Op maandag 21 februari was er de 11de dag van massale strijd in Jemen. De beweging wordt groter en is steeds meer eengemaakt. Vrijdag 18 februari werd uitgeroepen tot “startdag” doorheen het land. Daarmee wordt bedoeld dat de beweging niet zal stoppen tot president Ali Abdullah Saleh en zijn regime zijn verdwenen.
Op 17 februari hebben alle ex-leiders van het zuiden van Jemen de “zuidelijke beweging” opgeroepen om zich bij het protest aan te sluiten in de oproep om het regime neer te halen. De beweging groeide hierna snel aan in Aden. Tijdens de eerste dagen van protest was dit nog anders. Dan waren er in Aden twee massabetogingen met een afzonderlijke betoging van diegenen die opkomen voor het zelfbeschikkingsrecht van het zuiden. De groeiende eenheid in de protestbeweging bleek onder meer uit de toespraak van een soldaat in de hoofdstad Sanaa. De soldaat had zich bij de beweging aangesloten en sprak op maandag een massabijeenkomst toe: “Ik zal niet meer dienen onder een regime dat ons doet vechten in een zinloze oorlog met zes burgeroorlogen op zes jaar tijd. Mijn broeders in het leger staan klaar om zich bij jullie te voegen.”
In Taiz, de derde grootste stad van Jemen, waren er zowat 10.000 betogers die op het Vrijheidsplein zijn gebleven en daar dag en nacht actie voeren. Ze doen dit intussen al elf dagen. Op zaterdag zijn de actievoerders in Taiz aangevallen vanuit een wagen van de gouverneur. Dat is een rijke zakenman en een parlementslid van de partij van president Saleh. Na de aanval organiseerden duizenden actievoerders zich in verdedigingscomités.
In Aden vielen er op 16 februari twee doden, 18 gewonden en honderden mensen werden opgepakt. Dat was een poging om de beweging de kop in te drukken. Er werden gewapende voertuigen en tanks de stad in gestuurd om controleposten op te zetten. Ondanks de repressie op woensdag, was er op vrijdag toch opnieuw een grote actie na het vrijdaggebed. Dat ging de hele nacht door. Op zaterdag was de blokkade van de stad door het leger compleet. Niemand kon nog in of uit de stad.
In Shiehk Othman, een voorstad van Aden, kwam de bevolking in opstand. Twee gemeenteraadsleden namen ontslag om zich bij de beweging aan te sluiten. Een politiekantoor en een lokaal kantoor van de partij van de president gingen in vlammen op. Het leger reageerde hard, families werden uit hun huizen gezet en werden als menselijke schilden gebruikt. Er werden scherpschutters ingezet die op de betogers schoten. Daarbij kwamen vier mensen op. Journalisten worden niet toegelaten tot de ziekenhuizen van Aden waardoor het aantal gewonden onbekend is.
Op dezelfde avond organiseerde de partij van de president een “festival van de loyaliteit” in Sanaa. Er waren eerst een aantal propagandisten die spraken en daarna volgde een toespraak van de president. Die had niet echt als bedoeling om de steun van de bevolking te krijgen. Hij verontschuldigde zich voor de doden in Aden en in Taiz en voor de student die omkwam in Sanaa. Vervolgens beloofde de president “fundamentele verandering”. Hij stelde: “We moeten dit oplossen doorheen een grondwettelijke dialoog”, waarmee hij bedoelt dat hij de protestbeweging onder controle wil krijgen door de discussie in het parlement te voeren in de plaats van op straat. De bevolking antwoordde op de betoging met de stelling dat het lijkt alsof de president “van de bevolking wil af geraken”.
De enorme sterkte van deze groeiende beweging wordt duidelijk als we kijken naar de standpunten van de moslimleiders. Tijdens de eerste dagen van het protest verklaarden die nog dat de actievoerders in de hel zouden terechtkomen. Nu zeggen ze dat diegenen die de vreedzame betogers aanvallen naar de hel zullen gaan. Burgerlijke leiders passen zich ook aan en proberen een positie uit te bouwen door voedsel en tenten aan de betogers te bezorgen via allerhande NGO’s. Dergelijke burgerlijke figuren proberen wel een voet in beide kampen te behouden, ze zijn niet zeker van het uiteindelijke resultaat van de straat. Hussein al-Ahmar, een gekende stammenleider, stelde dat hij de actievoerders wel wil beschermen, maar enkel indien de regering de veiligheid van de actievoerders niet kan garanderen.
De beweging in Jemen wordt verder aangevuurd door het nieuws van de protestacties in Bahrein, Oman en Djibouti. Er is echter ook de vrees voor een actieve rol van Saoedi-Arabië en de VS. De beweging blijft groeien, intussen zijn er acties in alle 22 de provincies. Het regime staat aan de afgrond en kan ineenstorten. Het is echter noodzakelijk om de massa’s te organiseren met duidelijke standpunten over de strijd tegen feodalisme, kapitalisme en imperialisme. Er kunnen heel wat lessen worden getrokken uit Tunesië en Egypte, waar de arbeidersklasse een beslissende rol speelde in het omverwerpen van de dictators. Maar er kunnen ook lessen worden getrokken over het gevaar van contra-revolutie en de rol van “oppositieleiders” die de beweging op een zijspoor zetten. Er is dringend nood aan een massapartij van de werkenden en de armen om de macht te nemen en de democratische en sociale eisen in te vullen.
Lees ook:
> Jemen. Armsten onder de armen komen in beweging (15 februari)