Category: Dossier

  • Oorlog in Irak – 20 jaar later

    In maart 2003 lanceerden de Verenigde Staten de tweede Golfoorlog tegen dictator Saddam Hoessein. Na de val van het stalinisme eind jaren ’80-begin jaren ’90 was het VS-imperialisme de enige overblijvende wereldmacht. Het besteedde toen meer aan militaire uitgaven dan alle andere ontwikkelde landen samen. In China was de transformatie naar een kapitalistische economie volop aan de gang. Maar China was nog niet de rechtstreekse uitdager van de VS-macht zoals vandaag op tal van vlakken: noch op economisch, technologisch, diplomatiek of militair vlak.

    door Peter Delsing uit maandblad De Linkse Socialist

    De VS meenden dat ze na de val van de bureaucratisch misvormde arbeidersstaten in Rusland en Oost-Europa een tijdperk van ongenaakbare militaire en politieke dominantie konden inluidden. Haar politieke filosofen hadden na de val van het vermeende ‘communisme’ – in werkelijkheid stalinistische dictaturen – het “einde van de geschiedenis” afgekondigd.

    Politiek zou de burgerlijke democratie de onbetwiste norm worden. Economisch zouden de vrije markt en de globalisering – onder impuls van delokaliserende multinationals – voortaan de toon zetten.

    Maar in dit beeld van kapitalistisch triomfalisme waren reeds barsten gekomen. Desindustrialisering liet in het westen op veel plaatsen een sociale woestenij na. Neoliberale afbraak van lonen en werkvoorwaarden zorgden voor een diskrediet van de traditionele politiek. In de neokoloniale wereld – economisch gedomineerd door de ontwikkelde kapitalistische landen – bleven armoede en maatschappelijk verval angstwekkend om zich heen grijpen. Bij gebrek aan massale strijdbare partijen van de werkenden en onderdrukten, leidde dit tot de opkomst van onder meer het islam-fundamentalisme.

    Een van deze stromingen, Al-Qaeda onder leiding van Osama Bin Laden, werd aanvankelijk door de VS gesteund in haar gewapende strijd tegen de inval van stalinistisch Rusland in Afghanistan. Al-Qaeda was zich in de jaren 1990 ook gaan richten tegen VS-doelwitten. Het ging in tegen islamitische regimes die zoete broodjes bakten met het VS-imperialisme, zoals Saoedi-Arabië. Na de terroristische aanslagen, opgeëist door Al-Qaeda, van 11 september 2001 in de VS – waarbij bijna 3000 doden vielen na verschrikkelijke zelfmoordaanslagen met vliegtuigen op o.a. het World Trade Center en het Pentagon – zinde de Amerikaanse heersende klasse op wraak.

    Niet alleen het fundamentalistische regime van de Taliban in Afghanistan, dat Al-Qaeda onderdak verleende, moest er in 2001 militair aan geloven. De neoconservatieve vleugel van de Republikeinen onder president Bush junior broedde ook op een plan van “preventieve oorlogen” tegen een reeks van vijandige regimes in het olierijke Midden-Oosten. Saddams Baath-regime in Irak lag hierbij onmiddellijk in de vuurlijn.

    Saddam Hoessein: van bondgenoot-dictator tot verworpene

    Ook op Saddam had het VS-imperialisme het cynische principe “de vijand van mijn vijand is mijn vriend” toegepast. Irak was in de jaren 1980 een bondgenoot van de VS tegen het islam-fundamentalistische buurland Iran.

    Dat Irak een dictatuur was waar gemarteld en gemoord werd, was voor de strategen van het VS-kapitaal bijzaak.

    Tijdens de oorlog tussen Irak en Iran, van 1980 tot 1988, leverden Britse en Amerikaanse bedrijven wapens aan Saddam, waarmee ze een embargo van de Verenigde Naties omzeilden. De Reagan-administratie dwarsboomde een veroordeling van Irak door de Amerikaanse senaat voor het gebruik van gifgassen tegen Iraanse soldaten. In 1988 viel Saddam ook het Koerdische dorp Halabja aan met gas. 5000 Koerden, vrouwen en kinderen, lieten het leven. De ex-minister van Defensie onder Thatcher, Alan Clark, stelde daarover in een documentaire van de BBC: “Je moet het risico van samenwerking met een dictator afwegen tegen de economische voordelen.”

    Op 2 augustus 1990 viel Saddam buurland en oliestaat Koeweit binnen. Deze laatste weigerde om de olieproductie te beperken om de prijzen hoog te houden. De waarde van de Iraakse olie-export viel van 26 miljard dollar in 1980 terug naar 14 miljard dollar in 1989. Met de inval in Koeweit overspeelde Saddam echter zijn hand. Een imperialistische coalitie, onder leiding van de VS, lanceerde de Eerste Golfoorlog met Operatie Desert Storm. Die was niet enkel gebaseerd op niet altijd precieze luchtbombardementen. Het VS-imperialisme mikte naast militaire doelwitten ook bewust op de vernietiging van de elektriciteits- en transportnetwerken van Irak. Een voorloper van Poetins barbaarse aanvallen op essentiële infrastructuur vandaag in Oekraïne.

    Tijdens het grondoffensief stierven 100.000 Irakezen. Maar het VS-imperialisme had geen alternatief op een wankelende Saddam. Ze vreesden opstanden van de Koerden, wat een bedreiging was voor bondgenoot Turkije. Langs de andere kant kon een opstand van de sjiitische meerderheid – 65% van de bevolking in Irak – mogelijk het fundamentalistische Iran in de kaart spelen. De VS lieten Saddam in het zadel onder een moordend regime van een VN-handelsembargo, dat aan 400.000 tot 500.000 Iraakse kinderen het leven zou kosten.

    Wat we toen schreven

    Lees hieronder een brochure geschreven door Peter Delsing die we gebruikten in het anti-oorlogsprotest in 2003.

    https://nl.socialisme.be/26479

    De Golfoorlog van 2003: oorlogsgestook leidt tot wereldwijde anti-oorlogsbeweging

    De regering-Bush verkeerde na de overwinning in Afghanistan in de waan dat ze een reeks van vijandige regimes in het Midden-Oosten kon doen wankelen en vallen. De bevolking zou haar juichend inhalen in naam van ‘de democratie’.

    Bush zijn grootste financiële geldschieters waren oliemultinationals. Ze stonden te watertanden bij het idee van controle over de olierijkdommen van Irak. De rechterhand van Bush, vice-president Dick Cheney, had aandelen bij het defensiebedrijf Halliburton, dat harde munt kon slaan uit het idee van een “permanente oorlog” waar de neoconservatieven op uit waren. Verzonnen argumenten rond massavernietigingswapens in Irak en banden met Al-Qaeda moesten de publieke opinie klaarstomen voor een bloedige oorlog.

    Deze blinde race naar een destabiliserend en bloedig conflict lokte een prachtige wereldwijde anti-oorlogsbeweging uit. Op 15 februari 2003 was er een internationale actiedag met 15 miljoen deelnemers. Zo betoogden er een miljoen Britten tegen de steun van de regering-Blair voor een invasie in Irak. In Brussel waren er 100.000 betogers. LSP en ALS organiseerden anti-oorlogscomités en riepen op tot massaal protest op Dag X, de dag dat de oorlog zou uitbreken. Op die dag waren er grote scholieren- en studentenstakingen in ons land, gevolgd door anti-oorlogsbetogingen ’s avonds met duizenden deelnemers.

    De internationale betogingen legden mee de basis voor een latere trend: de snelle internationalisering van protest. Zoals met de internationale feministische beweging in de jaren 2010 en de Black Lives Matter-protesten. Ze boden een enorme inspiratie, maar om een oorlog te stoppen was massaal op straat komen niet genoeg. Wat er ontbrak waren massale politieke instrumenten voor de werkende klasse om het verzet op een hoger niveau te tillen.

    Een ingeplante socialistische massapartij had de oproep voor algemene stakingen tegen de oorlog kunnen populariseren. Zo’n partij zou die oproep, volgens ons, moeten koppelen aan een concreet programma dat de economische gevolgen van een oorlog – bv. op de olieprijzen – zou beantwoorden met sociale eisen. Door een gebrek aan dit soort strijdpartijen – laat staan revolutionaire partijen – konden de oorlogsstokers het protest uitzitten en de invasie in Irak starten.

    De invasie leidde tot een vernietiging van het Baath-regime rond Saddam. Die werd zelf ook gevonden en later terechtgesteld. Het VS-imperialisme en haar bondgenoten konden wel een “voorlopige autoriteit” aanstellen, maar stabiliteit bracht dit – op het puin van de invasie – niet. Een burgeroorlog tussen sjiitische en soennitische fracties brak los. Het verzet tegen een regering in dienst van het imperialisme bleef jaren duren. De VS voerden hun troepenaanwezigheid op tot 170.000.

    De blijvende instabiliteit in Irak toonde aan dat het schema van de neoconservatieven een fantasme was. De Iraakse bevolking had al jarenlang een desastreus embargo achter de rug, massieve luchtbombardementen, aanvallen op basisvoorzieningen … en zou altijd wantrouwig blijven, op basis van de repressie en de door het imperialisme opgelegde tekorten.

    Tegen 2011 zou Obama de laatste VS-troepen terugtrekken. Maar veel stabiliteit bood dit niet. Op basis van onderwerping aan het imperialisme kunnen de werkende en onderdrukte massa’s zich niet bevrijden. Er is massale strijd nodig, gekoppeld aan de opbouw van revolutionaire massapartijen, om de rijkdommen in de regio onder een democratisch gepland beheer te brengen.

    Een breuk met het kapitalisme en imperialisme, democratische nationalisatie van nutsvoorzieningen, bodemrijkdommen en de sleutelsectoren van de economie zijn nodig. Met verkiezingen voor raden op de werkplaatsen, permanente afzetbaarheid, een maximale loonspanning, etc.

    In het verleden bestonden er “communistische” – lees stalinistische – massapartijen in Irak, Syrië, Libanon … Zij hielden vast aan de conservatieve en verraderlijke strategie van het Volksfront en de ‘tweestadia-theorie’, waarbij steun werd gegeven aan burgerlijke, zogenaamd anti-imperialistische krachten. Dit speelde een centrale rol in de mislukking van strijdbare bewegingen en revoluties, van Irak in 1958 tot de Iraanse revolutie van 1979. Deze lessen rond klasse-onafhankelijkheid en de noodzaak om de strijd voor socialisme niet uit te stellen, moeten getrokken worden. Dat is essentieel om nieuwe marxistische krachten op te bouwen in de massale bewegingen van de toekomst.

  • Kapitalisme in verval. Welke verandering is nodig en hoe ‘doen we de switch’?

    Er is een enorme tegenstelling tussen wat mogelijk is om iedereen op de planeet een degelijk leven en een goede toekomst te garanderen, en de realiteit van het falen en de beperkingen van het kapitalisme. De opeenstapeling van elkaar versterkende crises toont de onmogelijkheid van het kapitalisme om een betere toekomst te bieden, niet de onmogelijkheid van een andere maatschappij. In plaats van antwoorden te bieden, richten delen van het establishment de aandacht steeds meer op verdeeldheid, reactionair nationalisme en het aanjagen van oorlogen. Dit is niet het resultaat van onbekwaamheid onder de politici of één of ander complot van machtigen. Neen, het is het gevolg van een kapitalistisch systeem waarin de private eigendom van de productiemiddelen en de daarmee gepaard gaande winsthonger allesbepalend is.

    door Geert Cool uit maandblad De Linkse Socialist

    De vaststellingen over het falende systeem leiden tot heel wat discussie en voorstellen over hoe we tot verandering kunnen komen. Dit staat centraal in het nieuwe boek ‘Doe de Switch’ van Raoul Hedebouw, waarin de belangrijkste voorstellen van de PVDA voor de komende verkiezingscampagnes ontwikkeld worden. Het leidde deze winter ook tot een dossier in het Duitse magazine ‘Der Spiegel’ dat Marx op zijn voorpagina plaatste. Het artikel van ‘Der Spiegel’ geeft uitdrukking aan het feit dat het kapitalisme steeds meer in vraag wordt gesteld, zeker op een ogenblik dat we een nieuwe periode intreden. Terwijl de afbeelding van Marx gebruikt wordt, is het artikel geen pleidooi voor socialistische maatschappijverandering maar integendeel voor het heruitvinden van het kapitalisme met daarin een grotere rol voor de overheid. Dat is niet bepaald wat Marx voor ogen had… Zelfs de linkse professor Kohei Saito, die het ecologische karakter van het marxisme onderzocht, komt niet verder dan ‘consuminderen’ als alternatief.

    Eigenlijk wordt hiermee ingespeeld op de grootste zwakte van het huidige bewustzijn. Dat het kapitalisme weg moet en er nood is aan system change wordt door een groeiend aantal werkenden en jongeren begrepen. Over het alternatief is er minder duidelijkheid. Een breed gedragen inzicht in de noodzakelijkheid van een socialistische samenleving en wat nodig is om dat te bekomen ontbreekt. Het verval van het kapitalisme gaat sneller dan de opkomst van een bewustzijn omtrent een socialistische maatschappij.

    Zelfs waar massabewegingen en revolutionaire opstanden op een punt komen dat ze de macht deels beginnen uit te oefenen, is er vaak geen idee wat er daarmee kan gedaan worden. Een tekenend voorbeeld hiervan zagen we afgelopen zomer in Sri Lanka: een massabeweging dwong president en regering tot ontslag en ging zelfs over tot de bezetting van het presidentieel paleis – de beelden van de bezetting van het presidentieel zwembad gingen viraal. Het ging uiteraard niet enkel om het paleis, maar om de macht die verbonden was met de presidentiële functie. De beweging had het potentieel om die macht uit te oefenen, maar gaf de bezetting vrijwillig op na twee weken. De beweging wist niet wat te doen met de pas veroverde machtspositie. Ook andere massabewegingen liepen daarop vast: van Noord-Afrika en het Midden-Oosten in 2011 tot de recente revolutionaire bewegingen in Soedan of Latijns-Amerika.

    De crises van het kapitalisme verzwakken de positie van de burgerij in alle landen. De grootste sterkte van de kapitalisten is het feit dat het bewustzijn dat het kapitalisme niet werkt, nog niet gepaard gaat met een breed gedragen inzicht in hoe een andere samenleving er zal uitzien en hoe we die kunnen bekomen. Een programma van socialistische verandering populariseren en er dus een factor in de strijd voor verandering van maken, is vandaag de cruciale taak voor werkenden en jongeren die een einde willen maken aan het kapitalisme. Zonder dergelijk programma is het voor de kapitalisten mogelijk om bewegingen uit te zitten of langs een andere weg hun heerschappij in stand te houden.

    Zo kan het niet verder. Wat moet anders?

    Met ‘Doe de switch’ levert de PVDA een bijdrage aan het debat over welke verandering nodig is. Het uitgangspunt is de vaststelling dat de rijken steeds rijker worden en de klassentegenstellingen toenemen. “Het bestaande systeem biedt alleen nog een mooie toekomst aan een heel kleine groep miljardairs,” schrijft Raoul Hedebouw. Daartegenover is er nood aan een ‘switch’, aan verandering. “Om de switch te maken, hebben we inspirerende en geloofwaardige ideeën nodig,” vervolgt Hedebouw. Immers, “de oplossingen staan klaar, zijn heel realistisch en perfect betaalbaar.” Het gaat onder meer om energie in publieke handen, meer publieke investeringen in betaalbaar wonen, gratis en degelijk openbaar vervoer, publiek snel internet en publieke investeringen in wetenschappelijk onderzoek om de zorg uit de greep van de farmawinsten te halen.

    Rond energie is de PVDA opgeschoven. Waar de partij zich een jaar geleden grotendeels beperkte tot de eis van een BTW-verlaging, wordt nu over nationalisatie gesproken. Terecht stelt de PVDA vast dat de markt “precies doet wat van een vrije markt kan verwacht worden,” met name het vullen van de zakken van een klein groepje kapitalisten waarbij er sprake is van steeds grotere monopolievorming. De Europese energiemarkt wordt gedomineerd door amper zeven multinationals die “de economie en de burgers in een houdgreep houden.” Vandaag verdedigt de PVDA de nationalisatie van de energiesector. Twee zaken ontbreken daarbij: de vraag of de nationalisatie gebeurt met of zonder compensatie van de bestaande eigenaars en de vraag hoe de genationaliseerde sector op een democratische wijze beheerd zal worden door de werkenden en de gemeenschap. 

    In de dagelijkse propaganda van de PVDA blijft het voorstel van een prijsblokkering zoals in Frankrijk centraal staan. In plaats van de gemeenschap daarvoor te laten betalen, zoals in Frankrijk, wordt naar de ‘overwinsten’ gekeken. Het voorstel van nationalisatie van de energiesector is aanwezig, maar staat helaas niet centraal. Nationaliseren is echter een stap vooruit in vergelijking met het voorstel van een publieke pool, dat indirect aanwezig blijft in de energievoorstellen van ‘Doe de switch’, en dat op andere domeinen dominant is in het PVDA-programma. Een publieke pool moet concurreren met de private bedrijven en dreigt al snel dezelfde commerciële winstlogica over te nemen. Zonder de nationalisatie van de volledige sector, kan een publieke pool bovendien gebruikt worden om op de kosten van de gemeenschap de vuile klusjes te doen waarmee de private bedrijven in de sector geen of minder winsten kunnen maken.

    Het nationaliseren van de volledige sector is helaas niet wat voorgesteld wordt inzake de farmaceutische industrie. Er wordt vastgesteld dat de uitgaven voor geneesmiddelen het snelst stijgen van alle uitgaven van de sociale zekerheid, met op vijf jaar tijd een stijging met 17%. Het voorstel van de PVDA is om de farmabedrijven te temmen door de patenten te vervangen door open licenties, waarna de productie van geneesmiddelen in handen blijft van de bestaande private bedrijven. “Het enige dat verandert, is dat de krachtsverhoudingen tussen de overheid en de farmareuzen omgegooid worden.” Dat moet samen met het kiwimodel (een mechanisme van openbare aanbesteding waarbij het bedrijf dat een geneesmiddel tegen de gunstigste prijs aanbiedt, terugbetaald wordt door de sociale zekerheid), leiden tot lagere prijzen voor geneesmiddelen en kleinere winstmarges voor de farmabedrijven.

    Met een kiwimodel de winsten van de farmaceutische sector aan banden leggen, kan zeker effect hebben. Maar het schakelt de winsthonger als drijfveer niet uit. Farmabedrijven kunnen de druk op de prijzen aangrijpen om op de arbeids- en loonvoorwaarden van het personeel te besparen of om het personeel tegen elkaar uit te spelen. Als een openbare aanbesteding te veel voorwaarden oplegt in het belang van patiënten, is het mogelijk dat farmabedrijven het stelsel boycotten. Als we afhankelijk blijven van private bedrijven die enkel op winst uit zijn, hebben we het niet zelf in de hand. Lapmiddelen volstaan niet, een ziek systeem krijg je er niet bovenop met enkele aspirines. De volledige sector moet genationaliseerd worden onder controle en beheer van de gemeenschap als onderdeel van een nationale gezondheidsdienst.

    Heel wat andere voorstellen blijven beperkt tot meer overheidsingrijpen in onder meer openbaar vervoer, snel internet en huisvesting. Wat dat laatste betreft wordt naar het Weense voorbeeld verwezen, waar de overheid zowel een groot aantal eigen woningen in handen heeft als subsidies geeft aan eigenaars om woningen aan een goedkope prijs te verhuren. De overheid moet de ‘dirigent’ van het woonbeleid worden om de vastgoedgiganten te “beteugelen” en de speculatie “aan banden te leggen” en zo “rust op de markt” te brengen. Op vlak van internettoegang pleit de PVDA voor een grotere rol van de overheid: Proximus moet terug 100% in overheidshanden komen en een rol spelen in het uitrollen van gratis snel internet voor iedereen. Een publiek fonds moet de creativiteit in de technologiesector ruimte geven om nieuwe socialere sociale media te ontwikkelen, maar het privaat bezit van de huidige spelers bij Big Tech wordt niet in vraag gesteld. Naast de bestaande banken wil de PVDA een publieke bank. Het is echter een illusie te denken dat de banken kunnen gereguleerd worden door een publieke bank die moet concurreren met de andere banken.

    De dictatuur van de markten kan je niet temmen of aan banden leggen, ze moet gebroken worden. Dat vereist het betwisten van de private eigendom van de productiemiddelen. In haar voorstellen durft de PVDA dit niet verdedigen omdat de eisen haalbaar moeten zijn, haalbaar binnen het kapitalisme en haalbaar voor toekomstige coalities op gemeentelijk en hoger niveau.

    Het is het volledige systeem

    De voorstellen in het boek ‘Doe de switch’ zouden uitstekende stappen vooruit zijn indien ze gerealiseerd worden. Maar er stellen zich enkele problemen met de benadering. Zo wordt heel sterk benadrukt dat er eerst een ideeënstrijd nodig is, van waaruit de rest wel zal volgen.

    Zelfs de opgang van het neoliberalisme wordt op die manier bekeken. “De neoliberale recepten ontstonden na de Tweede Wereldoorlog in duistere denktanks en het kostte miljoenen aan reclamecampagnes om ons te doen geloven dat deze ideeën uit een ver verleden de toekomst waren.” Aan duistere denktanks ontbreekt het nooit, maar opdat ideeën een factor in de maatschappij worden is er wel wat meer nodig dan reclamecampagnes. De opgang van het neoliberalisme was het resultaat van de crisis van het kapitalisme, die in de jaren 1970 opnieuw acuut naar boven kwam, en van de pogingen van de burgerij om de winstgevendheid te herstellen. Die aanpassing van beleid gebeurde niet door dure reclamecampagnes, maar door een krachtsverhouding op te bouwen tegen de arbeidersbeweging. De staatsgree^p van Pinochet in Chili in 1973, het breken van de Britse mijnwerkersstaking in 84-85 en van de Amerikaanse staking van luchtverkeersleiders in 1981 waren daarin sleutelmomenten.

    Het idee achter de benadering in ‘Doe de switch’ is dat vooruitgang centimeter per centimeter wordt afgedwongen en dat doorheen strijd voor beperkte eisen een groter inzicht zal groeien om uiteindelijk in een verre toekomst de volledige samenleving te veranderen. Wij denken daarentegen dat bewustzijn een complex fenomeen is dat niet stapsgewijs ontwikkelt, maar in schokken, zoals elke verandering. Daarbij speelt strijd een grote rol. Dat zagen we in België onder meer ten tijde van de sterke stakingsbeweging tegen de regering van Michel en De Wever eind 2014. Na een actieplan met een grote betoging gevolgd door roterende provinciale stakingen en een nationale algemene staking, was 85% van de bevolking voorstander van een vermogensbelasting. Het bewustzijn doen opschuiven is dus niet enkel een kwestie van goede ideeën, maar ook en vooral van de organisatie van de kracht die ze kan afdwingen.

    Bij de oplossingen voor de vele problemen waarmee de werkende klasse geconfronteerd wordt, stelt de PVDA voor om aan “nivellering naar boven” te doen door oplossingen uit de buurlanden over te nemen. Daar is zeker niets op tegen, maar hoe denkt de PVDA dit te realiseren binnen het kapitalisme, een systeem dat enkel een kleine groep miljardairs nog een mooie toekomst aanbiedt? De nadruk op de haalbaarheid en het realisme van de oplossingen wordt als iets bijna technisch gezien en steeds binnen de grenzen van het kapitalisme. Dit betekent dat de mogelijkheid of onmogelijkheid van voorstellen afgewogen wordt op de weegschaal van de kapitalisten. Marxisten daarentegen gaan ervan uit dat de haalbaarheid, of mogelijkheid van het realiseren van eisen, een kwestie is van krachtsverhoudingen, die alleen door strijd beslist kan worden. Zoals de Russische revolutionair Trotski opmerkte: “Revolutionairen zien hervormingen en verworvenheden als een bijproduct van revolutionaire strijd. Als we slechts zouden eisen wat ze ons kunnen geven, dan zouden de heersende klassen slechts een tiende of helemaal niets van wat we eisen geven. Hoe breder en militanter de opstelling van de arbeiders, hoe meer er geëist en afgedwongen zal worden.”

    De noodzaak van strijd zit wel degelijk in het boek. Hedebouw stelt terecht dat de vraag of nieuwe ideeën gerealiseerd worden, “afhangt van de uitkomst van de strijd” tussen sociale klassen. Bovendien is de PVDA steevast aanwezig in elke beweging die opkomt voor verandering. Maar in ‘Doe de switch’ en ander materiaal van de PVDA wordt meer nadruk gelegd op de noodzaak van “politieke wil” en “durven nadenken over een alternatief” rond “geloofwaardige ideeën” (geloofwaardig voor welke klasse?), dan op de noodzaak van klassenstrijd en krachtsverhoudingen, laat staan op strijd voor een socialistische samenleving waarin de belangen van de werkende klasse centraal staan. ‘Doe de switch’ heeft met het artikel in ‘Der Spiegel’ gemeen dat er niet over een socialistische maatschappij wordt gesproken. In ‘Doe de switch’ komt het s-woord enkel voor in de opmerking dat socialisme onder Britse jongeren populairder is dan kapitalisme.

    Marxisten zien een wisselwerking tussen de dagelijkse strijd en de noodzaak van socialistische maatschappijverandering. Een socialistisch programma versterkt de dagelijkse strijd aangezien het een perspectief biedt voor de noodzakelijke verderzetting van die strijd, wat duidelijker begrepen wordt naarmate een krachtsverhouding wordt opgebouwd. Veel hervormingen in het belang van de werkende klasse zijn het bijproduct van revolutionaire dreiging. Om iets te bekomen van de kapitalisten moeten die bang zijn dat ze meer zullen verliezen als ze niets toegeven. Aan de andere kant is maatschappijverandering slechts een idealistische wensdroom indien mogelijkheden om stappen vooruit te zetten niet worden aangegrepen om een krachtsverhouding op te bouwen die maatschappijverandering bevattelijker maakt voor werkenden, jongeren en anderen die in de strijd betrokken zijn.

    Op een ogenblik dat alle technologische mogelijkheden voorhanden zijn opdat iedereen een degelijk leven kan leiden, is het niet meer dan normaal dat we onze eisen daaraan aanpassen. Als het kapitalisme zich dat niet kan veroorloven omdat het de winsten van een kleine minderheid raakt, dan kunnen wij ons het kapitalisme niet veroorloven.

    Onze eisen en benadering vormen op die manier een brug tussen de dagelijkse noden en een socialistische samenleving waarin de sleutelsectoren van de economie onder de democratische controle en beheer van de werkende klasse komen voor een rationele en democratische planning van de economie.

    Ideeën voor socialistische verandering uitgelegd: Het overgangsprogramma

    Marxisten verwijzen vaak naar Trotski’s ‘Overgangsprogramma’ en meer nog naar de overgangsbenadering die erin vervat zit. We vertrekken van het bewustzijn vandaag, maar willen tot een andere samenleving komen. Deze twee zaken kunnen op het eerste gezicht ver van elkaar verwijderd lijken. De vraag is hoe we die afstand kunnen overbruggen. Een overgangsbenadering is daar de basis voor. Het combineert een grondige studie van het huidige bewustzijn en verschillende lagen daarin met een standvastigheid over de noodzaak van een socialistische samenleving door de omverwerping van het kapitalisme. Het probeert op een pedagogische wijze de brug te maken tussen het huidige bewustzijn en socialistische maatschappijverandering.

    Uiteraard wordt daarbij vertrokken van een analyse van de omstandigheden waarin we actief zijn. Onwetendheid heeft de strijd voor vooruitgang nog nooit geholpen. We moeten weten hoe het systeem in elkaar zit en hoe verandering werkt. Een wetenschappelijke analyse van het kapitalisme is niet alleen noodzakelijk om het te begrijpen, maar ook om tot een uitgewerkt socialistisch alternatief te komen.

    In de arbeidersbeweging wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen minimumprogramma en maximumprogramma. Het minimumprogramma omvat de dagelijkse eisen van meer loon, betere arbeidsvoorwaarden, betaalbare huisvesting, lagere energieprijzen … Het maximumprogramma is de volledige omverwerping van het kapitalisme en de vervanging ervan door het socialisme. Delen van de arbeidersbeweging maakten een kunstmatig onderscheid tussen minimum- en maximumprogramma, doorgaans om het belang van het ene of het andere te minimaliseren. Zo zien sommigen socialisme als iets voor een verre toekomst, iets wat geen rol speelt in de dagelijkse strijd vandaag. Ze passen zich aan het bestaande systeem aan, terwijl dit geen oplossingen voor de vele problemen heeft. 

    Anderen geven op elke uitdaging als gevolg van de vele crises van het kapitalisme als antwoord dat socialistische revolutie de enige oplossing is. Op zich is dat correct, maar wie moeite heeft om de energiefactuur te betalen, zal de schouders ophalen en denken: ‘sympathiek idee, die revolutie, maar in afwachting ervan zal ik elders horen of er concretere voorstellen zijn om nu iets aan mijn rekening te doen’.

    Een overgangsbenadering houdt in dat we eisen en voorstellen formuleren die niet gewoon bewegingen achterna lopen, maar proberen te versterken door een stap verder te gaan in de richting van maatschappijverandering. Veel overgangseisen zijn gemakkelijk te begrijpen en krijgen al gauw brede steun als ze gepopulariseerd worden, zelfs indien de realisatie ervan botst op de winstlogica van het kapitalisme. Denk maar aan arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen: perfect logisch voor wie gebukt gaat onder een onmogelijke werkdruk of voor wie geen werk heeft, maar lastig voor de kapitalist wiens winst hierdoor een deuk krijgt. Het afdwingen van deze eis is niet onmogelijk onder het kapitalisme, maar afhankelijk van een krachtsverhouding. Het afdwingen van meer personeel als antwoord op de werkdruk en van hogere lonen als antwoord op de stijgende prijzen, is eveneens afhankelijk van krachtsverhoudingen.

    Natuurlijk zullen de kapitalisten er alles aan doen om elke verworvenheid die door de arbeidersklasse is afgedwongen terug te draaien of op een andere manier te neutraliseren, bijvoorbeeld door de productiviteit nog verder op te voeren. Geen enkele verworvenheid onder het kapitalisme is verzekerd.

    Een overgangsbenadering is niet louter het formuleren van eisen die aansluiten op de noden van de werkende klasse om deze te verbinden aan de noodzaak van maatschappijverandering. Het is ook een gids tot actie, een aanzet tot de uitbouw van die instrumenten waarmee we maatschappijverandering effectief kunnen realiseren, in essentie een internationale revolutionaire partij met een sterke inplanting in de arbeidersklasse doorheen strijdbare vakbonden en massale arbeiderspartijen. In zijn ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’ vatte Trotski het als volgt samen: “Evenals een smid onmogelijk met blote handen het gloeiend ijzer kan aanvatten, kan ook de arbeidersklasse niet met blote handen de macht grijpen: het heeft een organisatie nodig, die voor deze taak geschikt is.”

    Hier kan je Het Overgangsprogramma van Trotski bestellen

  • Wereldeconomie: op een hobbelige weg naar een dreigende inzinking

    Op het Wereldeconomisch Forum in Davos kondigde Gita Gopinath van het IMF verrassend aan dat het fonds zijn economische prognoses zou opwaarderen. Dit volgde op maanden waarin de groeiverwachtingen door een hele reeks internationale instellingen steeds naar beneden werden bijgesteld. Zozeer zelfs, dat er waarschijnlijk nooit eerder een recessie was die zo breed werd verwacht. Nog geen drie weken eerder had Gita Gopinath zelf herhaald dat verwacht werd dat een derde van de wereld in een recessie terecht zou komen en dat zelfs in landen die technisch gezien niet in een recessie zouden verkeren, het voor honderden miljoenen wel zo zou aanvoelen. Dit deed commentatoren concluderen dat het IMF tegen de tijd van zijn typisch bijgewerkte vooruitzichten voor Davos zijn wereldvooruitzichten verder zou verlagen in plaats van verhogen. Wat gebeurde er?

    Dossier door Eric Byl

    Twee derde van de door het Wereldeconomisch Forum ondervraagde hoofdeconomen achtte een wereldwijde recessie in 2023 waarschijnlijk, 18% achtte die zeer waarschijnlijk. 73% van de CEO’s dacht dat de wereldwijde economische groei de komende 12 maanden zal afnemen. De taak van Gopinath tijdens deze sterk geconcentreerde massa van potentiële investeerders en politieke besluitvormers was natuurlijk om de sombere vooruitzichten van de aanwezigen niet verder aan te scherpen, op het gevaar af dat zij zou bijdragen tot een self-fulfilling prophecy. Zij moest het moreel opkrikken en haalde inderdaad een aantal ontwikkelingen aan die tijdelijk in een minder catastrofale richting kunnen wijzen. Daaronder het einde van China’s zero-Covid beleid, de start van een ‘groene’ investeringshausse in de VS, en een minder pijnlijke aanpassing van West-Europa aan de oorlog van Rusland in Oekraïne.

    Men hoopt dat de snelle heropening van de Chinese economie zal leiden tot een uitgavengolf en een opleving. Vooral omdat sinds het begin van 2020 het spaargeld van de huishoudens met 42% is gestegen tot 4,8 biljoen dollar, een bedrag dat groter is dan het BBP van Duitsland. Omdat het zero-Covidbeleid de economie lamlegde en de jongerenwerkloosheid een recordhoogte bereikte, werd China de afgelopen periode niet geconfronteerd met een opflakkering van de inflatie en verlaagde het in tegenstelling tot de wereldwijde trend zijn rentetarieven. Dit ging gepaard met maatregelen om de instortende vastgoed- en grondmarkt te ondersteunen. De staatsbanken hebben namelijk naar schatting $256 miljard aan potentiële kredieten toegezegd aan allerhande projectontwikkelaars.

    In de VS zijn de 369 miljard dollar aan subsidies en belastingkredieten van de Inflation Reduction Act (IRA) en de 52 miljard dollar van de CHIPS Act voor subsidies aan de industrie en investeringen in onderzoek enorme bedragen die de eetlust van financiële investeerders voeden. Beide zijn bedoeld om China voor te blijven en te overtreffen. Het wordt al omschreven als “technologisch nationalisme.”

    Hoewel we niet kunnen uitsluiten dat op basis van conjuncturele ontwikkelingen, voornamelijk door de staat gestuurd, in ieder geval in de westerse kapitalistische wereld en in China, de recessie nog een paar kwartalen verder geduwd wordt, is het duidelijk dat alle structurele ontwikkelingen wijzen in de richting van een diepe en langdurige wereldwijde inzinking. We kunnen niet uitsluiten dat de structurele zwakheden, op basis van de gebeurtenissen, die conjuncturele factoren nog kunnen overtreffen en tenietdoen. Zelfs indien de Chinese groei sterker zou blijken te zijn dan verwacht, zou dit voor de rest van de wereld niet als positief worden ervaren, maar eerder de inflatiedruk en de uitstoot van broeikasgassen verhogen en leiden tot een nog hetere Koude Oorlog.

    De zachte herfst en winter in Europa (en de VS) hielpen om de opslagcapaciteit voor vloeibaar aardgas tot 88% te vullen. Hierdoor daalden de energieprijzen van hun piek in augustus, terwijl landen in de Europese Unie sinds september 2021 ongeveer 600 miljard euro steun hebben gereserveerd en toegewezen om consumenten en bedrijven te beschermen tegen stijgende kosten. Dit alles en de aankondiging van Ursula von der Leyen dat Brussel als reactie op de Amerikaanse Inflation Reduction Act de regels inzake staatssteun tijdelijk zal afzwakken en strategische klimaatvriendelijke bedrijven zal subsidiëren, verzachten de rampzalige vooruitzichten voor de Europese economie.

    Dit zijn reële ontwikkelingen die het tijdstip en voorlopig de diepte van een dreigende recessie kunnen en zullen beïnvloeden. Zij worden echter grotendeels door de staat gestuurd en hebben een conjunctureel karakter. Zij zullen de onderliggende structurele zwakheden niet wegnemen, laat staan oplossen, maar veeleer versterken, die vroeg of laat met versterkte kracht op het toneel zullen losbarsten.

    Hoe de mondiale economische vooruitzichten zich hebben ontwikkeld

    De manifestaties van deze zwakke punten waren in feite de reden waarom de internationale instellingen hun vooruitzichten vanaf eind 2022 naar beneden hebben bijgesteld. In oktober verlaagde het IMF zijn prognose van de mondiale groei voor 2023 tot 2,7%. Dit zou het laagste groeicijfer van de 21e eeuw zijn, met uitzondering van de pandemie van 2020 (-3%), de Grote Recessie van 2009 (-0,1%) en de dotcom-recessie van 2001 (2,5%). Het IMF voegde daaraan toe dat de risico’s voor deze vooruitzichten ongewoon groot en neerwaarts waren.

    Vervolgens voorspelde de Conferentie van de Verenigde Naties voor Handel en Ontwikkeling (UNCTAD) dat de mondiale groei in 2023 zou terugvallen tot 2,2% en voegde eraan toe dat het reële mondiale bbp dan ver onder de trend van vóór de pandemie zou blijven, wat een verlies van 17 miljard dollar zou betekenen, gelijk aan bijna 20% van het jaarlijkse wereldinkomen. De Wereldhandelsorganisatie waarschuwde dat de wereldhandel in 2023 sterk zou vertragen onder invloed van hoge energieprijzen, stijgende rentevoeten en oorlogsgerelateerde verstoringen. Zij verlaagde haar wereldwijde groeiprognose tot 2,3%, met de waarschuwing dat een sterkere vertraging te verwachten is als de centrale banken de rente te sterk verhogen in hun streven de hoge inflatie te beteugelen.

    Tegenwoordig lijkt het erop dat alleen enkele van de serieuzere economen het nog gebruiken, maar tot tien jaar geleden werd een wereldwijde groei van minder dan 2,5 – 3%, rekening houdend met de bevolkingsgroei, relatief hogere groeicijfers in ontwikkelingslanden en vervangingsinvesteringen*, beschouwd als een wereldwijde recessie. Anders zouden zelfs de ernstige recessies van 1974-75 (0,6% mondiale BBP-groei in 1975) en 1981-82 (0,4% mondiale BBP-groei in 1982) niet als mondiale recessies zijn aangemerkt.  

    (*vervangingsinvesteringen zijn om te herstellen wat is afgeschreven, zonder de productiecapaciteit uit te breiden.)

    Het Peterson Institute heeft een lager cijfer voorspeld, met een projectie van 1,8% wereldwijde groei voor 2023 met recessie in de eurozone, de VS, het VK en Brazilië. Het Institute for International Finance (IIF) raamt de wereldwijde groei voor 2023 op 1,3% en spreekt van een nieuwe “Grote Recessie”.

    In de tweede week van 2023 kondigde de Wereldbank aan dat de risico’s waarvoor ze zes maanden geleden had gewaarschuwd, werkelijkheid waren geworden en dat haar vorige worstcasescenario haar baseline was geworden, waarbij de wereldgroei voor 2023 op 1,7% werd geraamd, tegen 2,9% zes maanden eerder. De Wereldbank voegde eraan toe dat dit zou betekenen dat dit decennium het eerste sinds de jaren dertig zou zijn waarin zich twee wereldwijde recessies zouden voordoen. Als belangrijkste oorzaken werden de hoge inflatie, de hoge rente, de verminderde investeringen en de verstoringen door de inval van Rusland in Oekraïne genoemd. Ze voegde daar “een groot aantal risico’s” aan toe en wees erop dat een verdere stijging van de gemiddelde mondiale rente met 1%, die nu 5% bedraagt, de mondiale groei tot 0,6% zou doen dalen, wat een inkrimping met 0,3% per hoofd van de bevolking zou betekenen.

    Levensonderhoud van miljoenen verminderd

    Maar zelfs als de grote economieën er op basis van de hierboven beschreven conjuncturele ontwikkelingen in zouden slagen om een onmiddellijke inzinking uit te stellen, dan nog zou dit weinig betekenen voor miljarden in het Zuiden en zouden de bestaansmiddelen van miljoenen mensen in de “geavanceerde kapitalistische landen” verminderen. Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie werd in 2022 voor het eerst sinds het begin van vergelijkbare gegevens in 1999 de groei van de reële lonen wereldwijd negatief, omdat de lonen de stijgende prijzen niet konden bijhouden.

    De reële lonen per werknemer in de VS daalden met 2,2% op jaarbasis tussen het derde kwartaal van 2021 en hetzelfde kwartaal in 2022. In Duitsland (-4,3%) en Spanje (-5,4%) was de daling nog groter. Zelfs in Frankrijk, waar uit angst voor sociale explosies al vroeg prijsplafonds werden ingevoerd, en in België, waar de kapitalistische politici er niet in slaagden het verzet tegen de volledige afschaffing van de essentie van de glijdende loonschaal te breken, daalden de reële lonen met respectievelijk 0,8% en 0,6%. Sinds het einde van de pandemie zijn de reële lonen in de eurozone met 8% gedaald.

    Ook het aandeel van de arbeid in het wereldinkomen is gedaald, aangezien in 2022 de grootste kloof sinds 1999 is ontstaan tussen de groei van de reële arbeidsproductiviteit en de groei van de reële lonen. Hoewel de erosie van de reële lonen alle loontrekkenden treft, heeft zij een grotere impact op huishoudens met een laag inkomen, die een groter deel van hun beschikbaar inkomen besteden aan essentiële goederen en diensten, waarvan de prijzen in de meeste landen sneller stijgen dan die van niet-essentiële goederen.

    Het is algemeen bekend dat inflatie de ongelijkheid vergroot, maar recente studies bevestigen ook dat ongelijkheid de inflatie om verschillende redenen verergert. De belangrijkste is dat armere huishoudens het zich niet kunnen veroorloven hun uitgaven te spreiden omdat zij naar verhouding afhankelijker zijn van essentiële goederen, en ook omdat zij als fractie van het totale inkomen meer nominale activa bezitten dan de rijken.

    Tot nu toe is de loonstijging achtergebleven bij de prijsstijging en heeft zij dus de inflatie niet gestimuleerd maar gematigd. Er is geen loon-prijsspiraal, het zijn de winsten die sterk zijn gestegen als aandeel van de waarde. Er is eerder sprake van een winst-prijsspiraal en de roep om hogere lonen is slechts een reactie om eerdere prijsstijgingen te compenseren.

    Ongelijkheid ontketend

    Het jaarlijkse rapport over ongelijkheid dat Oxfam ter gelegenheid van het Wereldeconomisch Forum uitbracht, liet daarentegen zien dat de 1% superrijken in de wereld de afgelopen twee jaar bijna twee keer zoveel nieuwe rijkdom (63%) hebben vergaard als de overige 99% samen (37%). Slechts 10% van de nieuwe rijkdom ging naar de armste 90%.

    Volgens Credit Suisse zal de totale wereldwijde persoonlijke rijkdom eind 2021 463,6 biljoen dollar bedragen. Dat is 4,5 keer de jaarlijkse wereldproductie, waarvan 47,8% in handen is van de top 1,2%, zo’n 62,5 miljoen mensen. Dit in tegenstelling tot de 24% die de onderste 87% bezit. Oxfam wijst er ook op dat voor elke $1 aan belastingen slechts $0,04 afkomstig is van vermogensbelasting, terwijl het tarief van de hoogste inkomstenbelasting in de OESO-landen is gedaald van gemiddeld 58% in 1980 tot 42% nu, en 31% in 100 landen.

    Oxfam heeft berekend dat een vermogensbelasting van 5% op de multimiljonairs en miljardairs van de wereld 1,7 miljard dollar per jaar zou kunnen opbrengen, genoeg om 2 miljard mensen uit de armoede te halen en een wereldwijd plan te financieren om een einde te maken aan de honger. Hoewel de zelfbenoemde ‘patriottische miljonairs’ tijdens het WEF buitensporige media-aandacht kregen met hun oproep om hen te belasten, zou de verwezenlijking hiervan massale strijd op internationale schaal vereisen, en een arbeidersklasse die dreigt het kapitalisme volledig af te schaffen. Met andere woorden, in plaats van de strijd te beperken tot een bescheiden vermindering van de verbijsterende ongelijkheid, moet het kapitalisme, de grondoorzaak ervan, worden uitgeroeid.

    Wat drijft de prijsstijgingen aan?

    In september 2022 berekende het Europees Verbond van Vakverenigingen dat de gemiddelde jaarlijkse energierekening voor laagbetaalde werknemers in de meeste lidstaten van de EU meer bedroeg dan een maandsalaris. In sommige gevallen ging het om meer dan twee maanden loon. Het boodschappenmandje van de Belgische consument was eind 2022 18% duurder dan aan het begin van het jaar. De inflatie van de huisvestingsdiensten in de VS bedroeg 7%, maar dit cijfer logenstraft de reële impact van huisvesting. De gemiddelde hypotheekbetaling was in oktober 77% hoger dan vorig jaar. In de neokoloniale landen veroorzaken voedsel- en energietekorten niet minder dan rampen. 

    Er zijn vele factoren die de prijsstijgingen veroorzaken. De invasie van Oekraïne door Rusland deed de voedsel- en energieprijzen stijgen. In vergelijking met 2020 was de voedselprijsindex van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO) in maart 2022 met 60% gestegen, voor granen met 70% en voor plantaardige oliën met 150%. Maar hoewel de prijsstijgingen zeker werden verergerd door de oorlog, gingen ze er ook aan vooraf.

    Verstoringen van de bevoorradingsketen werden een belangrijke inflatieveroorzaker zodra de economieën na de pandemie opengingen. Eind 2021 bereikte de global supply chain pressure index van de Federal Reserve Bank of New York 4,30 punten, komende van een dieptepunt van 0,10 punten in oktober van datzelfde jaar. Dit werd beschouwd als tijdelijk of voorbijgaand, het resultaat van de lockdowns die snel zouden verdwijnen, maar er speelde veel meer mee waardoor de inflatie veel hardnekkiger was dan verwacht.

    In de afgelopen decennia van neoliberale globalisering was er sprake van een sterke mondiale integratie van de productie. Tussen 1980 en 2002 is de wereldhandel meer dan verdrievoudigd terwijl de wereldproductie verdubbelde. De wereldwijde directe buitenlandse investeringen bereikten eind jaren negentig 1.400 miljard dollar, tegen 5 miljard dollar per jaar in de jaren tachtig. Het wereldwijde kapitalisme profiteerde van de kapitalistische dictatuur in China die goedkope, goed opgeleide slavenarbeid aanbood. China maakte tussen 1983 en 2018 60 keer zoveel gebruik van directe buitenlandse investeringen. Azië werd vanaf 2010 de grootste continentale economie en passeerde de gecombineerde economieën van Europa en Noord-Amerika in koopkrachtpariteit BBP.

    In zekere zin werd het westerse imperialisme het slachtoffer van de krachten die het zelf heeft ontketend, toen de krachten van de globalisering de relatieve economische dominantie van de VS, en Europa in het bijzonder, verminderden. De Grote Recessie van 2008/9 was een keerpunt. Vanaf dat moment werd China niet langer gezien als een gigantische goedkope sweatshop voor de wereld, maar als een grote concurrent en een bedreiging voor de wereldwijde dominantie. De globalisering bereikte haar hoogtepunt. In plaats van een drijvende kracht werd de wereldhandel een rem op de economie. De daaruit voortvloeiende Nieuwe Koude Oorlog is een poging van de oude rijken om terug te slaan. Zoals een woordvoerder van de VS zei: ‘Wij willen een nieuwe globalisering die voor ons werkt’.

    Wereldwijde integratie van productie vereist stabiele internationale betrekkingen, maar die zijn verdwenen met de versnellende Nieuwe Koude Oorlog tussen de VS en China, verergerd door de oorlog in Oekraïne. Niets wijst erop dat de spanningen zullen afnemen, integendeel. We zitten midden in een economische oorlog over halfgeleiders en elektronische chips, met groeiende geschillen over wie toegang heeft en economisch, technologisch, militair, op en onder de aarde, op zee, in de lucht en in de ruimte domineert.

    De Amerikaanse president Biden was in oktober 2022 glashelder toen hij dit decennium het beslissende decennium noemde, met als uitdaging “niet minder dan het ongedaan maken van de door Amerika gevormde wereldorde door China,” de “grotere bedreiging voor de wereldorde.” Rusland, zo zei hij, vormt “het acute probleem,” waarbij beide landen zeker nader tot elkaar zullen komen.

    Dit betekent economisch nationalisme, het gebruik van milieu- en sociale wetgeving om de eigen belangen te beschermen en meer klassiek protectionisme door middel van douanetarieven; re-, near- en friend-shoring, ontkoppeling en ontglobalisering; vormen van nationaal industriebeleid door selectieve investeringen. Deze hebben niet de omvang bereikt van die tijdens Roosevelts New Deal, omdat de economische ruimte eenvoudigweg te beperkt is door de reeds historisch hoge schuldniveaus. Niettemin zullen er meer elementen van staatsinterventie zijn, om de toegenomen militarisering te financieren en opstanden tegen het systeem tegen te gaan.

    Just-in-time productie, die in voorgaande decennia zo lucratief was door verlaging van kosten en prijzen, liquidatie van voorraden en opslagcapaciteit, is veranderd in haar dialectische tegendeel. Van een factor die de wereldhandel stimuleerde, is het een factor geworden die verstoringen van de aanbodketen verergert en de productiekosten en prijzen opdrijft. De kloof tussen vraag en aanbod is de belangrijkste drijvende kracht achter de inflatie geworden. Als er niets aan wordt gedaan, kan dit uitmonden in een periode van stagflatie, economische stagnatie of krimp in combinatie met hoge inflatie.

    De strijd tegen de inflatie opnieuw bekeken

    Het was dit schrikbeeld dat de Amerikaanse Federal Reserve (Fed) en andere centrale banken ervan overtuigde om over te schakelen van een los goedkoop geldbeleid en kwantitatieve versoepeling naar kwantitatieve verstrakking. Dat gebeurde snel en scherp, historisch snel, en was bedoeld om de vraag van huishoudens en bedrijven te verminderen om ze in overeenstemming te brengen met het aanbod. Maar deze aanpak zal het voor landen, bedrijven en consumenten moeilijker maken om hun schulden terug te betalen. Het zal een vlucht naar veiligheid door financiële beleggers uitlokken en als zodanig onvermijdelijk ook de aanbodzijde treffen. Uiteindelijk zal de inflatie afnemen, maar slechts worden vervangen door hogere werkloosheid en faillissementen.

    Deze aanpak doet denken aan de sterk ideologische schoktherapie die de voormalige voorzitter van de Federal Reserve Bank, Paul Volcker, begin jaren tachtig toepaste. Hij verhoogde de rente tot 20%, wat, gecorrigeerd voor de inflatie, betekende dat de reële rente van negatief naar 5% ging. Binnen drie jaar was de inflatie gedaald van 13 naar 3%, maar de werkloosheid verdubbelde tot meer dan 10%. In Latijns-Amerika veroorzaakte dit het ‘verloren decennium’. Op de vraag of zijn beleid zou werken antwoordde Volcker destijds: “Ja, door faillissementen.”

    Maar zelfs dat is twijfelachtig. Minstens zo belangrijk was de nederlaag die de toenmalige Amerikaanse president Ronald Reagan in 1981 toebracht aan de luchtverkeersleiders en daarmee aan de hele arbeidersbeweging. Bovendien nam de federale schuld tijdens Reagans presidentschap niet af, maar verdrievoudigde bijna van 738 miljard dollar tot 2,1 biljoen dollar. De VS, die tot dan toe ‘s werelds grootste internationale crediteur was, werd de grootste debiteur-natie.

    Om die reden trokken de voorlopers van ISA Reagan’s monetaristische beweringen in twijfel en noemden hem ironisch een negatieve Keynesiaan. Keynesiaans omdat hij een uitgavenbeleid voerde, maar negatief omdat hij niet uitgaf aan diensten, lonen of subsidies, maar aan bedrijfssubsidies, vooral voor de wapenwedloop, en belastingverlagingen voor de rijken. De Britse premier Margaret Thatcher paste een meer klassiek monetaristisch beleid toe, dat resulteerde in de ondergang van de Britse industriële basis.

    Marx en inflatie

    Marx heeft nooit een uitgebreide theorie over inflatie gepubliceerd, maar hij onderschreef niet de monetaristische opvatting dat de geldhoeveelheid de prijzen bepaalt. Hij stelde daarentegen dat het de prijzen zijn die de geldhoeveelheid bepalen, aangezien de prijzen de hoeveelheid arbeid weergeven die nodig is om goederen en diensten te produceren. Wanneer investeringen in reële productie de hoeveelheid goederen en diensten in omloop doen toenemen, zal de geldhoeveelheid dit moeten volgen, in feite op een iets hoger niveau om de markt te smeren.  

    De illusie dat simpelweg geld drukken automatisch zou leiden tot een gelijkwaardige investering om de productie van goederen en diensten op te drijven, de heilige graal van moderne monetaire theoretici, blijkt door de werkelijkheid achterhaald. Zoals verwacht devalueert dit alleen de hoeveelheid arbeid die geld vertegenwoordigt, wat we inflatie noemen.

    Goedkope geldcreatie is aan de gang sinds de Grote Recessie van 2008/9. Toen werd de reële rente verlaagd tot nul of negatief en hebben de Fed en alle andere grote centrale banken met behulp van kwantitatieve versoepeling de uitstaande schuld te gelde gemaakt. De enige reden waarom dit toen geen inflatie veroorzaakte, is dat het meeste van dit extra geld werd overgeheveld naar de aandelenmarkten, waar het leidde tot inflatie van activa.

    Maar wanneer dit extra geld zijn weg vindt naar de reële economie, veroorzaakt het multiplicatoreffect ervan – het feit dat geld nooit echt de circulatie verlaat, tenzij het wordt opgepot, en van zak naar zak springt – een snelle oververhitting van de economie die zich uit in galopperende en, in sommige gevallen, hyperinflatie. 

    Marx verwierp ook de klassieke Keynesiaanse stelling dat inflatie door lonen wordt aangedreven en wees erop dat de strijd om loonstijgingen alleen het gevolg is van eerdere veranderingen in prijzen, productiviteit enz. Hij zag de economie als een veel complexer samenspel van tegenstrijdige krachten.

    Vandaag zijn er vele factoren die de inflatie voeden, van de Nieuwe Koude Oorlog en het daaruit voortvloeiende proces van ontkoppeling en deglobalisering, tot demografische verschuivingen, klimaatsverandering, de nieuwe wapenwedloop, de historische mate van ongelijkheid tussen en binnen nationale staten, de schuldenlast, financiële speculatie, de concentratie van rijkdom in minder handen en vooral de overaccumulatie van kapitaal, die resulteert in een tendens tot daling van de winst per eenheid geïnvesteerd kapitaal (de winstvoet) en een historisch laag niveau van investeringen in reële productie.

    Het feit dat zowel de neoliberale besparingen als de geldschepping alleen maar nieuwe problemen veroorzaken, illustreert hoe de ontwikkeling van de samenleving in conflict komt met het privé-eigendom van de productiemiddelen en de grenzen die worden opgelegd door uitgeleefde nationale staten.

    Langdurige, harde landing mogelijk uitgesteld, maar steeds meer inherent aan situatie

    De kwantitatieve verstrakking heeft zeker bijgedragen tot de vermindering van de inflatie in de VS, die duidelijk een hoogtepunt heeft bereikt en aan het dalen is. In december bedroeg de inflatie op jaarbasis 6,4%, een daling ten opzichte van de piek van 9% in de zomer. Maar er zijn andere factoren die evenzeer hebben bijgedragen. De voedsel- en energieprijzen vertraagden het meest, in het laatste geval omdat een ongewoon warme winter in de VS en Europa de vraag naar aardgas deed afnemen. Vorige maand alleen al daalden de gasprijzen met meer dan 50%, en nu al zijn energieproducerende bedrijven in discussie over beperking van de productie in een poging de prijzen op te drijven.

    De kerninflatie, exclusief voedsel- en energieprijzen, piekte ook, maar niet in dezelfde mate, vooral omdat de huizenprijzen blijven stijgen terwijl de prijzen van andere diensten slechts matig daalden. Ook de aanbodschok op de prijzen bleef, maar zou op een gegeven moment afnemen en deed dat ook. In december 2022 was de New York Fed global supply chain pressure index gedaald tot 1,18 punten, nog steeds veel hoger dan op enig moment vóór de pandemie, maar veel minder dan het jaar daarvoor. Tenslotte zal ook de inflatie afnemen naarmate de grote economieën vertragen.  

    Betekent dit dat alle problemen voorbij zijn, dat de inflatie wordt beteugeld en dat, ook al is de groei in historische termen misschien laag, een inzinking is voorkomen?

    Het aantal aanwijzingen dat de grote economieën ternauwernood aan een onmiddellijke inzinking kunnen ontsnappen en mogelijk een recessie in de eerste helft van het komende jaar kunnen vermijden, is de afgelopen weken zeker toegenomen. Er zijn echter nog minstens evenveel grote hindernissen die de balans in de andere richting kunnen doen doorslaan. Hoewel Nouriel Roubini, alias Dr. Doom, erkent dat “de moeder van alle stagflatoire crises” kon worden uitgesteld – maar niet vermeden, heeft hij systematisch gewezen op de explosie van tekorten, leningen en hefboomwerking die al decennialang aanhoudt.

    De wereldwijde private en publieke schuld als aandeel van het mondiale bbp steeg van 200% in 1999 tot 350% in 2021 en bedraagt nu 420% in de geavanceerde kapitalistische landen, 330% in China. In de VS is zij hoger dan tijdens de Grote Depressie. Dit raakt iedereen. Decennialang werd huishoudens verteld dat ze hun toekomstige inkomen moesten uitgeven, de belastingen voor bedrijven en hoge inkomens werden verlaagd terwijl de uitgaven stegen, schulden werden bevoordeeld boven eigen vermogen met een ultralange geldhoeveelheid. Alleen al in het afgelopen decennium steeg de wereldwijde schuld met 90.000 miljard dollar, terwijl het mondiale bbp met slechts 20.000 miljard dollar toenam.

    In reactie op de crisis van 2020 injecteerden de centrale banken biljoenen dollars in de economie, negen keer zoveel als tijdens de Grote Recessie van 2008/9, om een financiële crash te voorkomen. Daarnaast verhoogden regeringen de overheidsuitgaven om het instorten van het systeem te stoppen en de effecten ervan op te vangen om sociale uitbarstingen te voorkomen. In dat jaar steeg de wereldwijde schuld met 29%, de grootste stijging in één jaar sinds de Tweede Wereldoorlog.   

    Dat betekent dat veel leners – huishoudens, bedrijven, banken, schaduwbanken, regeringen en hele landen – zombies werden die in leven werden gehouden door een nul- of negatieve-rentebeleid, kwantitatieve versoepeling en fiscale reddingsoperaties. Nu de kwantitatieve verstrakking wordt uitgerold, zullen zij tegelijkertijd worden geconfronteerd met sterk stijgende leenkosten, dalende inkomsten en dalende activawaarden.

    Tijdens de Grote Recessie van 2008/9 kon de G20 deze het hoofd bieden met gecoördineerd beleid, dat is nu uitgesloten aangezien de mondiale spanningen toenemen. China lanceerde toen een grote stimulans, maar nu is het staatskapitalistische model in China gebroken, zoals blijkt uit de aanhoudende huizencrisis. Ook al betekent het einde van het zero-covidbeleid een zekere opleving van de economie, afgezien van de vraag wanneer de uitgavengolf zal afnemen en of dit er niet toe kan leiden dat China de wereldwijde inflatie gaat inhalen, is China een grote schuldenaar geworden.

    Het eenvoudigweg redden van private en publieke actoren, zoals in een aantal gevallen is gedaan, zal de inflatie na verloop van tijd verder aanwakkeren. Een harde landing, een diepe langdurige recessie waarin de economische crisis en de financiële crash elkaar zullen voeden, is nog steeds een inherente dreiging. 

    Ten koste van een “systeemrisico”

    Dat dit nog niet is gebeurd, komt deels doordat de inflatie de “reële” last van de financieringskosten heeft verlaagd. Het komt ook omdat, ondanks de stijgende kosten voor het lenen en aflossen van schulden, er in 2022 een enorme krediethausse plaatsvond, met een stijging van de Amerikaanse bankleningen met $1,5 biljoen.

    Naast bankleningen was er ook een explosie van leningen van ‘lage kwaliteit’. De totale schuld van niet-financiële bedrijven in de VS bedraagt 12,7 biljoen dollar, waarbij de schuld van lage kwaliteit 40% van het totaal uitmaakt. Niet-bancaire financiële instellingen zoals hedgefondsen en participatiemaatschappijen vertegenwoordigen nu een zeer aanzienlijk deel van de activiteiten in de financiële sector en vormen “een systeemrisico voor de financiële stabiliteit.”

    Hoewel het ook verband houdt met de vlucht naar veiligheid, naar de Amerikaanse dollar, moeten we dit niet zien als een teken van vertrouwen in de Amerikaanse economie. Het feit dat de rentecurve van Amerikaans schatkistpapier al meer dan een jaar sterk omgekeerd is, dat het rendement op obligaties met een looptijd van 10 jaar lager is dan de korte rente (3 maanden of 1 jaar), illustreert het gebrek aan vertrouwen. Een omgekeerde rentecurve wordt beschouwd als een goede indicator voor een komende inzinking. Alle laatste acht recessies werden voorafgegaan door een inversie van de rentecurve.

    Dit is ook gestimuleerd door het feit dat de bedrijfswinsten, die in 2019 niet meer stegen en vervolgens tijdens de pandemische inzinking met 15% kelderden, zich in 2021 herstelden tot 40%. De winstmarges van Amerikaanse niet-financiële ondernemingen bereikten een hoogtepunt omdat de gelegenheid werd aangegrepen om de prijzen te verhogen terwijl de lonen achterbleven.  Daardoor konden Amerikaanse bedrijven de kosten van hun schulden ruimschoots dekken. In het derde kwartaal van 2022 vertraagde de winstgroei echter tot 3,4% en dat zal waarschijnlijk zo blijven.

    De aandelenkoersen van technologieleiders als Tesla en Meta zijn al sterk gedaald. De hele techsector heeft meer dan 200.000 banen geschrapt. De verkrapping van het krediet heeft ernstige twijfels doen rijzen over de Ponzi-achtige crypto-manie. Aan het begin van het jaar had de marktkapitalisatie van cryptomunten 70% van de piek van november 2021 verloren. Hoewel dit gedeeltelijk opnieuw zou kunnen in evenwicht komen op een lager niveau omdat een inzinking minder onmiddellijk lijkt, is dit slechts een uitwas van speculatie die productieve investeringen vervangt in tijden van economische achteruitgang. Om de cryptomarkt de dynamiek van de voorbije jaren terug te geven, zou een veel robuustere groeifase nodig zijn die voorlopig uitgesloten is.

    Als de centrale banken de komende maanden hun monetaire verstrakking voortzetten, zouden we meer moeilijkheden kunnen zien voor bedrijven om hun schulden af te lossen, wat tot faillissementen zou kunnen leiden. Meer in het algemeen, als de winstgevendheid blijft dalen en leidt tot een daling van de totale winst, volgen de investeringen en de werkgelegenheid. Dat is de sterkste indicator van een dreigende inzinking. Tim Gramatovich, veteraan investeringschef bij Gateway Credit, gaf de markten hiervoor een opvallende waarschuwing. Terwijl aandelenkoersen normaal gesproken als gezond worden beschouwd als ze worden verhandeld tegen 18 tot 20 keer de winst, schat hij dat ze vandaag dichter bij 10 keer de winst worden verhandeld.

    De verstrakking van het monetaire beleid door de centrale banken van de G7 lijkt, zowel qua snelheid als qua omvang, meer op die van de jaren zeventig en begin jaren tachtig dan op enige andere sindsdien. Het kan een nieuwe crisis voor de euro veroorzaken, te beginnen in Italië, de zwakste schakel. Het heeft de uiterst rechtse premier Meloni al gedwongen haar eurosceptische retoriek op te geven en de belofte om het beleid van Draghi voort te zetten. Bovendien is de Amerikaanse dollar bijzonder sterk gestegen, wat eerder een uiting is van extreem pessimisme op de mondiale geldmarkten dan een indicator van economische gezondheid. Het houdt ook verband met het feit dat de VS nog steeds de overheersende rol van de dollar in internationale transacties, valutareserves en internationale leningen genieten.

    In landen waar de inkomens van de werkende bevolking en de inkomsten van het bedrijfsleven en de staatskas in de eigen valuta luiden, terwijl de uitgaven voor goederen en diensten uit de VS of de aflossing van leningen toenemen, heeft dit desastreuze gevolgen. Sri Lanka, Zambia en Ghana zijn al in gebreke gebleven met hun schuld en Egypte en Pakistan staan aan de rand van de afgrond. De VN schat dat de renteverhogingen van 2022 in de VS de toekomstige inkomsten van de zogenaamde ontwikkelingslanden – met uitzondering van China – met 360 miljard dollar verminderen.

    Volgens het IMF verkeert ongeveer 15% van de lage-inkomenslanden al in schuldennood en loopt nog eens 45% een hoog risico op schuldennood. Van de opkomende markten loopt 25% een hoog risico en wordt geconfronteerd met spreads die lijken op wanbetalingen.  Volgens de Wereldbank zullen de armste landen ter wereld dit jaar naar verwachting 35% meer aan schuldrente betalen om de extra kosten in verband met de Covid-pandemie en een dramatische stijging van de prijs van ingevoerde levensmiddelen te dekken. Het aantal mensen met voedselonzekerheid in lage-inkomenslanden is gestegen van 56 miljoen in 2019 tot 105 miljoen in 2022.

    Er is nog een lange weg te gaan, maar de dominante positie van de Amerikaanse dollar wordt steeds meer uitgedaagd door de Chinese yuan. Nu de betrekkingen met de VS ingewikkelder zijn geworden, zijn de gesprekken tussen Saoedi-Arabië en China over oliecontracten in yuan al meer dan zes jaar aan de gang, maar het afgelopen jaar zijn ze in een stroomversnelling geraakt. Dit wordt ondermijnd door de zwakte van de Chinese en ook de Russische economie. Rusland verhandelt zijn ruwe olie uit de Oeral met een korting van 30 tot 40% op de Brent, een verlies van 150 miljard dollar dit jaar. Hierdoor zou zijn begrotingstekort kunnen oplopen van 2,3% van het BBP vorig jaar tot 7% dit jaar. Maar deze cijfers moeten met een korreltje zout worden genomen, want tot nu toe heeft het verwachte effect van de westerse sancties, hoewel het effect groot is, nog niet geleid tot wat was verwacht en voorspeld.

    De grootste bedreiging voor de dominantie van de Amerikaanse dollar lijkt momenteel te komen van binnenlandse oorzaken, doordat het parlement er niet in slaagt overeenstemming te bereiken over een verhoging van het wettelijke schuldplafond. Een technisch falen van de VS zou de positie van de dollar ernstig schaden. In die zin dringt de crisis van het politieke regime in de VS zich op aan de geo-economische tafel.

    Conclusie

    Hoewel we niet kunnen uitsluiten dat op basis van conjuncturele ontwikkelingen, voornamelijk door de staat gestuurd, in ieder geval in de westerse kapitalistische wereld en in China, de recessie nog een paar kwartalen verder geduwd wordt, is het duidelijk dat alle structurele ontwikkelingen wijzen in de richting van een diepe en langdurige wereldwijde inzinking. We kunnen niet uitsluiten dat de structurele zwakheden, op basis van de gebeurtenissen, die conjuncturele factoren nog kunnen overtreffen en tenietdoen. Zelfs indien de Chinese groei sterker zou blijken te zijn dan verwacht, zou dit voor de rest van de wereld niet als positief worden ervaren, maar eerder de inflatiedruk en de uitstoot van broeikasgassen verhogen en leiden tot een nog hetere Koude Oorlog.

    De kapitalisten, aan beide zijden van de Nieuwe Koude Oorlog, zien deze rampzalige vooruitzichten tegemoet met politieke en andere instellingen die diep ondermijnd en verdeeld zijn en geen gezag hebben. Dit leidt tot politieke en sociale polarisatie, zowel naar links als naar rechts. Waar de kapitalistische staten nog enige middelen hebben om de gevolgen van de crisis op te vangen, zullen ze dat doen, maar zelfs daar zal dit worden aangevochten door die vleugels die staan voor een repressiever en harder asociaal beleid, gebruik makend van verdeel en heers. De klassenstrijd zal harder en brutaler worden, zonder echte ruimte voor hervormingen, die alleen tijdelijk mogelijk zullen zijn na een felle strijd. Links en rechts zullen in een veel sneller tempo op de proef worden gesteld dan in de afgelopen decennia.

    We hebben al explosieve protesten gezien, vaak over kwesties van onderdrukking, maar ook, en steeds meer, uitgelokt door economische kwesties, vooral de koopkrachtcrisis. Strijd over lonen, arbeidsomstandigheden en werkdruk wordt vermengd met en stimuleert strijd over democratische rechten en verzet tegen onderdrukking. Dit zijn de objectieve omstandigheden die de arbeidersklasse weer op de voorgrond brengen, zoals nu gebeurt in Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en, tot op zekere hoogte, in de VS. Vanuit het oogpunt van de arbeidersklasse zou het, als de kapitalisten een grote langdurige inzinking enige tijd kunnen uitstellen, ons de tijd geven om ons sterker te organiseren en voor te bereiden. Dat zou objectief gezien beter zijn en meer vertrouwen geven in de strijd, terwijl een onmiddellijke inzinking enige tijd een meer verlammend effect zou kunnen hebben, hoewel zelfs dat waarschijnlijk van kortere duur zou zijn dan tijdens de Grote Recessie van 2008/9.  

  • 175ste verjaardag van het Communistisch Manifest

    Door Leslie Kemp (Socialist Alternative, ISA in Canada)

    175 jaar geleden, op 21 februari 1848, werd Het Communistisch Manifest gepubliceerd. Dit manifest opende de ogen van de wereld voor ideeën die de hele basis van de burgerlijke maatschappij zouden bedreigen. Het bevat de kiem van veel belangrijke marxistische inzichten en geeft voor het eerst een duidelijke formulering van wat bekend werd als marxisme. Dit historisch belangrijke document werd gepubliceerd als het platform van de Communistische Liga en weerspiegelde de belangrijkste ideeën en centrale stellingen die Karl Marx en Frederick Engels gedurende jaren van discussie, onderzoek en samenwerking hadden geformuleerd. Tijdens een congres van de Liga in Londen in november 1847 kregen Marx en Engels de opdracht een theoretisch en praktisch partijprogramma op te stellen.

    Tegen de tijd dat Het Manifest werd gepubliceerd, werd het communisme in Europa al erkend als een bedreiging en waren er politieke tegenstanders van deze ideeën. In de inleiding staat: “Een spook waart door Europa – het spook van het communisme. Alle machten van het oude Europa hebben zich tot een heilige drijfjacht tegen dit spook verbonden, de paus en de tsaar, Metternich [voormalig minister van Buitenlandse Zaken van het Oostenrijkse rijk] en Guizot [voormalig premier van Frankrijk], Franse radicalen en Duitse politiemannen.”

    Het manuscript werd naar de drukker gestuurd enkele weken voor de Franse revolutie van 24 februari. Gepubliceerd in het Duits, werd het al snel vertaald in meerdere talen, waaronder Frans, Engels, Deens en Pools. De Franse vertaling kwam uit kort voor de verslagen revolutie van juni 1848 – de eerste grote confrontatie tussen arbeidersklasse en burgerij. Na deze nederlaag kwam de Communistische Liga onder vuur te liggen, leden werden gearresteerd, een aantal werd gevangen gezet en vervolgens werd de Liga formeel ontbonden.

    Belangrijkste ideeën

    Het Communistisch Manifest ontwikkelde het kernidee van klassenstrijd als een historisch proces. De openingszin, “De geschiedenis van iedere maatschappij tot nu toe is de geschiedenis van de klassenstrijd”, vertelt de geschiedenis door de ogen van arbeiders. In tegenstelling tot de geschiedenis die normaal gebracht wordt, namelijk die vanuit het oogpunt van de top van de samenleving, wijst Het Manifest op de arbeidersklasse als drijvende kracht achter het maken van geschiedenis.

    Het Manifest is vandaag zowel relevant als inspirerend. De relevantie van Het Manifest groeide in de loop der tijd naarmate de ideeën ervan vaste voet kregen in de realiteit van de arbeidersklasse. Het werd populair met de groei van het socialisme, te beginnen in Europa, vanaf de jaren 1870. Sinds de Franse Revolutie bereikte het kapitalisme, zoals Het Manifest voorspelde, alle uithoeken van de wereld. Na de Russische Revolutie van 1917 werd Het Manifest een fundamentele tekst voor marxisten wereldwijd.

    In een voorwoord spreekt Engels over de fundamentele stelling die de kern van Het Manifest vormt en die volgens hem “voorbestemd is om dezelfde vooruitgang te bewerken voor de geschiedeniswetenschap als Darwins theorie voor de natuurwetenschap heeft bewerkstelligd.”

    Hij omschrijft de leidende grondgedachte van Het Manifest: “Dat de economische productie en de daaruit noodzakelijk voortvloeiende maatschappelijke geleding van ieder historisch tijdperk de grondslag vormt voor de politieke en intellectuele geschiedenis van dit tijdperk; dat dienovereenkomstig (sinds de ontbinding van het oeroude gemeenschappelijk bezit van de grond) de gehele geschiedenis een geschiedenis van klassenstrijden is geweest, strijd tussen uitgebuite en uitbuitende, overheerste en heersende klassen op verschillende trappen van de maatschappelijke ontwikkeling; dat deze strijd nu echter een trap heeft bereikt waarop de uitgebuite en onderdrukte klasse (de arbeidersklasse) zich niet meer van haar uitbuitende en onderdrukkende klasse (de burgerij) kan bevrijden, zonder tegelijk de gehele maatschappij van uitbuiting, onderdrukking en klassenstrijd te bevrijden.”

    Deze stelling, die de sociale organisatie van de maatschappij plaatst als voortvloeiend uit haar wijze van productie en uitwisseling, en die verder leidt tot de opvatting dat dit op zichzelf de politieke geschiedenis van het tijdperk verklaart, staat nu centraal in het begrip van het marxisme. Het is op deze basis dat wij vandaag onze perspectieven ontwikkelen. En wat belangrijk is, onze perspectieven komen telkens tot de conclusie dat de belangen van arbeiders en de heersende klasse tegenover elkaar staan, dat de bevrijding van de arbeidersklasse moet voortkomen uit strijd, en dat we alleen vrij kunnen zijn van alle soorten onderdrukking – racisme, seksisme, transfobie, enzovoort – als we bevrijd zijn uit de greep van het kapitalisme en de uitbuiting en gevangenschap van de klasse.

    Het Manifest is een aanklacht tegen de klassenmaatschappij zelf, niet alleen tegen het kapitalisme. Het bekritiseert de manier waarop klassentegenstellingen duizenden jaren lang in het weefsel van de samenleving vervat zaten, waardoor een gevangenis van onderdrukking is ontstaan voor grote delen van de mensheid. Het beschrijft hoe de moderne burgerlijke samenleving “uit de ondergang van de feodale maatschappij” voortkwam, een samenleving die zelf bol stond van de klassentegenstellingen. De burgerlijke maatschappij vestigde nieuwe klassen en nieuwe omstandigheden van onderdrukking, en creëerde twee klassen die recht tegenover elkaar stonden: burgerij en arbeidersklasse. Het beschrijft hoe de burgerij “de bontgeschakeerde feodale banden, die de mens aan de van nature boven hem geplaatste verbonden, onbarmhartig heeft verscheurd” en “geen andere band tussen mens en mens heeft overgelaten dan het naakte eigenbelang, dan de gevoelloze ‘contante betaling’.” De burgerij heeft “de persoonlijke waardigheid in de ruilwaarde opgelost en in de plaats van de talloze verleende en verworven vrijheden als enige vrijheid de gewetenloze handelsvrijheid gesteld.”

    Het kapitalisme stond in 1848 nog in de kinderschoenen: alleen Engeland en België waren geïndustrialiseerd. Toch toonde Het Manifest een ongelooflijke vooruitziende blik in zijn beschrijving van hoe het kapitalisme een systeem van inherente crises was, dat de opzettelijke vernietiging van de productiemiddelen voorspelde om de winsten te verhogen.

    Het Manifest beschrijft hoe het kapitalisme werd aangedreven en op zijn beurt werd versneld door kolonisatie, handel in grondstoffen en het zoeken naar nieuwe markten. De op zichzelf gerichte gilden werden overvleugeld door massale industriële productie. Naarmate de markten groeiden, steeg de vraag en groeide de industrie, evenals de arbeidersklasse en de vorming van een aparte klasse. Arbeiders werden uitgebuit. “Deze arbeiders, die zich stuksgewijs moeten verkopen, zijn een waar, als ieder handelsartikel, en daardoor in dezelfde mate aan alle wisselvalligheden van de concurrentie, aan alle schommelingen van de markt blootgesteld.”

    Het Manifest bespreekt ook de rol van het gezin in de burgerlijke maatschappij: “De burgerij heeft van de familieverhouding haar roerend sentimentele sluier afgerukt en haar tot een zuivere geldverhouding teruggebracht.” In het industriële tijdperk was kinderarbeid gebruikelijk, en Het Manifest bekritiseert hoe in de moderne industrie “alle familiebanden voor de arbeiders worden verscheurd en de kinderen in eenvoudige handelsartikelen en arbeidsinstrumenten veranderd worden.” Vrouwen worden in de burgerlijke maatschappij louter gezien als “productie-instrumenten.” Deze ideeën over de rol van het gezin werden later door Engels uitgewerkt in zijn boek ‘De oorsprong van het gezin, de particuliere eigendom en de staat’ (1884).

    In andere marxistische boeken werden andere belangrijke ideeën verder ontwikkeld, onder meer hoe de moderne burgerij zijn invloed vergrootte door de oprichting van een moderne staat, waarvan de uitvoerende macht “slechts een comité is voor het beheer van de gemeenschappelijke zaken van de gehele burgerij.” Dit idee biedt marxisten een duidelijk perspectief op de staat en wie deze werkelijk vertegenwoordigt. Na de nederlaag van de Parijse Commune in 1871 werd het duidelijk dat de arbeidersklasse de bestaande staatsmachine niet kan gebruiken om haar doelen te bereiken. Dit idee werd verder uitgewerkt door Lenin in zijn boek ‘Staat en Revolutie’.

    Zelfs het derde hoofdstuk van Het Manifest, waarin een reeks varianten van het socialisme wordt beschreven (waaronder kleinburgerlijk socialisme, Duits of ‘echt’ socialisme, conservatief of burgerlijk socialisme, kritisch-utopisch socialisme en communisme) is vandaag nog enigszins relevant. Hoewel deze specifieke vormen van socialisme niet meer bestaan, kunnen we kritiek uitoefenen op varianten van sociaaldemocratisch reformisme, ultralinks en andere. Een belangrijk punt is dat er geen substituut is voor massale strijd en het opbouwen van bewegingen om het kapitalisme omver te werpen.

    Historisch belang

    Het feit dat we 175 jaar later over dit boek schrijven, geeft aan dat het nog steeds belangrijk en relevant is. We leven nog steeds in een maatschappij die bol staat van de onderdrukking. De huidige arbeidersklasse wordt nog steeds geconfronteerd met dezelfde basisonderdrukking als beschreven in Het Manifest.

    Afgezien van de ideeën over klasse, loonarbeid, onderdrukking, de arbeidersklasse en strijd, is wat Het Communistisch Manifest zo krachtig maakt de grimmige en exacte beschrijving van de onmenselijkheid van dit brute systeem. De kracht van de tekst is een deel van zijn aantrekkingskracht.

    Het Communistisch Manifest biedt niet alleen een analyse, maar ook een reeks eisen. De eisen omvatten:

    • Onteigening van het grondeigendom en aanwending van de grondrente tot staatsuitgaven.
    • Zware progressieve belasting.
    • Afschaffing van het erfrecht.
    • Centralisatie van het krediet in handen van de staat door een nationale bank met staatskapitaal en uitsluitend monopolie.
    • Centralisatie van het transportwezen in handen van de staat.
    • Vermeerdering van de nationale fabrieken, van de productiemiddelen, ontginning en verbetering van de landerijen naar een gemeenschappelijk plan.
    • Openbare en kosteloze opvoeding van alle kinderen. Afschaffing van de kinderarbeid in fabrieken in zijn huidige vorm. Verbinding van de opvoeding met de materiële productie enz.

    Het Manifest zegt dat alleen de werkende klasse een “werkelijk revolutionaire klasse” is. Dat is ook vandaag het geval, zelfs indien veel werkenden hun eigen potentiële macht niet begrijpen.

    Het Manifest beschrijft hoe arbeiders hun macht kunnen gebruiken en hoe “de communisten overal iedere revolutionaire beweging ondersteunen tegen de bestaande maatschappelijke en staatkundige toestanden. In al deze bewegingen brengen zij het eigendomsvraagstuk welke meer of minder ontwikkelde vorm het ook moge aangenomen hebben, als het hoofdvraagstuk van de beweging op de voorgrond.”

    Belangrijk is dat Het Manifest verwijst naar de politieke rol van de werkende klasse, de werkenden die geen vaderland hebben. Het idee van internationalisme en het concept van internationale eenheid zit in de tekst: “De communisten werken overal aan de onderlinge verbinding en verstandhouding van de democratische partijen aller landen.”

    Tenslotte zegt Het Manifest dat de communisten open zijn over hun opvattingen en doelstellingen. Ze maken duidelijk dat hun doelen “door de gewelddadige omverwerping van iedere tot nu toe heersende maatschappelijke orde. Dat de heersende klassen sidderen voor een communistische revolutie!”

    Het Manifest zegt dat “de heersende ideeën van een tijd altijd slechts de ideeën van de heersende klasse waren.” Het Manifest zelf daagt dit uit door een belangrijk tegengeluid te bieden tegen de heersende ideeën, en deze blijven relevant in het huidige nieuwe tijdperk van kapitalisme.

    De slotzin van Het Manifest is vandaag nog even waar als toen hij in 1848 werd geschreven: “De arbeiders hebben niets te verliezen dan hun ketenen. Ze hebben een wereld te winnen. Arbeiders aller landen, verenigt u!”

    Bestel hier Het Communistisch Manifest voor maar slechts 6€

  • 85 jaar geleden: de moord op Leo Sedov

    Op 16 februari 1938 werd Leo Sedov vermoord. Hij was de zoon en naaste medewerker van de Russische revolutionair Leon Trotski. Hij volgde zijn ouders in ballingschap om hun politieke werking te ondersteunen en mee te organiseren. Sedov was essentieel voor de organisatie van de Russische groep van de Linkse Oppositie en de publicatie van hun bulletin. De stalinistische bureaucratie voerde een heksenjacht tegen de oude bolsjewieken, in het bijzonder tegen de aanhangers van Leon Trotski. Verschillende medewerkers werden omgebracht. Ook zijn familie werd uitgemoord, ook familieleden die geen politieke standpunten innamen. Uiteindelijk zouden de stalinisten in 1940 erin slagen om Leon Trotski zelf te vermoorden. Enkele dagen nadat hij de dood van zijn zoon vernam, schreef Leon Trotski een eerbetoon. Dat kan je hieronder lezen.

    Lees ook enkele teksten van Trotski naar aanleiding van de moord op Sedov

    20 februari 1938.

    Terwijl ik deze regels schrijf, met Leo Sedovs moeder naast mij, blijven condoleancetelegrammen binnenkomen uit verschillende landen. En voor ons roept elk telegram dezelfde verschrikkelijke vraag op: “Is het echt zo dat onze vrienden in Frankrijk, Nederland, Engeland, de Verenigde Staten, Canada, Zuid-Afrika en hier in Mexico voor waar aannemen dat Sedov er niet meer is?” Elk telegram is een nieuw blijk van zijn dood, maar we kunnen het nog niet geloven. En niet alleen omdat hij onze zoon was, eerlijk, toegewijd, liefhebbend; maar vooral omdat hij als niemand anders op aarde deel van ons leven geworden, ermee vervlochten was. Hij was onze geestverwant, onze medewerker, onze bewaker, onze adviseur, onze vriend.

    Van de oudere generatie tot wier rangen wij aan het eind van de vorige eeuw toetraden — op weg naar de revolutie — is iedereen, zonder uitzondering, van het toneel geveegd. Dat wat tsaristische werkkampen en wrede verbanningen, de ontberingen van emigratie, de burgeroorlog en ziektes niet voor elkaar wisten te krijgen, is in de afgelopen jaren bereikt door Stalin, de ergste gesel van de revolutie. Volgend op de vernietiging van de oudere generatie, werd het beste deel van de daaropvolgende, d.w.z. de generatie die ontwaakte in 1917 en die zijn training kreeg in de vierentwintig legers aan het revolutionaire front, eveneens vernietigd. Ook vertrapt en volkomen uitgewist werd het beste deel van de jeugd, Leo’s leeftijdgenoten. Hij overleefde zelf slechts als door een wonder: doordat hij ons vergezelde in de verbanning en vervolgens naar Turkije. Gedurende de jaren van onze laatste emigratie maakten we vele nieuwe vrienden, sommigen zijn een belangrijk deel van ons leven geworden; ze werden als het ware familie. Maar we leerden ze allen kennen tijdens deze laatste paar jaar, toen we onze oude dag naderden. Leo was de enige die ons kende toen we jong waren; hij werd deel van ons leven op het allereerste moment van zijn zelfbewustwording. Hoewel jong in jaren, leek hij toch onze leeftijdgenoot. Samen met ons maakte hij onze tweede emigratie mee: Wenen, Zürich, Parijs, Barcelona, New York, Amherst (concentratiekamp in Canada), en ten slotte Petrograd.

    Hoewel nog maar een kind – hij was nog geen twaalf – had hij, op zijn eigen manier, de overgang van de februarirevolutie in die van oktober bewust meegemaakt. Zijn jongensjaren gingen onder hoge druk voorbij. Hij voegde een jaar toe aan zijn leeftijd zodat hij eerder lid kon worden van de Communistische Jeugdbond, die op dat moment bruiste van de passie van de ontwaakte jeugd. De jonge bakkers, onder wie hij propaganda bedreef, plachten hem te belonen met een vers witbrood; hij kwam er dolgelukkig mee thuis, het brood, tevoorschijnpiepend uit de gescheurde mouw van zijn jas, onder zijn arm geklemd. Het waren onstuimige en barre, grootse en hongerige jaren. Uit eigen wil verruilde Leo het Kremlin voor een proletarisch studentenhuis, om niet anders te zijn dan de anderen. Hij wilde niet bij ons in een auto zitten, hij weigerde gebruik te maken van dat privilege van de bureaucraten. Maar hij nam hartstochtelijk deel aan alle Rode Zaterdagen en andere “arbeidsmobilisaties”: sneeuwruimen in de straten van Moskou, de “liquidatie” van analfabetisme, het uitladen van brood en brandhout uit goederenwagons, en later, tijdens zijn ingenieursopleiding, het repareren van locomotieven. Dat hij tijdens de oorlog niet naar het front ging, was alleen omdat zelfs het toevoegen van twee of zelfs drie jaar aan zijn leeftijd hem niet geholpen zou hebben; want hij was nog geen vijftien toen de burgeroorlog eindigde. Hij vergezelde me echter wel diverse malen naar het front, de grimmige indrukken in zich opnemend, en zeer goed begrijpend waarom deze bloedige strijd werd gevoerd.

    De laatste perspublicaties spraken over Leo Sedovs leven onder “de meest bescheiden omstandigheden” – veel bescheidener, wil ik toevoegen, dan die van een geschoold arbeider. Zelfs in Moskou, tijdens de jaren waarin zijn vader en moeder hoge posten bezetten, leefde hij niet beter maar slechter dan de afgelopen paar jaar in Parijs. Gold dat dan misschien voor alle kinderen van de bureaucratie? Absoluut niet. Zelfs toen was hij een uitzondering. In dit kind, opgroeiend tot puber en adolescent, kwamen plichtsbesef en resultaatgerichtheid vroeg tot ontwikkeling.

    In 1923 wierp Leo zich volledig op het werk van de Oppositie. Het zou volstrekt onjuist zijn om hierin niets meer te zien dan ouderlijke invloed. Immers, toen hij een comfortabel appartement in het Kremlin verruilde voor zijn armetierige, koude en sjofele studentenhuis, deed hij dat tegen onze wil, hoewel we ons niet verzet hebben tegen zijn beslissing. Zijn politieke oriëntatie werd bepaald door hetzelfde instinct dat hem dwong om eivolle trams te verkiezen boven de limousines van het Kremlin. Het programma van de Oppositie gaf gewoonweg politieke uitdrukking aan trekken die inherent waren aan zijn karakter. Leo brak onverbiddelijk met studentenvrienden die door hun bureaucratische vaders met kracht werden weggerukt van “trotskisme”, en vond een weg naar zijn bakkersvrienden. Zo begon hij op zijn zeventiende het leven van een volkomen bewust revolutionair. Hij leerde vlug de kunst van samenzweerdersarbeid, illegale bijeenkomsten, en het in het geheim uitgeven en distribueren van Oppositiedocumenten. De Communistische Jeugdbond ontwikkelde in hoog tempo zijn eigen leidende Oppositiekaders.

    Leo had een buitengewone wiskundige aanleg. Hij werd het nooit moe de vele arbeiderstudenten te helpen die niet meer dan lager onderwijs hadden gevolgd. Hij deed dit werk vol overgave; aanmoedigend, leidend, degenen die lui waren berispend – de jonge leraar beschouwde zijn werk als een dienst aan zijn klasse. Zijn eigen studie aan de Hogere Technische Academie verliep zeer voorspoedig. Maar die studie legde beslag op slechts een deel van zijn werkdag. Zijn meeste tijd, kracht en energie besteedde hij aan de zaak van de revolutie.

    In de winter van 1927 begon de politieoperatie om de Oppositie te verpletteren en werd Leo tweeëntwintig. In die tijd werd hij vader en hij placht trots met zijn zoon naar het Kremlin te komen om hem aan ons te laten zien. Zonder echter een moment te twijfelen, besloot Leo zijn school en zijn jonge gezin te verlaten om ons lot te delen in Centraal Azië. Hiermee handelde hij niet alleen als zoon, maar vooral als geestverwant. Het was essentieel om tegen elke prijs onze verbinding met Moskou in stand te houden. Zijn werk in Alma Ata gedurende dat jaar, was werkelijk zonder weerga. We noemden hem onze minister van buitenlandse zaken, minister van justitie, en minister van communicatie. En bij het uitoefenen van al deze functies moest hij vertrouwen op een illegaal apparaat. In opdracht van het Moskouse bureau van de Oppositie, kocht kameraad X, zeer toegewijd en betrouwbaar, een wagen en drie paarden; en werkte hij als zelfstandig koetsier tussen Alma Ata en de stad Froenze (Pisjpek), toentertijd het eindpunt van de spoorlijnen. Het was zijn taak om eens per twee weken de geheime post uit Moskou naar ons te vervoeren en om onze brieven en manuscripten mee terug te nemen naar Froenze, waar een koerier uit Moskou hem opwachtte. Soms arriveerden er ook speciale koeriers uit Moskou. Hen te ontmoeten was geen eenvoudige zaak. We woonden in een huis dat aan alle kanten omgeven werd door de kantoren van de GPOe en de verblijven van haar agenten. Onze verbinding met de buitenwereld werd volledig door Leo onderhouden. Hij verliet het huis soms laat op een regenachtige avond of tijdens hevige sneeuwval; ook gebeurde het dat hij zich overdag in de bibliotheek verborg, om zich te onttrekken aan de oplettendheid van de spionnen — om de koerier te ontmoeten in een openbaar badhuis, of tussen de dichte begroeiing aan de rand van de stad, of op de oosterse markt waar de Kirgiezen samendromden met hun paarden, ezels en handelswaar. Iedere keer kwam hij opgewonden en gelukkig thuis, met de glans van de overwinnaar in zijn ogen en de kostbare buit onder zijn kleren. En zo ontweek hij een jaar lang alle vijanden. Daarbij komt nog, dat hij uiterst “beleefde”, bijna “vriendschappelijke” relaties onderhield met deze vijanden die “kameraden” van gisteren waren, aldus buitengewone tact en zelfbeheersing tentoonspreidend, ons zorgvuldig beschermend tegen verstoringen van buitenaf.

    Het ideologische leven van de Oppositie tierde welig in die tijd. Het was het jaar van het Zesde Wereldcongres van de Communistische Internationale. De pakketjes uit Moskou waren gevuld met grote aantallen brieven, artikelen en stellingen, van bekende en onbekende kameraden. Tijdens de eerste paar maanden, voor de grote verandering in het gedrag van de GPOe, ontvingen we zelfs via de officiële posterijen een groot aantal brieven uit verschillende verbanningsoorden. Het was noodzakelijk om het gevarieerde materiaal zorgvuldig te schiften. En het was door dit werk dat ik me realiseerde, niet zonder verbazing, dat dit jongetje haast ongemerkt was opgegroeid: hoe goed hij mensen kon beoordelen – hij kende veel meer Oppositionelen dan ik – hoe betrouwbaar zijn revolutionaire instinct was dat hem in staat stelde om, zonder enige aarzeling, echt van vals te onderscheiden, het wezenlijke van de uiterlijke schijn. De ogen van zijn moeder, die onze zoon het best kende, glommen van trots tijdens onze gesprekken.

    Van april tot en met oktober ontvingen we ongeveer duizend politieke brieven en documenten, en zo’n zevenhonderd telegrammen. In deze zelfde periode verzonden we vijfhonderd vijftig telegrammen en niet minder dan achthonderd politieke brieven, waaronder een aantal substantiële werken, zoals Kritiek op het Ontwerpprogramma van de Communistische Internationale en andere. Zonder mijn zoon had ik nog niet de helft van deze arbeid kunnen verzetten.

    Zo’n intensieve samenwerking betekende echter niet dat we geen meningsverschillen hadden, en zo nu en dan zelfs zeer heftig botsten. Toen, en ook later tijdens de emigratie – dit moet openhartig gezegd worden – was mijn verhouding met Leo allerminst van een gelijkmatig en evenwichtig karakter. Tegen zijn stellige oordelen, vaak zonder enig respect, over sommige van de “oude mannen” van de Oppositie, maakte ik niet alleen even stellige voorbehouden en bezwaren, maar ook spreidde ik tegenover hem de pedante en veeleisende benadering ten toon die ik mij had eigengemaakt in vraagstukken van praktische aard. Vanwege deze eigenschappen, die misschien bruikbaar en zelfs onmisbaar zijn voor werk op grote schaal maar absoluut onverdraaglijk in de persoonlijke omgang, hadden de mensen in mijn directe omgeving het vaak erg zwaar te verduren. En aangezien de mij het meest na staande van alle jongeren mijn zoon was, had hij het gewoonlijk het zwaarst te verduren. Voor een oppervlakkige toeschouwer kan het zelfs hebben geleken alsof onze verhouding was doortrokken van kilte en afstandelijkheid. Maar onder de oppervlakte gloeide een diepe wederzijdse gehechtheid, gebaseerd op iets onmetelijk veel belangrijkers dan bloedbanden – een overeenkomst van opvattingen en beoordelingen, van sympathieën en antipathieën, van gedeelde vreugde en gedeeld verdriet, van grote verwachtingen die we allebei koesterden. En deze wederzijdse gehechtheid laaide van tijd tot tijd op tot een warme vriendschap, als om ons drieën honderdvoudig te compenseren voor de kleine fricties tijdens de dagelijkse arbeid.

    Zo, vierduizend kilometer van Moskou, tweehonderd vijftig kilometer van de dichtstbijzijnde spoorlijn, brachten we een moeilijk en onvergetelijk jaar door dat ons in het geheugen geprent staat onder het teken Leo [Leeuw], of eigenlijk Levik of Levusjatka zoals we hem noemden.

    In januari 1929 besloot het Politiek Bureau om mij te deporteren “buiten de grenzen van de USSR”. – naar Turkije, zoals uiteindelijk bleek. Gezinsleden werd het toegestaan om mij te vergezellen. Opnieuw zonder enige aarzeling besloot Leo om ons te vergezellen in ballingschap, zichzelf aldus voorgoed scheidend van de vrouw en het kind van wie hij zoveel hield.

    In ons leven begon een nieuw hoofdstuk, waarvan de eerste bladzijden vrijwel onbeschreven waren. Contacten, kennissenkring en vriendschappen moesten van de grond af worden opgebouwd. En alweer werd onze zoon alles voor ons: onze tussenpersoon bij contacten met de buitenwereld, onze bewaker, medewerker en secretaris — als in Alma Ata, maar op een onvergelijkbaar veel grotere schaal. Vreemde talen, waarmee hij in zijn jeugd vertrouwder was dan met Russisch, was hij vrijwel geheel vergeten in het tumult van de revolutionaire jaren. Het werd nodig ze helemaal opnieuw te leren. Onze gezamenlijke schrijfarbeid begon. Mijn archief en bibliotheek waren geheel in Leo’s handen. Hij had een gedegen kennis van de werken van Marx, Engels en Lenin, was zeer goed bekend met mijn boeken en manuscripten, met de geschiedenis van de partij en de revolutie, en de geschiedenis van het Thermidoriaanse vervalsen. In de chaos van de openbare bibliotheek van Alma Ata had hij reeds de leggers van Pravda [de Waarheid] bestudeerd over de Sovjetjaren, en de nodige citaten en verwijzingen verzameld met niet aflatende nauwgezetheid. Zonder dit waardevolle materiaal en zonder Leo’s aanvullende onderzoeken in archieven en bibliotheken, eerst in Turkije, later in Berlijn en tenslotte in Parijs, had ik niet één van mijn werken van de afgelopen tien jaar kunnen schrijven. Dit geldt met name voor De Geschiedenis van de Russische Revolutie. Kolossaal in kwantitatief opzicht, was zijn medewerking absoluut niet alleen maar van “technische” aard. Zijn autonome selectie van feiten, citaten en karakteriseringen, bepaalde regelmatig de wijze van mijn presentatie zowel als de conclusies. De verraden revolutie bevat niet weinige bladzijden die ik schreef op basis van enkele regels uit de brieven van mijn zoon en de citaten die hij stuurde uit voor mij ontoegankelijke Sovjetkranten. Hij voorzag me van zelfs nog meer materiaal voor de biografie van Lenin. Zulke samenwerking was alleen mogelijk doordat onze ideologische eensgezindheid ons gehele wezen had doortrokken. De naam van mijn zoon kan met recht naast die van mij vermeld worden op vrijwel al mijn sinds 1928 geschreven boeken.

    In Moskou was Leo anderhalf jaar tekort gekomen om zijn ingenieursopleiding te voltooien. Zijn moeder en ik stonden erop dat hij, toen we in het buitenland waren, terugkeerde tot zijn in de steek gelaten wetenschap. Op Prinkipo was ondertussen, in nauwe samenwerking met mijn zoon, met succes een nieuwe groep van jonge medewerkers uit verschillende landen gevormd. Leo ging ermee akkoord om te vertrekken, alleen maar vanwege het zware argument dat hij in Duitsland waardevolle diensten zou kunnen verlenen aan de Internationale Linkse Oppositie. Zijn wetenschappelijke studie weer opnemend in Berlijn (hij moest helemaal opnieuw beginnen), wierp Leo zich tegelijkertijd vol overgave op het revolutionaire werk. In het Internationaal Secretariaat werd hij al snel de vertegenwoordiger van de Russische sectie. Zijn brieven uit die tijd aan zijn moeder en mij laten zien hoe snel hij zich aanpaste aan de politieke atmosfeer van Duitsland en West Europa, hoe goed hij mensen kon inschatten en de meningsverschillen en talloze conflicten uit die vroege periode van onze beweging taxeerde. Zijn revolutionaire instinct, al versterkt door aanzienlijke ervaring, stelde hem in staat om in vrijwel alle kwesties autonoom de juiste weg te vinden. Regelmatig waren we blij verrast wanneer we na opening van een net ontvangen brief daarin precies die ideeën en conclusies lazen die ik hem net onder de aandacht had gebracht. En hoe intens en stil gelukkig hij was over zulk een samenvallen van onze ideeën! De verzameling van Leo’s brieven zal zonder twijfel één van de meest waardevolle bronnen zijn voor de studie van de intellectuele voorgeschiedenis van de Vierde Internationale.

    Maar de Russische kwestie bleef het leeuwendeel van zijn aandacht in beslag nemen. Al toen hij nog op Prinkipo was werd hij de feitelijke hoofdredacteur van het Biulleten Oppozitsii [Bulletin van de Oppositie] vanaf de oprichting (halverwege 1929), en hij nam de leiding van dit werk helemaal op zich vanaf zijn aankomst in Berlijn (begin 1931), waarheen het Biulleten onmiddellijk werd verplaatst vanuit Parijs. De laatste brief die we van Leo ontvingen, geschreven op 4 februari 1938, twaalf dagen voor zijn dood, begint met de volgende woorden: “Ik stuur jullie drukproeven van het Biulleten, want het volgende schip zal pas over enige tijd vertrekken, terwijl het volgende Biulleten morgen van de pers komt.” De verschijning van elk nummer was een klein hoogtepunt in zijn leven, een klein hoogtepunt dat grote inspanningen vroeg; de opzet van het nummer, polijsten van het ruwe materiaal, schrijven van artikelen, zeer nauwgezette correctie van de drukproeven, aansporende correspondentie met vrienden en medewerkers, en, niet in de laatste plaats, het verzamelen van fondsen. Maar wat was hij trots op elk “geslaagd” nummer!

    Tijdens de eerste jaren van emigratie onderhield hij een omvangrijke correspondentie met leden van de Oppositie in de USSR. Maar tegen 1932 had de GPOe vrijwel al onze verbindingen vernietigd. Het werd nodig om nieuwe informatie te verkrijgen via omslachtige wegen. Leo was altijd op de uitkijk, gretig zoekend naar verbindingsdraden met Rusland, terugkerende toeristen opsporend, in het buitenland studerende Sovjetstudenten, of ons goedgezinde functionarissen in de buitenlandse vertegenwoordigingen. Om het compromitteren van zijn informanten te voorkomen, haastte hij zich urenlang door de straten van Berlijn en later van Parijs om de GPOe-spionnen die hem achtervolgden af te schudden. In al die jaren was er niet één geval van iemand die geleden heeft ten gevolge van indiscretie, onverschilligheid of onvoorzichtigheid van zijn kant.

    In de dossiers van de GPOe werd naar hem verwezen met de bijnaam “Sinok” of “Zoontje” Volgens wijlen Ignace Reiss zei men in de Lubjanka [gevangenis] meer dan eens: “Het Zoontje doet zijn werk slim. De Oude Man zou het veel moeilijker hebben zonder hem.” Zo was het inderdaad. Zonder hem zou het niet gemakkelijk geweest zijn. Zonder hem zal het moeilijk zijn. Het was precies daarom dat agenten van de GPOe, die zelfs wisten binnen te dringen in de organisaties van de Oppositie, Leo omgaven met een fijnmazig netwerk van observatie, kuiperijen en samenzweringen. In de Moskouse processen figureerde zijn naam onveranderlijk naast die van mij. Moskou wilde tegen elke prijs van hem af!

    Adolf Hitler nam de macht over, het Biulleten Oppozitsii werd onmiddellijk verboden. Leo bleef nog verscheidene weken in Duitsland, zich verbergend voor de Gestapo in verschillende appartementen. Zijn moeder en ik trokken aan de bel, we drongen erop aan dat hij onmiddellijk uit Duitsland zou vertrekken. In het voorjaar van 1933 besloot Leo uiteindelijk om het land te verlaten dat hij had leren kennen en liefhebben, en hij verhuisde naar Parijs, waarheen het Biulleten hem volgde. Hier nam Leo opnieuw zijn studie op. Hij moest een Frans toelatingsexamen halen, waarna hij voor de derde keer begon met het eerste semester, nu aan de Faculteit voor Wis- en Natuurkunde van de Sorbonne. In Parijs leefde hij onder zeer moeilijke omstandigheden, in voortdurende armoede, zich tijdens vrije uren bezighoudend met wetenschappelijke studie aan de universiteit; maar dankzij zijn buitengewone aanleg voltooide hij zijn studie, d.w.z. hij haalde zijn diploma.

    Verreweg de meeste energie besteedde hij, in Parijs zelfs nog meer dan in Berlijn, aan de revolutie en de literaire samenwerking met mij. De laatste jaren begon Leo zelf regelmatiger te schrijven voor de pers van de Vierde Internationale. Enkele losse aanwijzingen, in het bijzonder zijn voor mijn autobiografie op papier gezette herinneringen, deden me toen ik nog op Prinkipo zat al vermoeden dat hij begiftigd was met schrijftalent. Maar hij werd bedolven onder allerhande ander werk, en aangezien onze ideeën en onderwerpen overeenkwamen, liet hij het schrijfwerk aan mij over. Ik herinner me dat hij in Turkije maar één groot artikel schreef: “Stalin en het Rode Leger – of Hoe Geschiedenis Geschreven Wordt”, onder het pseudoniem N. Markin, een revolutionaire matroos met wie hij in zijn jeugd verbonden was door een vriendschap die gepaard ging met een enorme bewondering. Dit artikel werd opgenomen in mijn boek De Stalin-school van het Vervalsen. Daarna begonnen zijn artikelen met steeds grotere frequentie te verschijnen in het Biulleten en in andere publicaties van de Vierde Internationale; telkens geschreven omdat het moest — Leo schreef alleen als hij wat te zeggen had en als hij wist dat niemand anders het beter kon zeggen. In de tijd dat wij in Noorwegen verbleven kreeg ik van verschillende kanten het verzoek om een analyse van de stachanovistische beweging, die onze organisaties min of meer verraste. Toen het duidelijk werd dat mijn langdurige ziekte mij zou beletten om deze taak te vervullen, zond Leo me de eerste versie van een door hem geschreven artikel over het stachanovisme, met een uiterst bescheiden begeleidende brief. Het werk scheen mij voortreffelijk, zowel voor wat betreft zijn serieuze en grondige analyse, als wat betreft de bondige en heldere presentatie. Ik herinner me hoe blij Leo was met de lof die ik hem toezwaaide! Dit artikel werd in meerdere talen gepubliceerd en bood meteen een juist standpunt over dit “socialistische” stukwerk onder de zweep van de bureaucratie. Grote aantallen latere artikelen hebben niets wezenlijks toegevoegd aan deze analyse.

    Leo’s belangrijkste geschrift was zijn Roodboek over het Moskouse Proces, gewijd aan het proces van de zestien (Zinovjev, Kamenev, Smirnov, e.a.). Het werd gepubliceerd in het Frans, Russisch en Duits. Toentertijd waren mijn vrouw en ik gevangenen in Noorwegen, aan handen en voeten gebonden, het doelwit van de meest schandelijke laster. Er bestaan bepaalde vormen van verlamming waarin mensen alles zien, horen en begrijpen, maar niet in staat zijn een vinger te bewegen om dodelijk gevaar af te weren. Het was aan zo’n politieke verlamming dat de Noorse “socialistische” regering ons onderwierp. Wat een onbetaalbaar geschenk was voor ons, onder deze omstandigheden, Leo’s boek: het eerste vernietigende antwoord aan de vervalsers in het Kremlin. De eerste paar bladzijden, zo herinner ik me, vond ik nogal mat. Dat kwam doordat er alleen maar een politieke beoordeling herhaald werd die al eerder gemaakt was van de algemene toestand van de USSR. Maar vanaf het moment dat de auteur een onafhankelijke analyse van het proces begon te maken, werd ik volkomen gegrepen. Elk volgende hoofdstuk leek me beter dan het voorafgaande. “Goed gedaan, Levusjatka!” zeiden mijn vrouw en ik. “We hebben een verdediger!” Hoe zijn ogen gestraald moeten hebben van plezier toen hij onze prijzende woorden las. Een aantal kranten, en in het bijzonder het centrale orgaan van de Deense sociaaldemocratie, stelden als een feit dat ik blijkbaar, ondanks de strikte condities van mijn internering, een manier gevonden had om mee te werken aan het geschrift dat onder Sedovs naam verscheen. “Men herkent de pen van Trotski…” Dit alles is: fictie. In het boek staat geen regel van mij. Veel kameraden die ertoe neigden Sedov te beschouwen als niet meer dan “de zoon van Trotski” – zoals Karl Liebknecht lange tijd beschouwd werd als slechts de zoon van Wilhelm Liebknecht – waren in staat zichzelf ervan te overtuigen, al was het alleen maar door dit boekje, dat hij niet alleen een onafhankelijke maar ook een bijzondere figuur was.

    Leo schreef zoals hij alles deed, dat wil zeggen nauwgezet, studerend, reflecterend, controlerend. De ijdelheid van het schrijverschap was hem vreemd. Hij hield zich verre van holle retoriek. Tegelijkertijd is elke regel die hij schreef bezield door een warme gloed, de bron waarvan Leo’s onvervalste revolutionaire temperament was.

    Dit temperament was gevormd en gehard door gebeurtenissen van een privé- en familieleven dat volkomen verweven was met de grote politieke gebeurtenissen van onze tijd. In 1905 zat zijn moeder zwanger in een Petersburgse cel. Dankzij een korte opleving van liberalisme kwam ze vrij in de herfst. In februari van het daaropvolgende jaar werd de jongen geboren. Op dat moment was ik al opgesloten in de gevangenis. Ik zag mijn zoon voor het eerst pas dertien maanden later, toen ik ontsnapte uit Siberië. Zijn eerste indrukken droegen het stempel van de eerste Russische revolutie, na de nederlaag waarvan we naar Oostenrijk uitweken. De oorlog, die ons naar Zwitserland joeg, hamerde in het bewustzijn van de achtjarige jongen. De volgende grote les voor hem was mijn deportatie uit Frankrijk. Aan boord van het schip converseerde hij, in gebarentaal, met een Catalaanse stoker over de revolutie. De revolutie vertegenwoordigde voor Leo alle mogelijke zegeningen, in de eerste plaats een terugkeer naar Rusland. Op weg daarheen vanuit Amerika, in de buurt van Halifax, gaf de elf jaar oude Levik een Britse officier een vuistslag. Hij wist wie hij moest slaan: niet de matrozen die mij van het schip droegen, maar de officier die het bevel gaf. In Canada, tijdens mijn internering in het concentratiekamp, leerde Leo hoe hij brieven moest verbergen voor de politie en hoe hij ze ongezien in de brievenbus kon gooien. In Petrograd werd hij onmiddellijk geconfronteerd met de atmosfeer van het bolsjewiekenpesten. Op de burgerlijke school waarop hij toevallig werd ingeschreven meteen na onze aankomst, sloegen zonen van liberalen en sociaal-revolutionairen hem in elkaar omdat hij Trotski’s zoon was. Op een dag kwam hij naar de Timmerlieden en Schrijnwerkers Vakbond, waar zijn moeder werkte, met zijn hand onder het bloed. Hij had op school een politieke discussie gehad met de zoon van Kerenski. Hij deed mee aan alle bolsjewistische demonstraties op straat, zocht dekking voor de gewapende troepen van het toenmalige volksfront (de coalitie van kadetten, sociaal-revolutionairen en mensjewieken). Na de julidagen, bleek en dun geworden, kwam hij me bezoeken in de gevangenis van Kerenski-Tseretelli. In het huis van een kolonel die ze kenden, wiepen Leo en Sergej zich tijdens de maaltijd, met het mes in de hand, op een officier die had verklaard dat de bolsjewieken agenten van de Kaiser waren. Ze gaven ongeveer hetzelfde antwoord aan de ingenieur Serebrovski, tegenwoordig lid van het stalinistische Centraal Comité, toen hij hun probeerde wijs te maken dat Lenin… een Duitse spion was. Levik leerde al vroeg om met zijn jonge tanden te knarsen wanneer hij lasterpraatjes in de kranten las. Hij bracht de oktoberdagen door in gezelschap van de matroos Markin die hem, tijdens vrije uren, in de kelder onderwees in de kunst van het schieten.

    Aldus kreeg de toekomstige strijder vorm. Voor hem was de revolutie geen abstractie. Absoluut niet! Hij was ervan doordrenkt. Vandaar zijn serieuze benadering van revolutionaire plicht, beginnend met de Rode Zaterdagen en het onderwijzen van de minder ontwikkelden. Dat is waarom hij later zo hartstochtelijk deelnam aan de strijd tegen de bureaucratie. In het najaar van 1927 maakte Leo een “Oppositionele” reis naar de Oeral in gezelschap van Mrachkovski en Beloborodov. Na hun terugkeer spraken beiden met oprecht enthousiasme over Leo’s gedrag tijdens de felle en hopeloze strijd, zijn compromisloze toespraken tijdens de bijeenkomsten van de jeugd, zijn lichamelijke onverschrokkenheid tegenover de knokploegen van de bureaucratie, zijn morele moed die het hem mogelijk maakte om verlies onder ogen te zien met zijn jonge hoofd geheven. Toen hij terugkeerde uit de Oeral, volwassener geworden tijdens die zes weken, was ik al uit de partij gezet. Het was nodig om ons voor te bereiden op ballingschap. Hij was niet geneigd tot onvoorzichtigheid, noch maakte hij een show van moed. Hij was wijs, behoedzaam en berekenend. Maar hij wist dat gevaar onderdeel uitmaakt van revolutie zoals van oorlog. Wanneer het nodig was, en dat was regelmatig het geval, wist hij hoe hij gevaar tegemoet moest treden. Zijn leven in Frankrijk, waar de GPOe vrienden heeft op elke etage van het regeringsgebouw, was een vrijwel onafgebroken aaneenschakeling van gevaren. Beroepsmoordenaars achtervolgden hem overal. Ze woonden in appartementen naast de zijne. Ze stalen zijn brieven en archief en luisterden zijn telefoongesprekken af. Toen hij, na een ziekte, twee weken doorbracht aan de kust van de Middellandse Zee – zijn eerste vakantie in jaren – betrokken de agenten van de GPOe kamers in hetzelfde pension. Toen hij regelde om naar Mulhausen te gaan voor een overleg met een Zwitserse advocaat in verband met gerechtelijke stappen tegen de smaad van de stalinistische pers, stond een hele bende van GPOe agenten hem op het station op te wachten. Het waren dezelfde agenten die later Ignace Reiss vermoordden. Leo ontsnapte aan een zekere dood enkel en alleen doordat hij ziek werd aan de vooravond van zijn vertrek, hoge koorts had, en Parijs niet kon verlaten. Al deze feiten zijn vastgesteld door de gerechtelijke autoriteiten van Frankrijk en Zwitserland. En hoeveel geheimen zijn nog steeds niet onthuld? Zijn beste vrienden schreven ons drie maanden geleden dat het in Parijs te gevaarlijk voor hem was, en ze drongen erop aan dat hij naar Mexico zou gaan. Leo antwoordde: het gevaar is niet te ontkennen, maar op dit moment is Parijs een te belangrijk strijdtoneel; dat nu te verlaten zou een misdaad zijn. We konden niet anders dan buigen voor dit argument.

    Toen in de herfst van vorig jaar een aantal in het buitenland gestationeerde Sovjetagenten begon te breken met het Kremlin en de GPOe, zat Leo er natuurlijk bovenop. Enkele vrienden protesteerden tegen zijn omgang met “ongeteste” nieuwe bondgenoten: er zou mogelijk sprake kunnen zijn van een provocatie. Leo antwoordde dat er ongetwijfeld een zeker risico bestond, maar dat het onmogelijk was om deze belangrijke beweging vooruit te helpen als we aan de kant bleven staan. Ook dit keer moesten we Leo accepteren zoals de natuur en de politieke situatie hem gemaakt hadden. Als waarachtig revolutionair vond hij het leven alleen waardevol voor zover het in dienst stond van de strijd van het proletariaat voor bevrijding.

    Op 16 februari stond in de Mexicaanse avondbladen een kort bericht over de dood van Leo Sedov na een chirurgische ingreep. In beslag genomen door dringende arbeid, zag ik deze kranten niet. Diego Rivera controleerde dit bericht eigener beweging per radiogram en kwam me het verschrikkelijke nieuws brengen. Een uur later vertelde ik Natalja over de dood van onze zoon – in dezelfde maand februari waarin zij mij tweeëndertig jaar eerder in de gevangenis het nieuws van zijn geboorte bracht. Zo eindigde voor ons de dag van 16 februari, de zwartste dag in ons beider privé-leven.

    We hadden veel dingen verwacht, bijna alles, maar dit niet. Want kort geleden had Leo ons nog geschreven over zijn voornemen om een baan te zoeken als arbeider in een fabriek. Tegelijkertijd sprak hij de hoop uit de geschiedenis van de Russische Oppositie te schrijven voor een wetenschappelijk instituut. Hij zat vol plannen. Slechts twee dagen voor het nieuws van zijn dood kregen we een brief van hem, gedateerd 4 februari, bruisend van moed en levenslust. Hij ligt hier voor me. “We bereiden ons voor,” schreef hij, “op het proces in Zwitserland waar de situatie erg gunstig is wat betreft zowel de zogenaamde ‘publieke opinie’ als de autoriteiten.” En hij vervolgde met de opsomming van een aantal gunstige feiten en indicaties. “En somme, nous marquons des points” [Alles bij elkaar gaan we vooruit]. De brief ademt vertrouwen in de toekomst. Waar kwamen dan deze kwaadaardige ziekte en plotselinge dood vandaan? In twaalf dagen? Voor ons is de zaak in zware nevelen gehuld. Zal het ooit worden opgehelderd? De eerste en voor de hand liggende veronderstelling is dat hij werd vergiftigd. Het leverde voor de agenten van Stalin geen grote problemen op om toegang te krijgen tot Leo, zijn kleding, zijn eten. Zullen gerechtelijke deskundigen, zelfs als ze niet gehinderd worden door “diplomatieke” overwegingen, in staat zijn om een definitieve conclusie te trekken op dit punt? In samenhang met chemische oorlogsvoering heeft de kunst van het vergiftigen heden ten dage een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Zeker, de geheimen van deze kunst zijn ontoegankelijk voor gewone stervelingen. Maar de gifmoordenaars van de GPOe hebben toegang tot alles. Het is absoluut mogelijk om vergif te ontwikkelen dat niet ontdekt kan worden na de dood, zelfs niet met de meest zorgvuldige analyse. En wie zal zulk een zorgvuldigheid garanderen?

    Of hebben ze hem vermoord zonder hun toevlucht te nemen tot scheikunde? Dit jonge en enorm gevoelige en zachtmoedige wezen had veel te veel te verdragen gekregen. De jarenlange leugencampagne tegen zijn vader en de beste van de oudere kameraden, die Leo al vanaf zijn kindertijd respecteerde en liefhad, raakte hem diep. Ook de lange serie capitulaties door leden van de Oppositie hakte er bij hem in. Toen volgde in Berlijn de zelfmoord van Zina, mijn oudste dochter, die Stalin ingemeen, uit je reinste wraakzucht, afsneed van haar kinderen, haar familie, haar persoonlijke omgeving. Leo was plotseling opgescheept met het lijk van zijn zuster en de verantwoordelijkheid voor haar zesjarige zoon. Hij besloot om te proberen zijn jongere broer Sergej in Moskou per telefoon te bereiken. Of het nou kwam doordat de GPOe tijdelijk de kluts kwijt was door Zina’s zelfmoord, of omdat men hoopte enkele geheimen af te luisteren; tegen alle verwachtingen in kwam een telefoonverbinding tot stand, en Leo was in staat om het tragische nieuws naar Moskou over te brengen met zijn eigen stem. Zo ging het laatste gesprek tussen onze twee jongens, verdoemde broers, over het nog warme lijk van hun zuster.

    Leo’s brieven aan ons op Prinkipo waren bondig, pover en ingetogen wanneer ze zijn beproevingen beschreven. Hij ontzag ons veel te veel. Maar in elke zin voelde men een ondraaglijk geestelijk leed.

    Financiële problemen en gebrek droeg Leo zonder klagen, lachend, als een echte proletariër; maar natuurlijk lieten ook zij hun sporen na. Oneindig veel ingrijpender waren de effecten van opeenvolgende geestelijke kwellingen. Het Moskouse proces van de zestien, de schandalige aard van de beschuldigingen, de nachtmerrieachtige verklaringen van de aangeklaagden, onder wie Smirnov en Mrachkovski, die Leo zo goed kende en van wij hij hield; de onverwachte internering van zijn vader en moeder in Noorwegen, de periode van vier maanden zonder enig nieuws; de diefstal van het archief; de geheimzinnige verscheping van mijn vrouw en mij naar Mexico; het tweede Moskouse proces met de zelfs nog krankzinniger aanklachten en bekentenissen; de verdwijning van zijn broer Sergej, beschuldigd van “het vergiftigen van arbeiders”; de executie van talloze mensen die ofwel goede vrienden geweest waren ofwel vrienden bleven tot het einde toe; de achtervolgingen en de aanslagen van de GPOe in Frankrijk, de moord op Reiss in Zwitserland, de leugens, de laagheid, de trouweloosheid, de valse beschuldigingen – nee, “stalinisme” was voor Leo geen abstract politiek begrip maar een eindeloze reeks geestelijke dreunen en beledigingen van zijn intellect. Of de Moskouse machthebbers hun toevlucht zochten tot scheikunde, of dat alles wat ze eerder gedaan hadden genoeg bleek te zijn, de conclusie blijft één en dezelfde: zij zijn het die hem hebben vermoord. De dag van zijn dood schreven ze bij op de Thermidoriaanse kalender als een belangrijke feestdag.

    Voordat ze hem vermoordden deden ze alles wat in hun macht lag om onze zoon te belasteren en zwart te maken in de ogen van tijdgenoten en van het nageslacht. Kaïn-Dzjoegasjvili [Stalin] en zijn handlangers probeerden Leo af te schilderen als een agent van het fascisme, een geheime strijder voor herstel van het kapitalisme in de USSR, de organisator van sabotage van de spoorwegen en van moorden op arbeiders. De inspanningen van de schoften waren tevergeefs. Tonnen Thermidoriaans vuil kaatsten terug van zijn jonge gestalte, zonder een vlekje op hem achter te laten. Leo was een door en door fatsoenlijk, eerlijk, puur mens. Hij kon tijdens elke arbeidersbijeenkomst het verhaal van zijn helaas zo korte leven vertellen, dag na dag, zoals ik het hier beknopt verteld heb. Hij had niets om zich voor te schamen of om te verbergen. Geestelijke adel was zijn voornaamste karaktereigenschap. Hij diende standvastig de zaak van de onderdrukten, door trouw te blijven aan zichzelf. De natuur en de geschiedenis vormden hem tot een man met heldhaftig karakter. De grootste, ontzagwekkende gebeurtenissen die ons te wachten staan zullen vragen om zulke mensen. Had Leo geleefd om deel te hebben aan deze gebeurtenissen, dan zou hij zijn ware grootheid hebben laten zien. Maar hij leeft niet meer. Onze Leo, jongen, zoon, heroïsche strijder, is er niet meer!

    Zijn moeder – die hem nader stond dan wie ook ter wereld – en ik brengen deze verschrikkelijke uren door met het ons voor de geest halen van zijn beeltenis, trek na trek, niet in staat om te geloven dat hij er niet meer is en huilend omdat het onmogelijk is om het niet te geloven. Hoe kunnen we wennen aan het idee dat op deze aarde niet langer het warme menselijke wezen rondloopt, met ons verbonden via zulke onverbrekelijke draden van gedeelde herinneringen, wederzijds begrip en tedere gehechtheid? Niemand kende ons en niemand kent ons, onze sterke en onze zwakke punten, zo goed als hij ons kende. Hij was een deel van ons allebei, ons jeugdige deel. Via honderden kanalen tastten onze gedachten en gevoelens elke dag naar hem in Parijs. Samen met onze jongen is alles wat er nog aan jeugdigheid in ons was gestorven.

    Dag Leo, dag lieve en onvervangbare vriend. Je moeder en ik hebben nooit gedacht, nooit verwacht dat het lot ons de verschrikkelijke taak zou opleggen om jouw necrologie te schrijven. We leefden in de stellige overtuiging dat jij nog lang na onze dood onze gemeenschappelijke zaak zou dienen. Maar we waren niet in staat om je te beschermen. Dag Leo! We vermaken je onberispelijke nagedachtenis aan de jonge generatie van de arbeiders van de wereld. Je zult met recht voortleven in de harten van allen die werken, lijden en strijden voor een betere wereld. Revolutionaire jeugd aller landen! Aanvaard van ons de nagedachtenis van onze Leo, adopteer hem als jullie zoon – hij is het waard – en laat hem vanaf nu onzichtbaar deelnemen aan jullie strijd, nu het lot hem de vreugde heeft ontnomen om deel te hebben aan jullie uiteindelijke overwinning.

  • Myanmar. Militair regime in crisis, alternatief vanuit de arbeidersbeweging nodig

    In aanloop naar de tweede verjaardag van de militaire staatsgreep in Myanmar blijft de wereld, het is te zeggen de imperialistische mogendheden, toekijken terwijl regime een brutale oorlog tegen de eigen bevolking voortzet. Het lijden van de bevolking van Myanmar wordt genegeerd.

    Dossier door Walter Chambers

    Voor het eerst sinds 1948, toen Birma werd toegelaten tot de VN, nam de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in december een resolutie aan, waarbij China, Rusland en India zich onthielden, waarin werd opgeroepen tot de “beëindiging van het geweld.” Hierin werd niet eens opgeroepen tot een verbod op de verkoop van wapens aan het militaire regime. De resolutie riep op tot de uitvoering van het tandeloze ‘vijfpuntenactieplan’ van de ASEAN, dat de blijvende rol van het leger in het bestuur van Myanmar accepteert. Eens te meer hebben internationale organen zoals de VN, die de belangen van de verschillende imperialistische machten vertegenwoordigen, laten zien dat ze totaal niet in staat zijn een oplossing te bieden voor de verschrikkingen waarmee de arbeiders, de stedelijke en landelijke massa’s dagelijks worden geconfronteerd.

    Enige tijd geleden kwam Myanmar weer in het nieuws na de afschuwelijke executie van vier personen, die in juli door een uiterst geheime militaire rechtbank waren veroordeeld. Naar verluidt wachten er nog minstens honderd anderen, voornamelijk anti-regimeactivisten, in de dodencel. De afgezette leider Aung San Suu Kyi is veroordeeld tot nog eens zeven jaar gevangenisstraf, waardoor haar termijn is verlengd tot 33 jaar.

    Meerdimensionale crises

    Noeleen Heyzer, de speciale VN-gezant voor Myanmar, schetst een beeld van een “meerdimensionale crisis” in het land, met “instortende staatsinstellingen, ontwrichte sociale en economische infrastructuur – waaronder gezondheidszorg, onderwijs, banken, voedselzekerheid en werkgelegenheid.” Ze waarschuwde dat het aantal mensen dat in armoede leeft de afgelopen vijf jaar is verdubbeld en nu de helft van de bevolking omvat. Het aantal inschrijvingen op scholen is met 80% gedaald. Hoewel het beeld dat Heyzer schetst inderdaad verschrikkelijk is, biedt ze geen oplossing.

    Sterker nog, ze suggereert dat “een generatie die heeft geprofiteerd van de democratische overgang nu gedesillusioneerd is, geconfronteerd wordt met chronische ontberingen en, tragisch genoeg, velen het gevoel hebben dat ze geen andere keuze hebben dan de wapens op te nemen.” De realiteit is dat wat in Myanmar is gebeurd niet alleen een gevolg is van de militaire staatsgreep, maar een gevolg van de mislukte aanpak van de pro-kapitalistische NLD-regering tijdens de zogenaamde ‘democratische overgang’, onder druk van internationale instanties zoals de VN. De reden is eenvoudig: de hoofdoorzaak van de crises in Myanmar is het kapitalisme.

    De rol van het pro-kapitalistische beleid van de NLD

    Reeds voor Covid-19 en de staatsgreep leefde 25% van de bevolking in Myanmar in armoede. De Nationale Liga voor Democratie (NLD) voerde neoliberale, door het IMF geïnspireerde economische hervormingen door, die volgens hen buitenlandse investeringen moesten aantrekken en het zogenaamde ‘vriendjeskapitalisme’ en de corruptie moesten overwinnen. Myanmar werd een bron van erg winstgevende productie door multinationals, gebaseerd op de uitbuiting van goedkope arbeidskrachten, waaronder wijdverbreide kinderarbeid. Tegelijkertijd werden de vriendjespolitiek en corruptie erger, die maken immers integraal deel uit van het kapitalisme. Deze situatie werd nog verergerd door de dieper wordende crisis van het mondiale kapitalisme en het beperkte vermogen van Myanmar om te concurreren in de mondiale race naar de bodem.

    Omdat de heersende elite van Myanmar niet in staat was een stabiele democratische samenleving tot stand te brengen, handhaafde zij het leger als essentieel onderdeel van de regering en haar structuren. De verwevenheid van kapitalistische economische belangen en het leger lag ten grondslag aan de beruchte aanvallen op de Rohingya-bevolking in 2017. Tot de hervormingen van de NLD behoorden de openstelling van het land voor buitenlandse investeerders en het opheffen van de bescherming van kleine landeigenaren. De etnische zuivering van de Rohingya was bedoeld om dorpen aan de Rakhine-kust te ontruimen in een gebied dat het Chinese regime gebruikt om de Kyaukpyu-haven en het nabijgelegen industrieterrein te bouwen. Onlangs werd de door China gebouwde gasgestookte elektriciteitscentrale geopend als belangrijk onderdeel van dit project.

    Zowel de regering voor als die na de staatsgreep en de internationale instellingen dienen allemaal op hun eigen manier het kapitalisme. Ze kunnen daarom de brute uitbuiting van arbeiders en de arme plattelands- en stadsbevolking, en de voortdurende onderdrukking door het leger en andere repressieve organen van de staat, alleen maar bestendigen.

    Leger slaagt er niet in het land te controleren

    De frustratie van de tegenstanders van het regime wordt kernachtig verwoord door Naing Khit, een NLD-gezinde politiek commentator die schrijft voor ‘The Irrawaddy’. Hij merkt op dat de wereldleiders de militaire machthebbers dan wel omschrijft als ‘misdadigers’ en dat ze ‘hun bezorgdheid uiten over de grove mensenrechtenschendingen’, maar dat ze tegelijk “niets doen om de misdadige generaals te stoppen met hun wreedheden tegen het volk.”

    Na de staatsgreep van februari 2021 geloofde de Tatmadaw, het leger, duidelijk dat het snel de controle over het land zou krijgen. Maar dat is niet gelukt. Door het groeiende verzet in het hele land wordt Min Aung Hlaing, hoofd van de militaire junta, steeds wanhopiger. Om zijn machtspositie te handhaven, ontslaat hij hoge militaire officieren en ministers en zuivert hij zijn zakelijke trawanten.

    Uit rapporten blijkt dat het leger grote gebieden verliest in wat een commentator een “burgeroorlog met meerdere fronten” noemt. Waarnemers zeggen dat het de controle over ongeveer 50% van het land heeft verloren. Naar schatting zijn er meer dan 600 gewapende verzetsgroepen betrokken bij de strijd tegen het militaire regime. De staat Rakhine wordt gecontroleerd door het leger van Arakan, een nieuwe regering controleert grote delen van de staat Chin, terwijl de controle van de oppositie zich uitbreidt in de staten Kachin en Shan. Het leger heeft moeite om trouwe aanhangers te vinden om de Karen, de Karenni staten en de Magway en Sagaing divisies onder controle te houden.

    De meeste van deze milities en gewapende groepen zijn gebaseerd op lokale elites met een fundamenteel kapitalistische visie. Hun leiders staan voor lokaal zelfbestuur, of in sommige gevallen onafhankelijkheid, maar zien dit als een hefboom om hun eigen kringen te verrijken en meer controle te krijgen over kostbare natuurlijke hulpbronnen binnen een kapitalistische economie. De belangen van hun leiders zijn dus niet dezelfde als die van arbeiders en arme mensen. We beschreven dit in een eerder gepubliceerd artikel ‘Lessen uit de strijd nu deze een nieuwe fase ingaat’. (zie: https://nl.socialisme.be/87323/myanmar-lessen-uit-de-strijd-nu-deze-een-nieuwe-fase-ingaat)

    “Terwijl sommige strijdkrachten dicht bij het volk staan, hebben andere een slechte reputatie. Onder invloed van maoïstische politiek en maoïstische methoden hebben zij een top-down, gemilitariseerde structuur. Weer andere zijn voor de financiering van hun activiteiten afhankelijk van de drugshandel. Dit doet het onaangename vooruitzicht rijzen van een herhaling in Myanmar van het Syrische scenario, dat steeds waarschijnlijker wordt als de arbeidersklasse niet het voortouw neemt.”

    Dit is des te meer het geval nu China de pogingen opvoert om groepen in de Kachin- en Shan-staten te beïnvloeden. Op hetzelfde ogenblik wordt in het Amerikaanse parlement een ‘Birmawet’ behandeld om financiële steun te geven aan groepen die dicht bij de Amerikaanse belangen staan.

    Economische belangen van het leger

    Afgezien van het hevige verzet tegen het leger, ondervindt het regime ook bevoorradingsproblemen. Sinds de staatsgreep is het leger via een reeks wapenhandelaren voorzien van materieel uit Rusland, Oekraïne, Wit-Rusland, Israël, Frankrijk en Duitsland. China, traditioneel de grootste wapenleverancier, die zich in Myanmar altijd heeft ingedekt door te balanceren tussen verschillende partijen, levert nu, om specifieke economische belangen te verdedigen, wapens aan enkele van de regionale/etnische legers. Bevoorradingslijnen van het leger die vroeger als veilig werden beschouwd, worden nu aangevallen door de etnische legers.

    Dit is echter niet het grootste probleem voor de Tatmadaw. Het is meer dan een leger, het is ook een corrupt bedrijf gebaseerd op de uitbuiting van de soldaten. De generaals beheren een conglomeraat ‘Myanmar Economic Holdings’ en alle soldaten worden geacht daarin te ‘investeren’ – van een soldaat die slechts 80 dollar per maand verdient, wordt nog steeds verwacht dat hij meer dan 800 dollar investeert of dat hij verschillende disciplinaire maatregelen en discriminatie ondergaat. Tot overmaat van ramp beheert Aung Pyae Sone, zoon van Min Aung Hlaing, leider van de staatsgreep, een bijzonder onrechtvaardig levensverzekeringsprogramma waarvan soldaten geacht worden gebruik te maken. Dit bevestigt echt dat het leger en het kapitalisme onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, het een kan niet zonder het ander in Myanmar.

    Deze uitbuiting, samen met het grote aantal dodelijke slachtoffers in de strijd tegen de opstandelingen, dwingt duizenden om over te lopen naar de oppositie, of gewoon te vertrekken, of zich te gedragen als ‘watermeloenen’ – geheime informanten – militair groen van buiten maar rood van binnen. ‘Rood’ betekent natuurlijk niet dat ze links zijn, maar aanhangers van de NLD. Ze lopen daarvoor allemaal vreselijke risico’s, terwijl op alle niveaus de rekrutering sinds de staatsgreep sterk is afgenomen.

    Economische ineenstorting

    De economie van Myanmar lijdt verschrikkelijk sinds de staatsgreep. Na een bescheiden groei in de twee jaar voor de coup, is het BBP in 2021 met 18% gedaald. De situatie in 2022 was zo slecht dat de Wereldbank opmerkte: “Prognoses voor Myanmar na 2021 zijn uitgesloten vanwege een grote mate van onzekerheid!” Verder staat er: “Sinds de militaire machtsovername bevindt de economie van Myanmar zich in een neerwaartse spiraal, waarbij belangrijke internationale investeerders het land ontvluchten, banken nauwelijks functioneren en de inflatie toeneemt te midden van dagelijkse botsingen tussen regeringstroepen en anti-junta-troepen in het hele land. De junta heeft de situatie nog verergerd door regels voor buitenlandse valuta en handel op te leggen, de import- en exportmarkten te ontwrichten en zelfs in de grote handelscentra brandstoftekorten te veroorzaken.” Tijdens het schrijven van dit artikel had een van onze correspondenten inderdaad communicatieproblemen omdat hij slechts 6 tot 12 uur per dag stroom kreeg.

    Volgens de IAO zijn er sinds de staatsgreep meer dan 1,1 miljoen jobs verloren gegaan en zijn de arbeidsomstandigheden verslechterd. Het aantal tijdelijke arbeidskrachten, onregelmatige werktijden en het aantal werknemers met een laag loon is toegenomen. Het behoeft geen betoog dat vrouwen meer door deze aanvallen worden getroffen, vooral omdat de omstandigheden in de kledingsector het slechtst zijn. Omdat de armoede dramatisch is toegenomen, worden steeds meer kinderen gedwongen te werken, vaak onder gevaarlijke omstandigheden. Naar schatting een op de tien kinderen in Myanmar tussen 5 en 17 jaar – meer dan een miljoen – doet aan kinderarbeid.

    https://nl.socialisme.be/86370/myanmar-algemene-staking-toonde-het-potentieel-om-coup-te-verslaan
    https://nl.socialisme.be/86674/myanmar-wees-steeds-vurig-wees-steeds-opstandig
    https://nl.socialisme.be/86759/hoe-de-militaire-junta-in-myanmar-omverwerpen
    https://nl.socialisme.be/87323/myanmar-lessen-uit-de-strijd-nu-deze-een-nieuwe-fase-ingaat
    https://nl.socialisme.be/86924/myanmar-stop-het-schrikbewind-van-het-leger-tegen-vrouwen

    Imperialistische belangen

    NLD-loyalist Niang Khit klaagt dat “de wereld blijft toekijken terwijl het regime blijft slachten.” Hij voegt eraan toe: “Als het gaat om steun van de internationale gemeenschap onder leiding van de VS, weet het volk van Myanmar ook uit ervaring – vooral na hun nationale opstand in 1988 – dat steun voor hun strijd voor democratie waarschijnlijk niet verder gaat dan morele steun.” Na de executie van de pro-democratische activisten in juli gingen er in de VS opnieuw stemmen op om Biden te vragen de sancties tegen het regime op te voeren. Nog los van het feit dat de imperialistische mogendheden sancties alleen in hun eigen belang toepassen, dat zij door autoritaire regimes worden voorgesteld als aanvallen op het land, en dat dergelijke sancties gewoonlijk alleen de arbeiders en de armen schaden, die geen mogelijkheid hebben om sancties te omzeilen op de manier waarop de heersende elite en het bedrijfsleven dat kunnen, toont deze opmerking van Niang Khit het failliet van de NLD-aanpak aan.

    Hoewel na de staatsgreep enkele maatregelen werden uitgevoerd, hebben de VS sancties tegen de energiesector vermeden. Aanvankelijk beweerden ze dat dit was om een verstoring van de energietoevoer naar de buren van Myanmar, zoals Thailand, te voorkomen. De VS gaven prioriteit aan het verwerven van steun voor hun concurrentie met China, en vreesden dat de junta in het kamp van China zou geduwd worden. Sinds de oorlog in Oekraïne zal de noodzaak om alle energievoorraden te beschermen, nog meer gewicht geven aan de argumenten van degenen in het Witte Huis die geen sancties willen.

    Aan de andere kant van de zich ontwikkelende koude oorlog probeert China ook zijn relatie met Myanmar op te bouwen. In juli bezocht de Chinese minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi in het kader van zijn rondreis langs de Lancang-Mekong-samenwerking met Cambodja, Laos, Vietnam en Thailand. Wang Yi lijkt het regime onder druk te hebben gezet om het vijfpuntenplan van de ASEAN uit te voeren, waarin werd opgeroepen tot onmiddellijke stopzetting van het geweld en een politieke dialoog. “China hoopt oprecht dat Myanmar politiek en sociaal stabiel wordt,” zei hij. Volgens de ‘Global Times’, een spreekbuis van het Chinese regime, heeft Wang Yi echter niet eens een beleefdheidsbezoek gebracht aan de leider van de junta, Min Aung Hliang, en heeft hij niet gezinspeeld op de ‘erkenning’ door China van de huidige regering.

    De recente ontmoeting tussen Deng Xijun, China’s nieuwe speciale gezant voor Myanmar, en vertegenwoordigers van zeven etnische gewapende organisaties lijkt bedoeld om dit standpunt te benadrukken. Zoals ‘The Irrawaddy’ rapporteerde: “Het beleid van China is dat het stabiliteit en geen gevechten aan de grens wil, dat het verkeerd is om te gaan vechten, dat China wederzijdse gevechten niet steunt, dat vechten niet de juiste oplossing voor problemen is en dat China bezorgd is dat gevechten het moeilijker zullen maken om interne vrede te bereiken.” Hoewel China de Tatmadaw op afstand houdt, waarmee Beijing in het verleden veel conflicten heeft gehad, is de realiteit dat China, dat een goede relatie had met de regering van Aung San Suu Kyi voor de staatsgreep, geen andere keuze heeft dan samen te werken met Min Aung Hliang, om te voorkomen dat zijn regering dichter naar het door de VS geleide kamp van de koude oorlog opschuift.

    Het is duidelijk dat China niet alleen om binnenlandse redenen binnen Myanmar geïnteresseerd is in ‘stabiliteit’. Het ziet Myanmar als een belangrijke transportroute voor zijn exploitatie van de Grote Mekong-regio (Laos, Vietnam, Cambodja, Thailand) en verder, naar de Indische Oceaan, en daarom investeert het in havens en infrastructuurprojecten, alsmede in zeven dammen op de Salween-rivier. Hoewel deze hydro-elektrische projecten op verzet stuiten van de plaatselijke bevolking, gaat China, om zijn positie te versterken in de gebieden die het interesseren, samenwerken met en steun verlenen aan gewapende etnische groepen. Dat is het geval in onder meer de staat Shan en met het United Wa State Army. Die worden aangemoedigd om territoriale controle te verwerven.

    Wang Yi hield Min Aung Hliang op afstand, maar dat geldt niet voor het Kremlin. Sinds de staatsgreep heeft Min Aung Hliang Moskou tweemaal bezocht, en de Russische minister van Buitenlandse Zaken Sergej Lavrov bezocht hem in juli met de belofte dat “we solidair zijn met de inspanningen [van de junta] om de situatie in het land te stabiliseren.” Tijdens de ontmoetingen hebben beide partijen gesproken over samenwerking op economisch en nucleair gebied en natuurlijk over de verkoop van wapens. Rusland is de grootste leverancier van wapens sinds de staatsgreep. Bovendien heeft Myanmar sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne zijn olie-aankopen uit Rusland opgevoerd.

    Imperialistische sancties

    Wanneer Niang Khit erop wijst dat de ‘internationale gemeenschap’ – dat wil zeggen het pro-westerse blok en het grootkapitaal – weinig meer dan morele steun biedt, toont hij in feite aan dat de strategie van de NLD, veel NGO’s en de internationale vakbonden, gebaseerd op een beroep op en afspraken met internationale organen als de VN en ASEAN, alsmede de multinationals, faalt. Nu de aandacht voor de gruwelen die het Myanmarese regime aanricht niet langer breed wordt uitgesmeerd in de mondiale media, zorgen zakelijke belangen, gedreven door kapitalistische hebzucht, ervoor dat de beperkte sancties alweer worden ingetrokken.

    Het militaire regime is intrinsiek verbonden met de economie zelf. Het controleert de Myanmar Oil and Gas Enterprise (MOGE), die jaarlijks 1 miljard dollar aan buitenlandse inkomsten ontvangt uit de verkoop van olie en gas. Chevron en TotalEnergies hebben publiekelijk verklaard dat zij zich uit Myanmar terugtrekken, maar hebben hun belangen overgedragen aan andere multinationals – PTT uit Thailand en POSCO uit Zuid-Korea. De aan MOGE betaalde inkomsten zullen dus niet worden beïnvloed.

    In een andere grote economische sector – de kledingindustrie – kruipen, ondanks de breed uitgemeten terugtrekking uit Myanmar van bedrijven als Adidas, H&M, C&A, Tesco, Bestseller en Indetex, velen van hen terug, aangetrokken door de goedkope arbeidskrachten, en vaak werkend via Chinese bedrijven. Dit toont de complete hypocrisie aan van deze bedrijven, die aanvankelijk beweerden dat zij vertrokken vanwege de ‘mensenrechtensituatie’. Nu ze terugkeren, beweren ze dat ze “een kracht ten goede zijn en de werknemers kunnen beschermen door meer zorgvuldigheid te betrachten.”

    Maar volgens de vakbond IndustriAll hebben tot 220.000 textielarbeiders hun job verloren. Voormalige vakbondsmedewerkers zijn ontslagen en vervangen door losse werknemers, en er zijn veel gevallen bekend van veiligheidstroepen die vakbondsactivisten thuis arresteren. De meeste textielarbeiders verdienen nu minder dan 1,80 dollar per dag.

    Zoals we in ons vorige artikel uitlegden, tonen deze voorbeelden aan “dat de internationale vakbonden een gebrekkige tactiek hanteren. Ze vertrouwen eerder op akkoorden met de directies van multinationals dan op echte internationale arbeiderssolidariteit.”

    Internationale sancties van de imperialistische mogendheden werken nooit in het voordeel van de arbeidersklasse. In plaats daarvan vinden wij dat de internationale vakbonden onafhankelijk van de kapitalistische klasse een campagne moeten voeren, gericht op het stoppen van de levering van wapens en repressief materieel, of van inkomsten uit olie en gas die het leger bereiken, en tegelijkertijd de strijd van de arbeiders in Myanmar steunen om hun jobs en arbeidsomstandigheden te beschermen, en om de controle en het eigendom van de fabrieken en werkplaatsen uit handen van de multinationals en de militairen te nemen, zodat de arbeiders en armen van Myanmar eindelijk democratisch bestuurd kunnen worden in hun belang.

    De strategie van de NUG

    Het wordt steeds duidelijker dat het leger weliswaar niet in staat is de volledige controle over het land over te nemen, maar dat de regering van nationale eenheid (NUG), die beweert de oppositie te leiden, niet in staat is om de staatsgreep te verslaan. Velen kijken naar de NUG voor het leiderschap van de revolutionaire beweging, maar deze bestaat voornamelijk uit verdreven politici van de Nationale Liga voor Democratie (NLD) van Aung San Suu Kyi. De NLD is een partij van de ‘liberale’ en over het algemeen pro-westerse imperialistische vleugel van de kapitalisten. Zij was van 2015-2021 aan de macht en zette veel van het repressieve beleid van de voormalige militaire regering voort door de arbeidersstrijd te onderdrukken en de media hard aan te pakken.

    De NUG heeft na de staatsgreep een strategie aangenomen waarbij de eerdere aanpak van de NLD, de ‘geweldloze strijd’ naar het model van Gandhi, wordt verworpen en vervangen door een zogenaamde ‘volksverdedigingsoorlog’. Daartoe heeft zij getracht een ‘volksverdedigingsmacht’ op te richten door de verschillende etnische gewapende groepen te verenigen in verzet tegen de Tatmadaw. Hoewel de behoefte aan gewapende verdediging tegen de monsterlijke militaire repressie duidelijk en volkomen gerechtvaardigd is, biedt de beleidswijziging van de NLD geen oplossing. Deze wijziging is gebaseerd op het uitbesteden van de taak om zich tegen de Tatmadaw te verzetten aan de verschillende etnische gewapende groepen, waarvan vele zelf pro-kapitalistisch zijn en corrupte elites verdedigen.

    De NUG-strategie wordt verder ondermijnd door de erfenis van de regeerperiode van de pro-kapitalistische NLD, die niet alleen een pro-zakelijk en pro-multinationaal beleid voerde, maar ook samenwerkte met het leger. De afgelopen vijf jaar was de NLD chauvinistisch en reactionair, vooral wat betreft etnische minderheden. Ondanks al het gepraat over de eenheid van de etnische groepen, bestaat de NUG voornamelijk uit leden van de NLD, die algemeen wordt beschouwd als de politieke partij van de etnische Bamar-meerderheid. De NUG heeft wel een etnische Shan onderminister, maar geen gekozen vertegenwoordiger van het Shan-volk, de grootste minderheid die 9% van de bevolking uitmaakt.

    Het meest problematisch is haar relatie met de staat Rakhine en het Arakan-leger (AA), een andere reactionaire chauvinistische en pro-kapitalistische macht. Er zijn nog diepe littekens over van het NLD-bewind, toen die het leger steunde in de oorlog tegen de AA en de annulering van verkiezingen in een deel van de deelstaat Rakhine. Hierna veranderde de AA haar eisen voor autonomie in een strijd voor onafhankelijkheid. In de eerste maanden na de staatsgreep handhaafde de AA een staakt-het-vuren met de Tatmadaw, maar dat is nu verbroken.

    De samenwerking van de NLD met het leger, die uiteindelijk averechts werkte en uitmondde in de staatsgreep, en haar pro-kapitalistische beleid worden niet gemakkelijk vergeten. Dit heeft geleid tot wantrouwen bij veel activisten en etnische minderheden. Als gevolg van het onvermogen van de NLD om een echt alternatief te bieden, is de NUG bureaucratisch en traag, mist zij transparantie en groeit de kritiek op haar leiderschap. Zij kan de diverse etnische gewapende organisaties niet samenbrengen en is evenmin in staat gebleken om van de Volksverdedigingsmacht een sterk gecentraliseerde militaire kracht te maken.

    De NUG zegt voorstander te zijn van een ‘federale democratische unie’. De NLD beweert zelfs dat zij haar vroegere verdediging van de aanvallen op de Rohingya’s heeft teruggedraaid. Maar met zoveel etnische en nationale minderheden binnen Myanmar zou het vertrouwen van de verschillende groepen alleen kunnen worden verzekerd door echte garanties voor zelfbeschikking en autonomie, maar ook door de economische basis te leggen om deze groepen uit de armoede te halen en hen te bevrijden van uitbuiting door de imperialistische machten, multinationals en kapitalisten van eigen bodem. De NLD/NUG is hiertoe niet in staat, omdat dit een volledige afwijzing van het kapitalisme zou vereisen.

    Integendeel, de NLD/NUG-strategie is schadelijk voor de strijd tegen het militaire bewind, omdat zij het zwaartepunt verlegt van de arbeidersklasse en de stedelijke centra naar de meer afgelegen gebieden. Het betekent dat er geen democratische controle is over de militaire strijd, noch een alternatief voor het kapitalistisch systeem dat de oorzaak is van de problemen van de arbeidersklasse en de armen. Zoals we in een eerder artikel al zeiden:

    “Werkenden en jongeren hebben het recht op zelfverdediging. Dit moet niet worden georganiseerd door te vertrouwen op de NUG of op de leiders van de etnische krachten die meer door eigen belangen worden gemotiveerd. Het moet democratisch worden gecontroleerd door arbeiders, jongeren en de armen in hun eigen belang.”

    “Om de Tatmadaw een nederlaag toe te brengen, is er een door de arbeidersklasse geleide politieke campagne nodig, die het recht op zelfbeschikking voor alle nationale minderheden, de herverdeling van land aan alle arme boeren en hun gezinnen, behoorlijke lonen en vakbondsrechten voor de arbeiders waarborgt. Dit zou een duidelijke eenheid smeden tussen de arbeiders, de arme boeren en de etnische minderheden in deze strijd.”

    NUCC en eenheid

    Sommige activisten kijken naar de National Unity Consultative Council (NUCC), waarin de NUG is opgenomen door andere partijen, waaronder verschillende etnische partijen, alsmede vertegenwoordigers van de algemene stakerscomités, arbeiderscomités, studentenbonden en activistische groeperingen, zogenaamd op basis van collectief leiderschap en om een platform te bieden voor het uiten van verschillende belangen, alsmede om de NUG te reguleren en politiek te leiden. Hoewel dit het breedste politieke platform is dat in de moderne tijd in Myanmar is gezien, zal het net hierdoor niet in staat zijn een onafhankelijk alternatief voor de arbeidersklasse verdedigen en bestaat het reële gevaar dat het slechts een forum voor dialoog binnen de elite wordt. Met de neergang van de massale strijd in de steden en de stopzetting van de stakingen, is het onvermijdelijk dat het arbeiderselement binnen de NUCC kleiner wordt en wordt verdrongen door de burgerlijke / NLD-elementen.

    Dit is de hamvraag. Eenheid in de strijd tegen het militaire regime is prima, maar de sleutel tot de overwinning is niet de voortzetting van het rampzalige pro-kapitalistische beleid van de regering van voor de staatsgreep en de huidige NLD/NUG en haar capitulatie voor de militairen. Het betekent dat de georganiseerde arbeidersklasse het voortouw moet nemen in de strijd en een politiek alternatief moet bieden voor het kapitalisme, het militaire regime en de pro-kapitalistische NLD-leiders, en zich moet verzetten tegen de imperialistische interventie in het land.

    Het was de burgerlijke ongehoorzaamheidsbeweging, aangevoerd door werkenden uit de zorg en de textielsector, die in februari 2021 de lenterevolutie tegen de militaire staatsgreep ontketende. De internationale sancties hebben de kracht van de arbeidersbeweging ondermijnd, aangezien de fabrieken gesloten werden en de militairen vervolgens in samenwerking met de werkgevers de rechten van de werkenden hebben aangevallen. Helaas zal de internationale vakbondsfederatie IndustriAll met haar oproep aan de EU en andere organen om de “uitgebreide economische sancties” overeenkomstig de eisen van de NUG te verscherpen, de kracht van de arbeidersbeweging verder verminderen en haar vermogen om een onafhankelijk politiek alternatief voor de NLD te presenteren, ondermijnen.

    Nu de Industrial Workers Union niet langer vrij kan opereren in Myanmar, heeft IndustriAll zich teruggetrokken uit de wereldwijde overeenkomst met de Garment Brands om te streven naar leefbare lonen voor textielarbeiders in Myanmar. Ze verzaakt haar verantwoordelijkheid om echte internationale arbeiderssolidariteit te organiseren. In plaats van te vertrouwen op overeenkomsten met de ‘Brands’, die alleen geïnteresseerd zijn in het beschermen van hun winsten, die gebaseerd zijn op de uitbuiting van goedkope arbeidskrachten in Myanmar, zouden de internationale vakbonden wereldwijd campagne moeten voeren onder hun leden om echte solidariteit te organiseren voor de arbeiders die zich in Myanmar organiseren tegen het leger, ter verdediging van jobs en lonen, en om de werkplekken in Myanmar in handen te geven van de overheid onder controle van de arbeidersklasse.

    Door het ontbreken van een onafhankelijk arbeidersalternatief is het initiatief in handen van de pro-kapitalistische liberale krachten, die de oplossing voor de problemen van Myanmar zien in de invoering van ‘westerse waarden’, zonder enige betwisting van het kapitalistische systeem, of zelfs van de macht van het leger. De mainstream oppositie, voornamelijk uit de middenklasse en de academische wereld, besteedt het grootste deel van haar energie aan het lobbyen bij westerse mogendheden voor steun en het opvoeren van sancties. Dit ondermijnt het verzet tegen het leger omdat het voorbijgaat aan de potentiële macht van de arbeidersklasse en haar natuurlijke bondgenoten onder de armen op het platteland. Helaas is ook een laag van activisten in deze val gelopen, omdat zij in verschillende NGO’s en andere lobbygroepen werken en daardoor niet in staat zijn te pleiten voor de methoden van klassenstrijd en een socialistisch alternatief om het regime te bestrijden.

    Terugkeer van het maoïsme

    Eind 2021 kondigde de Communistische Partij van Birma, waarvan de belangrijkste leiders sinds 1989 in China in ballingschap leven, aan dat zij zich opnieuw in Myanmar zou vestigen en met het Volksbevrijdingsleger een militaire vleugel zou opzetten om het gewapende verzet tegen de militairen te voeren.

    Het maoïsme stond in het verleden sterk in het land, maar de CPB discrediteerde zichzelf tijdens eerdere opstanden. In de beweging van 1988 gaven de militanten van de partij, die vaak centrale organisatoren waren en betrokken bij de stakerscomités, geen duidelijke socialistische richting aan het protest. Ze kwamen op voor de eenheid van ‘alle democratische krachten’ met als resultaat dat de NLD-leiders de strijd konden vertragen en afzwakken.

    Het heeft daar geen lessen uit getrokken. Bij de aankondiging van hun terugkeer naar het land, verwezen de CPB-leiders naar de benadering van Mao. “We zijn ervan overtuigd dat het leger keer op keer de les heeft bevestigd dat de politieke macht uit de loop van een geweer komt.” Ze geven geen enkele aanwijzing van een voorbereiding van een onafhankelijke strijd van de werkende klasse. De verwijzingen naar gewapende strijd zijn natuurlijk populair in de huidige situatie, maar de vraag is welk politiek programma en welke klassenkracht het ‘geweer’ in handen moet krijgen.

    Dit neemt niet weg dat er enige steun is voor het maoïsme. De studentenbonden en -groepen speelden een rol in het verzet tegen het leger. Een groot deel van de leiding ervan heeft illusies in het maoïsme en is op zijn minst informeel verbonden met de CPB.

    Noodzaak van een revolutionair socialistisch alternatief

    Dit betekent niet dat er geen mogelijkheden zijn voor een echte socialistische oppositie. Terwijl de maoïstische ideeën in de top van de studentenbond ingang vinden, staan de leden op andere niveaus meer open voor echte revolutionaire ideeën. Veel niet-CPB-activisten, studenten en jonge revolutionairen zijn sinds het begin van de revolutie zeer actief in het verzet, ook in de verschillende milities. Het zwakke punt is echter dat veel deelnemers denken dat de revolutie geen politieke ideologie voorstaat, maar slechts actie vereist tegen de militaire junta ten gunste van de democratie. Maar zolang het leger bestaat, en zolang het kapitalisme in Myanmar bestaat, kan er geen echte democratie zijn, en meer dan dat kan een oplossing voor de problemen van Myanmar niet geïsoleerd worden gevonden, maar alleen als onderdeel van de bredere, wereldwijde socialistische revolutie.

    Er is een laag van activisten die zich uit de fase van het ‘activisme’ ontwikkelt, die zoekt naar socialistische oplossingen. Zoals een van onze correspondenten zegt:

    “De toekomstige staat moet zelfbeschikking garanderen voor de etnische minderheden die lang hebben geleden onder de opeenvolgende Birmese regimes, en hun het volledige recht geven om zich af te scheiden van de unie als ze dat willen. De toekomstige democratische staat moet ten minste de volks- en arbeidersdemocratie omvatten.”

    “Sinds de begindagen van de ‘lenterevolutie’ hebben arbeiders het voortouw genomen in de revolutionaire beweging, waarbij veel fabrieksarbeiders nog vóór het grote publiek de straat opgingen tegen de junta. De revolutie zal onvolledig zijn zonder de zaak van de arbeiders te verdedigen.”

    “Het corrupte kapitalisme is een plaag in Birma, vooral na 1990 toen de SPDC aan de macht kwam. Het heeft het meest bijgedragen aan de onderdrukking van arbeiders en boeren en aan de vernietiging van het milieu. Het heeft ook de etnische minderheden beroofd van hun voorouderlijk land en grondstoffen. Deze kapitalisten, de oude heersende klasse en de huidige junta zijn van elkaar afhankelijk. Zij mogen na de revolutie niet doorgaan met hun uitbuiting. Als het corrupte kapitalisme in deze toekomstige democratische staat niet wordt afgeschaft, kan dat geen overwinning voor de arbeidersklasse worden genoemd.”

    Het potentieel hiervan is de afgelopen maanden gebleken, te beginnen in juni met de goed gesteunde staking van het personeel van FoodPanda, voedselkoeriers die protesteerden tegen loonsverlagingen en verslechterende omstandigheden. Op 7 juli, ter herdenking van de 60e verjaardag van het bloedbad onder studenten van de Universiteit van Yangon door de vorige dictator Ne Win, werden door studenten geleide demonstraties gehouden in verschillende regio’s, waaronder Kachin en Mon, en in de twee grootste steden Yangon en Mandalay. Later in juli gingen meer dan 2.000 textielarbeiders in Mingalardon bij Yangon in staking om te protesteren tegen de schending van hun rechten, zoals gedwongen overwerk, onrealistische productienormen en loonsverlagingen.

    Het is begrijpelijk dat de uitdrukking ‘corrupt kapitalisme’ vaak wordt gebruikt in Myanmar. Het wordt gebruikt door liberale krachten die de illusie hebben dat er een betere vorm van kapitalisme bestaat, een eerlijke vorm van kapitalisme. Maar de realiteit is dat het hele kapitalistische systeem gebaseerd is op ‘vriendjespolitiek’ en corruptie, het hele kapitalistische systeem moet omvergeworpen worden.

    Er is dringend nood aan een echte revolutionaire socialistische organisatie die kan helpen arbeidersorganisaties op te bouwen, waaronder een massale partij van de werkende klasse die met een socialistisch programma opkomt voor het zelfbeschikkingsrecht van etnische groepen, echte democratie, een einde aan het militaire bewind, een democratisch geplande economie en op die manier krachten creëert die in staat zijn om een einde te maken aan het kapitalistisch systeem en het te vervangen door een democratische internationalistische socialistische samenleving.

  • Ierland. Hoe socialisten staan tegenover een mogelijke Sinn Féin-regering

    Sinn Féin zou wel eens de volgende regering in het zuiden van Ierland kunnen leiden. Dit zou historisch zijn in de Ierse politiek, maar roept veel vragen op. Zoals: zal Sinn Féin daadwerkelijk de verandering brengen die de arbeidersklasse nodig heeft en waarop zij hoopt? Kan Sinn Féin een echt links standpunt innemen dat een radicale verschuiving betekent ten opzichte van het vorige regeringsbeleid, of zal het aan de macht komen en teleurstellen? Hoe moeten socialisten tegenover zo’n regering staan?

    Een dossier door Kevin McLoughlin (Socialist Party, ISA in Ierland)

    In veel peilingen haalt Sinn Féin nu evenveel als de traditionele partijen Fine Gael en Fianna Fáil samen. Maar er zijn geen garanties voor een overwinning, en sommige peilingen van eind oktober en begin november wezen op verbeteringen voor Fine Gael en Fianna Fáil en een zekere daling voor Sinn Féin. Deze opleving na de begroting kan echter niet blijven duren gezien de uitdagende economische en sociale omstandigheden die eraan komen, en de neergang van de regeringspartijen zou zich wel eens kunnen doorzetten.

    Natuurlijk is de politiek van Sinn Féin in het parlement om zich krachtig te verzetten tegen zowel Fianna Fáil als Fine Gael. Dit versterkt het idee dat als Sinn Féin het heel goed doet, het samen met kleinere partijen en onafhankelijken mogelijk de eerste regering kan vormen zonder één van de twee grote partijen van het Ierse kapitalisme en dat het vooruitzicht van een zogenaamde linkse regering dus reëel is.

    Hoe Sinn Féin benaderen?

    Het is begrijpelijk dat mensen ter linkerzijde consequent oproepen dat Sinn Féin een coalitie met zowel Fianna Fáil als Fine Gael moet uitsluiten, met de duidelijke implicatie dat als Sinn Féin met één van beide partijen in de regering zou zitten, het gedwongen zou worden compromissen te sluiten over zijn beleid en belofte van verandering. Ongeacht de oproepen blijft het, zelfs als Sinn Féin de duidelijke winnaar is van de volgende verkiezingen, volkomen mogelijk, en misschien wel het meest waarschijnlijk, dat zij een regering zal vormen met één van de traditionele rechtse establishmentspartijen, waarschijnlijk Fianna Fáil.

    Een andere implicatie is dat Sinn Féin, als geen van beide partijen meedoet, de vrijheid heeft om zijn eigen agenda na te streven en zelfs onder druk kan worden gezet en naar links kan worden geduwd om radicaler beleid te voeren.

    Wat deze scenario’s impliceren is dat Sinn Féin de mogelijkheid van echte verandering biedt, dat het politiek open is, misschien zonder een volledig vaste positie, die potentieel kan worden gevormd door krachten van buitenaf, inclusief die ter linkerzijde en bewegingen van onderaf. Maar is dit een juiste beoordeling?

    Aanschurken bij het Ierse bedrijfsleven

    Het moderne Sinn Féin volgt al meer dan 30 jaar een electoraal pad en streeft naar regeringsmacht. Abstentionisme, het beleid om geen zetels te bezetten in “Leinster House”, werd in 1986 afgeschaft en sinds 1999 zit Sinn Féin af en toe in de regering in het noorden van Ierland. Het staat vast dat Sinn Féin ermee heeft ingestemd te opereren binnen de economische, politieke en juridische grenzen van het kapitalisme, inclusief de meer schadelijke neoliberale variant daarvan. In het noorden heeft zij consequent neoliberaal beleid gevoerd, waaronder het toezicht op de privatisering of gedeeltelijke privatisering van openbare diensten. In het zuiden heeft zij zich, als leider van veel gemeenteraden, evenmin onderscheiden door een ander beleid te voeren.

    Een journalist schreef onlangs: “Voorlopig is het de historische mate van betrokkenheid tussen Sinn Féin en Ireland Inc die veelzeggend is.” (1) Louise O’Reilly, woordvoerder Ondernemingen van Sinn Féin, gaf uitdrukking aan deze realiteit: “Ik ben me zeer bewust van het feit dat er mensen zijn met ideeën over het hele spectrum, van de kleinste tot de grootste bedrijven, en we moeten met iedereen praten.” In plaats van enige aanwijzing dat Sinn Féin naar links opschuift, is er een duidelijke tendens dat haar vertegenwoordigers zakelijke belangen, politici en hoge ambtenaren (waaronder voormalig Tánaiste, minister van Volksgezondheid en neoliberale havik Mary Harney) (2) ontmoeten om betrekkingen aan te knopen en hen ervan te verzekeren dat een regering onder leiding van Sinn Féin hun belangen niet zal schaden. Woordvoerder voor huisvesting Eoin O’Broin werd door de partij zelfs publiekelijk berispt en gedwongen zich te verontschuldigen voor een volkomen terechte kritiek op een hoge ambtenaar en economisch adviseur van de regering. (3)

    Zoals de Business Post het verwoordde: “Beleid dat tot nu toe te vaag was of niet goed was begroot, wordt nu uitgekristalliseerd – soms met een heftig intern debat tot gevolg – terwijl beleid dat te populistisch of te duur is om uit te voeren, discreet naar achteren wordt geduwd of stilletjes helemaal wordt geschrapt.” (4) Vertegenwoordigers van Sinn Féin hebben onlangs gezegd dat het twee ambtstermijnen kan duren voordat er een ‘eerlijker’ Ierland ontstaat.

    Sinn Féin is niet zomaar een vat dat gevuld moet worden. De leiding van Sinn Féin heeft een sterk ontwikkeld politiek standpunt en een uitgewerkte strategische aanpak, die zijn oorsprong vindt in twee belangrijke overtuigingen. Het ene is hun verlangen naar macht, en hun idee dat zij verbeteringen kunnen bereiken op basis van hun vermogen om de Ierse kapitalistische economie en staat beter te beheren dan Fianna Fáil en Fine Gael. De andere is hun overtuiging dat een verenigd Ierland op magische wijze de vooruitzichten van het Ierse kapitalisme en de levensstandaard van de mensen zou veranderen. Dit ondanks het feit dat het wereldwijde kapitalisme in zo’n slechte staat verkeert dat het ongekende economische en ecologische verwoestingen aanricht en oorlogen voortbrengt.

    Niet hetzelfde, maar ook niet anders

    Dit betekent niet dat een regering van Sinn Féin in het Zuiden hetzelfde zou zijn als de rest. De regeringen van Fianna Fáil en Fine Gael zijn politiek en moreel corrupt geweest, slaafse discipelen van het beleid in dienst van de grote bedrijven. Er is politieke ruimte voor Sinn Féin om op sommige punten een andere aanpak te kiezen, maar toch binnen de grenzen van het kapitalisme te blijven. Het is duidelijk dat zij aanzienlijk meer woningen zou kunnen bouwen dan nu het geval is – het zou moeilijk zijn om er minder te bouwen. Maar het is twijfelachtig of zij haar doelstelling van 20.000 woningen per jaar zal halen door te vertrouwen op de private sector, zoals haar programma dat doet. In ieder geval blijft haar totale doelstelling van 100.000 nieuwe woningen over vijf jaar achter bij wat nodig is en zou dit betekenen dat velen nog steeds geen toegang hebben tot betaalbare huisvesting.

    Sinn Féin zou ook de regeringsstijl kunnen veranderen en het mes kunnen zetten in de extraatjes, lonen, pensioenen en andere attributen van de top. Maar er is een duidelijke grens aan hoe anders een regering onder leiding van Sinn Féin zal zijn, omdat zij fundamenteel gebonden is aan de logica en de beperkingen van de kapitalistische markt, die van nature zakelijke belangen en winst boven mensen stelt. Natuurlijk kan zelfs een kapitalistische regering ingrijpen om de excessen van het marktsysteem te beteugelen en ongelijkheid te bestrijden, maar de aanwijzingen met betrekking tot Sinn Féin zijn niet goed.

    Haar recente bijdrage aan de Commissie voor belastingen en welzijn prees bijvoorbeeld het Ierse “binnenlandse belastingstelsel” en zei dat het een “kernelement van het economisch beleid van de staat” was. (5) Bovendien pleit zij er al jaren voor dat de vennootschapsbelasting in het noorden wordt verlaagd in overeenstemming met het erbarmelijke tarief in het zuiden. Lage belastingen op grote bedrijven zijn echter één van de belangrijkste redenen waarom de openbare diensten in Ierland ver onder de kwaliteit van andere Europese landen liggen. Dit betekent dat onder Sinn Féin de crises in de gezondheidszorg, het onderwijs en de kinderopvang waarschijnlijk zullen blijven bestaan.

    Crisisomstandigheden

    Er zijn steeds meer voorspellingen en veel aanwijzingen voor een dreigende wereldwijde recessie, en als dat de context is waarin Sinn Féin aan de macht komt, zouden de ontwikkelingen nog dramatischer kunnen zijn. Sommigen zouden kunnen denken dat dergelijke omstandigheden, die het failliet van het kapitalisme verder blootleggen, Sinn Féin juist zouden dwingen tot een links en socialistisch beleid, met name als er bewegingen en strijd ontstaan als reactie op de crisis.

    In dergelijke omstandigheden zou de retoriek van Sinn Féin ongetwijfeld veranderen, en in de regering zou zij ook maatregelen kunnen nemen om aspecten van de crisis te verzachten. Zelfs Fianna Fáil en Fine Gael hebben het roer omgegooid toen de pandemie toesloeg, en zijn nog niet teruggevallen op het besparingsbeleid waar ze in de jaren 2010 voor zwoeren. Maar uiteindelijk zal Sinn Féin zijn toevlucht nemen tot kapitalistische oplossingen voor een dergelijke crisis. Dat betekent dat ze opnieuw de voorwaarden proberen te scheppen waarin kapitalisten zullen investeren – waarin ze meer winst kunnen maken – en dat betekent een aanval op de lonen en voorwaarden van werknemers, en op de openbare diensten waarvan ze afhankelijk zijn.

    De crisis waarmee de door Syriza geleide regering in Griekenland in 2015 werd geconfronteerd, had een aanzienlijke impact op Sinn Féin. Dit was een linkse regering die had gezworen zich te zullen verzetten tegen besparingen, die grotendeels het gevolg waren van dictaten van de Trojka van de EU, de ECB en het IMF. Uiteindelijk, na maanden van weerstand tegen de druk, en ondanks de massale steun van de Griekse arbeidersklasse, capituleerde Syriza. De les die Sinn Féin hieruit leerde was niet dat je bereid moet zijn je tegen deze kapitalistische instellingen te verzetten en met hun systeem te breken als je de levensstandaard van de arbeidersklasse wilt verdedigen en verbeteren, maar eerder dat je de regels van de EU en anderen moet aanvaarden, wat Sinn Féin nu beloofd heeft te doen.

    De groene kaart spelen

    Een regering onder leiding van Sinn Féin zal grote verwachtingen wekken en voor langere tijd  wittebroodsweken beleven. Haar benadering zal echter steevast tekortschieten en de kernproblemen niet echt aanpakken of het leven van de mensen echt en kwalitatief veranderen en er zal teleurstelling ontstaan. In die context zal Sinn Féin bewust de nationale kwestie en de noodzaak van een grensreferendum in het bijzonder naar voren brengen. Zij zal ten onrechte zeggen dat een verenigd Ierland het middel is om de economische en sociale problemen op te lossen en op die manier proberen de klassenwoede van de mensen te smoren in nationalistische sentimenten.

    Veel mensen uit de arbeidersklasse hebben een oprecht verlangen naar de eenwording van het land, en daarom kunnen pogingen om de aandacht af te leiden van de mislukkingen van Sinn Féin effect sorteren, en zullen zij moeten worden bestreden. Maar de mensen in het zuiden stemmen vooral op Sinn Féin omdat zij nu verandering willen zien in hun economische en sociale omstandigheden, en het is waarschijnlijk dat grote delen van de arbeidersklasse hen hard zullen beoordelen als zij hun beloften niet nakomen.

    Ernstige uitdagingen

    Het was noodzakelijk de aard van Sinn Féin en de rol die het zal spelen te behandelen om goed te kunnen bepalen welke houding socialisten tegenover een regering van Sinn Féin moeten aannemen.

    Socialisten worden geconfronteerd met tegenstrijdigheden. Enerzijds is er de perceptie van Sinn Féin bij een groeiend aantal mensen uit de arbeidersklasse die hopen dat de verkiezing van Sinn Féin de gemakkelijkste weg vooruit is. Anderzijds is er de realiteit dat Sinn Féin weliswaar een middel kan zijn om Fianna Fáil en Fine Gael weg te krijgen, maar dat het geen weg vooruit is en in plaats daarvan waarschijnlijk gevaarlijke en verdeeldheid zaaiende omstandigheden zal creëren voor mensen uit de arbeidersklasse. Of het nu in een coalitie met Fianna Fáil is of met een aantal kleinere partijen en onafhankelijken, een regering onder leiding van Sinn Féin zal een kapitalistische regering zijn.

    Dit versterkt het argument dat wat echt nodig is in Ierland, is dat de arbeidersklasse en jongeren politiek actief worden en nieuwe campagnes, strijd en een brede linkse partij vormen, met als doel te breken met het kapitalisme. Er zijn meer dan 2,5 miljoen arbeiders in het Zuiden en als zij georganiseerd en met een programma naar voren treden, vormen zij een niet te stoppen kracht.

    Het is echter onwaarschijnlijk dat het momentum achter Sinn Féin vóór de volgende algemene verkiezingen zal stoppen, en de mensen zullen vooral leren van hun eigen ervaringen met Sinn Féin aan de macht. Maar dit brengt enkele ernstige gevaren met zich mee. Als er in de komende jaren geen basis wordt gelegd voor de ontwikkeling van het bovengenoemde type beweging, bestaat er een reëel gevaar dat de algemene teleurstelling over Sinn Féin aan de macht zich vertaalt in een diepe demoralisatie in de samenleving, omstandigheden waarin onder meer populisme en extreemrechts kunnen gedijen. Tegelijkertijd kunnen de bestaande linkse en socialistische partijen worden verzwakt en uit het parlement worden gedrukt als Sinn Féin erin slaagt hun stemmen naar zich toe te trekken door de steun van alle arbeiders en jongeren op te slokken. Het is van vitaal belang een identificeerbare groep arbeiders, jongeren en socialisten te hebben, waaronder een fractie in het parlement, die een echte linkse en socialistische weg voorwaarts kan aangeven wanneer Sinn Féin aan de macht is.

    Beginselen en tactiek

    De basisbenadering van socialisten ten opzichte van kapitalistische regeringen is duidelijk vastgesteld sinds de debatten in de Socialistische Internationale rond de eeuwwisseling, toen de revolutionairen, waaronder James Connolly, zich verzetten tegen de toetreding van Alexandre Millerand tot de Franse regering. In wezen moeten socialisten geen steun verlenen aan, zich aansluiten bij of illusies zaaien over kapitalistische regeringen, maar zich richten op het opbouwen van de macht van de arbeidersbeweging en het socialistisch alternatief. Rosa Luxemburg wees op de druk en de valkuilen die kunnen bestaan toen ze zei:

    “Het karakter van een burgerlijke regering wordt niet bepaald door het persoonlijke karakter van haar leden, maar door haar organische functie in de burgerlijke maatschappij. De regering van de moderne staat is in wezen een organisatie van klassenoverheersing… Wanneer een socialist in de regering komt, en de klassenoverheersing blijft bestaan, verandert de burgerlijke regering niet in een socialistische regering, maar verandert de socialist in een burgerlijke minister.” (6)

    Wij hopen dat er in de linkse en socialistische beweging overeenstemming bestaat over dit basisprincipe en de relevantie ervan in de context van een regering van Sinn Féin. Dit geeft echter geen antwoord op de vraag hoe socialisten zich met succes tegen de stroom van Sinn Féin kunnen verzetten.

    Als ruwweg wordt gesteld dat de steun van Sinn Féin voor kapitalisme en nationalisme tot grote problemen en teleurstellingen zal leiden, zullen mensen die op dit moment Sinn Féin steunen terugdeinzen en dergelijke punten begrijpelijkerwijs interpreteren als sektarisch gekibbel. Maar tegelijkertijd, als links en de socialisten zwijgen en geen echte vragen stellen bij de aanpak van Sinn Féin, of de illusies in Sinn Féin versterken uit angst gemarginaliseerd te worden, zou dat een enorm probleem zijn. Een dergelijke misleiding kan zowel de eigen identiteit van links en de socialisten verzwakken en daardoor hun eigen basis zowel voor de verkiezingen ondermijnen, als een eventuele latere demoralisatie verdiepen wanneer Sinn Féin geen resultaat levert, en daardoor het vertrouwen van de arbeidersklasse ondermijnen.

    Slimme en scherpe interventies

    Juist omdat Sinn Féin illusies ontwikkelt, moeten socialisten, zoals Lenin ooit zei, “voldoende bedachtzaam, voldoende oplettend, voldoende intelligent en voldoende scherpzinnig” zijn in wat zij over Sinn Féin zeggen. (7) Maar we moeten er ook op vertrouwen dat bepaalde delen van de arbeidersklasse en jongeren goed nadenken en het begrijpen als wij het soort beleid schetsen dat nodig is voor echte verandering en in die context impliciet of expliciet vragen stellen bij het beleid en de aanpak van Sinn Féin.

    Wij mogen de steun voor Sinn Féin niet als uniform of vaststaand beschouwen. Socialisten moeten in de eerste plaats spreken over de problemen, en aangeven dat mensen zich moeten organiseren om terug te vechten en druk uit te oefenen; dat we geen twee jaar kunnen wachten op verkiezingen (‘wacht op de volgende verkiezingen’ is het huidige refrein van Sinn Féin); maar vooral moeten we steeds weer de problemen, zoals de kosten van levensonderhoud, huisvesting, gezondheid enz., op een duidelijke en gedetailleerde manier koppelen aan de noodzaak om te breken met de winstbenadering waarop het kapitalisme is gebaseerd, en die aan de basis ligt van al deze problemen.

    Als wij vakkundig en overtuigend kunnen schetsen wat er op deze punten moet gebeuren – na te hebben uitgelegd dat FF, FG en het establishment in het algemeen verantwoordelijk zijn voor de problemen – kan dat worden vergeleken met wat de andere politieke krachten, waaronder Sinn Féin, zeggen of doen. Op die manier kunnen we, zonder Sinn Féin ruw aan te vallen, vragen stellen bij haar aanpak zonder als sektarisch te worden beschouwd. De meeste mensen zijn in de eerste plaats gericht op het verdedigen en verbeteren van hun eigen lot en dat van hun naasten, wat betekent dat er delen kunnen worden gewonnen voor een meer strijdbaar links en socialistisch standpunt. 

    In het najaar van 2014 dachten vrijwel alle partijen en commentatoren dat Sinn Féin bij de tussentijdse verkiezingen in Dublin South West probleemloos zou winnen, dat het draagvlak en de voorsprong in de lokale peilingen niet konden worden overwonnen. Maar we hebben het overwonnen, omdat we begrepen dat het niet zo vast stond als sommigen dachten. We concentreerden ons op de problemen, vooral de waterheffingen, lieten zien wat er moest gebeuren en zetten dat af tegen wat Sinn Féin zei en deed, of niet zei en deed. Natuurlijk is de steun voor Sinn Féin tegenwoordig breder en ook wat dieper, en als gevolg daarvan zou de toon van hoe we vragen of twijfels over Sinn Féin opwerpen vandaag anders zijn. Maar de onderliggende benadering om ons te concentreren op de kwesties die het leven van de arbeidersklasse beïnvloeden en erop te vertrouwen dat genoeg van hen zullen reageren op een duidelijker alternatief, is zeer relevant voor de komende twee jaar.

    Verschillende benaderingen ter linkerzijde

    Op dit moment kunnen we stellen dat er binnen de linkerzijde, en zeker tussen de Socialist Party en People Before Profit (PBP), broederlijke meningsverschillen bestaan over Sinn Féin.

    In een artikel eerder in 2022 zei wijlen John Molyneux van PBP en het Socialist Workers Network (SWN): “Dit verhoogt de mogelijkheid (waarschijnlijkheid zelfs) van een door Sinn Féin geleide regering na de volgende verkiezingen, en stelt direct de vraag hoe extreem links hierop moet reageren. Het is duidelijk dat dit een belangrijke ontwikkeling zou zijn waartegen het Ierse politieke establishment en een groot deel van de Ierse heersende klasse zich hevig zullen verzetten. Ierland heeft nog nooit zelfs maar de schijn van een linkse regering gehad, en het lijdt geen twijfel dat een regering onder leiding van Sinn Féin zo zou worden gezien, vooral door de arbeidersklasse, die hoop zou hebben op echte verandering.” (8)

    John’s opmerking dat Sinn Féin in de regering “hevig wordt bestreden” door het establishment, onderschat aanzienlijk de verschuiving naar rechts en de mate waarin zij het grootkapitaal en de rechtse media geruststelt en door velen al anders wordt bekeken. (Van hun kant erkennen het bedrijfsleven en de media dat de steun van Sinn Féin is toegenomen en dat haar positie in de Ierse politiek daardoor is veranderd – ze kan niet zomaar worden verguisd zoals vroeger).

    Dit brengt John ertoe te spreken over het gevaar gemarginaliseerd te worden als je Sinn Féin bekritiseert, wat, zoals hierboven opgemerkt effectief een gevaar is. De benadering van PBP komt er echter op neer dat een echte linkse regering nu mogelijk is vanwege de groeiende steun voor Sinn Féin, en dat zij enthousiast zouden zijn om deel uit te maken van die regering, zolang aan hun belangrijkste eisen wordt voldaan. Concreet zegt hij dat:

    “[PBP] stelt duidelijk dat zij campagne voert voor een linkse regering en haar stemmen in het parlement zeker zal gebruiken om Mary Lou McDonald als premier te verkiezen. Maar PBP wil een echte linkse regering die het daadwerkelijk opneemt tegen het kapitalisme en zal alleen overwegen lid te worden van de regering (dat wil zeggen, ministerposten te aanvaarden) als haar belangrijkste eisen worden ingewilligd. De precieze aard van de eisen zal moeten worden bepaald aan de hand van de dan heersende omstandigheden, maar ze zouden zowel radicaal als populair moeten zijn, zinvol voor veel mensen uit de arbeidersklasse.” (9)

    Dit is te vaag, en ook tegenstrijdig, want de acht indicatieve kerneisen die hij als voorbeeld noemt, komen op zichzelf niet neer op een breuk met het kapitalisme. En ondanks dat John erkent dat een regering onder leiding van Sinn Féin een kapitalistische regering zou zijn, en dat het een “ramp” zou zijn als PBP zich in allerijl bij zo’n regering zou aansluiten (wat vermoedelijk betekent zonder volledige overeenstemming te hebben bereikt over de kerneisen), is de belangrijkste strekking van het standpunt van PBP dat Sinn Féin links is en dat ze open staan voor een regering met hen.

    Geen illusies versterken

    In een verklaring na de algemene verkiezingen in 2020 constateerde PBP de daling van de stemmen van Fine Gael en Fianna Fáil en de factor ‘Vote Left, Transfer Left’ en zei: “De partijen die hebben geprofiteerd van deze opleving, Sinn Féin, Groenen, Sociaaldemocraten, People Before Profit, hebben de plicht om dit mandaat door te voeren door een linkse minderheidsregering te vormen.” (10) Ook hier somde het een reeks belangrijke kwesties en eisen op als prioriteit voor een dergelijke regering, maar ook toen ging het om zaken die het kapitalisme niet fundamenteel ter discussie stellen.

    PBP deed hetzelfde in een “Open Brief aan Sinn Féin” in mei 2020, waarin het voorstelde “dat Sinn Féin, Solidarity-People Before Profit, linkse onafhankelijke verkozenen, de sociaaldemocraten en anderen die zichzelf als links in de Ierse politiek beschouwen, onze eerder aangevatte inspanningen om een alternatief programma voor echte verandering te ontwikkelen moeten hernieuwen en een campagne voor een linkse regering moeten bevorderen.” (11) Meer recent, toen PBP-parlementslid Brid Smith sprak over de wetgeving die de regering doordrukte met betrekking tot het National Maternity Hospital, zei ze:

    “We gaan een nieuw tijdperk in. Laten we zeggen dat Sinn Féin in de peilingen bovenaan blijft staan, de volgende algemene verkiezingen wint en alle andere partijen aftroeft en we proberen een linkse regering te vormen. Die regering zal vanwege dit document nooit de volledige controle en eigendom kunnen krijgen over een ziekenhuis dat met overheidsgeld is gebouwd.” (12)

    Opnieuw wordt het leiden van een ‘linkse regering’ door Sinn Féin als een gegeven beschouwd. Het idee dat een echt linkse regering gebonden zou zijn aan de rotte overeenkomsten van vorige regeringen en door juridische obstakels geblokkeerd zou worden om noodzakelijke maatregelen te nemen, is namelijk volkomen onjuist. In feite is het een argument dat Sinn Féin ongetwijfeld zal gebruiken om passiviteit in de regering te rechtvaardigen, en een argument dat socialisten moeten bestrijden.

    Socialisten moeten Sinn Féin niet ophemelen. Wanneer linkse partijen Sinn Féin beschrijven als links of een regering die Sinn Féin zou kunnen leiden karakteriseren als een ‘linkse regering’, dan dient dat om Sinn Féin te bekrachtigen bij de arbeidersklasse. Als tevens wordt gezegd dat een linkse regering de huisvestingscrisis kan oplossen, zullen sommigen dat interpreteren alsof links zegt dat een regering van Sinn Féin de huisvestingscrisis kan oplossen. Nochtans is er daarvoor een breuk met de kapitalistische logica nodig, met de private eigendom en controle van grond en de bouwsector. In theorie zou Sinn Féin de huizencrisis kunnen oplossen met een socialistische aanpak, maar in de echte wereld is dit geen reële mogelijkheid – en de rol van socialisten is mensen te helpen hun illusies te overwinnen, niet ze te versterken.

    Het belang van een duidelijke linkerzijde

    Het is volkomen juist om te proberen aan te sluiten bij de positieve aspiraties van mensen voor verandering. Er schuilt echter een groot gevaar in het zich associëren of verbinden met Sinn Féin met de gedachte dat je op de één of andere manier profiteert van de groeiende steun van Sinn Féin. Bij de laatste verkiezingen zijn veel linkse parlementaire gekozen op basis van stemtransfers van kiezers van Sinn Féin. De situatie zal de volgende keer waarschijnlijk volledig anders zijn, wanneer Sinn Féin meer dan 80 kandidaten zal opstellen met twee kandidaten in de meeste kiesdistricten en mogelijk zelfs drie in sommige. De vorige keer had Sinn Féin niet genoeg kandidaten om al haar stemmen op te gebruiken en veel van haar stemmen werden naar radicaal-links overgeheveld. De volgende keer hoopt zij op een nog groter momentum en dat kan eerste voorkeurstemmen van linkse kandidaten naar Sinn Féin trekken. Sinn Féin zal links geen dienst bewijzen, integendeel. Zij zal haar uiterste best doen om ervoor te zorgen dat haar aanhangers hun eerste en tweede, eventueel zelfs hun derde voorkeursstem op Sinn Féin uitbrengen, zodat het de stemmen volledig kan gebruiken en deze niet naar links gaan.

    In deze context is het eigenlijk uiterst belangrijk dat linkse en socialistische kandidaten zich onderscheiden van Sinn Féin en de mensen heel duidelijke redenen geven waarom zij hun eerste of tweede voorkeurstem zouden moeten geven. Als een kandidaat van een kleinere partij over het algemeen gezien wordt als vergelijkbaar met de kandidaat van de grotere partij die een opgang doormaakt, stemmen de mensen meestal op de grotere partij omdat die waarschijnlijker zal winnen. Dit ondersteunt het argument dat het niet alleen politiek gepast maar ook noodzakelijk is om vragen te stellen over en vakkundige kritiek te leveren op Sinn Féin.

    Gevaar van een benadering met rookgordijnen

    Het lijkt zeer onwaarschijnlijk dat PBP echt voorstander is van een regering met Sinn Féin, maar in plaats daarvan meent dat zij de kwestie van de volgende regering ‘positief’ moet benaderen. In de aanloop naar de verkiezingen wekt het echter de algemene indruk dat het hier wel voorstander van is, ook tegenover zijn kiezers en zijn bredere achterban. Misschien rekent PBP erop dat het na de verkiezingen enthousiast aan de onderhandelingen kan deelnemen in de wetenschap dat het door het stellen van bepaalde eisen toch geen deel van de regering zal zijn en zich zonder al te veel schade uit het proces van regeringsvorming kan terugtrekken.

    Zo zal het mogelijk echter niet gaan. Het is duidelijk dat geen enkele links of socialistisch parlementslid zeker is van het behoud van een zetel in de context van een mogelijk drastische groei van Sinn Féin. Als er na de volgende verkiezingen echter een keuze is tussen een regering gedomineerd door Fianna Fáil en Fine Gael of een regering geleid door Sinn Féin en met kleinere partijen en onafhankelijken, dan zal de druk tijdens en rond de onderhandelingen enorm zijn. PBP kan eisen naar voren brengen, maar wat als deze niet zonder meer worden afgewezen, maar als delen van elke eis, of afgezwakte versies, worden goedgekeurd? Met betrekking tot de acht indicatieve eisen die in het artikel van John Molyneux werden genoemd, kan helemaal niet worden uitgesloten dat met aspecten van elk van die eisen wordt ingestemd, zelfs als ‘definitieve aspiraties’.

    In deze context en tegen de achtergrond dat PBP verklaart dat het graag met Sinn Féin in een regering zou zitten en als Sinn Féin stappen zet op de punten die PBP naar voren brengt, kan PBP onder enorme druk komen te staan. Die druk zou niet enkel uitgaan van Sinn Féin en de media, maar ook van de eigen kiezers en het bredere lidmaatschap. Er zou druk zijn om de toegevingen positief te benaderen.  Op zijn minst bestaat er duidelijk gevaar voor verwarring en desoriëntatie op basis van de gekozen politieke benadering, maar het kan nog erger. Dit gaat gepaard met het gevaar van ondermijning van het eigen draagvlak in de strijd om verkozen te worden.

    Een effectief socialistisch standpunt

    De Socialist Party pleit voor een andere benadering van de vorming van de volgende regering, maar ook rond Sinn Féin in het algemeen. Lang voor de verkiezingen kunnen de socialisten duidelijk zeggen dat een stem op hen een stem is voor een alternatieve regering en tegen Fianna Fáil en Fine Gael. Zij kunnen plechtig beloven dat zij na de algemene verkiezingen, als er een keuze is tussen een regering van Fianna Fáil en Fine Gael of een alternatieve regering onder leiding van Sinn Féin, ervoor zullen stemmen dat de alternatieve regering aan de macht komt. Dat is een antwoord op één van de belangrijkste aanvallen van Sinn Féin op links: dat een stem voor links een verspilde stem is en geen invloed heeft op de vorming van de volgende regering.

    Stemmen om een alternatieve regering aan de macht te laten komen, is niet hetzelfde als een dergelijke regering van buitenaf steunen. Wat in plaats daarvan gezegd moet worden is dat de parlementsleden over alle kwesties en wetgeving zullen stemmen op basis van wat dit betekent voor de werkende klasse. Als het positief is, stemmen ze voor, als het negatief is tegen. Dit is een volkomen redelijke en principiële benadering die voor de kiezers begrijpelijk is.

    Tegelijkertijd zouden linkse en socialistische parlementairen hun platform gebruiken om de arbeidersklasse en jongeren te helpen organiseren en mobiliseren om de druk op de nieuwe regering op te voeren om actie te ondernemen. Dit zou ook de basis kunnen leggen voor de opbouw van een nieuwe linkse en socialistische beweging, wanneer het duidelijker wordt dat Sinn Féin in de regering niet in staat is echte, zinvolle veranderingen tot stand te brengen omdat zij binnen de grenzen van het kapitalisme blijft.

    Een consequente principiële benadering rond Sinn Féin kan ertoe bijdragen dat wanneer er een vacuüm ontstaat, links en de socialisten in de beste positie verkeren om het initiatief te nemen en een krachtige strijd van de arbeidersklasse op te bouwen, de opkomst van extreemrechts af te blokken en het kapitalistisch systeem echt uit te dagen.

    Voetnoten

    1. Michael Brennan, 21 Nov 2021, ‘How Ireland Inc is changing tack as Sinn Féin’s path to power opens up’, Business Post, ww.businesspost.ie 
    2. Mick Clifford, 22 Sept 2022, ‘Cullinane consults Mary Harney about plan for health reform’, Irish Examiner, www.irishexaminer.com
    3. Jack Horgan-Jones, 3 Nov 2022, ‘Ó Broin sends written apology to senior civil servant he said should be fired’, The Irish Times, www.irishtimes.com 
    4. D. Murray & P. O’Dwyer, 13 Aug 2022, ‘Power play: How Sinn Féin got onside with Ireland Inc’, Business Post, www.businesspost.ie 
    5. Editorial, 6 Aug 2022, ‘SF proposal to increase employers’ PRSI ignores financial realities facing business’, Business Post, www.businesspost.ie 
    6. Rosa Luxemburg, 1899, ‘The Dreyfus Affair and the Millerand Case’, Cahiers de la Quinzaine, no.11, www.marxists.org 
    7. Lenin, 1920, Left-Wing Communism: an Infantile Disorder, www.marxists.org 
    8. John Molyneux, ‘What is People Before Profit?’, Irish Marxist Review, Issue 32, p.27 
    9. Ibid 
    10. Statement, 12 Feb 2020, ‘PBP calls on left to form a minority government and mobilise on streets’, www.pbp.ie 
    11. Richard Boyd Barrett TD, 5 May 2020, ‘Open Letter to Sinn Féin’, www.pbp.ie 
    12. Brid Smith TD, 17 May 2022, Dáil debate on ‘National Maternity Services: Motion [Private Members]’, www.oireachtas.ie
  • Clara Zetkin over Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht

    De Eerste Wereldoorlog en het verraad van de socialistische leiders zorgden voor een breuk tussen de reformisten die zich tot sociale hervormingen beperkten en de revolutionairen, die elke strijd voor hervormingen koppelden aan die voor maatschappijverandering. Zetkin behoorde in Duitsland tot het kleine groepje consistente revolutionairen, samen met Rosa Luxemburg, Karl Liebknecht, Frans Mehring en anderen. In januari 1919 werden Rosa en Karl vermoord. Clara Zetkin bracht hulde aan haar gevallen medestrijders. Deze teksten komen uit het boek ‘Tegen onderdrukking, oorlog en fascisme’ uitgebracht door Marxisme.be

    Rosa Luxemburg (1919)

    In een artikel voor de Comintern (Communistische Internationale) bracht Zetkin hulde aan de in januari 1919 vermoorde Rosa Luxemburg. Deze tekst vertaalden we uit de Engelstalige versie op marxists.org.

    Rosa Luxemburg was een vrouw met een ontembare wil. Strenge zelfbeheersing bedwong de onstuimige vurigheid van haar temperament en verhulde die onder een uiterlijk gereserveerd en kalm gedrag. Zij was meesteres over zichzelf en in staat anderen te leiden. Haar delicate gevoeligheid moest worden afgeschermd van invloeden van buitenaf. Haar schijnbare kilheid en strenge reserve waren het scherm waarachter een leven van tedere en diepe gevoelens schuilging; een rijkdom van empathie die niet ophield bij de mens, maar alle levende wezens omhelsde, en de wereld omsloot als één verenigd geheel. Af en toe ging Rode Rosa, moe en afgemat van het werk, op pad om een verdwaalde rups op te rapen en op het juiste blad terug te zetten. Haar medelevende hart werd warm voor menselijk lijden en werd tederder naarmate de jaren verstreken. Altijd vond zij tijd om een luisterend oor te bieden aan hen die raad en hulp nodig hadden; dikwijls gaf zij met vreugde haar eigen plezier op om hen te helpen die in hun nood bij haar kwamen. Voor zichzelf was ze streng, maar haar vrienden behandelde ze met een instinctieve toegeeflijkheid. Hun ellende en moeilijkheden waren voor haar belangrijker dan die van haarzelf.

    Als vriendin was Rosa een toonbeeld van trouw en liefde, van zelfopoffering en zachte bezorgdheid. Met wat een zeldzame kwaliteiten was zij begiftigd, deze ‘vastberaden fanatiekeling’! Hoe vol van gedachten en levendigheid was haar omgang met intimi! Haar natuurlijke reserve en waardigheid hadden haar geleerd in stilte te lijden. Niets onwaardigs had voor haar bestaansrecht. Klein en teer van lichaam, had Rosa niettemin een energie die ongeëvenaard was. Ze stelde de meest meedogenloze eisen aan haar eigen werkkracht en bereikte verbluffende resultaten. Wanneer het leek dat zij moest bezwijken onder de uitputting die haar werk met zich meebracht, begon zij aan een andere taak die nog meer van haar vergde. Zulke inspanningen werden ondernomen “om mijzelf rust te geven.” Zelden hoorde je haar zeggen: “Ik kan niet”. Vaker zei ze: “Ik moet.” Haar zwakke gezondheid en de ongunstige omstandigheden van haar leven verminderden haar kracht niet. Zwaar beproefd door lichamelijke gebreken, omringd door moeilijkheden, bleef zij trouw aan zichzelf. Haar innerlijk gevoel van vrijheid veegde elk obstakel van haar pad.

    Kameraad Mehring had gelijk toen hij beweerde dat Rosa Luxemburg één van de meest scherpzinnige en intelligente volgelingen van Marx was. Begaafd met schranderheid en met een volledige onafhankelijkheid van denken, weigerde zij elke traditionele formule op vertrouwen te aanvaarden; zij onderzocht elk idee, elk feit, dat daardoor voor haar een bijzondere en persoonlijke waarde kreeg. Zij combineerde in zeldzame mate het vermogen tot logische deductie met een scherp inzicht in het dagelijks leven en de ontwikkeling daarvan. Haar onverschrokken geest stelde zich niet tevreden met het louter kennen van de leer van Marx en het verhelderen van de leerstellingen van de meester. Zij ondernam zelfstandig onderzoek en zette het creatieve werk voort dat de essentie is van de geest van Marx. Zij bezat een opmerkelijk vermogen tot heldere uiteenzetting, en wist altijd de meest geschikte woorden te vinden om haar gedachten in al hun overvloed uit te drukken. Rosa Luxemburg was nooit tevreden met de flauwe en droge theoretische verhandelingen die onze erudiete socialisten zo na aan het hart liggen. Haar toespraken waren briljant eenvoudig; ze sprankelde van geestigheid en was vol van bijtende humor; ze leek de incarnatie van enthousiasme, en openbaarde de breedte van haar cultuur en de overvloedige rijkdom van haar innerlijk leven. Zij was een voortreffelijk theoreticus van het wetenschappelijk socialisme, zij had niets gemeen met de armzalige pedanten die hun wijsheid uit een paar wetenschappelijke werken halen. Haar dorst naar kennis was onverzadigbaar. Haar ontvankelijke geest, haar intuïtief begrip, richtte zich tot de natuur en tot de kunst als tot een bron van geluk en morele volmaaktheid.

    Het socialisme was voor Rosa Luxemburg een overheersende passie die haar hele leven in beslag nam, een passie die tegelijk intellectueel en ethisch was. De passie verteerde haar en werd omgezet in creatief werk. Deze zeldzame vrouw had slechts één ambitie, één taak in haar leven: de revolutie voorbereiden die de weg naar het socialisme zou openen. Haar grootste vreugde, haar droom, was te leven om de revolutie mee te maken, om haar rol te spelen in de strijd. Rosa Luxemburg gaf aan het socialisme alles wat zij te geven had. Geen woorden kunnen ooit uitdrukking geven aan de wilskracht, de belangeloosheid en de toewijding waarmee zij de zaak diende. Zij offerde haar leven op het altaar van het socialisme, niet alleen in de dood, maar ook in de lange dagen van haar arbeid, in de uren, de weken en de jaren die zij aan de strijd wijdde. Zo heeft zij het recht verworven om van anderen te eisen dat ook zij alles voor het socialisme opofferen – alles, het leven niet uitgezonderd. Zij was het zwaard, zij was het vuur van de revolutie. Rosa Luxemburg zal één van de grootste figuren in de geschiedenis van het internationale socialisme blijven.

    Karl Liebknecht (1919)

    Naast het eerbetoon aan Rosa, schreef Zetkin ook over Karl Liebknecht. Beide artikels verschenen samen in een publicatie van de Comintern.

    We mogen nooit vergeten dat Karl Liebknecht in Duitsland de eerste sociaaldemocraat was, en dat hij lange tijd de enige sociaaldemocraat was, die het aandurfde het rampzalige juk van de partijdiscipline af te werpen – die partijdiscipline die niet langer een secundair middel was voor de bevordering van praktische activiteiten, maar een doel op zich was geworden, een grote zonnegod, een afgod waaraan alles werd opgeofferd. We mogen nooit vergeten dat hij de eerste en lange tijd de enige sociaaldemocraat was die in de Duitse Rijksdag sprak en optrad als een internationaal socialist, en aldus in alle oprechtheid de “Duitse eer” verdedigde, de eer van het Duitse socialisme. De meerderheid van de sociaaldemocratische fractie stemde oorlogskredieten voor de moord op hun broeders; zij verduisterden en vergiftigden het oordeel van de massa’s door hun verwerping van socialistische idealen en hun overname van burgerlijke leuzen. De dissidente minderheid onderwierp zich discreet om de vrede in de partij te bewaren. Alleen Karl Liebknecht, een man in hart en nieren, had de moed om zijn onoverwinnelijke “Nee!” in het gezicht van het parlement en de wereld te slingeren.

    Verschroeid door de verontwaardiging van de burgerlijke partijen, beschimpt en belasterd door de sociaaldemocratische meerderheid, in de steek gelaten door de sociaaldemocratische minderheid, maakte hij niettemin van de Rijksdag een slagveld tegen het imperialisme en het kapitalisme, waarbij hij geen kans onbenut liet om deze dodelijke vijanden van de arbeidersklasse te ontmaskeren en elke gelegenheid aangreep om de uitgebuite massa’s tegen hen op te hitsen. Zo ging hij door met zijn werk, tot op de dag dat de Rijksdag, tot zijn eeuwige schande, Liebknechts parlementaire onschendbaarheid ophief en deze man, die schuldig zou zijn aan hoogverraad, overleverde aan de venijnige burgerlijke klassenjustitie. Uit de moedige en onophoudelijke strijd ontsprong nieuw leven.

    Door Liebknechts voorbeeld vlamde het vertrouwen van het volk in het socialisme weer op, en de arbeiders die hun moed terugvonden, maakten zich op voor de strijd. Karl Liebknecht verplaatste de strijd naar de plaats waar hij beslist moet worden, namelijk onder de massa’s. Met woord en daad streed hij met het imperialisme om de ziel van de massa’s. Dit ging door tot op de dag dat de burgerlijke maatschappij wraak nam op de gevreesde en verafschuwde vijand – totdat de gevangenis hem opslokte. Waarom werd hij gevangen gezet? Omdat hij, soldaat van de revolutie, op straat de arbeiders had opgeroepen om van het feest van de eerste mei een formidabele demonstratie te maken om de ‘godsvrede tussen alle partijen’ in naam van het internationale socialisme te verwerpen, om een einde te maken aan de afslachting van de volkeren, om de regering van de boosdoeners weg te vagen. De massa’s hebben hun vooruitziende en betrouwbare leider niet gevolgd. Maar deze teleurstelling hielp even weinig als gevaar en vervolging de overtuigingen van Karl Liebknecht aan het wankelen konden brengen of zijn strijdlust konden ontmoedigen. Dit blijkt uit de briljante en uitdagende toespraak die hij voor de krijgsraad hield, een toespraak die een klassiek voorbeeld was van zelfverdediging van de kant van een politiek kampioen. Onze overtuiging dat zijn moed onverminderd was, werd versterkt door al zijn latere activiteiten.

  • Marxistische klassiekers. 50ste verjaardag van ‘How Europe Underdeveloped Africa’ door Walter Rodney

    Artikel door Tony Wilsdon (Socialist Alternative, ISA in de VS)

    ‘How Europe Underdeveloped Africa’ is een fundamenteel werk dat verplichte lectuur zou moeten zijn voor alle socialisten en degenen die de onderontwikkeling vandaag willen begrijpen, nu de ongelijkheid tussen rijke en arme landen dramatisch is toegenomen door de wereldwijde crisis. Dit geldt vooral nu de VS, China en andere grootmachten verwoed tussenkomen in Afrika om controle te krijgen over zeldzame grondstoffen die nodig zijn voor de nieuwe digitale, ‘groene’ economie en die daar in het bijzonder geconcentreerd zijn. Zo werd in 2018 ongeveer 90% van alle kobalt ter wereld geproduceerd in de Democratische Republiek Congo.

    De wereld is nog nooit zo onderling verbonden geweest als nu. Het vermogen van de grote kapitalistische mogendheden om grondstoffen te verzamelen lag onder vuur door de pandemie en het vaccinnationalisme, het catastrofale effect van de stijgende rente in de VS en de zich ontvouwende wereldrecessie, de stijging van de voedsel- en brandstofprijzen die werd bespoedigd door de Russische invasie in Oekraïne, en de klimaatcrisis. Dit leidde de laatste jaren al tot een nieuwe golf van opstanden over de hele wereld, waarbij de noodzaak om het kapitalisme en het imperialisme omver te werpen steeds duidelijker wordt als de enige duurzame oplossing.

    Het boek van Rodney werd precies 50 jaar geleden, in 1972, voor het eerst gepubliceerd. Walter Rodney was niet alleen een gekende zwarte intellectueel, maar ook een product van zijn tijd. Toen het kapitalisme in grote delen van de wereld werd bestreden, waren de scherpste marxistische denkers degenen die deelnamen aan de strijd en deze hielpen leiden. Dit in tegenstelling tot de huidige trend waarbij de meeste prominente zelfbenoemde marxisten zich opsluiten in de academische wereld. Rodney was een intellectueel leider van de bevrijding in Guyana. Zijn rol in het helpen opbouwen van de Working People’s Alliance en samen met die organisatie in de opkomende revolutionaire strijd van de arbeidersklasse en de armen in Guyana, was de reden waarom hij op 13 juni 1980 werd vermoord door het brute regime van dat land.

    Dit boek moet worden gelezen door iedereen die het kapitalisme wil bestrijden. Eén van de grootste prestaties van het boek, waar dit artikel zich op richt, is de manier waarop Rodney een duidelijke marxistische analyse geeft van ontwikkeling, en in het bijzonder van onderontwikkeling. Vervolgens laat hij deze lens schijnen op de gebeurtenissen in Afrika sinds de eerste aankomst van de Portugezen in 1415.

    Wat is ontwikkeling?

    Rodney benadrukt dat zowel technologie als de sociale structuur van de samenleving cruciale elementen zijn om het begrip ontwikkeling in de menselijke samenleving te begrijpen. Met behulp van een marxistische methode verduidelijkt hij dat ontwikkeling in elk economisch systeem fundamenteel verschillend is. In pre-kapitalistische systemen was de dominante productiewijze gebonden aan de grond. Sociale relaties waren beperkt tot het dominante systeem van voedselproductie. Dit betekende dat nieuwe technologie voor de productie van andere goederen alleen werd ontwikkeld om die sociale structuur te ondersteunen. De heersende elites – of heersende klassen – die de samenleving domineerden, zagen toe op het meest efficiënte gebruik van land op basis van dat systeem.

    Zo kon China tijdens de Middeleeuwen niet het machtigste land worden, ook al liep het voor op Europa in de ontwikkeling van technologie. Rodney legt uit hoe deze specialisatie en arbeidsverdeling, vanwege de agrarische basis van de samenleving, alleen leidde tot verrijking van de heersende klassen. Het legde niet de basis voor een bredere verschuiving in technologie in de hele samenleving, noch leidde het tot de industriële revolutie, omdat er geen machtige klasse was die belang had bij de transformatie van de technologische basis van de samenleving.

    Hoe Afrika zich ontwikkelde vóór de komst van de Europeanen

    Met behulp van dit kader documenteert Rodney het ontwikkelingsstadium van de Afrikaanse samenlevingen toen de Europeanen arriveerden. Hij bekritiseert Europese geleerden die een exacte replica van de Europese ontwikkeling zoeken en dit gebruiken als verklaring voor het gebrek aan ontwikkeling van Afrika. Rodney beschrijft Afrikaanse samenlevingen en regio’s in verschillende stadia van ontwikkeling. Hij concludeert dat Afrika in het algemeen een transformatieproces doormaakte van communalisme naar een feodaal systeem.

    Hij beschrijft het hoge technische niveau van de landbouw, waaronder ingewikkelde technieken voor irrigatie en gewasrotatie, alsmede Afrikaanse vaardigheden in metaalbewerking en ambachten. Deze waren vaak georganiseerd in gilden, zoals in Europa. Hij citeert een aantal deskundigen die het niveau van het Afrikaanse vakmanschap beschrijven als vergelijkbaar met dat van Europa in die tijd.

    Wat de politieke ontwikkeling betreft, documenteert hij hoe in een aantal gebieden in Afrika staten werden gevormd. Rodney herinnert de lezer eraan dat het oude Egypte, dat vaak door het Westen wordt opgeëist, deel uitmaakte van Afrika. Hij gaat in detail in op de geavanceerde samenlevingen in Noord-Afrika, waaronder Ethiopië, dat een duidelijk gedefinieerde staat had. Hij documenteert hoe staten werden opgebouwd in Oost-Afrika, en hoe geavanceerde samenlevingen op verschillende momenten in Afrika konden wedijveren met die in Europa in de Middeleeuwen. De vorming van staten is een noodzakelijke stap om een sterkere regionale macht te creëren. Toch leidde de ontwikkeling van deze staten nooit tot een vereniging van grote delen van Afrika. Dit verzwakte het vermogen van de opkomende Afrikaanse samenlevingen om eensgezind weerstand te bieden aan Europese invallen. Dit zou rampzalig zijn voor het continent.

    Ontwikkeling van het kapitalisme in Europa

    Voor Rodney was het meest cruciale verschil tussen Afrikaanse en Europese samenlevingen dat het kapitalisme zich eerst in Europa ontwikkelde. Onder het kapitalisme werd “de grootste rijkdom in de samenleving niet in de landbouw maar door machines – in fabrieken en mijnen – geproduceerd. Net als de voorafgaande fasen van het feodalisme werd het kapitalisme gekenmerkt door de concentratie in een paar handen van de eigendom van de middelen om rijkdom te produceren en door de ongelijke verdeling van de producten van menselijke arbeid … De weinigen die domineerden waren de burgerij die voortkwam uit de kooplieden en ambachtslieden van het feodale tijdperk en die zich opwerkte tot industriëlen en financiers.”

    Hij legt ook uit hoe de rol van de onderdrukte klassen veranderde. Lijfeigenen waren nu vrij om de grond te verlaten, maar om in hun levensonderhoud te voorzien moesten ze in de nieuwe fabrieken werken. Lijfeigenen waren veranderd in arbeiders. Uitbuiting van arbeid op de grond werd omgezet in uitbuiting van arbeid in de fabrieken via het loonsysteem. De arbeidersklasse was gecreëerd. “Hun arbeid werd daardoor handelswaar, iets om te kopen en te verkopen.”

    Rodney beschrijft wat het kapitalisme anders maakte dan eerdere samenlevingen. “Nooit eerder in een menselijke samenleving had een groep mensen zichzelf bewust zien functioneren om maximale winst uit productie te halen. Om dat doel, het verwerven van steeds meer kapitaal, te bereiken, kregen kapitalisten meer belangstelling voor de wetten van de wetenschap, die in de vorm van machines konden worden ingezet om voor hen te werken en winst te maken.”

    Deze razendsnelle ontwikkeling van de techniek in de fabrieksproductie leidde tot de snelle opkomst van de machtige kapitalistische klassen in Europa. De opkomende kapitalisten in Groot-Brittannië, en vervolgens in andere Europese landen, gebruikten hun voordeel in de massaproductie om machtige staten op te bouwen die hun belangen bevorderden, waardoor ze hun macht op wereldschaal konden uitbreiden.

    In tegenstelling tot de meeste academici benadrukt Rodney de andere kant van de ontwikkeling van de samenleving – de uitbuiting van arbeid, die de excessen van de rijkdom in die samenlevingen creëert. Hij zegt “de boeren en arbeiders van Europa (en uiteindelijk de inwoners van de hele wereld) betaalden een enorme prijs zodat de kapitalist die winst kon maken uit de menselijke arbeid die altijd achter de machines schuilgaat. Deze laatste groep is de meerderheid van de mensheid. Om vooruit te komen moeten zij het kapitalisme omverwerpen; en daarom staat het kapitalisme op dit moment de verdere menselijke sociale ontwikkeling in de weg.” 

    Wat is onderontwikkeling?

    Rodney schrijft: “Onderontwikkeling heeft alleen zin als middel om ontwikkelingsniveaus te vergelijken.” Vervolgens bespreekt hij het feit dat de menselijke sociale ontwikkeling over de hele wereld ‘ongelijkmatig’ is geweest.

    Hij schrijft: “De tweede en nog onmisbaarder component van moderne onderontwikkeling is dat het een bepaalde relatie van uitbuiting uitdrukt – namelijk de uitbuiting van het ene land door het andere. Alle landen die in de wereld als ‘onderontwikkeld’ worden aangeduid, worden door anderen uitgebuit; en de onderontwikkeling vandaag is een product van kapitalistische, imperialistische en koloniale uitbuiting.”

    “Afrikaanse en Aziatische samenlevingen ontwikkelden zich onafhankelijk totdat ze direct of indirect werden overgenomen door de kapitalistische machten. Toen dit gebeurde, nam de uitbuiting toe en volgde de export van overschotten, waardoor deze samenlevingen het voordeel van hun natuurlijke grondstoffen en arbeid verloren. Dat is een integraal onderdeel van onderontwikkeling in de hedendaagse betekenis.”

    Hij verwerpt de doorgaans gebruikte terminologie dat het gaat om ‘ontwikkelingslanden’. Hij stelt dat “dit de verkeerde indruk wekt dat alle landen van Afrika, Azië en Latijns-Amerika zich aan het emanciperen zijn van de relatie van uitbuiting.” In plaats daarvan stelt hij dat deze landen “steeds meer onderontwikkeld raken in vergelijking met de wereldmachten.”

    Hij bekritiseert moderne commentatoren voor hun rechtvaardiging van de aan de Afrikanen opgelegde voorwaarden en ontmaskert dat de meeste van hun argumenten gebaseerd zijn op racistische opvattingen. Hij ontmaskert ‘deskundigen’ uit kapitalistische landen wier opvattingen “meestal voortkomen uit een vooroordeel of uit de fout te denken dat men de antwoorden kan vinden door naar de onderontwikkelde economie te kijken.” In plaats daarvan zegt hij: “De ware verklaring ligt in het zoeken naar de relatie tussen Afrika en bepaalde ontwikkelde landen en in het erkennen dat het een relatie van uitbuiting is.”

    Hoe Europa Afrika onderontwikkelde

    Na eerst een kader te hebben geboden om onderontwikkeling te begrijpen, gebruikt Rodney vervolgens het grootste deel van het boek om deze uitbuitingsrelatie tussen Europa en Afrika tot in detail te documenteren.

    Toen de Europeanen arriveerden, hadden ze al een enorm voordeel. Zij beheersten de handelsvoorwaarden en de prijzen van producten. Afrikaanse samenlevingen hadden bijna geen inbreng hierin. Deze controle over de internationale handel, op brute wijze versterkt door machtige strijdkrachten uitgerust met vuurwapens en enorme oorlogsschepen, belette de Afrikaanse samenlevingen hun eigen afzonderlijke handelsrelaties te ontwikkelen. De Europese mogendheden bepaalden welke producten zij voor handel aan Afrika aanboden. In dit pakket sloten zij specifiek alle productietechnieken uit die de Europese mogendheden zo’n technische voorsprong hadden gegeven. Met name geheimen met betrekking tot de productie van vuurwapens en textiel werden verboden.

    Afrika werd een bron van vitale grondstoffen, landbouwproducten en edele metalen, die vervolgens werden gerepatrieerd om in de fabrieken van het imperialistische moederland te worden gebruikt. In ruil kreeg Afrika overtollige producten van de Europese fabrieken aangeboden, die in hun thuisland van het minste nut konden zijn. Op deze manier domineerden de Europese mogendheden de handel. Ook beperkten ze met militair geweld de lonen van de Afrikaanse producenten tot een minimum.

    Rodney weerlegt het argument dat in het Westen wordt gebruikt om de Afrikaanse uitbuiting te rechtvaardigen – namelijk dat de westerse interventie in Afrika op de één of andere manier de Afrikaanse ontwikkeling heeft geholpen. In plaats daarvan beschrijft hij hoe de Europese interventie de Afrikaanse samenleving gevangen hield in een pré-kapitalistisch ontwikkelingsniveau. Met voorbeeld na voorbeeld demonstreert Rodney zijn belangrijkste stelling dat Europa Afrika onderontwikkeld heeft.

    Slavernij: diefstal van Afrikaanse arbeid

    Eén van de sterkste delen van het boek is de beschrijving van de gevolgen van de diefstal van Afrikaanse arbeid voor de ontwikkeling van Afrika. Er is veel geschreven over de wrede aard van de slavernij, en Rodney geeft veel details over dit proces, terwijl hij ook voorbeelden geeft van het verzet van Afrikaanse leiders tegen de Europese slavenhandel, evenals van degenen die aan de handel meewerkten.

    Afrikaanse slavenarbeid werd een cruciaal onderdeel van de driehoeksverhouding van de Britse handel, waarbij schepen vol textiel uit Groot-Brittannië in Afrika aankwamen om de Afrikaanse markten te overspoelen, waarna gevangen slaven naar Amerika werden vervoerd. Onder brutale slavernijomstandigheden plukten Afrikaanse arbeiders katoen voor verscheping naar Groot-Brittannië; het katoen was een essentiële grondstof voor de fabrieken die vervolgens meer textiel maakten. Deze werden vervolgens geëxporteerd naar het hele Britse Rijk. Hij laat in detail zien hoe de uitbuiting van arbeid en grondstoffen in Afrika het maken van winst in Europa versnelde, en de ontwikkeling van het kapitalisme in Europa en daarna wereldwijd versnelde.

    Door zijn marxistische analyse van de rol van arbeid bij het scheppen van rijkdom, schijnt Rodney ook een licht op hoe de verovering en het verlies van al deze productieve arbeid verwoestend was voor de Afrikaanse ontwikkeling. Het merendeel van de gezonde mannelijke arbeid werd gestolen. Bij het beschrijven van hoe deze arbeid de levensstandaard en de ontwikkeling van de Afrikaanse samenleving had kunnen stimuleren, geeft hij statistieken waaruit blijkt dat de Afrikaanse bevolking tussen 1650 en 1900 bijna stagneerde (ze ging van 100 miljoen naar 120 miljoen), vergeleken met enorme toenames in andere continenten. Zo ging de bevolking van Azië in dezelfde periode van 257 miljoen naar 857 miljoen.

    Koloniale heerschappij en imperialisme in Afrika

    Hij beschrijft de transformatie van de Europese macht in Afrika in directe koloniale heerschappij, te beginnen in de jaren 1880. Toen Europese legers en bestuurders de leiding over de Afrikaanse landen overnamen, werd de uitbuiting verdiept en brutaler. Deze nieuwe brutale kolonies werden vervolgens bases voor de invoer van kapitaal uit Europa. Afrikaanse loonarbeid werd uitgebuit door grote in Europa gevestigde bedrijven als Unilever, die tegen die tijd de wereld hadden veroverd dankzij goedkope grondstoffen en arbeid. Hij legt de mechanismen van het brutale apartheidsregime in Zuid-Afrika bloot, dat ervoor zorgde dat goud, diamanten en andere metalen werden gewonnen met Afrikaanse arbeidskrachten onder de meest wrede omstandigheden. Hij documenteert ook de brutale regimes in Rhodesië, Ghana en andere landen.

    Koloniaal bewind betekende rechtstreeks bestuur van Afrikaanse landen door Europese mogendheden. Rodney ontmaskert de leugens van westerse apologeten dat dit hielp de westerse democratie in Afrika te verspreiden. Niets van dat alles gebeurde. De onderwijsinstellingen die werden opgericht, waren er om bestuurders op te leiden, niet om de Afrikaanse samenleving te ontwikkelen. In feite werd alles in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat de Afrikaanse arbeid werd ontdaan van onafhankelijke ontwikkeling door de invoering van een op contant geld gebaseerde economie, waarbij de Afrikaanse massa’s werden gedwongen afhankelijk te zijn van invoer uit het buitenland in plaats van zelfontwikkeling. Hij documenteert ook de rol van religie om de koloniale heerschappij te versterken.

    Rodney documenteert de werkomstandigheden die Afrikaanse arbeiders werden opgelegd. Over het kruispunt van economische uitbuiting en rassenonderdrukking schrijft Rodney: “Soms wordt ten onrechte beweerd dat Europeanen Afrikaanse mensen tot slaaf maakten om racistische redenen. Europese planters en mijnwerkers maakten Afrikanen tot slaaf om economische redenen, zodat hun arbeidskracht kon worden uitgebuit.” “Toen ze volledig afhankelijk werden van Afrikaanse arbeid, vonden de Europeanen in binnen- en buitenland het nodig om die uitbuiting ook in racistische termen te rationaliseren. Onderdrukking volgt logischerwijs uit uitbuiting, om het laatste te garanderen. Onderdrukking van Afrikanen op puur racistische gronden begeleidde, versterkte en werd ononderscheidbaar van onderdrukking om economische redenen.”

    Rodney beschrijft de methoden die de koloniale machten gebruikten om verdeeldheid onder de Afrikanen te zaaien. Het was de basis voor het vernietigen van de machtigste staten in Afrika die het idee van nationale identiteit konden opwerpen. Vervolgens werden nieuwe koloniale staten aan de bevolking opgelegd die de bestaande etnische lijnen doorsneden. Onopgeloste etnische en regionale verschillen werden vervolgens door de Europese heersers gestimuleerd om de aandacht af te leiden van de rol van de Europeanen als onderdrukker van alle Afrikanen. Het zijn allemaal klassieke methoden van verdeel-en-heers.

    Na de Tweede Wereldoorlog kwamen er onafhankelijkheidsbewegingen in Azië en Afrika, toen de koloniale legers uit Afrika en Azië werden verdreven. In het grootste deel van Afrika werd een onafhankelijk politiek bestuur ingesteld. Rodney beschrijft hoe dit er in werkelijkheid uitzag in Afrika. “Tijdens de koloniale periode waren de vormen van politieke ondergeschiktheid van Afrika duidelijk. Er waren gouverneurs, koloniale ambtenaren en politie. In politiek onafhankelijke Afrikaanse staten moeten de grootstedelijke kapitalisten vanop afstand zorgen voor gunstige politieke beslissingen. Dus zetten ze hun politieke marionetten op in vele delen van Afrika.” En nog: “De aanwezigheid van een groep Afrikaanse verraders maakt deel uit van de definitie van onderontwikkeling.”

    Rodney wijst op de belangrijkste factoren die de buitenlandse overheersing van Afrika verzekerden, ondanks de politieke onafhankelijkheid. “Ingrijpender dan alleen handel is de feitelijke eigendom van de productiemiddelen in een land door de burgers van een ander land. Wanneer burgers van Europa de grond en de mijnen van Afrika bezitten, is dit de meest directe manier om het Afrikaanse continent leeg te zuigen. Onder het kolonialisme was de eigendom volledig en werd het ondersteund door militaire overheersing. Tegenwoordig is in veel Afrikaanse landen de buitenlandse eigendom nog steeds aanwezig, hoewel de legers en vlaggen van buitenlandse mogendheden zijn verwijderd.”

    Socialisme

    Omdat de imperialistische controle over Afrika elke onafhankelijke ontwikkeling van een levensvatbaar nationaal kapitalisme verhinderde, zag Rodney een opstand van de arbeidersklasse en de armen en de vestiging van een socialistische maatschappij als de enige oplossing voor de onderontwikkeling van Afrika. Hij beschrijft belangrijke strijdbewegingen van de studenten en de werkende klasse in Afrika. Met een beperkte economische ontwikkeling, en dus een kleine arbeidersklasse, en geconfronteerd met het brute koloniale regime, wijst hij er echter op dat deze strijd enorme moeilijkheden ondervond om uit te groeien tot een krachtige nationale beweging. Pas na Rodney’s dood kon de sterke arbeidersklasse in Zuid-Afrika de ineenstorting van de apartheidsstaat bespoedigen.

    Rodney’s belangrijkste conclusie, namelijk dat er een revolutionaire verandering in Afrika nodig is, als onderdeel van een socialistische transformatie op wereldschaal, is vandaag nog steeds volledig relevant. Dit geldt vooral nu er een nieuwe strijd is losgebarsten om de controle over regio’s in Afrika. De grootmachten China en de VS strijden om de controle over de enorme voorraden lithium en andere zeldzame metalen die in Afrika zijn geconcentreerd.

    Rodney’s boek weerspiegelt de politieke taal van zijn tijd, waarin het kapitalisme wereldwijd in het defensief was en Oost-Europa, China, Cuba en gebieden in Afrika en Azië zich buiten het kapitalisme plaatsten. Hij steunde de strijd tegen kapitalisme en imperialisme en de vooruitgang die deze planeconomieën boekten. Zoals toen ter linkerzijde gebruikelijk was, omschreef hij deze samenlevingen als ‘socialistisch’.

    In werkelijkheid waren deze nieuwe samenlevingen, ondanks de afschaffing van het kapitalisme, nog niet socialistisch in de gebruikelijke betekenis van het woord. Socialisme vereist de actieve deelname van de arbeidersklasse aan het besturen en controleren van de maatschappij. Alleen dan kunnen de voordelen van de planeconomie de hele maatschappij ten goede komen. In plaats daarvan was er een bureaucratische laag die de macht had en de samenleving bestuurde. Als gevolg daarvan was deze bureaucratie, ondanks alle goede bedoelingen, niet in staat het potentieel van een planeconomie te benutten om de samenleving als geheel te verbeteren. Dit ‘stalinistische’ model stortte in 1990 met de val van de Sovjet-Unie in. Sindsdien is het imperialisme opnieuw de dominante kracht op de planeet.

    De relevantie van Rodney vandaag

    Wanneer men vandaag naar Afrika kijkt, is de realiteit van de imperialistische controle over Afrika en de onderontwikkelde landen niet veranderd. De laatste jaren is de strijd op het hele continent in een stroomversnelling geraakt. Enorme sociale bewegingen hebben Egypte, Tunesië en Ethiopië in beroering gebracht. Dit heeft zich nu uitgebreid naar fabrieken van Chinese bedrijven, waar de brutale arbeidsomstandigheden in 2019 al leidden tot vier maanden van wilde stakingen in textielfabrieken in Ethiopië.

    Ook in Zuid-Afrika is een nieuwe golf van stakingen begonnen: in de eerste zes maanden van 2022 gingen 1,6 miljoen werkdagen verloren door stakingen. De twee grootste vakbondsfederaties organiseerden in oktober 2022 een landelijke staking tegen de stijgende kosten van levensonderhoud.

    In een tijd waarin China en de VS strijden om de wereldheerschappij, zal het kapitalisme en het imperialisme, of het nu Chinese of Amerikaanse bedrijven zijn die Afrika betreden, de Afrikaanse werkende bevolking geen goed doen. De huidskleur van de onderdrukker wordt overtroffen door de wetten van het kapitalisme en het imperialisme en zijn onverzadigbare drang naar goedkope arbeidskrachten en grondstoffen. Voor grote imperialistische landen zijn de grondstoffen en arbeid van Afrikanen een kwestie van winst en verlies. 

    Rodney’s vasthoudendheid om zijn analyse te richten op uitbuiting is cruciaal voor activisten die vandaag zoeken naar een mondiale oplossing voor de schijnbaar onoplosbare problemen van ellende, onderdrukking, armoede en klimaatrampen. De kern van zijn analyse is dat als de imperialistische uitbuiting buiten de analyse wordt gehouden, er geen begrip kan zijn voor de problemen van onderontwikkeling in Afrika of andere continenten zoals Latijns-Amerika en Azië. Zijn kritiek op academici die beweren dat zij apolitiek zijn terwijl ze het “hele concept van imperialisme en neokolonialisme weglaten,” klinkt vandaag nog sterker dan toen.

    Rodney merkt op: “Zolang buitenlanders land, mijnen, fabrieken, banken, verzekeringsmaatschappijen, transportmiddelen, kranten, handelsmiddelen … bezitten, zolang zal de rijkdom van Afrika naar buiten stromen in de handen van die elementen. Met andere woorden, bij gebrek aan directe politieke controle zorgen buitenlandse investeringen ervoor dat de natuurlijke grondstoffen en de arbeid van Afrika een economische waarde produceren die voor het continent verloren gaat.”

  • Karski: ‘Ter nagedachtenis aan Rosa Luxemburg en Leo Tyszka (Jogiches)’

    Onderstaande tekst bevat persoonlijke herinneringen van Julian Marchlewski, alias Karski, een Poolse revolutionair en dichte medestander van Rosa Luxemburg en Leo Jogiches. Karski leefde van 1866 tot 1925. Hij schreef onderstaande tekst in 1921, twee jaar na de dood van Luxemburg en Jogiches. We vertaalden deze tekst uit het Frans. Karski biedt een interessante inkijk in het leven en werk van Rosa en Leo, maar ook in de ontwikkeling van hun partij in Polen. Zelfs indien we het niet eens zijn met hun benadering over de nationale kwestie, is dit artikel van Karski nuttig om de context te schetsen waarin deze positie tot stand kwam.

    Door dit artikel op te dragen aan de nagedachtenis van de kameraden Luxemburg en Jogiches, breng ik hun namen niet alleen samen omdat zij hetzelfde lot deelden en beiden als martelaren stierven door toedoen van de huurlingen van de verraders van het Duitse socialisme, maar vooral omdat deze twee opmerkelijke activisten nauw verbonden waren door een dertigjarige vriendschap en gemeenschappelijk ideologisch werk.

    Rosa Luxemburg werd in 1870 geboren in het Poolse stadje Zamość, in een ooit vrij rijke maar verarmde Joodse familie. Rond 1880 verhuisde haar familie naar Warschau en ging Rosa naar het gymnasium. Ze had de beste jeugdherinneringen. Haar moeder was goed opgeleid. Ze las graag de werken van Poolse en Duitse dichters met haar kinderen. De beïnvloedbare Rosa, die een passie had voor poëzie, begon zelf verzen te schrijven onder invloed van deze lectuur. Zij was bijzonder gesteld op Mickiewicz: in de loop van haar latere literaire activiteiten waren er maar weinig artikelen waarin Mickiewicz niet werd geciteerd. Het gezin zat vaak in grote problemen, en soms huurden ze zelfs een woekeraar in om een paar roebels voor hun beddengoed te krijgen. Deze ellende leidde echter niet tot de gebruikelijke ontmoediging en verbittering. Ik herinner me dat Rosa Luxemburg vertelde hoe ze eens de lamp aanstak met een stuk papier dat niets meer was dan het laatste beetje geld dat haar vader met moeite had verkregen. De oude man strafte haar niet, maar troostte haar, nadat de eerste emotie voorbij was, door een grapje te maken over de kosten van zijn lucifers. Deze sfeer van goed humeur heeft zeker bijgedragen aan de intellectuele ontwikkeling van de toekomstige activiste.

    Haar capaciteiten waren groot en waren al duidelijk op school. Rosa voltooide haar studies op de middelbare school glansrijk en als ze de gouden medaille niet kreeg, was dat enkel omdat de directrice haar ‘politieke gezindheid’ al vermoedde.

    De vermoedens waren gegrond: onze studente behoorde tot een socialistische groep waar pamfletten van de partij “Proletariaat” werden gelezen en waar men droomde van propaganda en actie onder de arbeiders. De gendarmes keken toe en al snel, in 1888, moest de 18-jarige “samenzweerster” naar het buitenland vluchten. Haar ontsnapping werd georganiseerd door één van de meest bekwame samenzweerders van de partij uit die tijd, kameraad Kasprzak, die sindsdien is opgehangen.

    Rosa Luxemburg arriveerde in Zürich. Daar woonde ze in bij het gezin van een Duitse emigrant, dokter Karl Lübeck, een sociaaldemocratische publicist. Hij was getrouwd met een Duitse vrouw, en Rosa voelde zich thuis bij hen. Lübeck was een man van grote intelligentie en enorme kennis, maar hij was zwaar verlamd. Tussen hem en de jonge studente ontstonden de beste betrekkingen. Hij dicteerde haar de artikels waarmee hij zijn brood verdiende. Daarna bracht ze lange uren in gesprek met hem door; hij leidde haar studies. Het lijdt geen twijfel dat kameraad Luxemburg in de eerste jaren van haar studentenleven veel dank verschuldigd was aan deze waardige man.

    In 1891 ontmoette Rosa Luxemburg kameraad Jogiches. Ik heb geen informatie over zijn jeugd, en ik geloof dat zelfs de kameraden die vele jaren met hem werkten die niet hebben. Dit kan worden verklaard door de terughoudendheid van Jogiches om over zichzelf te praten: hij liet niemand kennismaken met zijn persoonlijke zaken. Misschien zullen vrienden die dichter bij hem stonden ons ooit vertellen over de kindertijd en jeugd van deze revolutionair.

    Maar ik zal vertellen wat ik ervan kon leren. Leo-Samoylovich Jogiches werd in 1867 in Vilnius geboren in een rijke Joodse familie. Hij nam van jongs af aan deel aan de revolutionaire beweging en werd in 1888 door de gendarmerie van Vilnius gearresteerd wegens “actieve propaganda onder de arbeiders gericht tegen de autoriteiten.” Hij werd veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf en bleef onder speciaal toezicht. In 1890 ging hij naar het buitenland om zijn militaire dienstplicht te ontlopen. In Zwitserland kwam hij in contact met Plechanov, maar hij brak al snel met hem. In die tijd heerste in Russische sociaaldemocratische kringen een weinig sympathieke sfeer. In Rusland kwam de beweging nog maar net op gang en onder de emigranten regeerde Plechanov naar believen. Iedereen die het persoonlijk niet met hem eens was, had afgedaan en werd de status van sociaaldemocraat ontzegd. Kameraad Jogiches was geen doetje en wilde zich niet onderwerpen aan dit regime. Andere emigranten groepeerden zich met hem en besloten al snel zelfstandig op te treden. De belangrijkste kwestie was die van de revolutionaire literatuur. De jonge emigranten en de Russische arbeiders hadden een grote behoefte aan literatuur.

    Jogiches beschikte over vrij ruime middelen en na enkele medewerkers te hebben verzameld (Kritsjevski, Rjazanov, Parvus), begon hij aan de uitgave van de ‘Sociaaldemocratische Bibliotheek’. Zijn organisatorische vaardigheden waren onmiddellijk duidelijk. Hij schreef zelf niet, maar hij was een modelredacteur, nauwkeurig tot op het punt van pedanterie. De boeken in zijn bibliotheek waren prachtig uitgegeven en ook de verspreiding ervan was goed verzekerd.

    Naast zijn redactiewerk wilde Jogiches de gaten in zijn kennis opvullen. Zijn intellectuele capaciteiten waren groot. Hij kon snel zijn weg vinden in de moeilijkste vragen en had een opmerkelijk geheugen en eruditie.

    Het is vreemd dat kameraad Grosovski (zoals hij toen bekend stond) de partijpublicisten uitstekend adviseerde; hij was geïnteresseerd in een paar kwesties en kon het meest exacte en succesvolle plan voor zijn studie opstellen; maar schrijven, zelfs als het een krantenartikel was, was moeilijk voor hem. Hij erkende dit, en alleen absolute noodzaak kon hem dwingen de pen op te nemen.

    Na kennismaking met Rosa Luxemburg raakte Jogiches geïnteresseerd in de vraagstukken van het Poolse socialisme, die haar in die tijd bezig hielden. Hij studeerde Pools, en wel zo goed, dat hij later hard kon werken aan het verwijderen van Russische uitdrukkingen uit de artikels van Poolse kameraden. Weldra gaf hij alle activiteit in de Russische beweging op en wijdde hij al zijn krachten aan de Poolse sociaaldemocratische beweging.

    De vraagstukken van het Poolse socialisme waren toen uiterst complex en interessant. De revolutionaire socialistische beweging, vertegenwoordigd door de partij Proletariaat onder leiding van Ludwik Waryński en Kunicki, maakte rond 1880 een moeilijke crisis door. De partij wijdde al haar krachten aan het terrorisme en was niet in staat de arbeidersmassa’s te organiseren, die door de buitengewoon snelle ontwikkeling van het kapitalisme in Polen instinctief in de richting van een zuiver economische strijd werden gedreven. In Warschau werd een Arbeidersbond opgericht, die ernaar streefde de stakingsbeweging te leiden en die ook, volgens haar middelen, marxistische propaganda voerde. De partij Proletariaat was echter verdeeld onder invloed van de nationalistische stromingen die toen in heel Europa heersten. De emigrantengroepen aan het hoofd van de partij, die de beginselen van de beweging van de werkende massa’s verkeerd interpreteerden, lieten zich doordringen van het idee om socialisme en patriottisme te combineren. De publicisten van deze tendens beweerden: “Polen is Rusland voorbijgestreefd in zijn economische ontwikkeling, terwijl het onder het politieke juk van Rusland zit. Daarom moet het doel van de Poolse arbeidersklasse de bevrijding van het land zijn, de oprichting van een onafhankelijke Poolse staat, om de weg naar het socialisme in te slaan.”

    Deze trend leidde tot de oprichting van de Poolse Socialistische Partij (Polska Partia Socjalistyczna, PPS).

    In Polen werd deze tendens bestreden door de Arbeidersbond en in de emigratie, voornamelijk in Zürich, probeerde een groep jongeren zich te verzetten met een marxistisch programma. Tot deze groep behoorde kameraad Wesołowski, die sindsdien lafhartig is vermoord door de Poolse gendarmes. Er zaten studenten bij die later de gelederen van de revolutionaire activisten verlieten, maar die op andere manieren naam maakten (zoals één van de opmerkelijkste dichters van het hedendaagse Polen, W. Berent). Het was Rosa Luxemburgs taak om de theoretische basis te leggen voor het Poolse marxisme en de sociaaldemocratische beweging, en haar meest actieve en toegewijde medewerker daarbij was kameraad Jogiches-Grosovski.

    De fundamentele stellingen van deze tendens waren de volgende: het kapitalisme ontwikkelt zich in het onderworpen Polen in nauwe overeenstemming met het Russische, Duitse en Oostenrijkse kapitalisme; de nauwste banden ontstaan noodzakelijkerwijs tussen de burgerij van de Poolse provincies en die van deze staten; de klassenstrijd wordt in Polen heviger en maakt een opstand die zich beperkt tot verzet tegen het nationale juk onmogelijk. De taak van de Poolse arbeidersklasse is om samen met de Russische, Duitse en Oostenrijkse arbeiders te strijden tegen de kapitalistische orde; bij deze politieke en economische strijd moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het politieke leven in elke staat, wat nauwe betrekkingen met de Russische, Duitse en Oostenrijkse socialistische partijen noodzakelijk maakt. De autonomie van de Poolse partij, die haar in staat stelt de culturele belangen van de Poolse arbeidersklasse te verdedigen, moet natuurlijk worden gewaarborgd. Alleen de gemeenschappelijke revolutie zal, door de vernietiging van de kapitalistische orde, de bevrijding van alle volkeren en dus van het Poolse volk bewerkstelligen; zolang de kapitalistische orde heerst, is de oprichting van een onafhankelijke Poolse staat niet mogelijk. De taak van de Poolse arbeiders is dus niet te strijden voor een onafhankelijk kapitalistisch Polen, maar voor de vernietiging van kapitalistische staten in het algemeen. Dit alles lijkt voor ons vandaag onbetwistbaar, maar er was een enorme hoeveelheid werk voor nodig om een weg te openen voor deze ideeën.

    Rosa Luxemburg toonde onmiddellijk een opmerkelijk schrijverstalent en de gaven van een briljant theoreticus. Wij erkenden haar graag als onze gids. Kameraad Jogiches was haar meest actieve helper, hoewel alleen haar beste vrienden ervan wisten.

    De nieuwe stroming moest al snel zijn eerste strijd voeren op een breed terrein. In de herfst van 1891 vernietigde de gendarmerie van de tsaar de Arbeidersbond en werden bijna alle leiders gearresteerd. De meidagdemonstratie van 1892 nam niettemin grandioze proporties aan en liet zien dat de beweging van de werkende massa’s een belangrijk gegeven was geworden in het sociale leven in Polen.

    In 1893 werd het mogelijk om onze revolutionaire activiteit in de regio te vernieuwen en uit te breiden. Kameraad Wesołowski was toen één van de beste organisatoren. De leden van de Arbeidersbond en degenen die overbleven van de partij Proletariaat sloten zich aan bij de nieuwe groep en we namen de naam Sociaaldemocratische Partij van het Poolse Rijk aan. Deze naam zal velen vreemd voorkomen (wat een koppeling van woorden: socialistisch en imperium!). Het werd gekozen voor een specifiek doel. Wij wilden tot uitdrukking brengen dat wij volgens onze doctrines onze organisatie uitbreidden tot een bepaald gebied en precies tot dat deel van Polen waar de arbeidersklasse hand in hand moet strijden met de arbeidersklasse van heel Rusland. Net dat jaar was er een Internationaal Socialistisch Congres in Zürich. We besloten ons daar te laten gelden voor de arbeidersklasse van de hele wereld. De arbeiders van Warschau stuurden me een mandaat voor een afgevaardigde. De buitenlandse groepen gaven het aan Rosa Luxemburg en aan kameraad Warszawski. De leiders van de PPS voerden een woedende campagne tegen ons waarbij ze hun toevlucht namen tot de meest schandelijke middelen, door kameraad Warszawski er schaamteloos van te beschuldigen “een Russische agent” te zijn. Aangezien zich onder hen mannen bevonden die reeds lang uitstekende betrekkingen onderhielden met de leiders van de Internationale: Engels, Wilhem Liebknecht en anderen, was het voor hen gemakkelijk om ons af te doen als een kleine groep intriganten die de eenheid van het Poolse socialisme doorbraken. Ondanks de briljante toespraak van Rosa Luxemburg die deze leugen weerlegde, besloot het congres noch haar mandaat noch dat van kameraad Warszawski te bekrachtigen. Plechanov speelde in deze affaire een zeer slechte rol. Hij kende de Poolse zaken en een woord van hem, die zo’n grote populariteit genoot in de Internationale, zou volstaan hebben om de hele intrige de kop in te drukken. Maar hij zweeg liever en gaf later toe dat het hem ongelukkig leek “tegen de mening van de oude Engels in te moeten gaan.” Helaas gebeurde dit vaak in de Tweede Internationale, waar de zaken vaak werden beslist op grond van de sympathieën en antipathieën van leiders die een zekere populariteit genoten. We hadden geen succes, maar in de Internationale was er belangstelling voor de kwesties van het Poolse socialisme en de gelegenheid deed zich voor om deze kwesties in de Franse en Duitse pers aan de orde te stellen. Ook deze taak viel voornamelijk toe aan Rosa Luxemburg.

    De studie van de vraagstukken van de Poolse arbeidersbeweging vorderde en de beweging werd sterker. In die tijd ging Rosa Luxemburg naar de universiteit. In 1897 diende zij voor haar doctoraat een briljant proefschrift in over de ontwikkeling van de productie in Polen. Zij onderscheidde zich niet alleen door haar gedegen kennis, maar ook door haar briljante dialectiek, die zij gebruikte in haar discussies met de hoogleraar politieke economie, Julius Wolf, een resolute tegenstander van het marxisme. We zouden deze discussies doorgaans voorbereiden. Ik zou de geachte professor voorzichtig een onderwerp binnenleiden, en dan zouden we, met alle wapens van het marxisme tot onze beschikking, hem bewijzen dat hij er niets van begreep. Wij moeten de universiteit van Zürich recht doen dat zij zich, ondanks onze propaganda, op geen enkele wijze heeft verzet tegen het behalen van een doctoraat.

    In 1897 beëindigde Rosa Luxemburg haar universitaire studie en besloot naar Duitsland te verhuizen. Om de kans te krijgen activiste te worden, trouwde ze met één van de zonen van dokter Lübeck en werd zo een Duitse. Ze werkte onder de Poolse arbeiders in Poznań en Silezië en leverde tegelijkertijd bijdragen aan Duitse kranten en aan het wetenschappelijk partijorgaan Die Neue Zeit. Ik was een jaar eerder in Duitsland geweest en werkte in Dresden voor dit orgaan, waarvan Parvus de redacteur was. Maar in 1898 werden we beiden verdreven uit Saksen. Rosa Luxemburg, die was benoemd tot redacteur van de krant in Dresden, kon hier niet mee instemmen en ging al snel voor de Leipziger Volkszeitung werken, waarvan de redacteur de beste Duitse journalist van die tijd was, Schönlank. Na zijn dood was Rosa Luxemburg de enige redacteur van de krant.

    Dit was het moment waarop de crisis van de Duitse arbeidersbeweging begon: Bernstein vond een brede ingang voor zijn revisionisme. Rosa Luxemburg stortte zich in de polemiek en haar opmerkelijke artikelen verduidelijkten onze tactische posities. Al snel werden tactische kwesties in heel Europa actueel. De kwestie van de deelname van socialisten aan burgerlijke regeringen (wat ‘millerandisme’ werd genoemd) stelde zich en in het algemeen was dit het begin van een bittere strijd tussen de revolutionaire en reformistische stromingen. Rosa Luxemburgs dialectische en polemische talent kwam in al haar kracht tot uiting en zij werd al snel één van de meest prominente voorvechters van de revolutionaire tendens. De Poolse partij benoemde haar tot lid van het Internationaal Bureau, en vanaf die dag is ze nooit opgehouden om revolutionaire ideeën in de breedste arena te verdedigen. Ook hier was Jogiches haar onafscheidelijke medewerker. Rosa’s goede vrienden weten dat zij nooit één van haar polemische of programmatische artikelen liet publiceren zonder dat hij ze had doorgelezen. Onze twee kameraden bleven echter geïnteresseerd in de Poolse beweging. Het logement van Rosa Luxemburg in Friedenau (een voorstad van Berlijn) was het centrum waar kameraden die uit Warschau kwamen om raad gingen. Het was ook daar dat Jogiches kwam, in wiens handen alle draden lagen die de partij in het land verbonden met de kameraden die voor haar werkten in de emigratie.

    Zo gingen de jaren 1897 tot 1905 voorbij in een voortdurende strijd om revolutionaire ideeën. In deze strijd heeft Rosa Luxemburg de arbeidersklasse onschatbare diensten bewezen door geen stap terug te doen van de koers van het revolutionaire marxisme. Eén feit kenmerkt haar persoonlijkheid: ondanks haar meedogenloosheid en haar soms buitensporige hardheid in de polemiek, respecteerden en beminden haar grootste tegenstanders (onder wie Jean Jaurès en Bebel) haar. Ze had een nauwe vriendschap met Karl Kautsky, op wie zij grote invloed had en die zij aanmoedigde om weerstand te bieden tegen zijn opportunistische impulsen.

    De Russische Revolutie (1905-1906) brak uit en de Poolse arbeidersklasse vormde een voorhoede in deze doodsstrijd. Jogiches haastte zich naar Warschau. Rosa was vastbesloten hem te volgen. Tevergeefs zeiden we haar dat ze in Berlijn moest blijven, waar we haar wetenschappelijk werk nodig hadden, dat ze in haar eigen land nauwelijks kon voortzetten. Ondanks ons categorisch verzet, arriveerde ze op een ochtend in Warschau met een Duits paspoort. Tyszka – het pseudoniem dat Jogiches toen had aangenomen – was ongelukkig, maar hij moest zich erbij neerleggen. Rosa Luxemburg verklaarde formeel dat ze haar post niet zou verlaten en ging met onze krant samenwerken.

    Maar niet voor lang! Enkele weken later viel ze in handen van de politie, die zonder moeite haar identiteit kon vaststellen. Gelukkig was de desorganisatie van de politie toen al begonnen. Door te dreigen Rosa wreed te wreken en door de politie om te kopen, kregen we haar op borgtocht vrij, waarna de kameraden haar terugstuurden naar het buitenland. Ze protesteerde, maar deze keer waren we onverzettelijk.

    Tyszka was tegelijk met haar gearresteerd. Zijn werk was geweldig. Dankzij hem was onze krant geweldig georganiseerd. Hij had de ondergrondse redactie in het centrum van de stad aan het strengste regime onderworpen. Hij schreef meestal niet zelf. Maar elk artikel (en bijna elke noot) werd geschreven volgens zijn instructies, “zodat onze uitgave,” zei hij, “uit één stuk zou bestaan.” Geen enkele regel werd naar de zetter gestuurd zonder zorgvuldig door hem te zijn nagekeken; hij hield zijn medewerkers in een ijzeren greep, liet geen vermoeidheid of ‘een bijzondere gemoedstoestand’ toe. “Je moet werken, dat is alles!” En bij het zien van hem, onvermoeibaar, van ‘s morgens tot ‘s avonds, onderwierp iedereen zich aan zijn opmerkelijke werkorganisatie. Maar hij beperkte zich niet tot zijn literaire samenwerking, noch liet hij de typografen en technische medewerkers los. God verhoede dat een nota werd opgesteld in een ander lettertype dan op de kopij was aangegeven! God verhoede dat een nummer niet volgens alle regels van de typografische kunst werd samengesteld! Een onnauwkeurig bericht was een onvergeeflijke misdaad. Soms kregen ongelukkige medewerkers de schuld van een vijftal nummers die een maand eerder ergens te laat waren aangekomen. Tyszka onthield alles en hield alles in de gaten, maar naast zijn redactionele werk had hij veel organisatorisch werk te doen.

    Hij kende het werk van de partij tot in de kleinste details en hield zich voortdurend met alles bezig. Dit nauwgezette werk deed echter niets af aan zijn brede blik, en hij onderscheidde zich in alle theoretische zaken door zijn reserve en vooruitziende blik. In februari 1906 werd hij samen met Rosa Luxemburg gearresteerd. Hij werd geïdentificeerd, berecht en veroordeeld tot acht jaar dwangarbeid. Maar in februari 1907 slaagden kameraden erin zijn ontsnapping te organiseren. Dit werd uitgevoerd door kameraad Ganetsky. Een bewaker werd omgekocht, Tyszka kreeg een kostuum en werd meegenomen. Ik herinner me dat hij rechtstreeks van de gevangenis naar de redactie kwam, waar hij enkele dagen moest blijven voordat hij een veiliger onderkomen vond.

    De zaken op de redactie waren toen niet zo goed. Bijna alle redacteurs zaten in de gevangenis. Het werd steeds moeilijker om de typografie te laten werken en onze krant had zijn elegantie verloren. Tyszka begon met mij een complete collectie te brengen; hij keek er met afschuw doorheen; zoveel typfouten! Ik vertelde hem dat de corrector soms onder zijn machine moest werken, soms in de kelder. Maar hij was niet overtuigd: “Voor proeflezen heb je hoofd en handen nodig, en zolang je een hoofd op je schouders hebt en een potlood in je handen kan je overal werken!” En inderdaad zou Tyszka zo kunnen werken. Toen ging hij aan het werk en schreef gedurende de nacht een reeks instructies die hij nuttig achtte om onze zaken te verbeteren.

    Nadat hij erin geslaagd was veilig de grens over te steken – ik herinner me dat een revolutionaire officier hem naar de grens reed – bleef Tyszka geen moment stilzitten en nam hij de leiding over van de buitenlandse groep, die zijn vroegere belang herwon terwijl de contrarevolutie in Polen en Rusland triomfeerde.

    Ik ontmoette Tyszka opnieuw in het buitenland op het congres van de Russische sociaaldemocratische partij in Londen in de zomer van 1907. We vochten tegen de mensjewieken en Tyszka, die al die jaren in contact was gebleven met de Russische kameraden, was natuurlijk de gids van de Poolse groep. Hij was tot in de kleinste details op de hoogte van alle Russische zaken en nam het meest actief deel aan het ingewikkelde werk dat gedaan moest worden op dit congres, waar ‘delicate’ kwesties buitensporig verwarrend werden. In deze gevallen ontpopte hij zich als een diplomaat, die zijn standpunten met vasthoudendheid verdedigde en in feite liet zijn diplomatie nooit iets los van de strikt revolutionaire tactiek. De mensjewieken en de Bundisten bekeken hem natuurlijk zeer ongunstig. Het is waar dat we soms ook ruzie hadden met de bolsjewistische kameraden met wie we het oneens waren over organisatorische kwesties. Maar dankzij Tyszka’s terughoudendheid bleven de betrekkingen tussen de bolsjewieken en de Poolse groep altijd bevredigend.

    Vanaf 1907 verdiepte Rosa Luxemburg zich in Duitse zaken. De fatale periode naderde, waarin de partij er aan de buitenkant uitstekend uitzag, terwijl in werkelijkheid het gangreen haar van binnenuit wegvrat. De radicale tendens leek te hebben gewonnen. De congressen namen zeer radicale resoluties aan. Maar zij die konden zien, zagen dat dit radicalisme erger was dan enig opportunisme. De partij ontwikkelde een arrivisme, de bureaucratie nam buitensporige proporties aan. We hadden de radicale letter zonder de revolutionaire geest. Het was erg moeilijk om deze stand van zaken, die uiteindelijk zou leiden tot de morele ramp van 4 augustus 1914, te bestrijden. Onder de invloedrijke leiders had de oude Bebel niet langer zijn oude revolutionaire intuïtie, en Karl Kautsky, die nooit in contact was geweest met het partijleven, raakte steeds meer opgesloten in een boekachtig dogmatisme. De nieuwe mannen in de gelederen van de radicalen, de Scheidemanns, de Eberts, de Haases, waren in hun ziel nooit revolutionair geweest en konden niet verder kijken dan het einde van hun neus; de anderen waren niet meer dan vulgaire arrivisten. Het is niet verwonderlijk dat in deze sfeer de leiders erin slaagden Rosa Luxemburg en haar aanhangers, die voortdurend de noodklok luidden, af te schilderen als ‘gekrenkte critici’, die de rust in de partij alleen maar verstoorden “omwille van de geschillen.” Kautsky gaf uiteindelijk toe aan deze neiging. Zijn houding leidde in 1912 tot het verbreken van een langdurige vriendschap. Deze bibliotheekgeleerde had eindelijk de moed om Rosa Luxemburg en haar vrienden ‘anarcho-syndicalisten’ te noemen.

    Ondanks deze vervelende bezigheden vond Rosa nog tijd voor fundamenteel wetenschappelijk werk. Ze werd aangesteld om politieke economie te doceren aan de marxistische partijschool. Niet alleen bleek ze een modellerares te zijn, maar ook schreef ze, haar lessen zeer consciëntieus voorbereidend, een opmerkelijke cursus marxistische economie, die helaas niet werd gedrukt (en het valt te vrezen dat de Noske-bandieten die in de tragische dagen van januari bij Rosa Luxemburg inbraken, dit manuscript, samen met vele andere, hebben vernietigd). In die tijd verscheen een ander belangrijk werk van Rosa: ‘De accumulatie van kapitaal’.

    Dit was ook de tijd van haar meest intense propaganda-activiteit. De laster van de partijleiders tegen Rosa Luxemburg had geen effect op de massa’s. In alle steden, zelfs in de bastions van het revisionisme, hoorden de arbeiders graag ‘onze Rosa’. Haar levendig redenaarstalent had zelfs effect op degenen die door het opportunisme waren besmet. Ik herinner me een kameraad (uit Mannheim, geloof ik) die vertelde over het verbazingwekkende effect van een toespraak van Rosa Luxemburg: de arbeiders vertelden hun gebruikelijke leiders dat ze nu inzagen hoezeer ze waren misleid en eisten dat Rosa Luxemburg werd uitgenodigd om een reeks lezingen en voordrachten te houden over hun partijzaken. Zulke gevallen kwamen vaak voor.

    In 1913 hield Rosa Luxemburg een antimilitaristische toespraak in Frankfurt am Main, waarvoor ze werd vervolgd en veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. In de tijd die nodig was om in beroep te gaan bij een hogere rechtbank, hield ze nog een toespraak in Berlijn, waarin ze onder meer zei dat soldaten in de Duitse kazernes dagelijks bruut werden geslagen en mishandeld. Ze werd opnieuw vervolgd. De verdediging nam de taak op zich om de waarheid van haar beweringen te bewijzen en nodigde via de partijkranten getuigen uit zich te melden. In juni 1914, enkele weken voor het begin van de wereldoorlog, werd het proces geopend. Op de eerste dag kwamen honderden getuigen naar de rechtbank, klaar om te getuigen over de verschrikkingen van het barakleven. De verdediger verklaarde dat zijn lijst enkele duizenden namen bevatte. De regering schrok, het proces werd uitgesteld en de zaak werd uiteindelijk niet meer besproken.

    Op dat moment werkte kameraad Tyszka in de Poolse en Russische partijen. In Warschau was een legaal weekblad gestart, maar omdat alle partijschrijvers moesten emigreren, was de redactie in Berlijn gevestigd en Tyszka had daar natuurlijk de leiding. Hij woonde in een hotel in Steglitz, een voorstad van Berlijn. Franz Mehring, die veel wist over de Pruisische geschiedenis, ontdekte dat dit hotel ooit het paleis was geweest van generaal Wrangel, die de revolutie van 1848 onderdrukte. Telkens als hij Tyszka zag, zei de oude man dat Wrangel zich in zijn kist moest omdraaien bij de gedachte alleen al dat een revolutionair als Tyszka nu in zijn huis woonde. Onze redactie was gevestigd in een kleine kamer in het hotel. Tyszka zou opnieuw zijn harde regime invoeren en de schuldigen hard straffen als het werk niet perfect was. Feit is dat de redactie van een Warschause krant alleen met voorbeeldige nauwkeurigheid vanuit Berlijn kon worden geleid en dat dit een grote druk op ons zette. De energie van Tyszka hield het project echter gaande, zelfs indien onze krant die regelmatig verboden werd voortdurend van naam moest veranderen om weer te verschijnen. De krant hield het bijna een jaar vol onder, als ik me goed herinner, zeven verschillende namen.

    Tyszka moest in de Russische partij werken, omdat hij door de Poolse partij, die met de Russische organisaties was gefuseerd, was aangesteld als lid van het Centraal Comité. Omdat hij zo stipt was in zijn werk en het essentieel vond om de leiding van de Poolse Partij, die periodiek in Berlijn bijeenkwam, op de hoogte te houden van alles wat het algemeen belang betrof, moest hij een hele reeks aantekeningen en boeken bijhouden. Hij deed dit helemaal alleen en onder de moeilijkste omstandigheden, zo leefde hij met een buitenlands paspoort. De politie kon te allen tijde bij hem thuis binnenvallen, en daarom werd zijn ‘kantoor’ ingericht in de appartementen van Duitse kameraden waar de papieren werden bewaard, terwijl andere Duitse adressen werden gebruikt voor correspondentie. Op een dag berekenden we dat Tyszka op deze manier omging met een twaalftal appartementen. Hij gaf dit systeem niet op om redenen van samenzwering; op deze manier was het materiaal zo verspreid dat zelfs als de politie een appartement zou ontdekken, zij slechts een klein deel van de documenten zou vinden, waar zij geen voordeel uit kon halen. Ik vroeg hem op een dag: “Maar wat gebeurt er als je plotseling ziek wordt? Niemand zal eraan uitkunnen.” Hij antwoordde eenvoudig: “Ik mag niet ziek zijn.” Feit is dat zijn ongelooflijke werkvermogen en zijn ijzeren gezondheid Tyszka in staat stelden om het enorme werk dat hij deed te volbrengen.

    De oorlog brak uit. Vanaf de eerste dag begon Rosa Luxemburg haar propaganda tegen de oorlog. Zij was van plan een geselecteerde groep Duitse kameraden bijeen te brengen voor gezamenlijk werk. Eerst vond ze het nodig om een manifest te publiceren, ondertekend door tenminste enkele populaire namen onder de arbeiders. Tyszka zei meteen dat er niets van zou komen.

    Toch hebben we het samen met Rosa geprobeerd. Amper zeven personen kwamen op haar uitnodiging bij haar thuis bijeen om de kwestie te bespreken. Onder hen slechts twee bekende partijmilitanten: Mehring en Lentsch. Die laatste beloofde te tekenen, maar haakte een week later af. Het manifest zou enkel door Rosa Luxemburg, Clara Zetkin en Franz Mehring ondertekend worden, wat natuurlijk ontoelaatbaar was. Het project moest opgegeven worden. De lezer die niet vertrouwd is met Duitse zaken kan zich afvragen: Hoe zat het met Liebknecht? Helaas twijfelde Liebknecht nog. Pas enkele maanden later besloot hij zich resoluut tegen de oorlog te kanten.

    Het was noodzakelijk om zich te richten op clandestiene activiteiten. Heel weinig kameraden waren daarop voorbereid. De kleine groep die aan het werk ging bestond uit de kameraden Luxemburg, Tyszka, Mehring, het echtpaar Duncker, Ernst Meyer, Wilhelm Pieck, Lange en ikzelf. Ik denk dat dat alles was. Mathilde Jacob en kameraad Ezerskaya gaven ons materiële technische bijstand. Onze situatie was niet schitterend, we hadden geen geld, geen partijorganisatie en bovendien hadden de Duitse militanten geen notie van clandestiene propaganda. Toch werkte alles. Tyszka en Meyer namen de organisatie van een typografie op zich. Pieck, Eberlein en Lange zorgden met behulp van hun connecties voor de middelen om de publicaties te verspreiden, maar Tyszka moest al snel de leiding van deze onderdelen van het werk overnemen. We konden een reeks anti-oorlog manifesten publiceren. We besloten ook een legale krant uit te geven, de Internationale, maar die werd vanaf het eerste nummer onderdrukt.

    In februari 1915 werd de veroordeling van Rosa Luxemburg in laatste instantie bevestigd en werd zij voor een jaar gevangen gezet. Toch slaagde ze erin om – vooral met de hulp van de actieve en toegewijde Mathilde Jacob – losse bladen en een brochure met de titel ‘De crisis van de sociaaldemocratie’ te schrijven en aan ons door te geven. Ze stond erop dat de brochure onder haar naam zou worden gepubliceerd, maar wij wisten dat zij in dat geval met dwangarbeid zou worden bedreigd en we weigerden. De brochure werd daarom ondertekend met het pseudoniem Junius.

    Toen haar detentie voorbij was, kwam Rosa terug bij ons. Liebknecht was nu ook bij ons, en het werk was aanzienlijk uitgebreid. Maar in juni 1916 werd Rosa Luxemburg opnieuw gevangen gezet “als administratieve maatregel.” Ik zat in die tijd in een concentratiekamp, maar ik weet dat Rosa Luxemburg ook heeft bijgedragen aan de losse vellen die verschenen onder de titel “Brieven van Spartacus”, en dat het drukken en verspreiden van deze vellen geweldig georganiseerd was, vooral dankzij de onoverwinnelijke energie van Jogiches. Door zijn grote ervaring met clandestiene activiteiten konden de Duitse autoriteiten hem niet arresteren, hoewel hij in vrij brede kring moest werken en talrijke bijeenkomsten moest bezoeken als gevolg van de arrestatie of uitzending naar het front van bijna alle beproefde militanten van de Spartacusgroep. De politie wist alleen dat een mysterieuze vreemdeling aan het hoofd van de groep stond. Uiteindelijk slaagden ze er toch in om hem te arresteren. Dat was in het voorjaar van 1918. De pogingen van kameraad Joffe om hem vrij te krijgen hadden geen succes. Jogiches werd beschouwd als een Zwitsers staatsburger (in feite had hij in 1896 burgerschapsrechten verworven in één van de kantons en hij woonde in Berlijn met zijn echte Zwitserse paspoort).

    Ik zou Rosa Luxemburg niet meer ontmoeten. Ik kwam drie dagen na de ramp vanuit Moskou in Berlijn aan. Maar de verslagen van de voortrekkers in de revolutionaire strijd bevestigden waar ik niet aan twijfelde: samen met Karl Liebknecht was zij de intellectuele leider van de Spartacus-beweging, en Jogiches was haar onafscheidelijke metgezel. Ik trof hem aan terwijl hij aan het werk was. Hij was gearresteerd tijdens de opstand van januari 1919, maar had zijn vrijheid weten te herwinnen en was onmiddellijk weer aan het werk gegaan. Het was noodzakelijk de verspreide krachten te concentreren, het Centraal Comité van de Communistische/Spartacistische Partij te hervormen, de organisatie opnieuw samen te stellen.

    Jogiches was opgewassen tegen de taak. Dankzij zijn energie is het werk van de partij onmiddellijk na de ramp weer begonnen. Zijn slechte lot trof hem in maart: gearresteerd tijdens de communistische opstand, werd hij lafhartig vermoord in de gevangenis.

    Ik kan nu geen overzicht geven van Rosa Luxemburgs wetenschappelijke en politieke activiteiten. Het zou een heel historisch en kritisch werk vergen, temeer daar haar activiteit de Poolse en Duitse revolutionaire beweging gedurende een vrij lange periode bevruchtte, en ook voelbaar was in de internationale beweging, aangezien de voornaamste inspanningen van onze onvergetelijke kameraad sinds 1887 waren gewijd aan de strijd tegen het opportunisme dat als een internationaal gegeven werd beschouwd.

    Maar ik ben zo vrij de aandacht van de lezer te vestigen op het feit dat onze onvergetelijke kameraad in haar laatste theoretische en tactische werk – haar brochure over de crisis van de sociaaldemocratie – ons waardevolle aanwijzingen voor toekomstig werk heeft nagelaten. Ik verwijs naar de “stellingen” aan het eind van deze brochure over de Internationale. Zoals ik al aangaf, is dit in 1916 in de gevangenis geschreven. Rosa Luxemburg, die de Tweede Internationale door en door kende, voorspelde duidelijk de onvermijdelijkheid van haar ineenstorting en wees op de noodzaak de Internationale opnieuw op te richten op nieuwe grondslagen. Sindsdien is er veel veranderd: de revolutie en de arbeidersheerschappij in Rusland en vervolgens in Hongarije hebben een nieuwe situatie gecreëerd. Maar over het geheel genomen blijft de gedachte van kameraad Luxemburg juist. Meer bepaald stelt ze vraag wat de grondslagen van de nieuwe internationale moeten zijn en geeft ze daar een eerste antwoord op.

    De klassenstrijd van de burgerlijke staten tegen de heersende klassen en de internationale solidariteit der proletariërs van alle landen zijn twee niet van elkaar te scheiden leefregels der arbeidersklasse in haar wereldhistorische bevrijdingsacties. Er is geen socialisme buiten de internationale solidariteit van het proletariaat en er is geen socialisme, buiten de klassenstrijd. Het socialistische proletariaat kan noch in vrede, noch in oorlog, afstand doen van de klassenstrijd en de internationale solidariteit zonder zelfmoord te begaan.

    In de Internationale ligt het zwaartepunt van de klassenorganisatie van de arbeidersklasse. De Internationale beschikt in vredestijd over de tactiek van de nationale secties met betrekking tot het militarisme, de koloniale politiek, de handelspolitiek, de meiviering, verder over de gehele in oorlogstijd te volgen tactiek.

    We zijn nog ver verwijderd van de organisatie van een dergelijke Internationale. Maar door ernaar toe te werken, vervullen we de laatste wens van de onvergetelijke martelaar van onze zaak.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop