Your cart is currently empty!
Category: Midden-Oosten en Noord-Afrika
-
Israël/Palestina. De strijd tegen bezetting, onderdrukking en armoede
Met een escalatie van militaire aanvallen en staatsrepressie tegen de Palestijnen, beantwoord door moedige protesten, en tegelijkertijd een massabeweging tegen het gerechtelijke plan van de uiterst rechtse regering in de afgelopen maanden, is het Israëlische kapitalisme in de greep van een historische politieke crisis. We spraken met Nof, die actief was bij de Socialistische Strijdbeweging (ISA in Israël-Palestina) voordat ze naar Europa verhuisde. Nof sprak op Socialisme 2023 over de massabeweging tegen de regering-Netanyahu.
Interview door Fabian (Gent) uit maandblad De Linkse Socialist
Video’s van een brute politie-inval in de Al-Aqsa moskee in Jeruzalem begin april gingen viraal. Dit werd gevolgd door een enorme escalatie van geweld. Wat is de situatie nu?
“De video’s toonden hoe politie-agenten tijdens de Ramadan gelovigen brutaal in elkaar sloegen. Er waren meer dan 200 gewonden en 400 arrestaties. Dit leidde tot protest in de hele regio, ook in Turkije en Jordanië. Hierna volgde nog een politie-aanval. Als reactie daarop werden raketten afgevuurd vanuit Libanon en Gaza, wat dan weer beantwoord werd met zware bombardementen door het Israëlische leger. Het is nog niet geëscaleerd tot een nieuwe oorlog, maar de situatie blijft erg instabiel. Daarnaast zijn er bijna dagelijkse invallen van het Israëlische leger in de Westelijke Jordaanoever, waarbij alleen al dit jaar 95 Palestijnen werden gedood.”
“Het is geen teken van sterkte, maar van de diepe crisis van het kapitalistische bezettingsregime van Israël. De regering en het leger voeren de militaire aanvallen en repressie op als preventieve maatregel tegen de volksmobilisatie onder de Palestijnen tegen het bezettingsregime. Twee weken na de vorming van de meest reactionaire regering uit de geschiedenis van Israël ontstond de grootste protestbeweging in de Israëlische samenleving sinds 2011. Er waren 250.000 tot 300.000 betogers op een bevolking van 9 miljoen. Amper een week voor de militaire escalatie was er een historische algemene staking tegen de regering-Netanyahu. De protestbeweging in Israël heeft tegenstrijdige kenmerken en doorbrak de nationale verdeeldheid nog niet, maar het toont de politieke impasse van het regime.”
Waar gaat die protestbeweging precies over?
“De regering wil een ‘gerechtelijke coup’ om de rechterlijke macht aan de regering te onderwerpen. Het plan omvat de benoeming van rechters van het Hooggerechtshof door de regering en een ‘opheffingsclausule’ die de regering in staat zou stellen om uitspraken van het Hooggerechtshof terzijde te schuiven.”
“Deze maatregelen zijn de aanleiding voor het protest, maar de redenen liggen ook dieper. Er is angst dat individuele vrijheden en democratische rechten worden afgenomen. In de begindagen van de regering stelde een minister dat er mogelijk een verbod op de Pride in Jeruzalem zou komen. Dat riep veel weerstand op en de minister moest aftreden. Maar er is een angst voor dwang en religieus fanatisme, onder meer met een wet die discriminatie op basis van religieuze redenen zou legaliseren. Een arts zou bijvoorbeeld kunnen weigeren om een patiënt te behandelen vanwege diens geloof.”
“Het gevaar van een extreemrechtse regering voor vrouwen- en LGBTQIA+rechten is voor veel mensen een reden om te protesteren. De regering werkt ook aan de uitbreiding van het gezag van religieuze rechtbanken, die nu al volledige zeggenschap hebben over het huwelijk en die het recht op echtscheiding kunnen verhinderen. Verder is er het probleem van de koopkracht dat meespeelt in de ontevredenheid over het politieke establishment.”
Netanyahu speelt sinds 1996 een centrale en vaak omstreden rol in het politieke leven. Hoe kwam hij terug aan de macht en wat is het karakter van zijn regering?
“In november 2022 waren er de vijfde verkiezingen op minder dan vier jaar. Een van de redenen hiervoor was het falen van de partij Likoed om een stabiele coalitie te vormen. De vorige regering was een coalitie van 8 partijen die varieerden van uiterst rechts tot zogenaamd ‘centrum-links’ en zelfs een islamitische Arabische partij. Die regering stelde zich voor als een ‘blok van verandering’, maar het was een brutale rechtse regering die niet ‘minder slecht’ was dan Netanyahu. Onder die regering waren er ook invallen in de Al Aqsa-moskee en werden de Israëlische koloniale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever verder uitgebreid. De prijsregulering van basisgoederen werd afgebouwd en de pensioenleeftijd voor vrouwen werd opgetrokken.”
“Het rampzalige beleid en de escalatie van nationalistische spanningen maakten de weg vrij voor een terugkeer van Netanyahu. Naast demagogie rond veiligheid en een populistische retoriek tegen de elite, beloofde Netanyahu de bevriezing van de gemeentebelasting en de prijzen van brandstof, water en elektriciteit. Hij beloofde gratis kinderopvang voor kinderen tot drie jaar. Desalniettemin steeg zijn stemmenaantal niet drastisch. Extreemrechts ging wel sterk vooruit. Netanyahu had aangedrongen op een gezamenlijke extreemrechtse lijst en beloofde hen belangrijke ministerfuncties. De afgelopen tien jaar haalde een versnipperd extreemrechts de kiesdrempel niet.”
“Netanyahu en zijn extreemrechtse bondgenoten haalden met minder dan 50% van de stemmen een krappe meerderheid in het parlement. Dit leidde tot meer repressie en autoritaire maatregelen. De protestbeweging tegen de regering toont echter dat de politieke crisis enkel verder escaleert. Geen van de kapitalistische partijen heeft immers antwoorden op de onderliggende problemen zoals koopkracht, de huizencrisis en het steeds verder escalerende nationale conflict, dat gevoed wordt door koloniale nederzettingen, bezetting, belegeringen en armoede.”
Wat is het karakter van de protestbeweging?
“De betogers vormen een erg heterogene mix. In steden als Haifa, Jeruzalem, Be’er sheva waren er de grootste protesten in hun geschiedenis. Er waren stakingen van studenten en scholieren. Zorgpersoneel hield protestbijeenkomsten. Werkenden zetten onafhankelijke organisaties op om het protest te ondersteunen. De druk van onderaf maakte dat Histadrut, de grootste vakbondsfederatie, tot een algemene staking opriep. Nochtans zijn politieke stakingen illegaal in Israël.”
“Het is veelzeggend dat een deel van de heersende klasse zich aansloot bij de oproep tot protest. Voormalige generaals, traditionele politici en CEO’s van techbedrijven doen mee in een poging de beweging te kapen. Dit toont tegelijk de diepte van de politieke crisis en de verdeeldheid binnen de Israëlische staat. De belangrijkste zorg van deze laag is natuurlijk niet de democratie, maar wel de stabiliteit van het regime. De regeringsmaatregelen maken de banden met het Amerikaanse imperialisme immers moeilijker.”
“Enerzijds toont dit de verzwakte positie van de regering, anderzijds ook de zwakheden in de beweging die zich niet uitspreekt tegen de aanwezigheid van dergelijke figuren uit het establishment. Het gevestigde deel van de beweging probeert elk verzet tegen de bezetting het zwijgen op te leggen, terwijl op hetzelfde ogenblik honderden extreemrechtse kolonisten het dorp Huwara aanvielen. Toen de politie nadien betogers oppakte, riepen die naar de agenten: waar waren jullie in Huwara?”
“Onze kameraden in Israël-Palestina komen in het protest tussen met een socialistisch programma voor meer democratische rechten en met slogans als geen compromissen met aanvallen op vrouwen- en LGBTQI+rechten, geen compromissen met het vertrappelen van rechten, geen compromissen met de heerschappij van het kapitaal en met de bezetting.”
Was de staking een succes?
“Volgens Histadrut waren er meer dan een miljoen stakers. Na één dag staken kondigde Netanyahu ‘s avonds aan dat het plan voor de hervorming van het gerecht uitgesteld wordt tot de zomer. Hierna eindigde de staking. De plannen voor de vorming van een ‘nationale garde’ onder leiding van de ultranationalistische minister Ben Gvir – waarvan velen terecht verwachten dat het een privémilitie van extreemrechts wordt – werden echter niet afgeblazen.”
“Deze ongekende politieke staking moet navolging krijgen door de voorbereiding van een volgende. Veel betogers willen de strijd voortzetten totdat de plannen volledig opgeborgen worden. Ondanks beperkingen, had deze staking een grote impact op het bewustzijn van de werkenden en jongeren en toonde het de kracht van de georganiseerde arbeidersklasse.”
-
Tunesië. Neen aan het racistische beleid van president Saïed!
Gezamenlijke verklaring van Tayaar al’Amael al’Qaaedi en Militant-CI (ISA-groepen in Tunesië en Ivoorkust)
Op 21 februari stak de Tunesische president Kaïs Saïed in het openbaar een racistische tirade af tegen Afrikaanse mensen die van het zuiden van de Sahara komen. Hij riep op tot “dringende maatregelen” tegen hen en beschreef hen als een bron van “geweld, misdaad en onaanvaardbare daden.” Hij stelde dat “hordes” [‘jahafil’ in het Arabisch, een term voor sprinkhanen] migranten de “Arabische en islamitische identiteit” van Tunesië en het demografische evenwicht van het land bedreigen. Dit is een afspiegeling van de samenzweringstheorie van de ‘omvolking’ die door extreemrechtse krachten in Europa en Noord-Amerika wordt gebruikt om niet-witte mensen aan te vallen en te discrimineren. Onverwacht kreeg Saïed onmiddellijk bijval uit extreemrechtse kringen, die hem prezen als bondgenoot in hun campagne tegen migratie, zoals de Franse racistische demagoog Eric Zemmour.
Volgens officiële cijfers zijn er ongeveer 21.000 Afrikanen van ten zuiden van de Sahara in Tunesië, voornamelijk uit West-Afrikaanse landen als Ivoorkust, Mali, Kameroen en Guinee (hoewel dit zeker een onderschatting is). Sommigen zijn migranten zonder papieren, die vaak overleven door informeel te werken in uiterst precaire omstandigheden. Vanwege de nabijheid van de Italiaanse kust is Tunesië een belangrijke doorgangsroute voor degenen die genoeg geld proberen te verzamelen om de gevaarlijke reis naar ‘Fort Europa’ te riskeren. Maar er zijn ook veel Afrikanen uit subsahara-landen met een studentenvisum aan Tunesische universiteiten en met andere legale vergunningen.
De opruiende toespraak van de president heeft een aanzienlijke racistische reactie tegen hen allen uitgelokt – en ook tegen zwarte en donkerder Tunesiërs, die meestal afkomstig zijn uit de arme zuidelijke en binnenlandse regio’s en al lang worden gediscrimineerd. Reeds enkele weken voor de presidentiële verklaring had een golf van arrestaties door de politie en willekeurige aanhoudingen van mensen uit subsaharaans Afrika plaatsgevonden. De Unie van Ivorianen in Tunesië toonde aan dat tussen 10 en 15 februari ongeveer 300 mensen, vooral Ivorianen, door de politie werden opgepakt.
Sindsdien is de situatie echter verslechterd. In het hele land heeft zich een golf van gewelddadige aanvallen voorgedaan (vaak met de stilzwijgende goedkeuring, zo niet met de actieve betrokkenheid van de staatstroepen), waaronder verkrachtingen, steekpartijen bij daglicht en een moord op een zwarte Afrikaan in de centraal-oostelijke stad Sfax. Volgens Advocaten zonder Grenzen zijn sinds de toespraak van Saïed ongeveer 800 Afrikanen uit subsaharaans Afrika gearresteerd, waaronder enkele studenten met perfect legale verblijfsdocumenten. Hele gezinnen, waaronder jonge kinderen en zwangere vrouwen, zijn op straat gezet en uit hun huurhuis gezet of ze verloren hun job. Veel verhuurders en bazen scharen zich achter het nieuwe beleid en willen geen boetes of gevangenisstraffen riskeren voor het in dienst nemen of verhuren aan mensen afkomstig van subsharaans Afrika. Veel van deze uitgezette mensen leven nu op straat in Tunesië, nog meer blootgesteld aan fysieke aanvallen of intimidatie door de politie. Degenen die nog een dak boven hun hoofd hebben, leven onder voortdurende angst en een zelf opgelegde avondklok.
Honderden migranten uit subsaharaans Afrika zijn de afgelopen weken het land ontvlucht en nog veel meer hebben zich bij hun ambassades gemeld voor repatriëring. Vorige week verdronken veertien mensen in de Middellandse Zee, nu steeds meer van hen proberen het land met alle middelen te verlaten. De Tunesische kustwacht zei dat haar personeel in de nacht van woensdag op donderdag 435 migranten had gered, bijna allemaal afkomstig uit landen ten zuiden van de Sahara.
Zondebokken en verdeeldheid
De Tunesische economie bevindt zich in een ernstige crisis: de overheid staat op de rand van het faillissement, werknemers in de publieke sector worden regelmatig geconfronteerd met achterstallige loonbetalingen, de inflatie grenst aan 10%, de werkloosheid treft meer dan een kwart van de jongeren, de overheidsdiensten vallen uit en de tekorten aan essentiële goederen zoals suiker, koffie en melk nemen toe. Terwijl het regime van Kaïs Saïed steeds meer macht naar zich toetrekt en het hardhandig optreden tegen dissidenten uitbreidt, heeft het niets gedaan om deze problemen aan te pakken en is zijn populisme zo leeg gebleken als een opgedroogde put. Het is niet verwonderlijk dat de populariteit van Saïed is ingestort. Dit was duidelijk te zien tijdens de recente parlementsverkiezingen, die een historisch lage opkomst kenden, namelijk 8,8% en 11% voor respectievelijk de eerste en tweede ronde – ver verwijderd van de verpletterende overwinning van dezelfde Saïed in oktober 2019.
Nu zijn regering wanhopig op zoek is naar nieuwe leningen van het Internationaal Monetair Fonds die massale besparingen met zich meebrengen (snijden in voedselsubsidies, verdere privatisering van staatsbezittingen, besparen op overheidsuitgaven …) botst hij steeds meer op woede van de werkende klasse. Dit heeft de leiding van de vakbond UGTT (Algemene Unie van Tunesische Arbeiders) gedwongen om van een aanvankelijke kritische ondersteuning van het regime over te gaan naar een meer openlijke confrontatie, vooral nadat Saïed vorige maand de arrestatie van de algemeen secretaris van de vakbond van wegwerkers en de uitwijzing van een Europese topman van de vakbond had bevolen wegens “inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van Tunesië.”
De racistische retoriek van Saïed kan niet los worden gezien van deze bredere context: het is een regelrechte poging om een kwetsbaar segment van de bevolking tot zondebok te maken voor het falen van zijn eigen regime, en om de aandacht van werkende en arme mensen af te leiden van zijn rol als “hoofdarchitect” van de huidige sociale, economische en politieke catastrofe die het land doormaakt. Het is hypocriet dat een regering die samenspant met rijke buitenlandse schuldeisers en roofzuchtige instellingen om het land op droog zaad te zetten, tegelijk uithaalt naar arme mensen afkomstig van subsaharaans Afrika. Dit terwijl de president voortdurend het excuus van “buitenlandse complotten” gebruikt om tegenstanders te neutraliseren. Deze retoriek is duidelijk in tegenspraak met Saïdes eigen “pan-Afrikaanse” retoriek die hij bij andere gelegenheden hanteerde, zoals tijdens de top tussen de Europese Unie en de Afrikaanse Unie in februari 2022. Daar beweerde hij dat “Afrika aan de Afrikanen toebehoort.” Deze zig-zags tonen aan dat het door crisis geteisterde regime van Saïed wankelt als een dronken man zonder consistente beleidsdoelstellingen, en leunt op alles wat het kan vinden om zijn belangen van het moment te behartigen.
De stortvloed van racistisch geweld die door het staatshoofd wordt aangemoedigd, zal niets veranderen aan de neerwaartse spiraal van de levens- en arbeidsomstandigheden van de massa’s, noch aan het nijpende gebrek aan werk voor jongeren. Het tegendeel is het geval. Racisme is een instrument dat de solidariteit van de arbeidersklasse breekt en waarvan alleen de machtigen en de bezittende klasse kunnen profiteren. Door ons langs raciale lijnen te verdelen, verzwakt het racistische gif ons verzet tegen onze echte vijanden: de werkgevers en huisbazen die profiteren van migranten zonder papieren om hun winsten op te drijven, de regering die onze rechten met voeten treedt, en de imperialistische instellingen die voluit besparingen opleggen ondanks het feit dat dit beleid herhaaldelijk heeft gefaald en alleen maar meer werkloosheid, honger en ongelijkheid heeft opgeleverd.
Hypocriete reacties
Vandaag veinzen deze instellingen, zoals het IMF en de Wereldbank, verontwaardiging over de racistische verklaringen van de Tunesische president. Maar hun beleid, dat op grote schaal sociale verwoesting zaait, zowel in Tunesië als op het hele continent, maakt integraal deel uit van de cocktail van redenen die veen mensen uit subsaharaans Afrika ertoe dwingen elders een beter leven te zoeken. In Tunesië is dit hetzelfde beleid dat door de organisatie van tekorten de basis legt voor extreemrechtse ideeën en partijen, zoals de ‘Tunesische Nationalistische Partij’ waarvan de belangrijkste standpunten neerkomen op een complot om de bevolking van Noord-Afrika “zwart te maken” en te “koloniseren” door het werk van Tunesiërs af te pakken. De Nationalistische Partij voert een steeds luidere campagne om migranten zonder papieren het land uit te zetten. Sommige kopstukken van de partij verschenen de afgelopen maanden meermaals in het gezelschap van regeringsfunctionarissen.
Westerse ambassades en regeringen stelden zich over het algemeen terughoudend op ten aanzien van de racistische escalatie door het regime van Saïed. Dat is niet erg verrassend. De Europese Unie heeft lange tijd vertrouwd op Noord-Afrikaanse staten als buffer tegen migratie uit Sub-Sahara Afrika, en is daarom bereid de andere kant op te kijken – zoals ze de andere kant opkijken wanneer Marokkaanse grenswachten tientallen Afrikaanse migranten afslachten die de grens van Melilla probeerden over te steken, zoals vorig jaar gebeurde, of wanneer duizenden van hen in Libië routinematig worden gemarteld of tot slaaf gemaakt door brute milities. De Europese regeringen passen immers een soortgelijke racistische behandeling toe ten aanzien van ‘hun eigen’ vluchtelingen en gemeenschappen met een migratie-achtergrond. In Europa worden Tunesiërs zelf regelmatig racistisch gediscrimineerd, een fenomeen dat Saïed met zijn rechtse uitspraken mede legitimeert.
Het gaat echter verder dan het louter wegzien van de racistische repressie in Tunesië. Deze is immers nauw verbonden met en geïnspireerd door het Europees beleid van “externalisering” van de migratiecontrole. Met name Italië heeft daartoe opeenvolgende Tunesische regeringen grote financiële steun verleend. Alleen al tussen 2011 en 2022 heeft de Italiaanse staat Tunesië meer dan 47 miljoen euro toegekend voor grenscontrole, waarvan een groot deel is besteed aan het sturen van boten naar de Tunesische kustwacht.
De extreemrechtse regering van Giorgia Meloni die in oktober vorig jaar in Italië aan de macht kwam, heeft deze samenwerking versterkt. Op 27 februari feliciteerde de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken Antonio Tajani Saïed met zijn racistische actie. “De Italiaanse regering loopt voorop bij het ondersteunen van Tunesië bij de grenscontrole,” verklaarde hij. Twee dagen later had Meloni zelf een hartelijk gesprek met de Tunesische premier Najla Bouden, waarin zij bevestigde dat Italië “bereid is Tunesië financieel te blijven steunen, ook samen met de Europese Unie, door ook steun te verlenen aan internationale financiële instellingen.” Sindsdien heeft voorzitster Ursula von der Leyen van de Europese Commissie het Italiaanse migratiebeleid nadrukkelijk geprezen en meer steun toegezegd voor “migratiebeheerscapaciteiten” in Noord-Afrika – duidelijke aanwijzingen dat het racistische optreden van Kaïs Saïed geen anomalie is, maar past in een systematisch patroon van beleid dat door de Europese heersende klasse wordt gesteund.
Ondertussen probeert de regering in Ivoorkust deze crisis uit te buiten om zich voor te doen als ‘bekwame leiders’. Er is buitensporige aandacht voor de repatriëring van Ivorianen en regeringsverantwoordelijken brengen regelmatige gemediatiseerde bezoeken aan de centra waar deze mensen worden opgevangen. Zonder in te gaan op de redenen waarom deze mensen toevlucht zochten in Tunesië, werpt de regering van Ivoorkust zich op als de redder die “al het mogelijke doet opdat onze landgenoten kunnen terugkeren naar hun land.” Het Ministerie van Jeugdzaken beweerde dat het zorg draagt voor de geleidelijke professionele integratie van deze mensen, met een bedrag van 160.000 CFA-frank voor elk van hen. Natuurlijk staan wij volledig achter een waardige compensatie en overheidssteun voor al wie gerepatrieerd wordt – vooral omdat 80% van hen afkomstig is van het platteland waar zij al hun bezittingen hebben verkocht. Het is echter ironisch dat de regering plotseling in staat lijkt om werk te vinden voor mensen die aanvankelijk gedwongen waren Ivoorkust te verlaten omdat ze er geen hadden.
Bovendien gaan er nu stemmen op om Tunesiërs die in Ivoorkust wonen op te jagen en uit te zetten. Wij verzetten ons met klem tegen elke vorm van collectieve represailles tegen mensen waarvan sommigen juist vanwege het beleid van Saïed Tunesië zijn ontvlucht. De werkende massa’s en de armen van Ivoorkust hebben niets te winnen bij een beleid van “nationale voorkeur”, waarvoor zij in het verleden al een zware prijs hebben betaald.
Ook in Senegal, Mali en andere Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara zijn boycotcampagnes tegen Tunesische producten gestart. De woordvoerder van de Guinese handelaren kondigde op 2 maart de opschorting van de invoer van Tunesische goederen aan. Op de sociale media worden “zwarte lijsten” van Tunesische producten zoals couscous, dadels en olijfolie gedeeld. Hoewel veel mensen dergelijke consumentenboycots misschien steunen uit een oprecht gevoel dat er iets moet worden gedaan tegen het racistische optreden van de Tunesische staat, bereiken ze in de praktijk weinig. Ze kunnen het Tunesische regime zelfs ongewild een argument geven om de nationalistische gevoelens verder aan te wakkeren, en binnen de bedrijven die het doelwit zijn, zullen de gevolgen van de annulering van orders eerder op de schouders van de werknemers dan op die van de bazen terechtkomen.
Wie aan één van ons raakt, treft ons allen. Samen in actie tegen racisme en armoede
Het is positief dat er op de recente golf van racisme ook werd gereageerd met elementen van solidariteit en protest. Eind februari was er een betoging van enkele duizenden in Tunis met vooral jongeren die op straat kwamen. Ze riepen slogans als “Geen angst, geen terreur, de straat is van het volk”, “Het volk wil sociale rechtvaardigheid” en “Solidariteit met alle migranten zonder papieren”. Op sociale media zijn er crowdfundingcampagnes gestart om migranten te ondersteunen met huisvesting, voedsel, medicijnen enz. Tijdens vakbondsbetogingen tegen de recente aanvallen van de regering op de UGTT en op het stakingsrecht, spraken veel werkenden hun afschuw uit over de racistische razernij. Ze beseffen het nauwe verband tussen de twee.
De publieke verontwaardiging speelde een rol in de aankondiging van “nieuwe maatregelen” op 5 maart, waarmee de Tunesische autoriteiten op het eerste gezicht een soort ommekeer suggereren. Zo zouden studenten uit zogenaamde ‘Afrikaanse broederlanden’ een verblijfsvergunning van een jaar krijgen, worden verblijfsvergunningen van drie tot zes maanden verlengd en komt er meer gezondheidszorg en sociale bijstand voor migranten. De aankondigingen zijn vooral bedoeld om kritiek te stoppen, er is echter geen garantie dat deze maatregelen in de praktijk zullen worden uitgevoerd. Op het terrein gaan de racistische aanvallen en intimidaties door staatstroepen gewoon door.
Het protest dat tot hiertoe plaatsvond, is slechts een kleine uiting van de woede in de samenleving. Ongetwijfeld zijn veel mensen bang om op dit moment openlijk te protesteren, vanwege het klimaat van angst en repressie dat het regime probeert in te boezemen. Met haar grote netwerk van leden en aanhangers over de hele lengte van het land, moet de UGTT haar volle gewicht in de strijd tegen de racistische escalatie gooien. De vakbond moet een van de meest gemarginaliseerde, armste en meest blootgestelde delen van onze klasse steunen en helpen organiseren. Dit moet gekoppeld worden aan een serieus en goed voorbereid plan voor massamobilisatie dat ook gericht is tegen de neoliberale economische agenda van het regime van Saïd, en tegen zijn meedogenloze autocratische kruistocht tegen democratische en sociale rechten.
Leden van ISA in Tunesië en Ivoorkust zijn solidair met alle slachtoffers van het door de Tunesische staat gesteunde geweld tegen subsaharaanse Afrikanen en zwarte Tunesiërs. De heropleving van groeperingen voor de rechten van zwarten en van eisen hiervoor na de revolutie van 2011 was een progressief aspect, een uitbarsting van een lang onderdrukte kwestie. De racistische demagogie van Saïed weerspiegelt net als alle andere aspecten van zijn agenda de contrarevolutie. Het moet dan ook bewust, energiek en dringend worden bestreden.
We roepen alle vakbonden, gemeenschaps- en studentenorganisaties, migrantenrechtengroeperingen en jongeren op tot gezamenlijke actie – op straat, in de scholen en op de werkplek – tegen racisme en alle vormen van verdeeldheid, tegen politie-invallen gericht tegen migranten, voor de vrijlating van alle willekeurig vastgehouden personen en de regularisatie van alle mensen zonder papieren. Maar ook voor kwalitatief goede en goed betaalde jobs voor iedereen, degelijke en betaalbare huisvesting, een einde aan de besparingen, de bevrijding van alle politieke dissidenten en de verdediging van alle democratische rechten tegen het steeds reëler wordende schrikbeeld van een terugkeer naar een nieuwe dictatuur.
De kapitalistische logica werpt ons allen in een broederstrijd om de kruimels, terwijl ons leven, onze arbeid en onze natuurlijke grondstoffen worden gemonopoliseerd door een kleine groep banken, bedrijven en neokoloniale instellingen die voor zichzelf een monstrueuze hoeveelheid rijkdom opstapelen. Onder deze omstandigheden, hoe lovenswaardig en belangrijk ook, zullen zelfs de inspanningen om materiële solidariteit met migranten en vluchtelingen te organiseren op niets uitlopen, tenzij ze gecombineerd worden met een politieke strijd tegen de “fabriek van ongelijkheden” die het kapitalisme is. We moeten de collectieve controle en eigendom over de leidende sectoren van de economie zelf in handen nemen. Dat was de benadering bij de aanvankelijk opmerkelijke solidariteit die in 2011 in Tunesië ontstond met de tienduizenden Libische vluchtelingen die de oorlog en de repressie van het toenmalige Kadhafi-regime ontvluchtten.
In een dergelijke beweging verdedigt ISA een revolutionair socialistisch en internationalistisch programma – een programma dat compromisloos aan de kant van de arbeiders en de onderdrukten staat, ongeacht hun plaats van herkomst of hun huidskleur, tegen het mondiale kapitalisme dat nood heeft aan meer geweld, uitbuiting, angst en verdeeldheid om zijn bestaan te verlengen.
-
Koerdistan. “Niet het beton, maar het beleid van het regime heeft mensen gedood”
De aardbevingen in Turkije, Syrië en Koerdistan hebben tienduizenden slachtoffers gemaakt. Het Turkse regime verschuilt zich achter “het lot”, maar de ramp alleen verklaart de omvang van het drama niet. Maandblad De Linkse Socialist sprak hierover met Mizgin, lid van het platform “Jin Jiyan Azadi” (Vrouw, Leven, Vrijheid) in Luik, een koepel die Koerdische vrouwenorganisaties verenigt.
“Na 1999 en de aardbeving in Yalova (Istanboel) werd een wet aangenomen om te anticiperen op nieuwe aardbevingen. Er werd een speciale taks ingevoerd om een voorziening te garanderen voor hulp, noodcontainers om de slachtoffers te huisvesten, enz. Dat geld is verdwenen. De Turkse staat heeft het gebruikt om oorlog te voeren, vooral tegen de Koerden, met name door Afrin en de Koerdische regio in Noord-Syrië binnen te vallen.”
“Meer dan 100.000 mensen zijn omgekomen, hele steden zijn verwoest. Maar niet alle gebouwen zijn op dezelfde manier getroffen. De overheidsgebouwen houden bijvoorbeeld beter stand. Vastgoedbedrijven hebben geld verdiend op de kap van de bevolking door met medeplichtigheid van de autoriteiten te besparen op materialen. Turkije staat nochtans bekend als een land dat regelmatig door aardbevingen wordt getroffen, zoals Japan.”
“Dus ja, het gaat om tektonische platen, maar de rest is niet natuurlijk, het is politiek. De Koerdische gebieden zijn het zwaarst getroffen. De officiële hulp kwam daar pas na drie dagen aan. Het waren in eerste instantie alleen de plaatsen met meer stemmen voor de AKP (de rechtse islamistische partij van president Erdogan, nvdr) en de MHP (extreemrechts, gelieerd aan de AKP) waar reddingsacties plaatsvonden. Hulpverlening wordt geïnstrumentaliseerd door AKP- en MHP-propaganda, terwijl hulp van organisaties die banden hebben met de Koerdische beweging of links, zoals de HDP (Democratische Volkspartij), wordt geblokkeerd of omgeleid.”
“Mensen werden onder het puin achtergelaten omdat ze Koerden of Alevieten waren (een bepaalde tak van de islam, niet soennitisch, nvdr). Vandaag wil Erdogan de verwoeste steden leeghalen en er eigen aanhangers installeren, zoals hij in Afrin heeft gedaan met de militaire bezetting. Veel kinderen zijn verdwenen, we weten niet wat er met veel weeskinderen is gebeurd en gevreesd wordt dat velen zijn ontvoerd om te worden ondergebracht in islamistische pleeggezinnen die dicht bij het regime staan.”
“Het is allemaal politiek en we hopen dat de Turkse bevolking hierdoor wakker wordt. Het regime kan de schok van de crisis in zijn voordeel gebruiken, maar dat zal maar tijdelijk lukken want de beloftes die het maakt zijn hol.”
-
Pogroms en bloedbaden. Israëlische staat voert onderdrukking van Palestijnen op
Op 26 februari hebben naar schatting 400 Israëlische kolonisten een brutale inval gedaan in de stad Huwara, in de bezette Westelijke Jordaanoever. Gewapend met geweren, knuppels, ijzeren kettingen en brandstoftanks voerden zij een poging tot pogrom uit tegen de Palestijnse bewoners, waarbij auto’s en huizen in brand werden gestoken.
Edito uit The Socialist, maandblad van de Socialist Party (Ierland)
De Israëlische “Defence Force” (IDF), het officiële leger, kneep in het beste geval een oogje dicht bij deze actie. In de nasleep van de aanval prees de voorzitter van de Nationale Veiligheidscommissie Zvi Fogel op de IDF-radio deze pogrom en zei dat hij “blij was met [deze] afschrikking.” Fogel is lid van de extreemrechtse Joodse Macht en een belangrijke coalitiepartner van Benjamin Netanyahu, de Israëlische premier.
Recordaantal doden
Het Israëlische leger en de kolonisten hebben dit jaar al 61 Palestijnen gedood. In de week voorafgaand aan de aanval heeft het IDF een inval gedaan in de Palestijnse stad Nablus, in de bezette Westelijke Jordaanoever, waarbij 11 Palestijnen werden vermoord, waaronder drie ouderen en een minderjarige. Dit is de tweede dergelijke aanval in 2023, de eerste was het bloedbad in het vluchtelingenkamp van Jenin.
Deze aanval werd beantwoord met een algemene staking in de bezette Westelijke Jordaanoever, samen met massaprotesten. Hierdoor werden winkels, vervoer, de communicatiesector, scholen, universiteiten, banken en wisselkantoren gesloten. De vakbond van leraren riep werknemers op zich bij de staking aan te sluiten en riep op tot “marsen en woede in elke straat en in elke wijk om te protesteren tegen de dood van de martelaren.”
Deze zelfde vakbond was de drie weken daarvoor in staking geweest en eiste vakbondserkenning en hogere lonen van de Palestijnse Autoriteit (PA). De PA is een corrupt en collaborerend regime dat door de Israëlische staat is geïnstalleerd om zijn vuile werk te doen, namelijk het onderdrukken van het Palestijnse verzet tegen de Israëlische bezetting en het uitbreiden van de nederzettingen.
Een nieuwe generatie
De recente stakingen en protesten, samen met die van mei 2021 (toen de Israëlische staat opnieuw een moorddadige aanval op Gaza lanceerde), laten zien dat een nieuwe generatie Palestijnen bereid is tot massaal verzet tegen de Israëlische overheersing. De Socialistische Strijdbeweging (SSB, onze zusterorganisatie in Palestina-Israël) pleit ervoor dat een dergelijke strijd wordt georganiseerd via democratische strijdcomités van onderop. Ze moet ook gebaseerd zijn op georganiseerde en gewapende zelfverdediging om de terreur van het IDF en de kolonisten te weerstaan.
De recente ronde van bloedvergieten door de regering-Netanyahu vond plaats tegen de achtergrond van een ongekende protestbeweging binnen Israël zelf, tegen plannen om de macht te centraliseren in de handen van de regering ten koste van het Israëlische Hooggerechtshof. Dit hof heeft overigens nooit de belangen van het Palestijnse volk verdedigd, noch die van de gewone Israëli’s.
De nieuwe regering, bestaande uit verschillende ultra-orthodoxe en ultranationalistische partijen, ziet het echter als een belemmering om haar beleid door te drukken, zoals het aanvallen van LGBTQ-rechten en die van vluchtelingen en de verdere annexatie van Palestijns land. De gerechtelijke ‘hervorming’ wordt gezien als een aanval op de democratische rechten.
Socialistische Strijdbeweging op een protestactie vorige week Massale protesten
Honderdduizenden hebben deelgenomen aan de protesten en zijn geconfronteerd met repressie door de Israëlische politiemacht. Verschillende groepen werknemers hebben initiatieven genomen, waaronder medisch personeel, maatschappelijk werkers, leraren en anderen. Ze omzeilden daarmee de oproepen van hun vakbondsleiders. Bij de protesten verschenen Pride-vlaggen en feministische slogans waarmee afschuw werd geuit over extreemrechts. Een minderheid van de Palestijnen nam deel, waaronder linkse activisten in Haifa. Bij de solidariteitsprotesten na Huwara was een nieuw deel van de beweging aanwezig, en in Tel Aviv riepen betogers “waar waren jullie tijdens Huwara?” tegen de politie.
De protesten worden momenteel geleid door de leiders van de Israëlische kapitalistische (zogenaamd liberale) oppositie, die zelf medeplichtig zijn aan de onderdrukking van de Palestijnen en het bevorderen van de nederzettingen en de bezetting. De Socialistische Strijdbeweging stelt dat deze beweging onafhankelijk moet zijn van de kapitalistische krachten en eisen moet stellen tegen de bezetting en voor de rechten van de Palestijnen in het algemeen.
Op de protesten wordt vaak met Israëlische vlaggen gezwaaid. Dat is bedoeld als antwoord op de pogingen van Netanyahu om de beweging te delegitimeren. Het is echter een verkeerde vorm van nationale eenheid met het establishment, maar in zekere zin ook een ontkenning van de nationale rechten van de Palestijnen. De arbeidersklasse en de onderdrukten binnen de Israëlische samenleving hebben er geen belang bij de onderdrukking van de Palestijnen in stand te houden en moeten breken met het zionistische chauvinisme van de Israëlische heersende klasse.
Dit zou de basis kunnen zijn om de heerschappij van het Israëlische kapitalistische regime en hun ondergeschikten in de Palestijnse Autoriteit omver te werpen. Een massale revolutionaire strijd voor Palestijnse nationale bevrijding en socialisme kan de Israëlische arbeidersklasse voor deze strijd winnen, en er kan een democratische en rechtvaardige oplossing worden bereikt waarbij de rechten van beide nationaliteiten worden gehandhaafd. Op die basis zou een onafhankelijk socialistisch Palestina kunnen ontstaan, met Oost-Jeruzalem als hoofdstad, naast een democratisch socialistisch Israël, met vrije en open grenzen en gegarandeerde rechten voor minderheden.
-
Iran. Een staalarbeider spreekt
Mina Parto sprak met Meysam Al-Mahdi, die van 2007 tot 2018 bij het nationale staalbedrijf Ahvaz in de provincie Khuzestan, in het zuidwesten van Iran, werkte. Op 27 en 28 februari spreekt Meysam op bijeenkomsten in Luik (27 februari) en Brussel (28 februari). De details hiervan vind je onderaan het interview.
Interview door Mina Parto
Kun je jezelf kort voorstellen?
“Mijn naam is Meysam Al-Mahdi. Het staalbedrijf Ahvaz, waar ik werkte, werd in 1964 opgericht en heeft enkele duizenden werknemers in dienst. Het werd in 2010 geprivatiseerd als onderdeel van een privatiseringscampagne die onder opeenvolgende Iraanse regeringen is voortgezet. Daarbij werd het aantal werknemers teruggebracht van 7.000 tot 4.000. Met andere woorden, het uitbuitingspercentage is bijna verdubbeld.”
“Ik werd verschillende keren gearresteerd en gevangen gezet als woordvoerder van de arbeiders. Na enige tijd in de gevangenis werd ik gedwongen onder te duiken en uiteindelijk om het land te ontvluchten.”
De moord op Mahsa Amini, een 22-jarige studente, gaf in september 2022 aanleiding tot straatprotesten. Wat denk je daarvan?
“Het is belangrijk te benadrukken dat de huidige opstand in Iran een vrouwenopstand is. Het zijn vrouwen die de vlag van de strijd dragen en ik maak van deze gelegenheid gebruik om mijn groeten over te brengen aan al mijn kameraden, aan allen die vandaag in gevangenschap zitten en lijden in de gevangenissen van de Islamitische Republiek. Zij zitten in de gevangenis en ik sta mezelf niet toe voor hen te spreken. Ik kan enkel spreken over onze gemeenschappelijke pijn, maar het is alleen als Arabische arbeider dat ik dit gemeenschappelijke lijden kan voelen.”
“Vandaag verbranden vrouwen in Iran hun hoofddoek op straat en stellen tegelijkertijd het hele systeem in vraag. De media leggen niet graag uit dat Iraanse vrouwen totaal uitgesloten zijn van de politieke, economische en sociale structuur van het land. Maar door de vrouwenopstand te beperken tot de kwestie van de hijab, creëren de media een soort islamofobie, terwijl wij geloven in de vrijheid van mensen en ons niet door de machthebbers willen laten bevelen wat we wel of niet moeten geloven.”
“Deze strijd van vrouwen in Iran is de zuidelijke school van vrouwenstrijd in de wereld. Het is geen schijn. Iedereen heeft de live beelden gezien van Iraanse vrouwen op autodaken die zwaaien en hun hoofddoek verbranden. We hebben al soortgelijke taferelen gezien in Soedan toen Alaa Saleh op de auto stapte om revolutionaire hymnen te zingen. We waren getuige van de strijd van Afghaanse vrouwen met hun slogans (brood, vrijheid, werk), slogans die in de straten van Iran worden herhaald. We hoorden hoe de slogan van de Koerdische vrouwen (vrouw, leven, vrijheid) herhaald wordt in Iran. Daarom denk ik dat de vrouwenstrijd in Iran een school is en een belangrijk onderdeel van de strijd van alle vrouwen in het Zuiden. Wanneer Iraanse vrouwen de slogans van de Afghaanse vrouwen kiezen, weten zij heel goed wat er gebeurd is na de terugtrekking van de Amerikaanse troepen en de overname door de Taliban in Afghanistan. Ze weten heel goed wat er gebeurt met vrouwen in Irak en Syrië… Dus degenen die vandaag in het Amerikaanse Congres zitten en de Iraanse vrouwen ervan willen overtuigen dat zij van plan zijn hen te bevrijden, zouden er goed aan doen hun eigen denken te bevrijden.”
Wat is het verband met vorige bewegingen in Iran?
“Om te begrijpen wat er momenteel in Iran gebeurt, moeten we teruggaan naar de protesten van de afgelopen jaren. In 2009 hielden de betogingen verband met de Iraanse presidentsverkiezingen en de kandidatuur van de hervormingsgezinde Mirhossein Moussavi. Deze betogingen werden onderdrukt en nadat Moussavi was gemarginaliseerd en onder huisarrest was geplaatst, trok de hervormingsgezinde beweging zich terug en stierf deze beweging uit.”
“Het was na deze gebeurtenissen dat we geleidelijk de opkomst zagen van wat we ‘klassenbetogingen’ kunnen noemen. Intussen waren we immers getuige van een actieve en aanwezige arbeidersbeweging in de straten, die protesteerde tegen alle onrechtvaardigheden en onderdrukkingen waaronder zij lijden. Degenen die buiten de politiek-economisch-sociale structuur van het land waren gevallen, realiseerden zich dat zij een gewicht in de schaal konden leggen door zich te mobiliseren. De arrestatiestatistieken van de afgelopen maanden tonen dat er veel jongeren en vrouwen zijn opgepakt, maar ook veel arbeiders.”
“Het belangrijkste voordeel van deze bewegingen was ongetwijfeld het zelfvertrouwen dat mensen kregen door de betogingen. De staalarbeiders van Ahvaz zijn zeer geïnteresseerd in de ervaring van de strijd van andere Iraanse arbeiders en ze weten heel goed dat, zoals overal ter wereld, het kapitalisme hun gemeenschappelijke vijand is. Hun woordvoerders werden ontslagen om andere arbeiders te intimideren, maar de staalarbeiders van Ahvaz waren solidair met elkaar, ze waren gedrenkt in het vuur van de strijd en de ovens van de fabriek en werden zelf staal. Ze lieten zien dat ze bereid waren te vechten om de vlam van de klassenstrijd levend te houden.”
“De media spraken vaak in pejoratieve termen over arbeiders. Maar wij zijn geen ‘arme werkenden’. We smeken niet om liefdadigheid, maar zijn mensen die vechten en onze rechten opeisen. We proberen de woordenschat en de literatuur van onze klasse op straat vorm te geven, en onze horizontale structuur te creëren, zonder enige poging om een persoon of groep als een te gehoorzamen leider neer te zetten. Natuurlijk zijn al deze pogingen onderdrukt, maar we hebben van deze onderdrukkingen geleerd en ons vernieuwd en versterkt.”
“Het is een beweging zonder leiding die doorgaat en vooruitgang boekt. Het voordeel van deze methode is dat door de arrestatie van één of enkele arbeiders het onmogelijk is de hele beweging te stoppen. Tijdens onze gevangenschap was er een zeer ernstige overstroming in Ahvaz. Er werden volkscomités opgericht om de mensen te helpen, en het was in deze situatie dat we ons realiseerden dat wij wel in de gevangenis zaten, maar dat onze gedachten op straat aanwezig waren. Deze protesten kunnen alleen worden voortgezet door mensen die niets te verliezen hebben… en geen enkele kapitalist kan drie maanden op straat blijven om te protesteren, omdat hij altijd bang is alles te verliezen.”
Hoe kijk je naar de opstelling van het Westerse imperialisme?
“Het Westen probeert een leiding te creëren voor de beweging in Iran. We kennen de geschiedenis van de NAVO in de regio. Hun zorg is niet de vrijheid van vrouwen of de mensenrechten in onze landen, maar de grondstoffen en het kapitaal van Iran.”
“De voorbije weken werden de journaliste Massih Alinejad en de familie-Pahlavi [de dynastie die tot 1979 aan de macht was] door de Franse autoriteiten ontvangen. Na deze ontmoetingen ging Macron naar de Verenigde Staten en presenteerde samen met Biden een verklaring waarin hulde werd gebracht aan de moed van de Iraanse vrouwen. Tegelijkertijd zeiden ze dat ze nog steeds bereid zijn om met de Islamitische Republiek te onderhandelen. Het is duidelijk dat het Westen ons bloed en onze martelaren in Iran probeert te gebruiken als onderhandelingsmiddel met het Iraanse leiderschap. Wij zullen niet toestaan dat de arbeidersbeweging als onderhandelingstroef wordt behandeld, want wij strijden volgens onze eigen wil en niet volgens de eisen van de westerse landen.”
“Deze mensen en hun bewegingen behoren tot de contrarevolutie. Het volk van Iran, dat al 40 jaar onder het juk van de Islamitische Republiek leeft, heeft zijn strijd geleidelijk opgebouwd: het is geleidelijk in protest gegaan, het is een proces dat de vrouwenbeweging, de studentenbeweging en de arbeidersbeweging heeft samengebracht. We horen nu klassenslogans in onze betogingen. Deze slogans zijn gericht tegen onderdrukking in al haar vormen. We horen ‘Dood aan de onderdrukker, of hij nu koning of heerser is’”.
“Onze revolutie laten we aan niemand over! De revolutie die plaatsvindt in de straten van Iran is de pijn van mensen die in de steek gelaten, verworpen en gemarginaliseerd zijn. Het is de pijn van de Beloetsji’s, de Koerden, de Arabieren, al diegenen die uitgesloten werden omwille van hun taal of hun huidskleur. We zijn niet langer slachtoffer van welk systeem dan ook, want we hebben besloten om door te gaan en te vechten. We hebben geen leider, onze leider is de straat!”
Meetings met Meysam en een spreker van Campagne ROSA:
- Maandag 27 februari. LUIK. 18u30 Place du XX août
- Dinsdag 28 februari. BRUSSEL. 18u30 ULB Campus Solbosch


-
Iran: stop het kapen van de revolutie
Pro-kapitalistische oppositie is “verenigd”, maar biedt geen oplossing voor vrouwen, werkenden en armen
Op vrijdag 10 februari, aan de vooravond van de 44e verjaardag van de oprichting van de Islamitische Republiek, kwamen prominente Iraanse oppositieleden samen om zich te presenteren als een soort verenigde liberale oppositie. Wat een stap voorwaarts lijkt, kan de beweging in de praktijk verzwakken en haar doelstellingen ondermijnen.
Analyse door ISA-werkgroep Iran
De groep mensen die bijeenkwam vertegenwoordigt de rijken, de elite van wat zij zien als het toekomstige seculiere Iran. Op dit evenement in het Instituut voor Vrouwen, Vrede en Veiligheid (GIWPS) van de Georgetown Universiteit kwamen acht mensen samen, sommigen fysiek, sommigen alleen online. Onder hen bevond zich het huidige hoofd van de familie van de voormalige sjah, ‘prins’ Reza Pahlavi, een familie die met terreur regeerde en meewerkte aan de uitverkoop van de rijkdom van het land aan het imperialisme, een familie die geen afstand heeft gedaan van de troon. Andere deelnemers waren Shirin Ebad (winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede in 2003), Hamed Esmaeilion (activist rond vlucht PS752, een burgervliegtuig dat in 2020 werd neergeschoten door de Revolutionaire Garde, waarbij bijna 200 mensen omkwamen), Masih Alinejad (auteur en vrouwenrechtenactivist), Nazanin Boniadi en Golshifteh Frahani (acteurs en activisten), Ali Karimi (voormalig aanvoerder van het nationale voetbalteam) en Abdullah Mohatadi, de secretaris-generaal van de Iraanse Koerdische partij Komala.
Dit initiatief, waarbij de liberale oppositie tegenover Reza Pahlavi capituleert, is een slag in het gezicht van de olie-arbeiders die verklaringen tegen de ‘Prins’ uitbrachten, van de jongeren die “dood aan de dictator, of het nu de Sjah is of religieuze leiders” riepen en die zich duidelijk uitspraken tegen de imperialistische interventie – zoals in een onlangs gepubliceerde verklaring (zie https://bit.ly/40SGvx4).
Waarom nu?
Na 4 maanden van protesten en brute repressie is de beweging nog steeds niet voorbij, ook als ze niet meer zo groot als op het hoogtepunt. Het regime heeft zijn invloed vooral onder de jongeren in de steden verloren en er wordt gevreesd dat de totale opkomst bij de volgende verkiezingen in 2024 tot 15% zal dalen – en zelfs minder in de steden. Begin 2023 waren vrouwen zonder de – formeel nog steeds – verplichte Hijab een gewone verschijning in de straten van Teheran, Isfahan of Mahabad. Maar het regime is nog steeds aan de macht, net als zijn meest brutale onderdelen, de Revolutionaire Garde en de moraalpolitie. Het regime weet dat elke nieuwe golf van repressie een nieuwe golf van protesten kan veroorzaken. De nieuwe begroting die de middelen voor “veiligheid”, waaronder de gehate Revolutionaire Garde, fors verhoogt, is zowel een waarschuwing als een provocatie voor de beweging. Aan de andere kant hangt de beweging op de een of andere manier in de lucht en presenteert zij nog niet echt een alternatief voor het regime. Het is dit vacuüm dat deze acht zelfbenoemde ‘leiders’ gebruiken in een poging de beweging te kapen. Ze proberen ook een boodschap te sturen naar het westerse imperialisme: maak je geen zorgen, wij zullen jullie betrouwbare partners zijn in een toekomstig Iran.
Het is niet alleen een poging om een beroep te doen op het imperialisme, maar het ziet ernaar uit dat het Amerikaanse imperialisme hier rechtstreeks bij betrokken is (net als bij Guaidó in Venezuela). Ook is er het begin van een breuk tussen het VS- en EU-imperialisme. Terwijl de EU nog steeds voorstander lijkt te zijn van onderhandelingen met het regime, lijken de VS van strategie te veranderen en zich te richten op het destabiliseren van het regime en het afdwingen van een regimewisseling.
Tot nu toe heeft het westerse imperialisme zich relatief stil gehouden over Iran. De heersende elites in Washington, Londen en Brussel kijken gretig naar de rijke Iraanse olie- en gasvelden die zij willen gebruiken om hun afhankelijkheid van Russische olie te verminderen. Dat is wat er achter de recente poging zat om de onderhandelingen over de nucleaire deal weer op gang te brengen. Voor het Westen gaat het niet om “waarden” maar om stabiliteit en olie, hoewel op dit moment het eerste nog belangrijker is. Een relatief recent voorbeeld is de uitverkoop van Iraakse olie aan westerse bedrijven na de ‘bevrijding’ van Irak. De sancties zijn vrij zacht omdat de imperialisten beseffen dat het regime nog enige tijd aan de macht kan blijven, maar ze lijken steeds meer hun invloed te willen verzekeren in geval van omverwerping van het regime. Het moet ook worden gezien in de bredere context van de inter-imperialistische spanningen. Twee van de willekeurige acht ‘leiders’ zullen deelnemen aan de NAVO-top in München. De groep van acht probeert die imperialistische leiders gerust te stellen dat zij, nadat de moellahs ten val zijn gebracht, ervoor zullen zorgen dat een nieuw regime de vereiste stabiliteit in de regio zal bieden, alsmede toegang tot de dringend noodzakelijke natuurlijke grondstoffen voor de westerse imperialistische mogendheden.
De waarheid is dat deze willekeurige selectie van acht gevestigde figuren, waaronder Reza Pahlavi, noch het volk van Iran noch de beweging vertegenwoordigt. Pahlavi en de aanhangers van de Sjah-familie proberen invloed te krijgen vanwege hun enorme rijkdom (die ze geheim houden, zodat schattingen variëren van enkele honderden miljoenen tot enkele miljarden) die ze ook gebruiken om invloed te krijgen via schijnbaar ‘onafhankelijke’ mediaplatforms. Dezelfde Pahlavi steunde de sancties van Trump die niet het regime in Iran troffen maar de gewone mensen! Zelfs als deze ‘alliantie’ van willekeurige ‘leiders’ vertegenwoordigers van het straatprotest zou opnemen, zullen ze niet bereid zijn om de macht over te laten aan de georganiseerde vakbonden of de vele studentenorganisaties die gevormd zijn. Het is een stap van voormalige elites om terug aan de macht te komen en ervoor te zorgen dat het kapitalistische fundament van Iran onaangetast blijft.
In Iran zelf zijn er aan de basis structuren ontwikkeld, vooral onder jongeren, maar ook in verbinding met (reeds bestaande of nieuw gevormde) structuren van werkenden. Een nieuwe verklaring van een alliantie van vakbonden, studenten- en gepensioneerdenorganisaties en anderen maakt heel duidelijk dat zij tegen elke macht “van bovenaf” zijn en dat zij willen dat de revolutie zich bevrijdt van alle vormen van onderdrukking, discriminatie, uitbuiting, tirannie en dictatuur. Deze alliantie vertegenwoordigt de vrouwen, arbeiders en jongeren, de beweging ter plaatse 100 keer meer dan de acht zelfverklaarde ‘leiders’.
Ondanks de onderdrukking door het regime is er een rijke geschiedenis van arbeidersstrijd en ook van arbeidersraden zoals de beroemdste van de Haft-Tappeh suikerarbeiders, maar ook andere van buschauffeurs, leraren en in de olie- en gasindustrie. De zwakte van de beweging is dat deze basisstructuren van een toekomstige echte democratie niet op grote schaal zijn samengebracht in democratische verzetsorganen om een programma voor de strijd en een gemeenschappelijke strategie te bespreken en om het vacuüm op te vullen dat overblijft wanneer de staatsmacht zich moet terugtrekken.
In een programma dat al op 22 oktober door activisten in Europa en Iran werd opgesteld, deed ISA een aantal voorstellen over hoe het verder moet met de beweging die volgens ons nog steeds geldig zijn: https://internationalsocialist.net/en/2022/10/iranian-revolution. Ze vormen de basis voor discussies met activisten maar ook voor het opbouwen van een coherente revolutionaire organisatie voor de volgende fase van de revolutie in Iran.
‘Eenheid’ met een averechts effect op de beweging
Er is onder de acht willekeurige ‘leiders’ geen overeenstemming over hoe een toekomstig Iran eruit moet zien. Sommigen zien een burgerlijke democratie naar westers model, anderen een constitutionele monarchie, sommigen verdedigen de rechten van minderheden zoals de Koerden of Baloetsji, anderen bagatelliseren hen met het argument dat er alleen ‘Iraniërs’ zijn. De argumentatie is: we verenigen ons tegen de moellahs en al de rest regelen we later wel. Dat klinkt als een redelijk plan, maar het is een bedreiging voor de beweging.
Dit concept reduceert de strijd tot een groot schaakspel waarbij de koning gered moet worden ten koste van de levens van honderdduizenden ‘boeren’ (lees: arbeiders en jongeren). Bovendien wil een grote meerderheid van de bevolking in Iran en in de diaspora geen terugkeer van de familie-Pahlavi aan de macht. De willekeurige acht kunnen niet leveren wat de jongeren en arbeiders in Iran willen: een einde aan de heerschappij van enkelen, een einde aan de onderdrukking en uitbuiting van vrouwen en arbeiders, een einde aan de armoede en de invoering van volledige rechten voor minderheden. Onder het kapitalisme zijn de democratische rechten beperkt en nog meer in een land dat sterk afhankelijk zou zijn van het westerse imperialisme. De VS zelf verklaarde net dat vrouwen te onvolwassen zijn om over hun eigen lichaam te beslissen en rustte en trainde eerder de reactionaire islamistische Moedjahedin guerrilla’s in Afghanistan (de voorlopers van de Taliban) uit, die van 1979-1989 tegen de Sovjettroepen en de pro-Moskou regering vochten en zo Afghanistan tot het bolwerk van deze religieuze fanatici en vrouwenhaters maakten. Hetzelfde Westen steunt Erdogan die Koerdische regio’s aanvalt, zelfs na de dodelijke aardbeving.
In 1979 gebruikten de moellahs de anti-imperialistische gevoelens en het verlangen naar een republiek van de armen om grote delen van de beweging, waaronder de belangrijkste linkse organisaties, te verenigen rond het idee dat “het belangrijkste is om de Sjah af te zetten.” Dat gebeurde zelfs toen groepen arbeiders inspraak eisten in het bestuur van het land en opriepen tot een “republiek van de armen.” De benadering van de linkse organisaties liet evenwel de vraag onbeantwoord welk regime dat van de Sjah moest vervangen. Dat leidde tot de brutale dictatuur van de moellahs, een fout die niet herhaald mag worden. Dus NEEN, de willekeurige acht zijn geen minder kwaad, geen eerste stap, geen aanvaardbaar compromis maar een bedreiging voor de beweging en haar eisen.
De beweging heeft een volgende stap voorwaarts nodig. De willekeurige acht zijn niet wat nodig is, maar willen ervoor zorgen dat de gewone mensen weer geen stem hebben, zelfs als de Moellahs ten val worden gebracht. Een alliantie van pro-kapitalistische krachten heeft geen antwoord op de torenhoge prijzen en het gebrek aan verwarming waardoor de mensen in Iran honger lijden en bevriezen. Het samenbrengen van de structuren die zich ter plaatse ontwikkelen, de arbeiderscomités, de studentengroepen, zelfverdedigingsstructuren – dat is de richting die we moeten uitgaan.
De oliearbeiders zijn in januari opnieuw in staking gegaan, wat wijst op de potentiële macht van de arbeidersklasse in Iran. Terwijl het land zich in een ernstige economische crisis en een energiecrisis bevindt, kan de strijd van deze arbeiders een weg vooruit wijzen. Voor de oliearbeiders is het glashelder waarom uitverkoop aan westerse bedrijven de crisis in Iran niet zou oplossen en dat zij de kennis en potentiële macht hebben om de industrie over te nemen en de rijkdom van het land te gebruiken voor de bevolking.
Een dergelijke strijd koppelen aan de strijd voor de rechten van alle vrouwen en queer mensen in Iran en voor alle minderheden is de basis voor een werkelijk ander Iran, een democratie waar de velen en niet de weinigen beslissen, waar de rijkdommen niet worden geëxploiteerd voor een binnenlandse of buitenlandse elite maar ten goede komen aan de gewone arbeiders, boeren en armen en waar de maatschappij wordt bestuurd door hen die haar laten werken. Een dergelijke voortzetting van het revolutionaire proces in de richting van de omverwerping van niet alleen het Moellah-regime maar ook zijn economische basis zou een schokgolf vormen die ook de machthebbers in Afghanistan en andere dictaturen doet wankelen en die een golf van steun en solidariteit onder werkenden en onderdrukten in de hele wereld op gang zou brengen.
De beweging is verzwakt, maar niet verslagen en niet voorbij. Het is een open vraag wanneer de beweging in een volgende grote golf zal terugkomen, maar dat zal zeker gebeuren. Maak je deel uit van de beweging in Iran of van de solidariteitsbeweging? Ben je het eens met onze analyses en programma, contacteer ons dan. We moeten dringend bouwen aan een kracht die in staat is om alle dictators, zelfverklaarde leiders en hun economische basis, het kapitalistisch systeem, omver te werpen.
-
Nog steeds tienduizenden onder het puin, terwijl dodental stijgt. Dit hoefde niet zo te zijn!
Door Serge Jordan (ISA)
Gebouwen met meerdere verdiepingen staan naast verpulverde gebouwen. Een vader die de hand van zijn dode dochter vasthoudt, terwijl haar lichaam, dat nog op haar matras ligt, vastzit tussen lagen beton. Kleine kinderen in de koude regen huilend om hun vermiste ouders. Wanhopige overlevenden die met hun blote handen door het puin zoeken naar tekenen van leven. De beelden van de nasleep van de aardbevingen van 7,8 en 7,6 magnitude die in de vroege ochtend van maandag grote delen van Turkije, Syrië en Koerdistan troffen, in combinatie met honderden naschokken, zijn schrijnend.
Op het moment van schrijven is het dodental al opgelopen tot meer dan 21.000 en het stijgt nog elke seconde. Het uiteindelijke dodental zal waarschijnlijk veel hoger uitvallen, tienduizenden mensen zijn immers nog steeds vermist en zitten vast onder het puin. Aangezien de getroffen gebieden in Syrië meestal oorlogsgebieden zijn, verdeeld tussen het regime van Bashar al-Assad, islamistische gewapende groepen zoals Hayat Tahrir al Sham, en enkele Koerdische enclaves, is het officiële dodental aan Syrische zijde ook onbetrouwbaar.
Tienduizenden mensen zijn gewond geraakt en miljoenen mensen zitten zonder huis en proberen te overleven in temperaturen onder nul, vaak zonder toegang tot elektriciteit, gas, schoon water of voedsel. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) schat dat maar liefst 23 miljoen mensen rechtstreeks zijn getroffen door de aardbevingen. Hiertoe behoren ook miljoenen Syrische vluchtelingen die in de door aardbevingen getroffen gebieden in Turkije vaak in krappe woonomstandigheden leven, nadat ze hun huizen moesten ontvluchten op zoek naar veiligheid.
Naast verdriet en wanhoop neemt de woede over de autoriteiten aan beide zijden van de grens toe vanwege hun verantwoordelijkheid en ontstellend beperkte en trage reactie op de ramp. “Iedereen wordt met de minuut bozer,” aldus een man uit Sarmada, een stad in de Syrische provincie Idlib. In de meeste gebieden in Turkije is er in de eerste kritieke 24 uur na de bevingen geen reddingsteam gearriveerd. In sommige gebieden was dit drie dagen later nog steeds niet het geval. “Mensen kwamen (dinsdag)ochtend in opstand. De politie moest ingrijpen,” vertelde een 61-jarige overlevende uit de Turkse stad Gaziantep aan persbureau AFP. In enkele zwaar getroffen plaatsen, zoals Adıyaman en Ordu, zijn sindsdien protesten van slachtoffers van de aardbeving gemeld.
De president van het land, Recep Tayyip Erdoğan, heeft de vertragingen toegeschreven aan de beschadigde wegen en luchthavens; maar dat dient alleen om de eigen schuld van zijn regime in deze situatie te verbergen. De luchthaven van Hatay, waarvan de landingsbaan in tweeën is gesplitst en onbruikbaar is geworden door de aardbevingen, is gebouwd op de Amikvlakte, een tektonisch actief gebied, ondanks herhaalde waarschuwingen van milieuactivisten en protesten van plaatselijke bewoners.
Na een zware aardbeving in het noordwesten van Turkije in 1999 werd een “aardbevingsbelasting” ingevoerd, zogenaamd om rampenpreventie en nooddiensten te ontwikkelen en soortgelijke tragedies in de toekomst te voorkomen. Maar niemand weet precies wat er met dat geld gebeurd is. Ondanks de onvermoeibare inspanningen van de reddingswerkers is het duidelijk dat de staat zelf vreselijk onvoorbereid was, hoewel het algemeen geweten is dat de regio gevoelig is voor dit soort aardbevingen. “Waar is de staat?” is de vraag die velen zich stellen. De verwoeste gemeenschappen, in enkele van de armste delen van het land, moeten het zonder degelijke uitrusting of steun stellen. Tot overmaat van ramp konden ook vrijwilligers, maatschappelijke organisaties, hulpgroepen en bijstand uit door de oppositie gerunde steden niet bij de reddingswerkzaamheden worden betrokken vanwege bureaucratische belemmeringen die hen door ambtenaren van de AKP-regering werden opgelegd.
Erdoğan heeft sindsdien toegegeven dat er “tekortkomingen” waren in de eerste fasen van de reactie, en voegde eraan toe dat de situatie nu “onder controle” was. Maar juist in de beginfase hadden de meeste levens kunnen worden gered als er een goede voorbereiding en planning was geweest, samen met voldoende middelen.
Winstbejag van bedrijven de kern van het probleem
Volgens de Turkse president Erdoğan is de omvang van de ramp te wijten aan het “noodlot.” De aardbevingen van maandag waren de krachtigste in de regio sinds 1939. Maar de omvang van de menselijke en materiële vernietiging heeft niets met het noodlot te maken. Het is evenmin natuurlijk.
“In de studie van geologische gevaren hebben we een gezegde, namelijk dat het niet de aardbevingen zijn die mensen doden, maar de gebouwen,” aldus Carmia Schoeman, master in landslide geologie en lid van WASP (ISA in Zuid-Afrika). Ze legt uit: “Hoewel grote aardbevingen in deze regio worden verwacht vanwege de geologische ligging aan de Oost-Anatolische Breukzone, is de schaal van de tragedie die deze gebeurtenissen veroorzaken bijna volledig door de mens veroorzaakt. Al vele tientallen jaren bestaat de wetenschap en de technologie om niet alleen te voorspellen welke gebieden het zwaarst door dergelijke gebeurtenissen zouden worden getroffen, maar ook hoe de schade kan worden beperkt door gebouwen aardbevingsbestendig te bouwen.”
Deskundigen zijn het er inderdaad over eens dat goed gebouwde gebouwen de schok hadden kunnen weerstaan. Volgens David Alexander, professor noodplanning en -beheer aan het University College in Londen, “voldoen de duizenden gebouwen die zijn ingestort bijna allemaal niet aan een redelijkerwijs te verwachten aardbevingsconstructie.”
Na de ramp van 1999 introduceerde Turkije nieuwe bouwvoorschriften voor aardbevingsgebieden. Maar deze voorschriften werden in het beste geval zeer laks gehandhaafd en in het slechtste geval volledig genegeerd, terwijl oudere gebouwen niet werden aangepast aan de nieuwe normen. Een door het regime gesteunde bouwhausse leidde tot een wildgroei van grote woonprojecten die vaak werden opgeleverd met ondermaats materiaal en zonder behoorlijke kwaliteitscontrole, zodat een paar topbedrijven in de vastgoedsector met nauwe banden met de regeringspartij een maximaal financieel rendement opstreken.
“Hoewel grote aardbevingen in deze regio worden verwacht vanwege de geologische ligging aan de Oost-Anatolische Breukzone, is de schaal van de tragedie die deze gebeurtenissen veroorzaken bijna volledig door de mens veroorzaakt. Al vele tientallen jaren bestaat de wetenschap en de technologie om niet alleen te voorspellen welke gebieden het zwaarst door dergelijke gebeurtenissen zouden worden getroffen, maar ook hoe de schade kan worden beperkt door gebouwen aardbevingsbestendig te bouwen.”
Deze bouwgolf, mogelijk gemaakt door enorme overheidssteun en ingegeven door grootschalige corruptie, werd een melkkoe voor deze aan het regime gelieerde bedrijven. Ook de bouw en renovatie van vele openbare gebouwen zoals ziekenhuizen, scholen, postkantoren, administratieve gebouwen enz. werden onder de AKP-regering via staatsaanbestedingen uitbesteed aan deze particuliere trawanten. Terwijl dergelijke gebouwen het publiek veiligheid hadden moeten bieden in geval van een ramp, waren zij een van de eerste die instortten. Daaronder ook het hoofdkwartier van de Turkse autoriteit voor rampen- en noodbeheer (AFAD) in Hatay.
Het criminele beleid van de regering in deze kwestie ging zo ver dat zij periodiek “bouwamnestie” verleende – d.w.z. een retroactieve wettelijke dekking die in ruil voor een vergoeding werd gegeven voor bouwwerken die zonder de vereiste veiligheidsvoorschriften waren gebouwd. Slechts enkele dagen voor de laatste aardbevingen wachtte een nieuw wetsontwerp zelfs op goedkeuring van het parlement om nog meer amnestie te verlenen voor recente bouwwerkzaamheden. Kortom, terwijl miljoenen mensen op het punt stonden hun leven in duigen te zien vallen, was de Turkse regering bezig haar miljardairsvrienden te voorzien van wat in feite neerkomt op een omgekochte vergunning om te moorden voor winst.
Het regime legt kritische stemmen het zwijgen op
Het regime van Erdoğan slaagt er niet in een competent antwoord op de ramp te geven. Daarbovenop besteedt het kostbare staatsmiddelen, tijd en inspanningen om degenen die kritiek hebben op het beheer van de crisis hard aan te pakken. Het regime wordt nerveus bij het vooruitzicht dat de woede van de bevolking – die al opgevoerd is door een explosieve economische crisis en een van de hoogste inflatieniveaus ter wereld – uitmondt in iets dat het huidige bewind ten val brengt. Op 14 mei zijn er presidents- en parlementsverkiezingen gepland. In deze omstandigheden kunnen de aardbevingen gebruikt worden als reden om de verkiezingen uit te stellen of af te gelasten.
De president kondigde dinsdag de noodtoestand voor drie maanden af in tien steden die door de aardbevingen zijn getroffen. Hierdoor krijgt de politie verregaande bevoegdheden en kunnen openbare bijeenkomsten en protesten worden verboden. In verschillende rapporten wordt melding gemaakt van arrestaties en intimidatie van onafhankelijke journalisten die verslag doen van de nasleep van de ramp, met name wanneer zij berichten over het gebrek aan reddingswerkers. Een openbaar aanklager in Istanboel stelde een strafrechtelijk onderzoek in naar twee journalisten die kritiek hadden op de reactie van de staat. Ook de toegang tot Twitter werd beperkt omdat de verontwaardiging van mensen online uitbarstte. De Turkse politie erkende dat er veel arrestaties zijn verricht naar aanleiding van “provocerende berichten” over de bevingen op sociale media.
Deze nieuwe ronde van aanvallen op democratische rechten ligt in de lijn van het autoritaire beleid van het regime vóór de aardbeving, dat zelf heeft bijgedragen tot de verlamming van het vermogen van het land om een humanitaire ramp van een dergelijke omvang aan te pakken. Zo zijn artsen en hun vakbonden, die in de huidige situatie een cruciale rol spelen, de afgelopen jaren het slachtoffer geweest van de politieke heksenjacht van het regime, met name vanwege hun rol bij het aan de kaak stellen van de militaire operaties van de staat tegen de Koerdische bevolking van Syrië.
Syrië: gevolgen versterkt door oorlog en geopolitieke botsingen
De ongevoeligheid en het cynisme van de heersende klasse stoppen hier niet. Op 7 februari bombardeerden Turkse strijdkrachten huizen in de voornamelijk Koerdische wijk Tel Rifaat in Noord-Syrië, een buurt die eveneens door de aardbevingen getroffen was. De bombardementen gebeurden nog voordat de mensen de brokstukken van de bevingen konden verwijderen. Ook het Syrische leger bombardeerde nauwelijks enkele uren na de ramp de door de aardbevingen getroffen gebieden in handen van de oppositie.
Twaalf jaar oorlog in Syrië, gevoed door het regime van Assad en veelzijdige imperialistische interventies, had de infrastructuur van het land en de woonomstandigheden van de bevolking al aan flarden geschoten. Volgens een rapport uit 2017 van de Wereldbank was bijna een derde van de huizen in Aleppo en Idlib al beschadigd of vernietigd door de oorlog. 70% van de bevolking had hulp nodig en 2,9 miljoen mensen in het land dreigden te verhongeren. Dit was nog voordat de aardbevingen de gruwelijke situatie erger maakten. Miljoenen Syriërs zijn door de oorlog meerdere malen ontheemd geraakt en nu zullen er nog veel meer ontheemd raken door deze ramp.
Vrijwel onmiddellijk na de aardbevingen mobiliseerden verschillende westerse regeringen hulp- en reddingsteams naar Turkije; maar zij boden weinig of niets aan Syrië, vanwege hun conflictueuze relatie met het regime van Assad. De slachtoffers van de aardbevingen betalen de prijs van de voortdurende machtsstrijd tussen het westerse imperialisme en de Syrische dictatuur; beide spelen met de levens van mensen om hun macht en prestige te vergroten. Door de VS opgelegde economische sancties belemmeren het vervoer van hulp naar de getroffen gebieden, terwijl het regime zelf hulp tegenhoudt aan door de rebellen gecontroleerde gebieden. Systemische corruptie en prijsstijgingen over de hele linie tasten de kansen op zinvolle humanitaire hulp verder aan, een extra reden waarom de inzameling en distributie van noodhulp niet in handen van reactionaire krachten en corrupte partijen kan worden gelaten. Het is noodzakelijk om zelf comités te kiezen zodat de bevolking deze taken zelf op zich kan nemen en coördineren, op basis van reële behoeften.
Opeenstapeling van rampzalige effecten
Aan de onmiddellijke gevolgen van de aardbevingen zal nu voorspelbaar een nieuwe laag van rampspoed worden toegevoegd. Mensen die niet zijn gestorven doordat ze onder het puin vastzitten, worden bedreigd door de kou, de honger en de mogelijke verspreiding van ziekten. Bovendien zullen er, zoals donderdag bleek uit de instorting van een dam in de Syrische provincie Idlib, nog meer schadelijke ongelukken uit de huidige situatie voortkomen.
“Helaas is het zeer waarschijnlijk dat we in de komende dagen nog veel meer verwoestingen zullen zien als gevolg van deze aardbevingen, waaronder aardverschuivingen, zinkgaten, verschillende naschokken en overstromingen. Dit kan op zijn beurt weer grote schade aanrichten. Dit kan op zijn beurt grote schade veroorzaken aan infrastructuur, woningen en bestaansmiddelen,” aldus Carmia.
“De US Geological Survey heeft bijvoorbeeld een kaart die voorspelt welke gebieden na deze aardbeving het meest waarschijnlijk aardverschuivingen kunnen verwachten, en dus moeten de hulpdiensten ervoor zorgen dat de mensen die daar wonen worden geëvacueerd. Maar het vermogen om deze gebeurtenissen te voorspellen en erop te reageren wordt ernstig ondermijnd door enerzijds het gebrek aan financiële middelen voor elementaire noodhulpsystemen en anderzijds de onverzadigbare behoefte van het kapitalisme om winstgevend onroerend goed te ontwikkelen. Terwijl regeringen de huisvesting overlaten aan de particuliere sector, die consequent het mes zet in de bouwkwaliteit en de naleving van de bouwvoorschriften, worden mensen uit de arbeidersklasse gedwongen in krappe omstandigheden in stedelijke centra te leven om werk te vinden. Zonder planning rond de onvermijdelijke natuurlijke gebeurtenissen zoals aardbevingen, blijven we achter met tragische en chaotische taferelen van absolute verwoesting. De wetenschap van het voorspellen van de effecten van geologische gevaren zoals aardbevingen is op korte termijn gewoon niet rendabel, evenmin als investeringen in rampenbestrijdingssystemen.”
Op zoveel niveaus belichaamt deze tragedie de uiterst disfunctionele en barbaarse aard van het kapitalisme. Zoals altijd bij dit soort mega-rampen wrijven ook grote bedrijven zich in hun handen in hebzucht terwijl ze de mogelijkheden overwegen om te profiteren van de ellende en de dood van mensen – van cementbedrijven die hun aandelen vlak na de aardbevingen zagen stijgen op de beurs tot sommige westerse banken die hun klanten te veel laten betalen om geld over te maken naar Turkije.
Daarentegen hebben talloze vrijwilligers zich overal gehaast om mensen uit het puin te halen, bloed te doneren of eerste levensbehoeften te verzamelen om de overlevenden te helpen. Deze instinctieve solidariteit van mensen uit de arbeidersklasse vormt de kiem waaruit, naast de dringende hulp om levens te redden, een beweging kan groeien om gerechtigheid te eisen voor de talrijke en grotendeels te voorkomen slachtoffers van deze ramp. Maar ook om te strijden voor een nieuwe samenleving, een die het leven en de veiligheid van mensen centraal stelt in plaats van winstbejag voor een kleine groep, om ervoor te zorgen dat zulke verschrikkingen nooit meer gebeuren.
ISA eist:
- Hotels, openbare gebouwen en leegstaande panden moeten na veiligheidscontroles worden opgevorderd om onderdak te bieden aan de daklozen;
- De onmiddellijke evacuatie van gemeenschappen in gebieden waarvan is vastgesteld dat ze een hoog risico lopen op naschokken en aardverschuivingen;
- Een publieke huisvestingsvoorziening en een degelijke compensatie voor alle slachtoffers van de ramp;
- De opheffing van alle sancties tegen Syrië, de onmiddellijke stopzetting van alle bombardementen en de terugkeer van alle Turkse troepen naar huis;
- De opening van alle grensovergangen naar Syrië om humanitaire konvooien te vergemakkelijken;
- De vorming van plaatselijke reddings- en hulpcomités, onder democratisch toezicht van arbeiders en plaatselijke bewoners, om de democratische en gecoördineerde verstrekking van eerste levensbehoeften en de organisatie van de reddingsacties te waarborgen, en om corruptie omtrent hulpgoederen te voorkomen;
- Volledige openheid over het gebruik van de middelen die via de Turkse “aardbevingsbelasting” worden geïnd;
- De onmiddellijke onteigening, onder democratische arbeiderscontrole, van de ‘Bende van Vijf’, d.w.z. de vijf Turkse bouwbedrijven die bijna alle grote openbare aanbestedingen onder het AKP-regime hebben binnengehaald en bergen winst maakten door te gokken op de levens en de veiligheid van mensen. Hun rijkdom moet gebruikt worden om hulp te financieren aan de miljoenen mensen in nood in de getroffen gebieden;
- Een onafhankelijk onderzoek naar de ramp om alle verantwoordelijken, in de staat en in de particuliere sector, te identificeren en hen verantwoordelijk te stellen voor hun misdaden. Dit onderzoek kan worden geleid door vertegenwoordigers van de families van de slachtoffers, bewoners, wetenschappers en vakbonden;
- Laat grote bedrijven niet profiteren van de ramp. Breng voedsel, water en energievoorziening onder publiek eigendom. Voor een publiek plan voor de wederopbouw van noodwoningen, gebaseerd op aardbevingsbestendige technieken en met respect voor het milieu, democratisch gecontroleerd door wetenschappers, arbeiders en bewoners uit de getroffen gemeenschappen;
- Erdoğan en Assad hebben bloed aan hun handen, ze moeten weg! Voor de opbouw van een verenigde arbeidersbeweging en een socialistisch alternatief voor dictatuur, oorlog en kapitalisme.
-
Duizenden doden door aardbevingen terwijl bouwbedrijven profiteren
De volledige omvang van de verwoesting door de aardbevingen in Turkije, Syrië en Koerdistan is nog niet bekend, maar nu al zoekt het grootkapitaal naar manieren om er winst uit te halen. In een eerste reactie geeft Serge Jordan van ISA commentaar op de situatie.
De beelden van de levens die door de aardbevingen in Turkije, Syrië en Koerdistan zijn verwoest, zijn pijnlijk om naar te kijken. Ik was in de zomer van 1999 in Turkije, op slechts 40 km afstand van het epicentrum van de aardbeving die dat land toen net had getroffen. Ik was toen 16 en de herinneringen aan de lange rijen dode lichamen die op de grond lagen, aan hele steden en dorpen die met de grond gelijk werden gemaakt, en aan de overweldigende geur van menselijke dood overal, hebben me sindsdien nooit meer losgelaten.
Het werd duidelijk dat de bouwvoorschriften en -praktijken van het land (zoals het mengen van zeezand met beton), die geschikt waren om de winsten van de gangsters in de bouwsector te maximaliseren, en de ongebreidelde corruptie die als gevolg daarvan in de sector was ontstaan, centrale factoren waren bij de omvang van de ramp. De vreselijke inadequate reactie van de toenmalige Turkse regering was een belangrijke factor in de latere opkomst van de AKP en van de politiek van Erdoğan, die de bevolking van Turkije verandering en welvaart beloofde en ook beloofde de bouwnormen van het land te veranderen.
Na twee decennia AKP-regering is het duidelijk dat er weinig is veranderd. De aardbevingen van eerder deze week hebben alles blootgelegd wat rot is in de bouw- en infrastructuursector die jarenlang zo’n geroemde motor van de Turkse groei is geweest. Ondanks jaren van herhaalde waarschuwingen van wetenschappers en deskundigen is elke serieuze stap in de richting van een betere voorbereiding op aardbevingen geofferd op het altaar van de private winst voor een paar topzakenpartners van de regeringspartij. Geholpen door genereuze belastingprikkels en geïnstitutionaliseerde aanbestedingsfraude en corruptie, hebben de bouwmagnaten die dicht bij het regime van Erdoğan staan, miljarden verdiend terwijl ze systematisch de veiligheid van de mensen en de arbeidsomstandigheden beknotten. En nu moeten miljoenen arme mensen dezelfde, totaal te voorkomen taferelen van grootschalige verwoesting en dood opnieuw beleven. De aandelen van cementbedrijven zijn sterk gestegen op de beurs van Istanbul, want de aasgieren cirkelen al rond om munt te slaan uit de ramp.
Deze ramp is niet ‘natuurlijker’ dan die van 24 jaar geleden, en dan alle kleinere die zich daartussen hebben voorgedaan. De middelen, techniek en wetenschap die nodig zijn om aardbevingsbestendige steden en gebouwen te bouwen bestaan, maar de logica van het kapitalisme staat in de weg om ze daadwerkelijk te gebruiken, omdat gokken op mensenlevens veel winstgevender is.
De huidige oproepen om de aardbevingen “niet te politiseren” weerspiegelen zowel het cynisme als de angst van de heersende elite dat de diepgewortelde woede van de massa’s slechts een paar maanden voor de kritieke verkiezingen tot uitbarsting komt. In feite zou de hartverwarmende solidariteit van de arbeidersklasse die in dit kritieke moment van wanhoop wordt gesmeed, juist de basis kunnen leggen voor de opbouw van een beweging die alle hoge criminelen die verantwoordelijk zijn voor deze catastrofe ter verantwoording kan roepen, een einde kan maken aan de heerschappij van de AKP die deze heeft voorgezeten, de grote bouwconglomeraten onder publiek eigendom kan plaatsen en uiteindelijk kan strijden voor een socialistisch systeem waarin het leven van de mensen, hun recht op veiligheid, huisvesting enz. op de voorgrond worden geplaatst.
-
Iran: executies zullen niet leiden tot stabiliteit van het regime
Op 6, 7 en 8 december werd op de Iraanse sociale netwerken opgeroepen tot een algemene staking. Deze oproep werd gevolgd in een vijftigtal steden in het land, voornamelijk door het personeel van kleine bedrijven en middelgrote bazaars. Ondanks de repressie blijven de Iraniërs vechten voor hun vrijheid.
door Maxime (Luik)
Volgens interne documenten van het regime steunt 84% van de bevolking de protesten en ziet zij deze als een oplossing voor de sociale stagnatie waarin het regime van de moellahs hen heeft gestort. Geconfronteerd met deze vastberadenheid besloot het regime nog harder op te treden. Op 8 december was er de executie van Mohsen Shekari, een 23-jarige betoger die in september werd opgepakt. Andere executies volgden.
Sinds het volksprotest zich over het hele land heeft verspreid, onderdrukt het regime niet alleen het straatprotest, waarbij al honderden doden vielen, maar ook elke vorm van solidariteit. Dit gaat gepaard met strafrechtelijke vervolgingen. “Je moet bij de revolutionaire rechtbank ingeschreven zijn om als advocaat te worden benoemd. Een aantal advocaten wilden betogers verdedigen. Ze meldden zich bij het begin van de acties aan. Ondertussen zijn ze allemaal opgepakt,” verklaarde Chowra Makaremi, die als antropologe verbonden is met het Franse Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS). “Ze vervoegen de meer dan 19.000 verdwenen of vastgehouden personen,” zei ze op televisie. De overige door de rechtbank aangestelde advocaten zijn in dienst van het regime en vragen de veroordeling van hun ‘cliënten’. De rechtszaken worden gereduceerd tot een grotesk theater waarvan de uitkomst op voorhand vaststaat.
Strijd nieuw leven inblazen met stakingen
In vergelijking met het begin van de beweging zijn er minder betogingen. Dit is normaal na meer dan vier maanden. Maar het protest gaat door, vooral in Beloetsjistan en Iraans Koerdistan. In Koerdistan was de bevolking al clandestien georganiseerd om op te komen voor vrouwenrechten, ecologie, de Koerdische taal …
De stakingen betroffen tot nu toe vooral de scholen en universiteiten van het land, met een paar voorzichtige stappen in de richting van bedrijven. Het is cruciaal dat de strijd zich uitstrekt tot het personeel van de zeer belangrijke petrochemische sector (officieel staatseigendom, officieus eigendom van de milities van de Revolutionaire Garde die onderdeel van het regime zijn), een sleutelindustrie voor het voortbestaan van het regime. Het personeel van sommige raffinaderijen en fabrieken in het zuiden van het land nam al deel aan de beweging.
In Iran leeft de hoop en deze wordt clandestien doorgegeven via sociale netwerken of door organisaties die in het licht van de repressie erg discreet zijn. Zo organiseren buurtcomités zich die mensen uitnodigen voor de acties. Artsen en leden van het medisch personeel organiseren zich clandestien om de betogers te verzorgen. Vakbondsleden roepen op tot stakingen.
“Het regime probeert de protestbeweging te onderdrukken door middel van geweld, massa-arrestaties en executies. Deze repressie heeft in het verleden gewerkt, maar het is een kortetermijnoplossing, want de fundamentele problemen zullen niet verdwijnen door de betogers alleen maar uiteen te drijven,” analyseerde Alex Vatanka van het in de VS gevestigde Midden-Oosten Instituut in de krant L’Orient-Le-Jour.
Alternatief nodig
Het regime is geschokt, maar het zal de macht kunnen behouden zolang er geen zichtbare alternatieve kracht is, die in staat is de macht over te nemen en de belangrijkste hefbomen van de economie te onteigenen van de heersende elites. De organisatie van democratisch georganiseerde strijdcomités van arbeiders en studenten is essentieel om terug te vechten tegen onderdrukking en om te beginnen de macht op lokaal niveau over te nemen – in steden en buurten, op het werk en op scholen – en om ervoor te zorgen dat toekomstige regimewisselingen niet worden gerecupereerd, bijvoorbeeld het Amerikaanse imperialisme.
-
Qatargate toont hoe rot heel het systeem is
Niet alleen de Argentijnse overwinning en de opmerkelijke prestatie van de Marokkaanse nationale ploeg zullen de herinnering aan het WK Voetbal dit jaar bepalen. Nog meer dan bij vorige edities werd het sportieve immers overschaduwd door het donker kantje van corruptie, extreme uitbuiting en fraude in het ‘ons-kent-ons’-wereldje van het establishment.
Het begon natuurlijk al met de toekenning van de organisatie van het WK aan Qatar. Die beslissing kon enkel ingegeven zijn door corruptie, zowel directe omkoping als het uitspelen van achterliggende economische belangen. Qatar had immers nooit een voetbaltraditie, geen aangepaste infrastructuur en zelfs het klimaat is er niet aangepast voor de sport. Dat alles werd uiteindelijk opzij geschoven: de FIFA-maffia duwde er de kandidatuur van Qatar door.
Vervolgens waren er de enorme schandalen bij de bouw van de infrastructuur, een operatie waar tal van bedrijven (inclusief Europese bouwbedrijven) grote winsten mee boekten op de kap van honderden en wellicht duizenden dode migranten. Uiteraard is dat geen specifiek kenmerk voor de economische verhoudingen in de Golfstaten: ook bij ons duiken er gevallen op van slavenarbeid, die niet moeten onderdoen voor de Qatarese toestanden. De winsten gaan overal boven de arbeidsomstandigheden en zelfs de levens van de werkenden.
Dit alles werd ontkend en toegedekt door de FIFA en de nationale voetbalbonden. Ze gaven ook meteen toe aan de druk van het Qatarese regime om vooral geen afkeuring te laten blijken over de houding van dat regime inzake LGBTQIA+ rechten. Politiek moest buiten de sport gehouden worden, verklaarden ze. Rechtse politici herhaalden dat mantra. In België onder meer door N-VA’er Ben Weyts, die nochtans niet aarzelt om Vlaamse leeuwenvlaggen uit te delen tijdens wielerwedstrijden. Het meest hypocriete aan de stelling dat politiek uit de sport moet gehouden worden, is natuurlijk dat heel het WK een politiek gegeven was. Dat was de reden waarom het in Qatar plaatsvond om te beginnen.
Nu blijkt dat er naast de economische druk ook nog minder subtiele vormen van corruptie en fraude werden gehanteerd. Kritiek op het regime van Qatar werd afgekocht tot in het Europees Parlement toe. Dat maakt meteen duidelijk wat de waarde is van de grote woorden van de Europese instanties over democratie en respect. Standpunten in dat parlement zijn gewoon te koop. Die vaststelling is niet nieuw: moest het niet opbrengen, zouden er niet zoveel lobbyisten actief zijn in en rond het Europees Parlement. Die lobbyisten zijn met meer dan de parlementsleden zelf. Er zouden 25.000 lobbyisten in Brussel werken, met een heel sterk overwicht van grote bedrijven. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt! Die volkswijsheid was ook van toepassing in discussies over het WK in Qatar, waarbij de ondervoorzitster van het parlement opmerkelijk mild was voor het regime in Qatar. Niet enkel het Qatarese maar ook het Marokkaanse regime was betrokken partij, blijkt uit wat nu bekend is van het onderzoek.
De huiszoekingen toonden aan dat er veel geld mee gemoeid was en ze wezen op betrokkenheid van verschillende sociaaldemocraten, zowel in het parlement als in ITUC (de internationale vakbondsfederatie). Vaak stellen sociaaldemocraten dat ze proberen om het systeem van binnenuit te veranderen. De realiteit is dat het enige wat doorgaans verandert, de sociaaldemocraten zelf zijn.
Het is bijzonder schrijnend dat er ook een internationale vakbondsbons betrokken was in dit schandaal. Op een ogenblik dat internationalisme voor vakbondsstrijd meer dan ooit relevant is, worden de bestaande internationale structuren gegijzeld door carrièrisme en erger. Internationale vakbondsstructuren om strijd te organiseren, zijn er amper. Deze structuren worden door een groot deel van het personeel ervan gezien als deel van die grote lobbymachine waarin uiteindelijk vooral voor zichzelf wordt gelobbyd. Het is echter door te strijden en een krachtsverhouding op te bouwen dat de werkende klasse sociale verworvenheden afdwingt. Hoeveel sterker zouden we niet staan tegen alle pogingen om ons te verdelen tussen Belgische, Duitse, Nederlandse, Franse … werkenden als we samen in actie zouden komen voor hogere lonen en uitkeringen? Waarom hebben we geen internationale strijdorganen? Het antwoord op die vragen is natuurlijk politiek: het is een kwestie van programma en perspectieven.
Qatargate maakt duidelijk hoe het hele systeem door en door rot is. Het ondergraaft de arbeidsvoorwaarden, maakt gebruik van slavenarbeid, versterkt onderdrukking en verdeeldheid, deelt geld uit aan Eurocraten terwijl er amper loon betaald wordt aan bouwvakkers, en het duwt ook in sportwedstrijden het sportieve naar de tweede plaats. Zelfs de ontspanning van werkenden wordt op die manier bedreigd. Het WK in Qatar is formeel gewonnen door Argentinië, maar eigenlijk is het de kapitalistische inhaligheid die eens te meer met alles ging lopen. Zowel voor de sport als voor het leven en werk van de werkende klasse in het algemeen, is het nodig dat we een einde maken aan de greep van de kapitalisten en hun trawanten.