de Belgische UCL-professor Jean Bricmont.

    Beide boeken waarschuwen voor charlatans die zonder voldoende inzicht in de materie, wetenschappelijke resultaten of terminologie misbruiken voor hun filosofische of politieke zaak, of erger nog, vanuit hun ideologisch dogmatisme wetenschappelijke stellingen poneren zonder rekening te houden met (of zelfs maar weet te hebben van) de hedendaagse wetenschappelijke consensus. Sokal en Bricmont vallen in hun boek het zogenaamde cognitieve relativisme aan: het soort postmoderne geloof dat alles, inclusief wetenschap, niets meer is dan een “mythe”, een “verhaal” of een “sociale constructie” naast vele andere. Ze verklaarden dat hun doel niet is om de (brede) linkerzijde te bekritiseren, maar om haar te helpen om zich te verdedigen tegen een trendy segment van zichzelf.

    Op gelijkaardige manier vormt de bijdrage van Mason een onmisbare verdediging van de marxistische linkerzijde tegen een uit de bocht gevlogen zelfverklaard fragment van zichzelf. Een aanrader voor al wie zowel marxisme als wetenschap serieus neemt!

    > Hier kan je de brochure "Science, Marxism and the Big Bang" volledig lezen. Het boek is verkrijgbaar op het nationaal secretariaat van LSP en kost 10 euro.

  • Een leven, een land, een cruciaal ogenblik: de film Persepolis

    Soms vergeten we wel eens dat de geschiedenis geen boek of artikel is, maar het leven. En dat we zelf deel uitmaken van de geschiedenis: we leven de geschiedenis en maken het. Persepolis is een animatiefilm van Marjane Satapri en Vincent Paronnaud. Het vertelt het verhaal van het huidige Iran door de ogen van een klein meisje met grote ambities. Een aangrijpend verhaal dat op een originele wijze wordt gebracht.

    Vertaling vanuit het Iranese studentenblad Bazr (www.bazr1384.com), met dank aan Reza (LSP-Gent)

    De tegenstellingen in het land, maar ook in haar persoonlijke leven, vormen de rode draad doorheen de film over Marjane’s leven en de geschiedenis van Iran. Marjane is negen jaar als een golf van revolutie het land overspoelt. Deze golf zorgt ervoor dat haar ouders deelnemen aan betogingen en politieke discussies mee naar huis brengen. De beweging zorgde ervoor dat politieke gevangenen van onder het regime van de Shah werden bevrijd en uiteindelijk werd de monarchie omvergeworpen. In het eerste deel van de film wordt een beeld gegeven op het leven en de strijd van drie generaties van Marjane’s familie. Daarin krijgen we een beeld op de geschiedenis van dictatuur, olie en afhankelijkheid, opstand en revolutie, onderdrukking en meer opstanden.

    De jeugd van Marjane wordt gedomineerd door familieleden die strijd leverden tegen het heersende systeem. Haar moeders vader was een prins uit een vervallen dynastie, maar werd een communist. Haar oom sloot aan bij de Democratische Partij van Azerbeidjan, een partij die steun gaf aan de naburige Sovjetunie en die probeerde een autonome regio te vormen. Deze beweging voor meer autonomie werd de kop ingedrukt door de regering.

    Naast de historische schets wordt in dit stuk gewezen op een andere vaststelling. De fundamentele tegenstellingen in deze samenleving zorgen ervoor dat ook een aantal geprivilegieerde intellectuelen in opstand komen tegen het systeem. Ze gaan in tegen de bestaande verhoudingen en begrijpen de noodzaak om de wereld te veranderen waarbij ze de kant kiezen van de onderdrukten en soms zelfs mee leiding geven aan bewegingen. In Iran hebben tal van intellectuelen deze weg met hun leven betaald.

    Eenvoudige dialogen en afbeeldingen vertellen de bittere waarheid over de tirannen en hun lakeien. Hierdoor is er een “educatief” aspect aan de film, maar tegelijk is de kijker een toeschouwer die naar de geschiedenis kijkt. Marjane is duidelijk geen gemiddeld Iranees meisje, ze komt van een intellectuele familie met een comfortabel bestaan. Maar Persepolis toont via haar leven wel een collectieve geschiedenis aan de hand van de hoop, verwachtingen en dromen van ons allemaal.

    De geschiedenis voor de geboorte van Marjane vormt de achtergrond om haar leven te begrijpen. Historische gebeurtenissen bepalen ons lot en spelen een niet onbelangrijke rol in het vormen van de wereld waarin we nu leven: de Iranese revolutie van 1979 en wat erna kwam. Het omverwerpen van de monarchie leidde tot het aan de macht komen van de Islamitische Republiek. Bij de tekeningen van Satrapi zien we beelden van onderdrukking, vrouwen die verplicht worden een hoofddoek te dragen, arrestaties, mensen die het land ontvluchten en terechtstellingen. De Islamitische Republiek gaat in tegen de revolutionaire golf die de Sjah ten val bracht. Anoush, de oom van Marjane, die bevrijd werd uit de gevangenissen van de Sjah wordt opnieuw opgepakt. Marjane bezoekt hem in de cel de avond voor hij wordt geëxecuteerd. Anoush vertelt Marjane dat hij gelooft in de uiteindelijke overwinning van de arbeidersklasse. Voorheen zagen we de enorme hoop en vreugde van de Iranese bevolking in de eerste dagen van de revolutie toen de anti-monarchistische betoging net begonnen. Het komt in de film tot uiting in het vreugdevolle spelen van Marjane met haar vader. Dat komt tot een abrupt einde. De executie van Anoush wordt een symbool voor de nederlaag van de revolutie. In een emotionele scène laat Marjane haar woede tonen tegenover de god die ze zichzelf inbeeldt.

    We krijgen hier voor het eerst te maken met de enorme mentale conflicten van Marjane. Telkens ze met een moeilijk probleem wordt geconfronteerd, of met iets dat ze niet begrijpt, dan richt Marjane zich tot haar god – een oude man met een witte baard die op de wolken zit. Hij vertegenwoordigt niet echt een specifieke godsdienst. Aangezien Marjane’s god enkel in haar eigen hoofd bestaat, biedt hij weinig echte hulp. Hij vertegenwoordigt de strijd tussen het bekende en het onbekende in haar hoofd.

    Net na de revolutie zien we hoe Marjane en andere kinderen een jongen achtervolgen wiens vader lid was van de Savak, de geheime politie van de Sjah. Maar bij deze confrontatie is Marjane niet in staat om hem te slaan. Nadien vertelt de god van Marjane dat dit geen probleem is en dat gerechtigheid zal komen. Met andere woorden: de hoop dat de revolutie voor vooruitgang zal zorgen, is nog steeds aanwezig. Na de executie van Anoush verschijnt de god opnieuw, maar nu zegt hij dat hij niets kan doen. De revolutie is geëindigd met een nederlaag. Marjane verwerpt deze stelling, maar dat is niet permanent. Haar standpunten veranderen nogal eens. De werkelijkheid heeft een constante invloed op onze opvattingen en onze kennis en leidt tot hoogtes en laagtes in de ontwikkeling van ons leven en ons denken.

    Later in de film komt de god opnieuw op het toneel op een ogenblik dat Marjane er niet in slaagt om een nieuw leven te vinden in het buitenland. Marjane is het leven dan beu, maar ze heeft meer ervaring en is zich bewust van de rol die ze zelf kan spelen in het bekomen van verandering. Op dat ogenblik begeleidt Marx de god. Dat vormt een humoristisch ogenblik in de film omwille van de vreemde figuur die van Marx wordt gemaakt.

    De vestiging van de Islamitische Republiek na de staatsgreep van 1981 wordt afgebeeld door de gezichten van kleine meisjes die zwarte hoofddoeken dragen. Dat is echter slechts een deel van de realiteit. We zien ook het verschil in de persoonlijkheden van deze meisjes, die met eenvoudige maar levendige lijnen worden getekend tegenover de zwarte kledij rond hun mooi uitgewerkte gezichten. De rebellie van de vrouwen en meisjes tegenover de Islamitische Republiek is een deel van het verhaal, en de vertelster is zelf een symbool van deze levendige kracht.

    Marjanes conflicten met verschillende vertegenwoordigers van het regime tegen de achtergrond van repressie, zorgt ervoor dat haar ouders haar naar het buitenland sturen. Nu krijgen we te maken met een andere periode in de film: de kennismaking met het Westen. Marjane wordt naar Oostenrijk gestuurd en ze komt er terecht in een internaat van de nonnen. De nonnen lijken op de Islamisten in Iran: hun gezichten worden even ruw en lelijk getekend als die van de aanhangers van Khomeini, de Pasdaran (Revolutionaire Garde) of de Basij (Islamitische morele politie). In Wenen krijgt Marjane te maken met eenzaamheid, heimwee, racisme en tegelijk haar pubertijd met de eerste liefdes en ontgoochelingen. Een rebels meisje uit Iran sluit natuurlijk snel vriendschap met andere rebelse en semi-anarchistische jongeren. Ze kennen allen conflicten met de autoriteiten en zijn daarom gefascineerd door verhalen over oorlog en revolutie. We krijgen in deze episode te maken met verschillende reacties tegenover het migranten meisje: racisme enerzijds, maar ook rebellie tegen de gevestigde machten.

    Het is nuttig om op te merken dat de film zelf het product is van rebelse mensen uit zowel het “Zuiden” als het “Noorden”. Voor de realisatie van deze film kon Satrapi rekenen op medewerking van Europese artiesten als Vincent Paronnaud (ook gekend onder het pseudoniem Winshluz). Die beschouwt zichzelf als een “underground” artiest en hij wil zijn onafhankelijkheid en vrijheid van opvattingen behouden, zelfs indien dit betekent dat hij het vaak met weinig middelen moet doen. In een interview dat beschikbaar is op de website van Persepolis, stelt Satrapi: “Op heel wat vlakken zijn we erg verschillend en zelfs tegengesteld aan elkaar. Maar we vulden elkaar aan bij het maken van deze film en toonden dat alle theorieën over de grote cultuurverschillen tussen oost en west vaak nonsens zijn”. Het effect van Perspepolis in het Westen zorgt ervoor dat deze film mee een aantal vooroordelen kan doorprikken en een breder publiek bekend kan maken met de tradities van strijd in Iran.

    Bij de eerste ontgoochelingen op liefdesvlak, besluit Marjane dat ze wil terugkeren naar Iran. Het is inmiddels 1988 en het regime is net overgegaan tot het afslachten van politieke gevangenen na de oorlog met Irak. Een miljoen mensen werden gedood of raakten zwaar gewond. Talloze straatnamen werden veranderd en kregen de namen van gesneuvelde soldaten. Door een stad wandelen, leek hierdoor steeds meer op een “wandeling door een begraafplaats”. Het falen van Marjane in Oostenrijk, samen met de doden in Teheran en de schijnbaar uitzichtloze situatie, maken haar moedeloos. Ze begint na te denken over de dood, maar haar god (en Marx) komen haar vertellen om vol te houden. Marx legt er de nadruk op dat de strijd verder gaat en Marjane geeft de hoop niet op. Ze wil haar houding in de praktijk omzetten en neemt deel aan examens en gaat naar de universiteit.

    Als haar god een uitdrukking is van de strijd van Marjane om de werkelijkheid te begrijpen, dan speelt haar grootmoeder de rol van ervaring en bewustzijn. Zij vormt een kleurrijk personage doorheen de film, vol met ervaring maar tegelijk goedlachs en met een gevoel voor humor waarbij ze ingaat tegen alles dat volgens haar fout loopt. Ze vloekt regelmatig, plukt iedere morgen jasmijn om “goed te ruiken” en ze leert Marjane dat ze voor zichzelf moet zorgen door haar integriteit te bewaren. Als Marjane de rug toekeert naar haar eigen waarden omwille van zwakheid of angst (tegenover het racisme in Oostenrijk of de Pasdaran in Iran), legt de grootmoeder telkens nadruk op het belang om de eigen principes te behouden. Zelfs in de meest moeilijke omstandigheden, hebben we keuzes.

    Deze film toont een aantal belangrijke vragen over revolutie. Er komen niet noodzakelijk antwoorden op, maar het zet wel aan tot nadenken en het vraagt naar analyses. Op een bepaald ogenblik is een familielid van Marjane ziek en moet ze een bypass operatie ondergaan, maar dat is niet mogelijk in Iran. Om te kunnen leven, moet dit familielid een toelating krijgen om het land te verlaten. Zijn baas is een strikte moslim, liet zijn baard groeien en kijkt vrouwen nooit in de ogen. Hij weigert toelating te geven om het land te verlaten. Hij zucht dat het lot van de patiënt “de wil van god” is. Dit beeld geeft ons het gevoel van onmacht dat velen voelen tegenover de nieuwe reactionaire machthebbers en hun ontkenning en vijandigheid tegenover wetenschap, logica en de belangen van de bevolking.

    Dit personage laat ons kennis maken met de politieke en ideologische kwesties waarmee iedere revolutie wordt geconfronteerd. De oude orde wordt omver geworpen er is worden nieuwe verhoudingen gecreëerd. Maar als de leiding in handen is van krachten die er belang bij hebben om de oude orde in nieuwe vormen te behouden (zoals het geval was na 1979 in Iran), dan kunnen achtergebleven tendensen in het bewustzijn versterkt worden en kan dat omgezet worden in een instrument van de nieuwe heersende klasse. Eén van die tendensen werd gevormd door pogingen van gewone mensen om hogerop te raken waar dit voorheen niet mogelijk was. Dat neemt soms zelfs het gevoel van wraak aan, waarbij deze wraak niet gericht wordt tegen de privileges van de heersende klassen, maar tegen de meer geschoolde collega’s. Zonder een fundamentele verandering in de sociale verhoudingen, kan slechts een kleine minderheid iets bereiken terwijl de grote meerderheid steeds onderdrukt blijft. De Islamitische Republiek heeft iedere reactionaire ideologische mogelijkheid benut, met vooraan de religie, om de bevolking onder de knoet te houden en haar eigen heerschappij te bewaren. Het resultaat was een brutale onderdrukking van intellectuelen, maar ook van de massa’s.

    Persepolis biedt op een eigen wijze een beeld van de misdaden van de Islamitische Republiek. Daarbij wordt niet over het hoofd gezien wat de rol van het Westen was in het naar voor schuiven van marionettenregimes die de bevolking onderdrukken. De kijkers worden erop gewezen wat de rol van Groot-Brittannië was in de staatsgreep die de vader van de Sjah aan de macht bracht, het leegplunderen van de olievoorraden in het land, de opleidingen die de beulen van de Savak kregen van de CIA, de wapenleveringen door Westerse landen aan beide kanten tijdens de oorlog tussen Iran en Irak. Dat wijst er allemaal op dat Iran zich niet in een vacuüm bevindt, maar deel uitmaakt van een systeem dat wereldwijd actief is. De strijd in iran moet dan ook deel uitmaken van een globale strijd tegen dit systeem.

    Deze film is een opvallend werkstuk. De minimalistische vorm lijkt een uitstekende manier om een verhaal te vertellen met zoveel gebeurtenissen en belangrijke thema’s. De eenvoudige woorden, simpele tekeningen en beperkte kleuren zorgen voor een compact verhaal vol humor en subtiliteiten. En dat allemaal op anderhalf uur. Wat in een andere context als een artistieke zwakte zou gezien worden, zoals het gebrek aan kleuren en de ruwe lijnen, vormt hier in deze film net een sterkte. Over deze vorm stelde Satrapi: “De lijnen in computergestuurde tekeningen zijn beperkt, ze nemen de personaliteit weg uit de personages. Mensen zijn niet perfect en de zelfgemaakte tekeningen geven een beter beeld van hun ziel.” Tegelijk is deze werkwijze natuurlijk bijzonder arbeidsintensief. De film van anderhalf uur toont immers 12 beelden per seconde. Deze film is het resultaat van drie jaar werken. Daarbij werd een rol gespeeld door tal van artiesten, onder meer Chiara Mastroianni, Catherine Deneuve, Danielle Darieux en Simon Abkarian, wiens stemmen verder leven gaven aan de personages. Maar ook achter de scène werd druk gewerkt aan de tekeningen, muziek,…

    Satrapi en Paronnaud hebben het leven vol tegenstellingen getoond van een meisje in een land dat werd opgeschrikt door revolutie en werd opgesloten in een reactionair regime. Ze maakten er een mooi artistiek werk van. Satrapi stelde in een interview: “Als we de mensen niet zien als menselijke wezens, dan kunnen we bommen op hen gooien zonder dat er iets gebeurt. Iedere dag komen er honderden mensen om in Irak en er kwam niet eens een minuut stilte.” Gedurende jaren hebben de imperialistische heersende klassen (met de al dan niet bewuste of onbewuste hulp van het Iranese regime natuurlijk) de bevolking van Iran afgeschilderd als islamitische fanatici en fundamentalisten. Dat beeld moet de voorwaarden creëren om te kunnen overgaan tot massale slachtpartijen en oorlog. Deze film toont een meer realistisch beeld van verzet tegen het regime, mensen die van het leven genieten – zelfs indien het betekent dat ze in de problemen komen omdat ze lippenstift gebruiken. Om de arbeiders te verenigen, is het nodig om echte kennis te hebben over elkaars situaties, problemen en dromen. Satrapi stelde: “Als mensen naar de film gaan kijken en achteraf stellen dat het om mensen zoals ons gaat, dan is de film een succes”. Het enorme succes van de film in Frankrijk (en andere Europese landen) wijst op de sterkte ervan.

  • De politiek van reggae: Steel Pulse

    Steel Pulse is een gekende reggaegroep. In 1978 brak de groep door met haar debuutplaat “The Handsworth Revolution”. Die plaat ging voornamelijk over het verzet van zwarte jongeren in de wijk Handsworth in Birmingham. Dave Gorton kijkt terug op Steel Pulse en de omstandigheden waartegen hun debuutplaat zich afspeelde.

    Dave Gorton

    In wijken als Handsworth in Birmingham, Brixton en Ladbroke Grove in Londen, St Pauls in Bristol, voelden de zwarte jongeren zich in de jaren 1970 belaagd.

    Ze leefden in ghetto’s die geografisch erg beperkt waren. Ze werden bovendien openlijk onder vuur genomen door racistische politici, media en politiediensten. Muziek was zowat de enige uitweg om bekommernissen naar buiten te brengen en een eigen identiteit te vormen.

    De onderdrukking van zwarten, zeker de jongeren, was immens in de Britse steden van de jaren 1970. Vandaag probeert zelfs extreem-rechts te verbergen dat het een racistische achtergrond en politiek heeft; in de jaren 1970 waren racistische formaties minder “voorzichtig”. Zo was er het National Front (de voorloper van de huidige British Nationalist Party) dat bijzonder actief was in die periode.

    Zwarte jongeren werden verantwoordelijk gesteld voor criminaliteit en werden overladen met alle mogelijke zonden. De blanke politici van extreem-rechtse partijen, maar ook van andere partijen, probeerden elkaar te overtreffen op het vlak van uitspraken tegen migranten en voor het uitdrijven van zwarten.

    Het was echter vooral de houding van de politie die voor onrust zorgde onder de zwarte jongeren. Een onderzoek uit 1979 gaf aan dat 95% van 120 ondervraagde zwarte jongeren (tussen 16 en 20 jaar) in Handsworth dacht dat de politie vooral bezig was met het intimideren van zwarte jongeren. 93% stelde dat de pogingen van de politie om lokale aanspreekpunten te hebben, eerder gericht waren op het infiltreren van de zwarte gemeenschap om informatie op te doen die zou kunnen worden gebruikt tegen de zwarte bevolking.

    77% van de jongeren stelde dat ze al werden tegengehouden door de politie, 66% werd het slachtoffer van verbaal geweld terwijl ze werden tegengehouden. 25% stelde dat ze daarbij ook werden geduwd of het slachtoffer werden van fysiek geweld.

    Ik ging in die periode regelmatig naar concerten in Birmingham. Zo had ik in 1976 het geluk om een ticket te hebben voor een optreden van Bob Marley. In de zaal waren er vooral zwarte jongeren, velen met dreadlocks en vooral uit de wijken Handsworth en Lozells.

    De politie van Birmingham zorgde ervoor dat het optreden eindigde in een rel. Bij een normaal optreden van een blanke groep zouden er ongetwijfeld slechts een aantal agenten aanwezig geweest zijn, maar bij Bob Marley was er een immense politie-aanwezigheid met de grootste concentratie van politiehonden die ik ooit heb gezien.

    De politie provoceerde die avond en zorgde ervoor dat er een enorme rel ontstond. Naast me stond een jonge zwarte vrouw, wellicht niet veel ouder dan mezelf op dat ogenblik (16). Ze onderging een hele reeks racistische beledigingen door een politievrouw. Na de beledigingen werd ze tegen een muur geplaatst om geboeid te worden.

    In hetzelfde jaar waren er nog een reeks controversiële concerten in Birmingham. Zo zag ik Eric Clapton die er voor verbazing zorgde bij het publiek door racistisch uit de hoek te komen met oproepen voor striktere migratiecontroles in “ons land” en voor een begeleide terugkeer van migranten.

    Tegen deze achtergrond kwam Steel Pulse op. De groep werd aangemoedigd door het internationale succes van Bob Marley waardoor veel zwarte jongeren de reggae ontdekten. Het rebelse karakter van de muziek samen met de teksten waarin rebelse ideeën en solidariteit centraal stonden, hebben veel jonge migranten uit die periode beïnvloed. Dit was muziek met een uitgesproken boodschap, niet de oude reggae die soms niet verder ging dan deuntjes over een mooi eiland in de zon.

    Zwarte jongeren begonnen hun eigen groepjes te vormen: Steel Pulse, Aswad, Black Slate en anderen. Ze brachten straatmuziek, soms ook letterlijk. Heel wat van deze groepen werden door ouderen in hun gemeenschap verstoten. Ze mochten niet optreden in de zwarte kerken omdat gevreesd werd dat deze hierdoor een aantrekkingsplaats zouden worden voor “drugs”. Ironisch genoeg werden hiermee een aantal racistische vooroordelen over migrante jongeren in Handsworth en gelijkaardige wijken versterkt.

    Steel Pulse was een groep van pioniers. Het was de eerste zwarte roots reggae groep die positieve reacties kreeg van een blank publiek toen ze optraden op een concert van Rock Against Racism (een initiatief dat er kwam na de uitspraken van Eric Clapton in Birmingham). Op Rock Against Racism speelden tal van blanke punkgroepen, maar ook Steel Pulse.

    In 1978 werd de plaat Handsworth Revolution uitgebracht. Deze had onmiddellijk heel wat succes en werd gezien als een bijzonder rebelse plaat. Zo had Steel Pulse het over wereldrevolutie, wat een uitdaging was tegenover de autoriteiten en de gevestigde orde. De titelsong vestigt meteen de aandacht op de wijk Handsworth en de strijd tegen racisme en onrechtvaardigheid: “Doesn’t justice stand for all mankind, we find society putting us down…" en "Handsworth means us the Black People". "We once beggars are now choosers, No intention to be losers, Striving forward with ambition, And if it takes ammunition, We rebel in Handsworth revolution"

    Ook elders op de plaat wordt hard uitgehaald naar de autoriteiten. In “Bad Man” wordt gewaarschuwd tegen diegenen die de “opstand” willen beletten: “So run and hide before I find you, (…) If you still coming I box you down, If you still coming I clart you down. and a promise of revenge for 400 years of slavery.” Tegen de achtergrond van het apartheidsregime dat toen nog heerste in Zuid-Afrika en in Rhodesië (Zimbabwe), stelde de groep dat de zwarten soms nog meer onderdrukt werden als onder de slavernij.

    De single Ku Klux Klan werd een bescheiden hit (op nummer 12 in de Britse hitlijsten), ondanks een boycot op de radio of enige aandacht voor het lied. De song was natuurlijk gericht tegen de racistische groep KKK en het geweld dat deze pleegde tegen zwarten in de VS. Tegelijk werd in het lied ook het National Front onder vuur genomen en werd een oproep gedaan aan de Britse jongeren om zich te verzetten tegen racisten. Die oproep werd eind jaren 1970 geleidelijk aan overgenomen door jongeren, arbeiders en de vakbonden. Eind jaren 1970 werd het National Front overal geconfronteerd met duizenden, soms zelfs tienduizenden, tegenbetogers.

    De muziek op Handsworth Revolution is voor iedere reggae-liefhebber van de bovenste plank, het kon zeker op gelijke voet worden geplaatst met het beste dat toen uit Jamaica kwam. Jammer genoeg haalde de groep nadien, volgens mij dan toch, nooit nog hetzelfde niveau als op haar debuutplaat.

    Handsworth Revolution blijft overeind als een beschrijving van een tijdsgeest en de leefwereld van jongeren eind jaren 1970 in de Britse steden.

    > Youtube: Steel Pulse "Ku Klux Klan" Live

  • Extra herhalingen door staking schrijvers voor televisie-industrie?

    Een aantal topseries worden reeds bedreigd door de staking van de scenarioschrijvers in Hollywood. De Writers Guild of Amerika (WGA) weigerde een voorstel tot CAO goed te keuren en eiste een hogere beloning voor de schrijvers. Een aantal series komen hierdoor in de problemen en extra herhalingen werden in de VS reeds ingepland.

    Bij ons komen de herhalingen er pas met een tijdje vertraging. De meeste Vlaamse televisiezenders kopen enkel volledige reeksen op waardoor we hier steeds met enige vertraging de meest recente series en afleveringen te zien krijgen. Dat is de commerciële logica: een reeks met succes in de VS is een veiliger investering om kijkcijfers en bijhorende reclame-inkomsten binnen te krijgen. Als er nu een onderbreking dreigt bij pakweg Grey’s Anatomy (waarvan elf afleveringen werden opgenomen, maar geen verdere scripts ter beschikking zijn), zal dat in Vlaanderen hoogstens binnen een jaar opgemerkt worden.

    De staking wordt georganiseerd door de Writers Guild of America (WGA). Dat is een vakbond van scenarioschrijvers die via collectieve onderhandelingen degelijke loonsvoorwaarden probeert af te dwingen voor de scenarioschrijvers. Zelfs in een hoogst commerciële sector zoals de televisie-industrie zijn er dus vakbonden. Meer nog: ze organiseren ook collectieve acties zoals stakingen en protestbijeenkomsten. Zo was er in de eerste dagen van de staking een protestbijeenkomst met zo’n 4000 schrijvers aan de kantoren van de studio’s van 20th Century Fox. Dat was de grootste mobilisatie in de 74-jarige geschiedenis van de vakbond. Op de bijeenkomst was er een optreden van Zach de la Rocha en Tom Morello van de groep Rage Against The Machine. Die brachten pro-vakbondsliedjes.

    De staking is gericht op het afdwingen van een CAO (collectieve arbeidsovereenkomst) waarin bepalingen worden opgenomen zoals de minimumlonen. Eén van de problemen daarbij is dat de scenarioschrijvers meer willen krijgen van de verkoop van DVD’s. Nu krijgen ze 3 dollarcent per DVD, terwijl die makkelijk 20 dollar kosten in de winkel. Vandaag verdienen veel filmstudio’s meer aan DVD’s dan aan bioscoopvertoningen. Voor de schrijvers valt er echter niet veel te verdienen aan DVD’s. Een gemiddelde scenarioschrijver verdient niet slecht. De WGA zelf stelt dat een gemiddeld lid 62.000 dollar per jaar verdient, maar natuurlijk steekt dat maar povertjes af tegenover de inkomsten van de acteurs en de industrie zelf. Bovendien gaat het slechts om een gemiddelde, een aantal schrijvers heeft moeite om rond te komen.

    Deze acties zijn opvallend. Het is geen sector waar je stakingen zou verwachten. Anderzijds is het een sector die dicht bij de media staat en via de uitzendingen kan een staking vrij directe gevolgen hebben voor de kijkers. Hierdoor is dit een erg gemediatiseerde staking die nuttig is om het idee van vakbonden, stakingsacties, collectief verzet,… op de agenda te plaatsen.

  • “De lange weg” is afgelopen…

    Socialisten kennen het strijdlied “De lange weg” van de Nederlandstalige band Bots maar al te goed. Helaas is er aan deze lange weg voor de schrijver ervan een einde gekomen. Hans Sanders, oprichter en zanger van de linkse band, is niet meer. Na een slopende ziekte is Hans 3 november jongstleden op 61-jarige leeftijd overleden. Nooit meer zal uit zijn keel “Wat zullen we drinken, zeven dagen lang, wat zullen we drinken, wat een dorst” of “Kom socialisten trek ten strijde!” klinken…

    wo Door Patrick Zoomermeijer, Offensief Zaanstreek

    Zelf kwam ik pas rond 1990, toen ik politiek werd, in aanraking met Bots. De hoogtijdagen lagen al achter hen, maar met name de albums Van Kwaad tot Erger en Voor God en Vaderland uit de jaren zeventig werden beschouwd als klassiekers in de radicaal-linkse beweging. Ik kan me nog de politieke bijeenkomsten herinneren, waar de liederen van Bots bijdroegen aan het gevoel van solidariteit. Vooral het nummer “De lange weg”, met zijn uitgesproken socialistische tekst sprak mij erg aan. Bombastisch en vol pathos, maar een lied met een tekst dat een echte socialist uit het hart gegrepen is.

    Ik geef zelfs toe dat ik niet alleen mezelf heb laten overhalen tot het marxisme op grond van argumenten alleen, maar dat de passie die uit de muziek zoals die van Bots sprak, ook een drijfveer voor me is geweest. Ik zag het als een perfect samengaan van muziek en politiek, van passie en strijd. Een lied als “Snotneus”, geen strijdlied, wel met symforock-elementen, met de cynische beschrijving van het leven van een grootkapitalist: briljant!

    Natuurlijk is het bekendste lied “Zeven dagen lang”. Een klassieker op zowel feesten als demonstraties, als een makkelijk mee te zingen solidariteitslied. Het was een kleine hit in de jaren ’70, waardoor veel mensen het ook nu nog kennen. En dat nummer is niet alleen een algemene, poëtische oproep tot solidariteit, maar zelfs voor internationale solidariteit. Het nummer is namelijk ook bekend in België, en zonodig nog bekender in Duitsland. Ook nu nog word ik door Duitse kameraden op internationale bijeenkomsten wel eens gevraagd het lied in te zetten, waarbij zij dan inhaken in het Duits. Als dat geen internationale solidariteit is? Muziek verbroedert!

    Alhoewel Bots en Hans Sanders zichzelf niet als ‘protestzangers’ zagen, werden ze door een groot deel van hun publiek wel zo gezien. Ook door mij. Weliswaar waren lang niet alle teksten politiek, maar hun politieke betrokkenheid was in andere nummers onversneden aanwezig. Voor solidariteit, opkomen voor gewone werkende mensen, tegen seksisme, tegen racisme, tegen religieus gehuichel, tegen de afbraak van oude buurten, tegen de algehele ontmenselijking van de maatschappij…

    Maar ze lieten zich ook niet onbetuigd op politieke festivals en demonstraties. Vooral in Duitsland kregen ze veel bekendheid en verkochten ze honderdduizenden platen dankzij optredens op festivals als “Kunstenaars voor de vrede” in West-Berlijn en “Rock tegen Rechts” in Frankfurt. Ze brachten platen in het Duits uit, waaraan ondermeer schrijvers Wolf Biermann & Günter Walraff meewerkten.

    Begin 1976 werd Bots zelfs als eerste Nederlandse popgroep uitgenodigd in het Oostblok. Tijdens het “Festival van het Politieke Lied” in Oost-Berlijn (in de toenmalige DDR) draagt de groep het lied “Zeven dagen lang” op aan de zanger/dichter Wolf Biermann, die dan al tien jaar onder een optreed-verbod gebukt gaat. Het werd hen niet in dank afgenomen door de stalinistische autoriteiten!

    In de jaren tachtig en negentig nam hun populariteit af, en na 1990 bracht Bots een decennium lang geen albums uit. Hans Sanders richtte zich op zijn eetcafé De Groot, en samen met het ernaast gelegen jazz- en bluescafé Wilhelmina organiseerde hij een paar keer per jaar openluchtfestivals. Het festival “Folkwoods”, waar Bots voor het eerst sinds jaren in 2001 weer optrad, is een ode aan de folkmuziek, en daar lagen Sanders’ wortels ook. Dat bleek bijvoorbeeld al uit de bewerkingen van Bretonse volksliederen op het eerste album “Van kwaad tot erger”. Het was dan ook geen toeval dat Hans de teksten van Bots in het Nederlands schreef, in een tijd dat alle Nederlandse pop- en rockmuziek in het Engels was. Bots leidde daarmee een terugkeer in van Nederlandstalige muziek.

    Hans en Bots stonden weer even in de schijnwerpers met een massaal meegezongen “Zeven dagen lang” bij de Vrienden van Amstel Live in 2005. Ook lieten ze zien nog steeds sociaal betrokken te zijn door optredens op demonstraties zoals bij de grote demonstratie tegen Balkenende in Amsterdam in 2004. Hans was onlangs weer begonnen met het schrijven van een nieuw album, maar helaas had hij niet meer de tijd om dat werk af te maken.

    Maar wat hij wel tijdens zijn leven heeft geproduceerd zal ons bijblijven, zoals deze teksten:

    De lange weg

    De weg is lang, en kent ook eenzaamheid

    Maar mensen voer de strijd niet alleen

    In deze tijd, die nog geen vrede kent

    En geen gelijkheid voor iedereen

    Wie weet er dan niet dat kapitalisten

    Nooit werkelijk zeggen waarom ze bestaan

    Ze hebben de macht, die willen ze houden

    Rechtvaardigheid kennen ze enkel als waan

    Kom socialisten trek ten strijde

    Kom socialisten wees paraat

    Onze strijd is niet langer te vermijden

    Als je maar weet waar het steeds om gaat

    Hij heeft gelijk, die het niet langer neemt

    Maar mensen voer de strijd niet alleen

    In deze tijd, die nog geen vrede kent

    En geen gelijkheid voor iedereen

    Of laten we ons nog langer bedonderen

    Met instant inspraak en praten in bed

    Kom doe met ons mee, en doe het van onderen

    We maken ons klaar voor het verzet

    Kom socialisten trek ten strijde

    Kom socialisten wees paraat

    Onze strijd is niet langer te vermijden

    Als je maar weet waar het steeds om gaat

    Er komt een strijd waarna er vrede zal zijn

    Maar mensen voer de strijd niet alleen

    In deze tijd die nog geen vrede kent

    En geen gelijkheid voor iedereen

    We hebben tesaam nog zoveel te leren

    En wat ook gebeurt, het is politiek

    We zullen de machten moeten bezweren

    Het einde der klassen, het eind der paniek

    Kom socialisten trek ten strijde

    Kom socialisten wees paraat

    Onze strijd is niet langer te vermijden

    Als je maar weet waar het steeds om gaat

    Zeven dagen lang

    Wat zullen we drinken

    zeven dagen lang

    wat zullen we drinken

    wat een dorst

    Wat zullen we drinken

    zeven dagen lang

    wat zullen we drinken

    wat een dorst

    Er is genoeg voor iedereen

    dus drinken we samen

    sla het vat maar aan

    ja drinken we samen

    niet alleen

    Er is genoeg voor iedereen

    dus drinken we samen

    sla het vat maar aan

    ja drinken we samen

    niet alleen

    Dan zullen we werken

    zeven dagen lang

    ja zullen we werken

    voor elkaar

    Dan zullen we werken

    zeven dagen lang

    ja zullen we werken

    voor elkaar

    Dan is er werk voor iedereen

    dus werken we samen

    zeven dagen lang

    ja werken we samen

    niet alleen

    Dan is er werk voor iedereen

    dus werken we samen

    zeven dagen lang

    ja werken we samen

    niet alleen

    Eerst moeten we vechten

    niemand weet hoelang

    eerst moeten we vechten

    voor ons belang

    Eerst moeten we vechten

    niemand weet hoelang

    eerst moeten we vechten

    voor ons belang

    Voor het geluk van iedereen

    dus vechten we samen

    samen staan we sterk

    ja vechten we samen

    niet alleen

    Voor het geluk van iedereen

    dus vechten we samen

    samen staan we sterk

    ja vechten we samen

    niet alleen


    Link

    Site van de band

  • Recensie. “De infantiele consument. Hoe de markt kinderen bederft, volwassenen klein houdt en burgers vertrapt”

    Benjamin Barber is de auteur van het boek “Jihad vs Mc World”. Nu komt hij met een nieuw boek over de “infantiele consument”. We kunnen het eens zijn met de ondertitel van het boek en de kritiek die op de markt wordt gegeven. Het destructieve karakter van een kapitalistisch systeem dat zich enkel op de winst richt, wordt in het boek duidelijk gemaakt. Alleen heeft Barber geen alternatieven.

    Recensie door Peter Taaffe

    Wat de auteur omschrijft als de “consumptiesamenleving” houdt hij verantwoordelijk voor het vernietigen van de “traditionele fasen van de levenscyclus, de kindertijd wordt ingekort (…) de adolescentie begint voor de pubertijd en blijft, voor sommigen, maar duren (…) het ontkennen van leeftijd is omnipresent.”

    Volgens de auteur is het “protestantse arbeidsethos” vervangen door een “infantiel ethos”. Het protestantse arbeidsethos was volgens bepaalde filosofen, zoals Max Weber, kenmerkend voor het kapitalisme en in het bijzonder het Anglo-Amerikaans kapitalisme. Nu domineert volgens Barber een “Peter Pan syndroom”.

    De auteur stelt dat het consumptiekapitalisme erop gericht is om de ontwikkeling van volwassenen tegen te gaan in de hoop om de gewoonten en smaken van kinderen te versterken onder volwassenen. Met allerhande spelletjes, gadgets en overbodige consumptiegoederen worden zaken geproduceerd die nutteloos zijn en enkel maar bestaan omdat het kapitalisme nu eenmaal wil verkopen. Er wordt ook gewezen op de pogingen van bedrijven om steeds agressiever in te spelen op “jonge consumenten”.

    Zelfs het zakenblad The Economist moest enkele jaren geleden toegeven: “Vroeger moest je als volwassene je speelgoed opbergen. Nu trekt een 35-jarige Wall Street analist naar zijn werk op een scooter, terwijl hij naar Moby luistert via zijn koptelefoon met jaarverslagen in zijn rugzak. Deze 35-jarige heeft meer gemeen met een 20-jarige dan wat een generatie geleden het geval was.”

    Tegelijk leven 4 miljoen “niet-zo-jonge volwassenen” van 25 tot 34 jaar in de VS nog steeds bij hun ouders. We zien overigens een zelfde trend in Europa: jongeren blijven langer thuis wonen omdat ze weinig keuze hebben. De lonen zijn te laag om een eigen huis te kopen of te huren. Bovendien is er een chronisch tekort aan betaalbare huisvesting.

    De auteur vergelijkt de huidige periode met vroegere periodes van het kapitalisme die hij omschrijft als “productivistisch” waarbij volgens hem de “reële behoeften van reële mensen” centraal stonden: basisgoederen, voedsel, huisvesting, gereedschap,… Daartegenover staat dat het kapitalisme vandaag enkel nog zou vooruitgaan op basis van “consumptie” omdat de “essentiële behoeften al ingevuld zijn”.

    Dat klopt natuurlijk niet voor de meerderheid van de wereldbevolking, in het bijzonder in de neokoloniale wereld, die in armoede leeft. Er is bovendien ook een toenemende armoede in de zogenaamd ontwikkelde landen.

    Karl Marx

    Karl Marx stelde reeds dat het kapitalisme steeds probeert nieuwe “interne” markten te ontwikkelen, waarbij soms wordt ingespeeld op wat ooit “denkbeeldige behoeften” waren (denk maar aan GSM’s of iPods) maar intussen “essentiële” behoeften zijn geworden. Anderzijds heeft Barber wel een aantal correcte punten in zijn kritieken op het “moderne kapitalisme”, zeker als hij het heeft over het winkelen om te winkelen.

    De “consumptie ethos” heeft effectief een impact in de VS. Dat werd duidelijk gemaakt door Bush na de aanslagen van 11 september 2001. In een poging om de Amerikanen na de aanslagen terug op het pad van het normale leven te brengen, stelde Bush dat het belangrijk zou zijn om tegenover al-Qaeda en co de patriottische sterkte van het land te tonen door allemaal naar winkelcentra te trekken en verder te gaan met de consumptie.

    Winkelen tot je erbij neervalt

    Het blad “Vancouver Sun” publiceerde een editoriaal met de titel: “Winkel tot je erbij neervalt: het is een morele plicht”. William Greider stelde in zijn boek over het moderne neoliberalisme (“One World, Ready or Not”) dat “teveel producten op zoek moeten naar te weinig consumenten, die te vaak sterk worden gestimuleerd om toch maar tot consumptie over te gaan”.

    De drang naar consumptie wordt opgedreven door het moderne kapitalisme, maar maakt de bevolking daarom niet gelukkiger. Bovendien zitten we dan nog in een periode voor een ernstige economische crisis. Het doet wat denken aan de jaren 1960 voor de sociale uitbarstingen in 1968-69. De nieuwe generatie van arbeiders en studenten verwierp ook toen het brutale en egoïstische materialisme van de kapitalistische samenleving. De jongerenrevolte toen was een voorloper van een breder arbeidersverzet dat er zat aan te komen.

    De auteur haalt terecht een aantal citaten van Marx aan, zoals: “De uitbreiding van de productie en van de behoeften wordt bijzonder ingewikkeld en steeds meer onderworpen aan onmenselijke, verdorven en denkbeeldige noden.” Marx beschreef in algemene termen wat de auteur van dit boek gedetailleerd naar voor brengt: de vervreemding van de producent – de arbeiders in de kapitalistische samenleving – van zowel zijn productiemiddelen als van het geproduceerde product, waardoor de arbeider een radertje van de moderne industriële machine wordt.

    De commentaren van Barber over de zogenaamde filantropie (vrijgevigheid) van de miljonairs en miljardairs voor WO1, worden tegenover het kapitalisme vandaag geplaatst. De zogenaamde vrijgevigheid van kapitalisten in het verleden was beperkt tot het uitdelen van zakgeld op basis van de winsten die werden gemaakt op de kap van de uitbuiting van de arbeiders. Het was bovendien niet gericht op de creatie van een meer gelijke samenleving. Er werden kleine ‘cadeaus’ uitgedeeld om een groter verzet te vermijden en om de arbeiders het kapitalisme te laten aanvaarden.

    In 2001 besteedde de VS meer dan 230 miljard dollar aan reclame, met 40 miljard daarvan gericht op kinderen (tegenover 2,2 miljard in 1968 en 4,2 miljard in 1984). In Europa is de reclamesector intussen goed voor zo’n 100 miljard dollar per jaar. De auteur verwijst ook naar Hollywood en de zogenaamde “droommachine” die wordt gebruikt om de bevolking dom te houden. Barber plaatst dat tegenover kritische en radicale films in de jaren 1960.

    Alles moet vandaag sneller gaan: fast food, snelle muziek, snel regisseren van films, snelle computers, enkel sporten waarin snelheid telt,… Barber spreekt zich daar tegen uit en stelt dat snelheid de dominante trend is in de jongerencultuur en de wereldwijde handel. In India noemt men de nieuwe generatie van snelle consumenten de “zippies”.

    In Zuidelijk Europa is er steeds meer een aanval op de lange siesta’s en de tijd die wordt genomen voor maaltijden. In Madrid werd zelfs een campagne opgezet om in te gaan tegen de lange middagpauzes: “Twee tot drie uur zijn zeker plezant, maar niet productief”. Met andere woorden: alles moet buigen voor de productie van winst, wat ook de gevolgen zijn op het vlak van stress en de bijhorende gevoelens van ziekte en ongemak.

    De auteur komt tot deze conclusie: “De cultuur van het moderne consumptiekapitalisme heeft alle Freudiaanse (en protestantse) bagage overboord gegooid. Voor het eerst in de geschiedenis voelt een samenleving aan dat haar economisch overleven een vorm van gecontroleerde regressie vereist waarin onvolmaaktheid sterker wordt gepromoot dan rijping.”

    Barber spreekt zich terecht uit tegen de pogingen om de 35-urenweek in Frankrijk af te schaffen. Terwijl de arbeiders in Europa uitkijken naar mogelijkheden om minder lang te werken, probeert de burgerij in de verschillende landen om ons steeds langer en harder te laten werken: zowel de arbeidsduur per week als het aantal jaren dat gewerkt wordt, zou omhoog moeten als het van de burgerij afhangt.

    In tegenstelling tot veel andere schrijvers die het hebben over de horror van het modern neoliberalisme, is Barber wel duidelijk over wat dit systeem betekent voor de meerderheid van de bevolking: “De ongelijkheid zit in het marktsysteem ingebakken, waardoor dit systeem een race naar de top wordt voor wie al rijk is en een race naar beneden voor al de rest. Ongelijkheid staat niet los van privatiseringen, het is er het fundament van.” Bovendien: “Politici zijn handelaars en worden als producten verkocht aan een publiek dat niet gezien wordt als een groep van burgers, maar als potentiële klanten.”

    Barber verwerpt de stelling van Thomas Friedman in diens boek “The World is Flat” dat de normen en voorwaarden in de VS binnenkort internationaal zullen gelden. In werkelijkheid is er een groeiende kloof tussen noord en zuid, tussen rijk en arm, tussen kleine rijke eilandjes in landen en de arme meerderheid. De tegenstellingen zijn nog nooit zo groot geweest. In plaats van een zogenaamde “platte wereld”, zien we dat de nachtmerrie van de filosoof Hobbes (“iedereen tegen allen”) steeds meer realiteit wordt met armoede, corruptie, misdaad en onveiligheid die voor een groter deel van de wereldbevolking dagelijkse kost geworden zijn.

    De analyses van Barber zijn niet zozeer foutief als hij het kapitalisme beschrijft. Het probleem bevindt zich op het vlak van remedies en antwoorden. Op dat vlak komt hij niet verder dan een reformistisch programma dat de scherpste kantjes van het kapitalisme moet afveilen. Zo heeft hij het over het democratiseren van de globalisering. Het IMF en de Wereldhandelsorganisatie, net zoals de Verenigde Naties, ziet hij terecht als instrumenten van de VS, maar zijn alternatief is “transnationale instellingen gecontroleerd door de globale burgersamenleving”. Dat is utopisch en het zal geen einde maken aan de onmenselijke tendensen van het neoliberale kapitalisme.

    Remedies voor een ziek system

    Socialisten en marxisten stellen niet alleen dat het kapitalisme economisch niet efficiënt is, maar vooral dat het geen gebruik kan maken van het enorme potentieel van de productiekrachten die worden opgebouwd door de arbeid van de werkenden. Het kapitalisme wordt vandaag steeds onmenselijker en dat heeft gevolgen, ook op het vlak van cultuur, waarbij de vervreemding toeneemt en de mens steeds meer wordt omgevormd tot eendimensionale wezens.

    Democratisch socialisme is de basis om daar een einde aan te maken door de menselijke solidariteit centraal te stellen. Dat zal nieuwe mogelijkheden met zich mee brengen op heel wat vlakken, van kunst over wetenschap tot de samenleving in het algemeen en elk individu. Enkel een georganiseerde arbeidersklasse op wereldvlak die de strijd tegen het kapitalisme aangaat en die opkomt voor een nieuwe socialistische samenleving op nationaal vlak, maar met internationale banden, kan een weg vooruit aanbieden uit het economische en culturele moeras dat Barber goed beschrijft in zijn boek.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop