Your cart is currently empty!
Category: Recensies/Cultuur
-
Over de politieke standpunten van John Lennon
De afgelopen dagen stond de media vol met artikels over de 25ste verjaardag van de moord op John Lennon. In 1971 gaf Lennon een interessant interview aan Robin Blackburn en Tariq Ali voor hun magazine “Red Mole”. Wij zijn het niet eens met een aantal posities van Lennon, maar willen toch enkele opmerkelijke uitspraken aanhalen uit dat interview.
John Lennon: “Ik was erg bewust van de klassenposities, omdat ik wist wat er met mij zou gebeuren en hoe de klassenrepressie op ons zou neerkomen. Dat was een feit, maar in de stormachtige Beatles-periode verdween het wat naar de achtergrond, ik verloor een tijdlang het contact met de realiteit.”
Lennon kwam eind jaren 1960 onvermijdelijk in aanraking met het maoïsme. Hij stelde zich terughoudend op. “Ik wist niet veel over de maoïsten, maar ik wist dat ze blijkbaar met weinig waren en zichzelf groen verfden om dan voor de politie te gaan staan tot ze er werden uitgepikt. Ik dacht dat dit niet bepaald subtiel was. Ik vond dat de originele communistische revolutionairen hun acties veel beter coördineerden en niet zomaar in het wilde weg erover begonnen te schreeuwen.”
Ook was hij onduidelijk over andere stalinistische regimes zoals dat in Joegoslavië. “Werd er geen arbeiderscontrole uitgeprobeerd in Joegoslavië, die zijn toch vrij van de Russen. Ik zou er graag eens gaan zien hoe het werkt.” Tariq Ali corrigeerde: “Ze probeerden met het stalinisme te breken. Maar in plaats van arbeiderscontrole toe te laten, kwam er een sterke controle vanuit de politieke bureaucratie.” Lennon: “Het lijkt erop dat alle revoluties eindigen met een personencultus – zelfs de Chinezen bleken nood te hebben aan een vaderfiguur. Ik verwacht dit ook in Cuba met Che en Fidel. In een westerse vorm van communisme zouden we bijna een imaginair arbeidersbeeld moeten creëren van de arbeider als eigen vaderfiguur.”
Lennon lijkt vooral een verkeerde visie te hebben op bewustzijn en hoe dat kan ontwikkelen. Hij stelt niet enkel dat revoluties telkens lijken te leiden tot personencultussen, hij vreest ook dat de bevolking in 1971 niet “klaar” was voor revolutie, “ze zijn nog niet wakker geworden, ze geloven nog steeds dat auto’s en televisies het antwoord vormen”.
Toch geeft Lennon toe dat hij nog sterk op zoek was naar antwoorden op de vragen waarmee hij zat. Hij stelde dat hij iedere dag de Morning Star las, het blad van de stalinistische communistische partij in Groot-Brittannië, maar dat hij daar geen antwoorden vond, “het lijkt geschreven te zijn voor oude inactieve liberalen”.
“De revolutionairen zouden ergens de arbeiders moeten kunnen bereiken, want de arbeiders zullen niet de revolutionairen aanspreken. Het is moeilijk om te zien waar we daarmee kunnen beginnen.” De zoektocht naar een ernstig alternatief leidde ertoe dat Lennon een aantal linkse groepen financieel begon te steunen. Vooral zijn steun aan een campagne om een Republikeins congres in de VS te verstoren, zorgde voor enige opschudding. De FBI onderzocht zelfs de mogelijkheden om Lennon het land uit te zetten.
Lennons centrale idee was dat de arbeiders zelf bewust moesten worden en dat op die basis verandering moest komen. Hoe dat juist zou gebeuren, wist hij niet.
“Enkel door de arbeiders bewust te maken van de ongunstige positie waarin ze zich bevinden, kunnen we de droom doorprikken waarmee ze worden omgeven. Ze denken dat ze zich in een prachtig en vrij land bevinden. Ze hebben auto’s en televisietoestellen en ze denken dat er niet meer is in het leven. Ze laten de bazen toe om hen te controleren, terwijl de kinderen op school verbrod worden. Ze dromen iemand anders dromen, het zijn niet eens hun eigen dromen. Zodra een bewustzijn groeit, kunnen we iets gaan doen. De arbeiders kunnen het heft in eigen handen nemen. Zoals Marx zei: ‘De behoeften van iedereen staan centraal’. Ik denk dat zoiets hier goed zou werken.”
Er zijn veel geruchten over linkse groepen waarvan Lennon lid zou zijn geweest. Wat vaststaat is dat hij contacten onderhield met de groep rond Tariq Ali, maar evenzeer met de mensen rond Vanessa Redgrave. Lennon speelde echter nooit een actieve rol als militant in een linkse organisatie.
Wat daarbij een rol speelde, was het overmatig druggebruik van Lennon. Zelfs de FBI merkt in haar verslagen over de politieke activiteiten van Lennon op dat er een probleem was op dat vlak.
Ondanks die beperkingen sprak Lennon zich duidelijk uit tegen het kapitalisme en stond hij open voor discussies over een revolutionair socialistisch alternatief.
Meer info:
> Engelstalig interview met Lennon door Robin Blackburn en Tariq Ali
> FBI-dossiers over John Lennon -
Dossier: de invloed van politieke muziek
Hoewel maatschappijkritische muziek al een viertal decennia een gangbaar verschijnsel is – denk aan muziek van zangers en bands als Bruce Springsteen, Bob Dylan, Pink Floyd en U2 – is de alsmaar toenemende openheid waarmee de boodschap wordt gebracht typisch een gevolg van de ontwikkeling naar meer vrijheid van expressie in de muziek. Artiesten verpakken hun boodschappen minder in analogieën en zoeken in die zin tot op zekere hoogte de confrontatie met de gevestigde macht. Hoewel dit te verklaren is door de afname van de staatscensuur die in afgelopen decennia, met name in de VS, vaak werd toegepast en die nu wat is afgenomen, kan men ook zeggen dat artiesten meer zelfcensuur zijn gaan toepassen of dat het politiek bewustzijn van artiesten en het besef van de aanwezigheid van een alternatief op het huidige systeem is afgenomen.
Aldo Schelvis, Offensief
Maatschappijkritische muziek: oproep tot eenheid en solidariteit
Een gevoel dat op het moment erg speelt in de muziekwereld en steeds meer groeit is het gevoel van ongelijkheid. Het alsmaar groeiende racisme wordt ook opgemerkt door de artiesten die hun afschuw ervan verwerken in hun muziek. Steeds meer bands en artiesten richten zich tegen het racisme en roepen op tot solidariteit.
Slechts weinigen hiervan echter zien in dat het racisme een onontkoombaar product is van het kapitalisme, bedoeld om de arbeiders te verdelen en in toom te houden.
Maar toch roepen ze met hun teksten op tot tolerantie en solidariteit. Kennelijk zien zij in dat zinloos geweld en racisme niets oplost. Dit laten ze merken met teksten zoals die van de populaire Nederlandse groep Lange Frans & Baas B met hun nummer ‘Zinloos’: "Dus deze is voor hun moeders en vaders, hun broeders en zusters die niet meer kunnen rusten en hopelijk maken we iemand bewuster. Verkeerde tijd en een verkeerde plek is dat de juiste situatie voor de juiste gek?" Dit nummer is een grote hit geworden en is een oproep tot tolerantie.
Een ander voorbeeld is de op dit moment razend populaire Nederlandse rapper Ali B. Zijn nummers roepen op tot solidariteit zoals dit gedeelte uit het nummer ‘Waar gaat dit heen?’: "Zinloos geweld, agressie in het verkeer. Je ziet het nu des te meer. De mensen geïrriteerd, gaan raken om zaken die nergens om gaan. Ik weet niet hoe het met jou is, maar ik erger me dran".
Interessanter echter voor een revolutionair socialist zijn de zinnen erna: "En dat is dat, wat, ik ben het zat! De mensheid wordt gek terwijl ik zit op m’n gat. Maar dit kan niet meer, ik sta op en demonstreer, protesteer tegen degene die probeert onrust te zaaien waaronder de media die mijn woorden verdraaien omwille van sensatie, iedereen gelijk, f*ck discriminatie!". Dit is een serieuze oproep tot protest. Een doorbraak in de hiphop/rap wereld. Heel weinig hiphop- of rap artiesten roepen daadwerkelijk op tot protest.
Hip Hop- en rapmuziek
In het tijdvak eind jaren ’80 waren Public Enemy en KRS-ONE belangrijke politiek bewuste rappers. De kracht van deze underground muziek en de eenvoudige productiewijze maakte het al snel tot een mainstream, die house en techno naar de achtergrond plaatste. Begin jaren ’90 was Tupac Amaru Skakur (1972-1996) een ongekend populaire rapper. Hoewel hij op commerciële basis zijn nummers aan de man bracht, straalde een groot aantal van de teksten een maatschappijkritische visie uit. Tupac, visie uit. Tupac, maat als zoon van Afeni Skakur, een van de vrouwelijke leden van de Black Panther Party for Self-Defence, leverde kritiek op racistisch politiegeweld, de armoede in de ghetto’s van het kapitalistische Amerika en was een voorvechter van de rechten van de Afro-Amerikaan in het algemeen en de Afro-Amerikaanse vrouw in het bijzonder. Dit laatste blijkt onder meer uit nummers als Brenda’s got a Baby en Keep ya Head up.
De carrière en de muziek van Tupac Skakur was in vele opzichten dubbelzinnig: enerzijds sprak hij over ‘making money’ en ‘getting bitches’ en anderzijds straalde een aantal van zijn nummers de oproep tot strijd uit tegen dit repressieve, kapitalistische systeem en voor verandering. Helaas hebben de commerciële productiemaatschappijen het geluid van het zwarte verzet bijna geheel doen verstommen. Steeds meer wordt de American Dream gepromoot door de nieuwe zogenaamde ‘gangstarappers’ met hun clips vol met bitches, bling-bling en geld. Dit is echter in strijd met wat er zich werkelijk afspeelt in de VS. Nog steeds worden zwarten gediscrimineerd en hebben ze veel minder kans op succes door dit kapitalistische systeem. Toch proberen deze rappers er niets aan te doen terwijl ze wel een invloedspositie hebben. Het overnemen van de gewoontes van de elite, die haar positie juist ontleent aan de uitbuiting van de meerderheid en de negatieve bevestiging dat "zwart niet deugt", versterkt juist de bestaande orde.
Een rapper die wel oproept tot protest is de wereldberoemde rapper Eminem met het nummer ‘Mosh’. Hij is bekend om het feit dat hij zijn mening uit, ook al beledigt dit een ander. Het nummer ‘Mosh’ werd uitgebracht rond de Amerikaanse presidentsverkiezingen vorig jaar. In dit nummer brengt de rapper heel duidelijk zijn mening over Bush en zijn oorlogsbeleid naar voren en roept heel duidelijk op tot protest. ("We’re stronger now, more then ever. They tell us "No", we say "Yeah" They tell us "Stop", we say "Go". Rebel with a rebel yell. Raise hell – we gon’ let em know"). Hij daagt de regering uit en confronteert haar met haar agressieve geschiedenis. ("If I get sniped tonight, you’ll know why: ‘Cuz I told you to fight!’"). Het nummer was een woedende reactie op de oorlog in Irak en het beleid van Bush. Eminem is een ongelooflijk invloedrijke artiest en hij staat dan ook symbool voor het alsmaar groeiende ongenoegen en de opbouwende woede, ook al is hij een commerciële artiest. Hoewel de boodschap voorafgaand aan de verkiezingen, gelet op het einde van de videoclip waarin werd opgeroepen om in elk geval tegen Bush te gaan stemmen, vooral blijk gaf van de illusies in het parlementaire systeem is het einde van de clip later veranderd in een bestorming van de vergaderzalen van het Capitol waarmee Eminem aangeeft dat het Amerikaanse volk haar recht zelf zal moeten afdwingen door middel van protest.
Op eigen bodem werd maatschappijkritiek tot een aantal jaren tot een aantal jaren maat terug geventileerd door de Amsterdamse hiphopformatie Osdorp Posse. Onlangs nog heeft Def P. van deze hiphopformatie samen met onder andere DC Lama een nummer geschreven over de leugens die ons zijn verteld over de gebeurtenissen op 9 september 2001. Dit nummer is geschreven naar aanleiding van het recente bezoek, op 7 mei 2005, aan ons land.
Punk
De nieuw opkomende rap, hiphop en pop roepen op tot solidariteit en verandering. Dit is een signaal dat mensen steeds meer bewust worden van het falen van het kapitalisme en de oneerlijkheid van het systeem. Er is daarentegen al een muzieksoort die een lange geschiedenis van tegendraadsheid heeft. De punk is een van de puurste voorbeelden van de vrijer wordende muziek. Het zijn over het algemeen jongere artiesten, wiens geest misschien wel vrijer is dan ouderen, en hun speelstijl is ‘vrolijker’ dan in de meeste Rock. Al sinds het ontstaan van de Punk staat dit genre bekend om een enorme stijlvrijheid, het niet eens zijn met de manier waarop de wereld werkt en het zich losmaken van de regels die gesteld zijn door degenen met een ‘minder vrije’ geest.
Een van de voorbeelden van een band met anti-establishment muziek is de band Green Day met hun nummer ‘American Idiot’. In dit nummer wordt een duidelijke boodschap gegeven over hun gevoel van het door de media bestuurde Amerika. Ze geven hun gevoel weer en brengen een duidelijke boodschap over. Ze zijn echter niet in al hun nummers zo politiek als in dit nummer.
Protest-muziek in ‘optima for ma’: Rage Against The Machine
RATM is HET voorbeeld van politiek activerende muziek. Vooral in de jaren ’90, maar ook nu nog terwijl ze uit elkaar zijn, inspireerde en activeerde de band jongeren over de hele wereld, waaronder mijzelf. Hun rock/rap muziek straalde kracht en woede uit die je bijna kan voelen als je er naar luistert. Hun ontevredenheid laten ze overduidelijk merken en ze gebruiken de muziek om hun boodschap over te brengen. De teksten zijn gevuld met woede tegen het systeem en de oneerlijkheid in de wereld.
Het nummer ‘Testify’ geeft een duidelijk geeft een duidelijk T beeld van hun mening over de eerste Golf-oorlog, de propaganda die er omheen verspreid is door de Amerikaanse regering en het volk dat zich er door liet misleiden: "I’m empty please fill me. Mister anchor assure me that Baghdad is burning. Your voice is so soothing." . Ook geeft het duidelijk weer dat ook zij vonden dat het motief voor deze oorlog ook weer olie was waarvoor mensenlevens werden gegeven: "Oily silence mocks the legless. Now travelling in coffins".
Maar RATM liet het niet alleen bij muziek maken. Voor de videoclip van het nummer ‘Sleep now in the fire’ werkten ze samen met de bekende filmmaker Michael Moore. Ze hebben op de trappen van het Amerikaanse beursgebouw hun apparatuur neergezet en zijn gaan spelen. Dit was als teken van protest tegen het kapitalisme, en hun protest heeft gewerkt. Hoewel het kleine optreden op een gevecht uitliep tussen aan de ene kant de band, fans en Michael Moore en aan de andere kant de politie, en de band gearresteerd is, was Wall Street wel gedwongen om in de middag de deuren te sluiten en een halve dag zonder inkomsten te doen, wat in de beurswereld soms wel miljoenen kan zijn.
Hun vele andere nummers gaan onder andere ook over de armoede en honger in de wereld, het groeiende militarisme en ze hebben een nummer aan Mumia opgedragen met de toepasselijke naam ‘The Voice of the Voiceless’. Hun laatste album gaat minder direct om de woede tegen het systeem maar om het bewust maken en activeren van anderen. Dit gebeurt onder andere in hun allerlaatste nummer ‘Renegades of Funk’, origineel van Afrika Bombaataa, waarin ze zichzelf als de Renegades zien die anderen bewust proberen te maken: "We’re the renegades we’re the people. With our own philosophies. We change the course of history. Everyday people like you and me."
De stem van de nieuwe generatie
Wij jongeren zijn de nieuwe generatie. Muziek is een groot onderdeel van ons leven en beïnvloedt ons. Wij moeten deze nieuwe tekenen uit de muziekwereld beantwoorden. Wij jongeren moeten ons verenigen willen we dit kapitalistische systeem verslaan. Muziek is wat ons verbindt. Door onze muziek onderscheiden wij ons van degenen met een minder vrije geest.
Nu uit vele kanten van de muziek geroepen wordt om solidariteit en opstand moeten ook wij ons ongeacht nationaliteit, cultuur, religie of muzieksmaak verenigen en samen strijden tegen de op winst beluste wereldleiders.
Samen verenigd moeten wij roepen dat wij als wereldleiders van morgen het hier niet mee eens zijn en dat wij, samengebracht door muziek, dit systeem kapot zullen slaan en een ware socialistische wereld zullen bouwen!
-
Tentoonstelling. Kunst in dienst van de sociale revolutie
Tentoonstelling. Peter Alma, 1886-1969, schilderijen, grafiek en beeldstatistiek
Op het moment is er fraai werk van de socialistische kunstenaar Peter Alma te bezichtigen op een kleine, maar indrukwekkende tentoonstelling in een Amsterdams atelier. Een portret van de Russische revolutionair Lenin, dat hij maakte in zijn stervensjaar 1924. Het dynamische ‘Vaandels’ en ook zijn hoekig vormgegeven ‘Havenarbeider’ en de rode ‘Pionier’ uit 1924 zijn hier te bewonderen.
Ron Blom, Offensief Utrecht en gepromoveerd historicus
‘De Kapitalistische Orde’Indrukwekkend is zijn beantwoording van een brief van Russische jongeren die vele jaren later zijn werk ontdekten. Hij schrijft in bibberig handschrift over zijn herinnering aan het onopvallend binnentreden van Lenin op het derde Kominterncongres in 1921. Maar al snel verspreidde dit nieuws zich door de zaal en een enorme geestdrift maakte zich van de congresgangers, die uit alle hoeken van de wereld afkomstig waren, meester.
Alma bezocht van 1904 tot 1906 de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en vervolgens tot 1914 de Académie Humbert in Parijs. Hij raakte er bevriend met Fernand Léger en Piet Mondriaan en nam deel aan de befaamde Salon des Indépendants. Na een verblijf van twee jaar in het kunstenaarsdorp Laren, vestigde hij zich in 1916 in Meerhuizen, een buitenhuis aan de Amstel, waar meer kunstenaars woonden, onder wie Charley Toorop.
Aangestoken door het vuur van de Russische Revolutie verbond Alma zich met de strijd van de linkse arbeidersbeweging. Naast het ‘ezelschilderen’ ging hij zich toeleggen op houtsneden en wandschilderingen in openbare gebouwen: kunst voor iedereen. Vanaf 1919 maakte hij houtsneden voor de communistische krant de Tribune, waarin hij ook regelmatig tentoonstellingen besprak. In 1921 bezoekt hij in Moskou het derde Congres van de Derde Internationale en maakt tijdens die reis kennis met de kunstenaars El Lissitzky, Wassily Kandinsky, Vladimir Tatlin en Kazimir Malevitsj. Twee jaar later komt mede door zijn toedoen de revolutionaire ”Eerste Russische Kunsttentoonstelling” naar het Stedelijk Museum in Amsterdam. In 1924 heeft hij zelf een overzichttentoonstelling in het Stedelijk Museum.
Na 1926 oriënteert hij zich meer op het buitenland. Zijn grafische werk wordt opgenomen in internationale kunstpublicaties zoals i/10. Hierdoor wordt hij via Gerd Arntz gevraagd voor het Instituut voor Beeldstatistiek in Wenen. Hij werkt mee aan het opzetten van Isostat, een vergelijkbaar Russische instituut voor algemene voorlichting en propaganda in Moskou en Charkov. Alma was actief in antifascistische kunstenaarsprotest. Tegen de Olympische Spelen in Berlijn met Brecht Willemse zijn 2e vrouw en tegen de Spaanse Burgeroorlog met zijn 3e vrouw Lie Heynen ‘de Hollandse Passionaria’.
Vanaf de oprichting van de Socialistische Kunstenaars Kring in 1927 was Alma lid van deze linkse kunstenaarsorganisatie. De SSK gaf het boekje ‘Kopstukken’ uit met daarin sociale portretten van vertegenwoordigers van de kapitalistische orde, zoals een generaal, een diplomaat, een minister en een priester.
Tussen 1930-1964 krijgt hij tal van opdrachten voor wandschilderingen zoals in het Amstelstation (treinen en sporen die naar alle uithoeken van de wereld leiden en ‘compositie’), wandtapijten, glas in lood ramen en mozaïeken. Eind 1966 heeft Alma zijn laatste overzichttentoonstelling in het Stedelijk Museum.
Alma’s werk heeft verwantschap met De Stijl beweging, mede door het contact in Laren met zijn vriend Mondriaan en met van der Leck. Maar hij streefde naar een zuivere eenvoudige, meer begrijpbare kunst, in dienst van de sociale revolutie. In al zijn werk, van de minieme pictogrammen (signaturen), de rake houtsneden, de krachtige schilderijen tot aan de grote mozaïeken en immense wandschilderingen, kenmerkt Peter Alma zich, door eenvoud en duidelijkheid.
De tentoonstelling ‘Peter Alma, 1886-1969, schilderijen, grafiek en beeldstatistiek’ is nog tot en met 29 april te bezichtigen bij Jongert & Jongert aan de Mauritskade 100 A hs te Amsterdam. www.jongertenjongert.nl
-
Jevgeni Chaldej, fotograaf van het Rode Leger, 1941-1946
Zestig jaar na de bevrijding organiseert het Joods Historisch Museum een zeer interessante tentoonstelling met foto’s van Jevgeni Chaldej (1917-1997). Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij een van de belangrijkste fotojournalisten uit de voormalige Sovjet-Unie. Wereldberoemd is de foto die hij op 2 mei 1945 maakte: een Russische soldaat plant de Rode vlag op het dak van het Rijksdaggebouw in Berlijn. Deze monumentale, geënsceneerde foto is symbool geworden van het einde van de oorlog en de nazi-overheersing..
Ron Blom, gepromoveerd historicus en lid Offensief Utrecht
Als fotograaf was Jevgeni Chaldej getuige van belangrijke gebeurtenissen in de twintigste eeuw. Na de aanval van Nazi-Duitsland tegen de Sovjet-Unie, trok hij met het Rode Leger naar het front om foto’s te maken. Ook ging hij mee naar Roemenië, Joegoslavië, Hongarije, Oostenrijk en Duitsland, tot de bevrijding van Berlijn.
Het was in deze periode dat hij zijn beste werk maakte. Met zijn Duitse Leica die hij tweedehands had aangeschaft, legde hij de verschrikkingen van de oorlog vast, terwijl zijn familie samen met tienduizenden andere Oekraïense joden in 1943 door de nazi’s werd vermoord. Dit drama beïnvloedde zijn kijk op de oorlog, op de Duitse bezetter en op zijn eigen jood-zijn. Hoewel Chaldej in zijn foto’s bijna nooit naar zijn joodse achtergrond verwees, gaf hij er op andere manieren wel blijk van. Hij sprak de pas bevrijde Hongaarse joden bijvoorbeeld in het Jiddisch aan. Bekend is zijn foto van een man en een vrouw in het getto van Boedapest van januari 1945. Nadat hij ze gefotografeerd had rukte hij de jodensterren van hun jassen en riep ze toe ‘de fascisten zijn verslagen’.
Zijn laatste oorlogsfoto’s maakte hij tijdens de Conferentie van Potsdam, waar de Grote Drie (Stalin, Churchill en Truman) de naoorlogse grenzen van Duitsland bepaalden. In 1945 en 1946 fotografeerde hij het proces tegen de oorlogsmisdadigers in Neurenberg. ‘Ik fotografeerde de verschrikkingen die de fascisten in de Sovjet-Unie aanrichtten, nu fotografeer ik de wraak.’
Chaldejs werk valt op door de combinatie van documentaire en artistieke fotografie en door het commentaar dat hij bij veel van zijn foto’s gaf. Uit die teksten blijkt zijn grote betrokkenheid bij het onderwerp, maar ook zijn gevoel voor humor komt erin tot uiting. Chaldej documenteerde niet alleen de gebeurtenissen, maar vooral ook de namen van alle betrokken personen bij de oorlog in kleine notitieboekjes. Na de oorlog zocht hij contact met hen of hun nabestaanden, of zij met hem.
Maar veel heeft hij ook gewoon onthouden zonder het te noteren. Zoals het inlossen van de belofte die hij aan een Russische vrouw deed aan het begin van de oorlog; hij zou een foto maken van een Duitse vrouw tussen de ruines van Berlijn. Chaldej maakte foto’s van de oorlog voor Stalin, voor de pers die toegestaan was. Maar daarnaast maakte hij beelden van mensen zonder ooit te vergeten dat ze mensen waren.
Deze fotograaf van het Rode Leger was getuige van de bevrijding van Berlijn. Hij was zich zeer bewust van de grote betekenis van deze historische gebeurtenis en zag de noodzaak de overwinning op het meest symbolische moment vast te leggen: het hijsen van de sovjetvlag op het Rijksdaggebouw. Hij vroeg daartoe de joodse kleermaker Israel Kisjitzer, in wiens appartement hij logeerde, een rode vlag te maken uit tafelkleden die hij met hulp van een vriend had verworven. Deze vlag fotografeerde Chaldej behalve op het Rijksdaggebouw ook op twee andere plekken in Berlijn: de Brandenburger Tor en vliegveld Tempelhof. De foto’s zijn zorgvuldig in scène gezet (1 dag na de bevrijding van Berlijn op 1 mei) en achteraf ‘verbeterd’. Toen Chaldej bij een van de foto’s vaststelde dat een soldaat om zijn beide polsen een horloge droeg, besloot hij er eentje weg te monteren, zodat het thuisfront de soldaat niet als plunderaar zou brandmerken. De foto van het Rijksdaggebouw werd het beroemdste icoon van de oorlog in de Sovjet-Unie en verscheen in tijdschriften, op postzegels, in films en in boeken – maar ondanks dit grote succes meestal zonder vermelding van de maker.
Chaldej, geboren in het revolutiejaar 1917 in een joodse familie in de Oekraïne, maakte als kind zijn eigen camera met de brillenglazen van zijn oma. Op negentienjarige leeftijd kwam hij als persfotograaf in dienst van het officiële sovjetpersorgaan TASS. Kort daarop werd hij lid van de Communistische Partij. De sovjetbureaucratie had grote waardering voor zijn foto’s. Zo documenteerde Chaldej niet alleen de oorlog, maar kreeg hij ook vaak opdracht om de politieke elite te fotograferen, van Stalin tot Gorbatsjov en Jeltsin. Tot 1972 werkte hij bij TASS; toen ging hij onder druk van het staatsantisemitisme verplicht met pensioen. Ook tijdens het bewind van Stalin verloor Chaldej vanwege zijn joodse afkomst gedurende zes jaar zijn baan. Internationaal bekend werd hij pas na de val van de Sovjet-Unie in 1991.
Het Joods Historisch Museum in Amsterdam (www.jhm.nl) toont tot en met 5 juni 2005 een ruime keuze uit het werk van Jevgeni Chaldej, samengesteld uit de collectie van Fotoagentschap Voller Ernst in Berlijn. Chaldejs eigen teksten staan als bijschriften bij de foto’s.
-
Filmrecensie: Hotel Rwanda
Hotel Rwanda handelt over de Rwandese volkerenmoord, zo’n tien jaar geleden. In deze slachtpartij vonden bijna één miljoen mensen de dood. Ook vandaag nog gaat de genocide tussen Hutu’s en Tutsi’s verder en worden er elke dag, op de grens tussen Oost-Kongo en Rwanda, meer dan duizend mensen vermoord.
Jonas Van Vossole
Om een achtergrond te schetsen voor de film, moeten we de geschiedenis van het gebied wat uit de doeken doen. Rwanda was voor de eerste wereldoorlog een Duitse kolonie. Na de grote oorlog werden deze kolonies verdeeld, in de vorm van mandaatgebieden, aan de geallieerden, als een vorm van terugbetaling van oorlogsschade. Zo kwam Rwanda, vanaf 1922 onder Belgisch bestuur. Na de Rwandese onafhankelijkheid, in 1962, bleef het land onder Belgische controle, maar dan onder vlag van de VN.
Toen de heersende Belgische kolonisten in Rwanda aankwamen, hadden zij een bevolkingsgroep nodig, waarmee ze de ganse bevolking zouden kunnen controleren. Om mensen te selecteren die het land konden controleren, gingen ze vooral te werk via uiterlijke kenmerken. Ze kozen hiervoor de Tutsi’s, een minderheid van de Rwandese bevolking die vooral bestond uit herders. Door hun beroep, als wakers over de kudden, hadden zij een betere toegang tot vlees, en hadden dus een betere lichaamsbouw en waren groter.
De Belgen bevoordeelden deze bevolkingsgroep; gaven hun de belangrijke controlerende postjes, gaven hen beter onderwijs… Door deze verdeling, ontstond een voedingsbodem voor haat bij de rest van de bevolking, de Hutu’s, die de Tutsi’s als handlangers van de Belgische kolonisten zagen.
In de jaren negentig maakten krijgsheren uit de Hutu-bevolking, die vooral uit boeren bestond, van deze situatie gebruik, om de gemoederen nog meer op te hitsen. De heersende klasse in de Hutu-gemeenschap zette de gewone bevolking letterlijk aan in een racistische haat. Dit resulteerde uiteindelijk in de Rwandese volkerenmoord in 1994, waarbij Hutu-krijgers massaal de Tutsi-bevolking hebben afgeslacht. Men ging op dezelfde wijze te werk als de Belgische kolonisten eerder hadden gedaan, men selecteerde de slachtoffers op grootte. Wie groter was dan een bepaalde lengte, werd onverbiddelijk afgeslacht. Hierbij werd meer dan de helft van de Tutsi-bevolking op enkele dagen gedood.
De massamoord in Oost-Afrika heeft de rol van de VN daar nogmaals verduidelijkt. De VN waren daar zogezegd als vredestroepen die de rust moesten behouden. Toen de hel echter losbrak, en ze echt moesten tussenkomen, zijn de blauwhelmen gewoon vertrokken. Het Westen heeft Afrika, op het moment dat het moorden begon, in de steek gelaten. Afrika is voor het westen, voor de kapitalistische wereld, nooit iets anders geweest dan een uitbuitingsgebied. Een werelddeel dat niets waard is als het niets opbrengt.
Deze film toont niet enkel de dikwijls hypocriete rol van de VN en de lafheid van de kapitalistische mogendheden. Maar het toont ook hoe verdeeldheid en racisme, welke door de heersende klassen worden opgelegd, bij het gewone volk, kan zorgen voor drama’s die nooit uitgewist kunnen worden. Een aanrader!
-
Arthur Miller: dood van een dwarsligger
De Amerikaanse scenarist Arthur Miller overleed op 9 februari op 89-jarige leeftijd na een strijd tegen kanker en een hartkwaal. Zowat alle internationale media had aandacht voor dit overlijden. Kranten als de New York Times, de Boston Herald, de Daily News tot de Times, de Daily Telegraph en The Observer, allemaal moesten ze het talent van Miller erkennen. Miller kende een opvallend leven in een woelige periode, van de Wall Street crash in 1929 over Wereldoorlog 2, de holocaust en de periode van het McCarthyisme.
Tony Mulhearn
Miller was een groot figuur die een aantal van de scherpste inzichten naar voor bracht over corruptie en het concept van de ‘American dream’. Werken als ‘Death of a Salesman’, ‘View from the Bridge’, ‘The Crucible’ en ‘All My Sons’, zijn slechts enkele van zijn werken die thans klassiekers geworden zijn.
Arthur Miller werd geboren in New York City in 1915 als de zoon van een welvarende kleermaker wiens zaak overkop ging tijdens de Grote Depressie van 1929-31. Die ervaring versterkte zijn instinctieve radicalisme en versnelde zijn politieke bewustwording.
Miller werkte nadat hij afgestuurd was in een grootwarenhuis tot hij genoeg geld had om te studeren aan de universiteit van Michigan waar hij journalistiek en scenario-schrijven studeerde.
Toen Wereldoorlog 2 uitbrak, verhuisde Miller naar New York waar hij veel schreef. Zijn eerste succesvolle stuk werd op Broadway opgevoerd in 1947. Dat was ‘All My Sons’ dat inging op de corruptie in de wapenindustrie waarbij de verkoop van slechte vliegtuigen aan de Amerikaanse luchtmacht leidde tot de dood van heel wat jonge militairen.
Dit werk werd gevolgd door ‘Death of a Salesman’ wat een meesterwerk was en de Pullitzer prijs won. Het werk staat symbool voor de kritiek van Miller op de ‘American Dream’, of in het geval van Willy Loman, de Amerikaanse nachtmerrie. In het stuk speelt Lee J. Cobb de rol van Willy Loman en het toenmalige linkse icoon Elia Kazan was eveneens betrokken bij het stuk. Die twee mannen speelden nadien een cruciale rol in het leven van Miller.
Het ‘House un-American Activities Committee’ (HUAC) was oorspronkelijk door het parlement opgezet om de nazi-activiteiten in de VS te onderzoeken, maar onder leiding van Richard Nixon veranderde het al snel naar een orgaan dat vooral bezig was met anti-communistische activiteiten.
In de jaren 1950 werd het comité een instrument van het rabiate anti-communisme van senator Joe McCarthy die daarbij gesteund werd door de rechtse republikeinen die wraak wilden voor de New Deal van Roosevelt. Er werd ingespeeld op een klimaat van angst die versterkt werd door het bestaan van het Oostblok en de opkomst van het communisme in China in 1949.
De heksenjacht van McCarthy richtte zich onder meer tegen de filmindustrie als broeihaard van verleiding en communistische sympathie. Een sfeer van angst en onzekerheid overheerste in de VS. Honderden activisten en radicale liberalen die verschillende vredescampagnes hadden gesteund tijdens en na de oorlog moesten voor de HUAC verschijnen en werden gevraagd of ze ooit lid waren geweest van de Communistische Partij (CP).
Wie weigerde te antwoorden, werd vervolgd. Wie positief antwoordde, moest zich verontschuldigen en de namen geven van vrienden en collega’s die deelnamen aan bijeenkomsten van de CP. Indien negatief werd geantwoord, moest dit worden bewezen. Wie weigerde namen te geven, werd geconfronteerd met gevangenisstraffen of kon geen werk meer vinden.
Arthur Miller was geschokt door deze inbreuk op de mensenrechten en schreef ‘The Crucible’, een stuk waarin de activiteiten van het HUAC aan bod komen. Voor zijn onderzoek trok hij naar Salem, Massachusetts, waar in 1962 een enorme heksenjacht plaats vond. Ironisch genoeg vernam hij op zijn trip naar Salem dat Elia Kazan had besloten mee te werken met het HUAC.
In zijn biografie, ‘Time Bends’, beschrijft Miller hoe Kazan die beslissing probeerde te rechtvaardigen: "Toen ik naar hem luisterde, werd ik echt bang. Er zat een zekere logica in wat hij zei, indien hij zijn naam niet zou zuiveren zou hij, op het hoogtepunt van zijn creatieve kunnen, wellicht nooit nog een film kunnen maken in de VS en zou hij nooit een paspoort krijgen om elders te gaan werken."
"Terwijl het theater open bleef staan voor hem, wilde Kazan zich vooral gaan richten op zijn filmcarrière. Dat was waar zijn hart lag, en hij werd door zijn oude baas en vriend Spyros Skouras, de voorzitter van Twentieth Century Fox, expliciet gezegd dat het bedrijf hem niet zou inzetten indien hij niet zou tegemoetkomen aan de wensen van het comité… Ik werd koud door de gedachte dat ik mogelijks een slachtoffer zou worden indien Kazan wist dat ik had deelgenomen aan bijeenkomsten van communistische schrijvers en zelfs een toespraak had gedaan op één van die bijeenkomsten."
In de vroege jaren 1950 maakte Kazan ‘On the Waterfront’, een film over de maffia aan de dokken in New York. Budd Schulberg, die het boek en het scenario schreef, en de meeste acteurs in het stuk, waaronder Lee J Cobb, waren medewerkers van het HUAC. In zijn biografie stelde Kazan dat hij de film maakte om aan te tonen dat hij bereid was zijn vrienden te verraden.
Als antwoord op de film schreef Miller ‘The View from the Bridge’ dat ook plaats vindt rond de dokken van New York. In tegenstelling tot de ophemeling van het personage gespeeld door Brando in Waterfront, wordt in dat stuk een zware kritiek gegeven op het verraad door het hoofdpersonage.
In 1956 kwam de naam van Arthur Miller in zowat alle populaire media toen hij trouwde met Marilyn Monroe en ook toen hij schuldig werd bevonden aan de weigering om namen door te geven aan de HUAC. Hij beschreef de hypocrisie van het McCarthyisme toen hij openbaarde dat de voorzitter van het HUAC, de rechtse senator Francis Walter, hem zei dat hij bereid was af te zien van een vervolging indien Miller Monroe zou overtuigen om op een foto met Walter te gaan staan terwijl ze zijn hand schudde. Miller en Monroe weigerden allebei.
Volgens Nicholas Hytner, verantwoordelijk voor de verfilming van ‘The Crucible’ met Danie Day-Lewis in een hoofdrol, stelde Miller geregeld dat de graad van politieke vervolging kan afgemeten worden aan het aantal producties van theaterstukken en fillms.
Het stuk ‘The Crucible’ werd opnieuw opgevoerd op Broadway vlak na de stemming van de Patriot Act onder Bush. In de jaren 1990 nam Miller afstand van het theatermilieu in New York en vertoefde hij meer in Groot-Brittannië. In één van zijn laatste artikels bekritiseerde hij het theater van Broadway omdat het volledig ingebonden had tegenover de glorie en glamour van de show business.
Hij had gelijk. Alles heeft verschillende lagen, het theater vandaag kan vergeleken worden met de obsessie van het kapitalisme inzake herstructureringen, privatiseringen en andere eufemismen die gebruikt worden om de lonen en arbeidsvoorwaarden van arbeiders aan te pakken. Miller stelde dat grote stukken vandaag geen plaats meer krijgen op Broadway omdat voor die stukken "teveel mensen" nodig zijn.
Arthur Miller schreef op een politieke wijze over de samenleving, maar sloot nooit aan bij een politieke organisatie. David Marnet, de regisseur van Glengarry Glenross, schreef in de New York Times naar aanleiding van het overlijden van Miller dat in diens werk een zekere aanvaarding is van het feit dat de mensen veel proberen en falen.
Dat is een pessimistische analyse. Terwijl Miller veel schreef over de donkere kant van de samenleving, legde hij evenwel steeds de nadruk op de positieve mogelijkheden van de mens. Dat is de reden waarom hij nooit cynisch werd, en vasthield aan zijn visie op een meer menselijke en rechtvaardige samenleving.
Socialisten kunnen het werk van Miller gebruiken om de fouten van het systeem te verklaren, maar we moeten daarnaast ook uitleggen hoe komaf kan gemaakt worden met dit systeem. De bijdrage van Miller aan deze discussie blijft belangrijk.
-
Filmtip: Die Fetten Jahre Sind Forbei
The Edukators ofte Die Fetten Jahre Sind Forbei is een krachtige, beklijvende film over drie idealistische studenten die op een originele anarchistische manier de sociale onrechtvaardigheid aanklagen.
Jon Sneyers
Terwijl decadent rijke villabewoners op vakantie zijn, breken de studenten in in hun niet al te bescheiden woning. Ze herschikken de inboedel grondig, en laten een boodschap achter: "de vette jaren zijn voorbij” of "u bent te rijk”. Als de kapitalisten thuiskomen schrikken ze zich rot, vooral als blijkt dat er niets gestolen is en het dus geen ordinaire dieven waren. Op een nacht worden ze echter op heterdaad betrapt door een machtige industrieel die onverwacht ‘s nachts thuiskomt. Impulsief besluiten ze de rijke stinkerd te ontvoeren…
De studenten hanteren een individualistische, anarchistische methode – het in kleine groepjes terroriseren van enkele kapitalisten – die volgens ons contraproductief is. Enkel een massale, door de meerderheid van de bevolking gedragen beweging is in staat de maatschappij te veranderen. "Directe actie” leidt meestal enkel tot onbegrip van de massa’s en opvoering van de repressie door de heersende klasse.
Dat neemt niet weg dat er heel wat zinnige uitspraken worden gedaan door de hoofdpersonages. Vooral de dialoog tussen de activisten en de gekidnapte kapitalist is erg interessant. Zo argumenteert de kapitalist op een gegeven moment dat ze hem niet moeten viseren, want "hij heeft de regels van het kapitalistisch spel niet ontworpen, hij speelt gewoon mee”. Hij krijgt als antwoord dat het niet de uitvinder van het pistool is die verantwoordelijk is voor een moord, maar degene die de trekker overhaalt.
Die Fetten Jahre Sind Forbei is zeker een bezoekje aan de bioscoop waard. De film combineert een spannend, verrassend scenario en getalenteerde acteurs met sterke en soms behoorlijk diepe sociaal-politieke dialogen.
-
Film. Der Untergang: realistisch beeld dat weinig verklaart
Deze film getuigt van een goed bestudeerde timing. “Der Untergang”, die de laatste 12 dagen van Hitler in zijn bunker verhaalt, verovert de filmzalen in volle herdenking van de 60e verjaardag van het einde van Wereldoorlog 2.
Jean Peltier
De film kwam uit in september in Duitsland, waar hem een geweldig succes te beurt viel. 5 miljoen kijkers vonden hun weg naar de bioscoop. Op dit moment verschijnt de prent op schermen in zowat heel Europa, waar hij gepaard gaat met een lawine aan polemieken – kunnen we de menselijke kant tonen van een monster en een slachter? Het stof dat de film doet opwaaien, zal de marketingverantwoordelijken alvast niet onprettig stemmen.
Het succes van de film heeft natuurlijk niet alleen maar te maken met een doordachte timing. Het verhaal respecteert van dichtbij de historische realiteit, werd opmerkelijk in beeld gebracht en de acteurs zijn indrukwekkend. Hoofdrolspeler Bruno Ganz steekt er bovenuit: hij is erin geslaagd om in de huid van Hitler te kruipen, zonder dat de toeschouwer geraakt wordt door zijn menselijke kant.
De film toont de gelijkenissen en contrasten tussen 2 werelden die tenonder gaan: de functionarissen van een regime die afgesloten zitten in hun bunker, enerzijds. Anderzijds, de gewone bevolking van Berlijn die uitgehongerd en volledig in de war ronddwaalt tussen de ruïnes van een gebombardeerde stad.
Daar beginnen de problemen. Tijdens 2 uur en een half zien we slechts Duitsers in de film. Een meer dan behoorlijk handvol schurken, de nazifunctionarissen, en duizenden slachtoffers in Berlijn. Deze laatsten tot de afgrond gebracht door de waanzin van Hitler en zijn volgelingen. Wie er schittert door afwezigheid in de film zijn de patroons – ook Duitsers – die de nazi’s mee aan de macht hielpen. Zij die fortuin maakten onder hun dictatuur, en de vernietiging van de vakbonden en arbeiderspartijen als een prachtige overwinning voor de heersende klasse inschatten.
Ook het Duitse leger zelf krijgen we weinig te zien. Zonder dan nog te praten van de 20 miljoen doden in de Sovjetunie, de 6 miljoen joden die werden uitgeroeid in de kampen, of de massa’s mensen die lijdden onder de bezetting van de Atlantische Oceaan tot de Oeral. Veel volk allemaal samen, nochtans.
“Der Untergang” is gebaseerd op het werk van Joachim Fest. Fest is een gerenommeerd Duits historicus, die behoort tot de conservatieve, anticommunistische school. Deze trend is nog steeds overheersend in de Duitse interpretaties van het nazisme. Zonder enige sympathie te koesteren voor het regime, stelt deze school dat het nazisme als een “monsterlijk historisch accident” moet worden uitgelegd. Een fenomeen dat zich aan de bevolking heeft opgedrongen, die eerst het slachtoffer werd van het regime en vervolgens van een verloren oorlog.
Deze analyse laat niet toe om de sociale en politieke ontwikkelingen te begrijpen die de nazi-beweging in staat stelden om een belangrijke fractie van de Duitse bevolking te mobiliseren. Ze is wel erg gedienstig om een andere reden. Meer bepaald, als het erom gaat het schaamlapje te laten hangen over de veelvuldige steun bij rechts en het patronaat voor de nazi’s. Steun van een meerderheid van de heersende klasse die ze nodig hadden om zich in het centrum van de macht te vestigen.
Begrijpen wat het fascisme in de jaren ’30 reëel betekende om het vandaag in zijn moderne vorm beter te kunnen bestrijden, is van een enorm belang. Zeker op een moment dat neofascistische partijen als het Vlaams Belang een opgang kennen. Jammer genoeg zal “Der Untergang” ons daarbij niet veel helpen.
-
Reisverslag: van Ernesto Guevara naar Che Guevara…
Wat rest er meer dan 30 jaar na zijn dood nog van de strijd die Ché en zijn tijdgenoten heeft aangespoord? Het beeld van de revolutionair – dat compleet werd gedepolitiseerd – dient alleen nog als reclame-icoon. Op hetzelfde niveau als de huidige commerciële idolen. Gelukkig is dat in de film “Diarios de motocicleta” niet het geval.
Nicolas Croes
De film toont de verandering van de jonge Ernesto Guevara in Ché Guevara. In 1952 besloot Ernesto, vergezeld van zijn vriend Alberto Granado, per motor – die ironisch “la Poderosa” (de krachtige) werd gedoopt – een reis door Latijns-Amerika te maken. Het is op die reis dat Guevara werd geconfronteerd met de sociale situatie in Latijns-Amerika en dat hij evolueerde in de richting van het marxisme. Om deze geslaagde “road movie” te maken heeft Walter Salles beroep gedaan op de hulp van Alberto Granado, die nog steeds in Cuba leeft. Uiteraard hebben ze gebruik gemaakt van de notities die Guevara zelf maakte van de reis. Hoewel de film in de eerste plaats een verhaal is over de vriendschap tussen 2 mensen, vergeet de regisseur niet om de sociale en politieke achtergrond van de reis te schetsen, integendeel.
Je kan niet anders dan medelijden hebben met het duo, zeker nadat hun trouwe motor “la Poderosa” het uiteindelijk begeeft. Dit is het echte begin van de film, omdat ze vanaf dat moment meer in contact komen met de lokale bevolking. Al zeer snel stellen ze vast dat ze, ondanks de vele problemen waarmee ze op hun reis worden geconfronteerd, toch nog bevoorrecht zijn: ze zijn immers niet verplicht om hun arbeid te verkopen. Het is deze loonslavernij – en de ellende die eruit voortkomt – die Guevara ertoe zal aanzetten om een andere koers te geven aan zijn leven en om uiteindelijk een spreekbuis te worden van de onderdrukten tegen het imperialisme in Latijns-Amerika.
Lees ook:
Che Guevara: Symbool van strijd (Brochure door Tony Saunois) -
Volgende week in de cinema: “Motorcycle Diaries” over Che Guevara
Vanaf woensdag zal de film ‘Motorcycle Diaries’ ook in België kunnen bekeken worden. De film gaat over de motorreizen die Ernesto Guevara en Alberto Granado maakten doorheen Zuid-Amerika. De film is interessant omdat het een beeld geeft van de politieke bewustwording van Che Guevara. We publiceren hieronder een recensie van de film die verscheen in ‘The Socialist’, het blad van de Socialist Party in Engeland en Wales.
Recensie door Dave Reid
De film "Motorcycle Diaries’ is het echt gebeurde verhaal van de reis doorheen Latijns-Amerika die ondernomen werd door Ernesto ‘Che’ Guevara de la Serna en zijn vriend Alberto Granado.
Ze vertrokken bij hen thuis in Buenos Aires in Argentinië in 1952 waarbij de twee studenten geneeskunde hun comfortabele levensstijl achterlieten om met een oude motorfiets doorheen de rest van Amerika te reizen. Tijdens die reis wordt Che geconfronteerd met enorm veel onrechtvaardigheid. De rest is geschiedenis.
De tocht trekt van Argentinië over Chili, Peru en Colombia naar Venezuala waarbij de twee beter begoede studenten het echte leven van de massa’s in Zuid-Amerika ontdekken. Hun geld raakt al snel op en ze proberen er zonder middelen doorheen te raken. In werkelijkheid overleven ze door de hulp die ze krijgen van de armste mensen die ze ontmoeten op hun tocht.
Ze ontdekken het echte Zuid-Amerika. Tijdens de reis doorheen mooie landschappen met een natuurlijke schoonheid, delen ze het leven met landloze boeren die van hun land gejaagd zijn door grootgrondbezitters, de oorspronkelijke bevolking die hun arbeid moet verkopen, de arbeiders die moeten verhuizen om voor werk te bedelen in de mijnen in de bergen en de mensen die proberen een nieuw leven op te bouwen rond de Amazone.
Ze ontdekken de enorme onrechtvaardigheid van het continent, een onrechtvaardigheid die er toen was maar nog steeds actueel is. Veel van de mensen in de film zijn geen acteurs, maar mensen die de waarheid van het leven brengen, zowel de waarheid van 1952 als de huidige realiteit.
Volgens de filmmakers wordt het verhaal gebracht van de geneeskundestudent Ernesto Guevara die de revolutionaire Che wordt. Guevara kreeg zijn bijnaam ‘Che’ omwille van zijn Argentijns accent, maar die bijnaam is nu vooral gekend omwille van zijn overtuiging dat het noodzakelijk is om te vechten tegen de onrechtvaardigheden van het continent.
De film kent een climax als een melaatsenkolonie in Peru wordt bezocht en als Che daar verklaart dat er geen fundamenteel onderscheid is tussen de volkeren van de verschillende landen en oproept voor een Verenigd Amerika waarmee de artificiële grenzen van het imperialisme worden verworpen. Maar dit was geen louter anti-imperialistische oproep. In tegenstelling tot bepaalde demagogen die oproepen voor de eenheid van Latijns-Amerika, richt Che zich in de eerste plaats tot de massa’s van onderdrukten. Hij zwemt symbolisch de Amazone over om de meest onderdrukte lagen te ontmoeten, de bewoners van de melaatsenkolonie.
Motorcycle Diaries gaat in op het begin van de strijd van Che Guevara voor de sociale emancipatie en de eenheid van de onderdrukte lagen in Zuid-Amerika. Het verhaal wordt sterk gebracht waardoor we als het ware meereizen. Er wordt echter niet ingegaan op de latere ideeën van Che of de fouten die hij maakte. Maar er wordt getoond wat van Che Guevara een revolutionair gemaakt heeft. De film benadrukt ook dat dezelfde onderdrukking ook vandaag nog bestaat en dat op die basis nieuwe Che Guevaras worden gecreëerd.
Lees ook:
Che Guevara: Symbool van Strijd (brochure geschreven door Tony Saunois)