Category: Op de werkvloer

  • Staking bij Boeing in de VS – arbeiders willen niet meer uitgeperst worden als citroenen

    Boeing is de grootste private werkgever in de Amerikaanse deelstaat Washington. Het is ook één van de rijkste bedrijven van de VS, maar de top vindt blijkbaar dat er niet genoeg winst wordt gemaakt. In 2007 werd 4,1 miljard dollar winst gemaakt, in de eerste zes maanden van dit jaar 2,1 miljard. In 2003 werd de staat Washington onder druk gezet om een belastingsvermindering van 3,2 miljard dollar af te dwingen. De komende acht jaar staat het orderboekje vol. En toch is dat allemaal niet genoeg.

    Artikel op basis van een langere tekst door Ramy Khalil en Evan Rohar van Socialist Alternative in Seattle

    Winsten stijgen, koopkracht daalt

    De arbeiders van Boeing zijn in staat om iedere dag een vliegtuig te bouwen. De top van het bedrijf zwemt in het geld, terwijl de 27.000 arbeiders van het bedrijf de afgelopen vier jaar geen enkele loonsverhoging kregen. In dezelfde periode steeg de levensduurte sterk. De verloren koopkracht van de afgelopen vier jaar wordt door de directie amper in rekening gebracht. De directie bracht een “laatste” voorstel uit met een loonsverhoging van 11% voor de komende drie jaar. De afgelopen jaren bedroeg de inflatie rond de 4,5% maar dit jaar steeg het tot 12%. Zelfs de vakbondseis van 13% voor een periode van 3 jaar volstaat niet om de verloren koopkracht van de laatste vier jaar goed te maken.

    De vakbondsleden zijn bijzonder kwaad omwille van de vorige contracten in 2002 en 2005. In 2002 stemde reeds 62% van de vakbondsleden tegen het akkoord, maar dat volstond niet om het akkoord te verwerpen aangezien een twee derde meerderheid nodig was. In 2005 was er een enorme woede en werd 28 dagen gestaakt, zonder resultaat. De afgelopen vijf jaar stegen de winsten van Boeing met 828% en nu willen de arbeiders hun deel van de koek.

    In 2007 kreeg Boeing topman Jim McNerney een jaarloon van 19 miljoen dollar, het beginloon voor een arbeider is amper 9,72 dollar per uur. Dat volstaat niet om boven de armoedegrens van 20.614 dollar per jaar voor een gezin van vier te komen. Heel wat arbeiders zoeken hulp voor hun voedsel of huisvesting, net zoals arbeiders van laag betaalde sectoren (zoals de supermarkten) dit moeten doen.

    Volgens de vakbonden moet een gemiddelde arbeider 339 jaar werken om evenveel te verdienen als een topmanager op een jaar. “Tegen dat je aan je tweede koffiepauze toe bent, heeft topman McNerney al meer verdiend dan wat jij verdient op een jaar”, stelde onderhandelaar Mark Blondin. 3.500 arbeiders verdienen minder dan 15 dollar per uur, wat amper genoeg is om rond te komen in de dure buurt waar de fabriek zich bevindt.

    Pensioenen en gezondheidszorg

    Een ander belangrijk thema bij de staking wordt gevormd door de pensioenen en de gezondheidszorg, zeker bij outsourcing. De directie wil ook besparen op de pensioenen en wil slechts een pensioen betalen van 80 dollar per maand (per gewerkt jaar) in plaats van de huidige 70 dollar. Bij de top van het bedrijf wordt 4000 dollar per maand betaald, na 30 jaar dienst krijgt een topman dus 120.000 dollar per maand tegenover 2.100 dollar voor een gewone arbeider. Ook wil het bedrijf besparen op de bijdragen voor de gezondheidsverzekering, het bedrijf wil de werknemersbijdragen verhogen.

    Verder is er een grote ongerustheid over de mogelijkheid van outscouring wat de jobzekerheid op het spel zet. Boeing stelt dat het flexibeler moet worden om haar concurrentiepositie te behouden. Daartoe wil het bepaalde jobs outsourcen naar andere landen of bedrijven waar geen vakbonden actief zijn. De belangrijkste concurrent van Boeing is echter Airbus, een Frans bedrijf waar veel personeelsleden syndicaal actief zijn. De afgelopen tien jaar werd al fors gesnoeid in het personeelsbestand, het aantal personeelsleden viel terug van 50.000 naar 27.000. 70% van het werk is al geoutsourced. Ironisch genoeg heeft dit geleid tot heel wat problemen voor Boeing, zo loopt het 787-model vertraging op omdat een aantal onderdelen te laat worden geleverd.

    Woede kookt over

    De woede tegenover het beleid van de directie leidde tot acties. Op 16 juli kwamen 14.000 vakbondsleden samen op een personeelsvergadering tijdens de werkuren. 99% van hen stemden ervoor om indien nodig over te gaan tot een staking. De aanwezige arbeiders riepen slogans voor een staking. De opkomst op de personeelsvergadering had nog groter kunnen zijn indien alle drie de shifts hadden deelgenomen.

    Sindsdien waren er iedere woensdag betogingen tijdens de middagpauze waarbij arbeiders door de fabriek trokken met spandoeken en slogans. In de vestiging in Renton lieten de arbeiders iedere eerste minuut van elk uur horen wat ze van de directie vonden, alle materiaal of machines dat lawaai kon maken werd op volle kracht ingezet.

    De arbeiders beseffen dat ze zich in een sterke positie bevinden: het bedrijf heeft een orderboekje dat volstaat met 3600 bestelde vliegtuigen. De directie wil daar snel werk van maken omdat het boetes riskeert en omdat het wil vermijden dat klanten hun bestelling afzeggen. De recordwinsten van de afgelopen jaren – 13 miljard dollar op vijf jaar – maken het onmogelijk om te stellen dat er geen middelen zijn. En bij de enige concurrent, Airbus, liggen de lonen niet lager.

    De staking zal Boeing wellicht 100 miljoen dollar per dag kosten of 2,8 miljard dollar per maand. In 2005 werd vier weken lang gestaakt, wat het bedrijf 1,5 miljard dollar kostte omdat het de levering van 30 vliegtuigen moest uitstellen. De directie moest al terugkomen op een aantal punten. De voorstellen voor de loonsverhoging gingen omhoog van 6,5% tot 11% en het voorstel om te besparen op pensioenen en gezondheidsverzekering werd ingetrokken. De krant Seattle Times stelde: “Het management van Boeing moet bezorgd zijn nu een nieuwe generatie van arbeiders leert over de macht van de vakbonden en aansluiting vindt bij een oudere generatie in de lange geschiedenis van bloedbaden tussen de vakbond en het bedrijf.”

    Een eerste voorstel van de onderhandelaars werd afgewezen door 80% van de arbeiders, 87% van de vakbondsleden stemde voor een staking. Toch beslisten de vakbondsleiders om de staking 48 uur uit te stellen, tot groot ongenoegen van de arbeiders (hier kan je een videoverslag daarvan zien). Na 48 uur begon de staking alsnog. Op 6 september lag het bedrijf volledig plat.

    Enorm belang

    Deze staking is belangrijk omdat het ingaat tegen de aanhoudende aanvallen van regering en patronaat de afgelopen 30 jaar. Aandeelhouders en topmanagers maakten recordwinsten terwijl de arbeiders sneller en langer moesten werken voor een lager loon. Nu is de emmer overgelopen en komt de woede tot uiting. De georganiseerde arbeidersbeweging werd de afgelopen jaren hard geraakt door de aanvallen van het patronaat, en dat vooral omdat er geen antwoord op werd geboden. De syndicalisatiegraad nam af van 35% in 1955 tot 12% vandaag! De vakbond bij Boeing is echter nog één van de laatste bastions en indien er een overwinning wordt geboekt, kan dit een belangrijke stap zijn in het versterken van de vakbonden.

    Om de staking tot een overwinning te brengen zal het nodig zijn om vastberaden te blijven. De directie heeft de vliegtuigen nodig en kan zich geen lange staking veroorloven. Zoniet dreigen klanten hun bestellingen af te zeggen en dreigt het bedrijf meer te verliezen dan indien het toegeeft aan de eisen van de arbeiders. De vakbond beschikt over een stakerskas met 140 miljoen dollar. De arbeiders krijgen 150 dollar per week, dat is veel minder dan hun normale loon maar de vastberadenheid blijft groot.

    De vakbond moet volhouden en de acties verderzetten zonder toe te geven aan de directie. Op een solidariteitsmeeting in Seattle, georganiseerd door Socialist Alternative, stelde Boeing-arbeider Will Crowley: “Boeing maakt enorme winsten. Wij moeten samen strijden, ze kunnen ons niet vervangen. Als we volhouden, kunnen we bijna niet verliezen.” De sterkte van de vakbond bevindt zich bij haar 27.000 leden. Er is nood aan een stakerscomité om de dagelijkse activiteiten te coördineren en de steun voor de staking uit te breiden. Er is nood aan democratische massabijeenkomsten waar belangrijke beslissingen worden genomen door de basis.

    Om bredere steun te krijgen, moeten de eisen worden opengetrokken met een algemeen verzet tegen outsourcing of het opdrijven van de werkdruk. Een gemiddelde arbeider bij Boeing presteert bijna 7 weken overwerk per jaar. Door een einde te maken aan die onmenselijke werkdruk zouden bijna 5.000 nieuwe jobs kunnen worden gecreëerd. Met dat soort eisen kunnen de arbeiders zich ook richten tot de werklozen of slecht betaalde arbeiders in de regio om hun steun te verkrijgen. Ze vechten immers niet alleen voor zichzelf, maar voor alle arbeiders.

    De slogan van de staking – “Nu is het aan ons” – is een uitdrukking van een groeiend gevoel van verzet onder de Amerikaanse arbeidersklasse. Gedurende te lange tijd werden aanvallen ingezet op de pensioenen, gezondheidszorg, lonen, jobs,… Nu is het genoeg geweest. Tegen de achtergrond van een dieper wordende economische recessie zullen de arbeiders moeten opkomen voor hun positie. De arbeiders van Boeing geven nu het voorbeeld. Als de rest van de arbeidersbeweging haar solidariteit toont en het voorbeeld van de Boeing-arbeiders volgt, zou de situatie voor de arbeidersklasse wel eens drastisch kunnen veranderen!

    Lees meer:

    > Brochure: “The Boeing Ripoff”

  • Voor gezamenlijke acties om de koopkracht te verdedigen

    Nadat het ABVV met acties dreigde, zette ook de ACV-leiding deze week de deur open voor acties in het najaar. Waar ACV-voorzitter Cortebeeck voorheen stelde dat er geen acties zouden komen voor het opstarten van de IPA-onderhandelingen, klinkt het nu net iets vager om de mogelijkheid van dergelijke acties open te houden. Hopelijk is dat een eerste stap om effectief tot een gezamenlijk actieplan te komen en hopelijk moeten we niet te lang wachten op die acties.

    Op dit ogenblik wordt er druk vergaderd in de structuren van zowel ABVV als ACV. Het centrale thema daarbij is de koopkracht en wat er zal worden gedaan om de levensstandaard van de werkenden te verdedigen. Op verschillende plaatsen is er ongenoegen omdat er na de bijzonder succesvolle actieweek voor koopkracht in juni geen verdere stappen werden aangekondigd. Hierdoor leeft het gevoel dat het succes niet voldoende werd benut en bovendien ging de zomerperiode verloren om de discussie in het najaar voor te bereiden aan de hand van degelijk vakbondsmateriaal (pamfletten, brochures,…).

    Nu wordt de discussie gevoerd over acties (betogingen, stakingsacties) in het najaar. Er is druk vanuit een aantal centrales om daar niet mee te dralen en snel over te gaan tot krachtige acties, zoniet dreigt de patronale retoriek de overhand te halen. De hele zomer lang werden we reeds gebombardeerd met aanvallen op de index of berichten dat we toch wel de buikriem zouden moeten aanhalen. Dat moet worden rechtgezet en syndicale acties zijn er een uitstekend middel toe. De aanval blijft de beste verdediging, ook met het oog op de IPA-onderhandelingen in het najaar.

    Hopelijk zullen die acties in gezamenlijk vakbondsfront plaatsvinden en komt er geen herhaling van de ABVV-staking begin oktober 2005 tegen het Generatiepact. Toen liet de ACV-leiding nog een krantenadvertentie verschijnen met 10 redenen om niet te staken, een oproep die vele ACV-leden terecht aan zich lieten voorbijgaan. Nu is Cortebeeck voorzichtiger en erkende hij dat er zo goed als zeker acties zullen komen “in de aanloop naar een nieuw akkoord”. Dat is een belangrijk verschil met wat hij voor de zomer stelde. De ACV-voorzitter erkent dat de druk vanuit de eigen achterban toeneemt.

    De IPA-onderhandelingen zullen sowieso moeilijk worden. Het patronaat is niet bereid om iets te doen aan onze koopkracht. Integendeel, het wil nu reeds discussie voeren over onder meer de index om uiteindelijk tot een compromis te komen waarin een slecht loonakkoord wordt vastgelegd. Met de huidige inflatie zal dat niet evident zijn, een loonnorm van 5% zal niet aanvaard worden als de prijzen sneller stijgen. Bovendien zal er achteraf in de sectoren heel wat discussie zijn over mechanismen als all-in akkoorden. De sterke prijsstijgingen van de afgelopen maanden hebben dat mechanisme ondermijnd.

    Het patronaat zal uiteraard ook het argument van de economische crisis gebruiken om te pleiten voor een beperkte loonnorm. Tegelijk lezen we echter hoe het hoofd van het beleggingsbeleid bij KBC Asset Management, Luc Van Heden, gisteren in Metro schreef dat een recessie hard aankomt, maar de winsten niet bedreigt. Hij stelde dat analisten rekenen op een winstgroei met 8% in het eurogebied. Het enige wat de verdere winstgroei kan bedreigen volgens deze analist, is de roep om een koopkrachtverhoging. “Dat vormt allicht de enige bedreiging voor de winstmarges." Met andere woorden: voor het patronaat gaat het goed zolang het de gevolgen van de economische recessie op de werkenden kan afwentelen.

    De komende periode zal de koopkracht een belangrijk thema blijven. De actiebereidheid aan de basis is groot, dat bleek reeds in de succesvolle actieweek voor koopkracht. De discussies en vergaderingen die nu plaatsvinden in de vakbonden zijn belangrijk, maar zullen ook een concrete actiekalender moeten naar voor brengen met bijvoorbeeld een nationale betoging in de aanloop naar een algemene staking van 24 of 48 uur.

  • OESO bevestigt: meer studenten in hoger onderwijs, maar minder middelen

    De OESO bevestigde in haar jaarrapport dat de toename van het aantal studenten hoger onderwijs niet gepaard gaat met meer middelen. Het aantal studenten dat hoger onderwijs volgt, neemt toe. 57% van de schoolverlaters in de OESO-landen beginnen aan een universitaire studie (het cijfer voor universiteiten en hogescholen samen is in ons land gelijkaardig). Maar er worden onvoldoende middelen voorzien om dat op te vangen.

    De OESO publiceert elk jaar een rapport “Education at a Glance” met cijfergegevens over het onderwijs in verschillende landen. Dit jaar zijn er enkele opvallende cijfers over het feit dat de toename van studenten niet leidt tot een toename van de middelen, maar ook bijvoorbeeld over het aandeel van de publieke financiering in het onderwijsbudget.

    De deelname aan het hoger onderwijs is zowat in alle landen gestegen. In een aantal landen was er meer dan een verdubbeling, dat was onder meer het geval in Polen en Finland. Het totaal bedrag van de publieke middelen voor het hoger onderwijs nam sinds 2000 toe met ongeveer 2%, wat veel minder is dan de toename van het aantal studenten.

    De studie meent dat er in België nog heel wat ruimte is voor meer private investeringen. In de VS zijn private middelen goed voor ongeveer 70% van alle onderwijskosten, in ons land is dat reeds 10% (wat onder het OESO-gemiddelde van 17% is). Een verdere toename van private middelen moet uiteraard de basis vormen voor een verdere privatisering van het onderwijs waarbij de investeringen ook resultaat opleveren voor de bedrijven die investeren.

    Een grotere rol voor de private sector zou automatisch leiden tot een groeiende kloof tussen elite-instellingen en de rest. Enkel de elite-instellingen zouden nog over voldoende middelen beschikken en toegankelijk zijn voor de allerslimsten en de allerrijksten die het zich kunnen veroorloven om hoge sommen te betalen voor inschrijvingsgeld.

    Het tekort aan middelen – een vaststelling die wordt bevestigd door de OESO-studie – wordt aangegrepen om een pleidooi te houden voor een grotere rol voor de private sector in de financiering van het onderwijs. Wij verzetten ons daartegen en menen dat er meer publieke middelen nodig zijn: 7% van het BBP als eerste stap (dat is het percentage van het bruto binnenlands product dat begin jaren 1980 nog aan onderwijs werd besteed).

  • Loonkosten in ons land te hoog?

    De OESO waarschuwde dat de loonkosten in ons land sneller stijgen dan in onze buurlanden. Tegen de achtergrond van een oprukkende economische crisis wordt het argument van de loonkosten opnieuw bovengehaald in iedere discussie over loonsverhogingen. Bovendien wordt het ook gebruikt om te waarschuwen voor een spiraal van prijsstijgingen. Wat is er aan van dit argument?

    Winsten stijgen, reële lonen niet

    Eerst en vooral moeten we vaststellen dat het aandeel van de lonen in het Belgische bruto binnenlands product (BBP) al jarenlang fors aan het afnemen is ten voordele van de bedrijfswinsten. Voor het eerst sinds 1971 zakte het aandeel van de lonen in 2006 onder de helft van het BBP. Tussen 2002 en 2006 stegen de lonen in totaal met 13% (iets meer dan 2% per jaar), de bedrijfswinsten met 26%.

    Met een BBP van ruim 300 miljard euro, ging er vorig jaar 77 miljard euro naar de winsten van de 30.000 grootste bedrijven. Het BBP is de waarde van alles dat wij produceren, maar als die waarde verdeeld wordt, krijgen de werkenden minder dan de helft. In 1981 was dat nog 58%. Deze daling betekent dat de lonen de stijgende productiviteit niet volgen.

    En dan nog is het niet goed genoeg voor het patronaat. Het VBO wees er op dat het loonaandeel in het BBP in Nederland en Duitsland nog net iets lager waren en zelfs “10% lager uitkwamen dan in 1970”. Met andere woorden: werkenden krijgen vandaag een kleiner stuk van de taart dan in 1970.

    Snel stijgende loonkosten?

    Voor de periode 2007-2008 was er een loonnorm van 5% bepaald, maar de prijsstijgingen zorgden ervoor dat de indexstijgingen hoger waren. Bovenop de index (dat al een flink ondermijnde weerspiegeling is van de stijgende levensduurte) kregen veel werkenden niets. In reële cijfers gaan we er dus op achteruit, maar het patronaat klaagt omdat de achteruitgang voor de werkenden in een aantal buurlanden nog sneller gaat.

    Dat argument leidt tot een neerwaartse spiraal voor de werkenden waarbij er altijd wel een land kan worden gevonden met nog lagere lonen. Dat zagen we bij Adidas dat haar productie in China wil verminderen omdat de lonen er “te hoog zijn geworden” in vergelijking met Laos, Cambodja of Vietnam.

    Er wordt gesteld dat stijgende lonen zouden leiden tot een prijzenspiraal: als de productie duurder wordt, zullen de prijzen stijgen en is er geen effect van een loonsverhoging op de koopkracht. Marx antwoordde reeds op dat argument toen hij stelde dat kapitalisten hun prijzen steeds willen verhogen, als dat nu na een loonsverhoging was of niet. Voor hen tellen immers enkel de winsten.

    Nettolonen verhogen?

    Het antwoord van de liberalen op het probleem van de koopkracht bestaat uit het verhogen van de nettolonen terwijl het brutoloon gelijk blijft. Dat kan aantrekkelijk lijken en het wordt al deels toegepast met de loonbonussen (waarop geen sociale zekerheid wordt betaald en een lagere bedrijfsvoorheffing). Open VLD’er Rik Daems, die zelf geen koopkrachtprobleem heeft, pleitte ervoor om de sociale bijdragen van de werknemers te verminderen om zo de koopkracht te verhogen. Hij wordt in dat standpunt gevolgd door patroonsfederaties als Unizo of Agoria.

    Het probleem met deze voorstellen is natuurlijk dat een vermindering van de middelen voor de sociale zekerheid elders effecten zullen hebben. De verliezen voor de sociale zekerheid en de fiscus moeten elders gezocht worden (denk maar aan verhogingen van lokale belastingen) of gecompenseerd worden door een afbouw van de sociale zekerheid of de openbare diensten.

    Voor de liberalen is dat geen probleem, vanuit hun luxevilla’s pleiten zij voor een verdere privatisering van de sociale zekerheid (bijvoorbeeld via de tweede en derde pensioenpeiler). Om te vermijden dat een steeds grotere groep uit de boot valt, is er net nood aan meer middelen voor de sociale zekerheid om bijvoorbeeld een nationale gezondheidszorg uit te bouwen.

    Onze mening: meer loon

    Wij denken dat de brutolonen moeten stijgen. De index volstaat daarbij niet omdat deze al sterk ondermijnd is en er bovendien rekening moet worden gehouden met de stijgende productiviteit. Na de forse prijsstijgingen van de afgelopen maanden zullen de IPA-onderhandelingen in het najaar moeilijk zijn. Een collectieve verarming onder de werkenden, zoals we de afgelopen jaren hebben gezien, wordt niet meer aanvaard. De middelen voor echte verhogingen van de lonen en de uitkeringen zijn aanwezig, denk maar aan de 77 miljard euro winsten die de 30.000 grootste bedrijven vorig jaar hebben geboekt.

  • Nachtploeg weg bij Opel in Antwerpen?

    De directie van General Motors wil dan toch overgaan tot besparingsmaatregelen in de Antwerpse vestiging. De nachtploeg is bedreigd en de productie van de nieuwe SUV’s in 2011 zou met enkele maanden worden vertraagd. Toen deze zomer geruchten opdoken over de productie van de SUV’s, werd nog ontkend dat er zich een probleem stelde. GM zit in moeilijke papieren met een groot verlies en een dalende autoverkoop.

    Amerikaanse automobielcrisis

    De verkoop van wagens kent een snelle terugloop in de VS. In augustus was er voor de vijfde maand op rij een daling met meer dan 10% in vergelijking met een jaar voordien, nu bedroeg de daling 15,5% op jaarbasis. Nochtans daalden in augustus de olieprijzen en werden enorme kortingen aangeboden. GM werd hard getroffen met een achteruitgang van de verkoop met 20% in augustus (op jaarbasis). Ford deed nog slechter met 26% en Chrysler verkocht zelfs 35% minder.

    Er is weinig hoop op beterschap. GM-topman Di Giovanni stelde te hopen dat de economie terug wat op gang zou komen. Ellen Hughes-Cromwick, een topeconome van Ford, stelde zelfs: “Het feit dat het consumentenvertrouwen niet verder afneemt, is erg hoopgevend”. Iedere sprankel hoop op economische groei wordt aangegrepen door de topfiguren uit de automobielbedrijven. Als dit evenwel illusies blijken te zijn, zal verder moeten worden bespaard. Een analist van het bedrijf Global Insight, George Magliano, stelde in de New York Times: “Dit is misschien de bodem, maar het zal een erg lange bodem zijn”. Het aandeel van GM verloor op een jaar tijd 24,5% van haar waarde, in het tweede kwartaal van 2008 werd 15,5 miljard dollar verlies gemaakt.

    De Amerikaanse achteruitgang wordt overigens ook gevolgd in Europa. In het tweede kwartaal van 2008 kende de economie in de Eurozone geen groei meer. De stijgende prijzen ondermijnen de koopkracht en dit heeft gevolgen voor de verkoop van wagens. In augustus werden 2,7% minder auto’s verkocht dan een jaar voordien, in Duitsland bedroeg de daling zelfs 10%.

    De drie grote Amerikaanse autofabrikanten vragen nu om hulp van de regering waarbij ze 25 tot 50 miljard dollar aan leningen willen om de moeilijke periode te overleven, zoniet wordt het scenario van een faillissement van een grote autofabrikant reëel. Dat zou wellicht leiden tot een “doorstart” van het bedrijf met lagere lonen, meer flexibiliteit en het afschuiven van de pensioenfondsen naar de gemeenschap (of het verdwijnen ervan). Naast de vragen om overheidstussenkomsten, wordt ook gesuggereerd dat GM en Ford nauwer zouden samenwerken bij het maken van motoren.

    Nachtploeg in Antwerpen bedreigd

    De crisis in de automobielsector heeft uiteraard gevolgen voor de arbeiders in de sector. Ford ging reeds over tot afdankingen in Australië en ook elders worden herstructureringen voorbereid. GM probeerde eerder in Antwerpen een staking uit te lokken om zo het aantal dagen technische werkloosheid te beperken. Ook in andere Belgische automobielbedrijven werd gebruik gemaakt van technische werkloosheid om een productiedaling op te vangen (de directie wou 10 dagen werkloosheid). Nu wil GM in Antwerpen de nachtploeg beperken van 570 tot 116 man.

    GM wil 400 miljoen euro besparen in Europa en ook in Antwerpen zouden de gevolgen daarvan worden gevoeld. Het nieuwe Chevrolet SUV-model dat in 2011 van de band moest lopen, wordt uitgesteld met (wellicht minstens) enkele maanden. Het resultaat van de besparingen zou catastrofaal zijn. In de nachtploeg, tijdens de staking vorig jaar een strijdbare factor, zou fors het mes worden gezet. Er zouden nog 116 arbeiders overblijven, wat volgens het ABVV onaanvaardbaar is. Dat is onvoldoende om de productie te garanderen, maar de directie wil de nachtploeg afslanken om bij een eventuele productiestijging de ploeg opnieuw uit te breiden.

    Feit is dat een nachtploeg van 116 man wel erg beperkt is waardoor dit in de praktijk zowat neerkomt op draaien met twee ploegen. En uiteraard is een fabriek “competitiever” indien met drie shiften wordt gewerkt. Zal de directie in een grote fabriek als Antwerpen blijven onder de mogelijkheden draaien? Twintig jaar gelden werkten er in deze fabriek nog 15.000 mensen, bijna tien keer zoveel als nu. Het afschaffen van één ploeg kan de deur openzetten om bij verdere herstructureringen de hele fabriek ter discussie te stellen.

    Het ABVV stelt terecht dat een afslanking van de nachtploeg onaanvaardbaar is. “Met 116 mensen kan je ‘s nachts geen enkele auto meer produceren,” stelde Rudi Kennes terecht. Hij wijst op het akkoord met de Europese directie die tot 2016 een drieploegenstelsel garandeerde.

    Het blijft afwachten wat de directie concreet zal voorstellen, maar de druk neemt toe om effectief te besparen op kap van de arbeiders. Dit zal de onzekerheid over de toekomst van GM-Antwerpen versterken en het komt in feite neer op een poging van de directie om de gevolgen van de economische crisis op de arbeiders af te wentelen. De directie vraagt de overheid om tussen te komen voor de financiële verliezen, maar niet voor de jobverliezen. De belangen van de aandeelhouders wegen uiteraard zwaarder door dan deze van de arbeiders.

  • In het offensief voor meer koopkracht

    De start van het nieuwe politieke jaar werd gedomineerd door discussies tussen werkgevers- en werknemersorganisaties over onze koopkracht. Voor het patronaat is het eenvoudig: er zijn geen middelen en dus moeten wij maar collectief verarmen. De vakbondsleidingen moeten intussen naar buiten komen met strijdbare verklaringen.

    Wat opvalt in de patronale retoriek, is dat er een verschuiving van de argumentatie is. Enkele maanden geleden werd het probleem van de koopkracht nog afgedaan als “hysterie”. Vandaag is het woord “koopkrachthysterie” uit de kranten verdwenen. Dat is niet verwonderlijk, een deel van het patronaat voelt immers zelf de gevolgen van de dalende koopkracht. In de VS wordt gevreesd dat het aantal verkochte auto’s in augustus 25% lager zal geweest zijn als een jaar voordien, in Duitsland was er ook een daling met 10%. In de detailhandel was er in juli in de landen die de euro gebruiken een achteruitgang van de verkoop met 0,4% op maandbasis en 2,8% op jaarbasis. De uitgaven voor voedsel, drank en tabak namen af met 0,9% tegenover de maand ervoor. Een aantal patroons begint dit ook te voelen in de eigen portemonnee en is bijgevolg niet gediend met patroonsfederaties die nog beweren dat er geen probleem is met de koopkracht.

    Hierop wordt overgegaan naar een tweede argument: er zijn geen middelen om iets aan de koopkracht te doen aangezien de concurrentiepositie van de bedrijven moet worden verdedigd. Dit is natuurlijk een vraag naar hoe de koek wordt verdeeld. Zelfs toen de economie het goed deed, moesten wij het met minder doen. Nu zouden we het met veel minder moeten doen omdat hun systeem in de problemen komt. Dat heet de verantwoordelijkheid afschuiven op anderen. Het zijn niet de werkenden die verantwoordelijk zijn voor deze crisis, maar blijkbaar moeten ze er volgens het patronaat wel voor betalen.

    Het patronaat bereidt zich voor op “moeilijke” onderhandelingen in het kader van het Interprofessioneel akkoord (IPA). Daarbij wil het alles ter discussie stellen om een aantal nieuwe stappen te kunnen zetten in de afbraak van de verworvenheden van de arbeiders en hun gezinnen. Uiteraard blijft er intussen wel een taboe op de 5 miljard euro aan patronale cadeaus op de sociale zekerheid die in 2007 werden uitgedeeld of op de 730 miljoen verminderingen op de bedrijfsvoorheffing. Als het patronaat echt zonder taboes wil onderhandelen, moeten die cadeaus naast de fenomenale bedrijfswinsten (77 miljard euro voor de 30.000 grootste bedrijven in 2007) eveneens op tafel worden gelegd.

    De vakbondsleidingen zien zich genoodzaakt om te reageren op het patronale offensief. De aanval is de beste verdediging en dus is het niet aangewezen om te wachten op het effectieve begin van de IPA-onderhandelingen om het patronale offensief te beantwoorden. Zowel ABVV als ACV lieten van zich horen en De Leeuw (ABVV) stelde dat een aantal centrales effectief acties eisen voor de verdediging van de koopkracht. ACV-topman Rolin verklaarde dat het “sterke koffie [zou] zijn de loontrekkenden voor deze inflatie te laten betalen terwijl ze er voor niets tussen zitten. Als morgen sommigen ervan dromen het indexsysteem te herzien, wens ik hen veel geluk. Dat zou neerkomen op het ontsteken van het poeder.”

    Het poeder was reeds ontstoken tijdens de actieweek in juni. Jammer genoeg is er toen geen ordewoord gekomen voor de verderzetting van de acties. Hierdoor werden heel wat mogelijkheden gemist om gedurende een langere tijd actief te mobiliseren op de werkvloer en daarbuiten voor een algemene actie eind september of begin oktober. Met een datum en aangepast materiaal voor een nationale betoging en een algemene staking van 24 of 48 uur had de dynamiek van de actieweek voor koopkracht kunnen verder gezet worden.

    Dat is niet gebeurd en dus moeten we zien wat nu mogelijk is. De optie van een nationale betoging gevolgd door een algemene staking blijft op de agenda staan. Daarbij zal het vooral de vraag zijn hoe deze acties worden voorbereid en georganiseerd. Wij pleiten voor een zo groot mogelijke betrokkenheid van de basis, met de sociale verkiezingen is immers een nieuwe generatie syndicalisten opgestaan wat meteen een positief effect had op de koopkrachtacties. Daarnaast zal er nood zijn aan duidelijke eisen die tegemoet komen aan de bekommernis van de werkenden voor meer koopkracht door meer loon.

  • Maximumfactuur: foute oplossing voor probleem van schoolkosten

    De schoolkosten zijn te hoog, daar zijn we het over eens met onderwijsminister Vandenbroucke. Alleen heeft de minister geen oplossing voor dat probleem. In plaats van meer middelen vrij te maken of pakweg afspraken te maken met zijn collega SP.a-minister van mobiliteit om het openbaar vervoer gratis te maken voor jongeren, wordt een maximumfactuur opgelegd die ervoor zal zorgen dat jongeren minder uitstappen kunnen maken en zelfs moeten besparen op zwemlessen.

    Het doel van de maximumfactuur is natuurlijk nobel en het klinkt van ver zelfs een beetje “socialistisch”. Onderwijsminister Vandenbroucke wil namelijk de ongelijkheid tussen de scholen laten verdwijnen. Alleen is er geen poging om de lat naar boven gelijk te leggen, maar wel naar beneden. Als niet iedere scholier het zich kan permitteren om de kosten te dragen om met de bus te gaan zwemmen, dan niemand meer. Dat mag dan al gelijker zijn, het is geen stap vooruit.

    Veel directeurs protesteren tegen de maximumfactuur. Niet omdat ze de ouders meer geld uit de zakken willen jagen, wat niet evident is op een ogenblik van koopkrachtcrisis, maar wel omdat ze uitstappen willen aanbieden om jongeren te vormen. Veel scholen zullen ook besparen op zwemlessen omdat het onbetaalbaar is om iedere week scholieren met de bus naar het zwembad te laten gaan. Komt binnenkort de eerste nieuwe generatie die niet meer kan zwemmen?

    Het doel van de maximumfactuur is om de lat voor iedereen gelijk te leggen, zodat ouders hun kind naar gelijk welke school kunnen sturen. Dat moet de sociale samenstelling meer gemengd maken. Lagere scholen mogen jaarlijks maximaal 60 euro aan de ouders vragen als bijdrage voor ééndaagse uitstappen. In het kleuteronderwijs geldt een maximum van 20 euro. Daarnaast is er een maximum van 360 euro gespreid over zes leerjaren voor alle meerdaagse uitstappen op schooldagen.

    De invulling van dit maximum zal snel heel wat gevolgen hebben waarbij scholen soms moeten schrappen in de uitstappen die ze aanbieden. Vooral het transport is het grote probleem omdat dit vaak duurder is dan de rest van de uitstap. Het zou vrij makkelijk zijn om op dat vlak tot oplossingen te komen. SP.a-minister Vandenbroucke kan toch overleggen met zijn partijgenoot en minister van mobiliteit Van Brempt om het openbaar vervoer gratis te maken voor jongeren? En waarom wordt niet meteen overgegaan tot gratis toegang tot musea, investeringen in publieke zwembaden en sportinfrastructuur zodat deze gratis toegankelijk zijn voor iedereen,… Dat vereist natuurlijk meer middelen en een andere visie op het aanbieden van openbare diensten (in de zin dat deze effectief diensten zouden aanbieden in plaats van winsten centraal te moeten stellen).

    Volgens Vandenbroucke is het budget voor basisonderwijs al sterk toegenomen en zijn het de scholen die deze extra middelen liever aan andere zaken besteden dan aan uitstappen. Daarmee komt hij op een centraal punt in zijn beleid terug: het doorschuiven van alle besparingsverantwoordelijkheden naar de verschillende scholen of scholengroepen. Die moeten maar zien hoe ze rondkomen met de gekregen middelen, ook als die ontoereikend zijn.

    Na de eerste jaren van enveloppefinanciering in het hoger onderwijs is het afwachten wat er de komende maanden zal gebeuren indien de rekening van de dure energiekosten wordt opgemaakt. In sommige instellingen zou dat wel eens tot forse besparingen kunnen leiden. Vandenbroucke zal uiteraard niet verantwoordelijk zijn: het zullen de instellingen zelf zijn die de middelen liever aan iets anders besteden en daarom moeten besparen.

    In plaats van besparingen in naam van meer gelijkheid, is er nood aan meer middelen om effectief meer gelijkheid te bekomen. Door de publieke middelen voor onderwijs op te trekken tot 7% van het BBP zouden al belangrijke stappen vooruit kunnen worden gezet. Maar ook op andere vlakken is er nood aan een forse uitbreiding van de openbare dienstverlening, onder meer met gratis en degelijk openbaar vervoer of de uitbouw van toegankelijke ontspannings- en sportinfrastructuur voor iedereen. Dat is waar echte socialisten voor opkomen.

  • GDF Suez boekt hoge winsten – niet iedereen geraakt door koopkrachtprobleem

    De aandeelhouders van energiereus GDF Suez mogen tevreden zijn. De hoge energieprijzen leverden het pas gefuseerde energieconcern een duizelingwekkend hoge winst op. Gedelegeerd bestuurder Mestrallet geeft toe dat de stijgende energieprijzen een belangrijke factor zijn in de hoge winsten. In de eerste zes maanden van dit jaar stegen de winsten met 14%.

    Netto maakte de groep 3,38 miljard euro winst in de eerste zes maanden van 2008. Die stijging met 14% volgt de stijging van de energiefacturen die wij moeten betalen. Dit jaar zouden we allemaal gemiddeld zo’n 300 euro extra moeten betalen volgens de CREG. Electrabel is in handen van Suez en draagt aanzienlijk bij tot de winsten van de groep. In 2006 maakte Electrabel gemiddeld 920 euro winst per Belgisch gezin! Zo weten we meteen waarom de facturen blijven stijgen…

    De groep GDF Suez wil de winsten verder opdrijven. Vorig jaar maakte Suez alleen 5,18 miljard euro winst. Het ziet ernaar uit dat dit cijfer sterk zal overtroffen worden door GDF Suez. De aandeelhouders mogen tevreden zijn met dergelijke cifjers. Zo zal er nu een tussentijds dividend worden uitgekeerd van 0,8 euro per aandeel.

    Ook de komende jaren wil GDF Suez verder groeien, het wil tegen 2010 jaarlijks 10 miljard euro investeren. Alleszins is duidelijk dat niet in personeel zal worden geïnvesteerd, de groep wil immers tegelijk jaarlijks 1 miljard euro aan “kosten” besparen. Dan weet het personeel al hoe laat het is… De investeringen zullen dienen om de wereldwijde positie van GDF Suez te versterken.

    Terwijl er massale winsten worden geboekt door de hoge energieprijzen (en dus op de kap van onze dalende koopkracht), zullen veel gezinnen met enige bezorgdheid uitkijken naar de komende winterperiode. In Engeland wordt al gesproken van het fenomeen van “energie-armoede” waarbij delen van de bevolking zich niet langer een normaal energieverbruik kunnen permitteren.

    Energie is een basisbehoefte voor iedereen. Het zou dan ook logisch zijn dat de gemeenschap de controle uitoefent op deze sector zodat ze ten dienste van de meerderheid van de bevolking staat. Nu vloeien de recordwinsten door naar de aandeelhouders (die er al warmpjes inzitten) en niet naar de gemeenschap. Wij denken dat het niet nodig is om 920 euro winst per gezin te maken met energie. Dat geld kan beter besteed worden in toegankelijke (en milieuvriendelijke) energievoorziening voor iedereen. Daartoe moeten we breken met de logica van het kapitalisme en overgaan tot het nationaliseren van de energiesector onder democratische controle van de gemeenschap en met het oog op een degelijke dienstverlening.

  • Samen sterk voor koopkracht en werk

    • ABVV/ACV: breek de banden met SP.a/CD&V !
    • Met en rond de syndicale basis, een nieuwe arbeiderspartij is nodig: Voor een syndicale partij !

    Voor de zomervakantie werd massaal actie gevoerd voor meer koopkracht door meer loon. In de zomer werd de ernst van de situatie bevestigd. In juli bedroeg de inflatie (prijsstijgingen) 5,91% op jaarbasis. De hoge energie- en voedselprijzen zorgen ervoor dat het leven snel duurder wordt, terwijl de lonen amper volgen.

    Als we daartegenover loonsverhogingen eisen, wordt ons gezegd dat daar geen middelen voor zijn. Bovendien wordt geschermd met de economische crisis die steeds dichterbij komt. Dat is een vals argument: in de periode van economische groei leverde dit de werkenden en hun gezinnen geen vooruitgang op. De reële lonen stegen niet en het aandeel van de lonen in het BBP daalde (in ons land tot minder dan 50%).

    De immobiliën- en kredietcrises in de VS worden nu aangegrepen om looneisen af te doen als onrealistisch. Hoewel het niet de werkenden en hun gezinnen zijn die verantwoordelijkheid dragen voor deze crisis, wil het patronaat ons wel de rekening laten betalen. Wij hebben niet kunnen profiteren van de groei, maar zouden nu wel moeten opdraaien voor de crisis.

    De afgelopen jaren werden immense winsten geboekt door de grote bedrijven. Dat was mogelijk door de maatregelen om de “loonkosten” te drukken (lees: de sociale zekerheid en onze arbeid- en loonvoorwaarden onder druk te zetten) en de vele cadeaus die werden toegestopt door de politieke vrienden in diverse neoliberale regeringen. Vorig jaar maakten de 30.000 grootste bedrijven in dit land 77 miljard euro winst. Dat geld werd niet gebruikt om iets aan onze koopkracht te doen, het verdween in de zakken van de grote aandeelhouders.

    Het neoliberale beleid wil ons in een spiraal naar beneden duwen, terwijl er voor een kleine toplaag een spiraal naar boven is. Voor topmanagers en aandeelhouders zijn er geen loonnormen. Voor gewone werkenden daarentegen is iedere euro loon volgens het patronaat er één te veel.

    Als we daar tegen willen ingaan, zullen we ons moeten organiseren en de strijd aangaan. Het patronaat bereidt zich voor op nieuwe aanvallen op onze lonen en levensstandaard. Wij moeten ons offensief voorbereiden: zij organiseren onze miserie, wij onze strijd! De actieweek voor koopkracht in juni was een goede aanzet: toen kwamen ruim 80.000 betogers in verschillende steden op straat. Deze actieweek overtrof alle verwachtingen, de actiebereidheid is dus zeker aanwezig. Jammer genoeg werd niet onmiddellijk een nationale actie (bvb met algemene staking) na de zomer aangekondigd. Dat had de mogelijkheid geboden om heel de zomer te mobiliseren op de werkvloer en daarbuiten.

    Het heeft geen zin om met acties te wachten op de eerste onderhandelingen voor een nieuw Interprofessioneel Akkoord: de eisen van het patronaat zijn nu reeds gekend, net als het ongenoegen en de actiebereidheid aan de basis. Er is nood aan een duidelijk actieplan waarbij de basis wordt betrokken, bijvoorbeeld op regionale interprofessionele bijeenkomsten. Dit actieplan kan opbouwen naar een goed voorbereide algemene 24-urenstaking.

    De eis van meer koopkracht door meer loon zullen we niet zomaar realiseren. Er zal strijd nodig zijn waarbij we ons organiseren op syndicaal en politiek vlak. Nu verdedigt geen enkele grote partij de eisen van de tienduizenden betogers voor meer koopkracht (en de vele tienduizenden die hen steunden), er is nood aan een partij die wel de syndicale eisen verdedigt.

    Abonneer je op Socialistisch Links

    Dit artikel komt uit het septembernummer van Socialistisch Links. Abonnees zullen dit nummer normaal gezien morgen in hun bus krijgen (ten laatste overmorgen). Wil je ook iedere maand een portie links-socialistisch nieuws en analyses ontvangen, neem dan een abonnement op ons blad! Voor 12 euro krijg je 12 nummers thuis gestuurd, uiteraard mag je ook steeds opteren voor een steunabonnement van 25 euro voor 12 nummers. Stort op rekeningnummer 001-3907596-27 van Socialist Press.

  • Geen loonnorm voor managers…

    Binnenkort starten de onderhandelingen tussen de vakbonden en de werkgeversorganisaties voor een nieuw interprofessioneel akkoord voor de komende twee jaar. De verschillende partijen zijn zich aan het warmlopen en verspreiden regelmatig berichten in de media om hun argumenten en standpunten kracht bij te zetten. De werkgeversorganisaties zeggen dat er gezien de huidige economische crisis en hoge inflatie geen ruimte is voor een loonsverhoging en pleiten er ook voor om het systeem van automatische indexaanpassingen verder af te bouwen.

    Karel, LSP-Brugge

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    Professionele plunderaars

    In 2007 maakte Fortis 4 miljard euro winst. Topman Votron kreeg een jaarloon van 4,5 miljoen euro (of 12.300 euro per dag). De overname van ABN Amro door Fortis zou leiden tot het verdwijnen van vermoedelijk 8.000 jobs. Onder meer via de notionele intrestaftrek betaalde Fortis in 2007 geen belastingen, het kreeg zelfs terug! Bedrijven zijn in het algemeen overigens maar goed voor 12% van de fiscale inkomsten van de overheid. Op de kap van de arbeiders en de gemeenschap worden grote winsten gemaakt die dienen voor topmanagers en grote aandeelhouders.
    [/box]

    De lonen zouden o.a. door de hoge inflatie sneller stijgen dan de in de ons omringende landen en de overheid moet daar volgens de werkgevers dringend iets aan doen om de concurrentiepositie van ons land te behouden. Ondertussen kunnen we alleen maar vaststellen dat de inkomsten van mensen die het meest pleiten voor een politiek van loonmatiging de afgelopen jaren andermaal veruit het meest zijn gestegen. Het weekblad Trends maakte bekend dat de lonen van de topmanagers van de Bel-20 bedrijven vorig jaar met gemiddeld 15% waren gestegen op een jaar tijd! Dat was een heel eind boven de loonnorm die gewone werkenden werd opgelegd. Dezelfde mensen zeggen nu dat het crisis is en dat er geen ruimte is voor een stijging van onze lonen! In kleinere ondernemingen zal de stijging van de managerslonen wellicht kleiner zijn maar niettemin meestal een pak hoger dan die van een doorsnee werknemer.

    Verschillende politici in ons land reageren tegen de hoge lonen van topmanagers maar in realiteit wordt er niets gedaan om een einde te maken aan de zelfverrijking van een kleine elite in de maatschappij. Karel De Gucht stelde dat de hoge lonen van managers koren op de molen zijn van “populisten” en het vertrouwen in ons economisch systeem ondergraven. Verder dan een morele oproep aan de managers om zich wat in te houden, komt hij echter niet. De politici slagen er zelfs niet in om een einde te maken aan de hoge lonen in ondernemingen waar zij een meerderheidsaandeelhouder zijn zoals De Post en Belgacom.

    Het is trouwens niet alleen in ons land dat de toplonen ter discussie staan. In heel Europa is er een debat bezig. EU-Commissaris Joaquim Almunia stelde na afloop van een bijeenkomst van ministers van Financiën dat “het een onhoudbare situatie is om van de bevolking een loonmatiging te vragen, terwijl de toplui excessieve vergoedingen binnenhalen”. De discussie is het hevigst in Duitsland. Dit is niet toevallig aangezien daar de hardste aanvallen hebben plaatsgevonden op de inkomsten van de bevolking. Leg maar eens uit dat het inkomen van de baas van Mercedes met 45% is toegenomen op een moment dat het netto inkomen van de doorsnee bevolking in dezelfde periode is gedaald.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop