De OESO waarschuwde dat de loonkosten in ons land sneller stijgen dan in onze buurlanden. Tegen de achtergrond van een oprukkende economische crisis wordt het argument van de loonkosten opnieuw bovengehaald in iedere discussie over loonsverhogingen. Bovendien wordt het ook gebruikt om te waarschuwen voor een spiraal van prijsstijgingen. Wat is er aan van dit argument?
Winsten stijgen, reële lonen niet
Eerst en vooral moeten we vaststellen dat het aandeel van de lonen in het Belgische bruto binnenlands product (BBP) al jarenlang fors aan het afnemen is ten voordele van de bedrijfswinsten. Voor het eerst sinds 1971 zakte het aandeel van de lonen in 2006 onder de helft van het BBP. Tussen 2002 en 2006 stegen de lonen in totaal met 13% (iets meer dan 2% per jaar), de bedrijfswinsten met 26%.
Met een BBP van ruim 300 miljard euro, ging er vorig jaar 77 miljard euro naar de winsten van de 30.000 grootste bedrijven. Het BBP is de waarde van alles dat wij produceren, maar als die waarde verdeeld wordt, krijgen de werkenden minder dan de helft. In 1981 was dat nog 58%. Deze daling betekent dat de lonen de stijgende productiviteit niet volgen.
En dan nog is het niet goed genoeg voor het patronaat. Het VBO wees er op dat het loonaandeel in het BBP in Nederland en Duitsland nog net iets lager waren en zelfs “10% lager uitkwamen dan in 1970”. Met andere woorden: werkenden krijgen vandaag een kleiner stuk van de taart dan in 1970.
Snel stijgende loonkosten?
Voor de periode 2007-2008 was er een loonnorm van 5% bepaald, maar de prijsstijgingen zorgden ervoor dat de indexstijgingen hoger waren. Bovenop de index (dat al een flink ondermijnde weerspiegeling is van de stijgende levensduurte) kregen veel werkenden niets. In reële cijfers gaan we er dus op achteruit, maar het patronaat klaagt omdat de achteruitgang voor de werkenden in een aantal buurlanden nog sneller gaat.
Dat argument leidt tot een neerwaartse spiraal voor de werkenden waarbij er altijd wel een land kan worden gevonden met nog lagere lonen. Dat zagen we bij Adidas dat haar productie in China wil verminderen omdat de lonen er “te hoog zijn geworden” in vergelijking met Laos, Cambodja of Vietnam.
Er wordt gesteld dat stijgende lonen zouden leiden tot een prijzenspiraal: als de productie duurder wordt, zullen de prijzen stijgen en is er geen effect van een loonsverhoging op de koopkracht. Marx antwoordde reeds op dat argument toen hij stelde dat kapitalisten hun prijzen steeds willen verhogen, als dat nu na een loonsverhoging was of niet. Voor hen tellen immers enkel de winsten.
Nettolonen verhogen?
Het antwoord van de liberalen op het probleem van de koopkracht bestaat uit het verhogen van de nettolonen terwijl het brutoloon gelijk blijft. Dat kan aantrekkelijk lijken en het wordt al deels toegepast met de loonbonussen (waarop geen sociale zekerheid wordt betaald en een lagere bedrijfsvoorheffing). Open VLD’er Rik Daems, die zelf geen koopkrachtprobleem heeft, pleitte ervoor om de sociale bijdragen van de werknemers te verminderen om zo de koopkracht te verhogen. Hij wordt in dat standpunt gevolgd door patroonsfederaties als Unizo of Agoria.
Het probleem met deze voorstellen is natuurlijk dat een vermindering van de middelen voor de sociale zekerheid elders effecten zullen hebben. De verliezen voor de sociale zekerheid en de fiscus moeten elders gezocht worden (denk maar aan verhogingen van lokale belastingen) of gecompenseerd worden door een afbouw van de sociale zekerheid of de openbare diensten.
Voor de liberalen is dat geen probleem, vanuit hun luxevilla’s pleiten zij voor een verdere privatisering van de sociale zekerheid (bijvoorbeeld via de tweede en derde pensioenpeiler). Om te vermijden dat een steeds grotere groep uit de boot valt, is er net nood aan meer middelen voor de sociale zekerheid om bijvoorbeeld een nationale gezondheidszorg uit te bouwen.
Onze mening: meer loon
Wij denken dat de brutolonen moeten stijgen. De index volstaat daarbij niet omdat deze al sterk ondermijnd is en er bovendien rekening moet worden gehouden met de stijgende productiviteit. Na de forse prijsstijgingen van de afgelopen maanden zullen de IPA-onderhandelingen in het najaar moeilijk zijn. Een collectieve verarming onder de werkenden, zoals we de afgelopen jaren hebben gezien, wordt niet meer aanvaard. De middelen voor echte verhogingen van de lonen en de uitkeringen zijn aanwezig, denk maar aan de 77 miljard euro winsten die de 30.000 grootste bedrijven vorig jaar hebben geboekt.