Libië. Massabeweging botst op harde repressie

De opstand van de Libische massa’s botst momenteel op een harde repressie. De reactie van het regime is ongekend in de golf van revolutionaire opstanden die momenteel plaats vindt in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Het overleven van het regime is nochtans allesbehalve zeker. Het oosten van het land staat niet langer onder de controle van Khadaffi en ook in het westen zijn vele steden en dorpen al gevallen. Het leger heeft zich in grote delen van het land ofwel terug getrokken of is aangesloten bij de opstand.

Artikel door Christian (Leuven)

De ontbinding van het staatsapparaat blijkt ook uit het vertrek van tal van diplomaten en andere figuren die dicht bij de macht stonden. Er zijn ook ministers vertrokken en zelfs het hoofd van het protocol van de dictator heeft eieren voor zijn geld gekozen. Deze individuen verklaren nu plots dat ze zich distantiëren van het verschrikkelijke geweld. Wellicht hopen ze vooral om het eigen vel te redden en ook om hun carrière te kunnen voortzetten. In Tunesië en Egypte zien we immers hoe de ‘nieuwe’ regimes nog steeds worden gedomineerd door figuren uit de kliek rond het oude regime.

De Westerse leiders hebben zich ook uitgesproken tegen de dictatuur van Khadaffi, die net terug in de armen van de imperialisten was gesloten als betrouwbare partner met wie uitstekende zaken kunnen worden gedaan. De afgelopen maanden was er geen enkel bezorgdheid om het dictatoriale karakter van het regime van Khadaffi. De hypocrisie van de Westerse leiders is enorm. Sommigen, zoals Berlusconi, hadden zelfs heel wat tijd nodig om zich neer te leggen bij het ineenstorten van het bevriende regime. Italië heeft als imperialistisch land overigens het meeste te verliezen bij de huidige ontwikkelingen. Het land heeft belangrijke belangen in de Libische oliesector, maar kan bovendien ook geconfronteerd worden met een golf van politieke en economische vluchtelingen uit Libië. Sommigen schatten dat er tot 300.000 vluchtelingen zullen zijn. Bovendien kan worden aangenomen dat Berlusconi gezien zijn eigen positie wel sympathie heeft met autoritaire leiders die hun land leegplunderen.

Jammer genoeg moeten de vrienden van Khadaffi niet enkel bij de heersende klassen van de imperialistische landen worden gezocht. Een deel van de linkerzijde in Latijns-Amerika heeft de fout gemaakt om een zekere steun aan Khadaffi te verlenen. Dat heeft te maken met de geschiedenis van de dekolonisatie en het karakter van de linkse regimes in Latijns-Amerika. In de strijd voor de dekolonisatie en tot aan de ineenstorting van het stalinisme in de Sovjetunie deden verschillende burgerlijke regimes in de neokoloniale landen beroep op termen als socialisme en werd onder druk van een radicalisering overgegaan tot de nationalisatie van delen van de economie.

Dat was ook het geval onder Habib Bourguiba, de voorganger van Ben Ali in Tunesië. Dat is de basis waarop de RCD, de oude partij van zowel Bourguiba als Ben Ali, nog steeds deel uitmaakte van de zogenaamde ‘Tweede Internationale’ dat de sociaal-democratische partijen groepeert. Dit heeft het regime uiteraard niet gehinderd in het voeren van een neoliberaal beleid. De sociaal-democraten in de Westerse landen hebben overigens hetzelfde gedaan. Een kleine kliek rond de president heeft zich enorm verrijkt en alle macht naar zich toe getrokken.

Het Tunesische regime stond steeds erg dicht bij de imperialistische machten. Khadaffi daarentegen heeft lange tijd geprobeerd om de rol van anti-imperialistische leider te spelen. In de jaren 1970 baseerde hij zich op het Panarabische socialisme en ging hij over tot de nationalisatie van de oliesector, de belangrijkste bron van rijkdom in het land. In de eerste jaren van zijn regime probeerde hij de bonapartistische politiek van Nasser in Egypte te kopiëren. Nasser was het grote voorbeeld voor Khadaffi. Hij verborg zich achter een anti-imperialistische politiek om de macht in eigen land volledig naar zich toe te trekken. Khadaffi aarzelde daarbij ook niet om terreuraanslagen en militaire avonturen in Afrika te ondersteunen. Dat leidde tot een isolement en economische sancties, waarop het regime tot een verzoening met het imperialisme probeerde te komen. De ergste avonturen werden achterwege gelaten in ruil voor buitenlandse investeringen. Het zorgde er meteen voor dat de internationale burgerij de Libische elite omarmde, deze banden waren immers nuttig om de eigen zakken te vullen met de Libische oliewinsten.

De sympathie van linkse regimes in Latijns-Amerika voor de Libische dictator kan de steun voor socialistische ideeën discrediteren. Het Libische regime zet huurlingen en luchtaanvallen in tegen de eigen bevolking. Er werd even een gerucht verspreid dat Khadaffi naar Venezuela zou zijn gevlucht. Dat werd snel ontkend, maar het maakte meteen duidelijk hoe de internationale allianties van Chavez gemakkelijk kunnen worden gebruikt door het imperialisme en de burgerlijke propaganda om het Venezolaanse regime te discrediteren.

De Venezolaanse regering heeft het geweld in Libië veroordeeld, maar het bleef een ambigue opstelling. Chavez stelde op Twitter: “Leve Libië en zijn onafhankelijkheid. Khadaffi geconfronteerd met burgeroorlog”. Dat laat ruimte voor steun aan het regime van Khadaffi. Wij hebben eerder al kritiek gegeven op de banden tussen Chavez en reactionaire dictators zoals Ahmadinejad en Khadaffi. (zie bijvoorbeeld dit uitgebreide artikel uit 2009). Marxisten vertrekken niet van de redenering dat “de vijand van mijn vijand mijn vriend” is. Wij vertrekken steeds van de belangen van de arbeidersklasse en de arme boeren.

Steun verlenen aan dictators die beweren ‘anti-imperialistisch’ te zijn maar intussen een dictatoriaal regime in eigen land voeren, is verraad plegen aan de belangen van de arbeidersklasse. Het is in die zin niet verrassend dat Ortega (nadat hij weigerde in de revolutionaire beweging in Nicaragua tot de logische conclusies te gaan en vervolgens terugkeerde als democratisch verkozen neoliberale politicus met een zacht-linkse retoriek) al verklaarde dat hij Khadaffi tot op het einde zal blijven steunen in de “grote strijd” die hij voert voor zijn land. Fidel Castro heeft opgeroepen om niet te snel te oordelen over Khadaffi en suggereerde dat de VS op ieder moment Libië kan binnenvallen. Dit standpunt komt voort uit een poging om op internationaal vlak eerder pragmatische standpunten in te nemen in de plaats van te vertrekken vanuit een revolutionair socialistisch standpunt. Dat was overigens ook de reden voor het stilzwijgen van Castro bij het bloedbad in Praag in 1968 of het bloedbad tegen de Mexicaanse studenten in 1968 in Tlatelolco.

Het regime van Khadaffi hangt in de touwen, maar de situatie in het land blijft onzeker. Het is moeilijker om een volledig beeld op de situatie te krijgen door de zwakke positie van de georganiseerde arbeidersbeweging en het feit dat er amper journalisten aanwezig zijn. De rol van de arbeidersklasse in de Libische opstand is moeilijk in te schatten. Het lijkt er op dat de economische activiteit in Tripoli grotendeels plat ligt, niet zozeer door stakingsacties maar wel omdat niemand nog durft buiten te komen. In het oosten van het land zijn er comités opgezet om de situatie te beheersen, maar het is onduidelijk hoe deze comités zijn samengesteld en welke politieke programma’s er naar voor worden gebracht.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop