Your cart is currently empty!
Category: Midden-Oosten en Noord-Afrika
-
Moord op Soleimani – Trump brengt de regio dichter bij oorlog

Soleimani, foto: Wikipedia Door Rob Jones
De Libanese pro-Hezbollah krant “Al-Akhbar” titelde vrijdag: “Het martelaarschap van Soleimani: Het is oorlog!” Dit is slechts één van de eerste boze reacties op de nachtelijke Amerikaanse droneaanval op het konvooi dat de internationale luchthaven van Bagdad verliet. Bij die aanval kwamen de Iraanse topgeneraal Qassem Soleimani en ten minste zes anderen om het leven, waaronder verschillende militiecommandanten die betrokken waren bij de strijd tegen ISIS. De schokgolven verspreidden zich snel over de wereld – de olieprijs steeg met 4% en de Amerikaanse aandelenmarkt kwam onder druk te staan toen speculanten op zoek gingen naar ‘veilige havens’ voor hun geld. De termen ‘derde wereldoorlog’ en ‘Franz Ferdinand’ waren trending op Twitter.
We staan natuurlijk niet op de rand van een derde wereldoorlog als gevolg van deze brutale en ongetwijfeld illegale actie van Donald Trump. Maar zijn besluit om deze moord toe te staan, heeft de situatie in de regio ongetwijfeld veel gevaarlijker gemaakt. Dit blijkt uit de waarschuwing van de Amerikaanse regering aan Amerikaanse burgers in Irak om het land onmiddellijk te verlaten en geen enkele poging te doen om de Amerikaanse ambassade te benaderen. Iran en bondgenoten zoals Hezbollah in Libanon zullen zich richten tegen Amerikaanse en pro-Amerikaanse doelwitten, mogelijk ook in Israël en Saoedi-Arabië. Iran toonde eerder aan dat het in staat was om de olietransporten door de Straat van Hormuz te stoppen en ook om de Saoedische olieproductie te raken. Een ernstiger conflict in de regio zou verregaande gevolgen hebben voor een wereldeconomie die al met een belangrijke vertraging te maken heeft. De gevolgen op de lange termijn voor gewone Amerikanen en andere onschuldige mensen in de hele wereld zullen onder meer de dreiging van nieuwe terroristische aanslagen omvatten.
De moord op Soleimani is de laatste fase van een offensief van de VS tegen Iran, dat begon met de terugtrekking van Trump uit het onder Obama onderhandelde nucleaire akkoord en de daarop volgende verwoestende sancties. Sancties zijn op zich al een oorlogsdaad en het Iraanse regime heeft getracht te reageren, onder meer toen het een militaire drone van de VS neerhaalde en door het gebruik van marionetten in Irak om basissen met Amerikaanse troepen aan te vallen. Het weerspiegelt ook de noodzaak voor het Amerikaanse imperialisme om “kracht” te tonen in het kielzog van hun verknipte terugtrekking uit het noordoosten van Syrië en diverse aanvallen van het Iraanse regime en zijn marionetten.
De manier waarop Trump het besluit nam om de aanval in te zetten, wijst op zichzelf al op het ‘schurkenkarakter’ van zijn bewind. Niet alleen negeerde hij het parlement, dat geacht wordt dergelijke acties goed te keuren, maar volgens berichten heeft hij nauwelijks zijn eigen adviseurs geraadpleegd. In plaats van de aankondiging zelf te doen, liet hij die eer aan het Pentagon na en tweette hij slechts een beeld van de Amerikaanse vlag. Hoewel de Amerikaanse Democraten er terecht op wijzen dat Trump misschien ook probeert om het impeachment -proces te doorbreken, zouden ze er goed aan doen zich te herinneren dat president Clinton in 1998 een luchtaanval op Irak uitvoerde, net toen zijn eigen impeachment-proces op gang kwam.
Wij verzetten ons tegen het zelfverklaarde “recht” van het Amerikaanse imperialisme om zijn tegenstanders te vermoorden. Geen enkele socialist zal tranen laten rollen voor Qassem Soleimani. Hij stond aan het hoofd van de beruchte “Quds-macht” – de militaire eenheden van het Iraanse regime die gebruikt worden voor interventies in het buitenland. Hij zou ook een grote rol hebben gespeeld in de conflicten in Irak, Syrië, Jemen, Gaza, Libanon en Afghanistan. Hij wordt geacht een sleutelrol te hebben gespeeld in het aanzwengelen van de strijdkrachten tegen ISIS. Soleimani was geen vriend van gewone mensen en speelde een rol in het ondersteunen van reactionaire regimes in de regio. Toen studenten in 1999 deelnamen aan massale demonstraties in Teheran, stuurde Soleimani een brief aan president Khatami met de eis om de studenten aan te pakken. Daarin waarschuwde Soleimani dat hij het zelf zou doen en tegelijkertijd een militaire staatsgreep zou plegen indien Khatami niet reageerde. De deelnemers aan de recente protesten in Irak, die het einde van de Iraanse en alle buitenlandse interventies eisten, weten dat Soleimani niet alleen de regering in Bagdad tot een harde aanpak heeft aangezet, maar ook de milities heeft bevoorraad en ertoe heeft aangezet om de demonstranten aan te vallen. Honderden mensen zijn gedood en nog veel meer gewond geraakt.
Dit is echter absoluut geen rechtvaardiging voor de moord op de generaal en zijn gevolg. We moeten ook niet in de val lopen om te herhalen wat sommige woordvoerders van Trump hebben gezegd, namelijk dat Soleimani verantwoordelijk is voor alle problemen in de regio. Het hele gebied is het slachtoffer van een brutale strijd om de macht en de controle over de natuurlijke grondstoffen. Het gaat om een strijd tussen de verschillende imperialistische mogendheden, waaronder de regionale machten. Er zijn geen principes in het spel, behalve de poging om de rijkdom van het gebied uit te buiten ten koste van het gewone volk. Allianties die op een bepaald moment of in een bepaald land nuttig zijn, bijvoorbeeld in de strijd tegen ISIS, worden in de buurlanden overboord gegooid of op hun kop gezet. De eerste Iraakse stad die zich in 2014 tegen ISIS verzette, Amerli, werd verdedigd door wat de Los Angeles Times beschreef als “een ongewoon partnerschap van Iraakse en Koerdische soldaten, door Iraniërs gesteunde sjiitische milities en Amerikaanse gevechtsvliegtuigen.” De VS werkten toen graag samen met Soleimani.
Trump rechtvaardigt de aanval met de stelling dat Soleimani “een onmiddellijke bedreiging vormde voor het Amerikaanse leven” en “een complot smeedde om Amerikaanse burgers te doden.” Eerder op de week reageerde Trump op de aanval en bezetting van een deel van de Amerikaanse ambassade door sjiitische milities, die door Soleimani gesteund werden. Hij waarschuwde dat “Iran volledig verantwoordelijk zal worden gehouden voor het verlies van mensenlevens of de schade die is aangericht in een van onze faciliteiten. Ze zullen een zeer GROTE PRIJS betalen! Dit is geen waarschuwing, het is een bedreiging. Gelukkig Nieuwjaar.”
De bezetting van de ambassade is een duidelijke waarschuwing voor de gevaren en gevolgen van de interventie van verschillende imperialistische krachten in de regio. Sinds begin oktober is Irak in de greep van moedige protesten tegen het gebrek aan jobs, diensten, massale corruptie en het religieuze sektarisme dat sinds het einde van de formele bezetting door de VS in het regeringsstelsel is verankerd.
De betogers hebben duidelijk gemaakt dat zij gekant zijn tegen de aanwezigheid van de Amerikaanse strijdkrachten en tegen de door Iran gesteunde milities, die betrokken waren bij geweld op de betoger om zo de huidige, door Iran gesteunde, regering ter hulp te komen. De recente ontwikkelingen kunnen reactionaire sjiitische milities aanzetten tot het opvoeren van gewelddadige campagnes in de regio.
Ook in Iran is de massale oppositie de laatste tijd toegenomen, als gevolg van de stijging van de brandstofprijzen tegen de achtergrond van een economie die gebukt gaat onder massale corruptie en de Amerikaanse sancties. Net als in Irak heeft het regime brutaal gereageerd door de oppositie ervan te beschuldigen “contrarevolutionairen en buitenlandse vijanden van Iran” te zijn en door anti-Amerikaanse gevoelens aan te wakkeren.
De moord op Soleimani is weliswaar een klap voor het Iraanse regime, maar zal het ook versterken op een moment dat het geconfronteerd wordt met de grootste interne uitdaging van massale oppositie sinds de revolutie van 1979. Soleimani zelf is snel vervangen door de brigadegeneraal van de Islamitische Revolutionaire Garde Esamil Ghaani, die het bloedige werk van Soleimani in het hele Midden-Oosten niet alleen zal voortzetten, maar ongetwijfeld zal opvoeren. De moord wordt door het regime in Teheran gebruikt om de anti-Amerikaanse propaganda op te voeren. Dit alles zal het voor de protestbeweging in Iran moeilijker maken om door te gaan. In Iran was er al een golf van protesten met betogers die “Dood aan Amerika” riepen en portretten van Soleimani droegen. Volgens het Iraanse persbureau waren er acties in onder meer Teheran, Arak, Bojnourd, Hamedan, Hormozgan, Sanandaj, Semnan, Shiraz en Yazd.
De reactie van andere imperialistische mogendheden was erg voorzichtig. China heeft de VS opgeroepen de Iraakse soevereiniteit te respecteren. De Franse president Macron heeft onmiddellijk president Poetin van Rusland gebeld, waarbij beide landen de noodzaak van voorzichtigheid hebben aangegeven en aan Iran vroegen om escalatie van het conflict te voorkomen. Israël steunt natuurlijk het optreden van de VS, maar heeft als reactie de veiligheid moeten verhogen. De bezorgdheid van de andere mogendheden wordt niet gevoed door de mensenrechten of de politieke rechten van de inwoners van de regio, maar door de vrees dat de regio in een dramatische escalatie van het conflict terecht kan komen en vanwege de mogelijke gevolgen voor de wereldeconomie. De Europese mogendheden vrezen dat de Iraakse regering, die de aanval heeft veroordeeld, als reactie zal eisen dat de resterende 5.000 Amerikaanse troepen het land verlaten. Zij vrezen dat dit de strijd tegen ISIS zal verzwakken. Het Pentagon is zich bewust van de gevaren en heeft nog eens 3.500 troepen gestuurd, die al op weg zijn naar Koeweit en klaar zijn om in Irak, Syrië of elders te worden ingezet.
Een commentator beschreef deze aanval als een afwijking van het gebruikelijke “proxy war” karakter van de conflicten in dit deel van de wereld. Het ging immers om een directe klap van een grote imperialistische mogendheid op een andere, zij het regionale mogendheid. Ondanks de pogingen van het Amerikaanse parlement en zelfs van delen van het leger om Trump in toom te houden, en ondanks de terughoudendheid van andere mogendheden om zijn agressieve acties te ondersteunen, is het zeker zo dat de conflicten tussen de verschillende partijen zullen toenemen, hoewel een openlijke oorlog tussen de mogendheden in dit stadium niet aannemelijk is. Toch kunnen deze conflicten zich ontwikkelen tot een open confrontatie tussen troepen van de verschillende mogendheden – niet alleen tussen de VS en Iran. Rusland heeft een militaire basis in Syrië geopend, op korte afstand van een gebied dat onder Amerikaanse bescherming zou moeten staan, terwijl Turkije troepen naar Libië stuurt.
Het kan op twee manieren verder. Ofwel blijven de verschillende machten en krijgsheren de touwtjes in handen houden en ontaardt de situatie nog verder, waardoor de armoede in de regio escaleert en de inter-etnische en inter-imperialistische conflicten voortduren, en de rest van de wereld nog meer terroristische acties te verduren krijgt.
Of de andere kracht die de afgelopen maanden in de regio zijn spierballen heeft laten zien – de arbeidersklasse – kan een bijdrage leveren om dit te voorkomen. De recente acties in Irak, Iran, Libanon en elders hebben het potentieel van de arbeidersklasse aangetoond als zij eensgezind en vastberaden optreedt, waarbij zij weigert te leunen op één van de imperialistische mogendheden – of het nu de VS of Iran is – en haar eigen, onafhankelijke en internationalistische positie naar voren schuift.
Wij zeggen:
- Nee tegen de imperialistische interventie in het Midden-Oosten, voor de terugtrekking van de Amerikaanse, Franse, Britse, Russische en alle andere buitenlandse troepen uit de regio en voor niet-inmenging van nationale regeringen in aangelegenheden van hun buurlanden;
- Voor volledige steun aan de protestbewegingen in Irak, Iran, Libanon en elders in hun strijd tegen armoede, corruptie en etnische verdeeldheid;
- Voor het opbouwen van een massale anti-oorlogsbeweging in de VS en internationaal;
- Voor de eenheid van arbeiders en jongeren in de hele regio om de pro-kapitalistische regeringen, die gebaseerd zijn op etnische verdeeldheid en conflicten, ten val te brengen en deze te vervangen door democratische arbeidersregeringen met een socialistisch programma om een einde te maken aan armoede, corruptie en autoritair bestuur – voor een democratische socialistische federatie van het Midden-Oosten.
-
Irak: een kruitvat dat op ontploffen staat
Dossier door Rob Jones – Sotsialisticheskaya Alternativa – CWI in Rusland
In 2003 lanceerden de imperialistische mogendheden een militaire campagne om Saddam Hoessein te verwijderen en een nieuwe democratische orde in het Midden-Oosten te vestigen. Dat was in ieder geval de officiële dekmantel, in werkelijkheid was het evenzeer een poging van het westerse imperialisme om de Iraakse olie in handen te krijgen. Het werd een ramp, met alleen in Irak meer dan een miljoen doden. Sindsdien zijn het land en zijn buurlanden overspoeld door oorlog, onstabiele regeringen en schrijnende armoede.
Sinds de terugtrekking van de Amerikaanse troepen in 2011, hoewel sommige inmiddels zijn teruggekeerd, werd Irak geconfronteerd met veel protesten, waaronder een eigen versie van de zogenaamde ‘Arabische lente’. Maar nu, tegen de achtergrond van massale opstanden in de hele wereld, waaronder opnieuw in Egypte, Libanon en nu ook in Iran, zijn het land en de regering op hun grondvesten geschokt door een overwegend jeugdige massabeweging van de arbeidersklasse. Hoewel premier Adel Abdel Mahdi eind november gedwongen werd af te treden, gaan de protesten door.
Zoals bij elk kruitvat, kan gelijk welke vonk het doen ontbranden. En er zijn er veel geweest. Het lijkt nu lang geleden, maar eind september gebruikten de veiligheidstroepen waterkanonnen tegen een betoging van jongeren die net van de middelbare school af waren en die werk eisten voor het kantoor van de premier. In de drie daaropvolgende dagen verspreidden de solidariteitsbetogingen zich over het hele land.
Slechts enkele dagen later volgde een nieuwe golf van protest na de aankondiging van de premier, die door velen wordt gezien als iemand die dicht bij het Iraanse regime staat, dat luitenant-generaal Abdel-Wahab Al-Saedi werd overgeplaatst van de Terrorismebestrijdingsmacht naar het ministerie van Defensie. Al-Saedi, die de leiding had in de strijd tegen IS in Mosul, had een reputatie als ‘nationale held’ en zijn degradatie werd onder meer op sociale media gezien als het resultaat van Iraanse druk op de Iraakse regering. De ontevredenheid over deze kwestie nam pas af toen Al-Saedi zelf zijn degradatie accepteerde en de kwestie werd al snel vergeten.
Op 1 oktober overspoelden meer dan duizend jongeren het Tahrirplein in Bagdad in een vreedzaam protest tegen de werkloosheid – het grootste protest tegen Adel Abdel Mahdi sinds zijn benoeming. Terwijl ze anti-regeringsleuzen riepen, botsten de jongeren op de oproerpolitie, die met scherp schoot. Deze jongeren zetten de toon voor toekomstige protesten. Fadhel Saber, een werkloze 21-jarige werkloze, legde uit: “Wij willen dat deze regering verandert. Dit is een regering van politieke partijen en milities.”
Ondanks pogingen van de regering om de verspreiding van het protest te beperken door het internet te beperken en een avondklok in een aantal steden aan te kondigen, hadden ze zich binnen een dag verspreid over het hele land, van Bagdad tot Nasiraya in het zuiden, waar gemeld werd dat de politie “de controle kwijt was geraakt”, net als in Amara en Hilla. “We willen banen en openbare diensten. We eisen ze al jaren en de regering heeft nooit gereageerd.” Facebook en Twitter hielpen de protesten uit te breiden naar de oostelijke stad Kut, waar de demonstranten het gebouw van de lokale overheid probeerden te bezetten. Duizenden belegerden het regeringsgebouw in het olierijke Basra en er waren vreedzame protesten in het noorden – in Kirkuk en Tikrit. De premier moest dezelfde avond jobs beloven voor de werkloze afgestudeerden. Maar dat bracht geen rust.
In een recent rapport van de Wereldbank wordt de jeugdwerkloosheid op 36% geschat. Ondanks het feit dat Irak een van de grootste olieproducenten ter wereld is, leven 40 miljoen mensen van minder dan 5 euro per dag, terwijl miljoenen mensen geen toegang hebben tot adequate gezondheidszorg, onderwijs, schoon water en elektriciteit.
Het aantal doden en gewonden nam snel toe – aan het eind van de eerste week waren er meer dan honderd doden en duizenden gewonden. Bagdad bleef onder de avondklok. Imram Khan, een verslaggever voor Al Jazeera, beschreef de situatie in Bagdad op 5 oktober: “De demonstranten zijn vastberadener dan ooit. Hoe meer mensen stierven, hoe meer ze de straat op zouden gaan. Wat begon als een vraag naar jobs en kansen veranderde in woede over de Iraakse veiligheidstroepen. Dezelfde veiligheidstroepen die ISIS versloegen hebben hun wapens gericht op ongewapende demonstranten. Dat heeft de betogers aangespoord om zich af te vragen waarom zij het doelwit zijn. Zij zijn geen ISIS. Het zijn Irakezen… Het is niet alleen deze regering waar ze boos op zijn. De vorige regeringen hebben ook schuld. De betogers willen geen regeringswisseling. Ze willen een verandering van bestuur. Zoals een Iraakse vriend mij zei: ‘Dezelfde houding maar verschillende gezichten in onze regering zijn het probleem. Het systeem moet veranderen. Onze politici moeten een land bouwen, niet hun eigen profiel’.”
Na een kort intermezzo zijn de protesten tegen het einde van oktober hervat. Het Tahrirplein is sindsdien permanent bezet met veel mensen die kamperen in het ‘Turkse restaurant’ – een hoogbouw dat tijdens de oorlog is verwoest. Zelforganisatie werd de norm, waarbij mensen veiligheid bieden om provocateurs buiten te houden. Tuk-Tuk chauffeurs (kleine tweewielers) vervoeren gewonden, artsen en medische benodigdheden rond het plein. Een groep jongeren, bekend als ‘keepers’, hebben zich tot taak gesteld om traangasgranaten te onderscheppen die door de milities en veiligheidstroepen op het plein worden afgevuurd.
Veelbetekenend is dat een groot aantal vrouwen meedoet: “We zijn een groep meisjes en zijn de straat op gegaan onder het motto ‘Ik ben de revolutie’ om de realiteit van de protesten weer te geven en de wereld te laten zien dat de Iraakse vrouwen in het algemeen en de Basra-vrouwen in het bijzonder de protesten sinds 25 oktober niet meer zullen verlaten en dat de vrouwen zullen blijven totdat de hele regering is afgezet.” Het plein wordt beschilderd met slogans die waarschuwen voor seksuele intimidatie, terwijl de vrouwen die demonstreren voor hun rechten tegelijkertijd deelnemen aan de veiligheidspatrouilles en aan medische teams.
Opnieuw zijn er protesten verspreid over Centraal-, Zuid- en Oost-Irak. In veel steden werden betogers aangevallen en beschoten. Tot op heden zijn er meer dan 420 mensen gedood en bijna 20.000 gewond geraakt. Betogers hebben hun woede gericht op lokale overheidsgebouwen en vaak op Iraanse consulaten. Hoewel in deze regio’s voornamelijk sjiieten wonen, is het veelbetekenend dat de demonstranten zich verenigd presenteren. Op het Tahrirplein weerklinkt het als volgt: “Geen sjiieten, geen soennieten, geen christenen. We zijn allemaal één Irak.”
Een regio die relatief onaangetast bleef door het protest is de semi-autonome Koerdische regio in Noord-Irak. Dat wil niet zeggen dat de regio niet met soortgelijke problemen kampt. De afgelopen jaren zijn er zelfs ernstige protesten over dezelfde kwesties geweest tegen de eigen heersende elite, die zich concentreert rond de twee rijkste families – de Barzanen en de Koerdische Democratische Partij en de Talabenen met de Patriottische Unie van Koerdistan. De concessies van de federale regering onder Mahdi, waaronder het vrijgeven van beloofde middelen voor de betaling van de salarissen van ambtenaren, hebben de problemen enigszins verlicht, hoewel velen in de regio sympathie hebben voor de protesten. Belangrijker is echter het standpunt van de Koerdische regionale regering, met de kennelijke steun van de communistische partij. Die regering stelt alles in het werk om protesten te voorkomen uit angst dat de regio haar autonomie verliest als de oproepen van de betogers in Bagdad voor de ‘ontsektarisering’ van de Iraakse politiek effectief worden uitgevoerd.
Op dezelfde manier is de soennitische bevolking, in steden als Mosul, minder zichtbaar betrokken. Er is duidelijke steun, met name van de soennitische jeugd in gemengde gebieden en op sociale netwerken, maar in Mosul bestaat de vrees dat openlijke betogingen zullen worden afgeschilderd als IS-activiteiten en zullen worden onderworpen aan wrede repressie.
Wat echter duidelijk is, ongeacht de etnische of religieuze achtergrond, is dat deze protesten zijn uitgebroken in de verarmde arbeiderswijken en sloppenwijken, onder de jongeren die het zwaarst door de armoede worden getroffen. Sinds eind oktober hebben de massale protesten een nieuw, volwassener karakter gekregen. Dit is deels te danken aan de beslissing van de vakbonden van leraren en advocaten om actief deel te nemen. Veel scholen en universiteiten zijn gesloten omdat de studenten in staking gingen. Een commentator beschreef hoe: “Jonge meisjes in schooluniform en rugzakken werden gezien terwijl ze door de straten liepen die bezaaid waren met traangasbussen.”
Andere vakbonden hebben helaas minder een rol gespeeld bij de protesten. Dit is deels te wijten aan het standpunt van de Iraakse Communistische Partij, die het niet nodig ziet om deel te nemen, en aan de verzwakte positie van de vakbonden als gevolg van de afgelopen jaren van oorlog en sektarische conflicten. Eind oktober heeft de Conferentie van Iraakse Vakbonden, een alliantie van nationale bonden, een verklaring afgelegd ter ondersteuning van de protesten en een oproep gedaan aan haar leden om deel te nemen. Hoewel veel individuele leden, waaronder oliearbeiders, aan de protesten hebben deelgenomen, kwam het niet tot een georganiseerde staking. Zonder nationale vakbondssteun werd het aan de lerarenvakbond overgelaten om een algemene staking te houden die scholen, regeringskantoren en in sommige gebieden ook winkels en markten plat legde.
Deze zwakte heeft er in zekere zin toe geleid dat de betogers niet de economische macht hadden om de regering tot toegevingen te dwingen, aangezien leraren en advocaten niet direct de rijkdom in de samenleving leveren. Maar er zijn andere manieren gevonden om de economie te beïnvloeden. Betogers hebben de wegen rond de grote steden en bruggen geblokkeerd. En vooral: de haven van Umm Qasr nabij Basra werd geblokkeerd, waardoor de handel met 50% is verminderd en waardoor de acties 6 miljard dollar per week schade aanbrengen.
Een paar dagen later werd Khor al-Zubair, de op een na grootste haven van Irak, afgesloten, waardoor de handelsactiviteiten werden stopgezet omdat olietankers en andere vrachtwagens met goederen niet in staat waren om de haven binnen of buiten te varen. Ook het werk bij de olieraffinaderij van Nassiriya in de buurt van Basra werd verstoord omdat de olietankers werden geblokkeerd. Dit versterkt het perspectief dat een open oproep aan arbeiders in de industrie, zeker indien het vanuit de vakbonden komt, de beweging veel krachtiger zou maken.
Deze escalatie van het protest dwong de regerende elite om een uitweg te zoeken. De toonaangevende sjiitische geestelijke Ayatollah Ali al-Sistani zette de bal aan het rollen met een oproep aan de regering om de crisis op te lossen. Al snel gingen stammenleiders op bezoek bij Mahdi met de vraag om een stap opzij te zetten. Toen het nieuws hiervan het plein bereikte, werd het ontmoet met kreten van ‘verraders’. Het probleem van de heersende elite is dat het aftreden van Mahdi alleen niet voldoende was om de massa tevreden te stellen. Zoals een betoger opmerkte: “We zijn hier om de hele regering ten val te brengen, om ze er allemaal uit te wieden! We willen niet één van hen. Niet Halbousi, niet Abdul Mahdi. We willen het regime omverwerpen.”
Pas na weken van protest trok de Iraakse Communistische Partij zich terug uit het parlement. De leider van de grootste parlementaire partij, de sjiitische moslimleider Muqtada al-Sadr, die vorig jaar in een blok met de communisten was gekozen, deed beroep op zijn politieke rivaal Hadi al-Amiri in een poging om Mahdi weg te krijgen.
Begin december werden de eisen tegen de regering veel specifieker. Na Mahdi’s aftreden riepen de demonstranten: “Nee tegen Muhasasa, nee tegen politiek sektarisme.” (Muhasasa is het politiek regime op basis van quota per religieuze groep). Dit thema kwam terug op spandoeken en zelfs in de anti-sektarische poëzie die op de pleinen werd voorgelezen. Deze eis is een indicatie van hoe diep de crisis in Irak is en eigenlijk een bevestiging dat, tenzij er revolutionaire verandering plaatsvindt, de eisen van de betogers niet kunnen worden ingewilligd.
De eerste plannen om ‘Muhasasa’ in te voeren werden in het begin van de jaren negentig opgesteld door de verschillende oppositiepartijen, toen zij het regime van Saddam wilden vervangen. Het beoogde een machtsverdeling op basis van quota voor openbare functies en politieke vertegenwoordiging, en ook de verdeling van de staatsmiddelen tussen de verschillende religieus/etnische groepen. Dit plan werd vervolgens door de Amerikaanse bezetting aangenomen als de “Iraakse Regeringsraad.”
De betogers beklagen zich erover dat het systeem zelf niet alleen etnische verdeeldheid verankert, maar ook in grote mate verantwoordelijk is voor de sektarische burgeroorlog. Hoewel de oorlog is afgelopen, worden sjiieten en soennieten bij verkiezingen vaak gemotiveerd door de vrees dat als zij niet stemmen, de andere partij zal domineren. Erger nog: het hele systeem berust op vriendjespolitiek, partijen doen niet alsof ze gewone mensen vertegenwoordigen, maar gebruiken het systeem voor hun eigen partijbelang. Ze worden een gemakkelijke prooi voor de verschillende imperialistische krachten die invloed proberen op te bouwen in het land. En dit leidt tot inherente corruptie, zoals Ali Khraybit, een filmmaker op het Tahrirplein, zegt: “Elke politieke partij heeft controle over een groep ministeries waar ze haar eigen entourage inhuurt. Het systeem biedt een juridische dekmantel voor het misbruiken van het systeem.”
De traditionele ‘linkse’ partij, de Iraakse Communistische Partij (ICP), draagt een grote mate van verantwoordelijkheid voor deze situatie – daarom is haar invloed in deze protesten minimaal. De ICP riep op tot de vervanging van de regering door technocraten en onafhankelijken en van het huidige systeem door een ‘nieuw’ systeem. Het probleem is tweeledig. Ten eerste maakt de partij zelf deel uit van het systeem, omdat het deel uitmaakt van de Sairon-coalitie onder leiding van de sjiitische geestelijken Muqtada al-Sadr, die vorig jaar bij de algemene verkiezingen het meeste stemmen kreeg.
Al-Sadr, wiens basis zich onder de armere sjiitische bevolking bevindt, kreeg enige bekendheid tijdens de massaprotesten in februari 2016 in Irak, maar wordt nu door velen evenzeer geassocieerd met het probleem omdat zijn partij deel uitmaakt van de regering van Mahdi. Zijn pogingen om tussen te komen in de huidige protesten worden in dit stadium met onverschilligheid begroet. De ICP rechtvaardigt deze benadering met het argument dat “Irak zich nog steeds in een fase van ‘kapitalistische ontwikkeling’ bevindt, die een gemengde economie, een ‘sociale markt’ en de bevordering van vakbonden en sociale zekerheid vereist.” De meer linkse ‘Arbeiders Communistische Partij van Irak’ lijkt zich vooral te richten op het beëindigen van de islamitische invloed in plaats van op het propageren van een socialistische oplossing.
Een indrukwekkend kenmerk van de beweging is de manier waarop demonstranten de buitenlandse inmenging in Irak afwijzen. De woede is gericht tegen de ‘Muhasasa’ die in de nasleep van de Amerikaanse bezetting is achtergebleven en die door velen verantwoordelijk wordt gesteld voor de sektarische conflicten. De basis bestaat niet echt voor een wending in de richting van het Amerikaanse imperialisme zoals in sommige andere landen, omdat de Iraakse massa’s begrijpen wat het ingrijpen van de VS met zich meebrengt.
Er is grote woede over de Iraanse invloed in het land. Iran wordt niet alleen gezien als een belangrijke begunstigde van het ‘Muhasasa-systeem’, Iran is ook een belangrijke sponsor van Mahdi’s regering en oefende veel druk uit op individuen zoals Sadr om niet aan te dringen op zijn val. Tijdens de protesten is generaal Soleimani, hoofd van de Iraanse Revolutionaire Garde, regelmatig naar Irak gekomen en heeft hij aangedrongen op harde maatregelen om de protesten te stoppen. Veel betogers verwijten Iran dat het paramilitaire milities heeft opgericht die hen in het hele land hebben aangevallen. Daarom is er zoveel woede geuit over Iraanse bezittingen in verschillende steden.
Sommige commentatoren, die zich ongetwijfeld baseren op het verhaal van de westerse media, zagen dit en liepen in de val om te beweren dat “nationalistische slogans gebruikelijk” zouden zijn onder de betogers. Ze begrijpen de drijvende kracht achter deze protesten verkeerd. Niet alleen dringen de betogers er consequent op aan dat zij alle etnische groepen vertegenwoordigen, toen onlangs in Iran protesten uitbraken, werd er een boodschap gestuurd vanuit het Tahrirplein: “Het is voor ons van cruciaal belang dat jullie zich bewust zijn van het feit dat wij van het Iraakse volk slechts een oprechte liefde voor jullie hebben. Ons probleem is het Iraanse sektarische regime, dat alle corrupte politici, criminelen en moordenaars in onze huidige regering steunt.”
In plaats van te proberen alle mensen in Irak (of in een van de etnische groepen) te verenigen tegen andere landen of etnische groepen, zoals nationalisten zouden doen, proberen de betogers het tegenovergestelde te doen. Ze verenigen werkende mensen en armen van alle etnische groepen tegen hun eigen ondemocratische en corrupte nationale elites. Een opmerking van Leon Trotski, uit een compleet ander tijdperk, lijkt bijna op het lijf van de huidige beweging in Irak geschreven te zijn: “Het ontwaken van de onderdrukte en uiteengevallen naties, hun strijd om hun afgescheiden delen te verenigen en het buitenlandse juk af te werpen, zou onmogelijk geweest zijn zonder een strijd voor politieke vrijheid.” ‘Wij willen een land’ is de schreeuw van jongeren die nu in Irak op straat komen.
Op het moment van schrijven heeft Mahdi zich teruggetrokken, maar hij is nog steeds interim-leider. Betogers reageerden blij op zijn ontslag, maar ze zijn nog steeds boos: zijn ontslag is niet genoeg. Ze willen niet dat een andere politieke leider het overneemt. Ze willen dat er een einde komt aan het hele systeem. Zoals men het verwoordde: “Als ze ermee instemmen om vervroegde verkiezingen te houden, zullen dezelfde gezichten terugkeren. Ze zullen gewoon worden herschikt.”
Een burgerlijke commentator, Fanar Haddad, stelde dat “de politieke sfeer in Irak tegenwoordig meer een diffuus web van gevestigde belangen (formeel en informeel, Iraaks en buitenlands) is dan ‘een regime’. Er tegenin gaan lijkt op het slaan tegen een onbeweeglijke rots of op een vuistslag die zo door jam gaat. Paradoxaal genoeg is dit misschien wel een van de krachtigste kenmerken van het regime, en een die het voortbestaan ervan kan garanderen. Het sluit de mogelijkheid uit dat de staat gevangen wordt genomen zonder dat het volledig wordt vernietigd door middel van een grote burgeroorlog of een buitenlandse interventie zoals in 2003.”
Tot op zekere hoogte heeft hij natuurlijk gelijk. Het ‘Muhasasa-systeem’ is gecreëerd door de Iraakse burgerij, samen met het Amerikaanse en Iraanse imperialisme, juist om ervoor te zorgen dat de gevestigde belangen van de verschillende delen van de Iraakse heersende elite beschermd worden, niet alleen tegen elkaar, maar vooral tegen de werkende massa’s. De betogers hebben volkomen gelijk als ze zeggen dat het aftreden van Mahdi geen fundamenteel verschil zal maken. Als het systeem moet worden veranderd, is de vraag door wie? De betogers hebben gelijk dat ze geen vertrouwen hebben in de politieke partijen van vandaag, ze mogen het systeem niet herontwerpen.
Het enige alternatief is dat de protesterende massa’s zelf verkozen comités instellen, die de deelnemers aan de protesten vertegenwoordigen, in de scholen en universiteiten, van arbeiders in de havens en op de olievelden en uit de arbeidersklasse, en een constituerende vergadering bijeenroepen om op democratische wijze te beslissen hoe Irak nu zal worden bestuurd in het belang van de werkende mensen, de jeugd en studenten.
De betogers hebben een gezonde en volkomen begrijpelijke minachting voor de politieke partijen en milities die de afgelopen jaren alleen maar conflicten, corruptie en armoede hebben veroorzaakt. Er mag aan geen van hen vertrouwen worden geschonken. Maar er is één groep die geen partij heeft die haar belangen vertegenwoordigt: de arbeidersklasse. Een partij zoals de Iraakse communistische partij is niet meer dan een karikatuur van een arbeiderspartij. Er is een revolutionaire socialistische partij nodig die zich organiseert om het kapitalisme omver te werpen – te beginnen met de olie-industrie en andere belangrijke bedrijfstakken te nationaliseren en die onder de controle en het beheer van de werkenden te plaatsen, zodat de rijkdom van Irak kan worden gebruikt om degelijke lonen te betalen, onderwijs en gezondheidszorg te ondersteunen en fatsoenlijke huisvesting te bouwen.
“Geen sjiieten, geen soennieten, geen christenen. We zijn allemaal één Irak” en “We willen ons land terug” zijn eisen die blijk geven van een begrip voor de noodzaak om een einde te maken aan sektarische conflicten en te strijden voor het wegnemen van de macht van de heersende elites en tegen de imperialistische mogendheden, of het nu gaat om de VS, Saoedi-Arabië, Iran of andere landen, en hun pogingen om de rijkdommen van Irak te controleren en te exploiteren. Bij de opbouw van een nieuw Irak mag er echter geen sprake zijn van dwang van nationaliteiten of religieuze groeperingen. In een werkelijk democratisch Irak zou het zelfbeschikkingsrecht, niet gebaseerd op de hebzucht van de verschillende heersende elites, maar in het belang van de werkende massa’s, de verschillende groepen in staat stellen in harmonie te leven.
Irak heeft decennialang geleden onder het kapitalisme en imperialisme – zijn natuurlijke rijkdommen zijn geroofd door de heersende elite en de massa’s hebben geen werk, fatsoenlijke huizen en genoeg geld om van te leven. Socialistische maatschappijverandering is nodig om ervoor te zorgen dat de macht in handen komt van de arbeidersklasse en haar bondgenoten, zodat de rijkdom van het land wordt gebruikt voor het welzijn van iedereen met een democratisch geplande economie. Een socialistisch Irak zou een voorbeeld zijn van hoe sektarische conflicten en armoede in het hele Midden-Oosten kunnen worden beëindigd, wat zou leiden tot een democratische socialistische federatie van het Midden-Oosten.
-
Libanon in opstand: massa’s komen verenigd op straat
Bijna een maand al schudt de opstand van 17 oktober Libanon door elkaar. Deze beweging is spontaan in alle lagen van de bevolking ontstaan na een reeks bijkomende belastingen, waaronder een taks op het gebruik van WhatsApp voor gratis communicatie.
Door Ammar (Brussel)
Een religieus-sectair politiek regime
Sinds het einde van de burgeroorlog in 1990 wordt Libanon geregeerd door partijen die sterk betrokken waren bij de burgeroorlog. De leiders van de meeste partijen zijn voormalige krijgsheren, of hun zonen. Het enige fundamentele onderscheid tussen de verschillende partijen zit in de religieuze basis waarop ze gebouwd zijn. Dit wordt ondersteund door de Libanese grondwet, die de scheiding der machten en het Libanese politieke regime baseert op religieus communitarisme. Het aantal zetels in de parlementen dat aan elke religieuze gemeenschap wordt toegekend, ligt vast. Sleutelposities van de autoriteiten zijn verdeeld over de verschillende gemeenschappen (de president van de republiek is een maronitische christen, de parlementsvoorzitter is een sjiitische moslim en de eerste minister is een soennitische moslim). Deze verdeling is bedoeld om spanningen tussen de gemeenschappen te verminderen, maar in werkelijkheid is het een toepassing van het beruchte verdeel-en-heersprincipe ten voordele van de elite.
De opstand van 17 oktober is de eerste beweging in de hedendaagse Libanese geschiedenis die deze politieke opdeling tussen gemeenschappen ondermijnt. Er waren in het verleden verschillende bewegingen tegen de regering, maar deze waren vaak erg gedeeltelijk en communautair bepaald. Voor het eerst lopen maronitische christenen, orthodoxen, soennitische moslims, sjiieten en druzen hand in hand door de straten tegen een gemeenschappelijke vijand: de regering en al haar corrupte bondgenoten.
Een volk onder druk, een losgekoppelde elite
Deze ontwikkeling is het resultaat van tientallen jaren neoliberaal beleid en besparingen die leiden tot een gebrek aan middelen voor openbare diensten, terwijl de belastingdruk voor de armste lagen erg hoog blijft. Omwille van het onvermogen om een regeringscoalitie te vormen, zijn de verschillende partijen al enkele jaren vertegenwoordigd in een soort van ‘regering van nationale eenheid’ onder leiding van Saad Hariri. Sinds de economische crisis van 2008, die Libanon hard trof, en de politieke crisis met Saoedi-Arabië in 2017, zijn de inkomsten van de staat fors gedaald. Dit heeft de corrupte regering ertoe aangezet om de belastingen te verhogen en de uitgaven te verminderen, zodat er steeds een financiële marge overbleef voor de persoonlijke belangen. Zo kondigde de regering in 2019 op enkele maanden tijd verschillende harde besparingen aan om het overheidstekort terug te dringen: van een verhoging van de accijnzen op tabak tot de beruchte WhatsApp-belasting. Dit waren druppels die de emmer deden overlopen.
Op donderdag 17 oktober trokken duizenden mensen de straat op tegen deze nieuwe belasting. Hun aantal liep snel op tot bijna 2 miljoen mensen. En dit in een land met minder dan 6 miljoen inwoners (waarvan dan nog eens een groot deel Syrische en Palestijnse vluchtelingen)!
De regering reageerde zeer snel door de aangekondigde belastingen in te trekken, maar de lont was aangestoken. En de beweging had al radicalere eisen aangenomen, namelijk het volledig aftreden van de regering en het einde van het bestaande communautaire politieke systeem in Libanon.
Sindsdien heeft de premier ontslag genomen en de religieuze leiders van de verschillende gemeenschappen riepen meteen op tot de vorming van een nieuwe regering. Dit laat zien hoezeer de elites de beweging proberen te kalmeren door op sommige eisen te reageren, maar tevergeefs. Want de opstand van 17 oktober heeft ook veel maatschappelijke eisen: een progressief belastingstelsel, sociale zekerheid, massale investeringen in de water- en elektriciteitsnetwerken. Het hele land heeft vandaag nog steeds te kampen met frequente stroomuitval door een gebrek aan investeringen in infrastructuur. Wie het zich kan permitteren koopt een oliegenerator om bij stroomuitval over elektriciteit te beschikken, maar de armsten moeten het vaak enkele uren per dag zonder elektriciteit stellen.
Jongeren en vrouwen vooraan in het protest
Veel analisten dachten dat de protesten na enkele weken wel zouden uitdoven. Dat was buiten de jongeren gerekend die een nieuwe adem geven aan de protestbeweging.
De afgelopen week hebben veel schoolkinderen (middelbare scholieren en kinderen) geweigerd om naar school te gaan, terwijl de scholen werden heropend, om de straat op te gaan en zich bij de beweging aan te sluiten. In alle grote steden van het land vonden jongerenbetogingen plaats.
In een land waar 41% van de bevolking jonger is dan 25 jaar en waar meer dan 35% van de 18-25 jarigen werkloos is (volgens officiële cijfers, maar de realiteit is veel erger), zijn jongeren een belangrijke kracht. Ze staan net als vrouwen vooraan in de strijd.
Het maakt dat er in het hele land belangrijke eisen zijn voor een aanzienlijke verbetering van de vrouwenrechten, zelfs in de meest religieuze regio’s. Volgens de Wereldbank hebben vrouwen in Libanon slechts 60% van de rechten van een man. Zo is het vrouwen verboden kinderbijslag te ontvangen, tenzij de echtgenoot overleden is of niet in staat om te werken. Ook vandaag is het in Libanon nog steeds legaal om met een kind onder de 16 jaar te trouwen, mits de ouders ermee instemmen. Dergelijke wetten worden nu ter discussie gesteld en vrouwen vragen terecht om een nieuw burgerlijk wetboek waarin ze gelijk zijn aan mannen.
Perspectieven voor de beweging
Deze massale beweging is echt een primeur in de geschiedenis van het land. We moeten er blij mee zijn, maar moeten ons ook bewust zijn van zwakke punten. Om meer overwinningen te behalen en naar echte verandering toe te werken, moet de beweging zichzelf structureren en organiseren op de werkplekken, daar ligt immers de economische macht. Maar Libanon is nog steeds een ontluikend land als het gaat om sociale beweging en arbeidersstrijd. Zo is minder dan 8% van de Libanese werkenden lid van een vakbond. De weinige vakbonden in Libanon zijn meestal ineffectief in termen van strijd en werken samen met de regerende politieke partijen. Er bestaat tot op heden geen enkele onafhankelijke arbeidersorganisatie in Libanon.
De Communistische Partij van Libanon (CPL), erfgenaam van het stalinisme, beschouwt Hezbollah sinds de val van de Sovjet-Unie als een bondgenoot vanwege haar anti-Amerikaanse en antizionistische politiek. De alliantie met zo’n regerende partij, die evenveel als andere partijen profiteert van het systeem, wordt niet begrepen door de bevolking, ondanks de zeer recente en radicale verandering in haar positie.
Het gebrek aan leiding is een ernstig probleem voor deze opstand. Dit komt ook tot uiting in de belangrijkste eisen van de beweging, namelijk het vestigen van een overgangsregering van onafhankelijke experts. Deze eis is begrijpelijk onder een deel van de bevolking dat zoekt naar een alternatief, maar een dergelijke regering heeft grote beperkingen.
Zelfs indien zo’n regering in eerste instantie wat schuchtere sociale vooruitgang kan toestaan om de situatie tot rust te brengen, zou ze uiteindelijk met de economische elite van het land samenwerken. De bevolking zou nog steeds niet over de nodige openbare diensten beschikken.
Op dezelfde manier zou buitenlandse inmenging alleen de imperialistische belangen van deze macht dienen, of dat nu op regionaal niveau is, met Saoedi-Arabië of Iran, of met imperialistische wereldmachten zoals de VS of Rusland.
De Libanezen moeten begrijpen dat alleen zij hun toekomst in eigen hand kunnen nemen. Door deze macht in handen te geven van een minderheid, hoe seculier en apolitiek ook, zouden de reeds bestaande problemen alleen maar worden uitgesteld. Een van de eisen van de beweging zou de oprichting van een revolutionaire grondwetgevende vergadering kunnen zijn om een grondwet op te stellen die werkelijk tegemoetkomt aan de behoeften van de onderdrukte arbeiders en de massa’s en die de onmiddellijke nationalisatie eist van de grootste private bedrijven die essentieel zijn voor het economisch functioneren en die nu slechts een handvol mensen ten goede komen.
Een eerste stap in deze richting zou de organisatie van bijeenkomsten en coördinatiecomités op de werkvloer en in de wijken kunnen zijn om een eisenpakket te ontwikkelen en acties te organiseren. Deze democratische organisatie zou de eenheid van de onderdrukten en de arbeiders kunnen consolideren en de basis kunnen leggen voor nieuwe massaorganisaties om hun belangen te verdedigen. Dit zou een ideale manier zijn om alle pogingen om de beweging te verdelen of met loze beloftes in slaap te sussen, te dwarsbomen en de strijd op te bouwen naar een echte volksregering, dat wil zeggen een antikapitalistische en socialistische regering die ervoor zorgt dat de productiemiddelen van de samenleving in handen van de onderdrukte arbeiders en de massa’s komen om de economie te plannen in het belang van de meerderheid en niet langer in het belang van de economische en politieke elite.
-
Neen aan het Turks offensief tegen Rojava

Koerdisch protest tegen de oorlog. Foto: Natalia Medina Systeem in crisis versterkt de instabiliteit
Terwijl een nieuwe wereldwijde economische recessie dreigt, zijn er dit jaar al massale opstanden uitgebroken in onder meer Hongkong, Algerije, Soedan, Ecuador, Catalonië, Libanon, Irak, Chili, Egypte, …. Geconfronteerd met de groeiende economische en sociale crisis en de daaruit voortvloeiende instabiliteit overwegen de heersende elites steeds meer om risicovolle avonturen aan te gaan. Zoals het spreekwoord zegt: een kat in het nauw maakt soms rare sprongen. De Turkse militaire agressie tegen Rojava in het noordoosten van Syrië is een waarschuwing voor de sprongen die we van wanhopige leiders mogen verwachten.
Artikel door Nicolas Croes
Export van een interne crisis
De gemeenteraadsverkiezingen van april jongstleden waren een belangrijke tegenslag voor de conservatieve islamistische partij van president Erdogan, de AKP, die sinds 2002 aan de macht is. De partij verloor de hoofdstad Ankara, maar ook Istanbul en de belangrijke steden Antalya en Adana. Het resultaat was des te opmerkelijker gezien het quasi-monopolie van de partij op de media en de arrestatie van duizenden tegenstanders onder het voorwendsel van de mislukte staatsgreep van 2016. De partij van de president haalde nationaal slechts een meerderheid van de stemmen (51,67%) dankzij een alliantie met de extreemrechtse partij MHP.
Als de AKP sinds 2002 steeds opnieuw de verkiezingen won, kwam dit vooral door de sterke economische groei in het land. Dit keer waren de belangrijkste thema’s de economische recessie (de eerste sinds 2009), de waardevermindering van de Turkse munt en de plotse stijging van de werkloosheid. Tegen de achtergrond van grote economische, sociale en politieke uitdagingen, koos Erdogan ervoor om de aandacht af te leiden in de richting van Syrië en meer bepaald de Koerden in het noorden van Syrië.
Heldhaftige Koerden nogmaals verraden
De Koerden vormen een staatloze natie, verdeeld tussen Irak, Iran, Syrië en Turkije. Dat is het geval sinds de Sykes-Picot-akkoorden waarmee de imperialistische machten het Midden-Oosten na de Eerste Wereldoorlog verdeelden. Na de instabiliteit die volgde op de invasie van Irak in 2003, werd in het noorden van dat land een Koerdische autonome zone gecreëerd. Dit was ook het geval in het noorden van Syrië toen de volksopstand van 2011 in een burgeroorlog veranderde en de troepen van Bashar al-Assad naar het zuiden trokken. Deze Syrische gebieden vormen Rojava, een gebied waar verschillende etnische groepen (Koerden, Arabieren en Turkmenen) en verschillende geloofsgemeenschappen zonder conflicten samenleven.
Toen ISIS terrein won, vochten Koerdische milities hard om deze extreemrechtse kracht te stoppen. Dit was vooral in Syrië het geval waar de Volksbeschermingseenheden (YPG, de gewapende vleugel van de Democratische Uniepartij PYD) ISIS terugdreven. Een groot gebied in Noord-Syrië kwam hierdoor onder Koerdische controle, tot groot ongenoegen van het Turkse regime, dat vreesde voor de gevolgen voor de strijd voor het zelfbeschikkingsrecht van de Koerden in Turkije.
Niemand twijfelt aan de heldhaftigheid van de Koerdische strijders in hun strijd tegen ISIS. Geconfronteerd met het gevaar van islamistische terroristen, werd uit wanhoop een alliantie gesloten met de VS en Rusland om luchtsteun te verkrijgen.
LSP had begrip voor de wanhoop van deze situatie, maar verwees onder meer naar de gebeurtenissen van 1991. De VS moedigden toen een Koerdische opstand tegen Saddam Hoessein in Irak aan, maar lieten vervolgens toe dat Saddam overging tot het afslachten van de Koerden. De Koerdische strijders werden opnieuw gebruikt als kanonnenvoer en bij de eerste gelegenheid verraden. Toen ISIS, de gemeenschappelijke vijand, verdreven was, wilden de imperialistische en regionale machten hun belangen beschermen. Geen enkele van die machten willen dat strijdbare Koerden die voor hun recht op zelfbeschikking opkomen daarin tussenkomen.
Zodra ISIS teruggedrongen was, gaven de VS en Rusland groen licht aan Turkije om Syrië binnen te vallen. Ze deden dit in de hoop hun eigen betrekkingen met het Turkse regime te stabiliseren. Pas in 2016 begon het Turkse leger bases van ISIS in Syrië te bombarderen. Onder het mom van de ‘oorlog tegen het terrorisme’ werden meteen ook Koerdische gebieden in Rojava gebombardeerd. In datzelfde jaar beëindigde Erdogan eenzijdig het ‘vredesproces’ met de Koerden in Turkije en ontketende hij een ware oorlog tegen de Koerden in eigen land. In 2018 viel Turkije Afrin binnen, één van de drie autonome kantons van Rojava. De volgende fase van het plan om Rojava te bestrijden, werd in oktober opgestart.
Erdogan wil naar eigen zeggen de Syrische vluchtelingen in Turkije overbrengen naar Noord- en Oost-Syrië waar hij bufferzones wil tussen de Koerdische regio’s door de samenstelling van de bevolking te veranderen en Arabieren en Koerden tegen elkaar op te zetten. Tegelijk gebruikt hij dit om in eigen land te zeggen dat de druk van de aanwezigheid van 3,5 miljoen Syrische vluchtelingen hierdoor zal verlicht worden en diezelfde vluchtelingen worden als chantagemiddel gebruikt tegen de EU.
Het resultaat is een oorlog tegen de meest efficiënte strijders tegen ISIS en er is de mogelijkheid dat die reactionaire groep zichzelf kan reorganiseren. Neen, het is niet de rechterzijde in Turkije, de VS, Rusland of de EU die het terrorisme zal stoppen!
Bouwen aan een brede anti-oorlogsbeweging
De VS en Rusland hebben Rojava al laten vallen. De Europese Unie is een gevangene van het eigen migratiebeleid. Erdogan dreigde sinds 2017 regelmatig om een einde te maken aan de overeenkomst die bepaalt dat elke migrant die na een doorreis door Turkije op de Europese kusten aankomt naar Turkije kan teruggestuurd worden. Afgelopen zomer keurde de Europese Commissie nogmaals voor 1,4 miljard euro steun aan Turkije goed. Sinds de aanstelling van Turkije als grenswachter voor de EU werd al 5,6 miljard euro beloofd en 2,3 miljard euro effectief betaald. Meteen na het begin van het offensief op Rojava verklaarde Erdogan: “Beheers u, Europese Unie. Ik zeg het nog één keer: als u probeert onze huidige operatie als een bezetting te bestempelen, dan hebben we gemakkelijk spel. Dan zetten we de deuren open en sturen we u 3,6 miljoen vluchtelingen.”
De enige betrouwbare partner voor Rojava is een brede anti-oorlogsbeweging die het recht op zelfbeschikking van onderdrukte volkeren in haar strijd integreert. In deze beweging kan meteen de discussie gevoerd worden over welk soort staat en samenleving nodig is om een einde te maken aan oorlog en uitbuiting. Op korte termijn is het moeilijk om in Turkije een anti-oorlogsbeweging uit te bouwen, onder meer door het gebrek aan democratische rechten en de invloed van de stormvloed aan nationalistische oorlogspropaganda. Maar desondanks moeten alle linkse krachten, waaronder de vakbonden, standpunt innemen en het verzet tegen de oorlog stimuleren.
Zoals Sosyialist Alternatif, onze Turkse zusterorganisatie, opmerkt: “De omstandigheden zullen veranderen naarmate de oorlog voortsleept en alle tegenstrijdigheden en gevolgen ervan duidelijk worden voor de arbeidersklasse. Het zal duidelijk worden dat het Erdogan-regime de oorlog gebruikt om de aandacht af te leiden van de politieke realiteit, waarin de verarming van de arbeidersklasse, de hoge kosten van levensonderhoud en de werkloosheid alleen maar toenemen.”
In verschillende Europese landen, waaronder België, waren er vanuit de Koerdische gemeenschap al anti-oorlogsacties. Vakbonden, vredesbeweging en linkse organisaties moeten daaraan deelnemen en tegelijk aandacht besteden aan oproepen aan Turkse arbeiders en armen om hen los te maken van de propaganda van Erdogan.
Vandaag zit het Midden-Oosten in een dodelijk kluwen waar arbeiders, armen en onderdrukten gedwongen worden elkaar af te slachten te midden van hongersnood, ziekte, dood, armoede en migratie. Het tegengif voor dat bloedbad is strijd tegen imperialisme en kapitalisme, en voor een echt alternatief op basis van de eenheid van de werkende klasse zonder enig onderscheid op basis van etnische achtergrond, religieuze strekking of gender; voor een samenleving zonder uitbuiting of nationale onderdrukking, met andere woorden een democratische en vrijwillige socialistische confederatie van het Midden-Oosten. Hoewel dit vandaag bijzonder moeilijk lijkt, is er geen andere weg vooruit.
-
Solidariteitsactie met de massale opstand in Libanon
Afgelopen zaterdag kwamen bijna 300 mensen bijeen aan het Centraal Station in Brussel om de huidige massale opstand in Libanon te steunen. De Libanese mobilisaties die meer dan 10 dagen geleden begonnen, volgen op decennia van neoliberale politiek in het land. De politieke partijen die sinds het einde van de burgeroorlog in 1990 aan de macht zijn, hebben een sektarisch klimaat in stand gehouden, ondersteund door de Libanese grondwet, om het oude adagium van “verdeel en heers” toe te passen.
Door Ammar (Brussel)
Na de wereldwijde economische crisis en de politieke crisis tussen Libanon en Saoedi-Arabië eind 2017, werd de instroom van financiële middelen in het land steeds schaarser. Corrupte politici vonden toen alleen maar een manier om zichzelf te blijven verrijken door de belastingen op de mensen aanzienlijk te verhogen. Na de zoveelste belastingverhoging is het Libanese volk in opstand gekomen.Dit is de eerste keer in de hedendaagse geschiedenis van Libanon dat een dergelijke beweging wordt waargenomen: het is een beweging die zich bevrijdt van de religieuze barrières die de leiders van het land sinds de onafhankelijkheid proberen te handhaven.
Deze beweging eist het volledige aftreden van de regering en het einde van de huidige politieke klasse. Het vereist ook een nieuw politiek systeem dat niet langer gebaseerd is op religieus sektarisme. Dit gaat gepaard met tal van economische en sociale eisen: verbetering van de water- en elektriciteitsinfrastructuur in het hele land, een billijker progressief belastingstelsel, ziektekostenverzekeringen, enz. Al deze eisen komen rechtstreeks van de beweging die zich niet voor de kar van een gevestigde partij uit het establishment laat spannen. De demonstranten schreeuwen ook regelmatig “sawra, sawra sawra” of schrijven het op hun borden, wat een oproep tot revolutie is.
Het is ook zeer interessant om te zien dat vrouwen een belangrijke plaats innemen in deze beweging, wat tot uiting komt in veel van de eisen van de beweging, zoals de burgerlijke staat en gelijke rechten voor vrouwen en mannen.
Deze eisen hebben weerklank gevonden in Brussel en andere steden in de wereld. LSP ondersteunt deze opstand en de vele andere die momenteel wereldwijd plaatsvinden, zoals in Chili, met de ambitie om hun heersende klasse omver te werpen en een rechtvaardigere samenleving te creëren.

-
Nee tegen de oorlog in Noord- en Oost-Syrië!

Een internationale anti-oorlogsbeweging is nodig!
Het regime van Erdo?an, dat groen licht kreeg van het Amerikaanse imperialisme, heeft een massale invasie in Noord- en Oost-Syrië op gang gebracht. Op 9 oktober zijn oorlogsvliegtuigen van de Turkse strijdkrachten begonnen met het bombarderen van de regio. De heersende elite heeft bewezen dat er geen grenzen zijn aan hun cynisme en heeft deze oorlog “Operatie Fontein van de Vrede” genoemd. Een golf van internationale protest kan een einde maken aan de acties van deze uitbuiters, die de rechten van de werkende massa’s en armen van Turkse, Koerdische, Arabische en andere nationaliteiten met de voeten te treden en opnieuw bommen en tanks inzetten tegen gewone mensen.
Verklaring van Socialistisch Alternatief – onze Turkse zusteroganisatie. PDF van deze tekst
Het Erdo?an-regime en zijn aanhangers gebruiken de term “veilige zone” om de aanval van de op een na grootste militaire macht van de NAVO, vergezeld door jihadisten uit de regio, op Noord- en Oost-Syrië te rechtvaardigen. Zoals de VS en andere imperialistische krachten hun oorlogen tegen Afghanistan, Irak en andere landen hebben gerechtvaardigd als “het brengen van democratie”, zo beschrijven het regime van Erdo?an en zijn aanhangers deze oorlog als noodzakelijk voor de “grensbeveiliging”. Zij verwachten dat wij hun leugens geloven. Dit is slechts en niet meer dan demagogie, zoals blijkt uit de meer dan 100.000 mensen die al ontheemd zijn geraakt door het offensief van het Turkse leger. Tijdens de Syrische oorlog zijn honderdduizenden mensen om het leven gekomen, miljoenen mensen zijn hun huizen ontvlucht en hele steden zijn verwoest. Maar tot nu toe was de noordoostelijke regio van Syrië, tot aan de Turkse grens, relatief stabiel.
Het regime van Erdo?an heeft nooit een vinger uitgestoken toen ISIS mensen levend verbrandde, onthoofde en tot slaaf maakte. De eerste en laatste operatie tegen ISIS nabij de Turkse grens werd in augustus 2016 uitgevoerd door de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF – voornamelijk bestaande uit de Koerdische YPG/YPJ). Zij trokken naar het westen van de Eufraat, met dien verstande dat zij ISIS zouden verdrijven, maar de controle over de regio niet zouden overnemen.
De belangrijkste reden voor deze door het regime van Erdo?an geïnitieerde oorlog is de vrees dat de Koerden in Syrië hun aanspraken op democratische rechten zullen realiseren. Hij is bang dat dit een aanmoediging zal zijn voor de meer dan 20 miljoen Koerden die binnen de grenzen van Turkije wonen, die zelfs de minste democratische rechten missen in vergelijking met de rechten die ze de afgelopen acht jaar in het noordoosten van Syrië hebben verworven. Dit verklaart waarom alle partijen en alle geledingen van het regime in Turkije, van de kemalisten tot de neo-Ottomanen, de islamisten tot de ultranationalisten, in de rij staan om de nationaal-chauvinistische lijn van Erdo?an te steunen. Allemaal hebben ze deze militaire operatie in het parlement goedgekeurd, waardoor het Turkse leger de grens over kan gaan.
Imperialistische ambities
Het regime vermeed bij de operatie om Afrin in januari 2018 te veroveren zorgvuldig het gebruik van de term ‘oorlog’, maar nu laat Erdo?an alle media klaar en duidelijk verklaren dat dit een oorlog is.
Deze operatie is bedoeld als een veroveringsoorlog door het Erdo?an-regime. Het is gericht tegen het zelfbestuur van de Koerden, maar het moet ook nieuwe mogelijkheden scheppen voor Turkije om een imperialistische mogendheid te worden, door het noorden en oosten van Syrië over te nemen. Het regime verwijst voortdurend naar de territoriale integriteit van Syrië, maar dit is slechts een tactiek. Als het Erdo?an-regime alleen maar geïnteresseerd was in maatregelen om de Koerden te blokkeren, zou het met het Assad-regime een gemeenschappelijke aanpak zijn overeengekomen, in plaats van het risico te lopen op een onzekere uitkomst.
Het regime heeft nog een ander zeer duidelijk doel: het wil delen van de vluchtelingen die in Turkije wonen terugsturen naar de verschillende delen van Noord- en Oost-Syrië en bufferzones tussen de Koerdische gebieden creëren, ze opheffen door de bevolkingsstructuur te veranderen en door Arabieren en Koerden tegen elkaar op te zetten. Dit werd eerder gedaan door het regime van Hafez al Assad om de zogenaamde ‘Arabische gordel’ te creëren. Het regime wil bovendien de jihadistische groepen die nu vastzitten in Idlib, in het westen van Syrië, verder naar het oosten overbrengen om hun aanwezigheid in het land voor de middellange en lange termijn te consolideren. Uiteraard wordt de regio ook opengesteld voor Turkse bedrijven, met name in de bouwsector, om de teruglopende Turkse economie nieuw leven in te blazen.
Hypocrisie van het Amerikaanse imperialisme
Het Amerikaanse imperialisme heeft in zijn campagne tegen Assad in Syrië in eerste instantie rechtstreeks wapens en luchtsteun verleend aan de YPG (Volksbevrijdingseenheden) tijdens de kritische belegering van Kobane tegen ISIS, nadat deze laatste een groot gebied had ingenomen en een ‘islamitische staat’ had uitgeroepen. Maar de relatie van de VS met de YPG heeft gevolgen voor de verhouding met het Turkse regime, een belangrijke partner van de VS in de NAVO. Het regime van Erdo?an, dat zich verbonden voelde met de VS tegen het Assad-regime, gebruikte de aankoop van S-400 raketten uit Rusland om defensieve tactische betrekkingen met het Kremlin te ontwikkelen. Dit hield de VS onder constante druk om aan Erdo?an’s belangrijkste eis te voldoen: de band met de Koerdische strijdkrachten doorknippen. Het lijkt erop dat de recente beslissing van Trump om deze operatie toe te staan bedoeld was om aan deze eis te voldoen, nadat het door ISIS gecontroleerde gebied praktisch tot niets was gereduceerd.
Dit volgt, minder dan een maand geleden, op de inspanningen van de VS om de SDF over te halen zich verder terug te trekken, in het kader van een overeenkomst rond een zogenaamd ‘beveiligd gebied’ met Turkije. Het Amerikaanse imperialisme bedroog de SDF vooraleer het licht op groen te zetten voor Erdo?an’s operatie.
Russische en Syrische berekeningen
De operatie om Noord- en Oost-Syrie binnen te vallen, zou niet mogelijk zijn zonder de goedkeuring van het Syrische regime en dat van Assad’s grote broer – het regime van Poetin. De berekeningen van Rusland en Syrië zijn relevant als het gaat om de invloed van Turkije op de jihadistische groepen.
Toen Turkije in 2016 het gebied tussen Kobane en Afrin binnenviel, zorgde dit ervoor dat de jihadistische troepen van Aleppo naar Idlib trokken. Dit was zo’n voordeel voor Syrië en Rusland dat ze de andere kant op keken. Ook lieten ze begaan toen het Turkse leger Afrin binnenviel en jihadisten van Zuid-Damascus naar Idlib verhuisden. Als gevolg van deze operaties werden alle jihadistische groeperingen die voorheen verspreid waren over Syrië verzameld op één plaats: Idlib.
Nu Turkije het noorden en oosten van Syrië bezet houdt, is het waarschijnlijk dat het de jihadistische troepen uit Idlib zal verdrijven en verder naar het noorden en oosten van Syrië zal duwen. De Syrische en Russische regimes hebben met hetzelfde doel een uitgebreide militaire operatie in dat gebied gepland. Uit de laatste militaire rapporten blijkt dat de Russische luchtaanvallen op Idlib, indien deze bevestigd worden, ongetwijfeld kaderden in dit proces.
Daarnaast is het regime van Assad ook geïnteresseerd in het beëindigen van de democratische en sociale aspiraties van het Koerdische volk en laat Assad graag toe dat de Koerden onder Turkse onderwerping worden geplaatst, voordat ze gedwongen worden om zich opnieuw onder zijn regime te onderwerpen.
David tegen Goliath
De SDF hebben aangekondigd dat ze op alle fronten tot de finish zullen vechten, maar het is onduidelijk hoe lang ze tegen een van de grootste legers van de NAVO kunnen vechten. Anders dan in Afrin is het grondgebied ten oosten van de Eufraat vlak. Dit betekent dat een open front-oorlog tegen een goed uitgeruste militaire machine niet gemakkelijk te onderhouden zal zijn. De Afrin-operatie heeft twee maanden geduurd, maar toch kan deze oorlog langer duren.
Op korte termijn is het moeilijk om in Turkije een anti-oorlogsbeweging te ontwikkelen, vanwege het gebrek aan democratische rechten en vrijheid van meningsuiting, en met grote delen van de arbeidersklasse die beïnvloed zijn door nationalisme en oorlogspropaganda. Toch moeten alle linkse en socialistische krachten, inclusief de vakbonden, onmiddellijk actie ondernemen. De omstandigheden zullen veranderen naarmate de oorlog voortsleept en alle tegenstrijdigheden en gevolgen ervan duidelijk worden voor de arbeidersklasse. Het zal duidelijk worden dat het Erdo?an-regime de oorlog gebruikt om de aandacht af te leiden van de politieke realiteit, waarin de verarming van de arbeidersklasse, de hoge kosten van levensonderhoud en de werkloosheid alleen maar toenemen.
In eerste instantie is het waarschijnlijker dat er op internationaal niveau, met name in Europa, een effectieve reactie op de invasie ontstaat. De Europese arbeidersklasse is zich terdege bewust van deze kwestie, met name vanwege de rol die de Koerdische strijders in de oorlog tegen ISIS speelden. Vakbonden, niet-gouvernementele organisaties en links kunnen een internationale anti-oorlogsbeweging op gang brengen. Maar het is cruciaal dat er een beroep wordt gedaan op Turkse arbeiders en armen, want in Turkije stelt Erdo?an internationale reacties tegen de oorlog voor als louter ‘imperialistische druk’.
De invasie van Noord- en Oost-Syrië zal geen van de problemen van de Turkse arbeidersklasse oplossen. Het ontzeggen van het recht van de Koerden op zelfbeschikking in hun woonplaats, in gelijkheid met andere mensen, zal geen positieve bijdrage leveren aan de levensomstandigheden van de arbeidersklasse. Integendeel, deze oorlog zal de macht van de heersende klasse versterken, meer haat onder de mensen veroorzaken en nieuwe etnische en sektarische conflicten uitlokken.
Vandaag zit het Midden-Oosten in een dodelijk kluwen waar arbeiders, armen en onderdrukten worden afgeslacht te midden van hongersnood, ziekte, dood, armoede en migratie. Het tegengif voor dat bloedbad is strijd tegen imperialisme en kapitalisme, en voor een echt alternatief op basis van de eenheid van de werkende klasse zonder enig onderscheid; voor een samenleving zonder uitbuiting of nationale onderdrukking, met andere woorden een democratische en vrijwillige socialistische confederatie van het Midden-Oosten. Hoewel dit vandaag bijzonder moeilijk lijkt, is er geen andere weg vooruit.
- Nee tegen de oorlog tegen de Koerden!
- Stop onmiddellijk de operatie ‘Fontein van de Vrede’!
- Vakbonden, NGO’s en links, in Turkije en internationaal, moeten overgaan tot anti-oorlogsprotest!
- Stop alle steun aan jihadistische groepen, of het nu gaat om het Vrije Syrische Leger of het Syrische Nationale Leger!
- Alle imperialistische krachten uit het Midden-Oosten!
- Verdedig het zelfbeschikkingsrecht van de Koerden en van alle onderdrukte groepen!
- Alle arbeiders, boeren, jongeren en vrouwen uit het Midden-Oosten moeten zich verenigen tegen discriminatie op grond van religie, taal of en geslacht. Dit kan onder de vlag van het socialisme!
- Leve de internationale solidariteit van de arbeiders!
- Voor een democratische en vrijwillige socialistische confederatie van het Midden-Oosten.
-
Brussel en Luik: protestacties tegen de Turkse invasie in Rojava
Zaterdagnamiddag kwamen ongeveer 600 mensen bijeen in het Brusselse St.Gillis om te protesteren tegen de Turkse inval in Rojava, in het noorden van Syrië. Enkele LSP-leden namen deel aan deze actie, net zoals ze dit vrijdag deden bij een gelijkaardige actie in Luik.
In Luik waren er ongeveer 250 aanwezigen na een oproep door de politieke coöperatieve Vega, Vert Ardent, het Luikse solidariteitscomité met Rojava, JOC, Action Antifasciste Liégeoise, Ecologie Sociale Liège, Front Antifasciste 2.0 (waaraan LSP meewerkt), Action autonome Liège en LSP.
Een 40-tal jongeren kwam de actie provoceren met Turkse vlaggen, maar ook materiaal van de MHP, een extreemrechtse Turkse partij. De jongeren kwamen met verwijten en brachten het symbool van de Grijze Wolven, een neofascistische organisatie die met de MHP verbonden is. Er werd zelfs op de protestactie tegen de Turkse invasie in Rojava gechargeerd toen de toespraken begonnen, maar de aanvallers werden afgeweerd.
Het doel van dit geweld was uiteraard om de Koerden het zwijgen op te leggen, maar ook om steun aan het verzet tegen de oorlog in de kiem te smoren. Door Rojava aan te vallen, richt Erdogan zich niet enkel tegen de Koerden: het is een aanval op elke feminist, antifascist, linkse militant, syndicalist.
Naast de Koerdische vertegenwoordigers werd uiteindelijk enkel gesproken door een gemeenteraadslid van Vega. Nadien zorgden de confrontaties met jonge extreemrechtse tegenbetogers ervoor dat geen verdere toespraken gehouden worden. Er waren op de protestactie ook een gemeenteraadslid van Ecolo (Sarah Schlitz) en een provincieraadslid van de PTB (Rafik Rassâa) aanwezig die ongetwijfeld ook hun solidariteit met de strijd in Rojava zouden betuigd hebben, net als LSP en andere aanwezige groepen. Er komen overigens nieuwe acties waarop hopelijk heel wat verschillende organisaties en groepen hun steun zullen betuigen om aan te tonen dat de Koerden niet alleen staan.
Brussel:




Luik:






-
Rojava: nee tegen de Turkse invasie!
Artikel door Claus Ludwig SAV (CWI in Duitsland) PDF van dit artikel
Er begint een nieuwe fase in de oorlog in Syrië, nu president Recep Tayyip Erdogan bevel gaf aan Turkse troepen om de Koerdische regio Rojava in het noorden van Syrië aan te vallen en te bezetten. De eerste golf van troepen heeft de grens overgestoken. Dit ging gepaard met grootschalige luchtaanvallen waardoor de bevolking van de regio in een staat van grote paniek is geraakt. Dit gebeurt slechts drie dagen nadat Donald Trump in een telefoontje met Erdogan beloofde dat Amerikaanse troepen uit Noord-Oost Syrië worden terug getrokken.
Turkse eenheden, die in 2018 al zijn binnengevallen in Afrin, de geografisch geïsoleerde westelijke provincie van de Koerdische regio, kregen tijdens dit telefoontje met Trump in wezen groen licht om Rojava over te nemen.
Dit is het begin van de volgende fase van de oorlog tussen de wereldmachten en de regionale mogendheden, een oorlog die op Syrisch grondgebied wordt uitgevochten tegen een vreselijke prijs voor het Syrische volk.
De uitkomst is onzeker. President Erdogan zal gebruik maken van de verpletterende superioriteit van het Turkse leger, maar hij heeft herhaaldelijk bewezen een stuntelende strateeg te zijn. De Koerdische Volksbevrijdingseenheden (YPG) en Vrouwen Beschermingseenheden (YPJ) die momenteel de controle hebben over Rojava hebben niet het militaire potentieel om zich te verzetten tegen de Turkse tanks en luchtmacht. Hun bewezen heldenmoed, gemotiveerd door de verdediging van hun huizen, zal niet volstaan om de Turkse vuurkracht te weerstaan. Maar ondanks dit alles zal Erdogan niet in staat zijn om de regio te “pacificeren”. Zelfs als hij al vroeg bloedige overwinningen boekt, zal hij niet in staat zijn om zijn bewind af te dwingen zonder verder geweld. De Koerdische eenheden zullen, net als in Afrin, doorgaan met het voeren van een guerrillaoorlog.
Naarmate het verzet in Zuidoost-Turkije, Noord-Irak en Noord-Syrië toeneemt, zal het oorlogsgebied zich uitbreiden. Hoe langer het verzet tegen de invasie en de daaropvolgende guerrillastrijd duurt, des te sterker zal dit effect hebben op het Koerdische conflict in Turkije zelf. Het nieuwe verstoorde machtsevenwicht binnen Syrië zal nog verwarrender worden. De Amerikaanse regering stelde bij de terugtrekking van de troepen dat deze niet langer nodig zijn omdat het kalifaat van ‘Islamitische Staat’ verslagen is. Maar IS werd op de grond verslagen door Koerdische eenheden. Duizenden islamistische militanten en hun familieleden bevinden zich momenteel in Koerdische interneringskampen. De Turkse invasie kan ertoe leiden dat zij vrijkomen.
Een nederlaag voor de Koerdische strijdkrachten zal onmiddellijk een vacuüm creëren, waarin reactionaire islamistische krachten kunnen inbreken. Het Erdogan-regime heeft in het verleden IS-troepen rechtstreeks gebruikt om de bevolking te terroriseren. Nu worden islamistische milities in Afrin ingezet als grondtroepen onder controle van het Turkse leger. Maar of Erdogan nu rechtstreeks op de islamisten leunt of hen in bedwang probeert te houden – zij zullen zich hergroeperen met als doel Koerdistan te vernietigen.
Als Turkije zijn belofte nakomt om veel Syrische vluchtelingen – meestal van Arabische afkomst – van Turkije naar de Koerdische gebieden te verhuizen, zal het de weg vrijmaken voor nieuwe etnische uitzettingen en slachtingen. Deze oorlogsslachtoffers krijgen een nieuwe ‘thuis’ aangeboden, waaruit anderen eerst worden verdreven. Dit zal islamistische milities en allerlei soorten gangsters in staat stellen de herverdeling van invloedssferen en handelsroutes in eigen hand te nemen. Op basis hiervan kan IS of een vervolgorganisatie zelfs opnieuw een offensief tegen het Assad-regime starten.
Tegelijkertijd kan niet worden uitgesloten dat het Assad-regime de Turkse invasie zal uitbuiten en zijn troepen tegen het Koerdische gebied zal gebruiken om twee vliegen in één klap te slaan: door de omverwerping van het Koerdische zelfbestuur te versnellen en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de door de Koerden gevangengenomen IS-strijders door het Assad-regime worden afgeslacht of gevangen genomen.
Medeplichtigheid van Europese leiders
Enkele dagen geleden heeft de Duitse bondspresident Steinmeier een bezoek gebracht aan Turkije. Hoewel hij waarschijnlijk zijn “zorgen” of “bekommernissen” heeft geuit over een Turkse invasie in Noord-Syrië, heeft hij niet geprobeerd Erdogan tegen te houden of te dreigen met enige actie. De Duitse regering gaf ook groen licht met een openbare maar tandeloze waarschuwing. Als Turkse eenheden Rojava binnenvallen, doen ze dat met behulp van Duitse technologie, tanks, vrachtwagens en automatische wapens die onder licentie worden geproduceerd. Duitse Tornado-vliegtuigen die door Duitse piloten van de luchtmacht worden gevlogen, opereerden tot 2017 vanaf de Turkse militaire luchthaven Incirlik en sindsdien vanuit Al-Asrak (Jordanië). Zij houden de situatie in het grensgebied in de gaten en beschermen zo de Turkse operaties, omdat hun inlichtingen worden verzameld om te worden gebruikt “tegen andere actoren” en “tegen terrorisme”. Turkije is natuurlijk een NAVO-partner.
Hoewel de Koerden in Europa actief zijn in protest tegen aanvallen op hun regio, hebben ze vaak geen bredere steun, bijvoorbeeld tegen het Erdogan-regime zelf. Maar als dit aspect, dat van de betrokkenheid van de Europese mogendheden en wapenbedrijven, naar voren zou komen en men zich realiseert hoeveel winst er werd gemaakt met de dood van mensen in Syrië, kan de basis van de protesten verbreed worden. Als die moedige Koerdische organisaties, die nu al bereid zijn om zich in Europa uit te spreken, een open oproep doen aan linkse organisaties, vakbonden en sociale bewegingen, dan kan dit bredere steun krijgen.
Tijdens de strijd om Kobane in 2014/15 waren de Koerdische eenheden van de YPG en YPJ zeer gemotiveerd en vastberaden, maar de Amerikaanse luchtsteun was van cruciaal belang voor hun succes. Door op deze manier met het Amerikaanse imperialisme samen te werken, kreeg de Koerdische beweging tactisch voordeel, maar kwam ze in een strategische impasse terecht. De Koerdische beweging deed dit ten koste van een deel van haar grootste troef, haar principiële positie om te strijden voor een multi-etnisch, multireligieus, democratisch Syrië, waarbij ze afstand deed van territoriale voordelen en onderdrukking.
Reactie van de VS
De verklaring van Trump over de terugtrekking van Amerikaanse troepen was niet alleen een schok voor het Koerdische volk, maar kreeg ook veel weerstand binnen de VS zelf, zelfs binnen de Republikeinse partij. Critici beschrijven het als een geschenk voor Rusland en Iran, omdat het hun bondgenootschap met Assad zal versterken. Er wordt nu gesuggereerd dat een deel van de Koerdische leiders naar Rusland kijkt om een soort overeenkomst met Assad te sluiten, wat zou betekenen dat de Koerdische autonomie wordt opgeofferd om verdere Turkse aanvallen te stoppen.
Maar noch de regionale machten, noch de Amerikaanse imperialisten noch het Rusland van Poetin kunnen echte bondgenoten zijn. Voor het Amerikaanse imperialisme was hun bondgenootschap met de Koerden slechts een tactische maatregel, niet voor strategische belangen. Als gevolg daarvan was het duidelijk dat eerder vroeg dan laat die steun voor de YPG/YPJ-eenheden zou worden opgegeven om de strategische lange termijn belangen van het Amerikaanse imperialisme te dienen. Uiteindelijk kunnen de Koerden hun democratische rechten alleen veiligstellen door te strijden in alliantie met de onderdrukten en andere uitgebuite naties in de regio voor gemeenschappelijke belangen en vooral tegen de kapitalistische machten die niet bereid zijn om hun politieke en economische rechten te waarborgen.
Jarenlange sektarische conflicten en oorlogen hebben er echter toe geleid dat de nationale en religieuze verschillen zeer groot zijn. Het is noodzakelijk om een begin te maken met het zeer moeilijke en soms politiek gevoelige werk om deze scheidslijnen te overwinnen en een werkelijk multi-etnische kracht in de regio op te bouwen.
De gezamenlijke verovering van de soennitische stad Raqqa door de YPG en de Amerikaanse strijdkrachten heeft niet bijgedragen aan deze belangrijke strategische taak, maar heeft de Koerdische beweging teruggeworpen. Vanuit militair oogpunt zou men kunnen stellen dat het noodzakelijk was om bepaalde door Arabieren bewoonde gebieden over te nemen om een defensieve zone rond Rojava te creëren. Maar Raqqa, een duidelijk soennitische Arabische stad, ligt ver van de Koerdische nederzettingsgebieden. Ook daar verwelkomde een deel van de bevolking het einde van het IS-terrorisme – dit had de basis kunnen leggen voor een zekere eenheid met de Koerdische bevolking. In plaats daarvan zijn veel burgers omgekomen tijdens de Amerikaanse bombardementen op de stad. Nieuwe wonden werden opengereten, nieuwe haat gezaaid. Het gevaar bestaat nu dat de eenheden van YPG en YPJ, anders dan in 2014, niet zullen worden gezien als een bevrijdingsmacht, maar als een van de etnisch gedefinieerde milities in de Syrische oorlog, die bereid zijn zich in hun eigen belang te verenigen met andere krachten en daarbij verantwoordelijkheid nemen voor meer dood en terreur in het land.
De situatie in het Midden-Oosten kan alleen veranderen als er een multi-etnische, socialistische beweging van onderdrukten van alle landen wordt opgebouwd. De Koerdische beweging kan hier een belangrijke rol spelen, vanwege haar geografische ligging, haar socialistische wortels en vanwege haar verzet tegen etnische verdeeldheid en voor gelijkwaardig democratisch zelfbestuur. Maar het heeft een weloverwogen strategie nodig om Turkse, Arabische en Iraanse arbeiders en boeren te bereiken. Het heeft een programma nodig om de eenheid van werkende en onderdrukte mensen te bevorderen. Daarom moet het volledig onafhankelijk zijn van de kapitalistische klasse en elke alliantie met de criminele bendes van de heersende elites afwijzen.
In het donkere uur van de Turkse invasie zijn er gebeurtenissen zoals de massale sociale protesten in Irak en de staking van leraren in Jordanië, die een ander perspectief voor de regio laten zien. De Koerdische beweging zou er goed aan doen om te kijken naar haar eigen ervaringen, naar de manier waarop vrouwen hebben gevochten, naar de manier waarop zij het milieu verdedigt en naar de ondersteuning van directe democratie – en om verder te kijken dan de Koerdische horizon. Het moet duidelijk zijn dat er geen vooruitgang mogelijk is op basis van het kapitalisme in het Midden-Oosten, gemeenschappelijke klassenstrijd over nationale en religieuze grenzen heen is de sleutel: gemeenschappelijke strijd voor de omverwerping van alle regimes, voor een vrijwillige socialistische federatie van het Midden-Oosten.
-
Egyptische betogers slopen de muur van angst
Analyse door Serge Jordan (CWI)
Op vrijdagavond 20 september brak er in Egypte op grote schaal protest uit. Honderden mensen kwamen naar het Tahrirplein in Caïro, het epicentrum van de revolutie van januari 2011, en nog veel meer mensen trokken door de straten elders in het land, waaronder de havensteden Alexandrië en Suez, maar ook in Mahalla al-Kubra, het bastion van de arbeidersklasse.
Het deed denken aan de slogans van de eerste golf van revoltes in het Midden-Oosten en Noord Afrika acht jaar geleden. De betogers eisten het ontslag van president Abdel Fattah al-Sisi en de val van zijn militaire regime – in sommige gevallen door affiches met het gezicht van de dictator te vernietigen. Dit ging gepaard met de grootste “elektronische betoging” in jaren, met honderdduizenden tweets die al-Sisi opriepen om af te treden.
Deze betogingen zijn tot nu toe relatief klein van omvang en het is nog maar de vraag of ze zullen uitgroeien tot een grotere beweging. Maar hun uitbarsting in een land onder de staat van beleg, de risico’s die de deelnemers hebben genomen, de snelle uitbreiding van de protesten in Egypte en de stoutmoedigheid van de eisen van de betogers hebben onherstelbare schade toegebracht aan het prestige van het boegbeeld van het regime en vormen een beslissende stap in het overwinnen van de ‘angstaanjagende drempel’ die werd opgelegd door jaren van harde repressie door de staat.
De niet-aflatende cycli van toenemende armoede door besparingen en aanvallen op de levensstandaard, in combinatie met de systematische onderdrukking van de meest elementaire vrijheden door het regime, hebben een enorm explosieve vulkaan gecreëerd die op elk moment kan uitbarsten. Nadat al-Sisi en zijn handlangers in de zomer van 2013 door een militaire staatsgreep aan de macht kwamen, hebben ze een van de wreedste dictaturen van het moderne kapitalisme geïnstalleerd. Dit gebeurde met de politieke zegen van de grote imperialistische mogendheden, die financiële steun en een overvloedige wapenverkoop bieden. Sommige van deze westerse wapens worden door de Egyptische veiligheidstroepen gebruikt om de huidige golf van protesten neer te slaan.
Maar zoals Napoleon ooit zei: “Je kunt alles doen met bajonetten, behalve erop zitten”. Geen enkel regime kan lang overleven door middel van bruut militair geweld alleen. Het feit dat het regime opnieuw geconfronteerd wordt met een openlijke tegenstand op straat toont dat zelfs het hevigste geweld dat door de heersende klassen wordt ontketend, op lange termijn nooit immuniteit biedt tegen revolutionaire omwentelingen.
Beelden en video’s die via sociale media worden verspreid laten zien dat de betogers overwegend jong zijn, vaak tieners en jonge twintigers. De generatie die actief deelnam aan de revolutie van 2011 kreeg al te maken met de ingrijpende repressie van het regime: velen zijn in de gevangenis gegooid, vermoord, gemarteld of gedwongen in ballingschap. Destijds te jong om echt deel te nemen en minder direct getroffen door de nederlagen van het afgelopen decennium, komt nu een nieuwe generatie moedig op de voorgrond.
Vonk
De directe aanleiding voor deze beweging waren nieuwe onthullingen over corruptie en de obscene luxe van de heersende elite. Een voormalig acteur en bouwmagnaat, Mohamed Ali, die enorme winsten haalde uit zijn contracten met het Egyptische leger, publiceerde de voorbije weken een reeks video’s vanuit zijn zelfopgelegde ballingschap in Spanje. Daarin beschuldigde hij al-Sisi, zijn vrouw en hoge militaire ambtenaren ervan dat zij miljarden aan publiek geld in eigenbelang in prestigeprojecten hebben gestoken, zoals de bouw van huizen, paleizen en luxueuze hotels. Hij riep de mensen op om te betogen. Sommige voormalige militairen en inlichtingenofficieren hebben sindsdien soortgelijke beschuldigingen geuit.
De steeds strakkere greep van de militaire top op de Egyptische economie en de persoonlijke machtsconcentratie in handen van de naaste kring van al-Sisi’s heeft wrok en frustratie opgeroepen bij die delen van de grote zakelijke en militaire elite die op een zijspoor zijn gezet. De toevallige figuur van Mohamed Ali is een typische manifestatie van deze lagen. Maar zijn aanklachten hebben de woede aangewakkerd van miljoenen Egyptenaren die geconfronteerd worden met afbrokkelende infrastructuur en toenemende armoede, werkloosheid, inflatie en dakloosheid. Zelfs de zoals steeds onderschatte cijfers van de Wereldbank spreken van 60% Egyptenaren die nu onder of nabij de armoedegrens leven.
De onderwerping van het regime van al-Sisi aan de besparingsplannen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) als voorwaarde voor een kredietpakket van 12 miljard dollar heeft sociale schade aangericht en de levensomstandigheden van de arbeidersklasse en de middenklasse Egyptenaren fel aangetast. Volgens eigen cijfers van de regering zijn tussen 2015 en 2018 nog eens 4 miljoen extra mensen in armoede vervallen. De massa’s hebben niets gemerkt van de economische groei van Egypte die geprezen wordt door wereldwijde pro-kapitalistische analisten en ratingbureaus. Aangezien de straatprotesten van de laatste dagen een nieuwe fase van meer openlijk verzet tegen het regime van al-Sisi tonen, hebben ze ook alarmbellen door de markten doen rinkelen. Voor het eerst sinds 2016 schortte de Egyptische beurs de handel op zondag op na de scherpste daling in jaren.
Top van het regime verward
Sinds vrijdag is er op het Tahrirplein een zware veiligheidsaanwezigheid. Gepantserde voertuigen hebben het plein afgesloten en de veiligheidstroepen hebben cafés in het centrum van Cairo gesloten, in een poging om meer protesten te vermijden. Honderden betogers en politieke activisten zijn door de politie gearresteerd en ook enkele ‘veteranen’ van de revolutie van 2011 waren een doelwit van repressie. Toch heeft dit niet voorkomen dat een nieuwe betogingsgolf zaterdag de straat op trok in andere gebieden en steden in het hele land, met name in Port Said, waar troepen traangas, rubberen kogels en scherpe munitie hebben afgevuurd. Zondag kwam het nieuws dat Facebook Messenger, BBC News en enkele andere sociale media en lokale online nieuwszenders verstoord of geblokkeerd waren.
Desalniettemin valt het op dat de repressie tot nu toe relatief beperkt is, althans vergeleken met de vroegere normen van het regime van al-Sisi. De instelling voor buitenlandse media-accreditatie publiceerde zaterdag een verklaring met bedekte dreigementen om buitenlandse journalisten te vervolgen als ze op een “overdreven” manier verslag doen van de gebeurtenissen – maar zonder expliciet melding te maken van de protesten. De meeste nationale media hebben het protest grotendeels verzwegen.
De relatieve terughoudendheid van het regime voor het gebruik van de volledige staatskracht heeft ertoe geleid dat sommigen geloven dat de protesten “van binnenuit” zijn georkestreerd. Pogingen van segmenten van de heersende elite om deze beweging tegen al-Sisi af te leiden voor hun eigen gewin en om het systeem waar ze van profiteren veilig te stellen, liggen natuurlijk in de aard van dergelijke situaties. Als de protesten zich ontwikkelen, kunnen delen van het leger besluiten om tegen al-Sisi in actie te komen, omdat de “sterke man” zijn vermogen om de stabiliteit van het heersende regime te waarborgen heeft uitgeput. In die zin zou de “favoriete dictator” van Donald Trump wel eens een ernstig risico kunnen worden. Vandaar het belang voor de beweging om niet alleen al-Sisi en zijn directe entourage aan te vallen, maar om te streven naar het wegvegen van de hele rotte structuur waarop ze rusten.
Maar de huidige beweging reduceren tot een goed georkestreerde samenzwering, miskent het niveau van de echte woede die onder de oppervlakte kookt. Een 19-jarige inwoner van Boulaq, een volkswijk van Caïro, vertelde aan de New York Times: “De mensen wachtten gewoon op de kans om te protesteren – de video’s van Mohamed Ali zijn niet de echte reden waarom ze dat deden. De reden is dat mensen actie wilden ondernemen.”
Het gebrek aan vertrouwen van het regime in bloedige repressie op dit moment is vooral een indicatie van de algemene staat van shock, verdeeldheid en verwarring binnen de hogere echelons van het Egyptische staatsapparaat over hoe te reageren op deze grotendeels spontane beweging van onderuit. Velen in de heersende klasse begrijpen zeker dat het een groot bloedbad tegen de beweging hen kan achtervolgen. Zelfs de kleinste bedreiging voor de status en machtscontrole van al-Sisi kan nu al gauw een existentiële kwestie worden door een sneeuwbaleffect van massaprotest die heel het regime bedreigt. Bovenal vrezen ze dat de arbeidersklasse, net als in januari 2011, na een lange periode van onderwerping het vertrouwen terugwint en zich met haar eigen eisen in de strijd stort. Maandag legden de arbeiders van Ceramica Cleopatra, een fabriek in het industriegebied van Suez, uit protest tegen al-Sisi – het werk neer uit protest tegen een betoging die hun baas had georganiseerd om de dictator te steunen! Dat zegt veel over hoe snel de stemming kan veranderen als de angst van de massa’s begint te vervagen.
In ieder geval blijft contrarevolutionair geweld een integraal en onvermijdelijk onderdeel van het arsenaal van de heersende elite om massa-actie tegen te gaan. De betogers moeten dan ook bereid zijn zich te verdedigen. Actiecomités in de wijken, werkplaatsen, scholen en universiteiten kunnen helpen om het verzet tegen de repressie van het regime te organiseren en om toekomstige acties op een breder en meer georganiseerd niveau te leiden. Een oproep naar de vele arme dienstplichtigen in het leger met een gedurfd programma van sociale en economische verandering en een oproep om actiecomités op te richten om het leger te zuiveren van zijn corrupte hiërarchie, zou zowel de repressieve capaciteiten van de staat fundamenteel ondermijnen, als mogelijke manoeuvres door de delen van het veiligheids- en militaire establishment om de huidige protestbeweging te doen ontsporen, zoals ze dat in 2011 en 2013 deden.
Nieuwe golf van massale strijd in de regio
Hoewel het nogal wat analisten heeft verrast, is de huidige crisis al enige tijd in de maak. De angst voor een mogelijke revolutionaire besmetting was de drijvende kracht achter de actieve rol van de Egyptische staat in het bijstaan van de Soedanese militaire raad in zijn poging om de revolutionaire strijd daar op bloedige wijze te onderdrukken. Dat heeft niet gewerkt: de Egyptische betogers lijken juist aangemoedigd te zijn door de revolutionaire bewegingen in de regio. Die beweging heeft afgelopen april het lot van de Soedanese dictator al-Bashir bezegeld en ook de Algerijnse ex-president Bouteflika kwam ten val. Zoals een Egyptische activist het verwoordde: “Ze wilden het begin van een Egyptisch scenario in Algerije… nu is het Algerijnse scenario begonnen in Egypte.” Als de gebeurtenissen in Egypte in een stroomversnelling komen, kunnen ze op hun beurt de vlammen van de opstand tegen de vele onderdrukkende regimes in de regio aanwakkeren. De recente presidentsverkiezingen in Tunesië, waarbij alle favoriete kandidaten van de heersende klasse, inclusief de vertrekkende premier, in de eerste ronde zwaar verslagen werden, zijn een aanwijzing te meer dat de heersende politieke orde, opgelegd door het kapitalisme en imperialisme in de nasleep van de zogenaamde ‘Arabische Lente’, in een complete puinhoop ligt.
De recente ervaringen in al deze landen wijzen echter op een belangrijke les: als de arbeidersklasse, arme massa’s en revolutionaire jongeren een einde willen maken aan armoede en onderdrukking, dan moeten ze hun eigen alternatief ontwikkelen, gebaseerd op eigen partijen, onafhankelijk van en tegen alle delen van de kapitalistische heersende elites, die altijd zullen proberen revolutionaire bewegingen te kapen, af te leiden, te verdelen en te verpletteren om hun verrotte en uitbuitende systeem te behouden.
Mohamed Ali is een onbetrouwbare miljonair die vanuit eigen belangen met het regime botste. Maar hij heeft gelijk als hij zegt dat “het systeem verantwoordelijk was” en dat er “een nieuw systeem nodig is.” Het was tegen de achtergrond van de wereldwijde economische crisis van het kapitalisme in 2008-2009 dat de eerste golf van revoluties de regio op zijn kop zette. Met een nieuwe wereldrecessie in het verschiet zullen de problemen van de Egyptische arbeiders en armen alleen maar verergeren, zolang het kapitalisme aanhoudt.
Mogelijk staan we aan het begin van een nieuw hoofdstuk van de onvoltooide Egyptische revolutie. Ali heeft een oproep gedaan voor een ‘miljoenmars’ op vrijdag, voor studenten om te staken en voor betogers om alle grote pleinen van het land te vullen. Aangezien een eerste breuk is gemaakt in de verdediging van het regime, zou deze beweging zich wel eens kunnen verspreiden, ook al zorgen de zware nederlagen van de Egyptische massa’s de afgelopen jaren voor een onvermijdelijke scepsis over de uitkomst van een nieuwe revolutionaire opstand die niet van de ene op de andere dag overwonnen zal worden.
Om dit te bereiken moet de beweging zich bewapenen met een programma dat niet alleen gericht is op het omverwerpen van al-Sisi, maar ook op het aanpakken van alle belangrijke kwesties waar de arbeiders, de armen en hun gezinnen mee te maken hebben: hoe kan men voedsel op tafel leggen, banen garanderen voor werkloze jongeren, fatsoenlijke huisvesting, infrastructuur, onderwijs, gezondheidszorg en openbaar vervoer ontwikkelen, een einde maken aan de wijdverbreide seksuele intimidatie van vrouwen en meisjes en zo verder.
In de strijd voor de vrijheid van meningsuiting, democratisch georganiseerde vakbonden, een einde aan martelingen en de vrijlating van politieke gevangenen, moeten de socialisten er ook voor opkomen dat de obscene rijkdom van de heersende elite van Egypte uit haar handen wordt genomen en wordt gebruikt om het leven van de mensen te verbeteren. Door de schuld van het land af te wijzen en de grote bedrijven, banken en grote landgoederen te nationaliseren, te beginnen met die van de corrupte militaire heersers, en door een beroep te doen op de miljoenen arbeiders en armen om de economie en de maatschappij democratisch te beheren volgens de behoeften van de overgrote meerderheid, zou een nieuw, socialistisch en democratisch Egypte kunnen worden gebouwd, vrij van onderdrukking en uitbuiting.
-
Algerije en Soedan: revolutie doorzetten met algemene stakingen
Na buitengewone massamobilisaties werden de dictators Bouteflika in Algerije op 4 april en Al Bashir in Soedan op 11 april omvergeworpen. Een echte democratie komt echter niet tot stand door simpelweg de top van de machtspiramide te vervangen. In beide landen probeert de heersende elite op alle mogelijke manieren de controle in handen te houden. Dit doet denken aan wat er gebeurde na de val van de dictators Ben Ali en Moebarak in Tunesië en Egypte in 2011.Artikel door Nicolas Croes uit maandblad ‘De Linkse Socialist’ (geschreven eind mei)
Leger staat niet boven het gewoel
In Algerije begonnen de massamobilisaties tegen het vijfde mandaat van Bouteflika op 22 februari. De druk van de straat hield onverminderd stand. Het leger gaf er daarom de voorkeur aan om de president los te laten: hij nam op 2 april ontslag. De stafchef van het leger, generaal Ahmed Gaïd Salah, probeerde zich voor te stellen als de natuurlijke bondgenoot van de beweging terwijl hij uiteraard een militaire topman is uit de kaste van bevoorrechte officieren die nauw verbonden zijn met alle misdaden van het regime. Generaal Salah was gedurende 15 jaar een onvermoeibare aanhanger van Bouteflika. Zijn erg relatieve geloofwaardigheid is als sneeuw voor de zon gesmolten toen het leger de eisen van de straat niet eens in overweging nam. Het waren eenvoudige eisen: uitstel van de presidentsverkiezingen (die voor 4 juli voorzien zijn) en het vertrek van de figuren van het ‘politieke systeem’.
Interim-staatshoofd Abdelkader Bensalah en premier Noureddine Bedoui bleven erg stil over de gebeurtenissen. Salah daarentegen verklaarde: “Het houden van presidentsverkiezingen is nodig om een grondwettelijk vacuüm te voorkomen.” En nog: “De eis van het collectief vertrek van alle staatslieden, onder het voorwendsel dat ze symbolen van het regime zijn, is een onredelijke en zelfs gevaarlijke en kwaadaardige eis die tot doel heeft om alle staatsinstellingen van hun verantwoordelijken te ontdoen.”
Verkiezingen zijn voor het establishment momenteel de enige manier om de greep op de macht te behouden. Op het ogenblik van schrijven had nog geen enkel zwaargewicht zijn kandidatuur gesteld. De verkiezingen worden door brede lagen van de bevolking als een rookgordijn gezien. Het verzet op straat houdt ondertussen aan.
Ook in Soedan zorgde een massabeweging voor het verdwijnen van een dictator. Omar Al-Bashir kwam in 1989 aan de macht. De legerleiding liet hem vallen in de hoop de massabeweging die sinds december 2018 bezig is te bedaren. Op 11 april werd hij door een staatsgreep van generaals omvergeworpen en kwam er een Militaire Overgangsraad (TMC) aan de macht. De mobilisaties gingen echter door en de betogers eisten dat de macht zou overgedragen worden aan de bevolking. De centrale slogan daarbij is: “Alle macht aan de bevolking. De militairen moeten weg, anders volgt een algemene staking.”
Er zijn onderhandelingen om de overgang te organiseren. Deze onderhandelingen gebeuren tussen het TMC en vertegenwoordigers van de beweging die deel uitmaken van de brede coalitie ‘Krachten voor vrijheid en Verandering’ (Forces for Freedom and Change, FCC). Binnen die coalitie speelt de Soedanese Beroepsvereniging (SPA) een prominente rol.
Het afzetten van Bashir was niet het resultaat van onderhandelingen met het establishment. Het werd bekomen door de kracht van massamobilisatie! Op 14 mei kondigden de legerleiders een akkoord met de oppositie aan: er zou een overgangsperiode van drie jaar komen waarna een burgerregering de macht overneemt. Terwijl de SPA-leiders met de legertop onderhandelden, liet die laatste op betogers schieten. Op 14 en 15 mei vielen daarbij meer dan 10 doden.
Door zich volledig te focussen op onderhandelingen met de legerleiding, worden niet alleen illusies gecreëerd maar krijgen de contrarevolutionaire krachten tijd en ruimte om zich te reorganiseren. Zowel in Soedan als in Algerije ligt de hoop in de organisatie van de massa’s rond algemene stakingsacties.
Algemene staking als instrument voor verandering
In beide landen wordt over de kwestie van een algemene staking gediscussieerd. In Soedan is de kans wellicht het grootst dat er effectief stappen in die richting worden gezet. Eind mei dreigde de SPA om een algemene staking uit te roepen als de onderhandelingen geen machtsoverdracht door het leger opleverden. In maart riep de SPA reeds op tot een algemene staking. Toen leek dit het regime amper te raken en was er een scherpe repressie tegen de SPA. Vandaag ligt de situatie evenwel anders.
Om zijn positie te consolideren, had het regime jarenlang een greep uitgebouwd op de vakbonden. De omverwerping van de dictator zorgt voor de ontwikkeling van een hele reeks nieuwe vakbonden, terwijl in de oude vakbonden die dicht bij de macht stonden werkenden ervoor opkomen om alle medestanders van het oude regime af te zetten en hun organisaties zelf te heroveren. Een gelijkaardige strijd, maar tot hiertoe minder intensief gevoerd, vindt plaats in de Algerijnse vakbondsfederatie UGTA waarvan de leiding openlijk steun gaf aan Bouteflika.
Helaas schipperen de leiders van de SPA tussen de druk van de straat, waar het vertrek van de Militaire Overgangsraad wordt geëist, en de eigen illusies over een zachte landing in samenspraak met het oude dictatoriale regime waarbij de generaals tot een compromis bereid zouden zijn. Dat is waarom de SPA zich probeerde te beperken tot de dreiging van een algemene staking. Maar ondertussen creërde die dreiging enthousiasme en ontwikkelde een dynamiek die aan de controle van de leiding ontsnapte.
Zoals de gebeurtenissen na de val van Ben Ali in Tunesië en Moebarak in Egypte aantoonden, volstaat het niet om een burgerregering te vestigen. Dat zorgt niet meteen voor verandering in de situatie van de massa’s. Het biedt evenmin garanties om een terugkeer van een militaire dictatuur te vermijden. Kijk maar naar Egypte na de staatsgreep door Al Sisi. Het houden van werkelijk vrije en democratische verkiezingen zou uiteraard een grote stap vooruit zijn, maar onvoldoende om alle democratische eisen van de beweging in zowel Algerije als Soedan te bewerkstelligen. Om die eisen te realiseren, moet buiten de enge grenzen van het kapitalisme gekeken worden.
In Soedan zijn er in de wijken ‘verzetscomités’ opgezet. In een recente verklaring van de SPA werd opgeroepen om ze om te vormen tot ‘comités van verzet en verandering’. Dit betekent dat deze comités niet alleen actief zijn in het verzet tegen het oude regime, maar ook in de ‘verandering’, dat wil zeggen de opbouw van een nieuwe staat met democratische fundamenten. Er zijn reeds voorbeelden van dergelijke comités die het beheer van de lokale aangelegenheden hebben opgenomen.
Een algemene staking zou dit proces versterken. Door het platleggen van de economie tijdens een algemene staking tonen de werkenden hun kracht en worden ze zich daar ook van bewust: zonder hen, draait er niets. Waarom dan de zaken niet zelf in handen nemen en de economie nieuw leven inblazen gericht op de noden van de werkenden en armen, onder hun controle en beheer?
Strijdcomités moeten gezien worden als een instrument om de massa’s te organiseren zodat ze de samenleving kunnen veranderen, met de stelselmatige verkiezing van vertegenwoordigers die permanent afzetbaar zijn door diegenen die hen verkozen. De gebeurtenissen van 2011 toonden het al voldoende aan: een dergelijke verandering in Soedan bijvoorbeeld, zou meteen een internationale impact hebben, in het bijzonder in Algerije maar ook ver daarbuiten.
Als deze comités op alle niveaus gecoördineerd worden, hebben ze het potentieel om de basis te vormen voor een onafhankelijke revolutionaire regering die samengesteld is uit de directe vertegenwoordigers van de werkenden en arme massa’s. Door een revolutionaire grondwetgevende vergadering bijeen te roepen, zou het mogelijk zijn om voor eens en altijd een einde te maken aan het huidige regime en om ervoor te zorgen dat de rijkdommen van het land gebruikt worden in het kader van een democratische planning van de economie. Dat is waar onze Soedanese zusterorganisatie, Socialistisch Alternatief, voor opkomt.





