Category: Midden-Oosten en Noord-Afrika

  • Tunesië: staatsgreep door president om opstand van onderaf te muilkorven

    Eind juli schorste de Tunesische president, Kais Saied, het parlement, ontsloeg de regering en kondigde aan dat hij tijdelijk per decreet zal regeren. Dit is een ongekende stap sinds de revolutie van 2011, die het dictatoriale regime van Ben Ali ten val bracht.

    Door Serge Jordan, International Socialist Alternative en auteur van het boek ‘Het volk wil de val van het systeem’

    Het besluit kwam op dezelfde dag dat duizenden mensen in vele steden in het land betoogden om de val van de regering te eisen. De dominante kracht in het parlement en de regering, de rechtse islamistische partij Ennahda, lag in de vuurlinie van deze protesten. Enkele van haar plaatselijke kantoren werden geplunderd of in brand gestoken.

    De ontevredenheid tegen het hele politieke establishment neemt toe, terwijl het land geconfronteerd wordt met een aaneenschakeling van crises die nog worden verergerd door de pandemie. Honderdduizenden mensen verliezen hun job, de cruciale toeristische sector is ingestort, er zijn forse prijsstijgingen voor consumptiegoederen … Tunesië heeft nu het hoogste sterftecijfer door Covid-19 in Afrika en de Arabische wereld, met officieel meer dan 18.000 sterfgevallen op een bevolking van ongeveer 12 miljoen.

    Nee tegen Saied, nee tegen Ennahda

    Gezien de wijdverbreide afwijzing van de regering en het parlement werd de staatsgreep van Kais Saied door een aanzienlijk deel van de bevolking op straat gevierd. Voorlopig wordt hij gesteund door het leger en belangrijke delen van het staatsapparaat. Op die basis probeert hij met autoritaire middelen een einde te maken aan de politieke instabiliteit. Hij probeert de woede van de bevolking tegen de regering, waarin Ennahda een belangrijke rol speelde, te gebruiken om die partij een slag toe te brengen. Het is begrijpelijk dat het besluit van Saied om de parlementaire onschendbaarheid op te heffen en zijn dreigement om corrupte verkozenen te vervolgen, op een zekere instemming van de bevolking kan rekenen.

    Net als de elf coalities die haar sinds de val van Ben Ali zijn voorgegaan, heeft de gevallen regeringscoalitie hetzelfde asociale beleid gevoerd als het oude regime. Het beleid ging in tegen de belangen van de werkenden en armen. Er kan geen vertrouwen gesteld worden in Saied om daar verandering in te brengen.

    Saied had het over “sociale vrede” en “het redden van de staat”, maar zei niets over de miljoenen behoeftige gezinnen, hoe werklozen werk te verschaffen, het aflossen van de staatsschuld, vaccinatie tegen Covid, investeringen in de openbare gezondheidszorg of nationalisatie van private ziekenhuizen. Ondanks zijn anticorruptiebeleid heeft Saied niets ondernomen tegen de gevestigde belangen van de plaatselijke burgerij en imperialistische instellingen als het IMF, die midden de wereldwijde pandemie toch proberen massale programma’s op te leggen die de bevolking verder verarmen.

    Saied dreigde er zelfs al mee om het leger in te zetten tegen stakende arbeiders en had er geen probleem mee om banden aan te knopen met de dictaturen van Saoedi-Arabië en Egypte. De normalisering van de inzet van het leger in de straten, zoals is gebeurd om staatsgebouwen te omsingelen en parlementsleden de toegang tot het parlement te beletten, zal ook worden gebruikt om de echte protesten van arbeiders en jongeren te intimideren of te breken. Uit een in juni gepubliceerd rapport van het Tunesische Forum voor economische en sociale rechten blijkt dat het aantal protestbewegingen in het land in mei 2021 was verdubbeld ten opzichte van mei 2020.

    Opbouw van strijd voor socialisme

    Helaas, maar niet verrassend, heeft de leiding van de machtige vakbond UGTT (Algemene Unie van Tunesische Arbeiders) in de afgelopen maanden niets beters gevonden dan nieuwe voorstellen te doen voor een “nationale dialoog” tussen alle politieke partijen, terwijl die partijen allemaal staan voor een klassenstrijd tegen de meerderheid van de bevolking.

    Om aan de eisen van hun onvoltooide revolutie te voldoen, kunnen de werkenden en de revolutionaire massa’s niet rekenen op één van de elkaar bestrijdende pro-kapitalistische kampen. Ze moeten vertrouwen op hun eigen krachten, hun eigen strijdmethoden gebruiken en hun eigen eisen naar voren brengen – zoals zij tien jaar geleden hebben gedaan om het regime van Ben Ali omver te werpen. Het oprichten van plaatselijke actiecomités in werkplaatsen en buurten om de huidige situatie te bespreken en massamobilisatie op hun eigen voorwaarden op te bouwen, zou een zeer goede manier zijn om te beginnen.

    Om ervoor te zorgen dat de heldhaftige inspanningen van de afgelopen tien jaar echt de moeite waard zijn, moeten de werkenden en de armen zich ook dringend verenigen in een eigen politiek alternatief. Er is nood aan een massale kracht die ingaat tegen de kapitalistische aanvallen op het leven en de bestaansmiddelen van de Tunesische bevolking en die de strijd aangaat voor socialistische maatschappijverandering.

  • Geen vrede zonder massale strijd tegen bezetting, armoede en kapitalistische overheersing

    In mei zag de hele wereld vol afgrijzen hoe de Israëlische staat, de op drie na grootste militaire macht ter wereld, een bloedige aanval uitvoerde op Gaza. Op 11 dagen zijn naar schatting 242 inwoners van Gaza gedood. Het schouwspel van deze oorlogsmisdaden is maar al te vertrouwd: dit is de vierde dergelijke aanval sinds 2009.

    Artikel door Clement (Luik) voor de juni-editie van ‘De Linkse Socialist’

    Het staakt-het-vuren dat bij het ter perse gaan van deze krant werd bereikt, maakt een einde aan de bombardementen van de regering-Netanyahu op Gaza. De aanvallen van de Israëlische politie rond de al-Aqsa Moskee illustreerden echter dat het geweld en het systematisch racisme tegen de Palestijnen in andere vormen onverminderd zullen voortduren.

    Op 11 dagen werden honderden gebouwen verwoest, waaronder het al-Rimal ziekenhuis (met het enige Covid-laboratorium in de Gazastrook) en het gebouw waarin de kantoren van Al Jazeera en Associated Press waren gevestigd. Luchtaanvallen troffen het overvolle vluchtelingenkamp al-Shati, waarbij een tiental mensen omkwamen. Aan de andere kant van het hek werden 12 mensen gedood door raket- en antitankraketvuur, waaronder verscheidene Palestijnen uit Israël (die ongeveer 20% van de bevolking uitmaken) en een Indiase arbeider.

    Wij zijn solidair met de miljoenen gewone arbeiders en armen die lijden onder de terreur van bombardementen en raketbeschietingen aan beide zijden van het hek. Wij verzetten ons tegen het beleid van staatsterreur van de Israëlische regering. Terwijl we de totale wanverhouding erkennen tussen de agressie tegen een enclave die geblokkeerd wordt door één van de best uitgeruste legers ter wereld en de beschietingen vanuit de Gazastrook, worden die laatsten door de regering-Netanyahu gebruikt om de steun voor haar oorlogszuchtige politiek te versterken.

    Politieke instabiliteit als achtergrond

    Na de val van de vorige regering, die er niet in slaagde een begroting voor het jaar 2020 goed te keuren, werden op 23 maart vervroegde verkiezingen gehouden in Israël. Dit is de vierde opeenvolgende vervroegde verkiezing in minder dan twee jaar. 70% van de Israëli’s denkt dat er in 2021 nieuwe vervroegde verkiezingen komen. Sinds juni 2020 waren er regelmatig betogingen waarin de aanpak van de Covid-crisis en de gevolgen daarvan werden aangeklaagd. Het protest richtte zich rechtstreeks tegen premier Benjamin Netanyahu, die wegens corruptie in staat van beschuldiging is gesteld.

    Als reactie op deze instabiliteit heeft de voorlopige regering van Netanyahu, gesteund door de traditionele media, haar reactionaire campagne opgevoerd om de nationale verdeeldheid aan te wakkeren en een sfeer van een ‘belegerde citadel’ te stimuleren. Netanyahu heeft zich aldus openlijk geallieerd met de Kahanistische partij, een gewelddadige, racistische extreemrechtse partij waarvan de milities vrij spel hebben om razzia’s uit te voeren in Palestijnse wijken in Jeruzalem. Het beleid van zogenaamde ‘Judaïsering’ – een latente etnische zuivering – van Oost-Jeruzalem wordt versterkt door de verdrijving van Palestijnse gezinnen ten gunste van kolonisten. Palestijnse betogingen worden systematisch met geweld onderdrukt.

    Reactionaire golf lokt reactie uit van Palestijnen in Israël

    Op 13 april hadden de politie en het leger de arrogantie om te verhinderen dat Palestijnse jongeren zich bij de Damascuspoort verzamelden om te socialiseren. Gedurende meer dan tien dagen waren er betogingen waaraan duizenden mensen deelnamen. Door de hardnekkigheid van de betogers moest de politie ze uiteindelijk gewoon doorlaten.

    Deze overwinning heeft het vertrouwen van de jonge Palestijnen in Israël versterkt. Na de Damascuspoort werd de wijk van Sheikh Jarrah, waar 10 families met uitzetting werden bedreigd, het brandpunt van verzet in Oost Jeruzalem.

    De strijd tegen de tien uitzettingen in de wijk kwam in een stroomversnelling terecht en werd een algemene strijd tegen de uitzettingen van arme Palestijnse gezinnen en tegen de overname van de wijk door joodse kolonisten. Palestijnen uit Israël en uit de bezette gebieden kwamen betogen, terwijl ze gezinnen in de buurt hielpen bij het organiseren van maaltijden bij het breken van het vasten ‘s avonds. Onder druk werd de zitting van het Hooggerechtshof die over de uitzettingen moest beslissen, uiteindelijk verdaagd.

    De politie ging op 7 mei over tot verdere provocaties. De betogingen werden nog steeds gewelddadig onderdrukt. Daar kwam echter bij dat geprobeerd werd om te verhinderen dat duizenden moslims zouden deelnemen aan de gebeden op één van de laatste avonden van de Ramadan. Die brengen elk jaar tienduizenden gelovigen naar de al-Aqsa moskee. De politie schoot zelfs met traangas naar het terrein van de moskee. Dat gaf aanleiding tot nieuwe betogingen en rellen, ook in andere steden zoals Haifa, Jaffa, Lydda, Nazareth …

    Tegelijkertijd waren er acties op de werkplekken en in de scholen. Deze toonden een solidariteit tussen Arabieren en Joden. In Tiberias legden de chauffeurs van de Superbus-maatschappij het werk neer. Joodse chauffeurs begeleidden hun Arabische collega’s naar hun huizen. Op het Bezalel College werd een proteststaking van Palestijnse studenten beantwoord met een solidariteitsverklaring van de faculteit. De vakbond van sociaal werkers verklaarde dat ze “alle maatschappelijk werkers in Israël vertegenwoordigt, van alle nationaliteiten en religies, en van een verscheidenheid aan wereldvisies. Deze vakbond strijdt, handelt en roept op tot vrede en een einde aan het geweld.”

    In het tijdperk dat volgt op het vertrek van de regering-Trump en de politieke crisis in Israël, verliest een nieuwe generatie Palestijnen de angst en durft ze steeds meer de confrontatie met het Israëlische establishment aangaan. Het is in essentie een eerste opstand voor de bevrijding van nationale onderdrukking, onteigening, armoede en leed. Het draagt een algemene ideologische uiting van Palestijns nationalisme in zich, helaas zonder duidelijke politieke doelen of belangrijke organisaties.

    Militaire manoeuvres houden de status quo in stand

    Toen Hamas en de Islamitische Jihad besloten het initiatief te nemen door raketten (eerder projectielen) af te vuren “uit solidariteit” met de beweging tegen de repressie, greep de rechtse regering van Israël dit aan om met militair geweld de situatie opnieuw onder controle te krijgen. De brutaliteiten van de aanvallen door het regime van Netanyahu onderstrepen het recht van de Palestijnen om te protesteren, zich te organiseren en zich te verdedigen, ook door middel van gewapende strijd. De willekeurige beschieting van de burgerbevolking met raketten is echter geen verdediging van de Palestijnen en wordt op cynische wijze misbruikt om bloedvergieten te rechtvaardigen waarvoor het regime van Netanyahu verantwoordelijk is.

    De politieke crisis en de zwakte van Netanyahu, die vecht voor zijn politieke overleven, spelen een sleutelrol in de dynamiek van de militaire escalatie. De militaire manoeuvres van het regime zijn niet bedoeld om de Israëlische bevolking te beschermen. Het tegendeel beweren is ofwel naïef ofwel bedrieglijk. Deze militaire manoeuvres zijn bedoeld om de kapitalistische status quo van bezetting, belegering, nederzettingen, nationale discriminatie, verdeel-en-heers en armoede in stand te houden.

    Eenheid van werkenden en onderdrukten in strijd voor bevrijding

    De Israëlische militaire operaties maakten geen einde aan het protest. Naast de betoging van meer dan 10.000 mensen in de stad Sakhnin is het meest in het oog springende voorbeeld natuurlijk de algemene staking van de Israëlische Arabieren op 18 mei. Ondanks oproepen van extreemrechtse parlementsleden om de stakers als terroristen te behandelen en hen te ontslaan, werd de staking op grote schaal opgevolgd. De doorgaans drukke straten waren door de sluiting van de winkels leeg. Honderden truckers legden het werk neer. Volgens de Israëlische bouwvereniging gingen slechts 150 van de 65.000 Arabische bouwvakkers aan het werk, met een verlies van 40 miljoen dollar tot gevolg. De tegenreactie liet niet op zich wachten: honderden stakers kregen via sms hun ontslag.

    De gebeurtenissen weerleggen de valse propaganda over vrede die gepaard ging met de normalisatieakkoorden die onder Netanyahu en Trump met een aantal Arabische oligarchen werden gesloten. Deze acties vormen een nieuwe fase in de Palestijnse opstand. Zij wijzen de weg naar een krachtsverhouding waarmee rechts en extreemrechts kunnen verslagen worden. In sommige steden zijn tijdens de protesten actiecomités opgezet. Deze kunnen dienen als basis voor het organiseren van betogingen en stakingen en het beschermen van gemeenschappen, maar ook als basis voor de ontwikkeling van een nieuwe, onafhankelijke, niet-sektarische politieke leiding die een alternatief biedt voor de strategische impasse van Hamas en Fatah. Dat vereist een strategie van nationale bevrijding en sociale emancipatie als onderdeel van een socialistische verandering in de regio.

  • Italiaanse havenarbeiders organiseren zich tegen wapentransporten naar Israël

    Op 14 mei hebben arbeiders van het Autonoom Collectief van Havenarbeiders (CALP), leden van de basisvakbond Usb en de internationale vereniging Weapon Watch vernomen dat “ultraprecisiekogels” bestemd voor de Israëlische haven Ashdod op het schip “Asiatic Island” waren geladen.

    Door Giuliano Brunetto (Resistenze Internazionali – ISA in Italië)

    Het containerschip “Asiatic Island”, dat onder de vlag van Singapore vaart en afkomstig is uit de haven van Marseille, had op 6 mei de haven van Haifa in Israël verlaten op weg naar Livorno. De “Asiatic Island” is een feeder schip, maritiem jargon voor een betrekkelijk klein vaartuig, dat deel uitmaakt van de lijndienst van de ZIM, de Israëlische staatsrederij.

    CALP en Weapon Watch ontdekten dat het laden van oorlogsmateriaal werd uitgevoerd zonder dat het schip in de haven aanlegde, zoals de internationale veiligheidsvoorschriften voorschrijven bij het laden van gevaarlijke of explosieve goederen.

    CALP-arbeiders waren de afgelopen maanden al betrokken bij internationalistische solidariteitsacties, waarbij ze stakingen en blokkades organiseerden tegen het laden van een Saoedisch schip geladen met zware wapens voor gebruik in de oorlog in Jemen. Om deze reden is tegen velen van hen een onderzoek ingesteld door het Openbaar Ministerie en zijn ze in staat van beschuldiging gesteld door de Italiaanse autoriteiten.

    Toen de dokwerkers van CALP het nieuws ontvingen van de aankomst van de “Asiatic Island”, waarschuwden zij onmiddellijk hun collega’s in de haven van Livorno, waarnaar het schip op weg was voor bevoorrading.

    De collega’s van Livorno, vakbondsafgevaardigden van de Usb, waarvan sommigen lid zijn van de antikapitalistische organisatie Potere al Popolo, verspreidden het nieuws in de stad en waarschuwden onmiddellijk de havenautoriteit en de havenkapiteinsdienst, met het verzoek om dringende controles aan boord van het schip uit te voeren.

    Zij gaven blijk van een sterk internationalistisch gevoel van solidariteit tegen de oorlog en kondigden een eendaagse staking af uit solidariteit met de Palestijnse bevolking en om de onmiddellijke stopzetting van de bombardementen op Gaza en de stopzetting van de onteigening van huizen in de bezette gebieden te eisen.

    In een communiqué getiteld “De haven van Livorno is niet medeplichtig aan het bloedbad tegen de Palestijnse bevolking”, gaven zij te kennen niet medeplichtig te willen worden aan het bloedbad dat in de bezette gebieden in Palestina wordt aangericht.

    Het schip week af naar de haven van Napels. Toen het daar aankwam op 15 mei, toonden de havenarbeiders hun solidariteit met de Palestijnse zaak. De leden van de vakbond SI Cobas spraken zich krachtig uit “tegen het aanvoeren van wapens die dienen als brandstof voor oorlogen en winsten tegen het Palestijnse volk dat al jaren gebukt gaat onder meedogenloze onderdrukking door toedoen van Israël.” Ze verklaarden dat “onze handen niet met bloed zullen worden bevlekt voor uw oorlogen.”

    Deze initiatieven van de havenarbeiders, die plaatsvonden in samenhang met grootschalige mobilisaties in heel het land, van Rome tot Milaan, van Napels tot Turijn, in solidariteit met het Palestijnse volk, werden internationaal opgepikt.

    In Zuid-Afrika organiseerde de vakbond SATAWU op 21 mei een protestactie tegen het laden van goederen met bestemming Israël, waarbij uitdrukkelijk werd verwezen naar het communiqué van de havenarbeiders van Livorno. In de haven van Oakland (VS) mobiliseren activisten en anti-oorlogsactivisten zich om het laden te verhinderen van een ander ZIM-schip dat de komende dagen zal aanmeren.

    De initiatieven van de Italiaanse havenarbeiders zijn een voortzetting van de beste tradities van de arbeidersklasse. Ze moeten vastberaden gesteund worden door alle krachten van de politieke linkerzijde, vakbonden en verenigingen in Italië en de rest van de wereld.

    International Socialist Alternative is ervan overtuigd dat de arbeidersklasse de enige kracht in de samenleving is die in staat is om oorlogen, bloedbaden en onderdrukking te stoppen. We betuigen onze solidariteit met de havenarbeiders die de potentiële kracht van de arbeidersbeweging toonden als deze georganiseerd en gecoördineerd is.

    Wij steunen de internationalistische initiatieven van de dappere Italiaanse havenarbeiders. Deze wijzen de weg naar werkelijke solidariteit tegen de barbaarsheid die het kapitalisme overal ter wereld voortbrengt.

  • Stop de slachting in Gaza – Verzet nodig tegen Israëlische staatsterreur

    Luchtaanvallen op Gaza in 2009. Vandaag zijn er eens te meer aanvallen op de Palestijnse inwoners van de Gazastrook. (foto vanop Wikimedia)

    De Israëlische staat, geleid door het corrupte regime van Benjamin Netanyahu, voert de zoveelste moorddadige aanval uit op de bevolking van Gaza, waar twee miljoen Palestijnen in ‘s werelds grootste openluchtgevangenis wonen. De kleine landstrook, waar een groot deel van de gebouwen en de infrastructuur door opeenvolgende Israëlische aanvallen zijn vernietigd, wordt over land, door de lucht en over zee belegerd. De bevolking wordt dagelijks geconfronteerd met enorme ontberingen; volgens de Verenigde Naties heeft 54% van de inwoners van Gaza te kampen met voedselonzekerheid en heeft meer dan 90% geen toegang tot schoon en veilig water.

    Reactie door de Socialist Party, onze Ierse zusterorganisatie. 

    Op het moment van schrijven zijn 53 Palestijnen, waaronder 14 kinderen, gedood als gevolg van deze nieuwe moorddadige aanval, en alles wijst erop dat deze slachting zal doorgaan. Maar liefst de helft van de bevolking van Gaza is jonger dan 18 jaar.

    De Israëlische defensiemacht (IDF) heeft deze oorlog op groteske wijze de groteske naam ‘Operatie Bewakers van de Muur’ gegeven, alsof ze een computerversie van Game of Thrones aan het spelen zijn. Maar voor een bevolking die zwaar te lijden heeft onder de bommen en het artillerievuur van de IDF, is deze oorlog maar al te reëel en zijn de gevolgen afschuwelijk. Er is geen veilige plek voor dit schrikbewind.

    De slachting in Gaza vindt plaats in dezelfde week als de bestorming van de al-Aqsa Moskee in bezet Oost-Jeruzalem door de Israëlische politie, terwijl een extreemrechtse provocatieve mars onder naam ‘Jeruzalem dag’ werd gehouden op 10 mei, om de bezetting van Oost-Jeruzalem in 1967 te ‘vieren’. Dit alles vindt plaats tegen de achtergrond van pogingen om Palestijnen in de buurt van Sheikh Jarrah uit te zetten om plaats te maken voor Israëlische kolonisten.

    De Palestijnen zijn een onderdrukt volk dat sinds de oprichting van de Israëlische staat in 1948 en de daaropvolgende bezetting (en toenemende annexatie) van de Westelijke Jordaanoever en Gaza in 1967 beroofd zijn van hun land en rechten. Zij hebben het volste recht om te strijden voor volledige nationale bevrijding en bevrijding van het onderdrukkende juk van de Israëlische staat, die hen dagelijks aan bezetting en onderdrukking onderwerpt.

    Een dergelijke strijd, die de Palestijnse massa’s van onderaf democratisch organiseren, met het recht op gewapende zelfverdediging, in de bezette gebieden en binnen de groene lijn van Israël, kan de Israëlische staat enorme klappen toebrengen. Het zou een beweging zijn in de traditie van de Eerste en de Tweede (althans in de beginfase) Intifada die respectievelijk in 1987 en 2000 uitbraken en die de fundamenten van de schijnbaar ontembare Israëlische staat deden wankelen.

    Het corrupte en collaborerende regime van Fatah in de Palestijnse Autoriteit (PA) is er niet in geslaagd een dergelijke strijd te organiseren, evenmin als de dictatoriale regering van Hamas in Gaza. Deze laatste heeft de afgelopen dagen raketten op Israël afgevuurd die zowel nutteloos als contraproductief zijn, omdat zij de regering-Netanyahu in de kaart spelen bij het rechtvaardigen van de oorlog tegen Gaza en Palestina in het algemeen.

    Een strijd voor Palestijnse bevrijding zou de hand kunnen reiken aan andere delen van de arbeidersklasse en de onderdrukten in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, die leven onder repressieve kapitalistische dictaturen die zich steeds meer aan de zijde van de Israëlische staat scharen en hopeloos dienstbaar zijn aan het imperialisme in de regio. Zij zou een oproep kunnen doen om zich bij hen aan te sluiten in een strijd om de heerschappij van al deze regimes – en de economische, politieke en sociale orde van het kapitalisme die zij vertegenwoordigen – omver te werpen. Deze orde is gebaseerd op uitbuiting en onderdrukking en biedt slechts een toekomst van conflicten, armoede, pandemieën en milieuvernietiging.

    Samen met onze zusterorganisatie in Israël/Palestina, de Socialistische Strijdbeweging, wijzen we erop dat er in Israël zelf een kracht bestaat die potentieel kan worden gewonnen voor een strijd voor een dergelijke verandering in de regio. De Israëlisch-Joodse samenleving is een gelaagde en door klassen opgedeelde samenleving, die alle vormen van uitbuiting en onderdrukking in zich draagt die inherent zijn aan het kapitalisme. Zo hebben bijvoorbeeld Ethiopische en Mizrahi joodse arbeiders (die oorspronkelijk uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika komen) te maken met discriminatie. In het afgelopen jaar hebben jonge Israëlische vrouwen protesten en stakingen georganiseerd tegen gender-gerelateerd geweld. Er was ook massaal protest tegen de corrupte regering-Netanyahu. De belangen van de Israëlische arbeiders staan fundamenteel tegenover die van hun heersers.

    Een gezamenlijke strijd van Palestijnse en Israëlische werkende mensen om de Israëlische kapitalistische staat omver te werpen, kan de basis leggen voor een gelijkwaardige, democratische oplossing van dit conflict. Een socialistische oplossing zou gebaseerd zijn op de heerschappij van de arbeidersklasse, waarbij de grondstoffen en de rijkdom van de maatschappij in handen van de overheid worden gebracht en in het belang van allen worden gebruikt en democratisch gepland. Wij pleiten voor een werkelijk onafhankelijk, socialistisch Palestina en een democratisch, seculier socialistisch Israël op basis van vrije en open grenzen met gegarandeerde rechten voor minderheden, als onderdeel van de revolutionaire socialistische transformatie van het Midden-Oosten.

    Een dergelijk programma kan een uitweg bieden uit de nachtmerrie van onderdrukking, armoede en conflicten.

  • Stop de oorlog! Geen vrede zonder strijd tegen bezetting, armoede en kapitalisme

    Provocaties van de politie en extreemrechts hebben geleid tot een gevaarlijke escalatie met vele doden en gewonden tot gevolg. Verzet tegen deze oorlog is nodig. Vrede kan enkel bereikt worden door te strijden tegen de bezetting, de armoede en de heerschappij van het kapitaal.

    Interview met Yasha Marmer (Socialistische Strijdbeweging – ISA in Israël en Palestina). Interview vanop internationalsocialist.net, afgenomen op woensdag 12 mei.

    Wat is er aan de hand?

    Dit is een oorlog. Het aantal doden in Gaza escaleert snel. Het zijn er nu al 48, waaronder 14 kinderen. Er zijn honderden gewonden. Getuigen in Gaza zeggen dat Israëlische gevechtsvliegtuigen flatgebouwen hebben aangevallen, en er is nu gemeld dat een flatgebouw in vlammen is opgegaan. Terwijl de aanvallen van het Israëlische leger doorgingen, reageerde Hamas gisteren met het afvuren van honderden raketten op het zuiden van Israël, waarbij twee Israëlische vrouwen om het leven kwamen. Het ziet ernaar uit dat we nu een langdurige militaire escalatie ingaan. Het Israëlische leger heeft de mobilisatie van nog eens 5000 soldaten aangekondigd. Dit zou niet voor een grondinvasie zijn, maar voor diverse ondersteunende taken. Dit is allemaal zeer verontrustend.

    “De escalatie begon met de repressie tegen Palestijnen die zich probeerden te verzetten tegen kolonisten die hen uit hun huizen in Sheikh Jarrah probeerden te zetten. De Israëlische strijdkrachten probeerden te voorkomen dat Palestijnen tijdens de Ramadan bijeenkwamen. De protesten hadden veel progressieve kenmerken, het begon als een volksbeweging van jongeren tegen onderdrukking.

    “De Israëlische heersende klasse was bang dat het zou kunnen uitlopen op een volksopstand op een moment dat er sprake is van een ernstige regeringscrisis, de Covid-crisis (hoewel Israël beweert dat de vaccinatiegraad hoog is, zijn de Palestijnse massa’s grotendeels genegeerd), en ernstige bezorgdheid in het hele Midden-Oosten nu de regimes die hun betrekkingen met Israël hebben “genormaliseerd”, te maken krijgen met repercussies in eigen land. Het is opvallend dat de regeringen van zowel Marokko als Soedan, die eind vorig jaar hun handtekening hebben gezet onder akkoorden met Israël, tot nu toe hebben gezwegen. Vrijdag vond in Amman (Jordanië) een massabetoging plaats uit solidariteit met de Palestijnse demonstranten.

    “Er kwam een kwalitatieve verandering in de situatie toen Hamas raketten op Israël begon af te vuren. Dit werd door de regering-Netanyahu en de legerleiders aangegrepen om de militaire aanval op Gaza te beginnen en het initiatief terug te winnen.”

    Waarom gebeurt die escalatie nu juist?

    “Het is de maand van de Ramadan. De politie wilde duidelijk niet dat de jongeren zich verzamelden buiten de Damascuspoort van de oude stad, wat gewoonlijk een gebied is van nachtelijke festiviteiten als moslims hun dagelijkse vasten verbreken. De jongeren verzetten zich tegen de politie met betogingen, en er waren zelfs confrontaties, totdat het politiebesluit werd herroepen. Dit was een overwinning die gelijkenissen vertoont met wat er in 2017 gebeurde. Maar het was niet genoeg om de situatie te kalmeren.

    “Op 7 mei viel de politie binnen in het Al Aqsa moskee-complex, waarbij stungranaten en rubberkogels werden afgevuurd op honderden gelovigen. Troepen gooiden zelfs stungranaten in de kliniek van het moskee-complex. De politie probeerde te verhinderen dat duizenden moslims de oude stad van Jeruzalem bereikten en het nachtgebed van Al-Qadr bijwoonden – één van de laatste nachten van de Ramadan, waarop elk jaar ongeveer 200.000 gelovigen de moskee in de oude stad bezoeken.

    “In Oost-Jeruzalem zelf zijn de afgelopen dagen honderden gewonden gevallen en vannacht waren er betogingen en verdere botsingen, niet alleen in de stad zelf, maar ook op verschillende andere plaatsen, alsmede in Ramallah in de bezette gebieden. Er was ook protest in Israël, voornamelijk door Palestijnen met de Israëlische nationaliteit. In de loop van de dag zijn de betogingen in omvang toegenomen, wat positief is, het Israëlische regime is er duidelijk bang voor. Parallel daarmee zijn er ook aanvallen geweest op politievoertuigen en op religieuze gebouwen – waarvan sommige verband hielden met de extreemrechtse kolonisten. Hoewel dit niet geen willekeurig nationalistisch geweld was tegen Israëli’s, kan zich dit wel ontwikkelen in de komende dagen.

    “Aan de andere kant is er een poging om stakingen van Palestijnse studenten met de Israëlische nationaliteit op te zetten. Ook dat is een nieuw element in de situatie.

    “Het is belangrijk te begrijpen hoe dit alles tot stand is gekomen. Tijdens de ramadan is er in Oost-Jeruzalem een opbouw geweest met straatbetogingen en in de moskeeën tijdens de gebeden door Palestijnen uit bezet Oost-Jeruzalem, de Westelijke Jordaanoever en Palestijnen met de Israëlische nationaliteit.

    “Dit gebeurt tegen de achtergrond van het vertrek van Trump. Met Biden is het duidelijk dat Netanyahu niet dezelfde soort steun zal krijgen voor al zijn provocerende stappen. Bovendien is de regering-Netanyahu na de verkiezingen de zwakste in meer dan tien jaar, terwijl ook de Palestijnse Autoriteit verzwakt is na het uitstellen van de verkiezingen. Dit is belangrijk omdat er veel woede is tegen de Palestijnse Autoriteit, die beweerde dat uitstel van de verkiezingen nodig was omdat de Israëlische autoriteiten niet zouden toestaan dat er in Oost-Jeruzalem werd gestemd. Sommige delen van de Palestijnse jeugd antwoorden dat de Palestijnse Autoriteit niets heeft gedaan om gewoon zelf verkiezingen te organiseren, zoals er in Catalonië een referendum werd gehouden. Ze zou, zo redeneren de jongeren, stembussen kunnen plaatsen in scholen of, in Jeruzalem, in religieuze gebouwen met een mobilisatie om de verkiezingen te beschermen. Maar de Palestijnse Autoriteit heeft niets in deze zin ondernomen.

    “Er is duidelijk sprake van woede, maar ook van een radicalisering van de jongeren, die de Palestijnse Autoriteit zien als het zoveelste controlemechanisme van de bezetting. Dit is in het bijzonder het geval op de Westelijke Jordaanoever, met name in de gebieden waar het Israëlische leger de steden omsingelt terwijl in de steden de Palestijnse politie hard optreedt. Het uitstel van de verkiezingen tast het gezag van de Palestijnse Autoriteit aan. Ook dat is een belangrijk gegeven, dat zich parallel met de andere processen ontwikkelt.”

    “Dit is de achtergrond van hoe de beweging haar eerste overwinning behaalde toen de beperkingen werden opgeheven die twee weken geleden werden opgelegd aan de jongeren die bij de poort bijeenkwamen. Het verzet verplaatste zich toen naar de Sheikh Jarrah buurt, dat het nieuwe punt van verzet werd. De kolonisten daar zijn zeer georganiseerd en worden gesteund door de staat om te proberen Palestijnse families uit hun huizen te verdrijven. De strijd is daar al vele jaren aan de gang, hoewel de betogingen tot voor kort erg klein waren – telkens met 20-50 mensen, waarvan de helft linkse Joodse activisten die uit solidariteit kwamen. Maar nu, in de afgelopen week of zo, is het beeld volledig veranderd met de militante jongeren van Oost-Jeruzalem die op het toneel komen, maar ook met jongeren uit andere gebieden.

    “De afgelopen 48 uur was er een militaire escalatie. De gevolgen van het optreden van Hamas wakkeren de Israëlische reactie aan en creëren een voorwendsel om de militaire actie op te voeren. Maar zij zullen niet op korte termijn een einde maken aan de betogingen.”

     

    EISEN VAN DE SOCIALISTISCHE STRIJDBEWEGING:

    • Stop de oorlog! Stop de raketaanvallen en militaire aanvallen op Gaza. Stop de belegering. Stop de politie- en militaire onderdrukking van het protest. Stop de willekeurige arrestaties. Mobiliseer voor betogingen tegen de militaire aanvallen en tegen de bezetting.
    • Solidariteit met de strijd van de bewoners van Sheikh Jarah tegen de barbaarse overname van hun huizen door kolonisten en het rechtse regime, die proberen Palestijnen te verdringen die onder de bezetting van het Israëlische kapitalistische bewind in Oost-Jeruzalem leven.
    • Maak een einde aan de toegang van Israëlische strijdkrachten tot het Al Aqsa-complex. Stop de nationalistische provocaties en de aanvallen op de rechten van gelovigen die een godsdienstoorlog in de hand werken. Maak een einde aan de criminalisering van de Palestijnse huizenbouw in Oost-Jeruzalem, stop de sloop van huizen, de bezetting en de nederzettingen.
    • Er is geen vrede mogelijk zonder strijd tegen bezetting, armoede, ongelijkheid, tegen de corrupte elites en voor gezondheidszorg, bestaansmiddelen en welzijn voor iedereen. Voor protesten van Palestijnen en Israëli’s, nee tegen aanvallen op burgers
    • Alleen vrede en gelijkheid zullen persoonlijke veiligheid voor iedereen brengen – beëindig alle aanvallen en collectieve straffen op 2 miljoen inwoners van Gaza. Solidariteit met inwoners van beide bevolkingsgroepen in Israël die te maken hebben met willekeurige raketbeschietingen
    • Stop de bezetting, geen ontkenning meer van het recht op zelfbeschikking en nationale onderdrukking van de Palestijnen. Voor een onafhankelijk socialistisch Palestina met Oost-Jeruzalem als hoofdstad, voor een socialistische verandering in Israël en in de hele regio.
    Affiches van de Socialistische Strijdbeweging in het Arabisch en het Hebreeuws: ‘Stop de oorlog. Geen vrede zonder strijd tegen bezetting, armoede en kapitalisme’
  • Crisis in Libanon: onder de wanhoop broeit een bredere klassenopstand

    Protest in Tripoli in 2019. Vandaag wordt er opnieuw geprotesteerd in deze stad.

    Terwijl Libanon economisch verder afglijdt en dezelfde corrupte politieke elite gewoon doorgaat, heeft hoop plaatsgemaakt voor wanhoop. De 17 oktoberbeweging, die op haar hoogtepunt bijna één op de drie Libanezen de straat op bracht om de besparingsmaatregelen en het sektarische politieke systeem van het land af te wijzen, lijkt te zijn weggeëbd. Toch zijn er, ondanks de enorme obstakels, tekenen van openingen voor de arbeidersklasse.

    Dossier door Christian (Leuven)

    Terugkeer van de “opstand van de hongerigen”

    Betogers die boos waren over de verlenging met twee weken (tot 14 februari) van de lockdown trotseerden op 25 januari de avondklok en gingen de straat op in Tripoli, de tweede grootste stad van Libanon. Meer dan vier dagen waren er gewelddadige confrontaties met de veiligheidstroepen. Een historisch gemeentegebouw werd in brand gestoken, samen met andere overheidsgebouwen en een privé-instituut dat eigendom is van ex-premier en miljardair Najib Mikati. Betogers gooiden stenen, molotovcocktails en (naar verluidt) handgranaten, terwijl de veiligheidstroepen traangas, waterkanonnen, rubberkogels en scherpe munitie gebruikten. Uiteindelijk werd één betoger doodgeschoten en raakten er meer dan 400 gewond. Minstens 40 soldaten en politieagenten raakten gewond. [i]

    In plaats van de onrust te erkennen als een wanhopige roep om noodhulp, deed het sektarische politieke establishment van Libanon het af als een samenzwering, het werk van buitenstaanders of in de woorden van premier Saad Hariri “georganiseerde misdaad”. [ii]

    Deze gebeurtenissen waren de meest gewelddadige protesten sinds betogers verschillende ministeries bestormden in de dagen na de ontploffing van 4 augustus 2020 die een groot deel van Beiroet verwoestte. De laatste rellen doen echter meer denken aan de gebeurtenissen van eind april vorig jaar, toen tijdens Libanon’s eerste lockdown in Tripoli een “opstand van de hongerigen” begon die zich snel over het hele land verspreidde.

    Tripolitanen staan er voorlopig alleen voor…

    Hoewel er protest was bij het militair tribunaal in Beiroet voor de vrijlating van degenen die tijdens de protesten in Tripoli waren gearresteerd, heeft deze nieuwe “opstand van de hongerigen” zich tot nu toe niet buiten Tripoli verspreid.

    Tripoli, een stad met 700.000 inwoners in Noord-Libanon, wordt niet zonder reden de “bruid van de revolutie” genoemd. Maanden nadat de golf van protesten die in oktober 2019 losbarstte elders was weggeëbd, gingen de Tripolitanen nog steeds de straat op. De lokale bevolking had het over de “revolutie van de honger”. Met een armoedecijfer van naar schatting 70% is Tripoli namelijk het armste stedelijke gebied van Libanon. De afhankelijkheid van de informele economie is hier groter, waardoor de nieuwe lockdown nog moeilijker te verdragen is. Maar naast ellende en wanhoop is er ook een grote vervreemding van het sektarische politieke systeem. In deze stad met een Soennitische meerderheid voelen de mensen zich in de steek gelaten door de Soennitische politieke leiders. Zoals Ghada Saraf, een 39-jarige vrouwelijke betoger, het verwoordde: “Onze parlementsleden behoren tot Libanon’s rijkste mannen, God vervloekt hen, ze hebben ons nooit ook maar een beetje geholpen.” [iii] De harde repressie van het leger en de aanval van de betogers op het eigendom van een lokale oligarch wijzen beide op een ineenstorting van de anders heersende cliëntelistische orde. [iv]

    Het gebrek aan beweging in de rest van het land kan te wijten zijn aan een verdovend effect van de crisis. Maar gezien de steeds verslechterende situatie voor het grootste deel van de Libanese bevolking, lijken meer explosies van woede en wanhoop onder de bevolking onvermijdelijk. Intussen betekent de verergering van de crisis ook dat Libanon’s sektarische partijen te maken krijgen met slinkende middelen om hun politieke basis in stand te houden. Tripoli zou dus wel eens Libanon’s kanarie in de kolenmijn kunnen blijken te zijn.

    Een crisis door eigen toedoen?

    In tegenstelling tot wat de gevestigde media suggereren, is de steeds dieper wordende crisis die zich in Libanon ontvouwt geen “zelf veroorzaakte crisis”. Dergelijke retoriek wordt altijd gebruikt om de gewone bevolking te laten opdraaien voor de crisis van het kapitalisme. In plaats daarvan is dit een crisis die het Libanese volk is aangedaan door de Libanese burgerij en haar imperialistische geldschieters.

    Profiterend van een sektarisch politiek systeem van verdeel-en-heers heeft een kleine elite zich enorm kunnen verrijken. Uit een studie op basis van gegevens over 2005-2014 bleek dat de top 10% van de bevolking 70% van de persoonlijke rijkdom van het land bezat. De top 1% bezat 45%. Een select groepje van de 0,1% rijksten verdiende evenveel als de onderste helft van de bevolking, waardoor de Libanese inkomensverdeling vergelijkbaar is met die in Brazilië en Zuid-Afrika, enkele van de meest ongelijke samenlevingen ter wereld. [v]

    In de jaren voorafgaand aan de financiële crisis van 2019 vertaalde de uit de hand lopende overheidsschuld zich in torenhoge winsten van banken, waarvan de politieke elite van Libanon, die sterk bij de sector betrokken was, enorm profiteerde. Slechts acht families bezaten 29% van de totale activa van de sector.[vi] Toen het financiële systeem begon te ontrafelen, kregen gewone burgers te maken met limieten voor bankopnames en geen toegang tot buitenlandse valuta (dollars), terwijl een kleine laag profiteurs, grotendeels politici en hun families, een groot deel van hun rijkdom konden wegsluizen.

    Zes Libanezen kwamen voor op de Forbes-lijst van rijkste personen in 2020. Onder hen drie broers en zussen van Saad Hariri (bouw, onroerend goed en investeringen – samen goed voor een vermogen van 4,4 miljard dollar), alsmede voormalig premier Najib Mikati en zijn broer (telecom – samen goed voor 4,3 miljard dollar). [vii]

    Libanon’s elite heeft de staat verzwakt en het moeilijk gemaakt om basisdiensten te verlenen, laat staan een levensvatbaar sociaal vangnet. Sektarische leiders en hun politieke partijen gebruiken een deel van de geplunderde rijkdom om bijstandsnetwerken in stand te houden voor hun aanhangers. Deze kunnen bestaan uit aalmoezen, banen en NGO’s om te helpen met alles van reizen tot onderwijs en gezondheidszorg.[viii] Op deze manier blijven de mensen zowel afhankelijk van hun corrupte leiders als verdeeld langs sektarische lijnen.

    Economische ineenstorting en sociale verwoesting

    In Libanon heeft de Covid-19-pandemie de economische crisis die al bezig was nog erger gemaakt. Na een daling van het BBP met 1,9% in 2018 en 6,7% in 2019[ix] kromp de Libanese economie in 2020 met 19% à 25%.[x]

    De crisis werd nog verergerd door de ontploffing in de haven van Beiroet op 4 augustus 2020, waarbij meer dan 200 mensen omkwamen, minsten 6500 gewond raakten en ongeveer 300.000 mensen het dak boven hun hoofd verloren. De daaruit voortvloeiende schade wordt op 15 miljard dollar geraamd.

    Begin 2021 had de Libanese lira op de zwarte markt 80% van zijn waarde ten opzichte van de dollar verloren. In 2020 bereikte de totale inflatie 133%. Gezien Libanon’s afhankelijkheid van invoer, zijn de prijzen van sommige producten nog dramatischer gestegen. De voedselprijzen zijn bijvoorbeeld verviervoudigd.

    Door besparingen op overheidssubsidies zijn de broodprijzen onlangs voor de vierde keer sinds juni verhoogd.[xi] Twee van deze verhogingen zijn pas sinds het begin van 2021 doorgevoerd. Een standaardverpakking brood (930 gram) per dag kost nu 11% van het minimumloon.[xii] Dat laatste komt neer op ongeveer 80 dollar per maand tegen de wisselkoers op de zwarte markt.

    Nu de deviezenreserves snel slinken, is het mogelijk dat de overheidssubsidies op tarwe, brandstof en geneesmiddelen eind maart volledig zullen stoppen. [xiii] Dit zou leiden tot een verdere verdubbeling van de broodprijs. De verwachte afschaffing van de invoersubsidies op medische benodigdheden (85% van de geneesmiddelen wordt ingevoerd) heeft reeds geleid tot hamsteren en lege apothekersrekken.[xiv]

    Als gevolg van de inflatie verdient 94% van de huishoudens nu minder dan het minimumloon, waarbij 29% het equivalent van 1,80 dollar per dag verdient.[xv] Honderdduizenden hebben hun baan verloren en de werkloosheid wordt momenteel geschat op 35%.

    Als gevolg daarvan is het armoedecijfer bijna verdubbeld van 28% in 2019 tot 55,3% in 2021.[xvi]   De extreme armoede is intussen bijna verdrievoudigd en treft nu 22% van de bevolking. Het armoedecijfer onder Syrische vluchtelingen wordt geschat op 91%. Veel huishoudens hebben schulden gemaakt om uitgaven als voedsel, huur of medische zorg te kunnen betalen. In deze sociale drukkookpan is het aantal meldingen van huiselijk geweld verdubbeld.

    Geld dat wordt gestuurd door familieleden die in het buitenland werken, is voor velen een reddingslijn. Libanon staat op de derde plaats in de wereld wat betreft geldovermakingen per hoofd van de bevolking. Door de devaluatie van de munt maken de overmakingen een steeds groter deel van het BBP uit. Toch zijn de overmakingen in absolute cijfers in 2020 met 6% gedaald tijdens de recessie die versneld werd door Covid-19. [xvii]

    Naast honger is er in Libanon ook een golf van huisuitzettingen, vooral onder vluchtelingen en migranten, die niet alleen armer maar ook kwetsbaarder zijn. In de gebieden van Beiroet die het zwaarst door de explosie zijn getroffen, worden de huren verhoogd nadat de renovaties zijn voltooid, waardoor armere bewoners effectief uit hun huis worden gezet. Ondertussen staat een groot deel van de appartementen in Beiroet leeg, meestal als investering van expats of rijke lokale bewoners.[xviii]

    De financiële crisis, die in de herfst van 2019 begon, heeft grote delen van de middenklasse geruïneerd. Kleine en middelgrote spaarders moeten hun buitenlandse valuta noodgedwongen tegen de helft van de koers op de zwarte markt in lokale valuta omzetten, waardoor ze een “de facto haircut” ondergaan en een substantieel verlies lijden. De pandemie heeft veel bedrijven in moeilijkheden de nek omgedraaid. [xix]

    Naar schatting 70% van de Libanezen zou nu hulp nodig hebben. Momenteel verstrekt de regering voedselhulp aan slechts 50.000 gezinnen. Een lening van de Wereldbank moet het dreigende einde van de subsidies compenseren, zodat 230.000 van de armste gezinnen (ongeveer 800.000 mensen) het equivalent van ongeveer 50 dollar per maand ontvangen. Deze hulp is niet alleen ontoereikend, maar zou ook slechts een fractie van de behoeftigen bereiken. [xx]

    Van Covid-19 piek tot totale lockdown

    Het geregistreerde aantal COVID-19-gevallen bleef vrij laag in Libanon tot laat in de zomer van 2020. De verwoesting als gevolg van de havenexplosie van 4 augustus in Beiroet heeft de verspreiding van het virus versneld. Om commerciële redenen versoepelde de regering echter de beperkingen voor de kerstvakantie. Men hoopte dat duizenden bezoekende Libanese expats de noodlijdende toeristische industrie een impuls zouden geven.[xxi] Het gevolg was dat Libanon in januari een van ‘s werelds sterkste stijgingen van het aantal besmettingen per hoofd van de bevolking registreerde. Op 21 februari waren in Libanon 4340 doden door COVID-19 bevestigd, waarvan meer dan 60 procent sinds het begin van het jaar.[xxii]

    De autoriteiten kondigden uiteindelijk een totale lockdown af voor 14-25 januari. Deze werd vervolgens verlengd. Naar verluidt was dit een van de strengste ter wereld, met een uitgaansverbod van 24 uur en de sluiting van supermarkten en kruidenierswinkels. Dagelijkse levensbehoeften mochten alleen worden geleverd door koeriersdiensten tegen een extra kostprijs van 10 tot 15%. Voor velen, vooral degenen die in de informele economie werkzaam zijn, betekende de lockdown dat zij veroordeeld waren tot de hongerdood.[xxiii] In sommige van de meest achtergestelde gebieden van het land bleek het uitgaansverbod grotendeels onuitvoerbaar. Het was eenvoudigweg onmogelijk om de mensen boetes te laten betalen. [xxiv]

    Gezondheidsstelsel aan flarden

    De regering is de reeds gefragmenteerde en gecommercialiseerde gezondheidszorg van Libanon naar schatting 1,6 miljard dollar schuldig, waardoor het land slecht was voorbereid op de laatste golf van ziektegevallen.[xxv] Bovendien konden verscheidene ziekenhuizen in Beiroet, die bij de ontploffing beschadigd waren, geen patiënten opnemen of werkten zij met verminderde capaciteit. Naarmate het aantal gevallen toenam, bereikten de spoeddiensten van de ziekenhuizen al snel hun maximumcapaciteit. Veel Covid-19 patiënten werden uiteindelijk behandeld op parkeerplaatsen van ziekenhuizen, sommigen in containers, anderen kregen zuurstof in hun auto. [xxvi]

    Voor de meeste vluchtelingen en voor de in armoede gedompelde Libanese burgers is de toegang tot medische zorg hoe dan ook zeer beperkt. Voor degenen die geen ziekenhuisbed konden vinden of zich dat niet konden veroorloven, bleef de enige optie de aanschaf van een zuurstoffles. Ondertussen kwamen ziekenhuizen in de armste gebieden helemaal zonder zuurstof te zitten.[xxvii] Door de erbarmelijke levensomstandigheden worden vluchtelingen zwaarder getroffen door de pandemie. Volgens de VN hebben Palestijnse vluchtelingen in Libanon driemaal meer kans om aan COVID-19 te sterven dan de bevolking in haar geheel. [xxviii]

    Nog meer dan de ziekenhuiscapaciteit heeft de onderbezetting het systeem kritisch onvoorbereid gelaten. Sinds eind 2019 is 40% van de verpleegkundigen uit openbare en particuliere ziekenhuizen ontslagen, waardoor het overblijvende personeel, waarvan velen ziek zijn geworden door gebrek aan persoonlijk beschermingsmateriaal, nog meer overbelast is geraakt. De betaling van de lonen, die door de inflatie al sterk zijn gedaald, loopt vaak maanden vertraging op. Als gevolg daarvan hebben veel van de meest gekwalificeerde personeelsleden, waaronder bijna 700 artsen, ervoor gekozen om in 2020 te emigreren.[xxix] Onder de Syrische vluchtelingen zijn er heel wat artsen, verpleegkundigen en gezondheidswerkers. Zij mogen echter enkele werken in de landbouw, de bouw en de schoonmaakdiensten.[xxx]

    Vaccinatie

    Het ziet er niet naar uit dat vaccinatie een uitweg uit de noodsituatie zal bieden. De eerste doses COVID-19-vaccins zijn medio februari aan Libanon geleverd. Tot dusver heeft de regering zich kunnen verzekeren van voldoende vaccins om minder dan de helft van de bevolking te vaccineren. De autoriteiten lijken te hebben besloten om verdere invoer aan de particuliere sector over te laten.

    In het spel van verdeel-en-heers hebben verschillende prominente politici opgeroepen om vluchtelingen (een vijfde van de bevolking) uit te sluiten van de vaccinatie. Inmiddels is echter bevestigd dat zowel burgers als vluchtelingen in aanmerking zouden komen. Niettemin hebben zeer weinig vluchtelingen, hetzij door een gebrek aan bewustzijn, hetzij door een gebrek aan vertrouwen in het proces, zich voor het vaccin laten registreren. Volgens een recente verklaring van het Ministerie van Arbeid, die in tegenspraak is met de uitspraken van de interim-minister van Volksgezondheid, worden migrantenarbeiders (400.000 personen) volledig uitgesloten van de vaccinatie. [xxxi]

    Atomisering, overleven, vluchten

    De hoop die aanvankelijk door de 17 oktober-beweging werd gewekt, slaagde erin de langdurige migratiestroom uit het land kortstondig om te keren. Sommige expats zijn zelfs teruggekeerd om getuige te zijn van en deel te nemen aan een beweging die het lot van het land had moeten veranderen.

    De diepte van een crisis kan de massa’s de straat op drijven, maar kan ook een afstompend effect hebben. Vooral zonder de organisatie en het programma om een beweging een gevoel van richting te geven, kunnen individuen terugvallen op het zoeken naar hun eigen overleving. In de woorden van Omar Shaar, een 28-jarige programmeur en actieve participant in de beweging: “Eerlijk gezegd, ben ik er kapot van. Toen we naar de protesten gingen, had je het gevoel dat iedereen in hetzelfde schuitje zat. Nu is het alsof het elk voor zich is.” Zoals velen die aanvankelijk in de beweging actief waren, probeert hij nu te emigreren. [xxxii]

    Voor velen lijkt de ontploffing in de haven van Beiroet de laatste druppel te zijn geweest. Het verergerde niet alleen de economische crisis, maar diende ook als een dramatische herinnering aan alle kwalen die de Libanese samenleving ondermijnen.[xxxiii] Eind augustus meldde een voormalig parlementslid dat 380.000 personen een emigratieverzoek hadden ingediend bij Europese, Amerikaanse en Canadese ambassades.[xxxiv] Uit een recente opiniepeiling bleek dat vier van de vijf Libanezen tussen 18 en 24 jaar overwegen het land te verlaten.[xxxv] Velen met een dubbele nationaliteit zijn reeds vertrokken, en nog veel meer, meestal jonge en goed opgeleide, Libanezen willen hetzelfde doen.[xxxvi]

    Op dit ogenblik lijkt emigratie op een schaal zoals tijdens de Libanese burgeroorlog (1975-1990) onwaarschijnlijk. Het verkrijgen van een visum en het vinden van een job in het buitenland te midden van een wereldwijde economische recessie vormen een voor de hand liggende hindernis. Bovendien maken de limieten voor geldopnames bij de banken en de devaluatie van de munt dat zelfs het kopen van vliegtickets niet evident is. Voor de armen zijn de mogelijkheden in ieder geval zeer beperkt. Een nieuwe trend is dat Libanese onderdanen zich bij Syrische en Palestijnse vluchtelingen voegen op de gevaarlijke bootreis naar Cyprus. Dit wijst op de groeiende wanhoop. [xxxvii]

    Ruimte voor reactionair rechts

    Intussen kunnen groeiende frustraties en armoede leiden tot spanningen tussen de plaatselijke bevolking en vluchtelingen, die al te maken hebben met racisme en discriminatie. Zonder legale verblijfs- en werkvergunning worden zij uitgebuit als goedkope arbeidskrachten en concurreren ze met de verarmde plaatselijke bevolking. Kleine geschillen kunnen snel uitmonden in aanvallen. Eind december werd een Syrisch vluchtelingenkamp in de regio Miniyeh in Noord-Libanon in brand gestoken, waarbij gewonden vielen en de 370 bewoners moesten vluchten. Sommigen werden vervolgens opgevangen door lokale bewoners die wel sympathiek stonden tegen de vluchtelingen.[xxxviii] Dergelijke aanvallen worden door heel wat lokale autoriteiten actief aangemoedigd. Zo werden strengere beperkingen opgelegd aan Syrische vluchtelingen dan aan Libanese burgers, waardoor de valse indruk werd gewekt dat vluchtelingen het virus eerder zouden verspreiden. [xxxix]

    Hoewel de mate waarin Tripoli een broeinest van soennitisch jihadisme is, vaak wordt overdreven door diverse sektarische partijen, met name Hezbollah, die een gemakkelijke zondebok nodig hebben om hun eigen steunbasis te versterken, is dit niet iets wat volledig kan worden genegeerd. Indien de beweging in een impasse geraakt en de zwaarst getroffen gemeenschappen aan hun lot worden overgelaten, kunnen reactionaire rechtse stromingen meer gehoor vinden.

    Politieke impasse

    Sinds het begin van de financiële crisis zijn de straatprotesten erin geslaagd twee regeringen ten val te brengen: de regering van premier Saad Hariri in oktober 2019 en de technocratische regering van premier Hassan Diab na de ontploffing in Beiroet.

    Toch zijn alle oude gezichten vandaag nog aan zet en zal geen enkele hoge regeringsfunctionaris waarschijnlijk enige consequentie moeten verbinden aan de ontploffing in Beiroet. Diab blijft interim-premier, terwijl Saad Hariri, als aangewezen premier, probeert een nieuwe regering samen te stellen. De onderhandelingen zijn vastgelopen door de onenigheid tussen de sektarische partijen over de posten in het kabinet. Hariri en zijn door de soennieten gedomineerde Toekomstbeweging willen een nieuwe technocratische regering samenstellen die aan henzelf is gebonden. Ondertussen probeert president Aoun van de christelijke Vrije Patriottische Beweging, een bondgenoot van de sjiitische Hezbollah, vetorecht te krijgen door twee extra ministeries te creëren die door zijn medestanders zouden worden ingevuld.

    Hulp uit het buitenland?

    Alle niet-humanitaire hulp van het IMF, de VS, Europese staten en Arabische landen wordt ingehouden totdat er een nieuwe regering is gevormd. Deze “externe partners”, in de eerste plaats de Franse president Macron, de belangrijkste buitenlandse macht in de onderhandelingen, doen zich hypocriet voor als de redders van Libanon.

    Natuurlijk zijn zij geenszins de belangeloze vrienden van Libanon die zij beweren te zijn. Libanon’s sektarisch gebaseerde politieke systeem is het product van imperialistische verdeel-en-heers. Het werd een eeuw geleden ontworpen door het Franse kolonialisme, toen Frankrijk en Groot-Brittannië het Midden-Oosten onder elkaar verdeelden, en Libanon werd afgesneden uit Groot-Syrië. Vandaag speelt de geopolitieke rivaliteit tussen westerse en regionale machten nog steeds door in de politieke arena van Libanon. De westerse mogendheden en de monarchieën van de Golfstaten geven de voorkeur aan de “14e maart”-alliantie rond Hariri als tegenwicht tegen de invloed van de sjiitische Hezbollah en Amal, die beide bondgenoten zijn van het Iraanse en het Syrische bewind. De VS hebben sancties opgelegd aan Hezbollah en hebben deze onlangs uitgebreid tot figuren rond president Aoun. Geen enkele krokodillentraan over “corruptie” zal ooit kunnen verhinderen dat zij hun oneerlijke handlangers ter plaatse steunen. Uiteindelijk zullen de “structurele hervormingen” weinig tot niets afdoen aan de sektarische status quo of de corruptie, terwijl de gewone man meer besparingen en privatiseringen (bijvoorbeeld in de elektriciteitssector) te wachten staan.[xl] De Westerse mogendheden hopen te voorkomen dat Libanon een “mislukte staat” wordt, omdat zij vrezen dat Hezbollah, en bij uitbreiding Iran, daarvan zou kunnen profiteren.[xli] De Europese mogendheden zien evenmin graag meer vluchtelingen de Middellandse Zee oversteken.

    Terwijl Frankrijk zich voordoet als Libanon’s redder, heeft het de uitrusting geleverd, variërend van traangasbussen en pepperspray tot granaatwerpers, rubberen kogels en gepantserde voertuigen die worden gebruikt om de protesten de kop in te drukken.[xlii] Zowel het VK als de VS zijn van plan het Libanese leger nog eens honderden voertuigen te leveren. Naar verluidt zijn deze bedoeld om de grens tegen ISIS te verdedigen en voor gebruik in ‘anti-extremisme operaties’.[xliii] Gezien de huidige ontwikkelingen is het waarschijnlijker dat dit materieel zal worden gebruikt om straatprotesten de kop in te drukken.

    Zullen de krijgsheren hun oude streken terug bovenhalen?

    In de nacht van 3 februari werd in Zuid-Libanon Lokman Slim, een prominente sjiitische criticus van Hezbollah, vermoord. De moord heeft de vrees aangewakkerd voor een terugkeer van politieke moorden, een praktijk die voor het laatst bijzonder prominent was in de periode tussen 2005 en 2013. Veel van die moorden werden destijds in verband gebracht met het Syrische regime en Hezbollah. Los van de vraag wat er klopt van de beschuldigingen dat Slim te dicht bij Westerse regeringen stond, vulde hij een leegte in die er was in de anti-sektarische oppositie. Als zodanig weerspiegelt deze weerzinwekkende daad ongetwijfeld de vrees van Hezbollah om steun te verliezen onder de sjiitische gemeenschap.[xliv] De Amerikaanse sancties en de huidige crisis hebben naar verluidt het vermogen van Hezbollah ondermijnd om een sociaal vangnet te bieden voor haar aanhangers, laat staan voor de Libanese sjiieten in het algemeen. Bovendien voelde Hezbollah zich voldoende bedreigd door de 17 oktoberbeweging om haar aanhangers krachtig tegen de protesten te organiseren en de deelnemers te intimideren. [xlv]

    Er heerst bezorgdheid dat als de economische terugval aanhoudt, de staatsinstellingen uiteen kunnen vallen en dat vele perifere diensten nagenoeg verdwijnen. In een dergelijk scenario zouden de veiligheidsdiensten steeds meer “wanordelijkheden” moeten onderdrukken en steeds meer onder druk komen te staan. Nu veel soldaten hun loon door de inflatie al zien dalen tot slechts 150 dollar per maand, zou de sympathie kunnen groeien voor degenen die zij moeten controleren. Dit kan een kans zijn als de massa’s zich organiseren en over een revolutionair programma beschikken. In een scenario waarin de massa’s zich op een meer toevallige manier blijven verzetten, zouden sektarische politieke partijen, plaatselijke machthebbers en zakenmagnaten echter in het vacuüm kunnen stappen dat door de staatsveiligheidsdiensten wordt achtergelaten.[xlvi] Een vroeg teken hiervan zou Najib Mikati kunnen zijn, die dreigt “wapens te dragen” ter verdediging van zijn eigendommen als de veiligheidstroepen hun werk niet doen.[xlvii]

    Een dergelijk scenario zou echter geen terugkeer naar de dagen van de burgeroorlog betekenen. De hoop die door de beweging van 17 oktober werd gewekt, is weliswaar afgenomen, maar de sektarische banden tussen de religieuze gemeenschappen en hun respectieve sektarische partijen zijn er waarschijnlijk blijvend door ondermijnd. De geloofwaardigheid van het politieke establishment is als nooit tevoren ondergraven. Ondanks hun conflicten zullen de sektarische politieke partijen bij elkaar blijven als hun systeem door een gemeenschappelijke vijand wordt bedreigd. Hoewel het waarschijnlijk is dat er meer spanningen zullen ontstaan tussen de sektarische partijen naarmate er minder economische middelen overblijven om te plunderen, is de kans groot dat het geweld zich zal concentreren op degenen die in opstand komen tegen de status quo.

    Beweging van 17 Oktober

    Voor zover de Beweging van 17 Oktober georganiseerd is, is zij een overkoepeling van tientallen zeer uiteenlopende groepen die het over vele fundamentele vraagstukken oneens zijn. Bijvoorbeeld over hoe de economische crisis moet worden aangepakt of over de kwestie van de wapens van Hezbollah. Links is gefragmenteerd en is er niet in geslaagd een pool binnen de beweging te ontwikkelen. Dit is ten dele te wijten aan de zwakke organisatie van de arbeidersklasse in Libanon, zoals blijkt uit de totale afwezigheid van de vakbonden bij de protesten.

    In de studentenverkiezingen waren er hoopvolle tekenen voor een anti-sektarische politiek. In het najaar van 2020 boekten onafhankelijke niet-sektarische lijsten een ongekende winst bij de verkiezingen voor de studentenraden, waarbij ze op sommige universiteiten zelfs een meerderheid behaalden. Het is onduidelijk of dit kan worden herhaald bij parlementsverkiezingen, waarvoor veel kiezers naar hun geboortedistricten moeten reizen. Hier kunnen sektarische krachten al hun vuile trucs gebruiken en zijn ze wellicht veel moeilijker te verjagen. Het oude sektarische establishment voelt echter de druk en probeert zich in sommige gevallen als “onafhankelijk” te profileren, zoals bijvoorbeeld Hariri’s Toekomstbeweging.  In dit verband is het van cruciaal belang dat de krachten die uit de beweging van 17 oktober voortkomen, verduidelijken waar zij werkelijk voor staan.

    De meer liberaal-democratische krachten binnen de beweging streven slechts naar “een staat waar rechtvaardigheid en de rechtsstaat heersen” en waar de staat het monopolie heeft op “wapenbezit en garanties voor de rechten van zijn burgers.” Corruptie is inherent aan het kapitalisme en geen enkele hervorming zal daar verandering in brengen. Evenmin zal de rechtsstaat de economische crisis oplossen of verlichting brengen voor de hongerende massa’s. Het staatsmonopolie op geweld is zeker geen zegen voor de betogers in Tripoli. Het ontwapenen van rechtse sektarische milities is goed en wel, maar wat als deze hulpkrachten zijn voor de burgerij die de staat controleert? Wie moet hen ontwapenen?

    Tot nu toe heeft de beweging van 17 oktober het politieke bewustzijn verhoogd, een aantal antisociale maatregelen tegengehouden en twee regeringen ten val gebracht. Als zij het eens kunnen worden over een platform, zouden sommige leidende elementen kunnen meedoen aan de parlementsverkiezingen in 2022. Kan het ook helpen om hulp voor de massa’s te organiseren?

    De uitweg

    De situatie in Libanon is zeer nijpend en de rotte kliek aan de macht is onveranderd gebleven. Zij kunnen het zich veroorloven om af te wachten, de meeste mensen niet. Zij kunnen wachten tot de ontgoocheling verder toeslaat, uiteindelijk zal het oude spel van verdeel-en-heers weer de gewenste resultaten opleveren. Zij kunnen niet worden hervormd of onder druk worden gezet, zij moeten weg en worden vervangen.

    Alleen de arbeidersklasse kan de maatschappij omvormen, zodat het systeem werkt voor allen en niet alleen voor een kleine elite. Daartoe moeten de werkende mensen zich organiseren en moet een revolutionaire leiding worden gesmeed.

    Temidden van de ontberingen van de crisis moeten democratisch gekozen comités in werkplaatsen en buurten worden georganiseerd in de strijd voor toegang tot  basisbehoeften van de mensen, zoals voedsel en gezondheidszorg. Deze organen zouden ook de verdediging tegen geweld door de staatstroepen en sektarische milities kunnen organiseren. Eenheid in de strijd zou helpen de bijzondere onderdrukking van vrouwen, vluchtelingen, migrantenarbeiders en vele anderen te overwinnen. Als deze comités op nationaal niveau met elkaar worden verbonden, kunnen ze een revolutionaire grondwetgevende vergadering vormen. Dit zou een essentieel onderdeel zijn in het programma en de interventie van een revolutionaire socialistische organisatie in Libanon.

    Een revolutionaire grondwetgevende vergadering zou de basis leggen om het op sektarische leest geschoeide politieke systeem te vervangen, de plunderaars te onteigenen en de weg vrij te maken voor een democratisch geplande socialistische economie. Dit zou de deur openen naar een nieuw soort samenleving in Libanon, de regio en daarbuiten.

     

    [i] https://reliefweb.int/report/lebanon/riots-lebanon-s-tripoli-are-harbingers-collapse

    [ii] https://www.newdelhitimes.com/protest-in-tripoli-lebanon-turns-violent/

    [iii] https://www.thenationalnews.com/mena/lebanon/lebanon-why-are-people-in-tripoli-protesting-1.1156353

    [iv] https://english.alaraby.co.uk/english/comment/2021/1/29/tripolis-working-class-lives-matter

    [v] https://wid.world/document/rethinking-lebanese-economic-miracle-extreme-concentration-income-wealth-lebanon-2005-2014-wid-world-working-paper-201713/

    [vi] https://dayan.org/content/politics-lebanons-economic-collapse

    [vii] https://thearabweekly.com/lebanese-lose-hope-their-country-can-rise             https://www.forbes.com/billionaires/

    [viii] https://www.thenationalnews.com/mena/lebanon/lebanon-why-are-people-in-tripoli-protesting-1.1156353

    [ix] https://blog.blominvestbank.com/38116/cas-lebanons-real-gdp-fell-by-6-7-in-2019-and-by-15-in-q4-2019/

    [x] https://www.gulftoday.ae/opinion/2021/02/04/protesting-for-revolution https://english.alaraby.co.uk/english/news/2021/1/29/whats-fuelling-lebanons-lockdown-protests-

    [xi] https://www.thestar.com/news/world/middleeast/2021/02/01/lebanon-raises-price-of-bread-amid-worsening-economic-crisis.html

    [xii] https://www.arabnews.com/node/1802666/business-economy

    [xiii] https://www.lesechos.fr/monde/afrique-moyen-orient/au-liban-la-precarite-alimentaire-fait-craindre-une-implosion-sociale-1287021

    [xiv] https://apnews.com/article/lebanon-medicines-vanish-from-shelves-dbf0319ed8a4f248fb0fb3040c371fdb

    [xv] https://www.care-international.org/files/files/Rapid_Multi-Sectoral_Needs_Assessment_Lebanon2021.pdf

    [xvi] https://dayan.org/content/impact-covid-19-and-conflict-middle-eastern-economies

    [xvii] https://www.haaretz.com/middle-east-news/.premium-lebanon-is-collapsing-along-with-its-banks-and-hospitals-1.9454644

    [xviii] https://today.lorientlejour.com/article/1251225/eviction-has-become-an-all-too-familiar-scenario-in-refugee-and-migrant-worker-communities.html

    https://www.beiruturbanlab.com/en/Details/612

    [xix] https://english.alaraby.co.uk/english/news/2021/1/29/whats-fuelling-lebanons-lockdown-protests-

    [xx] https://www.lesechos.fr/monde/afrique-moyen-orient/au-liban-la-precarite-alimentaire-fait-craindre-une-implosion-sociale-1287021

    https://www.swissinfo.ch/eng/tripoli–lebanon-s-poorest-city–on-edge-after-curfew–protests/46341522

    [xxi] https://english.alarabiya.net/coronavirus/2020/12/20/Coronavirus-Lebanon-eases-COVID-19-restrictions-during-holidays-despite-rise-in-critical-cases

    [xxii] https://www.worldometers.info/coronavirus/country/lebanon/

    [xxiii] https://www.swissinfo.ch/eng/tripoli–lebanon-s-poorest-city–on-edge-after-curfew–protests/46341522

    [xxiv] https://www.lorientlejour.com/article/1247831/a-tripoli-les-pauvres-ne-peuvent-plus-se-confiner-cest-fini-.html

    [xxv] https://www.middleeasteye.net/opinion/covid-19-lebanon-syrian-refugee-medics-save-healthcare-system

    [xxvi] https://www.france24.com/fr/moyen-orient/20210205-six-mois-apr%C3%A8s-l-explosion-de-beyrouth-le-liban-a-sombr%C3%A9-dans-une-grande-pauvret%C3%A9

    https://www.pbs.org/newshour/show/months-after-massive-explosion-a-worsening-pandemic-complicates-beiruts-recovery

    https://www.dw.com/en/lebanon-coronavirus-lockdown-weighs-heavy-on-a-country-in-crisis/a- 56477049

    [xxvii] https://www.hrw.org/news/2020/12/10/lebanon-health-workers-safety-neglected-during-covid-19

    https://toronto.citynews.ca/2020/11/11/frantic-search-after-medicines-vanish-from-lebanon-shelves/

    [xxviii] https://news.trust.org/item/20210216153654-lwurk/

    [xxix] https://www.hrw.org/news/2020/12/10/lebanon-health-workers-safety-neglected-during-covid-19

    https://english.aawsat.com/home/article/2701231/blast-blew-away-lebanons-faith-itself

    [xxx] https://www.middleeasteye.net/opinion/covid-19-lebanon-syrian-refugee-medics-save-healthcare-system

    [xxxi] https://www.aljazeera.com/news/2021/2/16/lebanon-begins-vaccinations-with-sceptics-a-major-hurdle   en             https://www.middleeasteye.net/opinion/covid-19-lebanon-syrian-refugee-medics-save-healthcare-system

    https://www.hrw.org/node/377696/printable/print

    [xxxii] https://www.aljazeera.com/economy/2020/7/1/plotting-our-escape-lebanon-braces-for-new-emigration-wave

    [xxxiii] https://www.care-international.org/files/files/Rapid_Multi-Sectoral_Needs_Assessment_Lebanon2021.pdf

    [xxxiv] https://www.the961.com/increased-emigration-beirut-blast/

    [xxxv] https://thearabweekly.com/lebanese-lose-hope-their-country-can-rise

    [xxxvi] https://thearabweekly.com/poverty-surges-amid-lebanons-self-inflicted-crisis

    [xxxvii] https://english.alarabiya.net/features/2020/09/24/Lebanon-migrants-flee-one-horror-to-find-another-in-death-boats-on-Mediterranean

    [xxxviii] https://www.middleeasteye.net/news/lebanon-syria-refugees-camp-attack-shelter

    https://www.aljazeera.com/opinions/2021/1/26/plight-of-syrian-refugees-in-lebanon-must-not-be-ignored

    [xxxix] https://www.aljazeera.com/opinions/2021/1/26/plight-of-syrian-refugees-in-lebanon-must-not-be-ignored

    [xl] http://upc.ouvaton.org/upc/blog/2020/08/23/retour-sur-la-situation-au-liban-avec-joseph-daher/

    [xli] https://www.washingtoninstitute.org/policy-analysis/tripoli-protests-are-lebanons-canary-coal-mine

    [xlii] https://www.middleeastmonitor.com/20210128-amnesty-demands-france-to-halt-weapons-sale-to-lebanon/

    [xliii] https://www.middleeastmonitor.com/20210212-lebanon-to-get-military-vehicles-from-uk-to-counter-daesh-threat/

    [xliv] https://imhojournal.org/articles/behind-the-assassination-of-lokman-slim/

    [xlv] http://upc.ouvaton.org/upc/blog/2020/08/23/retour-sur-la-situation-au-liban-avec-joseph-daher/

    [xlvi] https://reliefweb.int/report/lebanon/riots-lebanon-s-tripoli-are-harbingers-collapse

    [xlvii] https://english.alaraby.co.uk/english/comment/2021/1/29/tripolis-working-class-lives-matter

  • Irak: weg met de criminele corrupte klasse die ons bracht waar we zijn

    Afgestudeerde studenten protesteren in Bagdad tegen werkloosheid. (Foto: Bas News English)

    In de tien jaar die zijn verstreken sinds de golf van opstanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, die ook in Irak plaatsvond, zijn de problemen van de werkenden en jongeren in Irak enkel erger geworden. Sinds oktober 2019 zijn ze keer op keer de straat op gegaan om voor hun rechten op te komen. Is er een weg vooruit?

    Dossier door Rob Jones (ISA)

    Irak lijkt van de ene crisis in de andere te belanden. De publieke verontwaardiging, met name van ambtenaren, leraren en medisch personeel, na het uitlekken van de begroting voor 2021 in november was zo groot dat de oproerpolitie het gebouw van de Centrale Bank moest omsingelen om het te bewaken. De woede werd veroorzaakt door het voorstel om de dinar (de munt van het land) met meer dan 20% te devalueren en het deel van de begroting dat aan lonen wordt besteed te halveren van 25% tot 12% van het bbp. De directe oorzaak van deze dramatische crisis was de daling van de olieprijzen als gevolg van de door het coronavirus veroorzaakte recessie.

    In september braken stakingen van artsen uit ondanks, en gedeeltelijk vanwege, het coronavirus. Met slechts 30.000 artsen in dienst en één van de laagste ratio’s tussen artsen en patiënten ter wereld, protesteerden zij tegen de weigering van het Ministerie van Financiën om geld te zoeken om ook maar één van de 31.000 afgestudeerde werkloze artsen in dienst te nemen. De artsen klagen dat ze vaak brutaal worden aangevallen door rouwende familieleden van mensen die aan Covid-19 zijn overleden, terwijl de staat elke verantwoordelijkheid ontloopt.

    Eerder in 2020 heeft de regering bijna een half miljard dollar uitgetrokken om de problemen van de Iraakse armen te verlichten – dit zou in twee maanden tijd 2 miljoen gezinnen hebben geholpen – maar het was net genoeg voor 125 dollar per gezin gedurende 2 maanden. In de loop van 2020 is het aantal Irakezen dat in armoede leeft naar schatting met 5 miljoen toegenomen.

    In oktober brak een nieuwe golf van protesten uit ter gelegenheid van de verjaardag van de beweging van 2019. Duizenden mensen gingen de straat op in Bagdad en andere steden, maar werden tegemoet getreden door politie gewapend met verdovingsgranaten, waterkanonnen en traangas. De voornamelijk jonge protesten, in een land waar de jongerenwerkloosheid minstens 40% bedraagt, gingen door in de traditie van 2019: deelnemers eisten werk, betere openbare diensten, en spraken zich uit tegen de sektarische tweedeling van het land, een gevolg van de imperialistische interventies van de afgelopen decennia. Zoals een betoger het kort en bondig uitdrukte tegenover Reuters: “Dit is geen regering, het is een bende partijen en milities die Irak hebben vernietigd.”

    Deze opmerking weerspiegelt en vat in veel opzichten de woede samen die de protesten eind 2019 aanwakkerde. Ze werden uitgelokt door de gewelddadige aanval op een betoging tegen jongerenwerkloosheid, die door de politie op brute wijze werd aangevallen. Al snel ontwikkelde het zich tot een nationaal gedragen protest, aangewakkerd door de bittere armoede. De eisen bleven niet beperkt tot zuiver economische eisen. Er was grote woede tegen de corruptie. Ook was er een grote deelname van vrouwen die de kwestie van intimidatie aan de orde stelden.

    Zoals we indertijd opmerkten: “De betogers beklagen zich erover dat het systeem zelf niet alleen etnische verdeeldheid verankert, maar ook in grote mate verantwoordelijk is voor de sektarische burgeroorlog. Hoewel de oorlog is afgelopen, worden sjiieten en soennieten bij verkiezingen vaak gemotiveerd door de vrees dat als zij niet stemmen, de andere partij zal domineren. Erger nog: het hele systeem berust op vriendjespolitiek, partijen doen niet alsof ze gewone mensen vertegenwoordigen, maar gebruiken het systeem voor hun eigen partijbelang. Ze worden een gemakkelijke prooi voor de verschillende imperialistische krachten die invloed proberen op te bouwen in het land.”

    Impasse veroorzaakt door imperialistische interventie

    Alsof de impasse waarin Irak zich bevindt, het onvermogen van de heersende elite en de internationale machten om zelfs nog maar enkele basisproblemen aan te pakken nog eens extra moest benadrukt worden, werd de proxy-oorlog tussen Iran en de VS op Iraaks grondgebied uitgevochten toen Hezbollah-milities de Amerikaanse K-1 luchtmachtbasis en vervolgens de ambassade in Bagdad aanvielen, terwijl de VS militiebases in Syrië en Irak bombardeerden. Op 3 januari 2020 doodde een Amerikaanse drone-aanval de Iraanse topgeneraal Qassem Soleimani en verscheidene andere militiecommandanten op de luchthaven van Bagdad.

    Hierdoor kon al-Sadr het initiatief grijpen. Twee weken later organiseerde hij een “miljoenenmars” in Bagdad en andere steden om te protesteren tegen de Amerikaanse interventie. Hij beweerde zich te verzetten tegen corruptie en probeerde zijn protesten voor te stellen als gelijkaardig aan die van eind 2019.

    Heersende elite heeft geen opties meer

    De voormalige premier Adel Abdul Mahdi werd gedwongen af te treden als gevolg van de protesten in 2019. De enige kandidaten die de heersende elite vond om hem te vervangen, waren echter aangebrand door de corruptie en het sektarisme die het gevolg waren van de door het imperialisme opgelegde structuren voor machtsdeling. Mahdi werd na twee maanden koehandel tussen de politieke blokken vervangen door Mohammed Tawfiq Allawi, een voormalig minister en zakenman, met vastgoedontwikkelingen in Libanon, Marokko en Engeland en in het bezit van een Brits paspoort. Zijn benoeming stuitte op nieuwe protesten: in de stad Nasiriyah gaven betogers een verklaring uit waarin zij Allawi als volgt afwezen: “Hij is de gecompromitteerde kandidaat die behoort tot het sektarische politieke systeem van machtsdeling (Muhasasa) waartegen wij protesteren, en vertegenwoordigt niet de aspiraties van de protestpartijen.” Zijn benoeming werd bewerkstelligd “door dezelfde misdadige, corrupte klasse die ons heeft gebracht waar wij nu zijn.”

    Nadat Allawi gedwongen was af te treden, werd de hete aardappel doorgeschoven naar Adnan al-Zurfi, die had gediend als een pro-Westers boegbeeld dat met de VS had samengewerkt bij het opzetten van de regering na de afzetting van Saddam Hussein. Hij kon zelfs niet genoeg stemmen in het parlement krijgen.

    Weg met het Muhasasa-systeem

    Toen was het de beurt aan Mustafa al Kadhimi – hoofd van de nationale inlichtingendienst van het land. Zijn aanspraak op de macht was gebaseerd op het feit dat hij niet tot een politiek blok behoorde, maar goede betrekkingen met allen onderhield en bovendien in het bezit was van een Brits paspoort. Hij beloofde het Muhasasa-systeem te handhaven en de economische crisis aan te pakken door te snijden in de overheidsuitgaven, met name in de lonen van het overheidspersoneel. Hij is zijn belofte om de verantwoordelijken voor de dood van honderden betogers in 2019 voor de rechter te brengen, niet nagekomen. Hij moest van zijn plannen afzien nadat verschillende overheidsgebouwen werden getroffen door sit-ins van werklozen die werk eisten.

    Hierdoor bevindt Irak zich in een potentieel gevaarlijke situatie. De protestbeweging van 2019 eiste vervroegde verkiezingen, waar al Kadhimi al een tijd mee speelt. De verkiezingen waren eerst gepland voor juni van dit jaar, maar zijn onder het mom van het coronavirus uitgesteld tot oktober. Bij de huidige krachtsverhoudingen zullen de verkiezingen wellicht zorgen voor een lage opkomst en een overwinning voor de sjiitische geestelijke Muqtada al-Sadr. Begin februari stuurde al-Sadr zijn zwaarbewapende militie-eenheden de straten van Najaf, Bagdad en andere steden op om te eisen dat de verkiezingen vervroegd worden gehouden. Al-Sadr’s aanhangers waarschuwen in het openbaar dat “als het premierschap naar een andere partij dan de Sadristen gaat, dit betekent dat de verkiezingen vervalst zijn.”

    Al-Sadr bouwde zijn beweging op als onderdeel van het verzet tegen de Amerikaanse invasie – zijn “Mahdi-leger” beweerde dat het was opgericht om de stabiliteit in het door oorlog verscheurde Irak te herstellen en buitenlandse interventie te bestrijden. Dit weerhield de beweging er niet van wapens en financiële middelen uit Iran aan te nemen en zij was betrokken bij vele aanvallen op de soennitische bevolking. De laatste tien jaar is al-Sadr zich echter meer gaan bezighouden met politiek manoeuvreren, waarbij hij zijn beweging voorstelde als tegenstander van corruptie en in oppositie tegen de regering, terwijl zijn partij cynisch ministerposten accepteerde. Gesteund door de Communistische Partij is zijn blok het grootste in het parlement geworden.

    Al-Sadr verdedigt de bestaande architectuur

    Zijn oppositie blijft echter beperkt tot woorden. Zoals de politieke commentator Hiwa Osman op de website van Al Jazeera schreef: “Zijn belangrijkste slogan was altijd hervorming – dat wil zeggen, hij wilde dat de bestaande politieke architectuur hetzelfde bleef, met hier en daar een reorganisatie en wisseling van de wacht op regeringsposten. Deze op hervormingen gerichte agenda was wat alle protesten onschadelijk hield voor de regering en de heersende politieke klasse. Telkens wanneer de protesten een nieuw hoogtepunt bereikten, zou al-Sadr de regering een nieuw ultimatum stellen, beloften van hervormingen krijgen en de betogers naar huis sturen.”

    In 2019 werkte dit echter niet. Al-Sadr stond aanvankelijk vijandig tegenover de protesten, maar toen hij zich realiseerde dat ze enorme steun onder de bevolking hadden, probeerde hij in te grijpen, waarbij hij in een bepaald stadium zelfs zijn militie inzette, zogenaamd om het protest te beschermen, in de hoop dat hij op die manier de controle kon overnemen. De betogers waren niet zo goedgelovig, hielden afstand van de Sadristen en hielden vol dat zij “de ondergang van het regime” wilden, waarvan zij inzagen dat al-Sadr er zelf deel van uitmaakt. Na de moord op Soleimani stuurde al-Sadr zijn milities op de protesten af “om de saboteurs en de nationalistische huichelaars te ontmaskeren.” Daarbij kwamen 7 jongeren om het leven.

    Sindsdien hebben aanhangers en milities van de Sadristen de protestbeweging en haar aanhangers herhaaldelijk fysiek aangevallen en tegenprotesten gehouden, waarbij zij onverdraagzame opmerkingen maakten over de bedreiging die de protesten vormen voor de moraal, religieuze symbolen en de scheiding tussen de seksen. Dit heeft het praktische einde ingeluid van de opportunistische alliantie tussen Al-Sadr en de Communistische Partij.

    Al Sadr’s pogingen om zichzelf neer te zetten als een gerecycleerde, niet-sektarische en “pro-arme” figuur zijn door de beweging van 2019 ontmaskerd. Door het potentieel te laten zien van een werkelijk niet-sektarische strijd die de macht van de heersende elite betwistte, heeft deze beweging Al Sadr weer teruggedrongen tot een positie waarin hij sektarische retoriek gebruikt om de macht te heroveren. Zo riep hij onlangs op tot het herstel van het ‘sjiitische huis’, een verwijzing naar het vermeende recht van de Sjiieten om het land te regeren gezien hun meerderheid onder de Iraakse bevolking.

    We zullen terugkomen, groter dan ooit

    De acties tegen de betogers maken hen nog woedender. Zoals een jonge, werkloze betoger opmerkte: “We hebben het gevoel dat de regering onze eisen opzettelijk heeft genegeerd en we wachten tot de beperkingen door het coronavirus ophouden. We bereiden ons voor en we zullen terugkomen, groter dan ooit.”

    Deze stemming markeert een belangrijke verandering in het bewustzijn sinds de protesten in Irak ten tijde van de ‘Arabische lente’ in 2011. Na de protesten die Tunesië en Egypte overspoelden, gingen duizenden mensen de straat op in Bagdad en andere steden. Hun belangrijkste eisen waren gericht tegen slechte dienstverlening, corruptie en tegen individuele gouverneurs. De eerste fase van de protesten bereikte een hoogtepunt met de “Dag van de woede” op 25 februari 2011, toen tientallen mensen door veiligheidstroepen werden gedood.

    In april van datzelfde jaar, 8 jaar na het begin van de Amerikaanse invasie in Irak, trokken tot 100.000 mensen door Bagdad, georganiseerd door al-Sadr, om de Amerikaanse regering te waarschuwen dat als ze zich niet zou terugtrekken, het Mahdi-leger opnieuw de wapens zou opnemen tegen de bezetting.

    Doordat de beweging in 2011, net als elders in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, er niet in slaagde om effectief radicale veranderingen te bekomen, kreeg Irak te maken met nog meer economische problemen, en erger nog, met nog meer sektarische conflicten. De burgeroorlog, de strijd tegen de Islamitische Staat en de interventie van de imperialistische mogendheden – de VS, Turkije en Iran – hebben tienduizenden levens gekost en het land op de rand van een volledige opsplitsing in Koerdistan en gebieden bevolkt door soennitische en sjiitische moslims gebracht.

    Wereldbank eist dringend fiscale stimulans

    Het is mogelijk dat delen van de heersende elite de ernst van de situatie in Irak inzien. In een rapport van de Wereldbank van oktober 2020 wordt de rampzalige situatie met volgend understatement beschreven: “Een precaire situatie, een zwak gezondheidszorgsysteem, ondoeltreffende sociale vangnetten, welig tierende corruptie en aftandse dienstverlening versterken allemaal deze kwetsbaarheid en hebben in het hele land grootschalige protesten aangewakkerd.” In een ander rapport, dat in het najaar van 2020 is gepubliceerd, wijst de Wereldbank erop dat als gevolg van de dubbele economische crisis en de crisis in de gezondheidszorg tussen de 2,7 en 5,5 miljoen Irakezen zich bij de reeds bestaande 6,9 miljoen armen zullen voegen. Het plan van de regering om de lonen in de overheidssector te verlagen, zou dit met nog eens 1,7 miljoen kunnen doen toenemen.

    Volgens de Wereldbank moet de regering “dringend een budgettaire stimulans geven om de armen te beschermen en op korte termijn werkgelegenheid te scheppen… de toegang tot essentiële goederen en voeding te handhaven, de meest kwetsbare groepen voor de pandemie te identificeren en te bereiken en de gerichte sociale bescherming op te voeren… een actief arbeidsmarktbeleid te voeren en programma’s op te zetten om jobs te beschermen en de inzetbaarheid van werkzoekenden te vergroten… loonondersteunende programma’s in de particuliere sector, opleidingen op de werkplek, omscholing en programma’s voor ondernemerschap, alsook programma’s voor openbare werken.”

    Er is natuurlijk niet de geringste kans dat de Iraakse regering, die bestaat om de belangen van de rijke heersende elite en hun kapitalistische systeem te verdedigen, een dergelijk programma zal uitvoeren. Zij heeft er eenvoudigweg het geld niet voor.

    Aangezien olie goed is voor meer dan 95% van de export van Irak, meer dan 90% van de overheidsinkomsten en 43% van het BBP, hangt alles af van de olieprijs. Volgens het IMF zal de olieprijs de komende twee jaar gemiddeld tussen 48-50 dollar liggen – de Iraakse begroting voor 2019 was gebaseerd op een prijs van 62 dollar. Zelfs bij een drastische stijging van de olieprijs, wat gezien de huidige toestand van de wereldeconomie onwaarschijnlijk is, zouden alle extra inkomsten, zoals in Irak altijd het geval is, gewoon in de zakken van de heersende elite vloeien.

    De Iraakse regering benadert momenteel internationale instellingen, met name het IMF, om te onderhandelen over een lening van 6 tot 10 miljard dollar. Dit zou echter weinig uithalen om het verwachte begrotingstekort voor 2021 van 43 miljard dollar te dekken.

    Nieuwe crisis in Koerdistan

    Intussen zetten de imperialistische mogendheden hun inmenging in het land voort. De laatste stappen brengen reële gevaren met zich mee voor de toekomst van Koerdistan, waar gevreesd wordt dat een militair conflict tussen de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) en de regionale regering kan uitbarsten.

    Veel Koerden zijn zeer verbitterd over het verraad van hun belangen door het Westen, en met name de VS, die tijdens de oorlog van 2014-17 beloofden de onafhankelijkheid van Noord-Koerdistan te steunen in ruil voor de militaire rol van het Peshmerga-leger tegen Islamitische Staat. Ondanks de overweldigende steun voor onafhankelijkheid die tot uitdrukking kwam in het referendum van 2017, hield de VS deze belofte niet. De VS keken toe toen Iraanse milities als onderdeel van het Iraakse leger de regio rond Kirkoek binnentrokken. Vervolgens gaf Donald Trump in oktober 2019 groen licht aan Turkije om Noord-Syrië binnen te vallen, waarbij Turkije daar in conflict kwam met Koerdische strijders.

    De Koerdische regering in Noord-Irak sloot in 2014 een akkoord met Bagdad om de in de regio en in Kirkoek geproduceerde olie te verkopen via de centrale Irakese staatsorganisatie. In ruil daarvoor zou Bagdad geld verstrekken om het overheidspersoneel in het Koerdisch gebied te betalen.

    Nu kwam het Russische imperialisme tussen in de vorm van oliegigant ‘Rosneft’. In 2017 leende het Koerdistan 1,5 miljard dollar, te betalen door de verkoop van olie in de daaropvolgende vijf jaar, alsook door het kopen van 80% van de belangen in de potentiële nieuwe olievelden en de effectieve controle over de pijplijn Kirkoek-Ceyhan. De regering van Koerdistan werkt nu aan twee versies van haar begroting, de ene gebaseerd op de verkoop van olie via Bagdad, de andere met verkoop los daarvan aan Turkije via Rosneft. Bagdad ziet dit als een bedreiging van zijn ‘soevereiniteit’.

    Deze mogelijke verslechtering van de betrekkingen ligt waarschijnlijk ten grondslag aan de recente toename van gewapende conflicten tussen de Koerdische regeringstroepen van de Peshmerga en die van de PKK. De Koerdische regering leunde graag op Turkije om de PKK op afstand te houden, maar na het referendum van 2017 bekoelden de betrekkingen. Nu ziet zij de Turkse invallen in het noorden als een aanval op haar soevereiniteit.

    De Koerdische regering heeft nog andere problemen. Tijdens de protesten van 2019 heeft zij er alles aan gedaan om te voorkomen dat deze zich zouden ontwikkelen, deels omdat zij bang was voor het verlies van autonomie als de oproepen van de betogers in Bagdad tot het ‘de-sektariseren’ van de Iraakse politiek zouden worden uitgevoerd. Het hele jaar door zijn protesten van leraren, vrachtwagenchauffeurs en anderen tegen de niet-betaling van lonen en slechte dienstverlening met repressie beantwoord. Corruptie, nepotisme en economisch wanbeheer wakkeren de groeiende woede van de bevolking aan.

    In december werd een protest van leraren en ambtenaren in Sulaymaniyah tegen de niet-betaling van lonen aangevallen door de veiligheidstroepen, wat ervoor zorgde dat het protest zich ook naar andere steden verspreidde, voordat het brutaal werd neergeslagen met zeven doden, tientallen gewonden en honderden arrestaties tot gevolg.

    Nu veranderen ook de protesten in Koerdistan van karakter. Zij zijn overwegend jong, grotendeels spontaan van karakter en in tegenstelling tot veel protesten in voorgaande decennia niet georganiseerd door één van de oppositiepartijen. Terwijl in het verleden de woede van de betogers vaak gericht was tegen Bagdad, dat de regionale regering de schuld gaf van alle kwalen, richten zij zich nu tegen de regering in Koerdistan zelf. Net als hun tegenhangers in Bagdad in 2019, zien de Koerdische jongeren nu de oorzaak van hun problemen in het systeem zelf en willen ze dat het volledig wordt herzien. Wat hen momenteel ontbreekt, is een duidelijk idee van hoe dat moet gebeuren.

    De weg vooruit

    Hoewel het zich afkeren van de corrupte en nepotistische pro-kapitalistische partijen een positieve stap is, moet niet de vergissing gemaakt worden dat er geen partij nodig is. Integendeel, arbeiders en jongeren hebben een partij nodig die een programma en een strategie kan ontwikkelen die in staat is een alternatief te bieden voor het op sektarisme gebaseerde, pro-imperialistische regime dat Irak momenteel verwoest. Als eerste stap heeft de positieve spontaniteit van de protesten een georganiseerde vorm nodig, democratisch gekozen comités die de betrokkenen kunnen verenigen, strategie en tactiek kunnen bespreken en ervoor kunnen zorgen dat de protesten zich uitbreiden tot de georganiseerde arbeidersklasse. Zulke comités kunnen de verdediging van de protesten organiseren tegen sektarische aanvallen van groepen zoals de milities van al-Sadr.

    Om een einde te maken aan de armoede is protest natuurlijk niet voldoende: er moeten maatregelen worden genomen om de diepere oorzaken ervan weg te nemen. De imperialistische mogendheden wier olie- en gasbedrijven zo gebrand zijn op de uitbuiting van de natuurlijke rijkdommen van het land, moeten worden verdreven, zodat deze in handen van de overheid kunnen komen, onder democratische controle en beheer van de werkenden en de gemeenschap. Ook de plaatselijke kapitalisten en hun trawanten moeten uit de macht worden gezet. Een einde aan de corruptie zal dan mogelijk zijn door de controle van alle begrotingsuitgaven, financiële uitwisselingen en de persoonlijke bankrekeningen van alle hoge staatsambtenaren en gekozen vertegenwoordigers door gekozen comités te verzekeren. Door de economie democratisch te plannen kunnen de middelen van het land worden gebruikt om de scholen, ziekenhuizen, jobs en woningen te verschaffen die de bevolking nodig heeft.

    En om het politieke systeem te veranderen is een revolutionaire grondwetgevende vergadering nodig waarin alle lagen van de werkende bevolking, de armen en de onderdrukten vertegenwoordigd zijn, die een systeem kan ontwikkelen dat vrij is van het ingebouwde sektarisme van het huidige systeem, dat zelfbeschikking van Koerdistan mogelijk maakt en de vestiging van een democratisch socialistisch Irak als onderdeel van een bredere socialistische confederatie van de Levant en het hele Midden-Oosten.

     

  • Tien jaar na het Tahrir-protest in Egypte

    Artikel door Igor Yasin (Sotsialisticheskaya Alternativa – ISA in Rusland) die in 2011 deelnam aan het protest in Egypte

    Op 25 januari 2011 verzamelden ongeveer 15.000 mensen zich op het Tahrirplein in Caïro om fundamentele politieke en sociale hervormingen te eisen. De politie probeerde hen uiteen te drijven, maar slaagde daar niet in. En zo begon de revolutie van 25 januari. Egypte werd een belangrijk onderdeel van de zogenaamde ‘Arabische lente’. Tien jaar later is de situatie er grimmig: economische neergang, terrorisme, contrarevolutie en repressie. De laatste protesten in de regio en in Egypte zelf tonen echter aan dat het revolutionaire gedachtegoed springlevend is.

    Al-Sisi: nieuw gezicht van de oude garde

    De revolutionaire golf in het Midden-Oosten werd voorafgegaan door jaren van actieve strijd van Egyptische arbeiders en jongeren, krachtige stakingen, onder meer door tienduizenden arbeiders in de grootste textielfabrieken van de regio. Vanaf 25 januari leidde een enorme massabeweging op 18 dagen tot het aftreden van president Hosni Mubarak, die het land 30 jaar lang had geregeerd.

    De miljoenen Egyptenaren die de straat opgingen, eisten “brood, vrijheid en sociale rechtvaardigheid.” In de eerste paar jaar daarna bruiste de Egyptische “straat”, maar het bleek moeilijk om de revolutionaire verworvenheden te handhaven.

    In 2013, te midden van wijdverspreide ontevredenheid over het beleid van de islamisten van de Moslimbroederschap, gingen opnieuw miljoenen mensen de straat op. De legerleiding gebruikte het protest in haar voordeel en zette de islamistische president Mohamed Morsi af, die in een relatief democratische verkiezing was verkozen, maar die de massa’s snel teleurstelde.

    De nieuwe leider, generaal Abdelfattah al-Sisi (veldmaarschalk sinds 2014), trad eerst hardhandig op tegen ontevreden islamisten. Bij het neerslaan van betogingen van aanhangers van de afgezette president Morsi in Caïro in de zomer van 2013 werden volgens mensenrechtenactivisten zo’n duizend mensen gedood en raakten er nog eens 4000 gewond. Na dit bloedbad begon al-Sisi de duimschroeven aan te draaien onder het mom van het herstellen van de orde en het bestrijden van terrorisme.

    In juni 2019 overleed oud-president Mohammed Morsi midden in zijn proces voor er een definitieve uitspraak van de rechtbank over zijn zaak was. Veel rechts-conservatieve islamistische partijen en organisaties zijn nu verboden in het land, maar ze lijken opnieuw goed geplaatst om zich te verzetten tegen het repressieve en asociale regime. De aanhoudende crises scheppen gunstige voorwaarden voor hun terugkeer op het politieke toneel.

    Geleidelijk aan, te midden van massale vermoeidheid en frustratie, heeft al-Sisi zijn greep kunnen verstevigen, waardoor zijn regime een van de meest autoritaire en gewelddadige ter wereld is geworden. Volgens mensenrechtenactivisten zijn er maar liefst 60.000 politieke gevangenen in Egypte, onder wie activisten en journalisten.

    De coronacrisis in Egypte

    In januari 2021 overschreed het aantal bevestigde gevallen van het coronavirus in Egypte de 150.000, waarvan 8.362 met dodelijke afloop. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft de Egyptische autoriteiten opgeroepen de schatting van het aantal coronavirusdoden te herzien, omdat deze alleen berust op testresultaten van openbare klinieken en geen rekening houdt met indicatoren zoals het verhoogde sterftecijfer. Alleen al in de eerste golf van de pandemie in het land (mei-juli) bedroeg het aantal sterfgevallen 60.000.

    Het aantal nieuwe gevallen van het coronavirus in Egypte is in december sterk gestegen. Zelfs de regeringscommissie geeft toe dat het werkelijke aantal sterfgevallen als gevolg van het coronavirus tientallen malen hoger kan liggen dan officieel bekend is gemaakt.

    Volgens de officiële cijfers zijn 240 artsen aan het coronavirus overleden. De Egyptische artsenvakbond maakt zich zorgen over het feit dat de autoriteiten de dood van nog eens 200 artsen niet hebben erkend, omdat ze voor hun dood geen test hebben ondergaan. Toch wijzen al hun symptomen erop dat het coronavirus de doodsoorzaak was. De vakbond wil dat deze overleden artsen formeel worden erkend als slachtoffers van de pandemie, zodat hun dierbaren al hun rechten kunnen krijgen.

    De pandemie en de bijhorende beperkingen hebben veel sectoren van de economie ernstig geschaad, met name het toerisme en de dienstensector. Vóór de revolutie in 2010 trok Egypte een recordaantal buitenlandse toeristen – bijna 15 miljoen – en genereerde de sector 12,5 miljard dollar, of 14,4% van alle deviezeninkomsten. De toeristische sector verschafte toen werk aan 12% van alle Egyptische werkenden.

    Na de revolutie waren er minder toeristen: in 2016, na een reeks grote terroristische aanslagen, bezochten slechts 5,4 miljoen toeristen het land. Pas in 2019 leek de industrie zich te hebben hersteld tot eerdere niveaus, waarbij het aantal toeristen meer dan 13 miljoen bedroeg en de inkomsten met 12,6 miljard dollar eindelijk het record van 2010 braken. De corona-crisis heeft echter een echte ineenstorting van de industrie veroorzaakt, waarbij het aantal toeristen in 2020 in elkaar is gezakt tot 3,4 miljoen. Het is van de jaren 1990 geleden dat er zo weinig toeristen waren.

    Vakbondsman en linkse activist Wael Tawfik zegt dat de verklaringen van de autoriteiten over de noodzaak van “sociale afstand” te bewaren in schril contrast staan met hoe sectoren als handel en transport op volledige toeren draaien. Na de eerste golf van de pandemie, zegt hij, hebben de autoriteiten de facto de beperkende maatregelen laten varen.

    “Het is duidelijk dat het plan van de autoriteiten is om te leven met de pandemie, ongeacht de menselijke kosten, om de kapitalistische winstmachine volledig te benutten in de industrie, handel evenals de bouw – een van de prioritaire sectoren van de regering in de afgelopen 5 jaar,” zegt Tawfik.

    Protesten 2019-2020

    In het najaar van 2019 waren er, na een lange politieke stilte, massale protesten in Egypte. De media-activiteit van de voortvluchtige zakenman en voormalig acteur Mohammed Ali speelde geen kleine rol in de groeiende verontwaardiging. Hij was eerder betrokken bij contracten voor het Egyptische leger, maar vluchtte vervolgens naar Spanje en begon van daaruit een reeks video’s te produceren waarin hij de corruptie van het regime aan de kaak stelde en expliciet opriep tot protesten en de omverwerping van het huidige regime in Egypte.

    Hoewel de oproep afkomstig was van een zakenman die vroeger deel uitmaakte van de elite, bereikte de verontwaardiging ook de armere lagen van de Egyptische samenleving. De protesthaarden waren verspreid over verschillende regio’s, van Marsa Matrouh in het noordwesten tot Luxor in het zuiden van het land. Uit vrees voor een herhaling van de gebeurtenissen in 2011 blokkeerden de autoriteiten de centrale pleinen van Caïro en overspoelden de protesten de armste voorsteden van de hoofdstad.

    De protestgolf van 2019 hield geen stand, maar toonde wel de zwakte en verdeeldheid van het Egyptische regime aan. Precies een jaar later woedden er nieuwe protesten in het land over de bouw- en vastgoedprojecten van het establishment.

    De regering gebruikte de omstandigheden van de pandemie om hard op te treden tegen ongecoördineerde ontwikkeling. Het was in wezen een oorlogsverklaring aan de armsten, die hun krotten optrekken op de stukjes land die ze in beslag nemen. Eind augustus 2020 dreigde de excentrieke dictator al-Sisi er zelfs mee om troepen naar alle Egyptische dorpen te sturen om de “illegale bouwsels” te ontmantelen die op landbouwgrond van de staat waren opgetrokken.

    Eind september waren in heel wat plattelandsgebieden in de verschillende provincies protestacties. De confrontatie bereikte het punt van fysieke gevechten en belegeringen van dorpen. Sommigen beschouwen deze botsingen als het langste en belangrijkste verzet tegen de autoriteiten sinds 2013. De regering is hierdoor gedwongen zich terug te trekken, hoewel deze terugtocht mogelijk slechts tijdelijk is.

    ‘De favoriete dictator van Trump’ in moeilijkheden

    In april 2019 hielden de autoriteiten een referendum waarin bijna 90% van de kiezers grondwetswijzigingen steunde waardoor al-Sisi tot 2030 aan de macht kan blijven. Maar zelfs uit de officiële cijfers blijkt dat het beeld van de ‘steun van het volk’ niet zo eenduidig is: de opkomst kwam, zelfs volgens de officiële cijfers, nauwelijks boven de 44% uit. Tegenstanders van het regime boycotten alle verkiezingen en referenda.

    De recente overwinning van Joe Biden in de Amerikaanse presidentsverkiezingen was slecht nieuws voor al-Sisi. Tijdens zijn campagne verwees Biden naar al-Sisi als de favoriete dictator van Trump. De betrekkingen met de VS waren onder Obama en Biden slecht, maar verbeterden met de komst van Donald Trump in het Witte Huis. De Egyptische dictator vond ook raakvlakken met Vladimir Poetin en kreeg de steun van Saoedi-Arabië. Maar nu Biden terug is in het Witte Huis, nu als president, is de blokkade opgeheven tegen Qatar, dat door Caïro wordt beschouwd als de belangrijkste sponsor van de islamisten, en is de positie van de Turkse president Erdogan, die zich verzet tegen al-Sisi, versterkt. Het zijn zware tijden voor de favoriet van Trump.

    De Egyptische president heeft nooit een gelegenheid voorbij laten gaan om de oppositie te onderdrukken. De autoriteiten hebben hun repressieve beleid voortgezet, onder meer door misbruik te maken van de wet inzake voorlopige hechtenis en door activisten telkens opnieuw te arresteren. In Rusland worden dergelijke praktijken ‘arrestatiecarrousels’ genoemd.

    De autoriteiten maakten van de situatie gebruik om in augustus verkiezingen voor de Senaat te houden. Het Hogerhuis werd afgeschaft na de revolutie van 2011, maar keerde terug nadat in 2019 grondwetswijzigingen werden aangenomen. Dezelfde wijzigingen maakten het mogelijk dat al-Sisi tot 2030 tot president blijft en vergroot de macht van het leger en de veiligheidstroepen.

    Kiezers negeerden deze verkiezingen: iets meer dan 14% van de kiesgerechtigden nam deel aan de eerste ronde, zelfs volgens de officiële cijfers. De senaat bestaat uit drie delen: een derde van de leden werd gekozen uit een “gesloten lijst” die door een pro-presidentiële partij werd opgesteld, een tweede derde werd ingenomen door grotendeels loyale kandidaten, en nog eens een derde zal door de president zelf worden benoemd. Als gevolg daarvan heeft al-Sisi een gehoorzaam “stootkussen” voor zijn regime gekregen.

    Steun aan bedrijven, niet aan mensen

    In november 2020 meldden de Egyptische autoriteiten ongelooflijke prestaties in de context van de pandemie: de verwachte economische groei in 2020 bedraagt 3,6%, de reserves van de Egyptische centrale bank zijn toegenomen en het inflatiecijfer is gedaald. Volgens de officiële cijfers is de werkloosheid in het derde kwartaal van 2020 met 2,3% gedaald, tegen 9,6% in het tweede kwartaal. Deze cijfers wijzen echter niet op een afname van de armoede en sociale onrust in de samenleving.

    Volgens eerdere onderzoeken werkte meer dan de helft van de werkenden in de particuliere sector (55,7%) tijdens de pandemie minder dagen en uren, was meer dan een kwart (26,2%) ondertewerkgesteld en was 18,1% zijn baan kwijtgeraakt. Slechts een kwart zei dat het inkomensniveau gehandhaafd bleef tijdens de pandemie.

    De Egyptische regering heeft ongeveer 230 miljoen dollar uitgetrokken voor steun aan mensen zonder vaste job, en 14 keer dat bedrag tot 3,2 miljard dollar voor steun aan grote bedrijven, waaronder grote bedragen ter ondersteuning van de beurs, de exportindustrie en de toeristische sector. Hotels en toeristische faciliteiten zijn vrijgesteld van onroerendgoedbelasting, en de gas- en elektriciteitsprijzen zijn verlaagd voor grote industriële ondernemingen. Tegelijkertijd zijn de kosten van nutsvoorzieningen voor de burgers gelijk gebleven, hoewel de armsten het hardst werden getroffen door beperkende maatregelen.

    Eerder werd verwacht dat de werkloosheid in de huidige crisis zou stijgen als gevolg van het verlies van bestaande jobs en het gebrek aan nieuwe arbeidskansen. Eind 2019 waren er 2,3 miljoen werklozen in Egypte. Het ministerie van Planning en Economische Ontwikkeling schatte dat nog eens 1,2 miljoen mensen hun job zouden kunnen verliezen – voornamelijk informeel werkenden in handel, vervoer, productie, toerisme en diensten. Daardoor kan het gemiddelde werkloosheidscijfer voor 2020 zijn opgelopen tot 11,5%.

    Of de regering dit echt heeft weten te voorkomen door veel van de beperkingen op te heffen en geld in het grootkapitaal te pompen, is nog maar de vraag. Een groot deel van de werkenden is werkzaam in de informele sector en zij zijn ook het meest kwetsbaar in tijden van crisis.

    Volgens de volkstelling van 2017-2018 zijn ongeveer 4 miljoen mensen in Egypte informeel werkzaam in private ondernemingen (31% van alle werknemers in de particuliere sector), en nog eens 11,7 miljoen buiten de ondernemingen (45% van alle werknemers in de particuliere sector). Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie bedraagt het aantal informele werknemers in Egypte 16,5 miljoen (63,3% van alle werknemers in de particuliere sector).

    Bovendien hebben veel Egyptenaren die in het buitenland werken, voornamelijk in de Golflanden, hun baan of bron van inkomsten verloren. Hun aantal kan niet nauwkeurig worden geschat, maar hun terugkeer en de daling van de financiële steun die ze naar Egypte stuurden, zal de economie schaden.

    Vooruitzichten voor de beweging in Egypte

    “De arbeidersbeweging maakt nu haar moeilijkste periode sinds de jaren negentig door, waarbij de autoriteiten er niet voor terugdeinzen om arbeidersleiders achter de tralies te gooien. En dan hebben we het nog niet eens over de tweede golf van privatisering van bedrijven, die begon met een wet die de rechten van werknemers beknotte en het mogelijk maakte dat een aantal bedrijven naar de Egyptische beurs werden gebracht. Velen beschouwen dit als de eerste stap naar de verkoop van die bedrijven,” aldus vakbondsman Wael Tawfik.

    Sinds de revolutie van 25 januari 2011 hebben onafhankelijke vakbonden meer macht gekregen, zijn ze gegroeid en zijn ze geactiveerd. Vandaag maken ze een moeilijke periode door en zijn ze gedwongen zich terug te trekken. Het behoud van enkele onafhankelijke vakbonden en de mogelijkheid om deze buiten de officiële federatie op te richten is echter een belangrijke verwezenlijking van de revolutie van 2011.

    Links heeft, net als andere oppositiekrachten, volgens lokale activisten ook te kampen met moeilijkheden als gevolg van de repressie. Maar de toenemende sociale spanningen en armoede zullen leiden tot een beweging van verontwaardigde massa’s die zich in een situatie bevinden waarin ze eenvoudigweg niets te vrezen hebben en niets te verliezen hebben.

    Geen enkele repressie zal de autoriteiten helpen en het regime zal gedwongen worden om toegevingen te doen, zoals al is gebeurd na de arrestatie van tweeduizend mensen in september 2020. Begin november, vooruitlopend op de overwinning van Biden in de Amerikaanse presidentsverkiezingen, nam een Egyptische rechtbank het “onverwachte” besluit om de 600 mensen die in september waren gearresteerd vrij te laten.

    De erfenis van de ‘Arabische Lente’ leeft, ondanks de bloedige contrarevoluties en oorlogen, voort in de hoofden van de werkende massa’s. In 2019 raasden protesten door Algerije en buurland Soedan en hun autoritaire heersers traden af of werden afgezet.

    In 2021 waren er opnieuw protesten in de bakermat van de ‘Arabische Lente’, Tunesië. In de eerste tien maanden van vorig jaar registreerde Tunesië 6.500 sociale protesten, volgens het Tunesische Forum voor Economische en Sociale Rechten. In januari kwamen opnieuw duizenden mensen naar buiten met de slogan “Het volk wil het regime omverwerpen”. Veel van de huidige betogers waren tien jaar geleden nog kinderen.

    Het eerste succes van de Tunesische revolutie in 2011 inspireerde de Egyptische werkenden en jongeren om actief te worden. Vandaag is de situatie in het land anders, Egyptenaren hebben veel omwentelingen meegemaakt. De ervaring van de 25 januari-revolutie leeft echter voort in de hoofden van de ouderen, en een nieuwe generatie is al op het politieke toneel aan het komen. De Egyptische massa’s hebben meer dan eens bewezen dat zij in staat zijn om in opstand te komen en de loop van de geschiedenis van het land te veranderen. Geen dictator of repressie heeft de massa’s in actie ooit kunnen stoppen.

  • Dossier. Tien jaar na de val van Ben Ali in Tunesië


    Tien jaar geleden, vanaf eind 2010, trok een krachtige revolutionaire golf door Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Lokale protesten in de armste en meest gemarginaliseerde regio’s van Tunesië veranderden al snel in een nationale opstand, waarbij de moorddadige politie repressie de woede alleen maar aanwakkerde tegen een regime dat zowel verachtelijk als corrupt was.

    Door Cédric Gérôme, ISA, auteur van het boek ‘Het volk wil de val van het systeem’

    Deze woede leidde in de tweede week van januari 2011 tot massale stakingen in verschillende regio’s. Deze stakingen bespoedigden de val van de Tunesische dictator Ben Ali op 14 januari en zijn vlucht naar Saoedi-Arabië.

    Revolutionaire besmetting

    Al snel gaf deze overwinning door massale strijd vertrouwen aan miljoenen arme, werkende en onderdrukte mensen in de hele regio. Het ging om miljoenen mensen die niet langer bereid waren te accepteren dat ze in ellende, werkloosheid en despotisme leefden, terwijl een kleine corrupte elite zich verrijkte op de kap van de rest van de samenleving.

    In de huidige context van steeds stijgende voedselprijzen is het de moeite waard om te onthouden dat een belangrijke katalysator voor deze enorme explosie van volkswoede de stijging van de prijzen van basisgrondstoffen, met name brood, was. Het dagelijks leven werd steeds harder voor een groeiend deel van de bevolking.

    Na Tunesië was het de beurt aan Egypte om op te staan. En al snel verspreidde de protestgolf zich verder met opstanden en bewegingen van uiteenlopende omvang in Libië, Syrië, Jemen, Bahrein, Saudi-Arabië, Marokko, Jordanië, Libanon, de Palestijnse gebieden, Irak en elders. Overal viel de muur van de angst neer, terwijl de massa’s heldhaftige moed aan de dag legden tegenover de repressie van de milities, de sluipschutter en de kogels van de politie. Dezelfde slogan werd overal herhaald en herhaald: “Echa’b yuriid isqat en-nidham”: “Het volk wil de val van het systeem.”

    De massa’s werden zich enorm bewust van zowel de gelijkenis van hun omstandigheden als van hun collectieve kracht om te strijden en verandering te bekomen. Dit revolutionaire proces wekte de hoop en verwachtingen van miljoenen mensen in de hele regio, maar ook de bewondering en inspiratie van vele anderen over de hele wereld.

    Het heeft ook de heersende klassen, de tirannieke regimes en de imperialistische krachten die deze regimes lange tijd steunden, wakker geschud. De steun aan deze regimes werd jarenlang beloond in de vorm van royale winsten voor de multinationals en de westerse banken. Degenen die geloven in de fabel dat het buitenlands beleid van de toekomstige Amerikaanse regering van Joe Biden zich zal richten op de mensenrechten, kunnen zich beter eens afvragen waarom de hele Democratische regering van Obama – waarvan Biden destijds vicepresident was – de Egyptische dictatuur van Hosni Moebarak tot op het laatste moment heeft verdedigd. Biden zelf verklaarde dat Moebarak geen dictator was en dat hij niet moest aftreden omwille van de groeiende protesten tegen zijn heerschappij. Zijn bijna 30-jarige bewind werd minder dan een maand na deze gênante uitspraak door de Egyptische massa’s beëindigd.

    Het onmogelijke werd mogelijk

    Overal leek het er plotseling op dat na decennia van dictaturen, vernederingen en neergang, neokoloniale oorlogen en plunderingen, terrorisme en armoede, radicale verandering eindelijk binnen handbereik was. Het hardnekkige idee van een in een sektarisch conflict verwikkeld ‘hopeloos’ Midden-Oosten werd volledig op zijn kop gezet. In het ene land na het andere waren er beelden van solidariteit tussen verschillende religieuze gemeenschappen. De massa’s begrepen immers de noodzaak om zich te verenigen in de strijd tegen hun onderdrukkers.

    In Egypte bijvoorbeeld beschermden koptische christenen moslims die op het Tahrirplein baden en vice versa. Door te breken met conservatieve en patriarchale tradities waren vrouwen betrokken bij alle aspecten van deze historische strijd. Over het algemeen leek de revolutie alles mogelijk te maken wat de dag ervoor nog ondenkbaar en onmogelijk was. Door deze offensieve strijd tegen onderdrukking en uitbuiting leken de premissen van een nieuwe samenleving te ontstaan uit acties, bezettingen, betogingen en massale stakingen.

    Het was ongetwijfeld in Tunesië en Egypte dat het revolutionaire proces het verst werd doorgedrukt. Dit was het gevolg van de massale interventie van de werkende klasse in actie vanuit haar bevoorrechte strijdmiddel: de verlamming van de economie door de staking, die de burgerij deed beven en haar dwong om sneller en gemakkelijker dan elders toegevingen te doen om haar systeem te behouden.

    In beide landen werden in een groot aantal buurten en plaatsen volks- en revolutionaire comités opgericht, die het staatsapparaat van de dictatuur uitdaagden, de politie vervingen om de veiligheid te organiseren en probeerden een hele reeks dagelijkse taken te reorganiseren volgens de wil van de massa’s in strijd. In veel bedrijven en werkplaatsen werden corrupte managers afgezet door boze werkenden.

    Alternatief en programma: cruciale kwesties

    De heersende klassen waren in eerste instantie verrast, maar hebben zich snel verenigd en hun antwoord georganiseerd. De overwinningen van de eerste weken konden niet langer verhullen dat het systeem zelf nog niet weg was. De politieke macht bleef uiteindelijk in handen van de bezittende klasse. Het gebrek aan een alternatief begon zwaar te wegen, zij het in verschillende mate afhankelijk van de situatie in elk land.

    Karl Marx legde uit dat de mens zijn geschiedenis niet maakt op basis van voorwaarden die hij vooraf bepaalt, maar op basis van voorwaarden die hij uit het verleden heeft geërfd. Deze omstandigheden impliceerden overal een zeer zwakke aanwezigheid en invloed van de georganiseerde linkerzijde en de afwezigheid van politieke instrumenten die eigen zijn aan de arbeiders- en revolutionaire beweging. De massa’s hadden een duidelijk en vastberaden bewustzijn van wat ze niet meer wilden, maar geen duidelijk idee van wat er in de plaats moest komen.

    Bovendien was elk land de protestgolf ingegaan met zijn eigen kenmerken, zijn eigen geschiedenis en zijn constellatie van specifieke politieke krachten. Sterke tribale tradities in Libië. Staatsapparaten opgericht op basis van sektarisme in Syrië en Irak. Belangrijke rol van het leger in de economie en de politiek in Egypte. Al deze elementen, hoewel ze aan het begin van de bewegingen in het defensief werden geduwd, kwamen des te sterker naar voren omdat de revolutionaire beweging geen alternatief of goed gedefinieerd programma had om de krachten van de contrarevolutie tegen te gaan.

    Het einde van het revolutionaire proces?

    Bovendien zaten de imperialistische mogendheden, die hun belangen bedreigd zagen door deze revolutionaire golf, duidelijk niet stil. De NAVO-bombardementen in Libië waren een reactie op de wens van het Westerse imperialisme om ‘de controle over het lopende proces te herwinnen’ en het gehavende prestige te herstellen. Op hun beurt gebruikten de Libische en Syrische dictators, Moammar Kadhaffi en Bashar al-Assad, de angst voor imperialistisch ingrijpen om de opstandige beweging te ondermijnen en te verdelen. Om dezelfde reden speelden beiden ook in op de specifieke banden van tribale, regionale en religieuze groepen. Deze verdeeldheid werd mee mogelijk door de zwakte van de georganiseerde arbeidersbeweging in deze landen. In Syrië, Libië en ook Jemen veranderden de revoluties in langdurige burgeroorlogen, die werden aangewakkerd door ingrijpen van buitenaf.

    Na een tweede krachtige opstand tegen het bewind van de Moslimbroederschap, die de eerste verkiezingen na de val van Moebarak had gewonnen, bezweek de Egyptische revolutie ten voordele van de contrarevolutie. Het verzet werd geleidelijk aan  gestopt door harde repressie na de militaire staatsgreep van Abdel Fattah el-Sissi in de zomer van 2013.

    In datzelfde jaar nam Daesh – ook bekend als de zogenaamde ‘Islamitische Staat’ – hele stukken grondgebied in Irak en Syrië in beslag. Het voedde zich met de ontgoocheling en tegenslagen van de Syrische opstand. In de gebieden die het onder controle had, werd een schrikbewind met extreem geweld gevoerd.

    In deze context zijn veel mensen destijds gezwicht voor het idee dat het revolutionaire proces in de regio voorbij was. In een artikel dat in december 2016 werd gepubliceerd onder de titel “De Syrische tragedie betekent het einde van de Arabische revoluties,” schreef wijlen Robert Fisk, een Britse journalist en kenner van de regio, bijvoorbeeld: “Net zoals de rampzalige Anglo-Amerikaanse invasie van Irak een einde maakte aan het Westerse epos van militaire avonturen in het Midden-Oosten, garandeert de Syrische tragedie dat er geen Arabische revoluties meer zullen plaatsvinden.”

    Onze internationale organisatie was zich terdege bewust van de beperkingen van het revolutionaire proces, maar wist ook dat het niet zo gemakkelijk begraven kon worden. We hadden vertrouwen in het vermogen van de massa’s om in opstand te komen en nieuwe aanvallen uit te voeren tegen de oude orde of de zogenaamde ‘nieuwe’ regimes die slechts het beleid van het verleden verderzetten.

    Ten tijde van de revolutionaire golf in 2010-2011 legden we uit dat de massabewegingen niet oneindig lang konden duren en door het gebrek aan partijen en leiderschap om ze verder te sturen met ernstige complicaties en nederlagen te maken zouden krijgen. Maar we hebben ook benadrukt dat contrarevoluties, gezien hun onvermogen om een solide sociale basis op te bouwen in de context van een veralgemeende crisis van het kapitalistische systeem, en het reproduceren van alle ingrediënten die tot de eerste revolutionaire explosie hadden geleid, op de lange termijn hun controle niet konden behouden. Revolutionaire processen zouden onvermijdelijk weer opduiken, met nog grotere opstanden van de werkende massa’s en de armen van de regio.

    Een nieuwe revolutionaire golf

    Dit is effectief wat er gebeurde vanaf december 2018, toen een andere keten van opstanden en revoluties explodeerde, te beginnen met Soedan. In februari 2019 ging de Algerijnse bevolking op haar beurt de straat op nadat president Abdelaziz Bouteflika aankondigde dat hij van plan was zich voor een vijfde termijn kandidaat te stellen. Bouteflika werd door het leger gedwongen om de macht af te staan na een spontane, bijna veralgemeende stakingsbeweging die enkele dagen duurde. En de Soedanese tiran Omar al Bashir onderging een week later hetzelfde lot.

    Hoewel deze nieuwe revolutionaire golf zijn eigen dynamiek had, werden er duidelijk ook enkele lessen getrokken uit de ervaringen met de eerste golf tien jaar geleden. Zo werd onder meer begrepen dat voor een succesvolle strijd geen uitstel kon worden verleend zodra de hoofden van de regimes waren gevallen en dat er integendeel meer inspanningen nodig waren om de structuren en instellingen waarop die regimes gebaseerd waren volledig aan te pakken.

    In Soedan heeft een militaire raad van generaals, die allemaal bloed aan de handen hadden bij misdaden, martelingen en oorlogen onder de dictatuur van Al Bashir, de macht gegrepen. In plaats van Bouteflika werd een president zonder enige legitimiteit onder het volk door het leger geïnstalleerd. Maar in beide gevallen hielden de betogingen niet op, integendeel.

    Een populaire slogan tijdens de acties in Khartoem, Soedan, was: “Ofwel de overwinning ofwel Egypte.” De slogan “Algerije is in-sisiable” werd in de Algerijnse straten geroepen. Deze voorbeelden lieten zien dat de ervaring van de Egyptische militaire staatsgreep op regionale schaal in het volksbewustzijn was doorgedrongen en dat de massa’s hadden geleerd van het mislukken van de Egyptische revolutie.

    Ze toonden ook de internationalistische instincten die deze revolutionaire bewegingen vanaf het begin hadden bezield, aangezien de massa’s de strijd in elk land als het ware ook als hun strijd beschouwden. Het is dus geen toeval dat in datzelfde jaar, vanaf oktober 2019, ook de volkeren van Irak en Libanon in opstand kwamen.

    De omstandigheden in Irak en Libanon zijn zeer verschillend, maar in feite ook zeer vergelijkbaar. Het lot van de volkeren van deze twee landen werd bepaald door een consortium van sektarische, rijke en corrupte leiders en krijgsheren die het aan de oppervlakte met elkaar oneens zijn, maar in werkelijkheid bereid zijn zich te verenigen zodra het systeem dat hun wederzijdse belangen waarborgt, wordt bedreigd.

    Beide opstanden toonden dat de bron van de problemen voor de meerderheid van de bevolking niet bij de ene of de andere religie moeten gezocht worden. Dat is een lang beproefde strategie om de werkenden en de arbeidersklasse verdeeld te houden. Hun vijand is in feite de heersende klasse als geheel, het netwerk van cliëntelistische relaties dat hen ondersteunt, het bedrijfsleven dat gebruik maakt van hun greep op de macht om zichzelf te verrijken.

    Ook in Iran zagen we een opeenvolging van massabewegingen, vooral vanaf eind 2017/begin 2018, met een nieuwe piek in november 2019, terwijl de sociale basis van het rotte regime van de mullahs bijna dagelijks afbrokkelde. De regionale imperialistische rol van Iran, de sancties en de militaire spanningen en dreigementen tegen het land hebben de neiging om het echte arbeidersverzet dat zich daar ontwikkelt, in de media te overschaduwen, een verzet dat over het algemeen op de meest brute wijze wordt onderdrukt.

    Net als elders wordt de woede van de Iraanse massa’s niet alleen gedreven door de dorst naar democratische vrijheden, maar ook – en misschien nog wel belangrijker – door de voortdurende verslechtering van de materiële levensomstandigheden, de groteske ongelijkheden en de afschaffing van overheidssubsidies voor primaire levensbehoeften. Bovendien moet worden opgemerkt dat het precies hetzelfde soort beleid is dat de internationale financiële instellingen voor de regio blijven bepleiten.

    Internationale solidariteit

    Ondanks de nationale en religieuze verdeeldheid die de heersende klieken in stand hielden, was de wederzijdse inspiratie van de bewegingen in Irak, Libanon en Iran absoluut duidelijk. Zo gingen bijvoorbeeld Iraanse betogers de straat op om “de vijand bevindt zich thuis” te roepen, waarmee ze niet alleen hun solidariteit met de opstanden in Libanon en Irak toonden, maar ook hun verzet tegen de militaire interventies van het Iraanse regime in deze landen. In oktober 2019 hebben de bezetters van het Tahrirplein in Bagdad een boodschap van solidariteit naar de Iraanse betogers gestuurd, waarbij ze erop aandrongen dat hun probleem uitsluitend bij het Iraanse regime lag, dat corrupte politici en criminelen in Irak steunt, en dat ze hoopten sterke en duurzame betrekkingen te kunnen opbouwen met het Iraanse volk, dat ook een rechtvaardige regering verdient.

    De weerklank en wederzijdse beïnvloeding van deze strijd is een essentieel kenmerk. Het is gebaseerd op het besef dat het lot van de bevolking van verschillende landen met elkaar verbonden is en dat het wereldwijde systeem overal dezelfde logica reproduceert. De internationale solidariteit is overigens niet beperkt tot deze regio. Al in 2011 volgden miljoenen werkenden en jongeren over de hele wereld de revolutionaire gebeurtenissen in real time.

    De internationale impact van deze bewegingen werd enkele weken na de val van Moebarak duidelijk toen in Wisconsin, VS, een massabeweging uitbrak tegen antivakbondsmaatregelen. Spandoeken en protestborden verwezen expliciet naar de strijd in Tunesië en Egypte. In datzelfde jaar ontstond de Occupy Wall Street-beweging en de beweging van Indignado’s in Spanje, Griekenland en elders.

    In 2019 waren er massale opstanden van Chili tot Hongkong. Stakingen en klimaatmarsen toonden de bereidheid van miljoenen jongeren en ouderen om te vechten om een einde te maken aan de ecologische ramp die dit systeem veroorzaakt. In 2020 hebben de protesten van Black Lives Matter tegen racisme en politiegeweld zich internationaal als een lopend vuurtje verspreid. Dit alles getuigt van een bredere erkenning van het feit dat het lijden van één volk in één hoek van de wereld het lijden van iedereen is, een gevoel dat wordt versterkt door de drievoudige economische, klimatologische en gezondheidsramp waar we allemaal mee te maken hebben.

    Hoewel in de loop van het jaar 2020 veel van deze gevechten aanvankelijk hard werden getroffen door de pandemie, illustreert de tweede helft van het jaar dat ze nog lang niet voorbij zijn. Zelfs in Syrië braken afgelopen juni openlijke protesten uit voor de omverwerping van Assad. Afgelopen zomer werd Iran getroffen door een golf van stakingen zonder weerga sinds de revolutie van 1979, en in oktober registreerde het land in totaal 341 betogingen in 83 steden, met een gemiddelde van 11 protesten per dag. In september was Egypte getuige van zes opeenvolgende dagen van betogingen in meer dan 40 steden en dorpen, de eerste keer dat er in meer dan één Egyptische provincie tegelijk werd gedemonstreerd voor het vertrek van Sissi.

    Een langetermijnproces

    Hoeveel geweld ze ook gebruiken, de heersende klassen kunnen de vlam van de opstand en het verzet nooit helemaal doven. De twee revolutionaire golven zijn bijna tien jaar van elkaar gescheiden, maar ze moeten worden gezien als onderdeel van een voortdurend revolutionair proces in de hele regio. Een proces dat, met het onvermogen van het kapitalisme en de heersende klassen om de politieke, economische en sociale tegenstellingen die tot deze bewegingen hebben geleid op te lossen, op een of andere manier zal worden voortgezet.

    Zelfs in Tunesië, waar de democratische overgang vaak wordt voorgesteld als een “succesverhaal”, is de realiteit heel anders dan de mythe. De economische problemen zijn erger dan onder het regime van Ben Ali. Een opiniepeiling die in november 2020 door het Tunesische Forum voor Economische en Sociale Rechten (FTDES) werd gepubliceerd, zegt veel over wat de armen, jongeren en werkenden in Tunesië zelf denken. 83,6% van de jongeren zegt de Tunesische samenleving als onrechtvaardig te beschouwen, 71,3% vindt deze “niet gebaseerd op goede fundamenten”, 69,7%  is van mening dat de staat niet in de basisbehoeften voorziet en 81,6% vindt dat de staat de rijken bevoordeelt. Onlangs waren er opnieuw gelijktijdige protesten en stakingen in verschillende delen van het land. In december was er opnieuw een algemene staking in de regio Kairouan om jobs te eisen, naast een onmiddellijke verbetering van de gezondheidsdiensten en de infrastructuur.

    De woede organiseren

    We juichen de broodnodige verderzetting van de strijd toe, maar kunnen ons daar niet toe beperken. De drama’s, contrarevoluties en het bloedvergieten van de afgelopen tien jaar in de regio zorgen ervoor dat het duidelijk is dat spontante strijd van de bevolking niet volstaat om de oude orde weg te krijgen en een einde te maken aan het systeem van uitbuiting en onderdrukking.

    Al deze bewegingen hebben aangetoond dat we met een machtige en georganiseerde vijand te maken hebben: een heersende klasse die zich bewust is van haar belangen. Revolutionaire verandering kan dan ook niet worden overgelaten aan louter toeval en spontaniteit. Als revolutionaire spontaniteit in eerste instantie een troef kan zijn om het kamp van de tegenpartij te verrassen en te destabiliseren, verandert dit voordeel in een nadeel, een destabiliserende factor voor de revolutie, als het niet wordt overwonnen.

    Wat alle strijd die de afgelopen tien jaar in de regio is uitgebroken, heeft laten zien is dat als bewegingen geen programma  en organisaties hebben, ze uiteindelijk op nederlagen uitdraaien. Of erger nog: dat ze gemanipuleerd of gerecupereerd worden om de agenda van de reactionaire krachten te dienen. Een partij, een programma en politiek leiderschap zijn nodig om de werkende massa’s, de jeugd en alle onderdrukten te organiseren, om hun strijd te bevorderen en hen te leiden naar de omverwerping van het kapitalisme.

    Helaas heeft links, in plaats van deze historische revolutionaire strijd aan te grijpen om wortel te schieten onder de werkende bevolking en de jeugd, in plaats van zich volledig te richten op de massabeweging en te zoeken naar politieke uitdrukkingen op basis van resoluut verzet tegen dit systeem, zichzelf vaak in de voet geschoten door te zoeken naar allerlei akkoorden en compromissen met vertegenwoordigers van dit systeem.

    In Soedan vormde de Soedanese Beroepsvakbond (SPA), die een leidende rol speelde in de mobilisaties tegen het al-Bashir-regime, een coalitie met verschillende oppositiekrachten die bekend staan als de Forces for Freedom and Change en die in augustus 2019, ten koste van de bevolking, een akkoord van machtsdeling sloot met de contrarevolutionaire generaals.

    In Syrië zijn hele delen van internationaal links in een valse tweedeling geraakt. Sommigen hebben archaïsche definities van anti-imperialisme gebruikt om het ongerechtvaardigde te rechtvaardigen door de moordpartijen en bommen van Assad en zijn aanhangers toe te juichen. Anderen hebben de gewapende bendes en de jihadi-militanten verheerlijkt in naam van de ondersteuning van de revolutie tegen het regime, of hebben geëist dat de westerse imperialistische krachten meer betrokken raakten bij de oorlog.

    In Tunesië en Egypte hebben de meest invloedrijke linkse partijen de krachten van het oude regime gesteund in naam van de strijd tegen de Islamisten en de Moslimbroederschap, en zo de weg vrijgemaakt voor hun eigen vernietiging …

    Het is noodzakelijk om van deze fouten te leren voor de komende gevechten. Zo moet de politieke onafhankelijkheid van de arbeiders- en revolutionaire beweging tegenover de kapitalistische krachten en partijen gegarandeerd worden. In elke fase van de strijd kunnen de werkenden en onderdrukten enkel op hun eigen middelen en instrumenten vertrouwen.

    Er is geen kortere weg: hoewel elke kleine overwinning belangrijk is, is er geen duurzame vooruitgang mogelijk zolang de samenleving wordt geregeerd door de wet van de winst en de economie wordt beheerst door een kleine minderheid waarvan de belangen en de positie afhankelijk zijn van de verarming en onderdrukking van de meerderheid van de bevolking.

    Daarom is het organiseren van de massa’s op internationaal niveau om ons te verenigen in één wereldwijde strijd om het kapitalistische systeem omver te werpen en een democratisch socialistisch alternatief op te bouwen, de beste manier om de strijd, de inspanningen en de offers die de werkende en uitgebuite massa’s van Noord-Afrika en het Midden-Oosten tien jaar geleden zijn begonnen, te eren en voort te zetten. Solidariteit!

  • “Het volk wil de val van het systeem”. Inleiding op nieuw boek over Tunesische revolutie

    “Het volk wil de val van het systeem” door Cédric Gérôme brengt een analyse van de Tunesische revolutie van 10 jaar geleden en de mogelijkheden die zich in de daaropvolgende jaren stelden. Deze revolutionaire beweging toonde het potentieel om met de werkenden en onderdrukten de macht te nemen en te breken met het systeem van armoede voor de meerderheid van de bevolking. Helaas gebeurde dit niet en bleef het kapitalisme in stand. Het resultaat tien jaar later is een verdere verergering van alle sociale problemen in het land.

    Om te begrijpen hoe het zo ver kwam, is “Het volk wil de val van het systeem” essentiële lectuur. Het boek telt 240 pagina’s en verschijnt op 25 januari in het Nederlands. Het kan nu al besteld worden voor 15 euro. 

    Hieronder publiceren we de inleiding op het boek.


    Inleiding

    We keren terug naar waar het allemaal begon. Tien jaar geleden werd Tunesië het beginpunt van een keten van historische gebeurtenissen die oorspronkelijk tot de verbeelding van het volk spraken over de hele wereld en die sindsdien een ingrijpende verandering teweegbracht in Noord-Afrika en het Midden-Oosten.

    De lucifer die de Tunesische straatverkoper Mohamed Bouazizi gebruikte om zichzelf op een winterdag in 2010 in brand te steken, zette de hele regio in vuur en vlam. Binnen enkele weken beefden de heersende Arabische families, generaals, zakenmagnaten, machthebbers en dictators, sjeiks en monarchen en hun machtige internationale aanhangers van angst toen miljoenen uitgebuite mensen de straat op trokken, van Tunis tot Sana’a, van Manama tot Caïro. De slogan “Ash-sha’b yurid isqat an-nidham” (Het volk wil dat het systeem valt) weerspiegelde de wanhopige dorst naar een fundamentele breuk met de oude orde. Gebukt onder ondraaglijke ellende, corruptie, alomtegenwoordige werkloosheid, voortdurende vernedering door repressieve staatsapparaten, konden de massa’s niet meer leven zoals voorheen. De oude manier waarop de heersende elites hun systeem in stand hielden, werkte niet meer. De omstandigheden waren rijp voor een massale confrontatie tussen de klassen.

    Op de ochtend van 15 januari 2011, toen de Tunesische despoot Zine El Abidine Ben Ali de dag ervoor het land was ontvlucht nadat een krachtige staking hem geen andere keuze had gelaten, trok ik met mijn haastig gepakte rugzak naar de luchthaven van Londen Heathrow. De medewerker van British Airways vroeg me waar mijn vlucht heen ging. “Tunesië,” zei ik hem. “Is dat niet waar er een oorlog is of zo?” vroeg hij, een beetje verrast door mijn antwoord. “Het is geen oorlog, het is een revolutie,” probeerde ik hem uit te leggen. Toen de oorlogen in Libië, Syrië en Jemen later de krantenkoppen haalden, werden de begrippen oorlog en revolutie enigszins samengesmolten. De internationale luchthaven Tripoli waar ik doorheen reisde, werd toen nog gedomineerd door de welwillende blik op de grote portretten van Muammar Kadhafi aan de muren. Sindsdien is deze luchthaven vernietigd door bombardementen in confrontaties tussen rivaliserende milities. Revolutionaire herinneringen aan de slecht benoemde ‘Arabische Lente’ werden nadien overspoeld door beelden van militaire belegeringen, sektarisch geweld, massale uittocht van vluchtelingen, uitgehongerde kinderen en de afschuwelijke acties van Daesh (ISIS). In een artikel dat in december 2016 werd gepubliceerd onder de titel “Syrische tragedie betekent het einde van de Arabische revoluties,” schreef de doorgaans bijzonder alerte journalist wijlen Robert Fisk: “Net zoals de rampzalige Anglo-Amerikaanse invasie van Irak een einde maakte aan het Westerse epos van militaire avonturen in het Midden-Oosten, garandeert de Syrische tragedie dat er geen Arabische revoluties meer zullen plaatsvinden.”

    Dit was een ernstige beoordelingsfout. Ten tijde van de eerste revolutionaire golf van 2010-2011 legde onze internationale organisatie uit dat massabewegingen niet oneindig kunnen duren en dat ze te maken zouden krijgen met ernstige complicaties en nederlagen vanwege het lage organisatieniveau en de nog steeds zware erfenis van de verzwakking van de socialistische ideeën onder de arbeiders, de jeugd en de onderdrukte volkeren van de regio. Maar we benadrukten ook dat ondanks deze factoren contrarevoluties niet duurzaam de overhand kunnen krijgen en dat revolutionaire processen onvermijdelijk weer zouden opduiken, met nog diepere opstanden tegen het bestaande systeem.

    Slechts twee jaar na de fatalistische voorspelling van Fisk explodeerde de woede van het Soedanese volk in een massaprotest, wat een nieuwe golf van revolutionaire opstanden inluidde die een einde maakte aan nogmaals twee Noord-Afrikaanse dictators en aanleiding gaf tot de meest spectaculaire gezamenlijke uitdaging ooit van de sektarische elites van Libanon en Irak. De internationale inspiratie van deze bewegingen kwam tot uiting in de nieuwe golf van protesten van de Iraanse massa’s in november 2019. Nog in de zomer van 2020 werd het land opgeschrikt door een golf van stakingen zonder weerga sinds de revolutie van 1979. In oktober 2020 waren er in totaal 341 betogingen in 83 steden, met een gemiddelde van 11 betogingen per dag.[1]

    Zelfs in het zuiden van Syrië braken in juni 2020 in de stad Sweida antiregeringsprotesten uit, waarbij menigten opriepen tot de omverwerping van president Bashar al-Assad. In september 2020 was Egypte getuige van zes opeenvolgende dagen van betogingen in meer dan 40 dorpen – de eerste keer dat er in meer dan één Egyptische provincie tegelijk betogingen plaatsvonden waarbij werd opgeroepen tot het vertrek van president Abdel Fattah el-Sissi. Met andere woorden, hoeveel bloed de heersende klassen ook bereid zijn te verspillen, ze zullen nooit de menselijke vastberadenheid breken om vroeg of laat in opstand te komen tegen tirannie en uitbuiting. De meest duurzame erfenis van de revolutionaire golf van 2010-2011, namelijk het begrip van de kracht van de massabeweging, zal hoe dan ook blijven bestaan. Zoals een graffitischrijver in Caïro in 2011 terecht zei: “De revolutie heeft het systeem niet veranderd, maar het heeft het volk wel veranderd.”[2]

    Hun verhaal en dat van ons

    Zowel bij oorlogen als revoluties wordt de geschiedenis geschreven door de overwinnaars. Een centraal onderdeel daarin voor de kapitalistische klassen doorheen de wereld is het minimaliseren van het vermogen van de arbeiders om de samenleving te veranderen. Het tegendeel aantonen, door de belangrijkste periodes van de Tunesische revolutie te beschrijven, is een rode draad door dit boek.

    In de jaren na Ben Ali was er een bijna ononderbroken stroom van dubbele en tegenstrijdige propaganda. Aan de ene kant worden militantisme, radicalisme en de diepte van de revolutionaire strijd geminimaliseerd en afgezwakt. Aan de andere kant werden de reële verworvenheden overdreven. Deze propaganda begon meteen nadat Ben Ali aan boord stapte van zijn vliegtuig richting Saoedi-Arabië. Het volstaat hier te vermelden dat er in de twaalf maanden na het vertrek van Ben Ali 22.000 protesten en 600.000 stakingsdagen werden geregistreerd.[3] De omverwerping van Ben Ali heeft de deuren van de revolutie niet gesloten, maar verder open getrokken.

    Vandaag is het een cliché geworden om te lezen of te horen dat Tunesië het enige “succesverhaal” is in de golf van revoluties die tien jaar geleden begon. Dan moet men zich afvragen waarom er in 2020 meer Tunesische migranten naar Europa trokken dan mensen uit het door oorlog verscheurde Libië. Het is moeilijk om het contrast te negeren tussen de tevreden toon van de commentatoren en de diepe ontgoocheling van een groot deel van het Tunesische volk over de richting die hun land opgaat. In een opiniepeiling die in november 2020 door het Tunesische Forum voor Economische en Sociale Rechten (FTDES) werd gepubliceerd, beschouwt 83,6% van de jongeren de Tunesische samenleving als onrechtvaardig, 71,3% vindt deze “niet gebaseerd op goede fundamenten”, 69,7% is van mening dat de staat niet in de basisbehoeften voorziet en 81,6% vindt dat de staat de rijken bevoordeelt.[4]

    Een disfunctionele regering overleeft alleen maar door een parlement dat worstelt in een sfeer van verbaal en fysiek geweld, gegijzeld door steriele en gewetenloze allianties die zich ontwikkelen op basis van de willekeur van opportunisme, corruptie en het verraad van de dag.

    Het land wordt nog steeds geregeerd ten gunste van een kleine elite, waaronder veel families en bedrijven die onder het regime van Ben Ali rijk zijn geworden. Aan de andere kant van het sociale spectrum heeft de meerderheid van de bevolking te maken met sociaaleconomische omstandigheden die slechter zijn dan onder het vorige regime. Een groeiend aantal Tunesiërs kan niet meer in hun dagelijkse voedselbehoeften voorzien, terwijl de werkloosheid blijft stijgen en de grondstoffenprijzen zijn geëxplodeerd. Covid-19 heeft de reeds rampzalige economische crisis nog verergerd, met meer dan 200.000 jobs die verdwenen sinds het begin van de pandemie – een cijfer dat zeker wordt onderschat gezien het aanhoudende gewicht van de informele sector. In 2020 is het aantal gevallen van gendergerelateerd geweld vervijfvoudigd, terwijl de zeer twijfelachtige vooruitgang voor Tunesische vrouwen na de revolutie op papier is gebleven. De infrastructuur in de gouvernementen van het binnenland is nog steeds ontoereikend en de regionale verschillen zijn nog groter dan onder Ben Ali.

    Nu dit boek op het punt staat te verschijnen in het kader van de tiende verjaardag van de opstand, zijn de Tunesiërs weer op straat getrokken. Er is een nieuwe golf van sociale protesten en stakingen die zich uitbreiden naar verschillende van de armste regio’s in het binnenland. Zo zijn er regionale algemene stakingen in Kef, Kairouan en Jendouba. Telkens worden jobs geëist naast onmiddellijke verbeteringen in de gezondheidsinfrastructuur en andere lokale diensten. In Jendouba werd de verwaarloosde situatie van de gezondheidssector in het land aangetoond met de dood van een 27-jarige arts, die na een dienst van 24 uur in het stedelijk ziekenhuis van een liftschacht van de vijfde verdieping viel toen de deuren openden zonder dat er een lift kwam.

    De overheidsschuld die is geërfd van de maffia die tot in 2010 aan de macht was en die 40% van het bbp bedroeg, nadert nu 90% en wordt nog steeds gebruikt als rechtvaardiging om te hakken in de toch al krappe sociale middelen.

    Aan de eisen van de revolutie van 2010-2011 is dus in het geheel niet voldaan. Een jonge werkloze betoger vat de situatie als volgt samen: “We hebben vrijheid, maar we kunnen geen vrijheid eten.” Toch is zelfs de vrijheid nog lang niet gegarandeerd, zoals blijkt uit het welig tierende staatsmisbruik en de toenemende aanvallen op de democratische rechten.

    In 2015, het jaar waarin ik aan dit boek begon te schrijven, bereikten de gevallen van marteling in politiekantoren hun hoogste niveau sinds de omverwerping van Ben Ali. Het aantal politieagenten is sinds 2011 alleen maar toegenomen, evenals het aan hen toegewezen budget. In het afgelopen decennium zijn er veel stappen gezet in de richting van de herinvoering van een politiestaat. Elke stap terug op dit vlak is het resultaat van strijd. Zo kon brede mobilisatie onder leiding van jongeren in september 2020 de ratificatie van een wet op politie-immuniteit verhinderen. Deze wet zou agenten in feite vrijgeleide gegeven hebben om te doden.

    De Tunesische rechtbanken hebben geen veroordelingen uitgesproken in zaken die worden behandeld door de “Waarheids- en Waardigheidscommissie”, die belast is met onderzoek naar schendingen van de mensenrechten door het voormalige regime. Hetzelfde strafwetboek als onder Ben Ali is nog steeds van kracht, waardoor mensen zelfs kunnen worden vervolgd voor hun seksuele geaardheid. De beruchte Wet 52, die mensen in de gevangenis gooit voor “drugsgebruik” – een wet die de dictatuur gebruikte om de jeugd te controleren en politieke tegenstanders het zwijgen op te leggen – is nog steeds van kracht, waardoor de gevangenisbevolking sterk is toegenomen zonder dat het gebruik van drugs wordt ontmoedigd. Integendeel, de winsten op de zwarte markt zijn de afgelopen tien jaar explosief gestegen, samen met het drugsgebruik onder jongeren, in een context van economische nood en massale werkloosheid.

    Een contrarevolutie met democratische handschoenen

    Toch is het verhaal van een “democratisch Tunesië” niet geheel onjuist: de revolutie heeft geleid tot meer democratische staatsstructuren dan bijvoorbeeld in Egypte – met een nieuwe grondwet, een gekozen president en een zekere mate van vrijheid van meningsuiting en politiek pluralisme. Deze verschillen zijn natuurlijk niet het resultaat van een redelijker of inschikkelijker heersende klasse dan elders in de regio, maar van een verhoudingsgewijs meer georganiseerde arbeidersbeweging die de burgerij ervan weerhield om het pad van een meer gewelddadige reactie te bewandelen. Zoals we zullen zien, hebben de rechtse islamisten van de Ennahda-partij deze factor niet goed ingeschat en hebben ze geprobeerd een frontale confrontatie aan te gaan met de Algemene Vakbond van Tunesische Arbeiders (UGTT). Bij twee gelegenheden hebben ze het land op de rand van de opstand gebracht.

    Het onthullen van de realiteit van wat er in Tunesië is gebeurd tijdens de tumultueuze winter- en zomermaanden van 2013 neemt het grootste deel van het tweede deel van dit boek in beslag. De Djerejian-doctrine, geïnspireerd op de politieke stellingen van de Amerikaanse diplomaat Edward P. Djerejian, ging ervan uit dat de politieke islam zodra het aan de macht komt deze nooit zou afgeven, en dit op basis van het principe “één personeel, één stem, één keer.” Deze misleidende theorie heeft evenveel waarde als de theorie die er vóór 2011 van uitging dat de dictatoriale regimes in de regio onaantastbaar waren. Deze theorie had geen enkele waarde omdat ze de cruciale factor van de klassenstrijd volledig uit de situatie haalde. We zijn van plan om in dit boek die factor in eer te herstellen.

    De revolutionaire strijd van 2018-2019 in Soedan, Algerije, Libanon en Irak wordt vaak aangeduid als de “tweede golf” of het “tweede deel” van de revoluties in het Midden-Oosten en Noord-Afrika – na de “eerste golf” of het “eerste deel” in 2010-2011. Er wordt bijna algemeen voorbijgegaan aan de explosies van strijd tegen de islamistische machthebbers in Egypte en Tunesië in 2013.

    Degenen die actief betrokken waren bij de Egyptische en Tunesische revoluties van 2011 waren zich er terdege van bewust dat deze strijd niet georganiseerd, gesteund of geleid werd door de Moslimbroederschap en Ennahda. Na de eerste “democratische” verkiezingen – of, om het wat soberder te zeggen, de eerste verkiezingen die niet gekenmerkt werden door regelrechte stemvervalsing – kwamen deze partijen aan de macht dankzij het enorme politieke vacuüm dat ontstond door het ontbreken van een revolutionair alternatief in beide landen. Maar na minder dan twee jaar kwam het tot nieuwe uitbarstingen, net zoals een abces wordt afgestoten door een vreemd lichaam. Het islamistische, autoritaire en pro-patronale project stortte in omdat het niet tegemoet kwam aan de revolutionaire aspiraties van miljoenen arbeiders, arme boeren en jongeren.

    In beide landen was deze tweede revolutionaire golf in feite breder, dieper en sneller dan de eerste. In februari en opnieuw in juli 2013 werd Tunesië opgeschrikt door twee historische algemene stakingen, waarbij honderdduizenden mensen de val van de door de islamisten geleide regering eisten. Tijdens de algemene staking op 6 februari, die samenviel met de begrafenis van de linkse leider Chokri Belaïd – wiens moord de aanleiding was voor de staking – gingen meer dan een miljoen mensen de straat op in de hoofdstad Tunis. Dit was minstens vijf keer zoveel als het aantal betogers op de dag van de val van Ben Ali.

    Maar dezelfde reden die de islamisten aanvankelijk aan de macht had geholpen – het gebrek aan organisatie en leiderschap aan de kant van de revolutionaire massa’s – moedigde andere vleugels van de kapitalistische klasse aan om hun plaats in te nemen.

    In Egypte hebben de generaals zich de macht toegeëigend, waarbij ze eerst de Moslimbroederschap een bloedige slag toebrachten als opmaat naar een bredere onderdrukking, de revolutie zelf terugduwden en een nieuwe monsterlijke dictatuur oprichtten. Toch was zowel de drijvende kracht als de intieme motivatie achter de militaire staatsgreep van Sissi een krachtige opstand van enkele miljoenen mensen in heel Egypte. Het rechtse Britse tijdschrift The Economist begreep wat er op het spel stond toen het in juli 2013 verklaarde: “Het precedent dat het vertrek van Morsi schept voor andere kwetsbare democratieën is verschrikkelijk. Het zal de ontevredenen aanmoedigen om te proberen regeringen uit te schakelen, niet door ze weg te stemmen, maar door hun macht te ontwrichten. Het zal de oppositie in de hele Arabische wereld aanmoedigen om hun agenda’s op straat uit te voeren, niet in de parlementen.”[5]

    Vanuit het oogpunt van de heersende klassen was het ontmoedigen van de massa’s om “hun agenda’s op straat uit te voeren” precies de historische missie van Sissi. Sommigen aan de rechterkant waren nog meer uitgesproken, zoals de redactie van de Wall Street Journal die stelde dat “de Egyptenaren geluk zouden hebben als hun nieuwe generaals aan de macht van het soort van Augusto Pinochet van Chili zouden blijken te zijn”.

    Geen enkele Tunesische Pinochet of Sissi had deze truc kunnen doen. Afgezien van de belachelijke staat van het Tunesische leger is het bestaan van de UGTT, met zijn één miljoen leden en 150 kantoren in het hele land, een kracht om rekening mee te houden. Langs de andere kant kunnen de kapitalistische klassen vertrouwen op de medewerking van de centrale leiding van deze vakbond, net zoals op de leiding van alle linkse partijen met enige invloed in de arbeiders-, studenten- en sociale bewegingen, om op te treden als de bewakers van het systeem. Naarmate men zich meer bewust wordt van de gebeurtenissen die zich tussen eind 2010 en medio 2013 hebben voorgedaan, wordt de tegenstelling tussen enerzijds het buitengewone revolutionaire potentieel en de vindingrijkheid die de massale strijd toonde, en anderzijds de manier waarop de vakbondstop en de linkse leiders daarop reageerden, steeds moeilijker te betwisten.

    Dit boek stelt dat in de tumultueuze weken na de omverwerping van Ben Ali, en opnieuw tijdens de revolutionaire omstandigheden van 2013, elementen van “dubbelmacht” in het land naar voren zijn gekomen. Dit betekent dat buiten en in tegenstelling tot de kapitalistische klasse en haar staatsmachine, het revolutionaire proces een aanzet vormde tot het opzetten van lokale basisstructuren, de kiemen van een nieuwe staat die door de massa’s zelf wordt opgebouwd: verdedigings- en wijkcomités, maar in sommige steden ook volksraden. Eenmaal in beweging stelden de massa’s zich niet tevreden bij het vertrek van ontaarde en parasitaire heersers. Geradicaliseerd door hun reactie en doordrongen van hun eigen kracht, begonnen de arbeiders, de jongeren, de armen in zowel de steden als op het platteland, het heft in eigen handen te nemen en de contouren van een toekomst zonder bazen, politie en corrupte ambtenaren te schetsen, waarmee ze lieten zien dat ze in staat zijn de samenleving anders te leiden en te organiseren. Degenen die de spot drijven met het socialisme, een samenleving die democratisch is georganiseerd door de arbeiders, of het voorstellen als utopisch en onrealistisch – nemen hier maar beter nota van.

    In plaats van hun vertrouwen in de revolutionaire strijd te vestigen, keerden de belangrijkste linkse partijen zich tijdens alle scharniermomenten van de revolutie hiervan af. Deze partijen waren eerst verenigd in het ‘Front van 14 januari’ en nadien in de coalitie van het ‘Volksfront’. Ze keken telkens naar de andere kant en onderhandelingen met de vakbondsleiding en de contrarevolutie. In plaats van de massabeweging op de weg naar de macht te leiden, ontspoorden ze deze in de opgedroogde kanalen van het kapitalisme en zijn in diskrediet geraakte staatsstructuren. Ze hebben hun ijver zo ver op deze weg geduwd dat ze in de zomer van 2013 een “pact met de duivel” sloten en een grote alliantie aangingen met Nidaa Tounes, een politiek vehikel van al wie betrokken was bij het oude regime. Deze alliantie was ingegeven door het ogenschijnlijke streven naar een seculiere oppositie tegen de islamistische agenda. In februari 2015 kwam het echter tot een regering van nationale eenheid waarbij Nidaa Tounes en Ennahda de macht deelden. Hiermee werd de kortzichtige en uitzichtloze strategie van links helemaal aan flarden geschoten.

    Daarbij hebben de linkse partijen ook hun eigen politieke doodvonnis getekend. In de aanloop naar de laatste parlementsverkiezingen van oktober 2019 kende het Volksfront, ondanks de toename van sociale ontevredenheid en de ineenstorting van de belangrijkste burgerlijke partijen, een volledige ineenstorting: een splitsing binnen het Front voor de verkiezingen, gevolgd door een bijna totale electorale vernietiging. Dit was de rekening voor het eerdere verraad, waarvan het Volksfront zich nooit echt kon herstellen.

    Dit is één van de vele rijke lessen van de Tunesische revolutie die in dit boek worden besproken. Het lijdt geen twijfel dat de revolutie een veel meer verwrongen en modderige weg is ingeslagen dan veel van de deelnemers zich waarschijnlijk hadden voorgesteld tijdens de euforische dagen na de val van Ben Ali tien jaar geleden. Maar nu het wereldkapitalisme een nieuwe periode van verhoogde crisis en instabiliteit is ingegaan, komen er nieuwe revolutionaire omwentelingen op gang, in Tunesië en elders, waarvan sommige de gebeurtenissen van toen ver zullen overschaduwen. Bij de voorbereiding van deze toekomstige sociale en politieke gevechten zal het opnemen van de lessen van de Tunesische revolutie een waardevolle troef zijn. Als “Het volk wil de val van het systeem” zelfs maar een beetje bijdraagt aan het verduidelijken ervan, zal het de taak waarvoor het geschreven is volbrengen.

    Cédric Gérôme, december 2020

    [1] Summary of Protests in Iran in October 2020 (https://irannewsupdate.com/news/insider/summary-of-protests-in-iran-in-october-2020/)

    [2] Food insecurity and revolution in the Middle East and North Africa, Habib Ayeb and Ray Bush, p.49

    [3] Cijfers bekend gemaakt door toenmalig premier Hamadi Jebali

    [4] Volgens bijna 84% van de jongeren is de Tunesische samenleving “oneerlijk”. Zie: https://www.webmanagercenter.com/2020/11/20/459356/pour-pres-de-84-des-jeunes-la-societe-tunisienne-est-inequitable-etude

    [5] Egypt’s Tragedy, The Economist, juli 2013

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop