Category: Op de werkvloer

  • ACOD-Spoor brengt kritische opmerkingen over nota formateur

    Een opvallend stukje in de nota van formateur Leterme handelde over het openbaar vervoer. De toekomstige premier stelde dat het verkeer over de weg moet afnemen en het verkeer over het spoor met 25% moet stijgen op 4 jaar tijd. Een nobele gedachte, denken we dan. Maar natuurlijk moeten er ook enkele vragen bij gesteld worden: wat betekent dit op het vlak van middelen voor extra personeel en infrastructuur? Met de huidige middelen, aantallen personeelsleden en infrastructuur zou een dergelijke toename immers vooral leiden tot een versterking van reeds aanwezige problemen.

    Er wordt reeds jarenlang geklaagd over het personeelstekort bij de NMBS en recente campagnes om extra personeel aan te werven hebben dat niet volledig opgelost. Een tekort aan personeel en besparingen op de infrastructuur hebben enorme gevolgen, onder meer wat betreft de stiptheid van de treinen. En dat is natuurlijk een erg gevoelig punt, zeker ook voor de reizigers.

    ACOD-Spoor stelt in een persmededeling dat het verheugd is over de intentie om het spoorvervoer sterker te waarderen. Dat is volkomen terecht en er wordt eveneens terecht gewezen op de pijnpunten. Wij denken dat dit standpunt van ACOD-Spoor niet enkel nuttig is voor spoorpersoneel, maar ook breder voor de gebruikers. Daarom vind je hieronder integraal de persmededeling van ACOD-Spoor.


    Reactie ACOD sector SPOOR op nota van de FORMATEUR ( gedeelte NMBS)

    Wij zijn verheugd over de intentie om het spoorvervoer tijdens de volgende 4 jaar nog met 25% te laten stijgen. Wij stellen met genoegen vast dat ook het probleem van de stiptheid de formateur niet ontgaan is.

    Het vooropgestelde realiseren zal investeringen tot gevolg hebben in rijtuigen en nieuwe treinstellen, maar ook zullen er voldoende middelen moeten beschikbaar zijn voor de instandhouding en de uitbreiding van het huidige spoorwegnetwerk. Dit houdt in dat de verbintenissen betreffende dotaties zullen moeten nageleefd worden en de dotaties zelfs zullen moeten opgetrokken worden.

    Om de vooropgestelde doelstellingen te bereiken let men er best op dat het huidige “ vrij stabiele” sociale klimaat niet onder druk komt te staan.

    Dit alles kan bijvoorbeeld nooit gerealiseerd worden zonder een gunstig tewerkstellingsklimaat te creëren voor statutaire personeelsleden, gediplomeerden en ook niet- of laaggeschoolden.

    In een tijdperk waarin agressie bij de NMBS hoogtij viert verwachten wij van de staat bijkomende budgetten om cliënteel en personeel een betrouwbare sociale veiligheid te garanderen. Daaromtrent is in de nota niets te lezen.

    De ACOD heeft altijd elke vorm van regionalisering bij de NMBS bestreden. Dus zijn voorstellen als :

    • Meer verantwoordelijkheden geven aan de gewesten en hen zelfs de gelegenheid bieden om beheersovereenkomsten af te sluiten met de drie maatschappijen van de groep.
    • Gewestelijke projecten financieren buiten de 60/40 verdeelsleutel

    voor ons onaanvaardbaar

    Wij ervaren het voorstel om vertegenwoordigers van de gewesten op te nemen in de respectievelijke raden van bestuur als een belediging omdat de paarse regering in die raden van bestuur geen zitje meer vrij had voor een vertegenwoordiging van de werknemers.

    Tot slot merken wij op dat de overweging om Light-Rail te organiseren op zowel sporen die buiten dienst zijn als op sporen die nog in dienst zijn getuigt van een grote lichtzinnigheid. Dit zal ongetwijfeld technische en organisatorische verwikkelingen met zich brengen.

    Tot slot hebben wij bedenkingen bij het mogelijk onderbrengen van alle participaties van de Belgische Staat( dus ook die van de NMBS-groep) in de FPIM.


  • Stakingsrecht bedreigd. Neen aan de vervolging van 48 personeelsleden in Zaventem!

    Een advocatenkantoor heeft een privé-detective ingezet om de identiteit te achterhalen van 48 personeelsleden van de luchthaven te Zaventem die op 13 april in staking gingen tegen het beleid van de directie. Het individueel vervolgen van arbeiders bij een collectief conflict, is een poging om het stakingsrecht compleet te ondermijnen.

    De staking van het veiligheidspersoneel op de luchthaven vond plaats omwille van ongenoegen rond het beleid van de directie. Er was reeds langer een algemene onvrede over het beleid, onder meer inzake het toekennen van premies en maaltijdcheques. De directe aanleiding was het beleid van de verantwoordelijke voor de veiligheid die een dictatoriaal beleid voerde en daarvoor ook werd teruggeroepen door de directie (na de staking). Het klopt dus al niet als nu wordt beweerd dat er enkel werd gestaakt omwille van enkele maaltijdcheques. Er werd ook gestaakt tegen het beleid van het management en de directie heeft achteraf in de praktijk moeten erkennen dat er zich op dat vlak een probleem stelde.

    Naar aanleiding van de staking werd een klacht ingediend door een Genks advocatenkantoor. Er wordt een totale schadevergoeding geëist voor een bedrag van zowat 100.000 euro. Opvallend gegeven: de schadevergoeding wordt geëist van 48 personeelsleden wiens identiteit werd achterhaald door een privé-detective.

    Dat is natuurlijk schandalig. Het beleid op de luchthaven ten aanzien van het veiligheidspersoneel lag aan de basis van de staking, maar nu richt de Genkse advocaat zich tegen de slachtoffers van dat beleid. Bovendien worden individuen eruit gepikt om hen te intimideren en te bedreigen. De boodschap is duidelijk: er wordt gehoopt dat voortaan alle individuele stakers kunnen worden aangepakt om stakingen zo goed als onmogelijk te maken. Wie durft nog te staken als er achteraf gedreigd wordt met een persoonlijke klacht met schadevergoedingen die sterk oplopen?

    In een collectief conflict zijn rechterlijke tussenkomsten in principe beperkt. In de praktijk is er de afgelopen jaren reeds een toename van tussenkomsten geweest, onder meer met eenzijdige verzoekschriften waarmee dwangsommen werden opgelegd tegen stakersposten. Ook daar wordt reeds een maatregel opgelegd tegen individuele arbeiders die aan een stakerspost staan. Van daaruit is het maar een kleine stap om nu individuele arbeiders aan te klagen.

    De juristen die gespecialiseerd zijn op dit terrein zijn het quasi allen eens dat de procedure weinig kans op slagen heeft. Maar wij zijn er nog niet zo zeker van. Het klopt natuurlijk dat er een wettelijk stakingsrecht is en dat de fundamentele vrijheden en rechten van werknemers ook het stakingsrecht omvatten. Het klopt ook dat het recht op actievoeren algemeen wordt erkend. Maar er is tegelijk ook een tendens om het stakingsrecht in vraag te stellen. De eenzijdige verzoekschriften tegen stakersposten zijn er een voorbeeld van, de discussie rond de minimumdiensten bij stakingen evenzeer. Wat zal de impact daarvan zijn op eventuele nieuwe gerechtelijke ontwikkelingen?

    In zo’n omstandigheden is het niet uitgesloten dat er bij een toename van individuele procedures uiteindelijk wel eens een negatieve uitspraak valt voor de arbeiders. Het is niet aangewezen om te wachten op een uitspraak in deze zaak om een antwoord naar voor te brengen met de vakbeweging. Deze rechtzaak moet gekoppeld worden aan de andere aanvallen op het stakingsrecht om een offensief syndicaal antwoord naar voor te brengen dat gebaseerd is op mobilisatie en actie.

    Bij de zittingen van de rechtbank in deze zaak moet er telkens een grote mobilisatie worden opgezet om duidelijk te maken dat iedere aanval op het stakingsrecht zal worden beantwoord. Professor Blanpain stelde dat deze zaak een kans op succes maakt, maar tegelijk geen bedreiging vormt voor het stakingsrecht: “Het stakingsrecht is een grondwettelijk gegarandeerd recht en staat steviger dan ooit tevoren. Maar het moet met redelijkheid worden toegepast en het is een laatste actiemiddel, dat in verhouding moet staan tot het doel. In Zaventem was dat niet het geval.”

    Wie is Blanpain om te oordelen wanneer een staking al dan niet gerechtvaardigd is? Daarover zullen de arbeiders wel beslissen en het gerecht moet zich daar buiten houden. Als morgen een rechter kan beslissen dat deze staking onredelijk was en de arbeiders een schadevergoeding oplegt, gaan we terug naar 19e eeuwse toestanden waarbij staken verboden is. Het is dus wel degelijk het stakingsrecht dat bedreigd wordt!

  • CAP voert actie in Schaarbeek

    De Brusselse afdeling van CAP voert campagne tegen de voorziene sluiting van het postkantoor op het Gemeenteplein van Schaarbeek. Dat postkantoor zou vervangen worden door een postpunt in een GB in de buurt.

    We hebben een informatiecampagne opgestart door een kleine affiche met een pamflet deur-aan-deur te verspreiden in de wijk en ook nog eens op de markt.

    De campagne heeft tot resultaat geleid, de klantendienst van De Post werd overspoeld door telefonische oproepen. De campagne zal nu een tweede fase aanvatten: die van de actie. Op 7 juni was er reeds een kleine actie voor het bedreigde postkantoor. Een aantal buurtbewoners kwam ons daarbij ondersteunen.

    In de buurt wordt niet begrepen dat De Post een kantoor sluit dat zo centraal gelegen is. Heel wat buurtbewoners beschikken over een postrekening en zien er tegenop om een heel eind te moeten stappen om geld van hun rekening te kunnen halen. De meeste aanwezigen op de actie van 7 juni hebben zich opgegeven om mee te werken aan een lokaal actiecomité.

    Sommige buurtbewoners hebben twijfels of het mogelijk zal zijn om het postkantoor open te houden. Maar zelfs indien de kansen op succes misschien beperkt lijken, moeten we toch minstens proberen om het postkantoor open te houden. De beslissing van Carrefour om 16 GB’s te sluiten, geeft ons extra argumenten. Wat zal er gebeuren met de postpunten in de vestigingen van GB die dicht zullen gaan?

    Enkel het behoud van een uitgebreid net van postkantoren biedt garanties op een kwaliteitsvolle en toegankelijke dienstverlening voor iedereen.

  • Electrabel levert geen energieoplossingen, maar energieproblemen

    De schrijver van dit artikel kreeg een brief van Electrabel. De brief had als titel: “Electrabel informeert u over de evolutie van de prijzen en helpt je te besparen”. Wat na deze titel kwam, was echter minder goed nieuws.

    Thierry Pierret

    De brief legde uit dat er een aanhoudende stijging is van de energieprijzen. Daar werd uitdrukkelijk aan toegevoegd dat Electrabel dit tot nu toe niet heeft verhaald op de klanten en dit ook niet zal doen voor de elektriciteit. Hierna volgt snel een aankondiging van de prijsverhoging van gas onder het excuus dat de gasprijs moet worden aangepast aan de marktvoorwaarden waartegen wordt gewerkt.

    Uit de brief kunnen we niet opmaken hoe die markten en hun voorwaarden ontwikkelen. We hadden nochtans wel eens willen weten waarom Electrabel net haar prijzen verhoogt op een ogenblik dat de prijzen voor fossiele brandstoffen (waaronder gas) reeds enkele maanden aan het dalen zijn.

    Electrabel stelt ons “concrete oplossingen” voor om energie (en dus geld) te besparen. Daartoe stelt het ons een contract “EnergyPlus” voor waarmee 2% kan worden bespaard op gas en elektriciteit. Er wordt ons zelfs de mogelijkheid geboden om onze maandelijkse energieconsumptie te meten met een gratis dienst, de energiemeter. En wie met een domiciliëring betaalt, krijgt nog eens een jaarlijkse vermindering van 10 euro. Hierna volgde een reeks cijfers die ons meer duidelijkheid zouden moeten brengen over de tarieven voor gas en elektriciteit. Daaruit blijkt zeker niet dat we beter minder energie verbruiken. Integendeel, wie minder dan 2000 kW verbruikt per jaar zal 8,53 kW/uur betalen als normaal tarief. Wie meer dan 20.000 kW per jaar verbruikt, betaalt een euro minder: 7,30 kW/uur. Electrabel wil blijkbaar vooral de bedrijven gunstig stemmen, terwijl gewone gezinnen meer moeten betalen.

    De aankondiging van een prijsstijging voor gas met 20% vanaf 1 september werd snel ingetrokken toen bleek dat dit een storm van ongenoegen veroorzaakte. Jean-Pierre Hansen, topmanager van Electrabel, stelde dat deze 20% enkel betrekking had op de basisprijs. Maar na indexering (waarop of hoe is niet duidelijk) zou de prijsstijging ‘slechts’ 3% bedragen dit jaar. Er was volgens de topman een communicatiefout gebeurd… Hij beloofde bovendien dat de maandelijkse factuur niet zal stijgen tussen september en de jaarlijkse eindafrekening (over die afrekening zweeg Hansen natuurlijk). Hij beloofde dat de prijsstijging volgend jaar “gematigd” zal zijn (wat hij daar ook onder moge verstaan). Bovendien werd geen enkele garantie gegeven voor de daaropvolgende jaren.

    In sommige reclames van energieleveranciers wordt elektriciteit wel eens voorgesteld als iets magisch, als een toverkracht. Blijkbaar geldt dit ook voor de aankondigingen van prijsstijgingen. De toverfee Electrabel slaagt er in om een prijsstijging van 20% plots om te toveren in een stijging van 3%. Een stijging van 3% die bovendien met 2% daalt dankzij EnergyPlus. Niets dan goed nieuws dus? Met wiens voeten denkt Electrabel te spelen?

    De realiteit is dat Electrabel haar prijzen optrekt om meer winsten te kunnen maken voor de aandeelhouders van de multinational Suez waar het deel van uitmaakt. In 2006 maakte Electrabel 2,14 miljard euro winst… Als Electrabel ontkent dat de prijsstijgingen dienen om de winsten op te drijven, dan moet het maar eens haar boekhouding en de samenstelling van haar prijzen publiek bekend maken.

    LSP eist dat Electrabel onder publieke controle zou worden geplaatst waarbij de gebruikers en het personeel kunnen beslissen. Dat is de enige manier om te komen tot een transparante energiepolitiek waarbij de dienstverlening aan de bevolking centraal staat en waarbij er respect mogelijk is voor het leefmilieu.

  • Liberaliseringen: Minder diensten voor meer geld

    In 2006 besliste de Europese Commissie dat de postsector in verschillende fasen moest worden geliberaliseerd. Dat heeft geleid tot een reeks herstructureringen en aanpassingen in de Europese postdiensten om zo de aangekondigde concurrentie het hoofd te kunnen bieden. De voorbereiding op een volledige liberalisering heeft reeds geleid tot heel wat prijsverhogingen en een afbouw van het personeelsbestand.

    Simon Hupkens

    Tegen 2011 zouden ook gewone brieven van minder dan 50 gram onderworpen moeten worden aan de logica van de concurrentie. Hierdoor zou De Post als openbare dienst niet langer het enige bedrijf zijn dat post verdeelt. De Europese Commissie probeert ons de liberalisering te verkopen met het argument dat liberaliseren leidt tot lagere prijzen. Dat liberale dogma is nochtans reeds doorprikt in de energiesector. De beloofde prijsdalingen hebben zich daar niet gerealiseerd, integendeel. Ieder gezin zal wel weten dat het bedrag op de energiefacturen de afgelopen jaren is toegenomen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het aantal “wanbetalers” sterk toeneem: 91.600 gezinnen werden reeds op de zwarte lijst gezet door de energieleveranciers.

    Zullen we binnenkort hetzelfde zien bij de postdiensten? Als we kijken naar enkele Europese voorbeelden kunnen we dat enkel bevestigen. In Zweden werden de postdiensten reeds volledig geliberaliseerd. Resultaat: de prijzen zijn er quasi verdubbeld voor particuliere gebruikers. Voor een postzegel moet je er nu dubbel zoveel betalen. Staat ons dat ook te wachten in België (beeld je maar eens in dat je voor een gewone brief 0,87 euro moet betalen in plaats van 0,46 euro…).

    De private bedrijven die post verdelen, blijken zonder uitzondering te werken met bijzonder flexibele en onderbetaalde arbeiders, waaronder heel wat schijnzelfstandigen. In Duitsland deed TNT zelfs een oproep aan kinderen boven de 13 jaar om post te bedelen: 1.000 bussen voor 20 euro. De liberalisering in Duitsland heeft ertoe geleid dat 22.000 jobs verloren gingen bij de vroegere openbare dienst. Bij de nieuwe postbedrijven kwamen er 13.000 jobs bij, dit is een nettoverlies van 9.000 jobs. 62,3% van de nieuwe jobs zijn “mini-jobs” met een maandelijks inkomen van maximum 400 euro waardoor geen sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd zijn.

    Ondanks de lage lonen en de onderbemanning bij De Post stellen de voorstanders van de liberalisering steevast dat het personeelsbestand moet worden afgebouwd. Ook de dienstverlening heeft hieronder te lijden: het is geen toeval dat 277 postkantoren in dit land worden gesloten en vervangen door postpunten. Waar er reeds een liberalisering is doorgevoerd, komt er een post op twee snelheden: de grote klanten krijgen extra voordelen, de kleine klanten moeten meer betalen voor minder diensten. De post van grote bedrijven wordt sneller behandeld, in landelijke of afgelegen gebieden neemt de dienstverlening af,… Een openbare dienst zou ons allemaal een kwaliteitsvolle dienstverlening moeten aanbieden. Een liberalisering leidt tot het versterken van ongelijkheid.

    De Belgische regering stelde dat een liberalisering vanaf 2009 te vroeg zou komen omdat de Belgische Post nog onvoldoende voorbereid is. De datum voor de liberalisering is uitgesteld naar 2011. De voorbereidingen voor de liberalisering wegen echter nu reeds door. Het personeelsbestand wordt verminderd, de dienstverlening aan de bevolking afgebouwd. En dat allemaal om de winsten op te drijven.

    Wat zal er na een volledige liberalisering overblijven qua dienstverlening door De Post?

  • Syndicale rechten onder vuur!

    Wat zal een rooms-blauwe regering betekenen voor de arbeiders op de werkvloer? We moeten niet lang zoeken naar een antwoord op die vraag aangezien we reeds de eerste elementen hebben gezien. Zo werd het plaatsvinden van de sociale verkiezingen in 2008 bedreigd door het optreden van de liberalen. Ook zien we dat er steeds driester wordt tekeer gegaan tegen het stakingsrecht.

    Geert Cool

    Sociale verkiezingen bedreigd

    In 2002 kwam er reeds een Europese richtlijn die bepaalde dat werknemers in bedrijven vanaf 50 werknemers toegang moeten hebben tot bepaalde informatie en inspraak. In februari dit jaar velde de Raad van State een arrest waarin het stelde dat de grens van 100 werknemers om een ondernemingsraad te installeren onwettelijk is. Vanaf eind juni dreigt dit land hoge Europese boetes (tot boven de 200.000 euro per dag!) te moeten betalen indien het niets doet aan de vertegenwoordiging van werknemers in kleinere bedrijven.

    En toch werd onder liberale druk besloten om twee Koninklijke Besluiten rond de sociale verkiezingen tegen te houden. Het patronaat wil niet dat de wet en de Europese richtlijn worden toegepast. Het wil kost wat kost de vakbondsaanwezigheid in KMO’s tegen gaan. Tegelijk zorgt het er voor dat de organisatie van de sociale verkiezingen op zich in het gedrang komt.

    Het gaat concreet om 5814 ondernemingen, zo’n 125.000 kandidaten en ruim 1,2 miljoen werknemers die op deze manier hun democratisch recht mogelijk niet kunnen uitoefenen. En dan zijn er ook nog de zowat 405.000 werknemers in bedrijven met tussen de 20 en 50 werknemers.

    Hoe zal de toekomstige regering de sabotage van de sociale verkiezingen verkocht krijgen in de retoriek over “goed bestuur” en hoe zal Yves Leterme aan het ACV uitleggen dat zijn belofte om een ondernemingsraad af te dwingen in alle bedrijven vanaf 50 werknemers wordt tegengewerkt?

    Stakingsrecht bedreigd

    Niet alleen de sociale verkiezingen worden bedreigd, ook het stakingsrecht ligt onder vuur. Op de aankondiging van een advocaat dat hij een procedure zou voeren tegen 46 personeelsleden van Biac die met een staking de luchthaven plat legden op 13 april, kwam er amper een syndicale reactie.

    Advocaat Cafmeyer stelde: “Een staking is een drukkingsmiddel dat alleen in uitzonderlijke omstandigheden kan worden gebruikt. Als de aanleiding van een staking niet zwaar genoeg weegt, kan een rechter oordelen dat er misbruik gemaakt is.” Cafmeyer wil in het najaar 46 individuele personeelsleden van Biac voor de rechtbank slepen wegens de staking van 13 april.

    Indien de 46 worden veroordeeld, zullen de vakbonden ongetwijfeld bijspringen in de betaling van de vergoedingen, maar het is wel bijzonder gevaarlijk dat het collectieve stakingsrecht leidt tot individuele procedures. Hierdoor wordt de verantwoordelijkheid niet langer bij het collectief (de vakbonden) gelegd, maar bij individuen. Wie durft dan nog zijn of haar nek uitsteken?

    Een dergelijke aanval op het stakingsrecht is opzienbarend, maar vooral het gebrek aan stevige reactie ertegen valt op. Nochtans is het beter om nu reeds te reageren en niet te wachten op een eventuele uitspraak in een individuele rechtszaak tegen werknemers.

    Tegelijk zal er in de komende periode wellicht verder discussie gevoerd worden over het installeren van minimumdiensten bij stakingen. Bij De Lijn werd reeds een CAO ondertekend waarin het principe van minimumdiensten impliciet vervat zit. Daar werd beloofd geen wilde stakingen te houden en bij dergelijke stakingsacties ’s avonds wel een minimumdienst te organiseren voor schoolgaande jongeren en pendelaars.

    De discussie over de minimumdiensten zal vanuit Frankrijk ook naar ons land komen. Het komt er op neer dat gesteld wordt dat stakingen wel mogen, maar dat tegelijk een aantal diensten moeten worden aangeboden. Kortom: staken mag, maar het mag niemand pijn doen.

    Natuurlijk zorgen stakingen soms voor “overlast”, maar de maatregelen waartegen worden gestaakt, zorgen voor veel meer overlast. Als dat wordt uitgelegd aan een breder publiek, kan er steun zijn voor stakingen. Dat zagen we bijvoorbeeld bij de Poststaking in Gent eind mei.

    Bij het openbaar vervoer ligt dit meestal gevoeliger. Daar wordt echter geen poging gedaan om het ongenoegen onder het personeel te verbinden met een vaak terecht aanwezig ongenoegen onder de passagiers. Veel treinvertragingen zijn nochtans mee een gevolg van een gebrek aan personeel of onderhoud van materieel. Het is mogelijk om een grote maatschappelijke steun op te bouwen voor stakingsacties. Dat zou de beste verdediging zijn van het stakingsrecht, het zou de discussie over “minimumdiensten” isoleren.

    Syndicaal offensief nodig!

    Er zal een ernstig syndicaal antwoord nodig zijn op de aanvallen. Zowel de sociale verworvenheden als de strijdinstrumenten om deze te verdedigen, worden onder vuur genomen.

    Het zal slechts mogelijk zijn om onze instrumenten (zoals vakbondsvertegenwoordiging, stakingsrecht,…) te verdedigen als dit gekoppeld wordt aan een inhoudelijk antwoord op de neoliberale maatregelen die ons worden opgelegd. Zo kan een steun onder bredere lagen van de arbeiders en hun gezinnen worden opgebouwd. Dat moet gepaard gaan met een onverzettelijke houding tegen iedere aanval op onze syndicale rechten en vrijheden.

  • De ontslagregeling bij politici en die van de Opel-arbeiders: een confrontatie…

    Naar aanleiding van het akkoord bij Opel over de ontslagpremies voor de arbeiders riepen de officiële woordvoerders van het patronaat moord en brand. De informele spreekbuizen, politici van de traditionele partijen en de media, zorgden voor de nodige back-up.

    Artikel overgenomen vanop marxisten.blogspot.com

    De pas klaargestoomde CD&V-politicus en voormalig ‘captain of industry’ van Volvo Gent, Peter Leyman, sprak zelfs over een akkoord dat ‘grensde aan het immorele.’ Indien dit heerschap garant staat voor de sociaal-economische dossiers bij de CD&V, kunnen de ACV-vakbondsbureaucraten al stevig in hun haar beginnen krabben… We hebben de heer Leyman echter nog nooit horen klagen over de riante ontslagvergoedingen die zowel topmanagers als politici voor zichzelf uit de brand slepen. Eerst oompje en dan oompjes kinderen natuurlijk.

    “Parlementsleden hebben recht op een minimumvergoeding die overeenkomt met hun parlementaire wedde voor twaalf maanden. Een soortgelijke regeling geldt voor ministers, en de regelingen van de zeven parlementen in dit land zijn in 2002 eenvormig gemaakt.Ongeacht of iemand een dag of zes jaar parlementslid (of minister) is geweest, hij of zij krijgt een uittredingsvergoeding van twaalf maanden. Vanaf het zevende jaar lidmaatschap van een parlement of een regering komt daar twee maanden ontslagvergoeding bovenop, en zo groeit de vergoeding aan met twee maanden wedde per gepresteerd dienstjaar.Na twaalf jaar parlementslid of minister te zijn geweest, bedraagt de uittredingsvergoeding dus 24 maanden. Het maximumbedrag voor de uittredingsvergoeding is vastgelegd op 48 maanden (vier jaar), na 24 jaar parlementslid of minister te zijn geweest.” (Het Nieuwsblad, 20/05/2003)

    Een niet-herverkozen parlementslid met 24 jaar dienst krijgt dus een uitstapvergoeding van 4 jaar loon. Als we weten dat het loon van een parlementslid een kleine 103.800 Euro per jaar bedraagt, komen we uit op een gouden handdruk van zo een slordige 415.200 Euro. Dit is met andere woorden nét niet het drievoudige van de maximale ‘oprotpremie’ bij Opel dat 144.000 Euro bruto bedraagt (vanaf 25 jaar anciënniteit) Een aalmoes als dank om 24 jaar lang de ontberingen van het parlementair fluweel te doorstaan… Een regelrechte schande! De zitpenningen in de raden van bestuur van grote ondernemingen waar ex-politici traditioneel terechtkomen (zoals Dehaene bij Inbev, Willy Claes bij Carrefour,…) bieden echter nog een beetje troost voor deze arme schaapjes die sowieso al 12 stielen en 13 mandaten cumuleren.

    De woordvoerders van VBO, UNIZO en Agoria zien hun vrees betreffende het VW-scenario realiteit worden… De hoge ontslagpremies bij VW moesten kost wat kost een unicum blijven maar het Opel-verhaal bewijst eerder het tegendeel: het dreigt een precedent te vormen!

    Hoge ontslagvergoedingen voor de arbeiders dreigen de doelstelling van herstructureringen en massale ontslagen aan te tasten, namelijk het nog verder opdrijven van de woekerwinsten. “Take the money and run,” is dan ook veruit het verstandigste dat je als arbeider kan doen (bij het uitblijven van een veralgemeend offensief vanuit de arbeidersbeweging) als het alternatief bij blijven een lager loon, langer werken en slechtere werkomstandigheden betekent en de werkonzekerheid in de praktijk niet opgeheven wordt.

    Het patronaat zal dus naar andere manieren (de dreiging met volledige sluiting zoals ook het geval bij Carrefour) moeten zoeken om de arbeiders te laten inleveren in het licht van een (toekomstig) tekort aan geschoolde arbeidskrachten.

    Maar wees niet bevreesd: Open VLD pleit al voor een ‘Tweede Generatiepact’ om de ‘foutjes’ in de toepassing van het eerste pact toe te rijden. En uiteraard pakken de KMO-boeren van VOKA (het netwerk van Vlaamse ondernemingen) met nog een straffer voorstel uit. Ze eisen niets minder dan dat de afschaffing van het brugpensioen opgenomen wordt in het volgende federaal regeerakkoord.

    Met al deze informatie in het achterhoofd is het misschien interessant te vermelden dat Karel Gacoms (ABVV-metaal, gekend van de acties van Renault-Vilvoorde) 4 maand geleden stelde: “De acties tegen het Generatiepact zijn volgens mij de laatste geweest van de arbeidersklasse.” (http://aff.skynetblogs.be/archive-day/20070224) Zelfs religieuze fanaten durven zich niet zo categoriek uitspreken.

    Het is niet de eerste keer dat de arbeidersklasse voortijdig begraven wordt. Ondertussen weten we dat zulke berichten meestal de wereld ingestuurd worden op momenten dat stakingen of sociale spanningen in de lucht hangen (zoals in de periode voor de staking tegen het globaal plan en die tegen het generatiepact) De toekomstige neoliberale aanvallen zullen echter de arbeiders dwingen om terug collectief in beweging te komen. De diverse stakingsacties van de laatste maanden hebben alvast bewezen dat de drempel tot actie op de werkvloer serieus verlaagd is.

  • Vertrekpremies Opel lokken kritiek uit bij werkgevers

    Terwijl de werkgeversfederaties reeds dromen van een algemene daling van de ontslagpremies, werden ze brutaal gewekt door de aankondiging dat Opel vertrekpremies tot 144.000 euro zal betalen. Opel volgt het voorbeeld van Volkswagen dat hoge oprotpremies betaalde om het personeelsbestand af te bouwen. CD&V’er Peter Leyman stelde alvast dat de hoge premies “bijna immoreel” zijn.

    Als Leyman stelt dat deze premies “bijna immoreel” zijn, bedoelt hij wellicht dat het voor gewone arbeiders immoreel is om een dergelijke vertrekpremie te krijgen. Onder zijn eigen voormalige collega’s in het patronaat zal dat wel anders liggen. Daar moeten hoge premies betaald worden om “concurrentieel” te zijn met topmanagers in de VS.

    Bij Opel werd van bij het begin gesteld dat de premies van Volkswagen als norm zouden worden genomen. Die premies kregen reeds heel wat kritiek van het patronaat en een aantal partijen. In Opel komt er een brugpensioen op 50 jaar met behoud van 82 tot 89% van het nettoloon en met premies tot 144.000 euro (voor wie 25 jaar anciënniteit heeft). 1.079 arbeiders komen in aanmerking voor de maximale premie van 144.000 euro, maar er worden slechts 750 vrijwillige vertrekkers gezocht.

    Dat is het resultaat van een akkoord tussen de directie en de vakbonden. Bij Opel moeten ruim 2.000 arbeiders het bedrijf verlaten. De eerste aankondiging van 1.400 ontslagen bleek immers slechts een voorbode te zijn voor een nog hardere herstructurering die ervoor zorgt dat de Opel-vestiging bijna gehalveerd wordt. Wat dit zal betekenen voor de toekomst van Opel-Antwerpen op langere termijn, blijft onzeker.

    De onzekerheid van de afgelopen weken en maanden heeft reeds geleid tot verschillende acties en spontane stakingen. Nu het bedrag van de vertrekpremies is bekend gemaakt, zou het wel eens kunnen stormlopen om te kunnen vertrekken. Er wordt gevreesd voor de toekomst van het bedrijf maar ook voor het werkritme en de omstandigheden na de afdankingen. Het wantrouwen in de directie was bijzonder groot en de kans is reëel dat dit tot uiting komt bij het aantal inschrijvingen om vrijwillig te vertrekken. Wellicht daarom wordt het vrijwillig vertrek beperkt tot oudere werknemers. Met 1.079 kanshebbers voor zo’n 750 vertrekpremies, zou het nog moeten lukken. De jongere werknemers die vertrekken, zullen mogelijk buiten de regeling vallen. Het aantal vertrekpremies zal nog afhangen van het aantal arbeiders dat op brugpensioen gaat. 1.160 arbeiders komen daarvoor in aanmerking, maar er moeten in totaal 1.861 jobs verdwijnen.

    De vertrekpremies hebben heel wat kritiek los geweekt. De patroonsfederatie VBO stelde “heel ongerust” te zijn. “Als werkgevers tegen dit soort hoge kosten aankijken bij herstructureringen, dan wordt de drempel voor nieuwe investeringen wel erg hoog”, stelde VBO-voorzitter Thomaes. Het blijft opvallend hoe het patronaat er in slaagt om bij herstructureringen meteen ook over “nieuwe investeringen” te spreken. 2.000 arbeiders op straat zetten, moet volgens het VBO blijkbaar zo gemakkelijk mogelijk kunnen.

    Op politiek vlak waren er reacties over het niet toepassen van de ideeën van het Generatiepact (N-VA) of het bestempelen van de premies als “bijna immoreel” (CD&V). Het is duidelijk dat een rooms-blauwe regering niet bepaald aan de kant van de arbeiders zal staan!

    Over die hoge bruto vertrekpremies stelden de delegees terecht: “Hoelang doe je met dat bedrag als je het moet bijpassen bij je werkloosheidsuitkering? Die mensen zijn wel hun job kwijt.” Bovendien gaat het telkens om oudere werknemers (die voorrang krijgen bij het vertrek).

    Wij zijn het absoluut niet eens met bijvoorbeeld de commentaar in De Standaard waar wordt gesteld dat dit een voorbeeld is van “graaicultuur van de vakbonden”. Integendeel! Om de winsten te vergroten, behandelen multinationals als General Motors hun arbeiders als oud vuil. Een winstgevende fabriek wordt gehalveerd en de toekomst ervan wordt gehypothekeerd. En dat allemaal voor de eigen winsten. Dat is pas een graaicultuur die bovendien ten koste gaat van het werk van 1.861 arbeiders.

    Tenslotte willen we nog opmerken dat een bruto premie van 144.000 euro overeenkomt met iets meer dan een weekloon van Albert Frère. Er zijn 38 vertrekpremies nodig om aan diens jaarloon te komen. En dan zijn de opbrengsten uit dividenden en aandelen nog niet meegerekend voor Albert Frère. Termen als "graaicultuur" nu voor de ontslagen Opel-arbeiders gebruiken, getuigt van slechte wil of een totaal gebrek aan proportie. De premies liggen effectief hoog en dat is op zich goed voor de vertrekkers. Maar ze zijn intussen wel hun job kwijt alsook hun werkzekerheid.

    Cartoon vanop marxisten.blogspot.com

  • Liberalisering energiesector niet alleen voor particulieren problematisch

    De liberalisering van de energiesector zorgt niet alleen voor particulieren voor problemen (zoals de recente aankondiging van een prijsstijging nog duidelijk maakte). Zeker voor de gemeenten is er ook een ernstig probleem. Door de liberalisering zijn de gemeenten een belangrijk deel van hun inkomen verloren en moeten ze bovendien extra gaan betalen voor hun energie.

    Twee derden van de Vlaamse gemeenten zal in 2007 een tekort op de begroting kennen. De voornaamste reden daarvoor is het feit dat er minder inkomsten zijn en meer uitgaven. De energiefactuur is een belangrijke factor in deze discussie. De verkoop van een participatie in de energiesector heeft een aantal gemeenten wel wat reserve gegeven, maar dat is van erg korte duur. Het wordt gewoon terug betaald aan de energiebedrijven die duurdere prijzen hanteren.

    Uit een studie naar de begrotingen van de gemeenten door Dexia blijkt dat de inkomsten beperkt zullen stijgen in 2007. Gemiddeld stijgen de inkomsten met 2,2%. Dat komt onder meer door een daling van de financiële inkomsten. De uitgaven daarentegen stijgen met gemiddeld 3,7%. Dat wordt toegeschreven aan de duurdere personeelskosten, maar vooral de duurdere werkingskosten (+5,2%). De verantwoordelijke van Dexia stelde in de media: “Dit is een pervers effect van de liberalisering van de energiemarkt. De gemeenten zijn hun geprivilegieerd statuut kwijt en betalen nu zoals elke consument meer voor hun energie”.

    Als gevolg van de liberalisering moeten wij meer betalen voor onze energiefactuur en komen onze steden en gemeenten financieel in de problemen. Dit is inderdaad pervers, alleen moeten we ons de vraag stellen of het gewoon een “pervers effect” van de liberalisering is, of als die liberalisering op zich pervers is. Waarom moet op basis van onze energievoorziening winst gemaakt worden waarbij wij moeten opdraaien voor die winst? Waarom hebben we geen democratische controle op de energiesector? Met de actuele aandacht voor het milieu en het energiegebruik zou dat toch logisch zijn?

  • Onderwijs. Protest tegen financieringsmodel hoger onderwijs

    Het financieringsmodel van minister Vandenbroucke (SP.a) blijft op verzet stuiten. Het nieuwe model zorgt namelijk voor besparingen in de humane wetenschappen. Aan de Antwerpse universiteit moet de faculteit letteren 6% inleveren, dankzij de solidariteit vanuit andere faculteiten kon de oorspronkelijk voorziene besparing van 38% worden beperkt. Maar de humane wetenschappen moeten dus zowat overal inleveren wegens niet economisch genoeg.

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    Maart 2006. Betoging tegen de hervormingsplannen van Vandenbroucke in het hoger onderwijs
    [/box]

    De onderwijsminister heeft de afgelopen maanden en jaren al meermaals protest gezien tegen zijn beleid. Velen stellen zich de vraag wat er “socialistisch” is aan de onderwijsbesparingen van Vandenbroucke, maar de minister-opvoeder trekt zich niets aan van het protest van het gewone volk. In Oxford heeft hij geleerd wat de voordelen van een hard neoliberaal beleid zijn en dat wil hij nu ten volle gebruiken bij zijn hervormingsplannen. Of het nu om de aanpak van de werklozen gaat, de besparingen in het onderwijs, of de regionalisering van de arbeidsmarkt, Frank Vandenbroucke moet en zal aantonen dat hij met zijn partij een doorgedreven neoliberaal beleid kan voeren waar sommige andere partijen enkel van durven dromen.

    De hervormingen in het hoger onderwijs vormen daar een onderdeel van. Het financieringsmodel zorgt ervoor dat de letteren en wijsbegeerte het moeilijk krijgen aan de universiteiten. In Antwerpen kwam er protest van de decaan van deze faculteit, Jef Verschueren. Die stelde dat de logica van het financieringsmodel zou betekenen dat zijn faculteit 38% van haar middelen moet inleveren. Dat zou een heus sociaal bloedbad betekenen en bovendien de werkingsmiddelen ernstig ondermijnen.

    Vanuit de faculteit letteren en wijsbegeerte aan de Antwerpse universiteit is een open brief verschenen om te protesteren tegen het nieuwe financieringsmodel. Deze open brief kreeg de steun van meer dan 200 ondertekenaars van alle universiteiten. Bij de nieuwe financiering wordt gekeken naar een reeks prestaties die vooral van toepassing zijn in de exacte wetenschappen. Voor de humane wetenschappen zal het financieringsmodel tot problemen leiden. Ondanks de solidariteit van andere faculteiten, moeten de letteren en wijsbegeerte in Antwerpen zo’n 6% besparen. Er zullen zes professoren niet vervangen worden als ze op pensioen gaan. In Leuven moet een equivalent van 14 professoren verdwijnen.

    De open brief tegen het financieringsmodel werd reeds ondertekend door enkele honderden personeelsleden van verschillende universiteiten en hogescholen. Wij menen dat dit standpunt de discussie terecht opentrekt en vragen stelt bij de groeiende impact van het marktdenken op het onderwijs. Verschillende militanten van onze organisatie hebben dan ook reeds de open brief ondertekend.


    Open brief vanop www.decreethogeronderwijs.be

    Onderzoekers in de geesteswetenschappen formuleren voortdurend vragen die uitnodigen tot reflectie over onze maatschappij. Zo wijst recent taalkundig onderzoek uit dat westerse opvattingen over taal en taalkeuze voor ernstige communicatieproblemen zorgen in interviews met pas gearriveerde asielzoekers. Filosofische analyse van de relatie tussen rationaliteit en terreur toont aan dat het ongegrond is om terrorisme in een domein van prerationaliteit, godsdienstwaanzin en onbeschaafde impulsen te situeren. Een studie van het waterbeheer in de middeleeuwen onthult verbazend actuele inzichten met betrekking tot het spanningsveld tussen economische ontwikkeling en ecologische duurzaamheid. Een nauwkeurige analyse van een ogenschijnlijk banaal verhaal over een camping legt machtsverhoudingen en irritaties bloot die een vluchtige lectuur over het hoofd zou zien.

    Door het nieuwe financieringsmodel voor het hoger onderwijs komen de faculteiten die dat soort onderzoek verrichten echter onder druk te staan. Ze scoren namelijk pover volgens de parameters van dat model. Als gevolg daarvan moeten ze stevig bezuinigen en komen ze terecht in een vicieuze cirkel: minder mensen moeten instaan voor hetzelfde (en almaar meer) werk, zodat er minder tijd is voor onderzoek. Het is niet moeilijk te voorspellen wie bij een volgende berekening volgens die parameters opnieuw moet inleveren, al zal het financieringsmodel op termijn ook binnen de exacte wetenschappen zijn tol eisen.

    Op het eerste gezicht lijkt het nochtans toe te juichen dat het financieringsmodel nu eveneens op onderzoeksprestaties is gebaseerd. Voor de geesteswetenschappen valt dat echter nadelig uit. Dat heeft weinig te maken met eventuele belabberde prestaties van de betrokken onderzoekers, want het ministerie van Onderwijs heeft het gehele geesteswetenschappelijke onderzoek eenvoudigweg niet meegerekend. De resultaten van dat onderzoek zijn niet telbaar op de manier die gangbaar is binnen de exacte wetenschappen, waar bijvoorbeeld citatie-indexen bijhouden hoe vaak een artikel wordt aangehaald. Ze zijn dan ook onzichtbaar in een model dat kwaliteit aan de hand van cijfers wil meten. Het ministerie is zich goed bewust van die ‘vergetelheid’. Meer nog, het hoopt geesteswetenschappers ertoe aan te zetten hun onderzoek telbaar te maken, wellicht omdat tellen sneller gaat dan lezen.

    Er zijn verschillende redenen om de aansporing van het ministerie weinig enthousiast te verwelkomen. Inderdaad kan het zinvol zijn om onderzoeksresultaten te tellen. Zo krijg je een eerste indruk van de prestaties van een wetenschapper of onderzoeksgroep. Wat je precies telt, waarom en met welke effecten, is echter belangrijker.

    Als we kijken naar wat het model in rekening brengt, dan valt op dat enkel publicaties in internationale hooggespecialiseerde ‘A1’-tijdschriften meetellen. Publiceren in andere, lager scorende, tijdschriften is volgens het nieuwe financieringsmodel dus tijdverlies. Die redenering raakt in conflict met wat excellente geesteswetenschappers doen. Ook zij publiceren over gegevens en methodes in internationale toptijdschriften, maar ze bestuderen tevens feiten en probleemstellingen die aanzetten tot reflectie over de maatschappij in het algemeen en de Vlaamse samenleving in het bijzonder.

    Het onderwijs weerspiegelt die benadering: studenten leren niet enkel een taal spreken, of leren niet louter data en namen uit het hoofd, maar leren, idealiter, nadenken over hoe taal functioneert, hoe een literaire tekst werkt, hoe je historische bronnen aanwendt, en hoe het denken op zich verloopt. In een wereld die drijft op taal, tekst en overleg is dat geen overbodige luxe. Daarom schrijven geesteswetenschappers naast Engelstalige toppublicaties ook boeken, essays of recensies in lokale tijdschriften. Ze zorgen op die manier voor synthese, kritiek en nieuwe denkpistes in de gemeenschap die hun onderzoek bekostigt. Hoewel veel van die, vaak Nederlandstalige, publicaties hoogstaand zijn, gaan meer en meer geesteswetenschappers dat soort opdrachten uit de weg. Of ze doen het op eigen risico, net zoals hun investering in bevlogen en inspirerende colleges ten koste gaat van werken aan wat meetbaar is.

    De reden waarom er zoveel geteld wordt, is ongetwijfeld te zoeken in de toenemende vanzelfsprekendheid dat beheer en bestuur op een managerachtige, ‘rationele’ manier moeten gebeuren. Dat veelal zakelijke en commonsensediscours schakelt modernisering en professionalisme in zowel de geestes- als exacte wetenschappen gelijk aan deugden als accountability en internationalisering, en verwart kwaliteit met kwantiteit.

    Eén van de effecten van dat haast cijferdronken managerisme is dat universiteiten financieel worden beloond voor het aantal afgeleverde doctoraten, niet voor de kwaliteit ervan. Universiteiten dreigen bijgevolg hun doctorandi onder druk te zetten om snel en daarom twijfelachtig te promoveren, terwijl ze zeker de geesteswetenschappers geen enkel vooruitzicht kunnen bieden op een carrière binnen of buiten de academische wereld. Ook professoren komen door de macht van het getal in een keurslijf terecht. Men excelleert pas als men méér internationale publicaties heeft dan een ander, méér onderzoeksprojecten heeft aangevraagd en gekregen, méér internationale congressen heeft bezocht (en wellicht ook méér burn-outs heeft getrotseerd). Die druk is ten langen leste voor iedereen onhoudbaar, en gaat ten koste van de kwaliteit. Niemand kan aan de lopende band vernieuwende, doordachte en bevlogen projecten schrijven en artikelen publiceren, daar is tijd voor nodig. Bovendien overleven in dat klimaat, net als op de arbeidsmarkt, alleen zij die minder energie hoeven te besteden aan opvoeding en huishoudelijke taken.

    Daarnaast zet het managersideaal het fundamentele onderzoek zwaar onder druk, in de humane maar evenzeer in exacte wetenschappen als wiskunde en theoretische fysica. In een klimaat van snelheid, competitie en return on investment is weinig plaats voor twijfel, het zuivere weten, stilstaan bij wat niet onmiddellijk toepasbaar is, kortom, voor de academische vrijheid van de universitaire onderzoeker. Integendeel, als de overheid al een verhoging van onderzoeksbudgetten aankondigt, dan meestal voor toegepast onderzoek en voor projecten waarvan de resultaten vooraf goed te voorspellen zijn.

    Het nieuwe financieringsplan leidt met andere woorden tot een aantal interessante paradoxen. Het is zozeer gericht op het meten van een beperkte set gegevens dat het een hectisch professioneel klimaat creëert dat kansongelijkheid tussen onderzoekers doet toenemen terwijl het gelijke kansen voor studenten bepleit. Het lijkt professionalisering te beschouwen als een extreme specialisering en (Engelstalige) internationalisering die de afstand tussen universiteit en maatschappij veeleer vergroot dan verkleint. Ten slotte heeft het plan de mond vol van innovatief onderzoek, maar genereert het een tijdsdruk die uiteindelijk leidt naar brave voorspelbaarheid.

    Natuurlijk draait deze discussie rond de mogelijke rol en de betekenis van een universiteit en de vraag of die universiteit zich dient te conformeren aan maatschappelijke noden, dan wel nadenkt over wat die noden zijn. Wij geloven in ieder geval in een universiteit die volop deelneemt aan het maatschappelijke debat en die tevens de vrijheid krijgt om afstand te nemen, te reflecteren, en op andere manieren over kennis en leren na te denken dan gangbaar is op de arbeidsmarkt en in de structuren van de Europese Unie. Een dergelijke vrijheid impliceert een kwaliteitsbeoordeling die niet op parameters is gestoeld die de universiteit veranderen in een bedrijf dat voornamelijk handige technici aflevert, het liefst zo goed mogelijk aangepast aan de vragen van de privésector. Technici zijn belangrijk, maar het spaart bedrijven wellicht veel geld uit aan dure motivatiebevorderende activiteiten wanneer universitaire afgestudeerden hun technische vaardigheden weten te combineren met een zin voor waarheid, rechtvaardigheid, liefde, en schoonheid.

    Marktgerichte principes en een al te boekhoudkundige visie lijken ons moeilijk te rijmen met het soms trage en wispelturige proces van kennisgaring en culturele vorming. Het is daarom vanzelfsprekend noch ‘rationeel’ om die principes zo sterk te laten doorwegen in het nieuwe onderwijsfinancieringsbeleid. Zeker niet wanneer een dergelijke aanpak uiteindelijk naar een universiteit leidt die gericht is op kant-en-klaar laden en lossen, op alle vlakken. Zinvoller lijkt het ons om die of-of-aanpak (of het is telbaar, of het telt niet mee) te vervangen door een en-en-beleid, dat onderzoek verrekent én ruimte maakt voor wat smaak geeft aan een samenleving, zoals verwondering, eruditie, bevlogenheid, en zelfstandig denken.


0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop