De Belgische werkgeversorganisaties sloten een “solidariteitspact” waarin ze een gemeenschappelijke visie voorstellen over de hervormingen die ze nodig achten om de toekomst van onze welvaart te verzekeren. Tegen 2020 wensen ze 500.000 nieuwe jobs.
Neen aan de flexicurity
Het Solidariteitspact bevat de klassieke patronale recepten als lastenverlagingen, flexibilisering van de arbeidsmarkt en de afslanking van de overheid. “Het politiek beleid moet maximaal alle lasten verlichten die wegen op ondernemingen.”, luidt het. In mensentaal: de gemeenschap moet vooral in dienst staan van de werkgevers.
Voorts introduceren de werkgevers het begrip “flexicurity” in ons land. De idee erachter is een ijzeren activering van werklozen in combinatie met systematische vorming en bijscholing op kosten van de gemeenschap, zodat iedereen wiens job overbodig wordt, in een minimum van tijd klaargestoomd wordt om op een totaal andere werkpost te renderen. Daarvoor willen de patroons het ontslagrecht “moderniseren” (lees: versoepelen), de werkloosheidsvergoeding – zij noemen het subtiel werkloosheids-“verzekering” – optrekken, maar beperken tot een vooraf vastgestelde duur en afhankelijk maken van de bereidheid zich te herscholen, om zo geen ‘job’zekerheid, maar toch een zo groot mogelijke ‘werk’zekerheid – in een andere job – na te streven.
De nationale en regionale werkgeversorganisaties zijn het eens geworden dat een staatshervorming, waarin de gewesten meer bevoegdheden krijgen, noodzakelijk is “omdat de economische verschillen tussen de gewesten te groot zijn voor één gemeenschappelijk beleid. Sociaal-economische en ecologische beleidskeuzes kunnen efficiënter zijn, wanneer ze op maat zijn van de gedifferentieerde noden van de ondernemingen in de regio’s.” In de tekst wordt niet langer gesproken over de Belgische economie maar over drie verschillende economieën die elk hun eigen beleid vereisen. De werkgevers willen meer autonomie voor de regio’s op vlak van de arbeidsmarkt en fiscaal beleid. De regio’s moeten “geresponsabiliseerd” worden. De patroons zijn het dus eens dat fiscale en sociale concurrentie tussen de regio’s hen meer kan opleveren.
Gevolgen neoliberaal beleid
Het patronaat wil het neoliberale beleid alweer opdrijven. We weten nochtans waatoe dat de voorbij 15 jaar geleid heeft. Hoewel meer mensen aan het werk zijn, leeft 15% van de bevolking onder de armoedegrens. In de jaren ’80 was dat slechts 6%. Alleenstaanden met een leefloon (683,95 euro per maand) zitten per definitie onder de armoedegrens van 822 euro. Het aantal mensen dat beroep doet op Voedselbanken neemt al 13 jaar op rij toe. In 2006 maakten 106.900 mensen gebruik van voedselpakketten, in 1995 ‘maar’ 70.000. Wie het iets beter heeft ontsnapt niet. Eind vorig jaar noteerde de kredietcentrale van de Nationale Bank meer dan 7,5 miljoen kredietovereenkomsten. Vooral het aantal aankopen op krediet voor kleine bedragen is de laatste jaren sterk gestegen. Tussen 2003 en 2007 was er een toename van maar liefst 75%. In vergelijking met 2000 kloppen 48,9% meer gezinnen aan bij OCMW’s.
Toch reageren de vakbonden nauwelijks op de systematische aanvallen van het patronaat. Af en toe wordt een persbericht verstuurd en komt er een interview, maar voor het overige blijft het erg stil. De discussie rond de staatshervorming verlamt nu al bijna een jaar de Belgische politiek en nog altijd hebben de vakbonden geen gemeenschappelijk antwoord, laat staan alternatief, naar voor geschoven. De werkgeversorganisaties hebben daardoor vrij spel om hun propaganda te verkondigen omdat de vakbonden het laten afweten in het politiek debat. De belangrijkste hindernis voor de vakbonden is het ontbreken van een eigen parlementaire vertegenwoordiging. De patroons hebben genoeg parlementairen om hun standpunten te verdedigen, maar de arbeiders niet. Daar moeten conclusies uit getrokken worden.