Your cart is currently empty!
Category: Midden-Oosten en Noord-Afrika
-
10 jaar na de golf van revoluties en opstanden in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Wat blijft er over van de lente?

Als dominostenen vielen de regimes in 2011 in een enorme revolutionaire golf: Ben Ali in Tunesië, Moebarak in Egypte, Gaddafi in Libië, Saleh in Jemen. De bezettingen van de pleinen in Egypte inspireerden de Occupy-beweging in de VS en de Indignados in Spanje. Nadat het kapitalisme in 2009 zijn kwetsbaarheid voor de crisis had aangetoond, hebben de bewegingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten bewezen dat “revolutie” meer is dan alleen een woord in het geschiedenisboek.
Artikel door Sebastian Rave (SAV, onze zusterorganisatie in Duitsland)
Aanloop naar de revolutie
Mijn rugzakvakantie door Tunesië in december 2010 veranderde in een avontuurlijke reis naar een pré-revolutionaire situatie. Bij mijn aankomst stonden foto’s van president Ben Ali, die sinds 1987 aan de macht was, op straat en in de cafés. Het regime gaf zichzelf een modern en seculier imago. Maar al op het eiland Djerba, een typisch toeristisch centrum, waren de economische problemen onmiskenbaar. De wanhoop van degenen die leefden van toeristen uit Europa was voelbaar: de hotelkastelen leeg, de kooplieden en bedriegers opdringerig, de algemene ontevredenheid groot.
Na een paar dagen reed ik naar het arme zuiden van het land. Mijn arme maar royale gastheer in een klein Amazigh dorpje met pittoreske ruïnes werd na twee dagen plotseling door de politie gebeld: hij had geen (dure) vergunning om toeristen te huisvesten en moest me wegsturen. De repressieve staat had overal zijn informanten. Discussies over politiek werden snel afgebroken wegens te gevaarlijk. Maar ook zonder discussie was het duidelijk: overal in het land was er te veel armoede en te weinig vrijheid. Het enige toekomstperspectief voor de jeugd was om op de een of andere manier naar Europa te trekken. Met de Europese grenspolitiek was dat echter onmogelijk.
Ik trok naar Gafsa, een stad die leeft van de fosfaatwinning. Ik leerde Raouf kennen, een leraar en vakbondsman. Tunesië had één van de sterkste arbeidersbewegingen in de Arabische wereld. De leiding van de grote vakbond UGTT stond dicht bij de staat, maar aan de basis was er een sterke vertegenwoordiging van de werkende klasse en waren er kritische en strijdbare militanten. Al in 2008 brak er in Gafsa een staking uit tegen het gebrek aan perspectief, het sociale onrecht, maar ook tegen de vernietiging van het milieu.
Ik heb urenlang met Raouf gediscussieerd. Ik zei dat met zoveel politie, zo weinig vrijheid en zoveel armoede, de omstandigheden schreeuwden om een revolutie. Hij lachte. “Er zal nooit een revolutie komen in Tunesië! De mensen zijn hier veel te braaf…” Hij vertelde echter meteen ook het schrijnende verhaal van de groenteverkoper Mohamed Bouazizi, die een week eerder zichzelf in brand stak nadat hij herhaaldelijk door de politie werd lastiggevallen. De volgende dag, 25 december 2010, kreeg hij het nieuws te horen dat de politie vuurde op een betoging in Menzel Bouzaiane. Het dorp was verzegeld. Mijn vliegtuig terug naar Duitsland vertrok de volgende dag, ik moest de revolutie achter me laten, maar ik bleef in contact met Raouf.
Rol van de arbeidersklasse
De Tunesische vonk ontstak een revolutionaire vuurzee waarin de werkende klasse een bijzondere rol speelde. Onder druk van onderaf werd de UGTT gedwongen de revolutie voort te stuwen en op te roepen tot een algemene staking. Zelfs de bescherming van de voormalige koloniale heerser Frankrijk hielp niet meer: op 14 januari ontvluchtte de dictator het land, niet zonder een enorme goudreserve mee te nemen, een getuige van nepotisme en maffia-achtige corruptie.
De focus verschoof naar Egypte, waar de arbeidersbeweging op 1 mei 2010 een hoger minimumloon eiste, een eis die door de 22.000 textielarbeiders in de Mahalla textielfabrieken werd gepopulariseerd. De dictatuur en de staatsvakbond stelden toen echter nog nauwe grenzen aan de beweging. Maar het succes van de revolutie in Tunesië was nu ook daar de sluisdeuren aan het openen: de massa’s bezetten het Tahrirplein in Caïro, en tussen de straatgevechten door werd er voortdurend gediscussieerd over de revolutie, de organisatie en de lessen van de geschiedenis. Er werd een nieuwe vakbondsconfederatie opgericht, die enkele dagen later opriep tot een algemene staking. Het land kwam tot stilstand. Moebarak had geen macht meer en moest aftreden.
Revolutie en contrarevolutie
De strijdkreet “As-shaʻb yurīd isqāt an-nizām” (‘Het volk wil de val van het systeem’) weerklonk in de straten en op de pleinen van elk land in de regio – en werd luider met elke omvergeworpen dictator. De massa’s inspireerden elkaar – maar zoals in elke revolutie probeerde de heersende klasse alles om aan de macht te blijven. Revolutie en contrarevolutie begonnen hun ongelijke strijd.
De reactie was verheven in de vorm van het rechtse islamisme: in Tunesië in de vorm van de Ennahda-partij, die de eerste vrije verkiezingen won; in Egypte in de vorm van de Moslimbroederschap, die aan de macht werd gebracht als een machtige maar voorheen verboden oppositiemacht van de religieuze (klein)burgerij. Libië raakte in een bloedige burgeroorlog verwikkeld, die aanvankelijk met behulp van het Westerse imperialisme tot het einde van Kadhafi leidde, maar die daarna tot op de dag van vandaag voortduurde. De ontwikkeling in Syrië was bijzonder tragisch. Massale protesten van honderdduizenden tegen Assad werden bloedig onderdrukt, totdat delen van het leger weigerden het regime te volgen en het zogenaamde “Vrije Syrische Leger” vormden. De daaropvolgende militaire patstelling leidde tot een burgeroorlog met massale inmenging van grote en regionale mogendheden, die samen met het verdeel-en-heers-beleid van het regime de sektarische spanningen aanwakkerden. Tot op heden heeft de oorlog meer dan 500.000 mensen het leven gekost en geleid tot de opkomst van reactionaire krachten zoals ISIS. Het Koerdische linkse project Rojava is het slachtoffer geworden van de imperialistische belangen van Turkije en Rusland. Een historische vluchtelingengolf en verwoeste spooksteden herinneren aan een mislukte revolutie.
Zwakte van links
Een van de redenen voor het vastlopen van de revoluties was de zwakte van links, veroorzaakt door tientallen jaren van vervolging, maar ook door de vroegere dominantie van de stalinistische partijen. Hun tweestadiatheorie, volgens welke neokoloniale landen eerst volledig ontwikkelde burgerlijke natiestaten moeten worden voordat de arbeidersklasse socialistische taken kan opnemen, aangevuld met het lokale pan-Arabisme, heeft links in een doodlopende straat gebracht. De zware erfenis werkt nog steeds door. Na de revolutie in Tunesië zijn de politieke partijen als paddenstoelen uit de grond geschoten; het zijn er vandaag meer dan 240. De linkse alliantie van 12 van hen, het “Volksfront”, was heel goed in staat om te mobiliseren. Toen hun leider Chokri Belaid door de islamisten werd doodgeschoten, kwamen 1,4 miljoen mensen naar de begrafenis. Vandaag is het Volksfront echter ‘klinisch dood’: er zijn geen activiteiten meer, geen vergaderingen, geen discussies, geen nieuwe leden. Bij de laatste verkiezingen in 2019 haalde het Front nog net 1% van de stemmen.
Wat blijft er na 10 jaar nog over van de grote hoop van de revolutie? Ik vraag het aan Raouf, van wiens eerdere naïviteit niets is overgebleven. “Het systeem van uitbuiting is hetzelfde gebleven. Het kapitalisme is hetzelfde. Het neokolonialisme is hetzelfde. De armoede is gebleven – in feite is het zelfs nog erger geworden. Sommigen zeggen nu dat het vroeger beter ging omdat de prijzen lager waren, de lonen hoger waren, er minder privatisering was in het openbaar vervoer, het onderwijs en de gezondheidszorg.” Was het dan wel de moeite waard? “Het was een gouden kans om te vechten voor verandering. Het was als een droom toen mensen van alle achtergronden samenkwamen met één stem. Maar de afwezigheid van een politieke partij die deze droom kon bekronen, betekende dat de mensen wakker werden en zich realiseerden dat er alleen maar chaos bleef bestaan.”
Dus blijft er vooral één ding over: een les. Een revolutie zonder een revolutionaire partij en een programma dat de massa’s kan verenigen en tegelijkertijd het enorme potentieel voor het transformeren van de samenleving laat zien, zal niet in staat zijn om haar einddoelen te bereiken. International Socialist Organisatie en de organisatie die zij nu in Tunesië heeft, Tayaar al’Amael al’Qaaedi, is toegewijd aan het helpen opbouwen van zo’n partij met al diegenen die door hun ervaring in de revolutionaire strijd van het laatste decennium een vergelijkbare conclusie hebben getrokken.
Binnenkort verkrijgbaar: boek over de Tunesische revolutie en contrarevolutie‘Het volk wil de val van het systeem. Revolutie en contrarevolutie in Tunesië (2010-2013)’ door Cédric Gérôme brengt het verhaal van de gebeurtenissen die Tunesië en de regio schokten in 2010 en 2013. Het is een geëngageerd boek geschreven vanuit deelname aan de gebeurtenissen en op basis van discussies met deelnemers. Het boek brengt niet alleen de gebeurtenissen, maar trekt ook lessen over hoe verandering vandaag kan bekomen worden in een land als Tunesië.
De Nederlandstalige vertaling van dit boek zal ongeveer 250 pagina’s tellen en verschijnt eind januari. Het boek zal 12 € kosten.
-
Tunesië tien jaar na de revolutie

Tien jaar geleden, op 17 december 2010, brak de Tunesische revolutie uit. Die leidde tot de verdrijving van Ben Ali op 14 januari 2011. Het is voor ons onmogelijk om niet terug te komen op deze ontwikkelingen en de belangrijke politieke gebeurtenissen te zien die zich sinds het uitbreken van deze historische gebeurtenis hebben voorgedaan. De verschillen tussen toen en nu zijn niet alleen te vinden in de veranderingen in Tunesië, maar ook in de rest van de wereld.
Door Aymen Baccouche (Tayaar al’Amael al’Qaaedi – ISA in Tunesië)
Het volstaat te bedenken dat de huidige regering de tiende regering is sinds de Tunesische revolutie die de corrupte dictator Ben Ali uit zijn ambt heeft gezet.
Als dit iets aangeeft, dan is het wel de staat van politieke instabiliteit die het land op dit moment doormaakt. We hebben in minder dan tien maanden drie premiers gekend, een teken dat duidelijk de staat van politieke chaos laat zien, en de steeds snellere ineenstorting van het “democratische overgangssysteem”. Voor het eerst in de politieke en parlementaire geschiedenis van het land is er een regering gevallen voordat ze zelfs maar aantrad, namelijk die van Habib Jemli, doodgeboren na de verkiezingen van oktober 2019.
Regering van technocraten
De regering van Elias Fakhfakh stortte in de zomer in met een daverend ontslag, na slechts enkele maanden in functie te zijn geweest. Dit was het resultaat van groeiende politieke spanningen en manoeuvres rond een belangenconflict waarbij de premier betrokken was, vanwege zijn eigendom van aandelen in particuliere bedrijven die commerciële deals met de staat hadden gewonnen, en door de eisen van de andere carrièrepartijen om “de overheidsgordel te versterken” door hen in de regering te brengen. Dit is een glashelder bewijs van het onvergelijkbare wegrotten van de hele politieke situatie, zozeer zelfs dat het tot een zogenaamd onpartijdige regering van “technocraten” kwam onder leiding van voormalig minister van Binnenlandse Zaken Hichem Mechichi. Die regering beloofde om een einde te maken aan het regeringsvacuüm waarin het land zich bevond.
De regering van Mechichi kwam aan de macht nadat de belangrijkste parlementaire spelers voor de keuze stonden om ofwel een manier te vinden om een nieuwe regering te vormen ofwel nieuwe verkiezingen te houden. Er was immers een verlamming van de politiek na de val van de vierpartijencoalitie van Ennahda, de Democratische Stroming, de Volksbeweging en de beweging ‘Leve Tunesië’.
Gezien de stemming van enorme ergernis en woede tegen politici in de straten, was het besluit om voor deze technocratische regering te stemmen de enige manier om hun eigen politieke overleving te garanderen.
Maar ondanks deze hertekening van de kaart van gewetenloze politieke allianties, met de oprichting van een nieuw parlementair front dat de vijanden van gisteren, Ennahda, de Partij van het Hart van Tunesië, en de Waardigheidscoalitie verenigt, is de regering van Mechichi verward gebleven en niet in staat tot politieke actie, omdat ze te vol is met politieke tegenstellingen.
Gedurende drie maanden heeft de regering dezelfde politieke benadering gevolgd als haar voorganger bij de aanpak van de pandemie van het Coronavirus. Na een massale besmettingsgolf is men het er uiteindelijk over eens geworden dat er geen alternatief is voor een ′noodzakelijke coëxistentie met de pandemie′. Deze geïmproviseerde beslissing komt te midden van een ongekende verslechtering van de omstandigheden in de gezondheidssector en een verlies van meer dan 170.000 jobs. De economie is met 20% gekrompen en het werkloosheidscijfer heeft officieel 18% bereikt, alarmerende cijfers die er alleen maar op wijzen dat geen van de voorbije regeringen de wens of een voorstel tot beleid had om echt te veranderen. Zij zijn veeleer slechts marionetten geweest van de dictaten van de imperialistische mogendheden en van het Internationaal Monetair Fonds.
Terugkeer van het protest
Het is belangrijk te onderstrepen dat er opnieuw een opgang is van sociaal protest. De regering dacht het dossier van “El Kamour” te hebben gesloten, een akkoord tussen de regering en de betogers van de zuidwestelijke stad El Kamour dat werd bereikt na meer dan een maand van onderhandelingen na hevige protesten en het blokkeren van de olieproductie door de plaatselijke bevolking. Maar sindsdien is het geconfronteerd met een nieuwe golf van sectorale en regionale eisen, stakingen, sit-ins en sociale protesten. In de steden Le Kef, Kairouan en Jendouba waren er regionale algemene stakingen, die een eerlijke ontwikkeling en werkgelegenheid voor iedereen eisten, en het vervolgen van corruptie door lokale ambtenaren. De premier heeft zich beklaagd over het voortduren van deze protesten, door ze te omschrijven als “anarchie” en door te stellen dat er een einde moet komen om de orde te herstellen.
Naast dit beleid van dreigementen en intimidatie door de staat, dat de afgelopen tien jaar een constant kenmerk is geweest van alle regeringen als antwoord op sociale eisen en bewegingen, zijn er bij het opstellen van de begroting reële moeilijkheden gebleken. Deze zijn nog verergerd door het verrotte politieke klimaat als gevolg van populisme en het gebruik van afleidingsmanoeuvres die erop gericht zijn het publiek in verwarring te brengen over de kernvraagstukken die op het spel staan. De laatste tijd is het parlement veranderd in een dagelijkse arena van fysiek en verbaal geweld.
Cynisch genoeg is dit wat sommige partijen op de markt proberen te brengen als het rampzalige resultaat van de revolutie, waarbij ze teruggrijpen naar nostalgische beweringen over het succes van het pré-revolutionaire regime van Ben Ali in het verschaffen van openbare veiligheid en basisbehoeften voor het Tunesische volk. Dit is een eenvoudig spel in een land dat zich volgens een recente opiniepeiling heeft aangesloten bij de top 10 van de meest “ongelukkige landen ter wereld” – samen met Afghanistan, Rwanda en Libanon.
In deze sfeer zijn de verklaringen van de nationale vakbondsfederatie, de Algemene Vakbond van Tunesische Arbeiders (UGTT), enkel bedoeld om de zogenaamde “nationale dialoog met alle componenten” nieuw leven in te blazen. Te midden van dergelijke explosieve politieke en sociale gebeurtenissen speelt de vakbondsbureaucratie altijd een dubbele rol ten opzichte van haar eigen basis, in een poging om de vonk van de protestbewegingen te doven, nadat ze zich tot taak heeft gesteld om het systeem van de ondergang te redden. Dit politieke gedrag is zodanig dat de vakbondsbureaucratie deel is gaan uitmaken van de structuren van het systeem en een hoge mate van financiële, logistieke en dienstverlenende privileges geniet, en in die zin niet wezenlijk verschilt van die van het systeem zelf.
De poging van de recente buitengewone, niet-gekozen vakbondsconferentie om hoofdstuk 20 van de vakbondsregels te wijzigen (het hoofdstuk dat bepaalt dat de algemeen secretaris en de gezamenlijke algemene secretarissen niet meer dan twee termijnen kunnen doen), is de sterkste aanwijzing tot nu toe van de valse houding van de vakbondsbureaucratie in de bewering dat zij zich inspant om de omstandigheden van de arbeidersklasse te verbeteren. De roep om een nieuwe ronde van “nationale dialoog” wordt alleen gedaan door degenen die aan de tafel van deze dialoog zitten en die nooit ook maar een fractie van hun privileges zullen opgeven om zich te plaatsen op het niveau van de arbeiders die ze geacht worden te vertegenwoordigen.
De sociale en politieke krachten waarmee de vakbondsleiders deze “nationale dialoog” willen voeren, zijn het establishment. Om een indruk te geven van het karakter van het politieke establishment moet men bijvoorbeeld kijken naar enkele wetsontwerpen die door de parlementaire meerderheid zijn verworpen, met al hun variaties en schakeringen. Het gaat onder meer om het volgende:
- Een voorstel om een einde te maken aan de schulden van minder dan vijfduizend dinar (1500 euro) voor kleine boeren.
- Een voorstel om een einde te maken aan de schulden van minder dan vijfduizend dinar voor kleine ambachtslieden
- Een voorstel om een fonds voor mensen met speciale behoeften op te richten
- Een voorstel om 0,5% van de winst van financiële bedrijven af te trekken om deze toe te wijzen aan de staatsbegroting om zo werkgelegenheid te creëren.
- Een voorstel om een compensatievergoeding in te voeren voor gepensioneerden die in kwetsbare sectoren werkten, zodat hun uitkering zou stijgen tot 250 dinar per maand in plaats van 180 dinars (van 55 tot 75 euro).
De verwerping van dergelijke maatregelen, hoe beperkt ook, dient alleen maar om het duidelijk contrarevolutionaire karakter van de Tunesische politieke kaste te benadrukken, en de onmogelijkheid om de steeds slechter wordende situatie van de werkende bevolking, de armen en de gemarginaliseerde lagen binnen de grenzen van zo’n verrot, kapitalistisch systeem te herstellen.
Dit volgt op de opkomst van populistische stromingen en corrupte rechtse krachten in al hun verschillende tonen en nuances, wat heeft geresulteerd in een situatie die alleen maar kan worden omschreven als een theater van politieke farce.
Dit is des te meer omdat links nu, na het uiteenvallen van de coalitie rond het ‘Volksfront’, bijna volledig afwezig is op het politieke en parlementaire toneel. Het Volksfront, dat in 2012 werd opgericht uit de wens van veel arbeiders en jongeren om een echte politieke breuk met het oude systeem te maken, had een ander lot kunnen kennen en beter aansluiten bij de basis indien het had gekozen voor een revolutionaire weg met een duidelijk zicht op wie de vrienden en wie de vijanden van de revolutie zijn. In plaats daarvan werd de kortetermijnverkiezingspolitiek de spil binnen die coalitie, die zowel de betrekkingen met de burgerlijke politieke partijen als de betrekkingen tussen de verschillende interne componenten ervan bepaalt. Uiteindelijk bereikte de coalitie het punt waarop er geen weg terug was. Het Front raakte in openlijke verdeeldheid en is volledig ingestort.
De huidige wispelturige en onstabiele politieke realiteit waarmee de Tunesische heersende klasse wordt geconfronteerd, moet door de massa’s worden gebruikt om hun eisen op de voorgrond te plaatsen en de slogans die de revolutie sinds haar ontstaan hebben aangewakkerd, nieuw leven in te blazen: “werk, vrijheid en nationale waardigheid”. Iets wat het Volksfront nooit heeft begrepen, is dat de confrontatie met het maffiose systeem een revolutionaire noodzaak is en geen optie in het kader van de “democratische overgang”. Er is dringend behoefte aan een strijdbaar programma dat een radicaal socialistisch alternatief biedt voor het beleid van het kapitalisme en de dictaten van de imperialistische mogendheden, een alternatief voor de schuld en afhankelijkheid die dit systeem met geweld aan de massa’s oplegt. Dit is de meest geschikte en enige manier om de koers van de revolutie die tien jaar geleden in Tunesië is begonnen, te herstellen. Het moet geduldig en systematisch worden uitgelegd op een manier die is aangepast aan de praktische behoeften van de massa’s en aan hun voortdurende strijd – zodat ze, zoals Lenin ooit zei, revolutionaire conclusies trekken door hun eigen ervaringen te evalueren.
-
Meerdere crisissen in Libanon, één boosdoener: het kapitalisme

Op dinsdag 4 augustus was er een explosie in de haven van Beiroet. Daarbij kwamen 200 mensen om het leven, er vielen meer dan 6.500 gewonden en 300.000 mensen werden dakloos. Het aantal besmettingen met Covid-19 neemt ondertussen verder toe. Aan het begin van de zomer dreigde al hongersnood. Dit zal enkel erger worden want bijna 80% van de tarwe in Libanon wordt ingevoerd langs die ene haven die nu verwoest is. De ramp versterkt de verschillende crisissen die het land al troffen.
Artikel door Amar (Brussel) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
“Het Zwitserland van het Midden-Oosten”
Na de onafhankelijkheid in 1943 profiteerde Libanon van de naoorlogse economische bloei. Omdat het land al een grote diaspora had, koos het ervoor om de instroom van vreemde valuta in het land te gebruiken om het banksysteem sterk te ontwikkelen. Dat stelde Libanon in staat om ‘het Zwitserland van het Midden-Oosten’ te worden, onder meer door maatregelen zoals een strikt bankgeheim. Libanon werd een belastingparadijs. Dit zorgde voor een enorme groei van het bruto binnenlands product (BBP), die echter grotendeels gebaseerd was op de financiële sector waardoor deze zeer ongelijk was.
Dit niet-geïndustrialiseerde land nam dus het voortouw in één sector, die van de financiën, om internationale investeerders tevreden te stellen. Ondertussen werden geen andere economische structuren ontwikkeld. De Russische revolutionair Leon Trotski omschreef dergelijke processen in zijn tijd als voorbeelden van “ongelijke en gecombineerde ontwikkeling”.
Dit fragiele politieke en economische evenwicht begon al snel te wankelen, toen in 1975 een burgeroorlog uitbrak. De oorlog eindigde in 1989 met 200.000 burgerslachtoffers. Na de burgeroorlog werd Libanon heropgebouwd. Begin jaren 1990 was het neoliberale credo ‘Er is geen alternatief’ dominant. Dit beleid heeft de Libanese bevolking niet gespaard.
Er werd geprobeerd om de economie, net als voor de burgeroorlog, opnieuw te ontwikkelen door een instroom van buitenlandse valuta op gang te brengen. Tegelijk werden de krijgsheren de nieuwe politieke partijleiders, waarbij de macht van vader op zoon overgaat. Deze ‘zaïms’ (leiders) hebben in Libanon het politieke, sociale en economische status quo in stand gehouden, dat geen ruimte liet voor gelijk welke hervorming. Het fragiele machtsevenwicht kwam hen goed uit: het gevaar van een nieuwe burgeroorlog kon ingeroepen worden om sociale onrust de kop in te drukken. Samen met het cliëntelisme liet het hen toe om aan de macht te blijven. Daarvoor was geld nodig: de afgelopen decennia kwam dat vaak van corruptie met overheidsmiddelen of van regionale machten (vooral Iran of Saoedi-Arabië die hun lokale bondgenoten steunden).
Het systeem kraakt, de massa’s in opstand
Tot de zomer van 2019 beloonden de banken de beleggers met tarieven van meer dan 10%. Wanneer de financiële wereld echter zo sterk is losgekoppeld van de economie, ontstaat er een speculatieve zeepbel die op een bepaald moment kan uiteenspatten. Dit is wat er in 2019 in Libanon gebeurde. Financiële speculatie georganiseerd door de centrale bank en de politieke kaste liet een kleine elite toe om heel rijk te worden. Vandaag moet het Libanese volk daar de prijs voor betalen.
Het was tegen deze achtergrond dat eind 2019 een massale protestbeweging uitbarstte. Een nieuwe reeks belastingen, onder meer op WhatsApp, was de vonk die de woede veranderde in een opstand. Bijna twee miljoen mensen kwamen op straat, in een internationale context van massaprotesten. De mobilisaties overstegen de religieuze en sektarische opdelingen.
De economische situatie werd ondertussen nog rampzaliger: de inflatie van voedselprijzen wordt op 150% geschat en de monetaire inflatie op ongeveer 400%. De schuld van het land bedraagt 170% van het BBP (de op twee na grootste ter wereld). Het werkloosheidscijfer loopt op tot 50% van de actieve bevolking, terwijl een groot deel van de economie nog steeds informeel is.
Al deze cijfers zijn verergerd door de gezondheidscrisis met Covid-19, die al in mei 2020 leidde tot protestbewegingen, die een echo vormden van de ‘cederrevolutie’ eind 2019. De regering van ‘technocraten’ die werd opgezet na de beweging van 2019 slaagde er niet in om de Covid-19 crisis te beheersen. Alles liep vast en ondertussen zit meer dan de helft van de bevolking onder de armoedegrens!
De ramp in Beiroet
Vervolgens was er de explosie van 4 augustus. Deze werd veroorzaakt door ammoniumnitraat dat in de haven van Beiroet zonder enige veiligheidsmaatregel werd opgeslagen. De echte schuldige moet gezocht worden bij het systeem en de opeenvolgende regeringen die een corrupte staat zonder veel openbare diensten hebben gecreëerd.
Er is een onderzoekscommissie opgezet maar hoe kan men in een corrupte staat iets constructiefs verwachten van justitie? Hoe kunnen we verwachten dat justitie zal optreden tegen haar eigen regering en premier Hassan Diab, wiens regering enkele weken voordien nog op de hoogte was gebracht over de risico’s van de ongecontroleerde opslag van dit product in de haven? Er is nood aan een onafhankelijk onderzoek door verkozen vertegenwoordigers van de families van de slachtoffers en van het personeel van de haven en de douane.
De werkenden en armen vergissen zich niet en weten wie de echte schuldigen zijn: het volledige establishment. Een paar dagen na de explosie was er straatprotest met de slogan “Allemaal, betekent allemaal.”
De oplossing ligt op straat
Het lijdt geen twijfel dat er op dit moment dringend behoefte is aan humanitaire hulp om zoveel mogelijk levens te redden die bedreigd worden door onveiligheid en honger. Zelfs indien er miljoenen dollars toestromen om de bevolking te helpen, zal dit slechts hulp op korte termijn zijn. Het probleem moet bij de wortel aangepakt worden.
Er moet een einde komen aan het sektarische systeem dat dient om de bevolking te verdelen en de elite toestaat om steeds rijker te worden. De samenleving moet bovenal georganiseerd worden om tegemoet te komen aan de noden van de bevolking, waarbij de rechten van de verschillende gemeenschappen worden gegarandeerd. De eisen van de beweging in 2019 blijven actueel: het creëren van sociale zekerheid, het verbeteren van de rechten van vrouwen, het verbeteren van de infrastructuur … Een andere cruciale kwestie, zowel in Libanon als elders, is die van de volledige kwijtschelding van de publieke schulden, zonder compensatie tenzij op basis van bewezen behoefte.
Dergelijke maatregelen kunnen alleen door de werkenden en onderdrukten afgedwongen worden. Van de officiële ‘internationale gemeenschap’ valt niets te verwachten. De inmenging door buitenlandse kapitalistische mogendheden is immers rechtstreeks verantwoordelijk voor de situatie in Libanon. Dit geldt voor de regionale imperialistische krachten, zoals Israël, Iran en Saoedi-Arabië, die Libanon al jarenlang gebruiken als een arena voor hun politieke confrontaties. Het geldt ook voor de westerse imperialistische machten, zoals Frankrijk, die de natuurlijke grondstoffen van het land plunderen. Zo sloot de Franse multinational Total een lucratieve deal ter waarde van meer dan 200 miljard dollar over een periode van 20 jaar. Dit zal de ongelijkheden tussen Libanon en Frankrijk, maar ook tussen de Libanese kapitalisten en de massa’s werkenden en armen in het land verder verdiepen.
Er wordt momenteel ook gesproken over financiële steun door het IMF. De ervaring leert ons dat dergelijke steun nooit zonder voorwaarden van nieuwe besparingen komen.
Strijdcomités
In de straten van Beiroet is er een enorme solidariteit. Op sommige plaatsen zijn zelfs hulpcomités opgezet om de opruim, verdeling van voedsel en onderdak te organiseren. Deze comités zijn nuttig om ervoor te zorgen dat de humanitaire hulp democratisch wordt beheerd en niet verdwijnt in de zakken van de elite en corrupte topambtenaren. Het is ook belangrijk om deze comités uit te bouwen tot het hoofdkwartier van de strijd voor de sociale eisen die nodig zijn om de ellende en de onzekerheid van de bevolking aan te pakken. Er is geen tekort aan behoeften: voedsel en huisvesting voor de armen en daklozen, investeringen in gezondheidszorg en openbare diensten, opbouw van de infrastructuur van het land …
Om dit mogelijk te maken, moet het fortuin van de Libanese kapitalistische klasse in beslag worden genomen. De hefbomen van de economie moeten uit de greep van deze parasiterende elite gehaald worden om ze onder de democratische controle en beheer van de werkenden en onderdrukten te plaatsen. Elke stap in deze richting, die van het democratisch socialisme, zal tot ver buiten de grenzen van het land vurig worden gesteund. De hele regio snakt naar het einde van de dictatuur van de markt.
-
Libanon: massale woede na explosie in Beiroet versterkt politieke crisis

De gigantische explosie die het hart van Beiroet vorige week op zijn kop zette, heeft niet alleen belangrijke delen van de stad verwoest. Het heeft ook een woedende reactie ontketend van het Libanese volk tegen de onbekwame en corrupte heersende klasse. Tienduizenden kwamen op straat en gingen zelfs over tot de bezetting van ministeriële gebouwen.
Dossier door Serge Jordan
“Vroeger waren de Libanezen boos omdat ze geen geld en geen elektriciteit hadden. Nu hebben ze geen ramen en velen hebben geen huizen. Als er geen brood is, wordt het volk gedwongen tot geweld. Geen elektriciteit, geen huis, geen brood? Dat is een revolutie.” (Abu Fadi, voormalig legerofficier in ‘Business Insider’).
Het opduiken van slogans als “ontslag of ophanging” en van replica van een galg, zegt veel over de stemming in Libanon. De woede van de gewone bevolking is zo groot dat er nauwelijks een minister of topambtenaar het aandurfde om na de explosie nog op straat te verschijnen. Toen de miljardair en ex-premier Saad Hariri dit wel deed, werd zijn konvooi bekogeld door woedende betogers.
Premier Hassan Diab werd al snel de kapitein van een zinkend schip, dat iedereen zo snel mogelijk probeerde te verlaten. Onder onhoudbare druk bood hij uiteindelijk op 10 augustus, een week na de explosie, het ontslag van zijn regering aan. Hij bracht het zielige schouwspel van een kritiek op de corruptie en de criminele rol van de politieke elite waar hij zelf onderdeel van is. In zijn periode als premier zag Diab toe op een verdere economische ineenstorting van Libanon. De verwoestende explosie van vorige week bezegelde het lot van deze regering en gaf een nieuwe impuls aan de revolutionaire beweging die afgelopen oktober uitbrak.
Niet zomaar een ongeval
De verwoestingen in Beiroet als gevolg van de explosie – één van de ergste niet-nucleaire explosies ooit – zijn onbeschrijflijk. Meer dan 200 mensen kwamen om het leven met nog steeds tientallen vermisten. Het leven van honderdduizenden mensen is op zijn kop gezet. Maar liefst 12% van de inwoners van de stad, waaronder 80.000 kinderen, werden op slag dakloos. De haven die een strategisch punt is voor de invoer naar Libanon, maar ook naar Syrië en Jordanië, is tot puin herleid. Ondertussen zwelt het aantal besmettingen en doden als gevolg van Covid-19 aan, waarbij de explosie een deel van de reeds ontoereikende ziekenhuisinfrastructuur heeft verwoest en de schaarste van medische apparatuur vergroot.
Het belangrijkste ingrediënt van deze ramp staat buiten kijf: de onveilige en totaal onverantwoorde opslag van 2750 ton ammoniumnitraat in een havenmagazijn gedurende bijna zeven jaar. De president van het land, Michel Aoun, suggereerde dat buitenlandse inmenging door middel van “een raket of een bom” de ontsteker had kunnen zijn. Libanon heeft een beladen geschiedenis van imperialistische bemoeienis en werd meermaals het slachtoffer van vernietiging en bombardementen. De aanvallen kwamen vooral van het Israëlische regime, dat regelmatig dreigde om het land naar het stenen tijdperk terug te sturen. Er is echter weinig bewijs voor deze verklaring, het lijkt meer op een poging om de schuld van de nalatigheid van de corrupte heersende klasse te verdoezelen. Het kantoor van Diab, zo is nu duidelijk, werd minstens twee weken voor de ontploffing op de hoogte gebracht van de aanwezigheid van dit explosieve materiaal in een opslagplaats die grenst aan woonwijken van de hoofdstad en aan de belangrijkste graansilo’s van het land. Er werd echter niets gedaan.
De overheid is een onderzoek gestart, zogezegd om de exacte omstandigheden van de ramp vast te stellen. Het probleem is natuurlijk dat er geen bevredigend resultaat te verwachten valt als de misdadigers hun eigen misdaden onderzoeken. In dat geval komt er hoogstens een vervolging van enkele ‘kleine garnalen’ in de hoop dat dit de woede van de bevolking kan afkoelen. Maar zo’n onderzoek zal onvermijdelijk stoppen voor het aan de deuren van de macht komt. Alleen een onderzoek dat onafhankelijk is van een volstrekt onbetrouwbaar politiek en gerechtelijk establishment, en van externe machten die gedurende jaren steun hebben verleend aan verschillende fracties van dat establishment, kan een volledig licht werpen op de hoogste niveaus van verantwoordelijkheid en gerechtigheid. Bij een dergelijk onderzoek zouden gekozen vertegenwoordigers van de haven- en douanediensten en vertegenwoordigers van de families van de slachtoffers moeten worden betrokken. Maar uiteindelijk zou het moeten worden bijgestaan door de hefboom van massale strijd om de echte boosdoener ter verantwoording te kunnen roepen: het kapitalistische systeem en zijn vertegenwoordigers.
Een systeem dat rot is tot op het bot
Deze vermijdbare explosie is het hoogtepunt van een decennialang proces van verval en toenemend wanbeheer in een land dat gebukt gaat onder neoliberale plundering door een corrupte kliek van politici en voormalige krijgsheren, bankiers en zakenlieden.
De journalist Karim Trablousi stelde in ‘The New Arab’: “Om de week is er wel een schandaal in Libanon, met door de overheid gesteunde financiële fraude, gebrek aan brandstof voor elektriciteitscentrales, bedorven vlees dat op de markt mag worden verkocht, hoge prijzen, wanbeheer van afval, vervuiling van water, verkeersonveiligheid en recent nog een gebrek aan aanpak van de Covid-19 crisis. Bij al deze zaken zijn er actoren die met de politiek verbonden zijn, actoren die bekend zijn bij alle Libanezen. Maar deze explosie is de moeder van alle schandalen.”
Deze catastrofe heeft overal de vingerafdrukken van het kapitalisme aan zich kleven. Het verhaal van hoe de gevaarlijke chemische stof in de haven van Beiroet terechtkwam, is op zich al veelzeggend. De goederen werden vervoerd op een Russisch schip dat onder Moldavische vlag naar Beiroet voer, waarbij gebruik werd gemaakt van de “goedkope vlag”-praktijk die scheepseigenaren in staat stelt hun winst te maximaliseren door veiligheidsvoorschriften te omzeilen en te besparen op belastingen, verzekeringen en lonen. Het is hetzelfde winstbejag dat nu de prijs van glas in Libanon opdrijft, aangezien een handvol kapitalisten schaamteloos geld verdienen aan de verwoestingen van de eigendommen van de mensen.
De val van Diab’s regering is niet genoeg…
De regering van Hassan Diab is de tweede in minder dan een jaar die is neergehaald door massaal protest. De ontstellende staat van dienst zou de illusie moeten doorprikken dat een “technocratische regering” – een eis die vorig jaar in de straten van Libanon enige steun kende – de problemen van het land kan oplossen en de hoop van de bevolking op verandering kan inlossen. Achter de zogenaamde onafhankelijke deskundigen zaten marionetten van de gevestigde partijen, met name de sjiitische groep Hezbollah en zijn bondgenoten, die het grootste blok in het parlement vormen. De minister van economie was toevallig de uitvoerend algemeen directeur van een van de grootste banken van het land! De geveinsde “onafhankelijkheid” van deze ministers was alleen bedoeld om de revolutionaire beweging af te leiden en te kalmeren.
Hassan Diab blijft nu als premier van lopende zaken aan de macht tot er een nieuwe regering gevormd wordt. De onderhandelingen over die regeringsvorming zullen gedomineerd worden door de partijen die door de revolutionaire strijd van afgelopen oktober werden omvergeworpen, waaronder de Soennitische ‘Toekomstbeweging’ van Saad Hariri en zijn bondgenoten. Maar zoals de populaire slogan die in heel Libanon weerklinkt het zegt: “Ze moeten allemaal weg.” De werkenden en jongeren zijn vorig jaar in opstand gekomen tegen de hele verrotte heersende klasse en haar sektarische regime. Ze zullen geen genoegen nemen met een gerecycleerde versie van de oude politieke gezichten die het falende beleid gewoon willen doorzetten. De recente ramp zal dit sentiment ongetwijfeld verdiepen.
De Franse president Emmanuel Macron begreep al snel de politieke implicaties van deze situatie, en haastte zich om als eerste internationale leider een bezoek te brengen aan Beiroet. Na waarschijnlijk de lessen te hebben getrokken van de vernederende ervaring van ex-president Nicolas Sarkozy ten tijde van de ‘Arabische Lente’ – toen de nauwe banden van het Franse imperialisme met de regimes van Ben Ali en Kadhafi het in een slecht daglicht plaatsten – wilde Macron geen goede gelegenheid voor een publiciteitsstunt voorbij laten gaan. Hij trok met camera’s in zijn kielzog de straten op om zich te laten zien als iemand die aan de kant van het volk staat en de corruptie aanklaagt. Tegelijk wil Macron de beloofde hulp aan Libanon gebruiken als chantagemiddel om ‘hervormingen’ af te dwingen die het Franse kapitaal ten goede komen.
Frankrijk staat niet alleen bij deze manoeuvres. Libanon is altijd een kruispunt geweest van imperialistische en regionale machtsbelangen. Deze krachten van buitenaf hebben de machtsstrijd tussen concurrerende sektarische fracties aangewakkerd om hun eigen agenda te bevorderen in Libanon en het Midden-Oosten in het algemeen. Aangezien het Iraanse regime worstelt met zijn eigen enorme economische crisis, is het niet in de positie om aanzienlijke financiële steun te verlenen voor de wederopbouw van Libanon en om zo zijn invloed te doen gelden, zoals het dit bijvoorbeeld deed na de Israëlische oorlog tegen Hezbollah in 2006. De westerse imperialistische staten en de Soennitische Golfstaten hebben allemaal hun eigen agenda: ze hopen dat de woede in de straten van Beiroet in hun voordeel kan gebruikt worden door de steun voor Hezbollah en Iran te ondermijnen. “Sommigen van ons hopen dat we eindelijk kunnen profiteren van de situatie om de politieke elites daar wakker te schudden,” zei een Amerikaanse vertegenwoordiger aan de Wall Street Journal. In lijn met deze strategie bereidt de Amerikaanse regering zich voor om een nieuwe sanctieronde op te leggen aan Libanese politici en zakenlieden die banden hebben met Hezbollah.
Terwijl de protesterende massa’s in Libanon terecht Hezbollah ontmaskeren als een kracht die aan de kant van de corrupte elite staat, hebben ze ook niets te winnen bij de sinistere imperialistische berekeningen. Tenzij de revolutionaire beweging haar eigen onafhankelijke politieke uitdrukking opbouwt en de drievoudige plaag van kapitalistische uitbuiting, imperialistische inmenging en religieus sektarisme op gelijke wijze verwerpt, is het gevaar reëel dat de legitieme strijd van de werkenden, werkloze jongeren en de middenklasse van Libanon wordt misbruikt voor de machtsspelletjes van degenen die aan de top staan. Om te voorkomen dat het huidige politieke vacuüm wordt opgevuld door de uitkomst van een hernieuwde fractiestrijd tussen corrupte sektarische klieken en hun buitenlandse geldschieters, of door een nieuw kabinet van “deskundigen” die zijn geselecteerd voor hun volgzaamheid ten aanzien van het status-quo, zal de massabeweging zich moeten organiseren rond haar eigen politieke alternatief en de middelen opbouwen om dit alternatief op te leggen.
Bouwen aan een gezamenlijke strijd voor een socialistisch en democratisch Libanon
Een van de bepalende kenmerken van de ‘Oktoberrevolutie’ was het vermogen om de sektarische verdeeldheid te doorbreken en mensen van alle achtergronden in actie te brengen tegen alle sektarische vleugels van de heersende klasse – en tegen het sektarisme zelf. Dit laatste is echter een integraal onderdeel van het DNA van elke grote gevestigde politieke partij in Libanon, evenals van de oude gereedschapskist van het imperialisme om zijn zin te krijgen in de regio. Zowel om het klassenverzet te doorbreken als om de basis te leggen voor een uitgebreid systeem van patronage, heeft het sektarische machtsdelingssysteem decennialang een belangrijke rol gespeeld bij de plundering van de rijkdommen van het land door de kapitalistische elite. Dit betekent dat de strijd tegen het sektarisme en tegen het kapitalisme organisch met elkaar verbonden is of zal mislukken.
Hoog op de lijst van prioriteiten van deze strijd zou het opzetten van een niet-sektarische arbeidersklasse partij moeten staan, en de wederopbouw van een werkelijk militante vakbondsbeweging, onafhankelijk van alle sektarische pro-kapitalistische partijen. De officiële Algemene Confederatie van Libanese Arbeiders (de belangrijkste vakbondsconfederatie) heeft een proces van uitholling en ontaarding gezien door jaren van corruptie en infiltratie door sektarische stromannen, wat haar opvallende afwezigheid sinds het begin van de revolutionaire beweging vorig jaar verklaart.
De Libanese werkende bevolking en de armen hebben op de harde manier geleerd dat ze alleen op hun eigen initiatieven en kracht kunnen vertrouwen als ze iets gedaan willen krijgen. De ontploffing van vorige week in Beiroet heeft deze bittere waarheid nog eens onderstreept. In tegenstelling tot de hebzucht en de hardvochtige onbekwaamheid van de kapitalistische elite, waren de straten van de hoofdstad getuige van taferelen van spontane arbeiderssolidariteit en onbaatzuchtige opofferingen van buurtbewoners en vrijwilligers die de boel in handen nemen om het puin op te ruimen, hulp te organiseren voor mensen in nood. Ondertussen blijft de staat afwezig en zijn de functies van de staat beperkt tot hun eenvoudigste uitdrukking: het gebruik van grof geweld tegen de onderdrukten om de belangen van de heersende klasse te beschermen. Vandaar dat met traangas en rubberen kogels op de betogers werd geantwoord, of de bijna unanieme stemming in het parlement (met slechts één tegenstem) voor een ingrijpende noodtoestand die het leger meer repressieve bevoegdheden geeft. Deze antidemocratische stap toont aan dat de Libanese heersende klasse zich voorbereidt op de mogelijkheid van ernstigere revolutionaire uitbarstingen en het bevestigt het belang van een meer georganiseerde uitdrukking van de wijdverbreide woede in de samenleving. Dat is van vitaal belang en dringend noodzakelijk is om echte veranderingen te bewerkstelligen.
Op korte termijn zouden democratisch georganiseerde hulpcomités toezicht kunnen houden op de verdeling van de hulp in de wijken en ervoor kunnen zorgen dat de broodnodige materiële hulp niet wordt verduisterd door corrupte ambtenaren. Maar liefdadigheid en solidariteit onder de gewone Libanezen blijft beperkt als de economische middelen en de hefbomen van de staatsmacht in handen blijven van een handjevol parasieten die het hele land in handen hebben. Daarom is het net zo belangrijk om in alle sectoren, op alle werkplekken en in de lokale gemeenschappen actiecomités op te bouwen om een massale politieke strijd te structureren en voor te bereiden die erop gericht is de macht te onttrekken aan het kapitalisme, het systeem dat deze kleine minderheid in staat heeft gesteld om kolossale fortuinen te vergaren en tegelijkertijd honger, armoede, ziekte, vernietiging en onderdrukking te zaaien onder de rest van de bevolking.
De enorme staatsschuld, waarop de banksector in de loop der jaren enorme winsten heeft gemaakt, moet volledig worden afgewezen, samen met alle besparingsmaatregelen en het asociale beleid dat gerechtvaardigd wordt door de noodzaak om de overheidsschuld terug te betalen. Er moeten prijscontroles komen op voedsel, medische benodigdheden, bouwmateriaal en andere producten met een fundamentele noodzaak. Alle banken en financiële instellingen moeten in publieke handen worden gebracht – en hun boeken moeten openbaar worden gemaakt. De rijkdom van de miljonairs en miljardairs van Libanon, opgebouwd door corruptie, speculatie en financiële oplichterij, moet in beslag worden genomen en de economie moet democratisch worden gepland om in de behoeften van de meerderheid te voorzien: de armen en daklozen voeden en huisvesten, investeren in gezondheidszorg en openbare diensten, de ineenstortende infrastructuur van het land van boven naar beneden weer opbouwen … Als de revolutionaire arbeiders en jongeren van Libanon zich zouden wapenen met een dergelijk programma van socialistische eisen, zou hun strijd het potentieel hebben om snel een grote steun te verwerven en miljoenen mensen in de hele regio te inspireren om dit voorbeeld te volgen.
-
Groeiend ongenoegen over de hypocrisie van Netanyahu na tragedie in Libanon

Neen, dit is geen foto van de verwoestingen na de ontploffing van vorige week. Het is een foto van verwoestingen na een Israëlisch bombardement op Beiroet in 2006. Artikel door Yasha Marmer, Socialistische Strijdbeweging (ISA in Israël-Palestina)
“Beiroet zoals we kenden is weg en de mensen zullen niet in staat zijn om hun leven weer op te bouwen,” zei Amy, een van de bewoners van de stad aan persagentschap AP terwijl ze hielp om gebroken glas te ruimen op straat. Het aantal dodelijke slachtoffers is opgelopen tot 145 en er zijn nog heel wat vermisten onder het puin. Meer dan 5000 inwoners raakten gewond bij de explosie en de huizen van ongeveer 300.000 mensen zijn beschadigd of vernield.
De gouverneur van Beiroet, Marwan Abboud, zei in een interview met Sky News dat de ramp hem deed denken aan Hiroshima en dat hij nog nooit zo’n ernstige en wijdverbreide verwoesting had gezien. Hij voegde eraan toe dat de helft van Beiroet door de explosie werd geraakt. Volgens verschillende schattingen was de explosie het equivalent van tussen de 800 ton en 1 kiloton explosief. Ter vergelijking: de explosie in de haven van Tianjin in China in 2015 kwam overeen met 0,02 kiloton. De kracht van de atoomexplosie in Hiroshima 75 jaar geleden was 15 kiloton. Dit geeft een indicatie van de omvang van de ramp.
Niet alle details van de ramp zijn al duidelijk, maar de Libanese autoriteiten schatten dat de omvang van de explosie te wijten is aan de grote hoeveelheid ammoniumnitraat die sinds 2014 in de haven van Beiroet was opgeslagen nadat het in beslag was genomen. Nu is gebleken dat slechts een half jaar geleden Libanese functionarissen de locatie waar 2750 ton ammoniumnitraat was opgeslagen hebben gecontroleerd en waarschuwden dat het “heel Beiroet zou kunnen opblazen.”
Woede in Libanon
Het is niet verwonderlijk dat de schok en het verdriet in Libanon zich nu vertalen in woede tegen de nalatigheid en de politieke elite die er verantwoordelijk voor is. Er hebben al verschillende protesten plaatsgevonden op straat en voor het Libanese parlement in Beiroet, waar veiligheidstroepen traangas hebben afgevuurd op demonstranten. Woensdag hebben betogers in Zuid-Beiroet het konvooi van ex-president Saad Hariri, die eind oktober 2019 is afgetreden vanwege de massale opstand in Libanon, geconfronteerd.
Die massabeweging van arbeiders en jongeren brak uit tegen het corrupte politieke en economische systeem in het land, onder meer door de criminele nalatigheid rond infrastructuur, milieu en volksgezondheid. De opslag van zeer gevaarlijk materiaal in het hart van een dichtbevolkte stad ligt in het verlengde van een hele reeks scherpe sociale en milieucrises die Libanon de afgelopen jaren hebben getroffen, waaronder lange perioden waarin het afval niet werd opgehaald in Beiroet en problemen met de water- en elektriciteitsvoorziening.
Ook de Israëlische regeringen hebben in de loop der jaren ‘hun steentje bijgedragen’ aan de verschrikkingen van het leven in Libanon, een land dat is getroffen door armoede, crises en oorlogen. Beiroet is nooit volledig hersteld van de massamoorden – waaronder het bloedbad van Sabra en Shatila – de vernietiging en afbraak van de infrastructuur tijdens de invasie van het Israëlische leger in de jaren 1980 en de bombardementen en beschietingen van de oorlog met Israël in 2006.
In 2006 werden ongeveer 1.400 Libanese inwoners gedood tijdens de oorlog. Volgens UNICEF waren 30% van die slachtoffers jonger dan 13 jaar. Het wijdverbreide gebruik van witte fosfor en clusterbommen, wapens gericht op zoveel mogelijk vernieling, heeft langdurig schade aangericht. Velen zijn gedood door granaten die blijven ontploffen, zelfs in de jaren na de oorlog.
Netanyahu’s hypocrisie
In de eerste uren na de explosie in de haven van Beiroet waren Israëlische functionarissen vooral bezig met het ontkennen van elke betrokkenheid. Dat was nodig omdat het regime van Netanyahu Libanon blijft bedreigen met militaire aanvallen. De Israëlische luchtmacht heeft het Libanese luchtruim vele malen geschonden op weg naar haar beruchte bombardementen op Syrië.
In de afgelopen weken is de confrontatie tussen Israël en Hezbollah opnieuw geëscaleerd. Netanyahu en minister van Defensie Gantz dreigden de infrastructuur van Libanon te vernietigen als Hezbollah zich zou durven te wreken op de moord door Israël op een van zijn commandanten in Syrië vorige maand.
Dit is de context van het ‘aanbod’ van Netanyahu om humanitaire hulp te verlenen aan Libanon. Het motief daarvoor is public relations: Netanyahu’s regime wil de staat van dienst van het Israëlische regime in Libanon en tegen de Palestijnen vertroebelen. Bezalel Smotrich, het uiterst rechtse racistische lid van de Israëlische Knesset van de Yemina-partij, beschrijft de logica van het Israëlische regime goed, hoewel hij niet in de regering zit: “Als we hier politiek voordeel uit kunnen halen en we punten scoren op de internationale arena, dan is dat toch in ons belang – dan is dat prima. Maar moreel gezien zijn we niet verplicht om hulp te bieden aan een duidelijke vijandelijke staat.”
Het is niet verwonderlijk dat het aanbod van hulp door Netanyahu cynische reacties uitlokt en op sociale media wordt afgewezen door zo goed als alle Libanezen. Sommigen van hen zijn tweede of derde generatie Palestijnse vluchtelingen die tijdens de oorlog van 1948 en de Nakba-catastrofe zijn gedeporteerd of gevlucht.
Libanese vlag in Tel Aviv
Terwijl ze Netanyahu’s aanbod tot hulp steunen, hebben Smotrich en heel wat andere rechtse politici, zowel van de regering als van de kapitalistische oppositie, zich fel uitgesproken tegen de beslissing van de burgemeester van Tel Aviv om aan het stadhuis een Libanese vlag op te hangen. De zoon van Netanyahu twitterde dat “Libanon officieel een vijandelijke staat is. Het is een misdrijf om de vlag van de vijand te hijsen.” Hij riep op om geen gemeentebelasting meer te betalen in Tel Aviv.
De beslissing van burgemeester Ron Huldai is natuurlijk hypocriet: hij is een voormalige commandant van de Israëlische luchtmacht die zeker geen sympathie zou betuigen met de inwoners van Libanon of Gaza als die gebombardeerd worden door het Israëlische regime. Bovendien heeft zijn gemeentelijk beleid geleid tot gentrificatie en discriminatie van de Arabische-Palestijnen met een Israëlisch staatsburgerschap in Jaffa en van asielzoekers. Maar die rechtse elementen die hem aanvallen vrezen zelfs zo’n solidariteit. Ze zijn bezorgd dat een deel van de Israëlische samenleving weigert om de Libanezen als “vijanden” te zien.
Tegen de achtergrond van de groeiende politieke polarisatie in de Israëlische samenleving is de enorme Libanese vlag in het hart van Tel Aviv een ander symbool van protest tegen de rechtse regering geworden. Veel Israëliërs deelden het op de sociale media om hun solidariteit te betuigen, ondanks de nationalistische ophitsing tegen de Libanese massa. Dit is vooral van belang nu er sprake is van een groeiende maatschappelijke onvrede en betogingen tegen het bewind van Netanyahu.
Solidariteit van de gezondheidswerkers
Tegelijkertijd bieden een groot aantal grote openbare ziekenhuizen in Israël, ondanks de coronapandemie en het ernstige tekort aan middelen als gevolg van het besparingsbeleid van Netanyahu, medische hulp aan de Libanezen die door de explosie gewond zijn geraakt. Volgens de Israëlische media gaat een delegatie van artsen de komende dagen naar Cyprus om de behandeling van de gewonden uit Libanon te ondersteunen.
Medisch personeel in Israël, zowel Joods als Arabisch, en hun beroepsorganisaties en vakbonden hebben sinds het begin van de pandemie vaak kritiek geuit op het beleid van de regering en hebben zelfs protest- en stakingsacties ondernomen voor meer personeel, loon en uitrusting.
Deze organisaties hoeven niet te wachten tot de regering-Netanyahu en het ministerie van Defensie hen toestemming geven om de internationale hulpinspanningen te coördineren met hun collega’s en de arbeidersorganisaties in Cyprus en in andere landen.
Dit soort inspanningen zal niet alleen humanitair zijn. Het is een belangrijke politieke verklaring van klassensolidariteit tegenover het nationalistische cynisme en de hypocrisie van Netanyahu’s bewind. De betogingen in Israël tegen het vreselijke asociale beleid van Netanyahu moeten ook een principieel standpunt innemen in solidariteit met de protesten van de arbeiders en de armen in Libanon, in de bezette Palestijnse gebieden en in de rest van de regio, en voor een alternatief van socialistische maatschappijverandering en vrede.
-
Explosie in Beiroet. Solidariteit met de Libanese bevolking, de corrupte elite moet weg!

Foto: Wikimedia Reacties door Yassine Laabadi (Tayaar al’Amael al’Qaaedi, onze Tunesische zusterorganisatie) en de Socialistische Strijdbeweging (onze zusterorganisatie in Israël/Palestina).
Reactie door Yassine Laabadi van Tayaar al’Amael al’Qaaedi (ISA in Tunesië)
De enorme explosie in de Libanese hoofdstad Beiroet, in het hart van de haven, heeft veel mensen geschokt. Het resulteerde in een groot aantal slachtoffers. Op sociale media was er heel veel solidariteit vanuit de hele wereld, zeker nadat foto’s en cijfers bekend raakten over de omvang van de verwoesting, de honderden slachtoffers, de duizenden gewonden en de immense materiële schade. Heel wat huizen, handelszaken en kantoren werden hard geraakt. Meer dan 300.000 mensen werden dakloos door deze explosie.
Hoewel de precieze redenen voor de explosie nog steeds onduidelijk zijn, is het feit dat bijna 3.000 ton dodelijk ammoniumnitraat zes jaar lang onveilig is opgeslagen in een havenhangaar in de nabijheid van een drukke stad, ondanks de immense gevaren die het voor de bevolking van Beiroet met zich meebracht, symptomatisch voor hoe rot, corrupt en disfunctioneel de Libanese staat is geworden. Het toont ook aan hoe noodzakelijk en legitiem de revolutionaire strijd is die de jongeren en arbeiders van het land in oktober vorig jaar zijn begonnen.
De gebeurtenissen rond deze tragische explosie vinden inderdaad plaats in uitzonderlijke omstandigheden, aangezien Libanon sinds oktober vorig jaar een massale sociale beweging kent. Deze beweging eist dat er een einde komt aan het heersende systeem dat corruptie en sektarisme heeft gevoed, de armoede en de schuldenlast heeft vergroot en een handvol politieke dieven en bankiers heeft verrijkt terwijl het land failliet ging.
Enkele maanden geleden heeft de Libanese regering verklaard niet in staat te zijn haar schulden te betalen en is ze begonnen met een nieuwe besparingsronde. De Libanese heersende elite heeft geprobeerd de vastberadenheid van het Libanese volk te breken door middel van repressie en het aanwakkeren van meer sektarische strijd. Dit komt bovenop de grote verspreiding van het Coronavirus, dat op zijn beurt de economische crisis van het land dramatisch heeft verergerd.
Het is een dringende noodzaak om naast het Libanese volk te staan in deze nieuwe beproeving en onze internationale steun en solidariteit te betuigen. De haven van Beiroet, die goed is voor 70% van de handel van het land, is volledig verwoest. Dit geldt ook voor de graansilo’s, wat de mogelijkheid van een ernstige voedselcrisis op de agenda zet. De tekorten en de hoge prijzen van essentiële geneesmiddelen, levensmiddelen en andere levensnoodzakelijke producten, evenals de regelmatige stroom- en watertekorten waren al vóór deze tragedie ernstige problemen voor de armen, de werkenden en, in toenemende mate, de mensen uit de middenklasse van Libanon. Ze zullen er onvergelijkbaar veel slechter aan toe zijn.
Verschillende ziekenhuizen werden verwoest door de explosie en andere werden afgesloten, evenals grote delen van de stad, waardoor ze gedwongen waren om gewonden op straat en met rudimentaire middelen te behandelen. Veel van de gewonden in reanimatie-eenheden stierven als gevolg van de onderbreking van de elektriciteit. Veel dringende operaties worden nu op straat uitgevoerd met elektrische generatoren.
Tayaar al’Amael al’Qaaedi (Tunesische afdeling van de ISA) betuigt zijn solidariteit met het Libanese volk in deze benarde situatie en zijn onvoorwaardelijke steun voor de revolutionaire strijd.
Wij zeggen
- Wij steunen de oproepen van de bevolking, zowel in Tunesië als wereldwijd, om te eisen dat er een alomvattend, transparant en onafhankelijk onderzoek wordt ingesteld om de exacte omstandigheden van de explosie en de werkelijke oorzaken van deze tragedie vast te stellen, en om alle betrokkenen ter verantwoording te roepen.
- Wij vragen dat alle hulp wordt georganiseerd, gecontroleerd en verdeeld door het Libanese volk zelf, bijvoorbeeld door solidariteitscomités op te richten in alle getroffen wijken, om ervoor te zorgen dat de voorraden terechtkomen bij degenen die ze nodig hebben, in plaats van te worden gestuurd om de zakken van corrupte politici, bureaucraten en zakenlieden te vullen.
- Wij roepen op tot brede internationale solidariteit met de voortdurende strijd van de Libanese massa’s en tot volledige afwijzing van de schulden van Libanon.
- Wij eisen dat de banken en bouwbedrijven onmiddellijk onder publieke eigendom en democratische controle worden geplaatst om te voorkomen dat er tijdens het wederopbouwproces winst wordt gemaakt op de rug van de slachtoffers.
- Wij steunen de opbouw van politieke instrumenten van arbeiders en jongeren in Libanon, net als in de rest van de wereld, om te strijden voor een socialistisch alternatief als het noodzakelijke antwoord op een wereld van oorlogen, uitbuiting, verwoesting en epidemieën.
Solidariteit met de Libanese massa’s
Verklaring van de Socialistische Strijdbeweging (ISA in Israël/Palestina)
Solidariteit met de honderden gezinnen die dierbaren hebben verloren in de enorme explosie die plaatsvond, met de duizenden gewonden en met ongeveer een kwart miljoen inwoners waarvan de huizen door de explosie zijn beschadigd of vernield.
De kracht van de explosie in de haven van Beiroet komt overeen met een aardbeving van 3,5 op de schaal van Richter, maar het is geen natuurramp die niet voorkomen kon worden. De details zijn nog niet opgehelderd, maar de Libanese autoriteiten schatten dat de intensiteit van de explosie verband houdt met een grote hoeveelheid ammoniumnitraat, die gedurende enkele jaren in de haven van Beiroet is opgeslagen.
Sinds september 2019 zijn jonge werkenden in Libanon massaal gaan protesteren tegen het corrupte politiek-economische systeem in het land, onder meer tegen de criminele verwaarlozing van de infrastructuur, het milieu en de volksgezondheid. Het opslaan van bijzonder gevaarlijke materialen in het hart van een dichtbevolkte stad ligt in de lijn van de ernstige sociale en ecologische crisissen die Libanon de laatste jaren troffen. Zo waren er lange periodes dat het afval in Beiroet niet werd opgehaald. Er zijn de stroomonderbrekingen en tal van andere problemen.
Ook de Israëlische regeringen hebben in de loop der jaren ‘hun steentje bijgedragen’ met bombardementen en beschietingen op Libanese bodem. Zo veroorzaakte de beschieting van een elektriciteitscentrale aan de rand van Beiroet tijdens de oorlog in 2006 het grootste olielek in de geschiedenis van het Middellandse Zeegebied – een ecologische ramp waarvan de gevolgen tot op de dag van vandaag in Libanon voelbaar zijn.
Tegelijkertijd herinnert de ramp in Beiroet opnieuw aan de gevaarlijke chemicaliën die in de baai van Haifa zijn opgeslagen, wat illustreert hoe gevaarlijk het beleid van het Netanyahu-regime en de Israëlische autoriteiten is.
Het regime van Netanyahu, dat doorgaat met zijn avonturistische beleid van militaire aanvallen in Syrië, vaak uitgevoerd vanuit het Libanese luchtruim, heeft op hypocriete wijze humanitaire hulp geboden. Het motief voor deze stap is niet ernstig. Het doel is om deze vreselijke ramp aan te grijpen om voet aan de grond te krijgen in de geopolitieke strijd op Libanese bodem.
Nee tegen de hypocrisie van het Netanyahu-regime! Ja aan de solidariteit van de arbeidersorganisaties in Israël met de massa’s in Libanon. De werkenden moeten hun solidariteit onafhankelijk van het Netanyahu-regime organiseren in nauwe samenwerking met arbeidersorganisaties uit de rest van de wereld.
-
Annexatiepolitiek Israëlische regering bedreigt bezette Westelijke Jordaanoever

De Israëlische coalitieregering dreigt met de steun van de Amerikaanse Trump-regering om tot 30% van de bezette Westelijke Jordaanoever officieel te annexeren. Zelfs een kleinschaligere annexatie zou een enorme klap betekenen voor de democratische en nationale ambities van miljoenen Palestijnen, en met name voor het idee van een Palestijnse staat die naast Israël bestaat. Dit zou dus een belangrijk keerpunt betekenen in het Israëlisch-Palestijnse conflict.
Dossier door Shahar Benhorin, Socialistische Strijdbeweging (ISA in Israël-Palestina)
Bovendien zouden stappen in deze richting, die deel uitmaken van een apartheidsvisie, ook de hoop op vrede en veiligheid van miljoenen Israëlische joodse arbeiders en armen nog verder schaden. Deze dreiging heeft al geleid tot protesten en scherpe oppositie aan beide zijden van de nationale scheidslijn en op internationaal niveau. Duizenden Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en duizenden joden en Palestijnen in Israël hebben tegen het plan geprotesteerd.
Tegelijkertijd heeft het ook onvermijdelijk een dynamiek van escalatie van nationale spanningen ontketend en bereidt het Israëlische leger zich naar verluidt voor op een ‘oorlogssituatie’.
Toplui van beide dominante Palestijnse fracties, Hamas en Fatah, hebben gewaarschuwd dat elke Israëlische annexatie op de Westelijke Jordaanoever zou leiden tot een nieuwe algemene opstand, een Intifada. Saleh al-Arouri, plaatsvervangend leider van het politieke bureau van Hamas, de rechtse Islamitische beweging die de heersende groepering in de Gazastrook is, waarschuwde op het in Gaza gevestigde TV-kanaal Al-Resalah dat “we de mogelijkheid niet kunnen uitsluiten dat, in het kielzog van de Israëlische agressie, de zaken op een punt van escalatie en confrontatie komen, wat tot een militaire escalatie kan leiden.”
De reactie van de Palestijnse Autoriteit
De president van de Palestijnse Autoriteit (PA), Mahmoud Abbas, verklaarde op 19 mei dat alle schriftelijke overeenkomsten met Israël en de VS werden stopgezet. Dit is een populaire zet. Soortgelijke aankondigingen zijn de afgelopen jaren meerdere malen gedaan, maar hadden eerder geen praktische gevolgen. De volledige uitvoering van dit idee zou de ontbinding of ineenstorting van de Palestijnse Autoriteit zelf betekenen, wat sowieso dreigt in de nasleep van een annexatiescenario. Tenzij onder massale druk, is het onwaarschijnlijk dat de Fatah-leiding van de PA en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) zo ver zullen gaan. Het zou immers de belangen van de PA-elite in gevaar brengen en het falen van de eigen nationale bevrijdingsstrategie onderstrepen. Toch zijn er dit keer belangrijke stappen gezet om de coördinatie van de veiligheid met het Israëlische leger op te schorten.
Bovendien heeft de regering van de PA besloten om de lonen van het personeel in de publieke sector niet te betalen en eist zij dat de bezettende staat hen rechtstreeks betaalt, wat in dit stadium uiteraard niet zal gebeuren. Dit gebeurt terwijl de economie van de PA afglijdt in een diepe recessie, versneld door de pandemie en de strijd ertegen. De Wereldbank verwacht dit jaar een ineenstorting van het BBP van de PA met 7,6 tot 11%, waarbij het officiële armoedecijfer in de PA-enclaves nog meer dan verdubbelt: van 14% naar 30%. In Gaza is het armoedecijfer gestegen van 53% naar 64%.
De woede over het annexatieplan ontwikkelt zich dus tegen de achtergrond van massale frustratie over de economische crisis en de pandemie. De eerste grote bijeenkomst van de PA, op 22 juni in Jericho, heeft enkele duizenden mensen gemobiliseerd, met respect voor de maatregelen van sociale afstand. Er zijn nog meer bijeenkomsten gepland. Maar als er een annexatie wordt afgekondigd, kan de massale woede ook uitbarsten en escaleren buiten de controle van de PA-functionarissen. Het wanhopige standpunt van de PA komt tot uiting in het recente aanbod van Abbas om onmiddellijk onderhandelingen te beginnen met de nieuwe Israëlische regering in ruil voor het opschorten van de annexatiedreiging.
Tegelijkertijd blijft de PA hopen een politieke prijs te kunnen eisen van het Israëlische regime via een rechtszaak tegen Israël in het Internationaal Strafhof op beschuldiging van oorlogsmisdaden. Dit werd door premier Benjamin Netanyahu op de eerste vergadering van de nieuwe regering omschreven als “een strategische bedreiging voor de staat Israël.” Als er een volledig onderzoek wordt ingesteld, kan dit internationale aanhoudingsbevelen voor topambtenaren van de Israëlische staat en het leger omvatten. Het zou een ernstig diplomatiek probleem voor het Israëlische regime worden en waarschijnlijk meer internationale aandacht en verzet tegen de Israëlische bezetting oproepen.
Moord in Oost-Jeruzalem en de Israëlische publieke opinie
Met de dreigende annexatie is er een algemene escalatie in de aanvallen van Israëlische staatstroepen en kolonisten op Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem.
De moord op Eyad al-Hallaq, een 32-jarige Palestijn met autisme, op 30 mei in het bezette Oost-Jeruzalem door Israëlische ‘grenspolitie’-soldaten was een voorbeeld van de wreedheid van de Israëlische bezetting in een gebied dat direct na de bezettingsoorlog van 1967 al officieel door Israël was geannexeerd.
De kleine maar belangrijke protesten na die moorden mobiliseerden Palestijnen en Israëliërs en werden geïnspireerd door de BLM-rebellie in de VS, waarbij sommigen de slogan ‘Palestinian Lives Matter’ gebruikten. Israëlische joodse activisten van Ethiopische afkomst maakten een vergelijking tussen deze zaak en het racistische politiegeweld tegen Israëlische Ethiopiërs. Dat geweld leidde tot een reeks stormachtige protesten, de laatste keer gebeurde dit in juli 2019. Als reactie op de moord op al-Hallaq was het Israëlische establishment, inclusief Netanyahu, verplicht om enkele krokodillentranen te laten. Het potentieel voor een sterk verzet is groot.
Maar ondanks Netanyahu’s bezorgdheid over een mogelijk onderzoek in Den Haag, is het duidelijk dat elke annexatiebeweging in de komende periode een scherpe tegenreactie zal teweegbrengen tegen de Israëlische bezetting en het Israëlische regime in het algemeen.
De Israëlische publieke opinie zelf is gepolariseerd over deze kwestie. Uit een recente opiniepeiling bleek dat slechts 4% het annexatieplan als de belangrijkste taak van de nieuwe Israëlische regering beschouwde, terwijl 68% stelde dat dit de economische crisis moest zijn. Dat is niet verwonderlijk op een ogenblik dat 20% werkloos is. Op de tweede plaats kwam de strijd tegen de Covid-pandemie19 . Wat betreft de steun voor een annexatiebeweging zelf, variëren de cijfers in de peilingen, beïnvloed door de manier waarop de vraag is geformuleerd en brengen ze verwarring aan het licht. Maar de steun voor een concrete stap van Netanyahu komt over het algemeen overeen met de aanhangers van Netanyahu’s blok en van extreemrechts. Maar zelfs dat is niet volledig het geval: in sommige peilingen staat de steun voor onmiddellijke annexatie op slechts ongeveer 25%.
De beperkte steun van de bevolking in de Israëlische samenleving weerspiegelt ook de zwakke basis voor demagogische argumenten op basis van veiligheid om steun voor een annexatie te mobiliseren. De voormalige Israëlische premier Ehud Olmert, die onlangs uit de gevangenis is vrijgelaten, ging naar de in Londen gevestigde Saoedi-Arabische nieuwswebsite Elaph om te zeggen dat het ‘onzin’ is om te suggereren dat Israël de Jordaanvallei om veiligheidsredenen nodig heeft, en dat “annexatie tot een catastrofe zal leiden.”
De Israëlische heersende klasse, die geplaagd wordt door strategische zorgen op langere termijn, is openlijk verdeeld over deze kwestie. De leiders van beide politieke blokken, die deze uitzonderlijke regering vormen met een premier en een ‘plaatsvervangende premier’ die geacht worden volgend jaar van plaats te wisselen, zijn nog steeds aan het debatteren over de vraag of en met welke concrete stappen ze verder moeten gaan. Tot nu toe is er in de vergaderingen van de Israëlische regering geen officiële specifieke discussie gevoerd over de feitelijke details van een kaart, de kosten, de mogelijke gevolgen … Het is goed mogelijk dat een gebrek aan overeenstemming over deze kwestie uiteindelijk zal leiden tot weer een nieuwe verkiezing, de vierde op een jaar tijd!
Toch is de dreiging reëel. De coalitie-akkoorden stellen premier Benjamin Netanyahu in staat om de kwestie op regerings- of parlementair niveau te beslissen en hoe dan ook: hij zou een meerderheid krijgen. Hij heeft tot nu toe beweerd dat hij vastbesloten is om een annexatie door te voeren, die gefaseerd zou worden uitgevoerd om het verzet ertegen te beperken.
Het ‘vredesplan’ van Trump
Het annexatie-initiatief speelt in op het imperialistische ‘vredesplan’ van Trump, de zogenaamde “Deal of the Century.” Dat plan werd in januari in het Witte Huis uitgerold in aanwezigheid van Netanyahu en drie pro-Amerikaanse ambassadeurs van Arabische Golfstaten, maar zonder Palestijnse vertegenwoordigers. Het was een voortzetting van de logica van Trump’s uiterst provocerende stappen ter ondersteuning van de Israëlische bezetting, onteigening en onderdrukking van de Palestijnen, over de kwesties van Jeruzalem, de Israëlische nederzettingen en de Palestijnse vluchtelingen, en de vermindering van de financiële hulp aan de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook.
Het plan biedt Amerikaanse steun voor een annexatie van ongeveer 30% van de Westelijke Jordaanoever door de Israëlische staat, zonder recht op een Palestijnse hoofdstad in Jeruzalem, samen met andere provocaties. Dit standpunt wordt niet eens gekoppeld aan de pretentie van onderhandelingen en politieke overeenkomsten tussen Israël en de Palestijnen.
Territoriaal gezien biedt dit cynische plan de Palestijnen hypothetisch gezien een nationale “controle” over 15% van het historische Palestina, onder omstandigheden die bedoeld zijn om nooit te gebeuren, en in een vorm van een uiterst ondergeschikte en lege marionettenstaat. In Netanyahu’s eigen woorden: “Het proces zou doorgaan als daadwerkelijk voldaan is aan ongeveer 10 harde voorwaarden, waaronder Israëlische soevereiniteit in de Jordaanvallei, het verenigd houden van Jeruzalem [uitsluitend onder Israëlische controle], het niet toelaten van zelfs maar één [Palestijnse] vluchteling, het niet oprichten van nederzettingen, en Israëlische soevereiniteit in grote delen van Judea en Samaria [de Westelijke Jordaanoever] en nog veel meer. Ze moeten erkennen dat wij de [militaire] veiligheidsheerser zijn in heel het gebied. Als ze met dat alles instemmen, dan zouden ze een eigen entiteit hebben die Trump definieert als een staat. Zoals ik tegen een Amerikaanse staatsman zei: ‘je kunt het noemen wat je wilt’. In de essentie van Trump’s plan zijn er elementen waar we alleen maar van konden dromen.” (Israël HaYom, 28 mei).
De officiële organisaties van de Israëlische kolonisten, zoals de Yesha-raad, hebben zich tegen het plan van Trump uitgesproken vanwege de verwijzing naar een zogenaamde Palestijnse staat en het symbolische verzoek om de bouw van Israëlische nederzettingen buiten het geannexeerde gebied voor vier jaar te bevriezen. Maar ze streven uiteindelijk naar een zo uitgebreid mogelijke annexatie. Een van de leiders van de kolonistenbeweging legde uit dat “het toepassen van de soevereiniteit [annexatie] belangrijk is om het idee dat er hier sprake is van een bezetting te vernietigen.”
Over het algemeen erkennen de meest reactionaire elementen in de Israëlische heersende klasse en de Israëlische samenleving dat er een kleine ‘historische’ kans is om de bezetting van Palestijns gebied op de Westelijke Jordaanoever wettelijk te steunen en zo het idee van een Palestijnse staat een slag toe te brengen. Naast hun mogelijke hoop dat de pandemie de aandacht en het verzet tegen het plan zal afremmen, beseffen ze dat Trump de presidentsverkiezingen in november – vooral nu, met de economische crisis, de pandemie en de opstandige massabeweging in de VS – kan verliezen en dat hoe langer ze wachten, hoe meer druk er op zijn regering zal komen om zich te onttrekken aan expliciete steun.
Nu al wordt gemeld dat de tussenpersoon van Trump, zijn schoonzoon Jared Kushner, als voorwaarde stelt dat de twee blokken in de Israëlische regering tot een akkoord komen over deze kwestie, wat helemaal niet zeker is. Beide blokken steunen het Trump-plan, net als sommigen in de kapitalistische oppositie, maar verschillen concreet van mening over een “unilaterale” annexatie. De verdeeldheid in de Israëlische heersende klasse over het idee van onmiddellijke annexaties komt voort uit de angst voor zowel de onmiddellijke als de strategische gevolgen op langere termijn op alle niveaus, niet in de laatste plaats een mogelijke Palestijnse opstand en een verdieping van de economische recessie in Israël. Elke vorm van officiële annexatie in deze periode betekent dat met vuur gespeeld wordt.
Internationale betrekkingen
Vanuit het oogpunt van de internationale betrekkingen en de geostrategische allianties van het Israëlische kapitalisme wordt gevreesd voor meer dan de gebruikelijke holle diplomatieke aanklachten. In deze explosieve periode van geglobaliseerde kapitalistische crisis kan de massale solidariteit tegen de onderdrukking van de Palestijnen in sommige landen uitgroeien tot krachtigere acties en kan zij aanzienlijke druk uitoefenen op de regeringen. Populaire initiatieven voor internationale solidariteit, waaronder diverse protestboycotcampagnes, zoals ‘Boycot, Desinvestering en Sancties’ (BDS), zullen wellicht opnieuw opduiken.
Een nieuw opgelegde grens zal geen significante internationale erkenning krijgen en kan zelfs, onder druk, door een toekomstige Amerikaanse regering ongedaan worden gemaakt. Joe Biden heeft zich al uitdrukkelijk uitgesproken tegen annexatie, en dit is het gangbare standpunt van de Amerikaanse heersende klasse en de inlichtingendiensten. Zij vrezen dat elke destabilisatie de Amerikaanse imperialistische belangen in de regio zal aantasten, en ook de binnenlandse publieke opinie, die steeds kritischer staat tegenover de Israëlische bezetting. Sommige politieke strategen van de Israëlische heersende klasse waarschuwen al enkele jaren dat de steun voor het Israëlische regime in de VS enorm is afgenomen. Dit speelde zeker voor de basis van de Democratische Partij, die traditioneel meer “pro-Israël” was. Dit kan een ernstiger probleem worden voor het Israëlische regime onder toekomstige Democratische regeringen.
De druk vanuit Europa zal ook toenemen. Het eerste buitenlandse bezoek van de Duitse minister van Buitenlandse Zaken na de lockdown was aan Israël, waar hij waarschuwde dat zijn regering tegen annexatie is. Andere Europese regeringen zullen wellicht de symbolische stap herhalen die de Zweedse regering in 2014 na de gruwelijke Gaza-oorlog van dat jaar zette om een Palestijnse staat officieel te erkennen. Sommigen zullen misschien aandringen op strengere sancties voor de Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, en afhankelijk van de gang van zaken, mogelijk zelfs tot op zekere hoogte voor Israël zelf. Aangezien de EU echter de grootste handelspartner van het Israëlische kapitalisme is en er nog een hele reeks andere belangen op het spel staan, zouden sommige EU-lidstaten verregaande sancties kunnen dwarsbomen, vooral in een context van groeiende crisis en verdeeldheid in de EU zelf.
Regionale context
Regionaal gezien zal zelfs een ‘beperkte’ Israëlische annexatie het proces ondermijnen dat de afgelopen jaren heeft geleid tot een uitbreiding van het bondgenootschap tussen de belangrijkste pro-Amerikaanse Arabische soennitische regimes en Israël tegen Iran. Verscheidene van de eerstgenoemden, waaronder Saoedi-Arabië, Egypte, de VAE en Qatar, steunen in feite het plan van Trump en hebben al druk gezet op de Palestijnse Autoriteit om te capituleren voor Trump en een schertsvertoning van onderhandelingen over het plan te accepteren. De zich ontwikkelende kapitalistische crisis zal echter gepaard gaan met revolutionaire processen, zoals we vorig jaar in een aantal landen hebben gezien. Dit heeft ernstige gevolgen voor de strategische berekeningen van de reactionaire Arabische heersers.
Elke Israëlische annexatiebeweging kan mogelijk een massale volkswoede ontketenen onder de Palestijnse en Arabische massa’s, wat verregaande gevolgen kan hebben na de golf van revolutionaire bewegingen in Algerije, Soedan, Irak en Libanon, en een verhevigde klassenstrijd in Jordanië.
Terwijl de Soedanese regering, die de betrekkingen met Israël gedeeltelijk heeft genormaliseerd en als gevolg daarvan in eigen land met een grote volkswoede is geconfronteerd, heeft geprobeerd de kwestie te vermijden, is het geen toeval dat Jordanië, Algerije en Irak tot de enige Arabische staten behoren die het plan van Trump openlijk hebben verworpen. Een ander punt van zorg voor sommige van de soennitische Arabische heersende klassen is de mogelijkheid dat het Iraanse regime en zijn bondgenoten in de hele regio een annexatiescenario uitbuiten om onder het valse voorwendsel van solidariteit met de Palestijnen steun op te wekken en zelfs militaire represailles te nemen tegen doelwitten die verbonden zijn met bondgenoten van de VS en Israël.
Zo spelen sommige Arabische regimes een dubbel spel in deze kwestie, zoals blijkt uit een spoedvergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken van de Arabische Liga in Caïro op verzoek van de Palestijnse Autoriteit op 1 februari. Deze bijeenkomst bracht de Amerikaanse president in verlegenheid door zijn plan unaniem te verwerpen, door de holle retoriek over “het centraal stellen van de Palestijnse zaak voor de hele Arabische natie” te herhalen en door te herhalen dat de Arabische Liga zich inzet voor het vredesinitiatief van 2002 onder leiding van Saoedi-Arabië, waarin wordt geëist dat Israël zich terugtrekt uit de gebieden die sinds 1967 bezet zijn in ruil voor de volledige normalisering van de betrekkingen. Op een volgende bijeenkomst eind april werd verklaard dat de Israëlische annexatie “een oorlogsmisdaad” zou zijn.
VAE-ambassadeur in de VS, Yousef Al Otaiba, die samen met Trump in het Witte Huis stond tijdens de presentatie van het ‘Vredesplan’ in januari, schreef vijf maanden later het allereerste Hebreeuwse artikel van een VAE-ambtenaar in een Israëlische krant, met een directe zachte waarschuwing aan de Israëli’s dat het huidige proces van groeiende formele Israëlisch-Arabische connecties kan worden teruggedraaid.
Andere elementen onder de pro-Amerikaanse Arabische regimes proberen de massale solidariteitsgevoelens tegen de onderdrukking van de Palestijnen uit te buiten en de woede tegen hun eigen beleid af te buigen. Dat doen ze met sterkere aanklachten en straks mogelijk zelfs een tegen Israël gericht nationalisme.
De Jordaanse koning Abdullah heeft, terwijl hij een onpopulair vredesakkoord met Israël handhaaft, in een land waar de meerderheid van de bevolking van Palestijnse afkomst is en tegen de achtergrond van sociale onrust, een tijdlang het vals beeld proberen te creëren van een meer militante opstelling tegenover Israël. In januari werd het Jordaanse parlement gedwongen te stemmen voor het opzeggen van een akkoord over de invoer van aardgas uit Israël. Dat gebeurde na protest van de bevolking. Twee historische Israëlische landbouwenclaves in Jordanië, die voorheen waren gedefinieerd als in pacht, werden de afgelopen maanden opgezegd om weer volledig onder Jordaanse controle te komen. Nu heeft de koning gewaarschuwd dat Jordanië hard zal reageren op een Israëlische annexatie en heeft hij niet ontkend dat dit uiteindelijk de opschorting van het vredesakkoord kan inhouden. De Jordaanse minister van Buitenlandse Zaken Ayman a-Safadi onderstreepte dat “de annexatie niet zal doorgaan zonder vergelding. De uitvoering ervan zal het conflict opblazen, [en] de alliantie tussen de twee landen onmogelijk maken.”
Steun van Trump aan het Israëlisch nationalisme
Het aan de macht komen van Trump bijna vier jaar geleden viel samen met een dominantie van contrarevolutionaire tendensen in het Midden-Oosten. Dit speelde een rol in het faciliteren van de vorige Israëlische coalitieregering, een van de meest rechtse in de geschiedenis van Israël. Het bestuur van Trump heeft een enorme impuls gegeven aan het vertrouwen van de ultra-zionistische aanhangers van de koloniale nederzettingen en van die vleugel van de Israëlische heersende klasse die een of andere vorm van een ‘Groot-Israëlisch’ expansionistisch programma steunt. De bouw van de nederzettingen werd versneld. In 2017 nam het centrale comité van de regerende Likudpartij een resolutie aan waarin de regering werd opgeroepen de ‘soevereiniteit toe te passen’ over de Westelijke Jordaanoever.
Het duurde echter niet lang voordat Netanyahu’s corruptieschandalen en verschillende aspecten van het reactionaire regeringsbeleid de politieke polarisatie in de Israëlische samenleving aanwakkerden, tegenbewegingen veroorzaakten en zo de basis legden voor een kapitalistisch oppositieblok bestaande uit voormalige generaals en Netanyahu’s rivalen met verschillende achtergronden.
Dat brede anti-Netanyahu-blok richtte zich op de kwesties van corruptie en Netanyahu’s rechtse populistische aanvallen op staatsinstellingen. Maar voor een groot deel van dat blok ging het over veel meer. Het kwam na jaren van vocale oppositie door voormalige generaals en functionarissen van het hoogste veiligheidsapparaat die zich hebben uitgesproken tegen wat zij beschouwden als Netanyahu’s roekeloze, avonturistische gedrag in geostrategische en nationale kwesties. Deze elementen neigen er ook toe om Trump te beschouwen als een onbetrouwbare bondgenoot voor de belangen van het Israëlische regime op langere termijn.
De blauw-witte alliantie werd de grootste verkiezingsuitdaging voor Netanyahu, maar het feit dat deze alliantie niet echt een beroep deed op delen van zijn basis resulteerde in een ongekende politieke crisis, waarbij na drie parlementsverkiezingen geen enkel blok in staat is een meerderheidsregering te vormen.
Netanyahu slaagde er ook in de recente verkiezingen van maart niet in een meerderheid te behalen. Tijdens die campagne probeerde hij het nationalisme op te zwepen op basis van alles wat hij cadeau kreeg van de Trump-regering, waaronder de erkenning van Jeruzalem als enige hoofdstad van Israël, de erkenning van de annexatie van de Golanhoogte en de belofte om Israël te helpen bij de ‘toepassing van de soevereiniteit’ op de Westelijke Jordaanoever. Tijdens de verkiezingscampagne van september 2019 zei Naftali Bennet, leider van de religieuze kolonistenpartij: “Acht jaar geleden heb ik dezelfde dingen gezegd en toen werd ik een gek genoemd.” Op dat moment, tijdens de Obama-regering, werd Netanyahu zelf gedwongen om enige lippendienst te bewijzen aan het idee van een ‘Palestijnse staat’ en voerde hij in 2009 zelfs een korte gedeeltelijke nederzettingenbouwstop door. Toen was er minder rugwind voor de aspiraties van de harde rechtse kolonisten tot annexatie.
Een splitsing in het Blauw-Witte blok maakte eerder dit jaar de weg vrij voor de vorming van de gezamenlijke regering met Netanyahu. Binnen dat blok zitten er niet alleen aanhangers van de annexatie, maar werd ook breder gespeeld met het idee dat het steun aan de annexatie kon geven zolang de vage voorwaarden van de VS en het internationale akkoord werden nageleefd. Momenteel is het niet duidelijk of de blauw-witte regeringsleiders iets zullen ondernemen tegen elke vorm van annexatieplan.
Op 9 juni verklaarde het Hooggerechtshof de Israëlische wet op de regularisatie van de nederzettingen van 2017 nietig. Die wet had de onteigening van Palestijns land in privaat bezit op de Westelijke Jordaanoever voor Israëlische nederzettingen wettelijk gesteund. De blauw-witte figuren in de regering riepen op om de gerechtelijke uitspraak na te leven. Vanuit het blok van Netanyahu daarentegen werd opgeroepen om deze uitspraak via nieuwe wetgeving te omzeilen. De blauw-witte steun is in de peilingen ingestort, waardoor er vanuit die hoek heel wat te vrezen valt bij nieuwe verkiezingen. Netanyahu is er ondanks het corruptieproces tegen hem in geslaagd om wat vooruitgang te boeken in de peilingen, zeker nadat hij met succes zijn belangrijkste parlementaire oppositie uit elkaar had gespeeld.
Strategisch dilemma van de Israëlische heersende klasse
Hoewel de Israëlische regeringen sinds 1967 de koloniale nederzettingen in toenemende mate hebben gepromoot als een vorm van kruipende annexatie, waardoor er etnische demografische feiten zijn ontstaan, hebben ze zich niettemin allemaal onthouden van officiële annexatie. De belangrijkste reden daarvoor is het demografische evenwicht. In tegenstelling tot het voormalige Apartheidsregime in Zuid-Afrika is het Israëlische kapitalisme veel minder afhankelijk van de arbeidersklasse van de onderdrukte natie, die vanuit zionistisch oogpunt in zekere zin een ‘demografische bedreiging’ vormt voor een ‘joodse meerderheidsstaat’. Het zionisme, met inbegrip van de huidige Israëlische staat, heeft zich altijd gebaseerd op een beleid van ‘jodendom’, waarbij gestreefd wordt naar het waarborgen van de controle over een gebied door het nationale-etnische demografische evenwicht te versterken. Na het imperialistische VN-verdelingsplan van 1947 werd deze logica op de meest brute wijze toegepast in de Palestijnse Nakba, de catastrofe, en tijdens de oorlog van 1948, toen honderdduizenden Palestijnen op de vlucht sloegen en honderden gemeenschappen van de kaart werden geveegd.
In de oorlog van 1967 werden nog meer Palestijnen vluchteling. Al snel na die oorlog kwam er een debat op gang over de toekomst van de nieuwe bezette Palestijnse gebieden in de regering en de heersende klasse. Hoewel ze het idee van een Palestijnse staat op enig deel van het historische Palestina als een potentiële bedreiging beschouwden, waren ze vooral bezorgd dat de annexatie van het gebied met de massa van de Palestijnse bevolking de Israëlische joodse bevolking tot een minderheid van burgers zou maken en uiteindelijk zou leiden tot ofwel een binationale staat – wat een einde maakt aan het idee van een “joodse staat” en mogelijk zelfs een overgang naar een Palestijnse nationale staat – ofwel tot een poging om een expliciet op de apartheid lijkende staat te versterken, die zijn legitimiteit zou verliezen en onstabieler zou zijn. De ‘dreiging’ van een binationale staat blijft een belangrijk argument dat vandaag nog steeds wordt gebruikt door de pro-kapitalistische zionistische krachten die zich verzetten tegen het annexatieplan.
Dit heeft altijd weerklank gevonden bij de Israëlische joodse massa’s, die vrezen voor het scenario waarin zij een nationale minderheid worden, gezien niet alleen de geschiedenis van de antisemitische onderdrukking en de verschrikkingen van de Holocaust, maar ook de hedendaagse antisemitische internationale reactie en de reactionaire nationalistische dreigementen van het Iraanse regime en andere rechtse islamitische krachten in de hele regio die oproepen om de joodse bevolking te verdrijven of te vernietigen. Het idee van annexaties op de Westelijke Jordaanoever blijft dan ook polariserend.
De Eerste Intifada in 1987, de massale opstand van de Palestijnen, onderstreepte slechts de onhoudbaarheid van de directe militaire bezetting van de gebieden van 1967. De massa van de Palestijnen dwong de sterkste militaire macht in de regio om aan de onderhandelingstafel te gaan zitten en bracht een bewustzijnsverschuiving teweeg onder de Israëlische joodse massa’s naar het ondersteunen van het idee van een Palestijnse staat in de bezette gebieden van 1967. Onder de algemene Israëlische bevolking steeg de steun van ongeveer 21% in 1987 naar ongeveer 50% en meer enkele jaren later (gegevens van de INSS-enquête). Het door de imperialisten gesteunde ‘vredesproces’ van de Oslo-akkoorden in het begin van de jaren negentig wekte bij de massa’s aan beide zijden van de nationale scheidslijn in eerste instantie hoge verwachtingen. Maar de concessie om in te stemmen met de oprichting van de enclaves van de Palestijnse Autoriteit was door het Israëlische regime bedoeld om de bezetting met andere middelen voort te zetten. Het was nooit de bedoeling om een Palestijnse staat toe te staan, zoals wijlen de Israëlische premier Yitzhak Rabin zelf een maand voor zijn moord heeft uitgelegd. De PA was bedoeld om als onderaannemer voor het Israëlische bezettingsregime te fungeren.
Onder de Oslo-akkoorden werden de nederzettingen uitgebreid en werden de bewegingen van de Palestijnen strenger gecontroleerd. Het Israëlische regime weigerde meer substantiële concessies en onvermijdelijk kwam het proces ten einde met een nieuwe Palestijnse opstand, de Tweede Intifada in 2000. Helaas maakte de massale fase ervan al snel plaats voor de overheersing van geheime milities en terroristische aanvallen op burgers, die de reactionaire krachten in de Israëlische samenleving hebben versterkt en als voorwendsel hebben gediend voor bloedige onderdrukking in de bezette gebieden.
Daarna volgde een verschuiving naar een ‘unilaterale’ strategie van de Israëlische heersende klasse, waaronder de oprichting van een scheidingsmuur op de Westelijke Jordaanoever en de uitvoering van de terugtrekking uit de Gazastrook in 2005, nadat de poging om daar nederzettingen te bouwen compleet mislukte omdat gewone Israëli’s er niet wilden gaan wonen.
In de nasleep van de terugtrekking won Hamas de verkiezingen van de Palestijnse Autoriteit door zich voor te doen als een minder corrupt en zogenaamd ‘militanter’ alternatief voor de door Fatah geleide Palestijnse Autoriteit-elite en haar nutteloze directe samenwerking met Israël. De Israëlische en Amerikaanse regeringen waren niet bereid die uitslag te accepteren en reageerden met sancties. Onder die druk bereikte de rivaliteit tussen Hamas en Fatah in 2007 een hoogtepunt in een splitsing van de Palestijnse Autoriteit, waarbij Hamas een aparte heersende autoriteit in Gaza verwierf. De destructieve methoden van Hamas, waaronder eerdere zelfmoordaanslagen en het afvuren van willekeurige projectielen tegen Israëlische burgers, werden door het Israëlische regime gebruikt om steun te mobiliseren voor staats-terroristische maatregelen tegen de Palestijnen, niet in de laatste plaats de belegering van Gaza en barbaarse militaire offensieven die duizenden Palestijnen van alle leeftijden hebben gedood.
Terwijl de terugtrekking uit Gaza plaats maakte voor een nieuwe vorm van een nog ergere hel voor de Palestijnen die daar woonden, werd het op de Westelijke Jordaanoever gebruikt om de nederzettingen verder uit te breiden. Dit was kenmerkend voor het Netanyahu-regime sinds hij aan het hoofd van Likud in 2009 terug aan de macht kwam.
Einde van de ‘twee-staten-oplossing’?
Feitelijk heeft Israël volledige directe controle over ongeveer 60% van de Westelijke Jordaanoever, onder ‘Gebied C’. Ook in de enclaves van de Palestijnse Autoriteit, waar de meerderheid van de Palestijnse bevolking is geconcentreerd in verarmde getto’s in belegerde steden en vluchtelingenkampen, komt het Israëlische leger regelmatig om razzia’s en patrouilles uit te voeren. Maar de aankondiging van de officiële annexatie van zelfs een deel van “gebied C” komt neer op het afkondigen van wat een onomkeerbare en beslissende vernauwing lijkt van het grondgebied dat is voorbehouden aan een Palestijnse staat. Het zou de aanvallen van de staat en de kolonisten verder doen escaleren met als doel het ontwortelen van de bijzonder onderdrukte Palestijnse minderheid in “Gebied C” en hen naar de PA-enclaves te drijven. Het zou een proces op gang brengen dat kan leiden tot verdere effectieve annexaties en mogelijk zelfs tot de terugkeer van de directe militaire bezetting in de PA-enclaves.
Vanuit het standpunt van de Israëlische heersende klasse zullen de onmiddellijke destabiliserende effecten van een annexatiescenario de situatie verder in een strategische impasse brengen, wat betreft de controle op lange termijn van de massa van de Palestijnse bevolking. Het zou ook de mogelijkheid vergroten dat de strategie van de Palestijnse beweging in de toekomst wordt gewijzigd om de roep naar één stem per persoon in te voeren. De Israëlische staat, die decennialang geen enkele vorm van Palestijnse staat heeft toegegeven, zelfs niet op een klein deel van het historische Palestina, zou zich nog heviger verzetten tegen een dergelijk scenario, door het af te schilderen als een existentiële bedreiging en door te vertrouwen op de mobilisatie van de steun van de Israëlische joden. De mainstream van de Israëlische heersende klasse zou er de voorkeur aan geven dit punt niet te bereiken en in plaats daarvan een flexibelere benadering van concessies te hanteren in een poging om haar algehele controle te stabiliseren.
Het spreekt voor zich dat de afgelopen twee decennia van wreedheden tijdens de Israëlische bezetting en het Israëlisch-Palestijnse conflict het pessimisme onder de massa’s aan beide zijden over het potentieel om tot een oplossing te komen die tegemoet komt aan het verlangen van de Palestijnen naar bevrijding en het verlangen aan beide zijden naar het einde van het conflict, hebben aangewakkerd.
De steun voor het idee van een ‘tweestatenoplossing’ is weliswaar nog steeds aanzienlijk, maar is over het algemeen al een aantal jaren aan het afnemen, zowel onder de Palestijnen als onder de Israëli’s, in het bijzonder onder de jongere generatie. Een annexatiebeweging zal deze trend vrijwel zeker versterken. Gevraagd naar welke reacties ze op het plan van Trump zouden steunen, gaf 78% van de Palestijnse respondenten op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook in februari aan voorstander te zijn van “gewelddadige volksbetogingen.” Tegelijkertijd was 81% in Gaza en 53% op de Westelijke Jordaanoever – 64% in totaal – voor het voeren van een gewapende strijd of een gewapende opstand. De tegenstelling tussen steun voor “niet-gewelddadige acties” en “gewapende strijd” is een langetermijntrend, en over het algemeen wijzen beide cijfers op de hoop van een sterker verzet in gelijk elke vorm, en weerspiegelen ze het gebrek aan duidelijk politiek leiderschap met een coherente strategie en programma om de bezetting, nationale onderdrukking en sociale ellende te stoppen.
De steun voor het concept ‘twee-staten-oplossing’ stond in deze peiling op het laagste niveau sinds de Oslo-akkoorden, namelijk 38,6%, met 59% tegenstand (40,6% ‘tegenstand’, 18,5% ‘sterke tegenstand’). 61% was van mening dat dit concept niet langer haalbaar is vanwege de nederzettingen. Tegelijkertijd was 59% tegen het opgeven van een ‘twee-staten-oplossing’ en de vervanging daarvan door een ‘één-staat-standpunt’, met een verzet daartegen op de Westelijke Jordaanoever van 66,6%. Dit is een consistente trend.
Onder de Israëlische bevolking, in het bijzonder onder de joden, is het verzet tegen het concept ‘twee-staten-oplossing’ de afgelopen tien jaar relatief gegroeid, hoewel een meerderheid het concept bleef steunen, ondanks een daling van ongeveer 69% in 2012 tot ongeveer 55% nu (gegevens van de INSS-peiling).
Het is één ding om de schijn-imperialistische “tweestatenplannen” die in het verleden aan de Palestijnen werden gedicteerd en die nooit iets boden wat leek op een echte nationale bevrijding van de onderdrukking door de Israëlische staat, correct te verwerpen. Het is een ander ding om te proberen die schijnvertoning te vervangen door het al te abstracte concept van één binationale staat.
Miljoenen Palestijnen streven naar nationale bevrijding en onafhankelijkheid van Israël. Het is het vermelden waard dat meer dan een halve eeuw sinds de bezetting en annexatie van Oost-Jeruzalem door Israël, de arme Palestijnse meerderheid daar de gemeenteraadsverkiezingen blijft boycotten. Hoewel sommigen uit praktische overwegingen het volledige Israëlische staatsburgerschap hebben aangevraagd, wat niet gemakkelijk te krijgen is, blijft dit in ieder geval een marginale trend, aangezien de meerderheid een ‘normalisatie’ van hun nationale onderwerping verwerpt en ernaar streeft om burgers van een aparte Palestijnse staat te worden. Tegelijkertijd zullen miljoenen Israëlische joden zich fel verzetten tegen en vechten tegen het idee van een regeling die volgens hen geen rekening houdt met hun nationale zelfbeschikking.
Zodra de Palestijnen in de bezette gebieden van 1967 weer tot een massale strijd tegen de bezetting overgaan, zal hun doel waarschijnlijk niet zijn om in de Israëlische staat te integreren, maar om deze weg te duwen.
Hoewel de annexatie gevaarlijk is en verdere bouw van nederzettingen moet worden tegengegaan, is het idee dat de nederzettingen in dit stadium en elke gedeeltelijke annexatie een Palestijnse staat ‘onpraktisch’ zal maken, een pessimistische overdrijving. De bevolking van de nederzettingen blijft een relatief kleine minderheid op de Westelijke Jordaanoever en is voornamelijk geconcentreerd in enkele ‘blokken’. De dekolonisatie van de nederzettingen kan in verschillende vormen worden uitgevoerd. Naast het overwinnen en verwijderen van ijverige kolonialistische elementen en het onteigenen van de industriezones van de nederzettingen, is het bijvoorbeeld mogelijk dat er een akkoord wordt bereikt waardoor een deel van de bevolking van de nederzettingen, met name de arbeidersgezinnen in grotere gemeenschappen, ervoor kan kiezen om als nationale minderheid te blijven met gewaarborgde rechten in niet-gesegregeerde gemeenschappen onder een Palestijnse staat. Het is ook mogelijk dat sommige gebieden die nu officieel deel uitmaken van Israël, deel uitmaken van een toekomstige Palestijnse staat, als onderdeel van een politiek akkoord.
Alle politieke kwesties die de kern van het nationale conflict vormen, kunnen mogelijk op zichzelf worden opgelost op basis van gelijkheid van nationale rechten, waarbij nieuwe onrechtvaardigheden worden vermeden. De Israëlische heersende klasse zal zich echter niet alleen zoveel mogelijk verzetten tegen elke substantiële concessie aan de Palestijnen, niet in de laatste plaats met betrekking tot het meest gevoelige vraagstuk van de vluchtelingen, maar het is een volledig verkeerde interpretatie van de complexiteit van de situatie om te suggereren dat een politieke en juridische regeling op zich zou volstaan om de situatie op te lossen.
Zonder de heersende klasse die achter deze regionale militaire machine staat te onteigenen; zonder de middelen democratisch te gebruiken om een einde te maken aan de armoede, de enorme materiële ongelijkheid tussen de twee nationale groepen op te heffen en een geavanceerde infrastructuur op te bouwen om een hoge levensstandaard voor iedereen te garanderen, is er geen weg naar een echte oplossing van het conflict, dat op de een of andere manier zal voortduren. Een oplossing is alleen mogelijk als onderdeel van een regionale beweging voor het omverwerpen van de oligarchieën en agenten van de reactie, in een “socialistische lente”. Alleen in een dergelijke context is het mogelijk om de voorwaarden te scheppen voor het wegwerken van nationale vooroordelen en scheuringen.
In de huidige omstandigheden van conflict en diepe verdeeldheid wijst een programma van twee gelijkwaardige democratische socialistische staten, in een vrijwillige confederatie, met twee hoofdsteden in Jeruzalem, de weg om de huidige verdenkingen weg te nemen en de mogelijke samenwerking in de strijd van arbeiders en armen aan beide zijden toe te staan om de Israëlische heersende klasse effectief te ondermijnen en uit te dagen.
De annexatie stoppen
De gevolgen van de zich nog steeds uitbreidende pandemie en van de economische crisis belemmeren momenteel de ontwikkeling van meer aandacht voor de kwestie en de opbouw van verzet op het terrein tegen de annexatie. Daar komt nog bij dat er gespeculeerd wordt over de vraag of Netanyahu zijn dreiging daadwerkelijk zal doorzetten. Dit kan de komende weken natuurlijk veranderen.
Maar nu al is de meest urgente taak voor de socialisten tegenover de dreiging van annexatie het mobiliseren van arbeiders en jongeren om maximale druk uit te oefenen om het plan te stoppen en de Israëlische regering effectief te blokkeren, met protestacties in de bezette Palestijnse gebieden, in Israël, in de hele regio en wereldwijd.
In de bezette gebieden moet het dagelijkse gevaar van dodelijke repressie worden aangepakt door de oprichting van democratische actie- en verdedigingscomités te bevorderen.
In Israël moeten gezamenlijke protesten van Joden en Arabieren, Israëliërs en Palestijnen, een beroep doen op bredere lagen van de arbeidersklasse om te waarschuwen voor de gevolgen en op te roepen tot een veralgemeende strijd tegen de kapitalistische regering en haar asociale agenda.
Internationaal zouden vakbonden en de linkerzijde solidariteitsacties en protesten moeten mobiliseren voor de Israëlische ambassades en van hun regeringen eisen stellen zoals de onmiddellijke erkenning van een Palestijnse staat, het terugroepen van ambassadeurs uit Israël en de verklaring dat Netanyahu een persona non-grata is, met het opleggen van strenge sancties tegen de Israëlische bezetting en de nederzettingen. Dit moet de opschorting en het verbod op alle mogelijke financiële en militaire openbare en particuliere hulp omvatten, alsmede overeenkomsten die rechtstreeks kunnen worden gebruikt om de bezetting en de nederzettingen te ondersteunen.
Tot slot moeten kapitalistische en rechtse nationalistische elementen, waar dan ook, die vanuit hun eigen standpunt in de beweging tegen de annexatie tussenkomen, niet verward worden als bondgenoten van de Palestijnse massa’s of werkende mensen in de regio. Anti-annexatiemaatregelen moeten worden gekoppeld aan de taak om oplossingen vanuit de arbeidersklasse te bevorderen en een socialistisch alternatief te bieden voor de ernstige kapitalistische crisis die zich aan het ontvouwen is.
-
Libanon. Opstand van de hongerigen gaat ook tijdens Covid-19 crisis door

De lockdowns in een groot deel van de wereld maakten een einde aan de golf van massale straatprotesten in landen als Irak, Algerije, Chili, Frankrijk en Hongkong in 2019. Libanon lijkt het eerste land te zijn waar het protest opnieuw op straat komt.
Door Christian (Leuven)
De lockdown van Libanon midden maart maakte een einde aan de golf van protest sinds 17 oktober 2019. Dat protest was aanvankelijk gericht tegen een reeks nieuwe belastingen die onderdeel waren van een ongekend besparingsprogramma. Maar het groeide al snel uit tot een veel algemener protest tegen de gevolgen van jaren van neoliberaal beleid. Op het hoogtepunt betoogden bijna twee miljoen mensen, zowat een derde van de bevolking. Het massaprotest oversteeg sectaire verdeeldheid.
Naarmate het protest vorderde, werden de eisen van de betogers radicaler. Zo werd het aftreden van de regering geëist en het einde van het sectaire politieke stelsel in het land. De premier moest aftreden. De sociale eisen omvatten een progressief belastingsysteem, sociale zekerheid en massale investeringen in de water- en elektriciteitsnetwerken. Jongeren, waaronder veel vrouwen, speelden een cruciale rol in het behoud van de dynamiek van de protesten. De beweging werd echter ondermijnd door het gebrek aan democratische structuren en leiderschap, mee veroorzaakt door de afwezigheid van onafhankelijke arbeidersorganisaties.
De economische context
Libanon is sterk afhankelijk van import. Tachtig procent van het voedselaanbod en bijna negentig procent van de consumptiegoederen worden in het buitenland gekocht. Het economische model van het land is eerder gebaseerd op consumptie dan op productie. In 2017 was de dienstensector goed voor vier vijfde van het BBP. Het geld dat Libanezen die in het buitenland werken naar huis opsturen, is van cruciaal belang voor de economie en is goed voor 12,7% van het BBP, het achttiende hoogste cijfer ter wereld. Aangezien de meeste geldovermakingen van migranten afkomstig zijn uit de Golfstaten, zijn zij sterk afhankelijk van oliedollars. De dalende olieprijzen leidden eerder tot een stagnatie, de recente ineenstorting van de olieprijzen zal deze bron van inkomsten in Libanon verder doen opdrogen.
Naast het bijzonder corrupte en sectaire politieke systeem van Libanon hebben geopolitieke factoren, zoals de acht jaar durende burgeroorlog in buurland Syrië, een breuk met Saoedi-Arabië in 2017 en de Amerikaanse sancties tegen Iran, de ondergang van de economie van het land nog verergerd. De afgelopen tien jaar kende Libanon een gemiddeld groeipercentage van slechts 0,3%. Dit laatste cijfer moet natuurlijk worden gezien in de context van de trage wereldwijde groei sinds de crisis van 2008-2009.
Economische crisis verscherpt
Al in november 2019 voorspelde de Wereldbank dat het aantal mensen dat in armoede leeft zou stijgen van 30 tot 50% in 2020. In het begin van het jaar bedroeg de werkloosheid volgens de president van Libanon 46%. In totaal verdienden twee derden van de werkenden een laag loon. Dit was voordat de lockdown de situatie nog verder verergerde.
Libanon heeft het hoogste percentage vluchtelingen per hoofd van de bevolking ter wereld, waarbij alleen al de Syrische vluchtelingen een kwart van de 5,9 miljoen inwoners van het land uitmaken. Een ongelooflijke 97% van de vluchtelingen werkt in de informele sector, die goed is voor 55% van de Libanese economie. Dit brengt hen in het grootste gevaar voor het virus en de honger.
Ondanks de beperkingen op het opnemen van geld, viel het totale bedrag op alle bankrekeningen in het land in de eerste twee maanden van dit jaar met 5,7 miljard dollar terug, aldus de premier. Veel van dit geld zal waarschijnlijk het land hebben verlaten. Een veel kleiner deel is door mensen thuis verstopt. Hoewel de regering in maart verdere dollaropnames en overschrijvingen naar het buitenland heeft geblokkeerd, klaagt de premier dat de kapitaalvlucht nog steeds doorgaat. Kleine spaarders hebben praktisch geen toegang meer tot het geld dat ze in dollars hadden, terwijl Lira-bedragen verdampen door de inflatie. De rijken zijn ondertussen nog steeds in staat om hun fortuin naar het buitenland over te maken. Het zijn deze kapitaalcontroles en het gevoel van onrechtvaardigheid dat inherent is aan de situatie die de boosheid op de banken heeft aangewakkerd.
Met een nationale schuldenberg, die momenteel 170% van het BBP bedraagt – een van de hoogste ter wereld, is de Libanese regering op 9 maart in gebreke gebleven op een euro-obligatie van 1,2 miljard dollar. Dit was de allereerste ‘soevereine wanbetaling’ van Libanon. Momenteel voorspelt het IMF dat de economie in 2020 met 12% zal krimpen, na een krimp van 6,5% in 2019. De pandemie en de daarmee gepaard gaande lockdown hebben de al zeer penibele situatie alleen maar verergerd.
De afgelopen maanden heeft de Lira in feite twee derden van zijn waarde verloren. Officieel is hij gekoppeld aan de Amerikaanse dollar tegen een koers van 1.507 tegen één. Op de parallelle valutamarkt wordt de munt nu echter verhandeld tegen een koers van 4.300 tegen één. Dit heeft geleid tot een prijsexplosie in een tijd waarin grote delen van de bevolking, in het bijzonder mensen in de informele of seizoensgebonden sectoren, van een inkomen zijn beroofd als gevolg van de lockdown.
De lockdown
De regering heeft op 15 maart een landelijke lockdown afgekondigd. Veiligheidstroepen werden in de straten gestuurd om te patrouilleren en er werd een avondklok ingesteld.
Het was verboden om in groepen te verzamelen en niet-essentiële commerciële bedrijven werden gesloten. De belofte van de regering om de armste gezinnen te helpen werd niet nagekomen. Er werden ook geen maatregelen genomen om de huurders te beschermen tegen uitzetting. De enige maatregel die de regering nam, was het verlengen van de vervaldatum voor belastingen en energierekeningen. Het werd aan vrijwilligers overgelaten om met behulp van donaties hulp te verlenen.
Hoewel de officiële tol van Covid-19 relatief laag blijft, met 845 besmette personen en 26 doden op 10 mei, zal de werkelijke verspreiding van het virus waarschijnlijk aanzienlijk hoger zijn door een schaarste aan tests, vooral onder vluchtelingen.
Tekenen van wanhoop doken al vroeg in de lockdown op. Eind maart ging een bericht op sociale media viraal: het was een beeld van een werkloze bouwvakker die aanbood zijn nier te verkopen om te voorkomen dat zijn familie op straat zou belanden. Er zijn ook verschillende pogingen tot zelfverbranding gemeld. In de laatste week van april schatte de regering dat 75% van de bevolking hulp nodig had, waaronder voedselhulp. Onder de vluchtelingen wordt het cijfer geschat op maar liefst 90%. Hoewel de lockdown is versoepeld en sommige winkels op 23 april opnieuw openden, is het bevel om thuis te blijven verlengd tot 10 mei.
Terugkeer van het protest
De eerste heropleving van het protest was er op 21 april. Toen trokken betogers in grote autokonvooien door het land, waarbij de auto’s getooid waren met een Libanese vlag. Een dergelijk protest in Beiroet was gericht op een bijeenkomst van parlementsleden. Deze acties hadden de neiging vrij groot te zijn met af en toe de deelname van hele families, inclusief kinderen. Soms waren deze protesten feestelijk van aard, met inbegrip van zelfgemaakte borden en de nationale vlag.
Deze protesten, die de regels voor sociale afstand respecteerden, waren tamelijk braaf in vergelijking met de protesten die in Tripoli, de op één na grootste stad van Libanon, uitbarstten in de nacht van zondag 26 april. Dit was het eerste protest dat de avondklok echt aanvocht. Voorlopig gaat het om relatief kleine acties, met honderden deelnemers in plaats van duizenden. Dit is begrijpelijk te midden van een pandemie en een lockdown. De mensen die op straat leven zijn degenen die wanhopig en/of geradicaliseerd genoeg zijn om het risico van infectie en staatsrepressie te lopen. De deelnemers waren vooral jonge mannen en vrouwen die met behulp van stenen en molotovcocktails de confrontatie met de veiligheidstroepen aangingen. Deze laatste maakten gebruik van traangas en rubberen kogels, en in sommige gevallen ook van scherpe munitie. Een 26-jarige man is gedood. In sommige gevallen werd de steun van bredere lagen van de bevolking voor de jonge betogers geuit door vanuit de huizen met potten en pannen lawaai te maken.
Honger is een terugkerend thema onder de betogers. Toch blijven ze ook het aftreden van de regering eisen. Naast het corrupte en sectaire politieke systeem worden de banken gezien als verantwoordelijk voor de crisis. Het veelgelezen dagblad “L’Orient le Jour” citeerde een betoger: “Ons protest is niet sectair, het is een klassenstrijd tegen het feit dat het Libanese volk verpletterd wordt door de armoede. Het is gericht tegen het banksysteem dat verantwoordelijk is voor de verslechtering van de economische situatie.” Toen de betogingen zich op de tweede opeenvolgende protestnacht verspreidden naar andere steden werden vijftien Libanese banken het doelwit van brandstichting en vandalisme.
Te midden van dit alles hebben de premier Hassan Diab en het hoofd van de Centrale Bank, die de functie sinds 1993 bekleedt, beschuldigingen geuit over wie verantwoordelijk is voor de economische crisis. In de ogen van brede lagen van de bevolking zijn het ongetwijfeld zowel de regering als de banken die alle geloofwaardigheid hebben verloren. De legerleiding geeft ondertussen “infiltranten” de schuld van het geweld.
Na vier dagen van gewelddadige confrontaties tussen betogers en veiligheidstroepen werd de regering gedwongen een economisch reddingsplan aan te nemen. De regering hoopt een lening van 10 miljard dollar te krijgen van het IMF, naast de vrijmaking van 11 miljard dollar die in 2018 is toegezegd. Dit zal echter niet gebeuren voordat er grote politieke en economische hervormingen en maatregelen tegen corruptie zijn doorgevoerd. Geschat wordt dat Libanon ten minste 80 miljard dollar nodig heeft om uit de benarde situatie te geraken. Dergelijke middelen zullen niet gemakkelijk te vinden zijn, vooral niet tijdens een diepe economische wereldcrisis.
De door het IMF geëiste hervormingen zullen de arbeidersklasse en de onderdrukten natuurlijk niet bevoordelen. Een voorbeeld hiervan is dat de reddingsplannen voorzien in een devaluatie van de Lira naar een koers van 3.500 dollar, wat de reële waarde ervan beter zal weerspiegelen, maar ook de recente prijsstijgingen zal consolideren. Juist deze prijsstijgingen zijn voor een groot deel van de bevolking een kwestie van leven en dood geworden. Het onvermogen van het politieke en economische systeem om de meest elementaire behoeften van de massa’s op korte termijn te verzekeren, is een recept voor de voortzetting en de groei van de protesten.
Een teken van wat komt?
Hoewel het Libanese protest specifiek is, onder meer omdat de economie van Libanon vorig jaar al een ernstige crisis heeft doorgemaakt, zijn de acties momenteel wellicht een voorbode van wat ook elders zal gebeuren. Voor het uitbreken van de pandemie werd er al een ernstige wereldwijde economische crisis verwacht. De ontwikkelingen in Libanon lopen wellicht slechts een beetje vooruit op de algemene trend, en er zijn al honderden betogers op straat verschenen in het naburige Irak.
De pandemie en de maatregelen die zijn genomen om de pandemie in te dammen, leggen in Libanon, net als elders, alle bestaande tegenstrijdigheden bloot. De wereld is uit de crisis van 2008-2009 gekomen met een enorme toename van de schuldenlast. De schulden zullen met de huidige crisis nog verder oplopen. Ook de kwestie van de kapitaalvlucht, een belangrijk ingrediënt van het Libanese drama, wordt in de hele neokoloniale wereld scherp in de verf gezet. Tot nu toe is de kapitaalvlucht uit ‘opkomende economieën’ al vier keer zo groot als in de crisis van 2008-2009. Bovendien is de Libanese staat bij lange na niet de enige die mogelijk failliet zal gaan.
Terwijl de algemene wereldwijde tendens in de volgende periode er één is van deflatie, als gevolg van de daling van de vraag in onder meer sectoren als het toerisme en de dienstensector, kunnen in landen als Libanon, als gevolg van valutadevaluaties, inflatie en zelfs hyperinflatie de ontevredenheid dramatisch aanwakkeren.
Naast Libanon zullen de economieën van landen als Jordanië en Egypte waarschijnlijk ook te lijden hebben onder een daling van geld dat vanuit de Golfstaten wordt teruggestuurd. Het probleem gaat veel verder dan de beschikbaarheid van oliedollars. Aangezien migrerende werknemers doorgaans kwetsbaarder zijn voor het verlies van werkgelegenheid of lonen, zal een daling van dergelijke financiële steun een wereldwijd probleem zijn. De Wereldbank voorspelt een daling van 19,7% in de stortingen naar lage- en middeninkomenslanden in 2020, de scherpste daling in de recente geschiedenis.
Libanon is ook verre van uitzonderlijk als het gaat om de economische kwetsbaarheid van zijn bevolking voor lockdownmaatregelen. De Internationale Arbeidsorganisatie meldde in 2018 dat twee miljard mensen, oftewel 61% van de werkende bevolking wereldwijd, in de informele economie werken. Zelfs in de formele economie zijn jobs vaak onzeker en zijn werkloosheidsuitkeringen verre van gegarandeerd. Het deed de Verenigde Naties waarschuwen dat hongersnood van “bijbelse proporties” ertoe kan leiden dat honderden miljoenen mensen binnenkort in opstand komen tegen het schrikbeeld van de honger.
Politieke taken
Het is dringend noodzakelijk om onafhankelijke organisaties van de arbeidersklasse op te bouwen, waaronder onafhankelijke, strijdbare vakbonden, zodat de arbeidersklasse de leidende rol in de beweging op zich kan nemen. Dit is van cruciaal belang om te voorkomen dat er opnieuw sectaire verdeeldheid onder de massa’s ontstaat.
De arbeidersklasse heeft ook een eigen politieke organisatie nodig, met een revolutionaire socialistische visie. De rampzalige situatie in Libanon toont aan dat hervorming van het huidige systeem geen optie is. Er is zelfs geen ruimte meer voor beperkte sociale vooruitgang.
Werkende mensen en de onderdrukte massa’s moeten zich organiseren op hun werkplek en in hun buurt. Democratisch gekozen comités die op deze basis zijn gevormd, zijn nodig om ervoor te zorgen dat de basisbehoeften van de mensen, zoals voedsel en gezondheid, worden vervuld en om de prijzen te beheersen.
All middelen en het werk moeten daartoe worden georganiseerd.
De coördinatie van deze comités zou de basis kunnen vormen voor een revolutionaire grondwetgevende vergadering die het huidige sectaire en corrupte politieke systeem moet vervangen en de banken, natuurlijke grondstoffen en productiemiddelen overneemt als onderdeel van een democratisch geleide planeconomie, een socialistische economie, zodat in de behoeften van de gewone mensen wordt voorzien.
Zowel de economische crisis als de pandemie zijn mondiaal, ze vragen om een internationaal antwoord. De arbeidersklasse en de onderdrukten in Libanon zouden ongetwijfeld een enorme solidariteit krijgen als ze daartoe een oproep doen aan hun broeders en zusters in het Midden-Oosten en de rest van de wereld. Dat is belangrijk: een oplossing van de economische problemen is niet mogelijk als enkel Libanon een geplande economie zou kennen. Het is dan ook van cruciaal belang dat er banden worden gesmeed met de arbeidersbeweging in de hele regio, zodat een socialistisch Libanon deel kan uitmaken van een bredere democratische socialistische federatie van het Midden-Oosten.
-
Coronacrisis in Gaza. Pandemie tegen achtergrond van belegering, armoede en overbevolking

Desinfectie in Gaza. Foto: Activestills.org Er zijn noodmaatregelen nodig om de blokkade van de Gazastrook op te heffen, zodat alle noodzakelijke medische apparatuur en hulp kan worden geleverd. De 13 jaar durende blokkade van twee miljoen Palestijnen in de dichtstbevolkte plaats ter wereld moet meteen worden gestopt!
Artikel door Uri Bar-Shalom Agmon en Shahar Benhorin, Socialistische Strijdbeweging (onze zusterorganisatie in Israël-Palestina)
Het was slechts een kwestie van tijd voordat de Corona-pandemie de Gazastrook bereikte. De militaire blokkade heeft de verspreiding van het virus aanvankelijk tegengehouden, maar dreigt nu de crisis ernstig te verergeren. Op 21 maart werden de eerste besmette gevallen bevestigd en op het moment van schrijven zijn er meer dan tien bevestigde gevallen. Dit lage cijfer is echter in grote mate te wijten aan een zeer laag aantal tests. Het is bijna zeker dat het werkelijke cijfer aanzienlijk hoger ligt.
Hoewel de scholen sinds 6 maart zijn gesloten zoals in de enclaves van de Palestijnse Autoriteit op de bezette Westelijke Jordaanoever, zijn er pas na de bevestiging van de eerste gevallen uitgebreide maatregelen genomen om de economie en de moskeeën te sluiten en grootschalige isolatiemaatregelen te bevorderen. Nu is het voor iedereen duidelijk dat er een ernstig gevaar bestaat dat COVID-19 zich verspreidt.
Meer dan twee miljoen mensen leven in de Gazastrook, in omstandigheden van ondraaglijke overbevolking, waarbij de helft van de bevolking onder de armoedegrens leeft en ongeveer 90% van de huishoudens geen toegang heeft tot schoon water. De infrastructuur voor rioolwaterzuivering functioneert niet en er is ook een groot tekort aan ontsmettende alcohol.
Met slechts 45-70 bedden op de intensive care, slechts 60-120 medische beademingstoestellen, een tekort aan medisch personeel en 45% aan noodzakelijke medicijnen in ‘normale’ tijden – zal het gezondheidssysteem op de Gazastrook zal snel instorten wanneer het virus breed verspreid geraakt. Door de voortdurende belegering beperkt het Netanyahu-regime de levering van medicijnen, geavanceerde medische apparatuur en vervangende onderdelen, en beperkt het de beweging van artsen, zelfs als het gaat om professionele training. Omdat de elektriciteit beperkt is tot een paar uur per dag, zijn ziekenhuizen afhankelijk van particuliere donaties om brandstof te kopen voor generatoren om te kunnen blijven functioneren!
Slechts één labo in de Gazastrook voert tests uit voor het Coronavirus (SARS-CoV-2), het gebrek aan testkits is zorgwekkend. Tot nu toe zijn er minder dan 1.000 tests afgerond, wat neerkomt op ongeveer 0,05% van de bevolking. De VN heeft 1.000 testkits geleverd en Israël nog eens 200. China heeft nog eens 10.000 kits naar de Palestijnse Autoriteit gestuurd, maar het is nog onduidelijk hoeveel daarvan Gaza zullen bereiken en hoe. Deze aantallen zijn bij lange na niet voldoende om het aantal besmettingen in kaart te brengen om een snelle verspreiding te voorkomen.
Israëlische zakenlieden maken winst op productie van Palestijnse mondmaskers
Naast de angst die voortvloeit uit een ineenstorting van het gezondheidsstelsel, verergert de Corona-crisis de reeds ernstige economische crisis in de Gazastrook. Raed Shikshak, een literatuurstudent uit Gaza, vertelde op de Hebreeuwse website BorderGone.com over wat de verwachte economische gevolgen van de crisis zullen zijn, wanneer de jeugdwerkloosheid al tot 70% is gestegen: “Corona zal ook mijn familie vernietigen. Mijn oudere broers zullen stoppen met werken. En zoals de meeste mensen hier hebben we geen spaargeld. Om nog maar te zwijgen van het feit dat onze regering door de Israëlische blokkade, die de economie heeft verwoest, niet in staat zal zijn om uitgebreide compensaties en hulp aan de werklozen te bieden zoals de Amerikaanse en Europese regeringen van plan zijn.”
Door het tekort aan ziekenhuizen, en als onderdeel van de inspanningen om infecties te voorkomen, is in Rafah een veldhospitaal opgezet en zijn de UNRWA-scholen (VN-hulporganisatie voor Palestijnse vluchtelingen) omgebouwd tot klinieken voor respiratoire patiënten die mogelijk positief getest worden. “De schoolbibliotheek is omgebouwd tot een apotheek, de klaslokalen tot ruimten voor medisch onderzoek en behandeling,” zo werd de situatie aan Al Monitor beschreven door Amer Joda, die in een wachtrij wachtte op een behandeling met zijn zoon in een van de geïmproviseerde klinieken. Tegelijkertijd is UNRWA begonnen met het leveren van voedselhulp aan gezinnen in nood.
Geconfronteerd met het tekort aan basisuitrusting is er snel een productielijn voor alco-gel opgericht en zijn de textielfabrieken omgebouwd om beschermend materiaal voor medisch personeel te produceren. Daarnaast is de kledingfabriek ‘Unipal 2000’ overgegaan op de productie van 20.000 gezichtsmaskers per dag – die allemaal om de paar dagen naar Israël worden geëxporteerd en vervolgens via Israëlische zakenlieden op de particuliere markt worden verkocht, ondanks het feit dat de plaatselijke Hamas-administratie heeft geëist dat alle exporten worden vermeden tot de plaatselijke behoeften zijn ingelost. De eigenaar van de fabriek verklaarde echter dat de achtergrond van crisis maakt dat “mensen zoeken waar ze geld kunnen verdienen. Velen van hen [Israëlische zakenlieden] kijken in deze richting en bestellen de maskers bij ons.” (ynet, 1 april). De eigenaar van een andere textielfabriek werd geciteerd door Xinhua News Agency en beweerde dat “Israëlische bedrijven ons het doek stuurden om medische maskers voor hen te produceren. Ze hebben miljoenen maskers nodig, en we willen drie miljoen maskers produceren.”
Met andere woorden, zakenmensen zijn op zoek naar een kans om winst te halen uit de dringende behoefte van medisch personeel en miljoenen inwoners aan maskers, en tegelijkertijd betekent het winstmotief dat de eigenaars van de textielfabrieken drijft dat de dringende behoeften van de bewoners op de Gazastrook niet worden aangepakt.
Aan beide zijden van de Groene Lijn vereist de situatie dat de productie van alle noodzakelijke apparatuur voor de bestrijding van de ziekte in publieke handen is, niet gericht op winst, en onder democratisch toezicht van de werknemers, artsen en organisaties van verplegend personeel. Winstbejag op mondmaskers, terwijl zelfs ziekenhuizen tekorten hebben, moet worden verboden.
Produceer medische beademingstoestellen, geen bommen
De kapitalistische regering in Israël, die het Israëlische gezondheidsstelsel van middelen heeft beroofd, is ook verantwoordelijk voor de belegering dat de inwoners van de Gazastrook verstikt. Die blokkade heeft het gezondheidsstelsel ernstig heeft geschaad en het is een obstakel voor het bestrijden van de pandemie die zich over de grenzen heen verspreidt.
Er wordt gevreesd voor een scenario waarin meer patiënten moeten beademd worden dan dat er apparaten beschikbaar zijn. Ynet haalde een hoge Israëlische ambtenaar aan die stelde: “Israël zal geen Corona-patiënten uit de Gazastrook opnemen. We zullen Corona niet importeren.” Andere bronnen van het establishment stelden dat er in een later stadium meer testkits en apparatuur zullen worden geleverd, omdat er bezorgdheid bestaat onder het Israëlische establishment voor de gevolgen van een hevige zorgcrisis die uit de hand kan lopen. Voorlopig wordt verwacht dat de infecties exponentieel zullen toenemen en dat de massale morbiditeit binnen vrij korte tijd kan optreden.
Het rechtse Israëlische regime gaf er de voorkeur aan om miljarden te investeren in de ontwikkeling van meer dodelijke wapens ten behoeve van “het beheer van het conflict”, in plaats van in levensreddende medische apparatuur zoals beademingsapparaten en bedden op de intensive care. Als het virus zich zodanig verspreidt dat er tegelijkertijd een tekort is aan beademingsapparaten in Israël en de bezette Palestijnse gebieden, bestaat er een duidelijk gevaar dat de Israëlische regering zelfs zal proberen te voorkomen dat er beademingsapparaten worden geleverd aan de Gazastrook, onder het voorwendsel dat dit ten koste gaat van Israëlische ziekenhuizen.
Nu het virus er al is, moeten de productielijnen in Israël, ook in de wapenindustrie, onmiddellijk worden omgebouwd voor de snelle en massale productie van beademingsapparaten en andere noodzakelijke medische apparatuur om te voldoen aan de behoeften aan beide zijden van de Groene Lijn. De Israëlische regering is al aangespoord om de productie in een satelliet- en raketfabriek van Israel Aerospace Industries om te schakelen voor de productie van beademingsapparaten. Om in de algemene medische behoeften te voorzien, moeten hele fabrieken worden omgebouwd, op grote schaal en onder democratisch toezicht, onder meer door personeel van de zorgsector.
Om een catastrofe te voorkomen, moeten alle beperkingen op de levering van medische apparatuur aan de Gazastrook worden afgeschaft, evenals de beperkingen op benzine, bouwmaterialen, voedsel en goederen in het algemeen, zodat de bewoners zich zo goed mogelijk kunnen voorbereiden op de dreiging van het Coronavirus.
Gevaar van militaire escalatie
Bij de recente parlementsverkiezingen van 2 maart herhaalde Netanyahu, net als bij de vorige verkiezingen in september, zijn dreigement van een nieuwe oorlog tegen Gaza, een “Moeder van alle Operaties” – dat wil zeggen: een nieuwe oorlog tegen de Palestijnen met duizenden doden, massale vernielingen en een verdere verslechtering van het nationale conflict. Zelfs nu de Corona-crisis in volle gang is, zijn er de laatste weken meer gevallen geweest van Israëlische bombardementen in de strook, evenals van het lukraak afvuren van projectielen op Israël door rechtse gewapende organisaties in de Gazastrook.
De leider van Hamas, Yahya Sinwar, deed in een interview met het Al-Aqsa kanaal een beroep op de Israëlische minister van Defensie en zei: “Ik zal tegen [de minister] Naftali Bennet zeggen, dat als we vinden dat Corona-patiënten in de Gazastrook niet kunnen ademen, we de ademhaling van 6 miljoen Zionisten zullen afsnijden en we alles zullen nemen wat we van u als [maffia] ‘bescherming’ zouden willen.” Sinwar, net als Netanyahu, wendt zich tot dreigende oorlogsretoriek om de aandacht af te leiden van het onvermogen van een rechtse en pro-kapitalistische regering om echt de meest elementaire zorgen van gewone mensen aan te pakken.
De fundamentele belangen van werkende en arme mensen aan beide zijden van de nationale scheidslijn en het hek omvatten de noodzaak om een effectieve strijd tegen de pandemie te garanderen, de bescherming van een waardig leven, en het voorkomen van elke militaire escalatie. Virussen erkennen geen grenzen en COVID-19 is een wereldwijde epidemie. Grensoverschrijdende solidariteit is van vitaal belang voor de organisaties van artsen, verpleegkundigen en werknemers om een effectieve bestrijding van het probleem te garanderen. Een echte, effectieve strijd kan alleen plaatsvinden op een gelijkwaardige basis.
Arbeidersorganisaties, medisch personeel en organisaties van gewone mensen kunnen en zouden moeten ingrijpen en een effectieve strijd tegen de crisis voeren, met inbegrip van de eis van massale tests, de volledige levering van medische apparatuur en middelen voor desinfectie en bescherming tegen het virus; het voorkomen van looninhoudingen en het garanderen van een inkomensniveau dat een waardig leven voor iedereen tijdens deze crisis mogelijk maakt; het democratisch toezicht op handhavingsmaatregelen; en het volledig delen van middelen en informatie tussen de gezondheidsstelsels.
Vooral nu, om deze Corona-crisis met zo min mogelijk slachtoffers te doorstaan, moeten we samen strijden, gewone mensen, Joden en Arabieren, Israëliërs en Palestijnen.
De artsen-, verpleegsters- en arbeidersorganisaties in het algemeen in Israël moeten nauw samenwerken met hun Palestijnse collega’s en eisen dat de Israëlische regering de levering van alle noodzakelijke apparatuur aan de inwoners van Gaza toelaat en beperkingen op de levering van goederen opheft, als onderdeel van een strijd voor een alternatief van de werkende bevolking op een realiteit van ‘verdeel en heers’, bezetting, belegering en bloedig conflict.
-
Video. Betoging in Tel Aviv tegen het plan van Trump voor Israël en Palestina

Nee tegen de bezetting! Nee tegen Trump’s plan! Vecht voor echte vrede, gelijkheid en socialisme!
In de video hieronder legt Yasmin uit waarom de Socialistische Strijdbeweging zaterdag in Tel Aviv aanwezig was op een betoging tegen het plan van Trump.
“Ik ben Yasmin, van de Socialistische Strijdbeweging. We betogen tegen het plan van Trump. Het is geen vredesplan, het is een oorlogsplan. Een oorlog tegen het recht van het Palestijnse volk op een onafhankelijke staat, tegen het recht op een hoofdstad in Jeruzalem en tegen de rechten van de vluchtelingen.
“Dit plan is gevaarlijk voor ons allemaal, Arabieren en Joden, Palestijnen en Israëli’s. Netanyahu’s wapens en Trump’s beleid zullen leiden tot meer oorlogen en bloedvergieten.
“Om echte vrede en veiligheid te bereiken, moeten we vechten. Strijd tegen de bezetting, tegen de belegering van Gaza, tegen onderdrukking en discriminatie. Onze partners in deze strijd zijn de arbeiders en de armen van Nabloes, Jenin en Gaza, niet de Israëlische generaals of kapitalisten.
“We willen geen nieuw Oslo-akkoord, we willen echte vrede, en echte vrede betekent volledige economische, politieke en nationale gelijkheid. Daarom is onze strijd verbonden met de strijd voor een socialistische transformatie van de samenleving, voor een onafhankelijk en socialistisch Palestina naast een socialistisch Israël, in het kader van een socialistische confederatie van het Midden-Oosten.”