Category: Op de werkvloer

  • Antwerpse brandweer in verzet tegen aanval op pensioenleeftijd

    Bij verschillende brandweerkorpsen zijn er op dit ogenblik acties tegen de aanvallen op de vervroegde pensioenregeling. In Mechelen wordt al wekenlang actie gevoerd. Ook in Antwerpen is er heel wat ongenoegen. De aanval op de vervroegde pensionering komt er niet toevallig nu. In Antwerpen zijn 400 van de 709 brandweerlieden ouder dan 50 jaar. De acties vinden op lokaal vlak plaats aangezien de verschillende gemeenten zelf bepalen welke pensioenregeling ze opleggen.

    Wettelijk gezien is er enkel bepaald dat brandweerlieden vanaf 58 op vervroegd pensioen kunnen. Dat wordt erg ruim geïnterpreteerd door de lokale overheden die op verschillende plaatsen in het land de regeling strikter willen maken door de pensioenleeftijd op te trekken. Dat is bijvoorbeeld in Mechelen het geval. Ook in Antwerpen wordt actie gevoerd omdat daar de voorwaarden die gekoppeld worden aan een pensioen op 58 onaanvaardbaar zijn.

    De vele verschillende regelingen op lokaal vlak maken een eengemaakte beweging niet makkelijk, maar het ongenoegen valt in de meeste regio’s wel samen. Het is immers duidelijk dat een vervroegd pensioen op 58 voor de neoliberale politici gezien wordt als onaanvaardbaar. Voor politici is het makkelijk om zoiets te stellen, zij moeten niet mee op gevaarlijke en fysiek slopende interventies zoals de brandweerlieden. Die moeten dat overigens vaak voor een erg karig loon doen. In Antwerpen krijgt een alleenstaande beginnende brandweerman netto net geen 1.200 euro per maand naakt loon (naast aanvullingen voor nacht-en zondagwerk). Een doorsnee parlementslid zou daarvoor niet naar Brussel trekken.

    In Antwerpen zijn er heel wat oudere brandweerlieden, er is de afgelopen jaren te weinig geïnvesteerd in nieuwe jongere brandweerlieden. Hierdoor stevent de Antwerpse brandweer af op een immens probleem. Met 400 van de 709 brandweerlieden die binnen de 8 jaar op vervroegd pensioen zouden kunnen, komt de huidige bezetting in het gedrang. Het stadsbestuur wil daarom het vervroegd pensioen koppelen aan een vermindering van de minimumbezetting op zon-en feestdagen en ’s nachts (Antwerpen is overigens het enige korps waar er geen zaterdagpremie is). Daar vallen premies te verdienen, zeker voor jonge brandweerlieden met een nettoloon van 1200 euro per maand zijn die premies noodzakelijk om rond te komen.

    Het Antwerpse stadsbestuur koppelt een vermindering van die minimumbezetting (wat een aanslag is op onze veiligheid) aan het behoud van de vervroegde pensioenen op 58. Het doel is duidelijk: oud en jong tegen elkaar opzetten. Verdelen om te heersen, blijft een geliefkoosde tactiek om besparingen door te voeren. Want het stadsbestuur wil met haar plan de brandweerlieden dwingen om voor één besparing te kiezen: ofwel op de jongeren door de minimumbezetting te verminderen, ofwel op de ouderen door de pensioenleeftijd op te trekken. Het personeel mag zelf kiezen waar wordt bespaard. Over investeringen om niet te besparen, kan blijkbaar niet gediscussieerd worden.

    Een vervroegd pensioen op 58 jaar is voor brandweerlieden geen overbodige luxe. Het takenpakket is immers niet bepaald licht, het is fysiek erg inspannend en bovendien complex. 25 jaar geleden gingen brandweerlieden nog op 50 op pensioen. Nu wil de stad Antwerpen geen extra middelen vrijmaken om het pensioen vanaf 58 jaar te vrijwaren. Hierdoor speelt het met onze veiligheid. Dinsdag werd daarom actie gevoerd. Burgemeester Janssens verklaarde: “Ik heb geen overtuigend argument gevonden in deze actie”. Onze veiligheid garanderen, is niet overtuigend?

  • Campagne tegen hoge studiekosten

    De Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) en Fédération des Etudiants francophones (FEF) zijn een campagne gestart tegen de fors gestegen studiekosten voor het hoger onderwijs. Zij wijzen erop dat België in1983 het Pact van New York van de Verenigde Naties heeft ondertekend. Dat bepaalt in artikel 13 dat hoger onderwijs toegankelijk moet worden voor iedereen, onder meer door het geleidelijk gratis te maken. Voor het eerst sinds lang zien we ook een oude eis van de Actief Linkse Studenten opnieuw opduiken nl. die van een studieloon.

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    Marktdenken versterkt de ongelijkheid in het onderwijs

    Eind november waren er bij Franstalige scholen wachtrijen van ouders die hoopten hun kinderen in de school van hun keuze in te schrijven. Dit fenomeen herhaalde zich de afgelopen weken langs Nederlandstalige kant. Ook hier kwamen er berichten van studenten die tegen betaling in de rij gingen staan. Eén jobstudent kreeg 1.000 euro voor die opdracht.

    Deze praktijken zijn relatief nieuw bij het secundair onderwijs. Het is een resultaat van een groeiende invloed van het marktdenken op het onderwijs met een bijhorende toename van de kloof tussen kwalitatief goede scholen en “vuilbakscholen”. In 47% van de secundaire scholen is er een uitgesproken arm of rijk karakter. De “rijke” scholen scoren gemiddeld 32,4% beter dan het niveau van de “arme” scholen.

    De sociale ongelijkheid bleek in 2003 reeds in het onderzoek PISA (Program for International Student Assessment). Daaruit bleek dat bij de 10% armste kinderen de helft op 15-jarige leeftijd al een vertraging kent op school, bij de rijkste 10% is dat slechts één op tien. Bij de rijkste 10% zit 88,5% op 15-jarige leeftijd in het ASO, bij de armste 10% is dat slechts 10%. Langs Franstalige kant gaat het om respectievelijk 83% en 11%.

    Momenteel is er geen tendens naar een grotere gelijkheid, de kloof tussen arm en rijk in de samenleving neemt toe en bijgevolg ook in het onderwijs. In Groot-Brittannië stelde onderwijsminister Jim Knight zelfs dat hij geen probleem heeft met klassen van 70 leerlingen in het secundair! Wie zich geen elite-onderwijs kan permitteren, wordt verbannen naar scholen met te weinig middelen en weinig hoop op een betere toekomst.
    [/box]

    Intussen bedraagt de jaarlijkse studiekost gemiddeld 6.000 tot 7.000 euro voor wie thuis studeert en 10.000 tot 12.000 euro voor kotstudenten. Vooral inschrijvingsgelden, huisvesting, vervoer en voeding nemen een grote hap uit het budget. Langs Nederlandstalige kant is er geen recent onderzoek, het laatste is intussen zowat 10 jaar oud.

    Tien jaar geleden bedroeg het gemiddelde inschrijvingsgeld aan een hogeschool 355 euro en aan de universiteit 389 euro. Nu is dat bijna overal 535 euro. De prijzen voor huisvesting zijn op tien jaar tijd met ongeveer 60% gestegen. Daarnaast zijn er de algemene prijsstijgingen, onder meer inzake voeding en energie (waardoor ook de transportprijzen duurder worden). Bovendien zijn er extra kosten bijgekomen. Probeer maar eens te studeren zonder computer en internetverbinding!

    Om daar iets aan te doen, is er nood aan investeringen in de toegankelijkheid van het hoger onderwijs: meer middelen voor sociale diensten zoals huisvesting, goedkope maaltijden, gratis internet, toegang tot computers,… Dit vereist ook meer personeel dat bovendien een degelijk loon moet krijgen en niet via nepstatuten. De middelen hiervoor moeten komen van de overheid door het optrekken van het budget voor onderwijs tot 7% van het Bruto Binnenlands Product (bbp), een eis die al jaren wordt verdedigd door de Actief Linkse Studenten en ook door ABVV-VUB.

  • Welk actieplan is nodig?

    Koopkrachtverhoging door loonopslag

    Op statistieken zullen we nog een jaartje moeten wachten, maar het aantal bedrijven waar gestaakt werd of preventieve loononderhandelingen plaatsvonden, moet intusssen zijn opgelopen tot ruim 80. Het was al van de jaren ’70 geleden dat we nog zo een druk van onderaf, vanop de werkvloer, hadden vastgesteld.

    Eric Byl

    De reden is niet ver te zoeken: bedrijven boeken jaar na jaar recordwinsten (1), dividenden worden rijkelijk uitgekeerd (2) en managerslonen (3) swingen de pan uit. Zelfs voormalige openbare diensten ontsnappen niet aan de hebzucht en het winstbejag (4), zo eigen aan de privé-sectoren. Veel arbeiders hadden gehoopt dat de geleverde inspanningen redelijk vergoed zouden worden, toch nu de prijzen van basisproducten fors toenemen. Het feit dat ruim een half miljoen arbeiders, werkzaam in sectoren met een all-in akkoord (5), feitelijk met een loonstop wordt geconfronteerd, was olie op het vuur.

    Stakingsgolf

    De stakingsgolf begon niet toevallig in Vlaanderen. Al jaren worden we overdonderd met goed nieuws: Vlaanderen behoort tot de rijkste regio’s ter wereld, de werkaanbiedingen raken nauwelijks ingevuld, de werkloosheid zou zo goed als verdwenen zijn en de Vlaming zou van nature een harde werker zijn. Je zou voor minder vertrouwen hebben.

    Men zou haast vergeten dat Vlaanderen lange wachtlijsten kent voor personen met een handicap, bijna geen sociale woningen meer bouwt, ruim een halve eeuw achter staat inzake renovatie van schoolgebouwen, een enorm aantal bruggepensioneerden telt en een zodanige werkdruk vereist van de arbeiders dat onze regio koploper is inzake hartinfarcten en het gebruik van kalmeringsmiddelen. De Vlaamse arbeiders zijn dat éénrichtingsverkeer moe. Nu de prijzen de pan uitswingen, vooraleer alle winsten verbrast zijn, willen ze hun deel van de koek. De arrogantie waarmee het patronaat hen beschuldigt van “koopkrachthysterie” en hun terechte eisen afwijst wegens “gevoelsmatig”, werkt slechts als een rode lap op een stier. Net nu de stakingsgolf wat vaart leek te verliezen, hebben de collega’s van de Vlaamse overheidsdiensten de fakkel overgenomen.

    In Wallonië en Brussel moet het een hele verademing zijn. Niet alle Vlamingen spreken dus de taal van Voka, van Leterme, Somers en De Wever. Ook in Vlaanderen zijn er die een degelijk loon en menswaardige arbeidscondities eisen. Franstalig België werd door patronaat, media en politici jarenlang geschoffeerd. De regio was conservatief en stond niet open voor vernieuwing luidde het, de werkloosheid bedraagt er meer dan het dubbele van Vlaanderen, de ziektekosten liggen er eveneens hoger. Niet enkel in Vlaanderen, maar ook in Wallonië en Brussel zadelden patronaat, media en politici de Waalse en Brusselse arbeidersgezinnen op met het gevoel dat het aan hen lag, dat zij, in tegenstelling tot de hardwerkende Vlaming, stuk voor stuk luiaards en profiteurs waren, waarvoor de hardwerkende Vlaming moest opdraaien. Geen wonder dat Wallonie en Brussel, op enkele bedrijven na, wat achterbleven tijdens de jongste stakingsgolf.

    Koopkracht: zelfs geen klein visje

    Een vette vis voor koopkrachtverhoging van de gezinnen, hadden we van Leterme en co niet verwacht. Het belangrijkste argument van regering en patronaat om geen loonsverhogingen toe te staan is de zogenaamde vrees voor een “ouderwetse loon-prijsspiraal” waarbij prijsstijgingen leiden tot hogere looneisen en die weer zorgen voor nog hogere prijzen.

    Dat is een 150 jaar oude truuk, erop gericht ons te doen geloven dat het geen zin heeft te strijden voor loonsverhogingen, en reeds lang beantwoord door Marx in diens brochure “Loon, prijs en winst”. In werkelijkheid is het de patroon erom te doen een zo groot mogelijk deel van de door ons geproduceerde waarde voor zichzelf af te romen. Vrees voor toename van de inflatie heeft het patronaat nooit tegen gehouden zoveel mogelijk winst op te strijken, royale dividenden uit te keren aan de aandeelhouders of het management schandalig hoge lonen te betalen.

    Soms pleit men voor prijscontrole als instrument om inflatie tegen te gaan. Dat doet ook het ABVV in haar overigens degelijke pamflet “Laten we het even over koopkracht hebben”. Een controle op de prijzen van voedingswaren, energie en huur zou voor velen meer dan welkom zijn. In Venezuela heeft Chavez eveneens prijscontrole ingevoerd op voedingsproducten, het resultaat ervan is echter dat de winkelrekken vandaag zo goed als leeg zijn. We zien dat nog niet zo snel gebeuren in België, noch met voeding, noch met het huuraanbod, noch met de energievoorziening, maar de les die we eruit kunnen trekken is dat het onmogelijk is de distributie te controleren, als de overheid niet tegelijk de productie overneemt of ervoor zorgt dat het inkomen van de kleine producent gegarandeerd wordt.

    Welk syndicaal ordewoord?

    Het ABVV heeft een krachtig eisenplatform opgesteld dat naar verluidt nog voor de sociale verkiezingen massaal zal worden uitgedeeld en ook het ACV heeft meermaals te kennen gegeven de verzuchtingen van de arbeiders te delen.

    Helaas, geen enkel ordewoord, nergens een oproep voor wat we nu concreet gaan doen of hoe we in plaats van in gespreide orde samen zullen strijden. De tijd voor sensibilisering ligt nochtans al lang achter de rug. 80 bedrijven en een staking van de Vlaamse ambtenaren ver zijn we, en nog steeds werden de militanten en delegees niet geraadpleegd over de te volgen strategie.

    De laatste interprofessionele actie dateert van voor de stakingsgolf van januari! Wat moeten de arbeiders daarvan denken? Gaan de bonden voor meer loon of gaan ze er niet voor? Hoe moeten de delegees campagne voeren voor de sociale verkiezingen? Zwakheid zet aan tot agressie, het verklaart waarom het regeerakkoord zo diepblauw geworden is.

    We roepen op zoveel mogelijk druk te zetten voor interprofessionele vergaderingen in alle gewesten om het eisenplatform te bediscussiëren en vooral om een actieplan voor koopkracht op te stellen. Een nationale interprofessionele staking gekoppeld aan een massale betoging, deze keer degelijk en ruim vooraf voorbereid in de bedrijven en met een massapamflet gericht aan de bevolking, daarmee zouden zowel de regering als het patronaat in het defensief geplaatst worden. Het zou bovendien diegenen die met communautair opbod de arbeiders trachten te verdelen om hen te verzwakken en een neoliberaal programma door het strot te rammen, doen verstommen.


    Noten

    1. In 2007 boekten de 30.000 grootste Belgische bedrijven samen volgens het weekblad trends een recordwinst van 77 miljard €
    2. Volgens de Tijd van 21 maart 2008 liggen de aangekondigde dividenduitkeringen van de beursgenoteerde bedrijven in ons land, voor 2007 bijna 40 procent hoger dan het voorgaande jaar.
    3. Volgens het weekblad Trends (december 2007) stegen de CEO-lonen in de BEL20 met 30 % in 2006
    4. L’Echo van 17 maart 2008 geeft onder de titel “Les salaires fous du secteur public” een choquerend overzicht van de managerslonen in openbare diensten.
    5. In een all-in akkoord worden onvoorziene indexaanpassingen geheel of gedeeltelijk in mindering gebracht van toegekende loonsverhogingen
  • Neen aan de aanvallen op de index!

    Het is niet nieuw dat er aanvallen worden gelanceerd op de index. Maar het ritme van de standpunten rond het omzeilen of zelfs afschaffen van de indexatie van de lonen wordt wel opgedreven. Guy Quaden van de Nationale Bank lanceerde nogmaals een oproep om de index te herzien. Eerder deed Trichet van de Europese Centrale Bank hetzelfde.

    De indexatie van de lonen zorgt ervoor dat de stijgende prijzen minstens gedeeltelijk een impact hebben op onze lonen. Die index is nu reeds ondermijnd, onder meer door de samenstelling van de productenkorf die als basis dient voor de becijfering van de index. Daarin wordt de rol van olieproducten of bijvoorbeeld huur- of huizenprijzen zwaar onderschat. Net die producten namen sterk in prijs toe.

    Maar zelfs een ondermijnde index gaat blijkbaar al te ver voor sommige neoliberale bankiers. Er wordt verwacht dat de spilindex in april zal worden overschreden waardoor er een loonsverhoging zal komen. De stijging van de lonen loopt dus achter op de stijging van de prijzen. Voor de regering betekent een overschrijding van de spilindex een extra kost van enkele miljoenen euro.

    De Nationale Bank stelde dat de index ter discussie moet kunnen staan. Het patronaat en de banken zijn niet happig op loonsverhogingen, ook al betekent dit geen reële loonsverhoging. Met een pleidooi tegen de index wordt eigenlijk gesteld dat men wil dat wij minder verdienen. Pleiten voor loonsverlagingen zijn natuurlijk niet populair, maar een discussie over het ondermijnen van de index is eigenlijk net hetzelfde als een pleidooi om onze lonen aan te pakken.

    Voor de topmanagers is het makkelijk om dat soort argumenten naar voor te brengen. Vanuit hun veilige luxepositie met riante vergoedingen kijken ze blijkbaar neer op het werkvolk dat enkel goed genoeg is om hard te werken om zo de winsten op te drijven die vervolgens aan de aandeelhouders en topmanagers worden uitgedeeld. Een aantal patroons stelt dat het beter zou zijn om de toplonen iets beperkter te houden, maar inhaligheid domineert nog steeds de cijfers van de toplonen. Deze lonen stegen het afgelopen jaar overigens heel wat meer dan de index. Voor de topmanagers geldt er duidelijk geen loonnorm. Of zoals Gilbert De Swert het schrijft in De Morgen: “Ondernemingen weten vandaag wel niet wat met hun vele geld gedaan, maar 1 eurocent meer loonkost, dat kost hen naar hun zeggen hun hele concurrentiekracht en onze werkgelegenheid.”

    Volgens de neoliberalen zou een behoud van ons reëel loon bijzonder negatief zijn voor de economie. Onze inkomens moeten volgens hen omlaag om zo de prijzen te drukken. Marc De Vos vatte het als volgt samen: “Automatische indexering in tijden van inflatie versterkt de inflatie. De prijzen gaan omhoog, als gevolg daarvan gaan de lonen omhoog, waardoor even later de prijzen opnieuw omhoog gaan. Zo kun je in een spiraal terechtkomen. Als de lonen niet meteen stijgen, gaan de mensen minder uitgeven, daalt de vraag en bijgevolg ook de prijzen.” Dat is een verdoken manier om te zeggen dat we het met minder zouden moeten doen, als het van De Vos en co afhangt.

    Indien een afschaffing van de indexatie niet lukt, is er nog altijd het argument van een indexsprong: het wachten met het toekennen van een loonsverhoging of het overslagen van een stijging. In beide gevallen is het resultaat hetzelfde: een daling van het reële loon en dus van de koopkracht. Op een ogenblik dat tal van spontane acties hebben plaatsgevonden voor meer koopkracht, is dat natuurlijk een provocatie.

    Gilbert De Swert (gepensioneerd ACV-topman die nog drie maanden bijkluste op het kabinet van CDH-minister van werk Josly Piette) heeft een punt als hij stelt dat de discussie niet zal gaan over het behoud van de index, maar wel over de prijs die de werknemers en uitkeringstrekkers zullen moeten betalen voor het behoud ervan. Eén van de prijzen die het patronaat zeker wil binnenhalen, is deze van de all-in akkoorden: loonsovereenkomsten waarin een toekomstige ontwikkeling van de index reeds vervat zit. Bij een te sterke stijging van de prijzen (en de index) is het dan zelfs mogelijk dat de lonen minder sterk stijgen dan de index. Resultaat: een verlies aan koopkracht.

    De index is reeds sterk ondermijnd door tal van maatregelen die de afgelopen decennia zijn genomen door diverse coalities van de grote traditionele partijen. Ze hebben allemaal een verantwoordelijkheid in de ondermijning van de index en het blijft bijzonder stil van hun kant als de Europese Centrale Bank of de Nationale Bank (Guy Quaden behoort tot de PS…) hun aanvallen op de index nogmaals lanceren.

    Tegenover die aanvallen is verzet nodig. Bij de onderhandelingen voor een Interprofessioneel Akkoord (IPA) in het najaar zal de ruimte voor de vakbondsleidingen beperkt zijn na de spontane acties voor meer koopkracht. De eisen van het patronaat rond de index zullen niet aanvaard worden, maar ook de all-in akkoorden in de sectoren zullen steeds meer in vraag gesteld worden door vakbondsleden.

    Als de vakbondsleiding iets wil binnenhalen met de IPA-onderhandelingen dit najaar, zal het nu al moeten beginnen met een actieplan om onze koopkracht te verdedigen. Het patronaat haalt haar geschut boven om haar winsten veilig te stellen, waarop wachten we om daar iets tegenover te zetten en in het offensief te gaan voor meer koopkracht?

    Afbeelding vanop marxisten.blogspot.com

  • Na het “Generatiepact” naar een “Solidariteitspact”?

    De Belgische werkgeversorganisaties sloten een “solidariteitspact” waarin ze een gemeenschappelijke visie voorstellen over de hervormingen die ze nodig achten om de toekomst van onze welvaart te verzekeren. Tegen 2020 wensen ze 500.000 nieuwe jobs.

    Karel Mortier

    Neen aan de flexicurity

    Het Solidariteitspact bevat de klassieke patronale recepten als lastenverlagingen, flexibilisering van de arbeidsmarkt en de afslanking van de overheid. “Het politiek beleid moet maximaal alle lasten verlichten die wegen op ondernemingen.”, luidt het. In mensentaal: de gemeenschap moet vooral in dienst staan van de werkgevers.

    Voorts introduceren de werkgevers het begrip “flexicurity” in ons land. De idee erachter is een ijzeren activering van werklozen in combinatie met systematische vorming en bijscholing op kosten van de gemeenschap, zodat iedereen wiens job overbodig wordt, in een minimum van tijd klaargestoomd wordt om op een totaal andere werkpost te renderen. Daarvoor willen de patroons het ontslagrecht “moderniseren” (lees: versoepelen), de werkloosheidsvergoeding – zij noemen het subtiel werkloosheids-“verzekering” – optrekken, maar beperken tot een vooraf vastgestelde duur en afhankelijk maken van de bereidheid zich te herscholen, om zo geen ‘job’zekerheid, maar toch een zo groot mogelijke ‘werk’zekerheid – in een andere job – na te streven.

    De nationale en regionale werkgeversorganisaties zijn het eens geworden dat een staatshervorming, waarin de gewesten meer bevoegdheden krijgen, noodzakelijk is “omdat de economische verschillen tussen de gewesten te groot zijn voor één gemeenschappelijk beleid. Sociaal-economische en ecologische beleidskeuzes kunnen efficiënter zijn, wanneer ze op maat zijn van de gedifferentieerde noden van de ondernemingen in de regio’s.” In de tekst wordt niet langer gesproken over de Belgische economie maar over drie verschillende economieën die elk hun eigen beleid vereisen. De werkgevers willen meer autonomie voor de regio’s op vlak van de arbeidsmarkt en fiscaal beleid. De regio’s moeten “geresponsabiliseerd” worden. De patroons zijn het dus eens dat fiscale en sociale concurrentie tussen de regio’s hen meer kan opleveren.

    Gevolgen neoliberaal beleid

    Het patronaat wil het neoliberale beleid alweer opdrijven. We weten nochtans waatoe dat de voorbij 15 jaar geleid heeft. Hoewel meer mensen aan het werk zijn, leeft 15% van de bevolking onder de armoedegrens. In de jaren ’80 was dat slechts 6%. Alleenstaanden met een leefloon (683,95 euro per maand) zitten per definitie onder de armoedegrens van 822 euro. Het aantal mensen dat beroep doet op Voedselbanken neemt al 13 jaar op rij toe. In 2006 maakten 106.900 mensen gebruik van voedselpakketten, in 1995 ‘maar’ 70.000. Wie het iets beter heeft ontsnapt niet. Eind vorig jaar noteerde de kredietcentrale van de Nationale Bank meer dan 7,5 miljoen kredietovereenkomsten. Vooral het aantal aankopen op krediet voor kleine bedragen is de laatste jaren sterk gestegen. Tussen 2003 en 2007 was er een toename van maar liefst 75%. In vergelijking met 2000 kloppen 48,9% meer gezinnen aan bij OCMW’s.

    Toch reageren de vakbonden nauwelijks op de systematische aanvallen van het patronaat. Af en toe wordt een persbericht verstuurd en komt er een interview, maar voor het overige blijft het erg stil. De discussie rond de staatshervorming verlamt nu al bijna een jaar de Belgische politiek en nog altijd hebben de vakbonden geen gemeenschappelijk antwoord, laat staan alternatief, naar voor geschoven. De werkgeversorganisaties hebben daardoor vrij spel om hun propaganda te verkondigen omdat de vakbonden het laten afweten in het politiek debat. De belangrijkste hindernis voor de vakbonden is het ontbreken van een eigen parlementaire vertegenwoordiging. De patroons hebben genoeg parlementairen om hun standpunten te verdedigen, maar de arbeiders niet. Daar moeten conclusies uit getrokken worden.

  • Meer koopkracht door meer loon

    Alle media moeten telkens weer toegeven: er is een probleem met de koopkracht. De traditionele politici houden zich intussen enkel bezig met de thema’s die zij zelf belangrijk vinden en hebben moeite om te begrijpen wat er leeft onder arbeiders die moeilijk rondkomen, laat staan wat de leefsituatie is van mensen met een uitkering. Hoe zouden ze dat kunnen begrijpen, hun wereld is zeker niet de onze.

    Simon Hupkens

    De wereld van de traditionele politici gaat niet veel verder dan die van de patroons en grote aandeelhouders die recordwinsten binnen rijven terwijl de arbeiders en hun gezinnen in moeilijkheden komen.

    Didier Bellens, topman van Belgacom, kreeg in 2007 bijna 1 miljoen euro meer dan in 2006. Met een jaarloon van 3,57 miljoen euro komt hij bijna aan 10.000 euro per dag! Dan steekt het niet op een halve euro meer voor een brood. Wellicht vindt Bellens het spijtig dat hij minder verdient dan topmanager Carlos Brito van Inbev, die was goed voor 4,25 miljoen.

    Terwijl de voedselprijzen toenemen, herziet Colruyt haar winstverwachtingen naar boven met 2%. Een pintje wordt duurder, maar Inbev haalde in 2007 wel 48% meer winst! De dure olieprijzen leiden tot recordwinsten voor de grote oliemultinationals, Exxon Mobil boekte vorig jaar de grootste bedrijfswinst ooit in de VS: 40,6 miljard dollar. Zelfs de financiële crisis zou de winsten van de grote banken niet fundamenteel te raken.

    Behalve prijsstijgingen, wordt de kas van de patroons en grote aandeelhouders ook gunstig gevoed door het fiscaal regime in ons land. België wordt stilaan een nieuw belastingparadijs voor de grote bedrijven. De Bel-20 bedrijven maakten vorig jaar 21 miljard euro winst na belastingen. Ze betaalden 3,4 miljard euro belastingen of één derde minder dan het jaar voordien! Hun gemiddeld belastingtarief bedroeg nog maar 14% (bij Fortis was er zelfs een negatief tarief: het bedrijf kreeg 235 miljoen euro terug van de belastingen!). Met dat soort cijfers kan het niet anders dan dat er geen middelen zijn om iets aan onze koopkracht te doen! Alle traditionele politici stappen in deze logica mee.

    Volgens de politici, maar ook vertegenwoordigers van bijvoorbeeld de Nationale Bank, zullen we de broeksriem moeten aansnoeren. Guy Quaden van de Nationale Bank verklaarde dat loonsverhogingen een bijzonder negatief effect zouden hebben. Zelf is hij goed voor een jaarloon van 474.000 euro. Dat is zowat 1.300 euro per dag, voor steeds meer werkenden is dat een maandloon.

    Ook de politici kunnen niet klagen over hun inkomsten. Een minister is goed voor 202.340 euro bruto per jaar, een parlementslid voor 95.927 euro. Daarnaast zijn politici vaak nog actief in de raad van bestuur van grote bedrijven. Zo kreeg Dehaene in 2006 33.000 euro van Umicore, bij Inbev kreeg hij 67.000 euro en een variabele vergoeding van ongeveer 12.000 euro (en dat allemaal na het bijwonen van 13 vergaderingen!).

    Dat soort cijfers geeft aan waarom een traditionele politicus weinig belang heeft bij het verdedigen van onze koopkracht. Enerzijds staan ze ver verwijderd van onze leefwereld, maar anderzijds worden ze zelf mee betaald door de grote bedrijven. De politici hebben er persoonlijk belang bij dat de winsten recordniveaus blijven halen, ook al gebeurt dat op de kap van de gemeenschap.

    Als we iets willen doen voor onze koopkracht, zullen we het zelf moeten doen. De afgelopen maanden waren er verschillende acties bij onder meer Ford Genk, Duracell, Crown, Bekaert,… Daar werden toegevingen afgedwongen. Ook de Vlaamse ambtenaren gaan in actie. Dat is slechts een eerste stap. Er zal nood zijn aan eengemaakt syndicaal verzet, maar ook de discussie over een politiek verlengstuk zal zich snel stellen. We kunnen immers niet vertrouwen op de professionals uit de wereld van politici en zakenlui.

  • Regeerakkoord: veel cadeaus voor het patronaat, niets voor onze koopkracht

    In de week van de laatste onderhandelingen voor de regering Leterme 1 was er nog een opvallende staking van de Vlaamse ambtenaren die een loonsverhoging van 5% eisten. Daarmee werd duidelijk gemaakt dat het ongenoegen ook in de openbare diensten groot is. De nieuwe regering paste haar retoriek aan: “We willen een regering zijn die de koopkracht versterkt”, aldus Leterme in zijn toespraak voor het parlement.

    Cédric Gérôme

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    Socialisme 2008

    5 en 6 april

    Zaterdag 5 april 19-21u30: De nieuwe regering plant een verdere aanval op onze koopkracht. België telt nu reeds 15% officiële armen. Waar zal dit eindigen? Hoe kunnen we deze ontwikkeling stoppen?

    We luisteren naar enkele getuigenissen: Christian Dehon is gepensioneerd en ondervindt aan den lijve hoe de koopkracht van gepensioneerden achteruit ging. Koenraad Depauw werkt als coördinator van een belangenvereniging voor mensen met een beperking. De zwaksten in de samenleving worden hard getroffen door de tekorten die er zijn en de stijging van prijzen voor producten en diensten. Julie Demulder is een werkloze alleenstaande moeder uit Luik en komt getuigen over de concrete problemen die dit met zich meebrengt. Gaby Colenbunders is vakbondsmilitant bij Ford Genk en één van de gangmakers van de stakingen voor meer koopkracht. William Caers is vakbondsafgevaardigde bij de Brusselse vervoermaatschappij MIVB. Jo Coulier, hoofdafgevaardigde van het ABVV op de VUB en LSP-militant brengt het LSP-programma rond koopkracht


    Meer info vind je op de volgende pagina: > Socialisme 2008
    [/box]

    De nieuwbakken federale regering kon niet anders dan in woorden “de lat wat gelijker leggen”. Tegenover vage voorstellen om de koopkracht te verbeteren, het optrekken van het belastingvrij minimum, de verhoging met 2% van sommige pensioenen of ook nog het optrekken van de minimumlonen, staan alweer talloze geschenken aan het patronaat. Nieuwe kortingen op de patronale bijdragen, maar ook een verstrengde verplichting voor werklozen, ook 50-plussers, om op straffe van nog lagere uitkeringen, om het even welke job te aanvaarden. Voor een aantal beroepen zal het patronaat gebruik mogen maken van selectieve migratie. De voorziene “loopbaanrekening” (1), nog gemakkelijker toegang tot overuren en “bevorderen” van ongezond nachtwerk en ploegenarbeid, moeten de flexibiliteit nog verder opdrijven. Op lange termijn – dat is nog langer dan “onverwijld” – wil Leterme I dat een gepensioneerde kan beschikken over 75% van het laatst verdiende loon, intussen wil de regering vooral de “berekening van de pensioenen herzien”, een belofte die weinig lekkers doet vermoeden. Leterme I wil een meer actieve strijd tegen de fiscale fraude, evenwel zonder toename van administratieve lasten of personeel. Het statuut van ambtenaar blijft de regel, maar “bij uitzondering” zal voortaan ook beroep mogen gedaan worden op interimarbeid. Tenslotte wil de regering “een debat voeren” met de vakbonden over “de continuïteit van de openbare dienstverlening” bij stakingen. Men is gewaarschuwd.

    Het uiteindelijke regeerakkoord bevat echter geen concrete maatregelen voor onze koopkracht. Het was niet verrassend, maar het regeerakkoord is op dat vlak erg vaag met een sterke neoliberale saus. De grote lijnen van het regeerakkoord doen denken aan de eisen die recent door de patronale organisaties naar voor werden geschoven: nieuwe lastenverlagingen, meer aanvallen op de werklozen, meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt,… Een klein uittreksel: “De federale regering zal er, in overleg met de sociale partners, over waken dat de loonkosten, via de toepassing van de wet op het concurrentievermogen en een vermindering van de werkgeversbijdragen, gunstiger verloopt dan die van onze voornaamste handelspartners. Een verlaging van de werkgeversbijdragen ingevolge een beslissing van de regering, mag de onderhandelingsmarges niet vergroten.” Vertaling: terwijl de patroons opnieuw cadeaus zullen krijgen, mag dit niet gebruikt worden door de werkenden om ook een deel van de koek op te eisen.

    Het hoofdstuk over de koopkracht is erg algemeen, maar de ondertitel vat het goed samen: “De belastingen op arbeid verlagen”. Daarin wordt ondermeer gesteld dat de regering het belastingvrije minimum wil verhogen (dat is het deel van het inkomen waarop geen belastingen worden betaald). De regering wil ook het aantal tussenliggende belastingschalen beperken.

    Deze ideeën liggen in dezelfde lijn als eerdere voorstellen voor fiscale hervormingen van Didier Reynders: steeds opnieuw de belastingen verlagen omdat het naar verluidt de koopkracht van de armsten ten goede zou komen. Voor de werkenden en hun gezinnen gaat het om een broekzak-vestzak operatie waarbij de beperkte verhogingen van de inkomsten betaald worden met een afname van de middelen voor de gemeenschap (het indirecte deel van ons loon dat dient voor openbare diensten en sociale zekerheid).

    Tegelijk wordt niet geraakt aan de inkomsten uit kapitaal. De arbeiders wordt de illusie geboden dat ze meer verdienen door een stijging van hun nettoloon. Maar we mogen ons niet vergissen: het tekort dat ontstaat bij de gemeenschapsmiddelen zullen wij op de één of andere manier wel moeten dragen. Op het internetforum van Le Soir stelde een lezer terecht: “de voorgestelde hervorming van Reynders is een nieuw mistgordijn in het voordeel van de hoogste inkomens”. De enigen die er echt voordeel uithalen zijn de patroons terwijl er geen enkele reële en structurele maatregel is om iets te doen aan onze koopkracht.

    De “oplossingen” van de regering zullen voor ons geen stap vooruit betekenen. Het aandeel van de lonen in het nationale inkomen neemt al jaren af, en dat terwijl de prijzen sterk toenemen en de winsten van de bedrijven historische records bereiken. Om effectief de koopkracht aan te pakken, is er nood aan een algemene verhoging van de lonen en uitkeringen.


    Noot

    (1) Het patronaat wil op die manier “de arbeidstijd bevrijden”, afstappen dus van collectieve uurregelingen en overschakelen naar de individuele loopbaanrekening. In de praktijk betekent dit dat de werknemer overgeleverd wordt aan de willekeur van de patroon..

  • Koopkracht verdedigen door de lonen te verdedigen

    De aanhoudende prijsstijgingen wegen op de gezinsbudgetten en wakkeren het ongenoegen aan. De index van de consumptieprijzen steeg met 18,5% tussen 2000 en 2007. In dezelfde periode stegen de lonen met slechts 16%. Het verlies van de koopkracht is echter hoger dan het verschil tussen die twee cijfers.

    Thierry Pierret

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    Socialisme 2008

    5 en 6 april

    Zaterdag 5 april 19u-21u30: De nieuwe regering plant een verdere aanval op onze koopkracht. België telt nu reeds 15% officiële armen. Waar zal dit eindigen? Hoe kunnen we deze ontwikkeling stoppen? We luisteren naar enkele getuigenissen: Christian Dehon is gepensioneerd en ondervindt aan den lijve hoe de koopkracht van gepensioneerden achteruit ging. Koenraad Depauw werkt als coördinator van een belangenvereniging voor mensen met een beperking. De zwaksten in de samenleving worden hard getroffen door de tekorten die er zijn en de stijging van prijzen voor producten en diensten. Julie Demulder is een werkloze alleenstaande moeder uit Luik en komt getuigen over de concrete problemen die dit met zich meebrengt. Gaby Colenbunders is vakbondsmilitant bij Ford Genk en één van de gangmakers van de stakingen voor meer koopkracht. William Caers is vakbondsafgevaardigde bij de Brusselse vervoermaatschappij MIVB. Jo Coulier, hoofdafgevaardigde van het ABVV op de VUB en LSP-militant brengt het LSP-programma rond koopkracht

    > Socialisme 2008
    [/box]

    De prijzen van basisproducten zoals voeding, energie of huisvesting zijn veel sterker gestegen dan het gemiddelde. Volgens Testaankoop stegen de prijzen van aardappelen met 68% sinds 2000, de prijs van stookolie met 98%, die van appelen met 46,5%, eideren met 32%,… In 2007 was de koopkracht hierdoor gemiddeld met 19% achteruitgegaan in vergelijking met 2000. Het verlies is het grootste voor de laagste inkomens. De 10% armste gezinnen verliezen op deze manier 335 tot 400 euro per jaar. Dat wordt versterkt door het feit dat de uitkeringen minder snel stegen dan de lonen. Voor de uitkeringen geldt enkel een indexatie.

    Ondermijning van de index

    België en Luxemburg zijn de twee laatste landen in Europa met een automatische aanpassing van de lonen en uitkeringen aan de prijsstijgingen. Dat mechanisme is de index. Er is een korf van producten samengesteld die elk een specifiek gewicht worden toegekend in de index. De samenstelling en afweging van de verschillende producten gebeurt op basis van een onderzoek bij zo’n 3500 gezinnen. In theorie zou de index dus iedere koopkrachtvermindering moeten kunnen opvangen.

    Het huidige systeem zorgt evenwel voor een permanente spanning tussen de patroons die hun winsten willen verhogen en de arbeiders die hun levensstandaard willen behouden. De samenstelling en afweging van producten is daarom het voorwerp van een bitter debat tussen vakbonden en werkgevers. De patroons zijn er in geslaagd om ervoor te zorgen dat de samenstelling en afweging van producten niet meer overeenstemt met de realiteit. Het meest frappante voorbeeld is dat van de huisvesting. In 2007 gaf een gemiddeld gezin 26,1% van haar budget uit aan huisvesting en bijkomende kosten (water, elektriciteit, gas). Voor de 10% armste gezinnen was dat zelfs 38,5% van hun budget. En toch telt het maar voor 15,7% mee in de index! De stijgende huisvestingsprijzen worden op die manier slechts gedeeltelijk verrekend via de index.

    Sinds 1993 is er een zogenaamde “gezondheidsindex” waardoor brandstoffen, alcohol en tabak niet meer opgenomen worden in de index. Met de stijgende olieprijzen zorgt deze ondermijning van de index ervoor dat we 4% koopkracht verliezen enkel en alleen door de olieprijzen. Bovendien zijn recent een aantal luxeproducten zoals GSM, flatscreen schermen of computers toegevoegd. Die producten hebben de tendens om goedkoper te worden, een argument dat overigens vaak wordt ingeroepen door politici of burgerlijke economen om de afname van de koopkracht te ontkennen. Maar een normaal gezin koopt niet iedere maand een nieuwe televisie of computer. Toch zorgen die producten ervoor dat de index minder snel stijgt.

    Loonbonus of loonsverhoging?

    Sinds 1 januari kunnen bedrijven een loonbonus van maximaal 2.200 euro netto toekennen aan hun werknemers. Die loonbonus wordt niet onderworpen aan belastingen of bijdragen voor de sociale zekerheid. Er moet een patronale bijdrage van 33% op worden betaald (tegenover 44% op lonen), maar deze bijdrage kan worden afgetrokken van de belastingen. Bijgevolg zijn er minder middelen voor de fiscus en voor de sociale zekerheid.

    Ongetwijfeld zullen veel arbeiders de loonbonus positief vinden. Het idee dat loonsverhogingen teniet worden gedaan door belastingen is wijd verspreid. Extralegale voordelen zoals maaltijdcheques of bonussen lijken dan ook erg aantrekkelijk. Alleen zullen de verliezen voor de sociale zekerheid en de fiscus elders gezocht worden (denk maar aan verhogingen van lokale belastingen) of gecompenseerd worden door een afbouw van de dienstverlening van de sociale zekerheid of de openbare diensten. We zullen met een loonbonus uiteindelijk minder koopkracht winnen dan met een loonsverhoging die ook de middelen voor de overheid en de sociale zekerheid spijst.

    Bovendien is de loonbonus afhankelijk van de resultaten van de onderneming. Dat zet de deur open om de lonen afhankelijk te maken van de bedrijfsresultaten met de mogelijkheid van concurrentie tussen verschillende personeelsgroepen. Die concurrentie kan de solidariteit ondermijnen die nodig is om verbeteringen voor ons allemaal af te dwingen.

    De enige oplossing bestaat eruit om samen te vechten voor onze lonen en uitkeringen. We hebben eisen nodig die de verschillende categorieën en groepen van arbeiders verenigen en de koopkracht daadwerkelijk verbeteren.

    LSP komt op voor:

    • meer koopkracht door meer loon en verhoging van de uitkeringen
    • de afschaffing van de wet op de concurrentiekracht die loonsverhogingen verbiedt die boven deze in Duitsland, Frankrijk en Nederland liggen (toevallig is Luxemburg overigens niet in dat lijstje opgenomen…)
    • de afschaffing van de gezondheidsindex, herstel van de index met een korf van producten die overeenstemt met de reële uitgaven van gezinnen
    • de afschaffing van BTW op basisproducten zoals huisvesting en energie – BTW is immers een asociale belasting (iedereen betaalt evenveel, arm en rijk)
  • De wanhoop van het zwavelzuur. Welke syndicale strategie?

    Bij Lenoir et Mernier aan de Frans-Belgische grens wordt al 5 weken gestaakt. De boutenfabriek ging failliet en de 132 arbeiders zouden hun job verliezen. De vakbonden eisten een sociaal plan maar tot nu toe bekommerde niemand zich om de ontslagen werknemers. De wanhoop werd zo groot dat arbeiders, als laatste reddingsmiddel, dreigden om zwavelzuur in de Maas te dumpen. Dat soort ongewone actiemethodes zorgt voor discussie over welke strategie men kan volgen.

    Artikel door Jonas Van Vossole. Overgenomen vanop www.lspgent.be

    Bij de Franse boutenfabrikant Lenoir et Mernier wordt al vijf weken actie gevoerd. Op 7 februari werd het bedrijf failliet verklaard, ook al was het een jaar geleden niet verlieslatend. De arbeiders worden zo het slachtoffer van een inhalige directie die bovendien tal van beleidsfouten beging. Ze spreken zich scherp uit tegen hun “patrons-voyous” (of “dieven-patroons”).

    De vakbonden willen een sociaal plan dat de werknemers en hun families vergoedt voor het kwaad dat hen werd aangedaan. Ze eisen 50.000 euro per werknemer van ofwel de directie van het failliete bedrijf, ofwel de bond van metaalbedrijven. Europa legt immers vast dat de industrie of de overheid een sociaal fonds moet aanleggen om werknemers van failliete bedrijven te vergoeden. Maar tot hiertoe bleef iedereen potdoof voor de eisen van de arbeiders. Er werd zelfs geen sociaal bemiddelaar aangesteld door de regering. De rechts-liberale regering van Sarkozy wil het hard spelen.

    De arbeiders zelf hebben geprobeerd de druk verder op te voeren, en er werd twee weken geleden een solidariteitsbetoging met 500 aanwezigen gehouden. Niettemin veranderde er weinig en de druk werd bij vele gezinnen, zeker gezien de stijgende prijzen, onhoudbaar. Dat maakte dat deze week de kruik barstte. De arbeiders dreigden er mee 500 liter giftig zwavelzuur in de nabijgelegen rivier, de Maas, te lozen.

    We begrijpen de woede van de arbeiders, maar denken dat het geen oplossing is om te dreigen met een milieuramp. Dat zal de lokale solidariteit niet versterken, maar juist leiden tot verdeeldheid. Gezinnen die rond de Maas wonen, zullen zich tegen de arbeiders keren en hen als verantwoordelijken zien voor de schade aan de gezondheid van de streekbewoners en het milieu. De wanhoop kan pas verdwijnen als er hoop is op iets beter, en daartoe is lokale solidariteit van groot belang. Bovendien zou een wanhoopsdaad door de vakbondsleiding aangegrepen worden om haar kop in het zand te steken en de arbeiders in het bedrijf geïsoleerd achter laten.

    De kracht van de arbeidersbeweging ligt sinds haar ontstaan in de solidariteit tussen de werknemers. Deze solidariteit wordt continu ondergraven door kapitalistische propaganda, die elke dag in de media gespuid wordt. De liberale propaganda spiegelt ons een hyper-individualistisch mensbeeld voor, waar elk individu als het ware de concurrent vormt van het andere individu. Voor collectieve belangen, zoals de belangen van de arbeiders in een fabriek of de militanten van een vakbond is in dat wereldbeeld geen plaats. Men houdt ons voortdurend voor dat de werknemers van de ene fabriek concurreren met die van een andere fabriek en die uit het ene land de lonen en arbeidsvoorwaarden ondergraven van de andere. Dat soort ideeën is natuurlijk destructief voor de onderlinge solidariteit en zorgt bovendien voor een neerwaartse spiraal waarbij verworvenheden voortdurend worden afgebouwd.

    De oorzaak van de afbouw van de arbeidsomstandigheden en lonen is echter niet de concurrentie van andere arbeiders, maar van de strategie die de patroons gebruiken. De concurrentie met andere bedrijven wordt door de meeste directies slechts als excuus gebruikt om de lonen en kosten te drukken, om zo de winsten te laten stijgen.

    Ten opzichtte van dat soort verdeel-en-heers tactieken bestaat er voor werknemers en hun gezinnen slechts één antwoord, en dat is solidariteit. Er is solidariteit nodig om samen de lonen te verdedigen en de koopkracht te verhogen, er is solidariteit nodig om werk in eigen streek te behouden en er is solidariteit nodig om de stakende arbeiders en hun gezinnen te steunen in zo’n moeilijke financiële omstandigheden. Die solidariteit zal niet bereikt worden door de omwonende gezinnen in gevaar te brengen.

    Als gezocht wordt naar een individuele oplossing komt dit ook deels door het feit dat niet gezien wordt hoe een collectieve oplossing mogelijk is. De vakbondsleiding heeft daar een verantwoordelijkheid bij door zich enkel te richten op het overlegsyndicalisme. Daarbij beloofde de leiding te vaak dat het de syndicale basis zou kalmeren in ruil voor bepaalde toegevingen. De vakbond is zo te dikwijls zelf een soort sociale bemiddelaar geworden. De kracht van de arbeiders komt echter voort uit strijd. Door de krachtsverhoudingen op de werkvloer duidelijk te maken, is de positie van de arbeiders ook in overleg veel sterker.

    De tradities van het strijdsyndicalisme zijn deels op de achtergrond gekomen de afgelopen jaren. Bij Lenoir et Mernier bleek dit duidelijk toen er ondanks 5 weken staking nog een actieplan was. Er werd geen actie gevoerd aan de federatie van de staalindustrie, er werd ook geen solidariteitscampagne opgezet bij bedrijven in de streek of bij omwonenden. Dat zou de krachtsverhouding nochtans verbeteren.

    Tegenover de wanhoop van individuele acties, staat de hoop van collectief verzet. De traditie van het strijdsyndicalisme bestaat nog. De vele stakingen voor meer koopkracht in ons land, maar ook in de buurlanden, tonen aan dat een nieuwe generatie van arbeiders, syndicalisten en delegees opstaat en de traditie van het strijdsyndicalisme opneemt. De resultaten van de stakingen hebben bovendien aangetoond dat strijd loont.

  • Vlaamse ambtenaren: strijdbaarheid loont

    Na de succesvolle stakingsweek en afsluitende betoging kwam het niet tot een akkoord met de Vlaamse regering. Minister Bourgeois was bereid om toegevingen te doen, de beloofde middelen werden verdievoudigd. Maar wat op tafel lag, was nog steeds ontoereikend en er werd besloten om de acties verder te zetten. Nu is er een nieuw voorstel met een lineaire loonsverhoging van 2%.

    Sinds 17 maart wordt actie gevoerd door de Vlaamse ambtenaren. Aanvankelijk was enkel een actieweek vooropgesteld, maar na afloop van die week was het duidelijk dat de acties zouden doorgaan indien de minimumgrens van 2% loonsverhoging niet zou worden aanvaard. De oorspronkelijke eis was 5% opslag.

    Dat de stakers bij de Vlaamse regering weinig gehoor zouden vinden, kwam niet als een verrassing. Waar Bourgeois nog toegevingen wou doen, lag dit bij minister-president Kris Peeters moeilijker. De onverkozen minister-president zal ook wel het standpunt gelezen hebben van de patroonsfederatie Unizo waar hij voor zijn politieke loopbaan in actief was. Unizo wou de stakingsacties zelfs via gerechtelijke weg laten verbieden, maar liep een blauwtje op bij de Gentse rechtbank. Unizo schreeuwt hoe onrechtvaardig de staking wel niet is. Voor Peeters is het dan ook moeilijk om veel toegevingen te doen. Zo zien we meteen wat voormalig CD&V-voorzitter Schouppe bedoelde toen hij stelde dat zijn partij zich wat socialer moest opstellen…

    De succesvolle actieweek met onder meer blokkades van de waterwegen en een nationale betoging toonden een enorme strijdbaarheid van de ambtenaren. Bourgeois stelde een lineaire koopkrachtverhoging van 1% voor, maar die toegeving volstond niet. De strijdbaarheid bleef overeind en na de betoging van vrijdag wou de minister verder gaan. De vakbonden stelden dat ze niet onder de minimumgrens van 2% konden gaan. Daarnaast eisten ze voor de 20% laagste lonen een extra opslag van 3%.

    De basis eiste na de acties een echte loonsverhoging. Het uiteindelijke voorstel van de ministers Bourgeois en Peeters omvat een lineaire loonsverhoging van 2% en een daling van de werknemersbijdrage voor de maaltijdcheques.

    Dit voorstel maakt duidelijk dat de strijdbaarheid van de afgelopen week lonend was. Na de privésector worden nu ook bij de overheid toegevingen afgedwongen op basis van strijd! Bovendien maakte de strijdbaarheid op de acties zelf duidelijk dat er een groeiend ongenoegen is waarmee ook in de komende maanden rekening zal moeten worden gehouden!

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop