Deze week is Paul Murphy in Tunesië voor een reeks discussies. Hij is er samen met een delegatie van de fractie Europees Verenigd Links uit het Europees Parlement. In dit artikel brengt hij verslag uit van een bezoek aan een vluchtelingenkamp aan de grens met Libië.
Ik kwam vroeg op de ochtend in Djerba aan samen met twee andere Europarlementsleden, Giorgos Toussas (Griekse Communistische Partij) en Marie-Christine Vergiat (Front de Gauche, Frankrijk), mijn medewerker Jeroen Demuynck en andere personeelsleden van de parlementaire groep. We reisden met een bestelwagen over stoffige wegen naar de vluchtelingenkampen.
Nog voor we aan de kampen waren, bleken de gevolgen van de oorlog in Libië. Hoe dichter we kwamen, hoe meer winkels dicht waren. Voorheen werden veel goederen vanuit Libië ingevoerd en dat is nu niet meer mogelijk. De economische activiteit in de regio is met meer dan 20% afgenomen. Dichter bij de grens werden grote winkels opgezet aan de kant van de weg. Daar komen veel Libiërs zich bevoorraden omdat er in hun eigen land niets meer te verkrijgen is.
Dicht bij de grens zagen we de uitgestrekte vluchtelingenkampen. Er zijn rijen van tenten naast elkaar en dit zo ver je kan zien. Het grootste vluchtelingenkamp kan tot 20.000 mensen opvangen, tijdens de piek van de crisis werd die capaciteit bijna volledig ingevuld met 18.000 vluchtelingen. Nu zijn er nog zowat 4.500 vluchtelingen en het lijkt er op dat de vluchtelingen snel weten waar ze aan toe zijn: terugkeren naar hun land van herkomst of naar andere landen waar vluchtelingen uit Libië worden toegelaten. Het kamp behoudt de capaciteit van 20.000 vluchtelingen omdat wordt gevreesd dat een nieuwe crisis voor een verdere toestroom van vluchtelingen zal leiden.
We trokken naar de grens met Libië. Sinds het begin van de oorlog hebben meer dan 360.000 mensen daar de grens overgestoken. Het gaat om mensen uit verschillende landen, in de kampen waren er 60 verschillende nationaliteiten vertegenwoordigd. Er zijn uiteraard heel wat Libiërs, maar ook Tunesiërs die in Libië woonden en tienduizenden migranten die in Libië werkten maar uit Bangladesh of uit andere Aziatische en Afrikaanse landen afkomstig waren.
Het meest opvallende element aan de grensovergang en ook tijdens het bezoek aan de kampen, was de enorme solidariteit van de Tunesische bevolking. De bevolking uit de hele regio – en die bevolking is zeker niet rijk – is erg genereus voor de vluchtelingen uit Libië. Veel van die vluchtelingen komen van erg ver en dat zonder voedsel en water. Zodra ze in Tunesië aankomen, krijgen ze broodjes en drank. De solidariteit is enorm. Tienduizenden namen vluchtelingen op in hun huizen.
De medische voorzieningen rond de grens worden vooral bemand door vrijwilligers. De zorgverlening is indrukwekkend. Cholera en andere besmettelijke ziektes worden meteen behandeld. Als de zieken behandeld zijn, kunnen ze verder naar een vluchtelingenkamp op enkele kilometer afstand.
We bezochten eerst een vluchtelingenkamp dat wordt beheerd door de Verenigde Arabische Emiraten. Er wonen zowat duizend mensen in grote tenten. Een aantal tenten stonden open, waardoor we konden zien dat sommige vluchtelingen met have en goed naar hier zijn getrokken. De vlag van de Verenigde Arabische Emiraten wappert prominent en de islamitische gebeden weerklinken uit luidsprekers. Aanvankelijk wilde de regering van de Emiraten enkel opvang voorzien voor niet-zwarte moslims, ook toen er nog vrije plaatsen waren en andere kampen de toevloed niet aankonden. Onder druk werd op dit standpunt teruggekomen en worden nu ook niet-moslims en zwarten in het kamp toegelaten. Dit maakt meteen wel duidelijk dat hulp en liefdadigheid voor deze machten geen neutraal gegeven is, er wordt geprobeerd om er voordeel uit te halen.
Hetzelfde geldt voor de EU. Er is nog maar een klein bedrag aan financiële steun gegeven, zowat 40 miljoen euro. Er is meer beloofd, maar pas na de verkiezingen in Tunesië. Het is duidelijk dat we moeten eisen dat er meteen meer hulp wordt verleend door de EU en de Europese regeringen. Maar het is ook van cruciaal belang dat we eisen dat de controle over deze hulp wordt uitgeoefend door democratische comités met daarin ook vluchtelingen, de gemeenschap en oprechte vrijwilligers.
Hierna trokken we naar de basis van een Italiaanse groep van het Rode Kruis naast een vluchtelingenkamp. Het feit dat er hier vrijwilligers uit alle hoeken van de wereld zijn, is indrukwekkend. Er zijn vlaggen van verschillende NGO’s, het Rode Kruis, de Rode Halve Maan,… boven de verschillende kampen. We krijgen een beeld van de omvang van de operatie tijdens een bezoek aan de keuken. In een groot gebouw wordt dag en nacht gewerkt om iedere dag aan duizenden mensen drie maaltijden aan te bieden.
Tenslotte bezoeken we het grootste kamp waar we ook een lagere en een middelbare school bezoeken. In de lagere school zongen de kinderen voor ons, in de middelbare school waren de jongeren hun rekentafels aan het oefenen. De omvang van het kamp was ongelofelijk met lange rijen die schijnbaar oneindig zijn. De situatie lijkt er vrij stabiel en goed (relatief gesproken uiteraard), maar dat heeft misschien ook te maken met het feit dat er net nieuwe toiletten werden gebouwd en met het feit dat er nu maar 4.500 vluchtingen waren tegenover het hoogtepunt van 18.000.
Hierna trokken we terug met de bestelwagen naar Gafsa waar een bijeenkomst met vakbondsmilitanten werd gehouden. Het bezoek aan de vluchtelingenkampen laat intussen een grote indruk na. Ik heb er een uitdrukking gezien van de enorme volksverhuizingen en verwoestingen als gevolg van de oorlog in Libië. Maar daarnaast bleek dat mensen ook in verschrikkelijke omstandigheden in staat zijn om een grote solidariteit aan de dag te leggen.