Category: Dossier

  • Marx, de ‘metabolische kloof’ en de aanval van het kapitalisme op de natuur

    Door Chris Stewart en Keishia Taylor (Socialist Party, ISA in Ierland)

    De afgelopen jaren hebben miljoenen jongeren en werkenden deelgenomen aan protesten tegen de klimaat- en ecologische crisis. Verwoestende bosbranden, hittegolven, droogtes, orkanen en overstromingen nemen overal ter wereld in frequentie en intensiteit toe. “System change, not climate change!” is de belangrijkste slogan geworden, een weerspiegeling van het gevoel dat we een fundamentele transformatie van de samenleving nodig hebben om een catastrofe te voorkomen.

    Het is geen verrassing dat dit samengaat met een hernieuwde belangstelling voor de ideeën van Karl Marx en Friedrich Engels en hun kritiek op het kapitalisme. Zij stelden dat het kapitalisme gebaseerd is op uitbuiting, zowel van de arbeiders als van de natuur, en dat het onvermijdelijk milieucrises zou veroorzaken. Marx’ theorie dat het kapitalisme een “metabole kloof” creëerde tussen de menselijke samenleving en de natuur wordt gezien als een onmisbaar instrument om de crisis waarmee we vandaag worden geconfronteerd te begrijpen.

    Metabolisme en natuurlijke cycli

    Als materialist was Marx’ uitgangspunt dat de menselijke samenleving, die uit de natuur zelf is voortgekomen, diep verbonden is met de natuurlijke omstandigheden waarin wij leven. Marx schreef in 1844: “De mens leeft van de natuur’ betekent: de natuur is zijn lichaam, waarmee hij in voortdurende wisselwerking moet blijven om niet te sterven.” (1)

    Marx en Engels bestudeerden destijds de nieuwste ontwikkelingen in de natuurwetenschap en erkenden dat de menselijke samenleving afhankelijk was van de dynamische en complexe systemen van de natuur, bestaande uit delicaat uitgebalanceerde natuurlijke cycli en circulaire processen die al het leven op aarde in stand houden. Deze natuurlijke cycli zijn in de loop van de geologische geschiedenis van de aarde ontstaan en gestabiliseerd. De mensheid, en de menselijke samenlevingen, hebben zich ontwikkeld door een “metabolische interactie” met deze natuurlijke cycli en processen; zij halen er voedsel, onderdak, kleding, energie en warmte uit en hebben op hun beurt een effect op de natuur.(2)

    “De mens leeft van de natuur’ betekent: de natuur is zijn lichaam, waarmee hij in voortdurende wisselwerking moet blijven om niet te sterven.”

    Marx in 1844

    Deze cycli vormen het fundament waarop de hele menselijke samenleving, productie en cultuur zich ontwikkelen. De koolstofcyclus tussen de atmosfeer en de oceanen speelt een sleutelrol bij het reguleren van de temperatuur van de aarde. De voedingsstoffencyclus vult de bodem aan, waardoor het plantenleven kan blijven groeien waaruit wij voedsel en andere nuttige zaken halen. De circulatie van water door de atmosfeer is cruciaal om ervoor te zorgen dat zoet water door de aarde wordt gerecycleerd. Zonder dat water zou geen leven kunnen bestaan.

    Dit zijn slechts enkele van de natuurlijke processen die cruciaal zijn voor de biogeochemie van de aarde tijdens het Holoceen, het meest recente geologische tijdperk waarin de menselijke beschaving is ontstaan. Marx erkende het belang van deze natuurlijke processen en stelde dat een duurzame relatie tussen de mensheid en de natuur wordt “voorgeschreven door de natuurwetten van het leven.”(3)

    Kapitalistische tegenstellingen

    Met de opkomst van de kapitalistische productiewijze een paar honderd jaar geleden, veranderde de manier waarop de menselijke samenleving met de natuurlijke wereld omging fundamenteel. Al in het midden van de 19e eeuw zagen Marx en Engels de groeiende tegenstelling tussen kapitalisme en natuur.

    De opkomst van het industriële kapitalisme ging gepaard met revolutionaire wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen die de menselijke productiviteit enorm verhoogden. Marx en Engels erkenden dit systeem als historisch progressief ten opzichte van het feodale systeem dat eraan voorafging. Tegelijkertijd wezen zij op een aantal tegenstrijdigheden in de kern van het systeem, waardoor het snel een blok aan het been zou worden voor verdere ontwikkeling – met als gevolg sociale, economische en milieucrises.

    Het kapitalisme is gebaseerd op het private bezit van de rijkdommen en hulpbronnen van de planeet door een klein aantal ondernemingen en superrijken. Hoewel het kapitalisme een wereldwijde arbeidsdeling heeft gecreëerd, waarbij de gezamenlijke inspanningen en vaardigheden van arbeiders over de hele wereld worden gebundeld, hebben deze arbeiders geen controle over de manier waarop dingen worden geproduceerd. In plaats daarvan sturen kapitalisten de productie uitsluitend op basis van winstmaximalisatie.

    Winst wordt gemaakt door de arbeidskracht van arbeiders uit te buiten (door ze minder te betalen dan de waarde die ze produceren) en door grondstoffen aan de natuur te onttrekken. In dit systeem wordt de natuur behandeld als een ‘gratis geschenk’ (4) aan de bedrijven, iets dat op zichzelf geen waarde heeft totdat het wordt omgezet in grondstoffen voor productie.

    Omdat kapitalisten op de markt met elkaar concurreren, zijn ze gedwongen om uit te breiden, te ontwrichten, te winnen en te exploiteren, waardoor elk aspect van ons leven eindeloos wordt gecommodificeerd. Het milieu wordt niet gezien als een inherente natuurlijke grens waarbinnen de mens moet leven, maar als een onuitputtelijke bron van winst, en de groei van het systeem vereist een voortdurend stijgende stroom grondstoffen en fossiele brandstoffen.

    De intensiteit van de concurrentie betekent dat bedrijven moeten functioneren met winstcycli op korte termijn. Bedrijven die de winstkranen niet kunnen laten stromen, worden verslagen door concurrenten en gaan failliet. Dit betekent dat het systeem inherent kortzichtig is en niet verder kan kijken dan de onmiddellijke drang naar winstverhoging.

    Maar dit kortzichtige streven naar winst komt in conflict met het vermogen van de natuur om zichzelf aan te vullen. Engels betoogde dat kapitalisten de neiging hebben om de gevolgen van de productie voor het milieu te negeren of te externaliseren, door het milieu te beschouwen als een eindeloze bron van materialen die moet worden uitgeput en een vuilnisbelt die moet worden vervuild.

    Hij was er duidelijk over dat dit onvermijdelijk tot milieucrises zou leiden, omdat het streven naar winst kettingreacties in de natuur teweegbrengt, waardoor de natuurlijke bron van rijkdom wordt ondermijnd: “We moeten echter niet overdrijven als we het hebben over de menselijke overwinningen op de natuur. Voor elke overwinning neemt de natuur wraak.” (5)

    De metabole kloof

    De laatste jaren is er hernieuwde belangstelling voor Marx’ geschriften over de kapitalistische landbouw, waarin hij uiteenzette dat de voortdurende drang van het kapitalisme om winst te maken de levensondersteunende cycli van de natuur verstoorde. Hierdoor ontstond een “breuk” in het metabolisme tussen de menselijke samenleving en de natuurlijke wereld, die volgens hem de basis zelf van de menselijke samenleving bedreigde.

    Hij kwam tot deze conclusie op basis van het werk van de Duitse chemicus Justus Von Liebig, die waarschuwde dat de industriële landbouw in Europa de nutriëntencyclus van de aarde verstoorde doordat voedingsstoffen in het voedsel van het platteland naar de steden werden vervoerd en later als vervuiling in zee spoelden, met als gevolg uitputting van de bodem en een opeenhoping van afval, en een explosie van ziekten in stedelijke gebieden (6). Het overmatig gebruik van kunstmest om dit te compenseren vernietigde “de blijvende bron van vruchtbaarheid” in de bodem, d.w.z. de organische complexiteit ervan.

    De moderne agro-industrie en haar commodificatie van voedsel heeft op wereldschaal het soort metabolische verstoring gerepliceerd dat Marx in de 19e eeuw waarnam. In de neokoloniale wereld is de kapitalistische landbouw één van de belangrijkste aanjagers van ontbossing en verandering van landgebruik, waarbij uitgestrekte landschappen van monoculturen ontstaan, zoals palmolieplantages of gigantische veehouderijen voor bedrijven als McDonalds. Dit leidt tot extreme droogte door effecten op de watercyclus, vooral in het Amazonegebied, waar door ontbossing ook een enorme voorraad oude koolstof dreigt vrij te komen, wat de klimaatverandering nog verergert.(7)

    Het tijdperk van de kapitalistische globalisering dwong veel landen voorrang te geven aan de teelt van handelsgewassen zoals koffie of katoen voor de export op de wereldmarkt, zelfs wanneer het klimaat niet geschikt is voor deze teelt. Dit heeft de zelfvoorziening in gevaar gebracht, geleid tot grotere voedselonzekerheid en het is een belangrijke oorzaak van bodemaantasting.

    Door de grote vooruitgang die in de jaren ’50 en ’60 is geboekt op het gebied van veredelingstechnologieën is de tarweopbrengst op tien jaar tijd met twee derde en de rijstopbrengst met ongeveer een derde gestegen, maar dat gebeurde op basis van een massale toename van het gebruik van meststoffen en pesticides. Deze inspanning werd geleid door multinationals uit de Amerikaanse agro-industrie, die ernaar streefden een steeds grotere afhankelijkheid van hun producten te creëren. Intensief gepromoot in India, Mexico en andere neokoloniale landen hebben deze methoden geleid tot een ineenstorting van de natuurlijke vruchtbaarheid, waardoor een totale afhankelijkheid van enorme hoeveelheden synthetische meststoffen is ontstaan. Nu dragen verstoringen in de toeleveringsketen van dergelijke meststoffen bij tot een wereldwijde voedselcrisis.

    Kunstmeststoffen zijn niet alleen schadelijk, maar ook beperkt als hulpbron. De voorraad fosfor op aarde – waarvan bijna 90% wordt gebruikt in de wereldwijde voedselvoorzieningsketen, voornamelijk in meststoffen – raakt in een alarmerend tempo uitgeput. Bij het huidige consumptieniveau zullen de bekende fosforreserves naar schatting over ongeveer 80 jaar uitgeput zijn (8). Het kapitalisme heeft het probleem van de bodemuitputting alleen maar op de lange baan geschoven en de crisis in elke fase verdiept.

    Dezelfde mondiale processen hebben kleine en middelgrote boeren over de hele wereld in de schulden gedreven door de stijgende kosten van meststoffen en pesticiden. Dit heeft velen gedwongen hun bedrijf te sluiten en hen in steeds groter wordende sloppenwijken in de stad geduwd – een belangrijke factor achter de enorme protesten van boeren in India in de afgelopen jaren.

    Zoals Marx zei: “De kapitalistische productie is dus alleen maar in staat de techniek en de combinatie van de maatschappelijke productieprocessen tot ontwikkeling te brengen, doordat zij gelijktijdig de bronnen van alle rijkdom ondergraaft: de grond en de arbeider.” (9)

    De controle over het voedsel wordt steeds meer geconcentreerd in de handen van een klein aantal multinationals. Vier bedrijven controleren bijvoorbeeld ongeveer 90% van de wereldwijde graanhandel, en slechts tien bedrijven beheersen elk groot voedsel- en drankmerk ter wereld. De voedingssector is ook nauw verbonden met de financiële sector. Dit maakt de sector vatbaarder voor een kettingreactie, die absoluut catastrofale gevolgen zou hebben voor het menselijk leven.(10)

    “De kapitalistische productie is dus alleen maar in staat de techniek en de combinatie van de maatschappelijke productieprocessen tot ontwikkeling te brengen, doordat zij gelijktijdig de bronnen van alle rijkdom ondergraaft: de grond en de arbeider.”

    Marx

    In dit systeem wordt voedsel niet in de eerste plaats geproduceerd om te voeden, maar om winst te maken. Dit betekent dat miljoenen mensen honger lijden ondanks de productiekrachten die bestaan om iedereen comfortabel te voeden. Op dit moment zijn bijvoorbeeld 828 miljoen mensen ondervoed en in 44 landen heerst een “alarmerend” niveau van honger, maar tegelijkertijd stapelt het graan zich op in de graansilo’s van de VS en Rusland omdat speculanten geen geld kunnen verdienen op de volatiele markten.(11)

    Fabrieksmatige veeteelt is ook een enorme verspilling van grondstoffen, waaronder graan en water, en produceert 18% van de totale uitstoot van broeikasgassen.(12) De commercialisering van dieren vereist de meest brute omstandigheden die gericht zijn op het verhogen van de efficiëntie. Dieren worden gefokt in dicht opeengepakte stallen onder wrede en barbaarse omstandigheden. Ze worden selectief gefokt op de meest winstgevende eigenschappen, waardoor bijna genetisch identieke dieren ontstaan die vol met groeihormonen worden gestoken zodat ze zo snel mogelijk volwassen worden om de omzet te verhogen. Dit alles betekent dat fabrieksboerderijen ook enorme reservoirs zijn voor virussen die zich kunnen ontwikkelen en overslaan op mensen – een bijzonder gruwelijke metabolische kloof die het kapitalisme heeft gecreëerd.(13)

    De planetaire kloof

    Terwijl Marx’ geschriften over de metabole kloof betrekking hadden op de kwestie van landbouw en bodemuitputting, is sindsdien de kloof tussen de menselijke productie en de natuurlijke processen waarop die gebaseerd is, onmetelijk gegroeid.

    Het kapitalisme vernietigt de ecosystemen van de aarde. Mineralen, voedingsstoffen en andere grondstoffen zijn opgezogen uit de natuur, terwijl de vervuiling weer is uitgebraakt in de grond, de zee en de lucht. In de afgelopen decennia heeft het kapitalisme zich naar alle uithoeken van de wereld uitgebreid en 50% van het land op aarde omgezet in landbouw, steden, wegen en andere infrastructuur, waardoor veranderingen in landgebruik zijn veroorzaakt die verantwoordelijk zijn voor 14% van alle broeikasgasemissies.(14)

    Dit heeft geleid tot een ineenstorting van de biodiversiteit op aarde. Het kapitalisme heeft sinds 1970 bijna 70% van de populaties zoogdieren, vogels, amfibieën, vissen en reptielen uitgeroeid en de helft van alle insectenpopulaties verdwijnt (wat leidt tot een afname van bestuivers en dus van de voedselproductie).(15) Biodiversiteit is dialectisch verbonden met de omstandigheden van het klimaat – een stabiel klimaat heeft de voorwaarden geschapen voor het leven om zich te ontwikkelen en te diversifiëren, maar de diversiteit van het leven heeft ook het systeem aarde gestabiliseerd. Zonder die diversiteit zullen de levensondersteunende natuurlijke processen van de planeet in een crisis geraken.

    Dit is slechts één van de vele baanbrekende veranderingen die het kapitalisme op de planeet heeft veroorzaakt. Klimaatwetenschappers verwijzen naar de periode sinds de jaren 1950 als de ‘Grote Versnelling’, waarin exponentiële ‘hockeysticks’ (zo genoemd vanwege hun vorm op grafieken) toenamen in de verbranding van fossiele brandstoffen, CO2-uitstoot, verzuring van de oceanen, uitsterven van soorten (en verlies van biodiversiteit in het algemeen), verstoring van de stikstof- en fosforcyclus, uitputting van zoet water, verlies van bossen en chemische vervuiling. Daarom wordt gesteld dat we het ‘Holoceen’ hebben verlaten en het ‘Antropoceen’ zijn binnengegaan – een nieuw geologisch tijdperk waarin de natuurlijke systemen van de aarde worden gedomineerd door menselijke invloeden.(16)

    Wetenschappers waarschuwen nu dat ten minste vijf van de negen “planetaire grenzen” waarschijnlijk al zijn overschreden. Dit zijn wereldwijde milieuvoorwaarden die fungeren als een “veilige werkruimte voor de mensheid.” Wanneer ze worden overschreden, wordt een kantelpunt bereikt, dat een kettingreactie van klimaatchaos teweegbrengt die een systematische instorting van het milieu kan veroorzaken (het soort instorting dat zich voordeed tijdens de historische massa-extincties op aarde). Het overschrijden van deze grenzen kan een ‘point of no return’ inluiden, waarbij de systemen van de aarde onherstelbaar worden veranderd en in een crisis geraken totdat zij een nieuw evenwicht vinden dat ongetwijfeld minder geschikt is voor het overleven van de mens.(17)

    Een systeem in verval

    Volgens een evaluatie van het IPCC zijn 3,6 miljard mensen in de nabije toekomst zeer kwetsbaar voor de gevolgen van de klimaatverandering (vooral extreme hitte, zware regenval, droogte en bosbranden).(18) Tegelijkertijd versnelt het kapitalistische systeem – dat naar steeds meer winst snakt – zijn vernietiging van het milieu.

    Alle tegenstrijdigheden van het systeem nemen toe en de crises die het creëert versterken elkaar: oorlog, economische crisis, klimaatverandering, hongersnood, massale ontheemding, enzovoort. Al deze crises komen voort uit het feit dat het privé-eigendom van rijkdom, grondstoffen en industrie, en de voortdurende winstaccumulatie door de kapitalistische klasse, in conflict komen met de behoeften van de mensheid en de planeet.

    Laten we de energie-industrie als voorbeeld nemen. Ondanks hun greenwashing hebben de grote banken sinds 2015 zo’n 4,6 biljoen dollar in de fossiele brandstoffenindustrie gestoken (19) en zijn olie- en gasbedrijven van plan om tegen 2030 zo’n 4,9 biljoen dollar te besteden aan exploratie en winning in nieuwe velden.(20) Dat komt omdat fossiele brandstoffen – waarop een hele mondiale infrastructuur is gebouwd – op korte termijn veel meer winst opleveren dan een proces van jarenlange productieve investeringen in duurzame energie.

    Het IPCC zegt dat tegen 2050 80% van de wereldwijde energievoorziening uit hernieuwbare bronnen zou kunnen komen. Dit zou nodig zijn om de broeikasgasconcentraties onder de 450 deeltjes per miljoen (ppm) te houden, het niveau dat volgens wetenschappers de veiligheidsgrens is waarboven klimaatverandering catastrofaal en onomkeerbaar wordt.(21) Maar dit is voor de markt onmogelijk. Een dergelijke overgang zou betekenen dat investeerders ongeveer 20 biljoen dollar aan onaangeboorde fossiele brandstoffen afschrijven die al op de markt worden verhandeld en door bedrijven als ‘futures’ worden aangehouden – zeer winstgevend vanuit het oogpunt van de markt, maar apocalyptisch voor de planeet als ze ooit worden gerealiseerd.(22)

    Socialistische transformatie van de samenleving

    De kapitalistische markt is totaal niet in staat om de ecologische crisis die zij heeft gecreëerd aan te pakken. Op basis van de private eigendom van de rijkdommen, grondstoffen en industrie is een geplande overgang naar duurzame productie onmogelijk. Kortzichtig winstbejag zal de crisis alleen maar verergeren, zoals is gebleken bij de Covid-crisis en met de talloze extreme weersomstandigheden.(23)

    Om de crisis van het Antropoceen het hoofd te bieden, is er niets minder nodig dan een revolutionaire verandering, waarbij de economische en natuurlijke grondstoffen van de samenleving uit handen van de grote banken en bedrijven worden genomen en in democratisch publiek bezit komen. Alleen dan kunnen wij – de meerderheid van de arbeidersklasse – collectief de economische productie en distributie plannen om aan de menselijke behoeften te voldoen binnen de grenzen van de “planetaire grenzen”, en de enorme productiekracht van de mensheid aanwenden om de door het kapitalisme veroorzaakte metabolische kloof te helen.

    Dit zou beginnen met massale investeringen in groene energie, openbaar vervoer, duurzame steden en stadsplanning, koolstofarme jobs, herstelprojecten en klimaatbestendige infrastructuur, terwijl ook de enorme hoeveelheden afval die inherent zijn aan het kapitalisme worden verminderd. Dit alles zou het menselijk welzijn enorm verbeteren en tegelijkertijd de milieuschade verminderen.

    In een planeconomie, vrij van de greep van grote bedrijven en financiële speculanten, zouden we meer mensen efficiënter kunnen voeden met behulp van duurzame landbouwtechnieken en -technologieën; gewassen afstemmen op het lokale klimaat en ecosystemen, minder grondstoffen gebruiken, kwaliteitsjobs bieden en afval elimineren.

    De enige kracht die dit kan bereiken, is de arbeidersklasse, die vandaag sterk georganiseerd is en verbonden door wereldwijde toeleveringsketens. Verenigd en in haar eigen belang strijdend voor een socialistisch programma, hebben de arbeiders de macht om de samenleving fundamenteel te veranderen, armoede, verspilling en moedwillige vernietiging uit te bannen en zo te komen tot wat Marx de “de definitieve oplossing van het antagonisme tussen mens en natuur en tussen mens en mens, de ware oplossing van het conflict tussen existentie en wezen” noemde. (24)

    VOETNOTEN
    1. Zie: https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1844/manuscripten/1.htm
    2. Marx, ‘Het Kapitaal’, deel 1
    3. ‘Het Kapitaal’, deel 3, hoofdstuk 47. Zie: https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1894/kapitaal-3/47.htm
    4. ‘Het Kapitaal’ deel 3, hoofdstuk 44
    5. Friedrich Engels, ‘Dialectiek van de natuur’, zie: https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1883/natuur/8.htm
    6. zie: John Bellamy Foster, ‘Liebig, Marx and the Depletion of the Natural Fertility of the Soil’, www.monthlyreviewarchives.org
    7. Zie: Claire Asher, 5 Apr 2021, The nine boundaries humanity must respect to keep the planet habitable, www.ncronline.org
    8. Zie: MIT, Fighting Peak Phosphorus, web.mit.edu
    9. Zie de slotzin van dit hoofdstuk van ‘Het Kapitaal’ deel 1: https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1867/kapitaal/13.htm
    10. George Monbiot, The banks collapsed in 2008 – and our food system is about to do the same, The Guardian
    11. Zie: Dan O’Rourke, 19 October, ‘Global food crisis: How imperialism is the cause’, op www.socialistparty.ie
    12. FAO, Tackling climate change through livestock, www.fao.org
    13. Rob Wallace, 2016, Big Farms Make Big Flu, Monthly Review Press
    14. J. Brannberg en Bl. Serrano, ‘Hoe erg is het? De acute dreiging van de klimaatcrisis’, 27 oktober 2021,  https://nl.socialisme.be/88366/hoe-erg-is-het-de-acute-dreiging-van-de-klimaatcrisis
    15. WWF, Living planet report 2022
    16. Foster, Holleman and Clark, 1 Jul 2019, Imperialism in the Anthropocene, www.monthlyreview.org
    17. Stockholm Resilience Centre, The nine planetary boundaries
    18. Adam Vaughn, 28 Feb 2022, Climate change causing widespread and irreversible impacts, says IPCC, New Scientist, www.newscientist.com
    19. Banking on the climate chaos: Fossil fuel finance report 2022, www.bankingonclimatechaos.org
    20. Global Witness, Entire $4.9 trillion investment in new oil and gas is incompatible with global climate goals
    21. IPCC, Renewables could provide 80% of global energy by 2050
    22. John Fullerton, The Big Choice, www.capitalinstitute.org
    23. Ryan Booker, 28 Feb 2021, Texas: Workers Freeze Due to Billionaire Greed, www.socialistparty.ie
    24. Karl Marx, ‘Particuliere eigendom en communisme ‘, https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1844/manuscripten/3.htm#eigendom
  • Hoe het rode leger de burgeroorlog in Sovjet-Rusland won

    Recensie van ‘Revolutie en burgeroorlog 1917-1921’ van Antony Beevor

    Artikel door Per-Ake Westerlund

    “Het is niet overdreven om te zeggen dat het bolsjewisme nu een veel groter gevaar is voor Europa dan het Duitse militarisme.” Deze opmerking van de Britse minister van Buitenlandse Zaken Balfour in 1918, na vier jaar oorlog tegen Duitsland met miljoenen doden, toont de doodsangst van het mondiale imperialisme nadat de arbeiders de macht grepen in Rusland.

    Groot-Brittannië, Frankrijk, de Verenigde Staten, Japan, Duitsland en zes andere staten namen militair deel aan de zijde van de witte generaals in de oorlog tegen de arbeiders en arme boeren in Rusland in 1918-21.

    Dit is het onderwerp van het nieuwste boek van Antony Beevor, ‘Revolutie en burgeroorlog 1917-1921’. De Britse historicus publiceerde eerder boeken over de Slag om Stalingrad en de Spaanse burgeroorlog, boeken die de moeite zijn om te leven. Over Rusland kan Beevor echter niet weerstaan aan de meest gebruikte burgerlijke clichés en mythes over de Russische Revolutie van 1917, de bolsjewieken en vooral de leiders Lenin en Trotski. Desondanks eindigt het boek als één lange opsomming van de massamoorden en antisemitische pogroms van de witte kant, en van de verantwoordelijkheid van het imperialisme voor de helse levensomstandigheden van de Russische bevolking.

    Wie vandaag de oorlog in Oekraïne en de vernietiging van steden door Russische troepen volgt, kan in Beevors boek lezen hoe Oekraïne 100 jaar geleden werd bezet. In 1920 hield het Franse leger de hele Oekraïense Zwarte Zeekust in handen, van Odessa tot Marioepol, met de opdracht dat heel Oekraïne een departement van Frankrijk zou worden. Ook toen al was de export van landbouwproducten via de Zwarte Zee belangrijk voor de voedselvoorziening en de economie.

    Het Duitse leger veroverde Kiev en stelde een marionettenregering in. In de Zwarte Zee had de Britse marine, net als in de Kaspische Zee, een hele armada om de scheepvaart te controleren. Japan had hooguit 145.000 troepen in Siberië, terwijl de Britse regering schatte dat zij 100 miljoen pond aan deze oorlog had besteed. Tot de troepen van het Britse Rijk behoorden ook soldaten uit India, Canada en Australië.

    De verenigde westerse mogendheden hielden een hongerblokkade in stand die alle huidige sancties doet verbleken. Vijf miljoen mensen stierven van de honger. De blokkade en de oorlog gaven ook alle ruimte aan vreselijke epidemieën. Miljoenen stierven aan tyfus. Daarnaast heersten pokken, Spaanse griep, dysenterie en cholera.

    Net als in eerdere boeken concentreert Beevor zich op het verloop van de oorlog zelf, terwijl cruciale politieke beslissingen en gebeurtenissen slechts terloops worden vernoemd. Daardoor slaagt hij er niet in te verklaren hoe het nieuw gevormde Rode Leger erin slaagde zoveel soldaten te mobiliseren in zo’n extreem oorlogsmoe land. Het antwoord is dat de soldaten niet werden gemobiliseerd om nationalistische redenen, maar voor landhervorming, vrijheid voor onderdrukte volkeren en in feite voor vrede en de mogelijkheid om een gloednieuwe, socialistische arbeidersmaatschappij op te bouwen. Voor Oekraïne was het bolsjewistische programma voor onafhankelijkheid cruciaal, een beleid dat Poetin heeft veroordeeld in het kader van zijn aanvalsoorlog. De Russische arbeiders die vochten in 1917-22 waren het complete tegenovergestelde van het huidige Russische leger.

    Revolutie tegen de tsaar

    Rusland was op het begin van de 20e eeuw een imperialistische grootmacht waar de overgrote meerderheid van de bevolking bestond uit extreem uitgebuite boeren. Beevor citeert Maksim Gorky over hoe “de helft van alle boerenkinderen voor hun vijfde jaar aan diverse ziekten sterft”, zelfs nadat de lijfeigenschap in 1861 formeel was afgeschaft. Naast een landbouw met houten ploegen was er een jonge arbeidersklasse van drie miljoen mensen verzameld in grote industriële fabrieken, met de ervaring van de revolutie van 1905 en de grote stakingen van 1913-14.

    Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, mobiliseerde het tsaristische leger 15,3 miljoen soldaten, voor het merendeel arme boeren. Drie miljoen zouden de oorlog niet overleven, en nog veel meer raakten levenslang gewond.

    Het leed en de ellende die de oorlog veroorzaakte leidde tot de Februarirevolutie van 1917, toen het tsaristische rijk omver werd geworpen. Beevor beschrijft hoe de revolutie begon met vrouwenstakingen en massabetogingen, die snel steun kregen van de arbeidersklasse en van de soldaten, die wapens uitdeelden. “Elke eenheid die werd ingezet sloot zich aan bij de rebellen.” Beevor citeert het hoofd van de geheime politie, Globatsjov. Geen van de autoriteiten van de tsaar functioneerde terwijl “menigten alle symbolen van de monarchie van openbare gebouwen afbraken en dubbelkoppige adelaars van winkels die wezen op banden met het keizerlijk hof.”

    Voorlopige regering

    Er werd een voorlopige regering gevormd, met prins Lvov als premier. Er zaten ook twee ‘socialistische’ ministers in de regering: Kerenski van de Sociaal-Revolutionairen (SR) en de mensjewiek Tsjcheidze. Tegelijkertijd werd de arbeidersraad, de Sovjet van 1905, opnieuw ingesteld. De mensjewieken en de SR kregen daar een meerderheid en steunden de regering. Een deel van de bolsjewieken, waaronder Stalin en Kamenev, stonden dezelfde lijn voor, terwijl Lenin vanaf zijn terugkeer in april een meerderheid kreeg voor strijd tegen de voorlopige regering. De revolutie van de massa’s had de tsaar omvergeworpen en een sfeer van vrijheid geschapen. Maar de regering zette de oorlog voort en weigerde landhervormingen door te voeren of onderdrukte volkeren vrijheid te geven. De kapitalisten behielden de economische macht. Zou de revolutie stoppen of doorgaan? Beevor beschrijft de stemming op het platteland: “Toen het woord [van de revolutie] zich verspreidde, gingen de boeren de stad in en vroegen wanneer ze het land konden overnemen en wanneer de oorlog zou eindigen.”

    Zoals typische rechtse schrijvers zoekt Beevor excuses voor de acties van de Voorlopige Regering door te beweren dat landhervorming en vrijheid voor onderdrukte volkeren alleen konden worden besloten door een Grondwetgevende Vergadering (een parlement dat een nieuwe grondwet zou opstellen). Maar zo’n vergadering werd door de regering niet ingesteld. Rechts en de hoge militairen pleitten al voor een nieuwe dictatuur.

    In juni lanceerde de Voorlopige Regering, in samenspraak met haar bondgenoten in Groot-Brittannië en Frankrijk, een nieuw oorlogsoffensief. De regering dwong de bolsjewieken ondergronds te gaan en arresteerde in juli verschillende van hun leiders. Het Finse parlement, de Diet, werd ontbonden. Kerenski werd eerst minister van Oorlog en vervolgens premier.

    Het regeringsbeleid bevestigde het bolsjewistische standpunt dat de arbeiders de macht moesten grijpen. Alleen dan konden de slogans van vrede, brood en land worden uitgevoerd. Het alternatief was dat het leger de macht zou heroveren, zoals bleek uit de couppoging van generaal Kornilov in augustus, een poging die volgens Beevor niet gepland was, maar waartoe hij gedwongen werd.

    Massale steun voor de bolsjewieken

    Beevor merkt op dat de steun voor de bolsjewieken sterk toenam. Tegelijkertijd schrijft hij Lenin “dictatoriale neigingen” toe, hoewel hij verwijst naar hoe Lenin vaak moest debatteren om een meerderheid in de partij te krijgen. Volgens Beevor had Leon Trotski, die samen met Lenin de Oktoberrevolutie leidde, “geen tijd voor democratie.” Daarom noemt hij het besluit van het Sovjetcongres om de macht te grijpen de “Oktobercoup.” De bolsjewieken vormden vervolgens een regering met de steun van de linkse SR, die de meerderheid van de sociaal-revolutionairen vormde.

    Wat was het alternatief? Beevor schrijft zelf: “Mensjewieken en leiders van de Sociaal-Revolutionairen, meestal leden van de hogere intelligentsia, leken in toenemende mate vervreemd van de situatie.” Ondertussen stonden rechts, de officieren en de kapitalisten voor een dictatuur en voortdurende oorlog.

    Het boek gaat volledig voorbij aan het eerste besluit van de nieuwe regering: de grootste landhervorming ter wereld, met grond voor 100 miljoen mensen op het platteland, en een onmiddellijke vredesverklaring. Evenmin vermeldt Beevor de vele democratische besluiten, over onafhankelijkheid voor Finland, het recht op echtscheiding en abortus, het verbod op racisme en antisemitisme, de afschaffing van de doodstraf.

    Beevor verwijst naar de verkiezingen voor de Grondwetgevende Vergadering – die pas werden gehouden nadat de bolsjewieken en de arbeiders de macht hadden gegrepen. De bolsjewieken kregen 10 miljoen stemmen en werden de tweede partij, terwijl de sociaal-revolutionairen 16 miljoen stemmen kregen. Maar, zo moet Beevor toegeven, “aangezien veel linkse socialistisch-revolutionairen op dat moment bereid waren om met de bolsjewieken samen te werken, geeft dit geen nauwkeurig beeld van het politieke machtsevenwicht.” Toen de Grondwetgevende Vergadering weigerde de macht van de Sovjets te erkennen, werd ze ontbonden. Dat was een stap die nauwelijks werd opgemerkt, maar waarvan rechts internationaal uitgebreid gebruik maakte.

    Begin van de burgeroorlog

    Beevor beweert dat Lenin een burgeroorlog wilde, maar opnieuw moet hij uiteindelijk erkennen dat de bolsjewieken altijd naar vrede streefden. Het vredesverdrag met Duitsland op 6 maart 1918 bevatte grote concessies van de Sovjetregering, maar betekende het begin van het einde van de Eerste Wereldoorlog. De linkse SR, die de oorlog tegen Duitsland wilde voortzetten, verliet uit protest de regering. Later vermoordden aanhangers van de linkse SR de Duitse ambassadeur in de ijdele hoop een opstand te ontketenen of een oorlog uit te lokken. Sociaal-Revolutionairen vermoordden ook verschillende bolsjewieken en voerden moordaanslagen uit op Lenin.

    Wie echt een burgeroorlog wilde werd duidelijk. De verplettering van de revolutie in Finland door de Witten in het voorjaar van 1918 (40.000 doden, waaronder 12.500 Rode krijgsgevangenen) was een indicatie. Zowel Kornilov als generaal Mikhail Alexejev, de stafchef van de tsaar, begonnen nu legers op te bouwen. In de Donbas werd een Kozakkenleger van 40.000 man verzameld. In maart arriveerden de eerste imperialistische troepen, Britse Royal Marines, in Moermansk. In april kwamen er regimenten uit Japan, de VS en Groot-Brittannië in Vladivostok aan. In augustus veroverden de Britten Arkhangelsk. Tegelijkertijd was Duitsland van plan de Baltische staten over te nemen en een Duitse koning in Finland aan de macht te brengen.

    De oorlog was nu een feit. In het oosten waren er 12.000 Tsjechische soldaten onder bevel van generaal-majoor Gadja (door Beevor beschreven als een fascist), drie Japanse divisies, twee Amerikaanse infanterieregimenten, een Frans koloniaal bataljon, twee Britse eenheden, een Canadese brigade en andere troepen. In het zuiden waren er Griekse, Italiaanse, Roemeense en Bulgaarse soldaten.

    De bolsjewieken waren nu gedwongen een Rood Leger op te bouwen, onder leiding van Trotski. Het Rode Leger bevatte veel internationalisten, zoals 25.000 Letten, die vaak de belangrijkste missies op zich namen, en 30-40.000 Chinezen. Beevor beschrijft hoe Trotski bij een belangrijke slag in Kazan aankwam en daar zijn trein naar huis stuurde om te laten zien dat hij van plan was de strijd vol te houden. Het moreel van de Roden en hun programma van landhervorming en vrijheid voor onderdrukte volkeren leidde tot vele gevallen van massale desertie door de Witten, waarvan herhaaldelijk melding wordt gemaakt in het boek.

    Na grote successen voor de Roden werden de Witten al in 1918-19 gedwongen te vluchten naar Oefa in het Oeralgebergte, 1200 kilometer ten oosten van Moskou. Daar werd een conferentie gehouden, waarvan de deelnemende generaals in het boek worden beschreven als psychopaten en reactionairen in een totaal corrupte omgeving. Er werd een raad van ministers ingesteld onder leiding van de voornaamste kandidaat-dictator, admiraal Koltsjak. Tegelijkertijd waren er andere ‘regeringen’ onder de witten, zoals die van Semjonov, die door Japan werden gesteund. In Samara werd een rechtse SR-regering gevormd, ook effectief gecontroleerd door de Witten. Een voorlopige Noord-Russische regering met rechtse SR’s “had nooit tot stand kunnen komen” zonder de betrokkenheid van de Royal Navy en de Royal Marine Light Infantry.

    Churchills oorlogsplannen

    Ongeveer halverwege het boek worden de Britse regering en vooral haar minister van oorlog Winston Churchill hoofdpersonen, terwijl Lenin en Trotski naar de achtergrond verdwijnen. Churchill, die in nauw contact stond met Koltsjak, wilde op 16 februari 1919 “een plan opstellen voor een oorlog tegen de bolsjewieken.” Maar een probleem voor Londen was dat het voorwendsel voor oorlog verdween toen Duitsland zich overgaf, een gevolg van de Duitse revolutie in november 1918.

    De grootmachten zijn alleen uit op natuurlijke grondstoffen zoals olie, merkte Boris Savinkov op, een SR-leider die een Witte krijgsheer werd. “De graanvelden van Oekraïne redden voor de rest van Europa,” was ook het doel van de Britse regering. Bovendien eisten de Entente-mogendheden dat de buitenlandse schuld van Rusland niet werd afgeschreven. Hun machtspositie blijkt uit het feit dat de communicatie tussen de krijgsheren Koltsjak in het oosten, Denikin in het zuiden en Jodenitsj in het westen via Parijs verliep.

    Premier Lloyd George was voorzichtiger dan Churchill en waarschuwde dat escalatie van de oorlog “het bolsjewisme in Rusland zou kunnen versterken en thuis kan aanwakkeren.” Dat gebeurde ook, met protesten thuis en muiterijen van soldaten en matrozen die de Internationale zongen. Duitse en Oostenrijkse krijgsgevangenen keerden terug als bolsjewieken. “De Franse en Britse regeringen maakten zich grote zorgen dat de bolsjewistische gevoelens zich verspreiden over Midden-Europa en de Balkan,” schrijft Beevor. Er volgden revoluties in Hongarije en Beieren, maar de lokale leiders misten de ervaring van de bolsjewieken om deze revoluties naar de overwinning te leiden.

    Tegelijkertijd begonnen in Rusland de Witte krachten uiteen te vallen. De Britse generaal-majoor Knox wordt beschreven als “woedend” toen 80% van de door hen uitgeruste Witte soldaten overliepen naar de Roden. Trotski stuurde een telegram om hem te bedanken.

    Revolutie beslist over uitkomst oorlog

    Meer dan 100 jaar geleden namen meer dan 100.000 soldaten uit alle grootmachten van de wereld deel aan de Russische burgeroorlog aan de zijde van de witte generaals. Hun doel was de arbeidersrevolutie, die de tsaar omver had geworpen, te verpletteren en te voorkomen dat deze zich naar andere landen zou uitbreiden.

    Terwijl de burgerij en rechts sindsdien de bolsjewieken ervan beschuldigen ondemocratisch te zijn, zwijgen ze meestal over het extreme geweld van hun eigen vertegenwoordigers tijdens de burgeroorlog. En ze kunnen niet verklaren waarom de witten de oorlog verloren.

    De brutaliteit van de Eerste Wereldoorlog werd nog versterkt toen de imperialistische mogendheden besloten dat de Russische Revolutie moest worden neergeslagen. De omverwerping van één van de meest reactionaire regimes door een arbeidersrevolutie die vrede beloofde, maakte het samen met de extreme oorlogsmoeheid moeilijk voor de grootmachten om de eigen soldaten te motiveren. Het imperialisme werd gedwongen zijn troepen geleidelijk terug te trekken, mede door de steun die de Russische revolutie internationaal onder de arbeiders kreeg.

    Alle propaganda van regeringen over de hele wereld is sindsdien gericht tegen de revolutie, de bolsjewieken en het Rode Leger. Hoewel het boek van Antony Beevor duidelijk burgerlijk is, moet hij echter een aantal massamoorden en antisemitische pogroms van de Witten beschrijven. Enkele voorbeelden uit het boek: in april 1919 vond in Oefa een “pure slachting” plaats van 670 gevangenen, waaronder 66 bolsjewieken en een grote groep linkse sociaal-revolutionairen. In Jekaterinenburg werd op 15 juli een “gruwelijke pogrom tegen de Joodse bevolking” uitgevoerd, waarbij ongeveer 2.200 doden vielen. Bij het Bajkalmeer werden op 4 augustus 2.200 bolsjewistische gevangenen gedwongen “hun eigen graf te graven en hun laarzen uit te trekken voordat ze werden doodgeschoten” door de kozakkentroepen van luitenant-generaal Semjonov. En in Jekaterinoslav: “Alle soldaten van het Rode Leger en communistische verdachten die in de stad bleven, werden door de Kozakken neergemaaid.” In Odessa: “de Joden verstopten zich toen de Witten het overnamen.”

    Niets van dit alles was onbekend bij de imperialistische machten die militair deelnamen en de witte legers financierden, integendeel. De beruchte generaal Shkuro, die tijdens een ceremonie werd onderscheiden met de Britse Order of the Bath, was een brutale antisemiet en sadist, schrijft Beevor. De man die de orde uitreikte en de toespraak ter ere van Shkuro hield, de Britse generaal-majoor Holman, was zelf “geobsedeerd door het idee om overal Joden uit te roeien,” schreef zijn ondergeschikte, kapitein John Kennedy.

    Bolsjewisering van de boerenstand

    De witte generaals wilden geen democratische vergaderingen of vrijheid voor de onderdrukte volkeren aanvaarden, en nog minder een landhervorming. Beevor beschrijft hoe dit hun kansen op steun ondermijnde: “Tegelijkertijd keerde het barbaarse gedrag van de Kozakken tijdens hun bijeenkomsten het doorgaans conservatieve publiek tegen de witten.” Het was een proces van “bolsjewisering van de wanhopige boerenstand.” “De boeren, die de opmars van de Witten hadden gezien als een dreiging voor het terugwinnen van de grond door de oude landeigenaren, waren nu veel minder terughoudend om in het Rode Leger te dienen.”

    Ook in de Baltische staten organiseerden de Witten antisemitische pogroms. Hier vormden de Duitse troepen, gesteund door Finse en Zweedse huurlingen, de echte bedreiging voor het zelfbestuur. Onmiddellijk na de Oktoberrevolutie van 1917 verklaarden de bolsjewieken het recht van de onderdrukte volkeren op onafhankelijkheid tot hoeksteen van het politieke programma van de partij. Op 6 december 1917 werd de Finse onafhankelijkheid uitgeroepen. Midden in de burgeroorlog, op 17 december 1919, sloot de bolsjewistische regering een vredesverdrag met de drie Baltische staten Estland, Letland en Litouwen.

    “Churchills hoop op een grote anti-bolsjewistische alliantie in de Baltische staten werd de bodem ingeslagen,” vat Beevor samen. Minister van Oorlog Winston Churchill handelde vanuit Londen voor een aanval op Petrograd, geleid door generaal Judenitsj en door baron Gustaf Mannerheim, de voormalige tsaristische officier die de macht in Finland had gegrepen. Maar dit project viel op de weigering van de Witten om te accepteren dat Karelië Fins was. Beevor vertelt ook hoe Trotski in Petrograd de paniek over de geplande aanval van Judenitsj omzette in een wil tot verzet. De aanval werd nooit uitgevoerd.

    Tegen Kerstmis 1919 voorspelde zelfs Churchill een “volledige overwinning” voor de bolsjewieken. Premier Lloyd George gaf commentaar op het fiasco van de aanval op Petrograd: “Het feit dat de anti-Bolsjewieken erin geslaagd zijn slechts 20.000 of 30.000 man bijeen te brengen op een bevolking van enkele miljoenen is nog een indicatie van de totaal verkeerde inschatting van de situatie in Rusland waarop de militaire lijn is gebaseerd.” Toen de Britten Moermansk evacueerden, gingen slechts 6.535 Russen mee, “veel minder dan verwacht.”

    Bloedbaden en pogroms

    Ook in het noorden en Siberië werden de Witten steeds meer teruggedrongen. Soldaten deserteerden of kwamen in opstand, zoals de Poolse troepen die zich in januari 1920 overgaven en naar huis wilden. Nu volgden interne gevechten en mogelijk nog ergere slachtpartijen. Koltsjak beschuldigde de extreemrechtse Tsjechische commandant Gajda van “democratische neigingen”, maar Gajda werd gesteund door de hoogste Franse officier, generaal-majoor Janin. Door interne twisten tussen de Witten kon Koltsjak, die door de Entente-mogendheden (Groot-Brittannië en Frankrijk) tot Russisch bevelhebber was benoemd, niet snel genoeg ontsnappen en werd na twee weken verhoor gearresteerd en geëxecuteerd.

    Beevor citeert de Britse consul-generaal Harris over hoe de witte troepen “dorpen platbranden, honderden vreedzame Russische burgers vermoorden, zonder voorafgaand proces democratische mensen neerschieten alleen op verdenking van politieke ontrouw.” Uit de stad Belgorod komt de getuigenis van sergeant Berry: “Mannen en vrouwen die ervan werden beschuldigd pro-Bolsjewiek te zijn, werden op het stadsplein opgehangen… en dronken Kozakken hakten hun armen en benen af met hun sabels terwijl de ellendigen nog leefden.”

    In Oekraïne werden naar schatting 50.000 tot 100.000 Joden vermoord in meer dan 300 antisemitische pogroms. Witten beschouwden alle Joden als bolsjewieken en omgekeerd. Beevor beschrijft de historische achtergrond: “Het is niet verwonderlijk dat het tsaristische antisemitisme, dat in zijn meest extreme vorm bestond uit moorddadige pogroms uitgevoerd door de Zwarte Honderd-bendes, boze jonge Joden in de armen van de bolsjewieken dreef.”

    De Rode Terreur

    Zoals alle burgerlijke schrijvers doet Beevor zijn best om de bolsjewieken en Lenin en Trotski in het bijzonder zwart te maken. Beide partijen begingen wreedheden tijdens de oorlog, en Beevor moet moeite doen om de rode troepen moreel te veroordelen. Zo moet hij toegeven dat de inname van Omsk door de rode troepen “gekenmerkt werd door relatief weinig vergeldingsacties en zeer weinig plunderingen.”

    Onmiddellijk na het Tweede Sovjetcongres in oktober 1917, waarop de arbeidersraden de nieuwe regering onder leiding van de bolsjewieken benoemden, waren er geen plannen voor een nieuw leger. Oorlogsmoeheid van de Eerste Wereldoorlog en de slogan van vrede waren sterke factoren voor de steun aan de partij. De soldaten die binnen het leger van de tsaar hadden gemuit en in opstand waren gekomen, werden doorgaans bolsjewieken genoemd. Gearresteerde tsaristische officieren werden vrijgelaten onder de belofte dat ze de wapens niet zouden opnemen.

    Pas in januari 1918 werden de eerste stappen gezet in de richting van een Rood Leger en in maart trad Trotski af als commissaris (minister) van Buitenlandse Zaken om commissaris van Oorlog te worden. Toch bleef de repressie zeer beperkt. In de eerste helft van 1918 werden 22 mensen door de Roden geëxecuteerd. Dit zou veranderen. De burgeroorlog in Finland, de opbouw van Witte legers, de landingen van de grootmachten langs de kusten, de moorden en pogingen tot moord op bolsjewistische leiders – dit alles leidde tot de afkondiging van de ‘Rode Terreur’ in september 1918. Een aparte veiligheidsdienst tegen sabotage en gewapende contrarevolutie, de Tsjeka, werd opgericht.

    De genomen maatregelen waren defensief en opgelegd door oorlog en noodzaak, vooral het gebrek aan voedsel. De onmiddellijke reactie op de honger was het met geweld opeisen van voedsel bij de boeren op het platteland. Handel en speculatie met voedsel was absoluut verboden. ‘Oorlogscommunisme’ was niet het beleid dat de bolsjewieken in hun programma hadden, maar als defensieve maatregelen gericht op een nieuwe samenleving kon het een brede steun mobiliseren. De Rode Terreur die werd uitgeoefend werd openlijk gerapporteerd en besproken. Het neerslaan van opstanden ter ondersteuning van de witten en het aangaan van militaire gevechten was onderdeel van de oorlog.

    Zelfbenoemde lokale Tsjeka en Rode troepen begingen ongetwijfeld wreedheden. Beevor meldt hoe Lenin aandrong op voorzichtigheid op het platteland en het Rode Leger opriep tot beëindiging van de gedwongen dienstplicht, confiscatie en executies.

    Alle tegenstand wordt wit

    Ondanks zijn uitbarstingen tegen Lenins ‘gebrek aan democratie’ vermijdt Beevor rechtstreekse vergelijkingen met Stalins Sovjet-Unie. Ook andere eerlijke burgerlijke historici, zoals E H Carr in zijn klassieke boeken over de Russische Revolutie, lieten zien hoe het bolsjewistische beleid niets gemeen had met de politieke contrarevolutie van Stalin, die uitroeide wat er over was van de bolsjewistische partij, een wrede dictatuur instelde en alle democratische hervormingen ongedaan maakte.

    Degenen die de bolsjewieken en de Russische Revolutie bekritiseren – of haten – zwijgen over wie zij liever aan de macht hadden gezien in Rusland. De ‘democratische’ grootmachten waren in feite koloniale machten, die oorlog voerden in India, het Midden-Oosten, Latijns-Amerika, Afrika en Oost-Azië, naast de zojuist beëindigde Eerste Wereldoorlog en de klassenstrijd tegen arbeiders en armen in hun landen.

    De krachten die tegen de bolsjewieken ingingen, eindigden allemaal aan de kant van de Witten. De Sociaal-Revolutionairen riepen net als de Mensjewieken op tot gewapende strijd tegen de regering en de Sovjetmacht. Het onafhankelijke leger onder Makhno in Oekraïne, dat het Zwarte Leger werd genoemd vanwege zijn anarchistische vlag, slaagde er niet in een stabiel geloofwaardig gebied onder zijn controle te krijgen of een duidelijk standpunt in te nemen voor de revolutie, en werd in 1921 ontbonden toen zijn leiders naar Roemenië vluchtten. Een tragische gebeurtenis was de opstand van Kronstadt in 1921, die militair werd neergeslagen door de Rode troepen. De marinebasis van Kronstadt, net buiten Petrograd, had vanaf 1917 een reputatie als bolwerk van de revolutie, maar had vier jaar later een heel andere bemanning. De eisen van de mariniers waren hogere voedselrantsoenen in een tijd van hongersnood en de opstand werd door de witten gezien als een laatste kans om de regering te ondermijnen. De opstand miste de steun van de arbeiders van Petrograd, maar de nederlaag ervan is sinds de jaren dertig door de tegenstanders van de bolsjewieken gebruikt als bewijs voor de autoritaire brutaliteit van de partij.

    Begin 1920 viel het Poolse leger Oekraïne en Rusland aan. Het Rode Leger reageerde door te mobiliseren en een tegenaanval in te zetten. De Poolse troepen werden teruggedreven. Lenin en de bolsjewieken drongen er bij het Rode Leger op aan om naar Warschau op te rukken, in de overtuiging dat ze zo steun zouden krijgen in Polen, maar beseften toen dat dat een vergissing was. Revoluties kunnen niet met wapengeweld worden verspreid, laat staan tegen een onderdrukt land met veel steun voor onafhankelijkheid. De bolsjewieken pleitten voor een unie van sovjets, arbeidersraden, die arbeiders over de grenzen heen verenigden, maar ook voor het recht van naties op onafhankelijkheid en een eigen staat. Het is een beleid waarmee Stalin volledig brak, met een totalitaire dictatuur die de hele Sovjet-Unie en haar deelstaten regeerde. Het feit dat Poetin aan de vooravond van de aanval op Oekraïne Stalin prees en Lenin bekritiseerde, zegt genoeg.

    Een gebroken land

    De oorlog was de facto al voorbij toen het Rode Leger in november 1920 de hele Krim, het laatste bastion van de Witten in Europees Rusland, in handen kreeg. De witte generaals Denikin en Wrangel vluchtten samen met hun aanhangers, met behulp van Britse, Franse en Amerikaanse schepen in de Zwarte Zee. Het ging om dezelfde schepen die eerder ter ere van hen saluutschoten hadden gelost. In maart 1922 eindigde de oorlog definitief toen Vladivostok door de Roden werd veroverd.

    Rusland was een gebroken land met enorme noden. Hongerrampen teisterden het land en eisten miljoenen slachtoffers. De industriële productie was een vijfde van wat het voor de Eerste Wereldoorlog was en de oogsten een derde. Er waren zeven miljoen wezen.

    Een groot deel van de meest bewuste arbeiders stierf in de oorlog. De nederlaag van de revolutie in Finland, Hongarije, Oostenrijk en Duitsland leidde tot isolement en afhankelijkheid van het oude staatsapparaat. Een bureaucratische laag binnen het regime, onder leiding van Stalin, versterkte zijn macht.

    Het boek van Antony Beevor is rommelig en natuurlijk burgerlijk van inslag. Maar de conclusie blijft uiteraard dat het imperialisme en de witte legers de revolutie niet konden verpletteren. De revolutie die verdedigd werd door de bolsjewieken en het Rode Leger genoot immers de steun van de werkende klasse en van de arme bevolking op het platteland.

  • Hoe zou een planeconomie werken?

    Als zelfs burgerlijke politici en economen erkennen dat de energiemarkt “irrationeel” is en niet werkt, wie spreekt er hen dan nog tegen? Het idee dat enkel privé-kapitaal in staat is om op een efficiënte manier goederen en diensten te produceren, was de dominante ideologische mantra van de laatste 40 jaar. Het was de reden voor de privatisering van de energiemarkt, de telecommunicatie, in sommige landen zelfs het spoor en water.

    door Peter (Leuven)

    Zelfs voor een nieuwe recessie de werkloosheid weer heeft aangewakkerd, zien we dat het blinde geloof in kapitalistische markten aanzienlijk is ondermijnd. In het politieke begrip van werkenden en jongeren is er een steeds grotere openheid voor de analyse dat het om een systeemcrisis gaat. Kritiek op het kapitalisme wordt veel breder aanvaard dan enkele jaren geleden. Het tijdperk van de kapitalistische wanorde doet oude zekerheden in een ijltempo verdampen en jaagt ideologische schokken doorheen de heersende klasse.

    Nieuwe linkse figuren of formaties zoals rond Bernie Sanders in de VS, Mélenchon in Frankrijk of de PVDA in België kwamen op. Ze brengen zeer terechte sociale eisen naar voren. Maar even opvallend: geen enkele van die nieuwe formaties pleit openlijk voor een democratische, socialistische planning van de economie (zelfs indien Mélenchon een belangrijke stap in die richting zet met zijn concept van ‘ecologische planning’). Ze werden helaas allen beïnvloed door de burgerlijke propagandamolen na de val van de bureaucratisch geplande economieën – het zogenaamde ‘communisme’, maar in feite stalinisme – in Rusland en Oost-Europa. Het idee dat economische planning zogezegd ‘niet kan werken’ zindert nog altijd na in deze nieuwe politieke krachten en in het brede bewustzijn. Het is tijd om deze antisocialistische propaganda in het volle daglicht te ontleden en een radicaal programma van maatschappelijke omwenteling – steunend op socialistische economische planning en radendemocratie – in ere te herstellen.

    Radendemocratie: de missende schakel

    Karl Marx, grondlegger van het wetenschappelijke socialisme, gaf in Het Communistisch Manifest van 1848 slechts een algemene schets van socialisme. Het privébezit van de productiemiddelen diende afgeschaft om overproductiecrisissen te verijdelen en de werkenden dienden collectief over de productie te beslissen. Marx wenste niet in utopisch wensdenken te vervallen. De Parijse Commune van 1871 gaf uiteindelijk vanuit de concrete ervaring een beeld van arbeidersdemocratie: vrije verkiezingen, permanente afzetbaarheid, verkozenen aan een gemiddeld werknemersloon … Marx noemde het de “eindelijk ontdekte politieke vorm waaronder de economische emancipatie van de werkenden dient te worden uitgewerkt,” maar benadrukte dat de onderdrukkende kapitalistische staat volledig moet worden afgeschaft, niet alleen overgenomen.

    De Russische revolutie van 1917 vervolledigde dit inspirerende beeld van een democratie van en voor de werkende klasse. De ‘sovjets’ (Russisch voor raden of comités) waren gebaseerd op democratisch georganiseerde, massale vergaderingen, in het bijzonder op de werkvloer, met vrije discussie tussen verschillende standpunten binnen de werkende en onderdrukte klassen. Per werkplaats of kazerne waren er een aantal verkozenen voor de centrale arbeiders- en soldatenraad in elke stad.

    Dit machtige netwerk van raden verenigde zich in periodieke nationale congressen van de vertegenwoordigers van de onderdrukte klassen. Van strijdorganen worden dit soort verkozen raden in de bedrijven, wijken, scholen … op momenten van revolutionaire gisting meer en meer een fenomeen van dubbele macht, naast de zittende kapitalistische regering. Voor marxisten is dit soort getrapte radendemocratie na de revolutie cruciaal voor de leefbaarheid van een planeconomie. Door het isolement van de Russische revolutie in een economisch achtergebleven land waren de elementen van de arbeidersdemocratie echter moeilijk te handhaven en vanaf 1924 werden ze volledig uitgeschakeld onder het juk van de stalinistische bureaucratie.

    De Parijse Commune ontstond slechts in één stad en kon dus maar een beperkt beeld geven van de economische organisatie van het socialisme. Lenin merkte overigens op dat de concentratie en centralisatie van kapitaal in Parijs toen nog niet zover gevorderd was. Vandaag heeft dat fenomeen enorme dimensies aangenomen: het door monopolies gedomineerde kapitalisme. Dat vergemakkelijkt de mogelijkheden van economische planning. Multinationale bedrijven vertegenwoordigen ongeveer 1/3e van de wereldproductie en 1/4e van de globale werkgelegenheid.

    Het debat over ‘economische calculus’

    Sinds de jaren 1930 putten burgerlijke economen zich uit in argumenten tegen ‘centrale planning’. Alsof alle economische planning sowieso centraal zou gebeuren en niet afhankelijk is van het type van product of dienst. Staalproductie of spoorvervoer zouden uit de aard van de productie gecentraliseerd kunnen gebeuren. Consumptiegoederen of goederen met veel componenten kunnen meer gebaat zijn met gedecentraliseerde planning, waarbij het genationaliseerde bedrijf en haar arbeidersraad het ritme van de productie en de aankopen inschat en controleert.

    Planeconomieën zouden volgens de burgerlijke ideologie altijd gebukt gaan onder ‘een gebrek aan informatie’ en ‘gebrek aan innovatie’. Zelfs de bureaucratische planeconomie in Rusland – zonder arbeiderscontrole en zonder democratisch beheer door de werkende klasse, overdreven gecentraliseerd omwille van bureaucratisch-elitaire redenen … – kende echter een veel snellere groei dan een kapitalistisch land als India. Hoewel nog beperkt omwille van de dictatuur en het gebrek aan internationale samenwerking, toonde dit het potentieel van planning: de uitschakeling van de groei- en recessiecyclus van het kapitalisme, het vermijden van langdurige crisissen of depressies, het garanderen van basisvoorzieningen zoals onderwijs, gezondheidzorg, huisvesting, jobs …

    We moeten ons inbeelden wat mogelijk zou zijn geweest als deze economieën wel onder een radendemocratie waren ontwikkeld. Met een wetenschap die direct haar nut voor de hele maatschappij zou tonen, in de plaats van de speelbal te zijn van de bureaucratie en haar deelbelangen, interne conflicten, buitensporige defensie-uitgaven, etc.

    Als reactie op de mislukking van de overdreven gecentraliseerde en dictatoriale planning kwamen er ter linkerzijde verschillende antwoorden. Sommigen kwamen op voor een gedecentraliseerd ‘marktsocialisme’ waarbij er concurrentie bleef bestaan tussen genationaliseerde bedrijven, met weinig of geen planning van bovenaf of in de sector. Het probleem is dat deze benadering al snel degenereert naar een terugkeer van hiërarchie en leiding door managers. Dit is wat er gebeurde in het stalinistische Joegoslavië na de Tweede Wereldoorlog. Degenen die menen dat markten en geld altijd zullen bestaan, gaan eraan voorbij dat in een situatie van overvloed producten en diensten gratis kunnen worden verdeeld, zonder tussenkomst van geld.

    Anderen probeerden schema’s te bedenken waarbij ineens naar een wereld zonder geld en markten wordt gesprongen. De radendemocratie produceert in deze denkwijze met moderne technologie meteen volgens de behoeften. Deze benadering onderschat echter hoe directe productie volgens de behoeften een langere periode van groei en coördinatie van de productiekrachten op wereldvlak vereist.

    Zaken zoals geld en prijzen worden niet meteen afgeschaft, maar in de overgangseconomie naar een hoger stadium van het socialisme in de planning geïntegreerd. De waardewet waarbij prijzen achterliggende hoeveelheden arbeidstijd weerspiegelen, verdwijnt niet op slag. Ze wordt door de ontwikkelende productie ontgroeid, op het moment dat vrije distributie meer tot de mogelijkheden behoort.

    Vormen en niveaus van planning: een antwoord op het ‘informatieprobleem’

    Eén vorm van planning zou niet passen voor elk product of dienst. Ruwweg kan je nu al verschillende vormen van planning onderscheiden, die ook onder het socialisme zouden bestaan. Productie die pas begint op het moment dat een behoefte wordt vastgesteld of een ‘vraag’ wordt geregistreerd, zou niet zo praktisch zijn voor veel producten die kunnen bederven. Voor dit soort producten passen supermarkten nu reeds een planning ‘in real time”’toe. De gegevens van de verkoop worden direct doorgestuurd langs de toeleveringsketens en de productie wordt vertraagd of opgevoerd op het moment zelf.

    Dit verschilt van op orders gebaseerde productie, waarbij de productie pas begint nadat een order werd geplaatst. Meer grootschalige en duurdere industriële of technologische producten zullen meer gebaat zijn bij productie na een reeds vastgestelde behoefte.

    Tenslotte wordt in het kader van socialistische planning dikwijls verwezen naar ‘input-output’-analyse. Hoeveel en welke economische input hebben we nodig om groene wind- en zonne-energie op massale schaal op te wekken? Hoeveel leerkrachten, klassen, gebouwen … zijn er op basis van de evolutie van de leerlingenaantallen en de nood aan kleinere klassen nodig? ‘Input-output’-planning is vooral nuttig voor groeisectoren die prioriteit hebben onder het socialisme, zoals het socialiseren van de huishoudelijke taken.

    Het door burgerlijke ideologen rondgestrooide, vermeende ‘informatieprobleem’ van planeconomieën zou het volgende zijn: ‘miljoenen producten’ zouden niet door een ‘centrale planning’ kunnen worden voortgebracht, zonder te leiden tot een overdaad aan informatie die niet kan worden verwerkt. Enkel prijssignalen op basis van vraag en aanbod en private productie voor de winst zou deze informatie efficiënt kunnen verwerken.

    In een democratische planeconomie zal zowel centrale als gedecentraliseerde planning plaatsvinden. Voor productie met veel verschillende componenten kan de planning door het genationaliseerde bedrijf en haar arbeidersraad gebeuren. Met regelmatige sectorbijeenkomsten om de solidariteit van een succesvolle socialistische revolutie te behouden, ervaringen in planning uit te wisselen, succesvolle producten ook elders te produceren, de werktijd collectief te beheren … Allemaal in het belang van de werkenden en hun gezinnen, waaronder hun ecologische belangen, en niet van een kleine club winstbeluste bazen.

    Marxisten stellen voor dat beslissingen worden genomen door bijvoorbeeld 1/3e vertegenwoordigers van het bedrijf, 1/3e van de vakbonden in de sector en 1/3e van de arbeidersregering, zodat alle belangen vertegenwoordigd zijn. Eens een planeconomie in sectoren wordt verdeeld, zou elke sector de planning van eerder enkele honderden dan van duizenden bedrijven dienen te beheren. Die planning zou gecentraliseerd of gedecentraliseerd kunnen gebeuren, maar altijd met democratisch collectief beheer op sectorieel of regionaal-sectorieel niveau.

    Op deze manier wordt duidelijk dat een planeconomie niet bestaat uit één of een handvol, maar duizenden planningscentra en miljoenen handen, ogen en ideeën van de werkenden op verschillende niveaus. De gepaste vorm van planning in combinatie met het meest voor de hand liggende niveau zou de economische planning doen werken, gebaseerd op vrije discussie, het recht van kritiek, arbeiderscontrole over de productie en echte arbeidersdemocratie.

  • Clara Zetkin: Wat vrouwen aan Marx te danken hebben (1903)

    Onderstaand artikel verscheen in Die Gleichheit op 25 maart 1903 naar aanleiding van de twintigste verjaardag van het overlijden van Karl Marx. De eerste vertaling verscheen in het nieuwe boek dat Marxisme.be uitbracht met teksten van Zetkin.

    Op 14 maart is het twintig jaar geleden dat Karl Marx in Londen overleed. Engels, wiens leven gedurende veertig jaar in strijd en werk nauw verbonden was met dat van Marx, schreef in die tijd aan hun wederzijdse vriend en kameraad Sorge in New York: “De mensheid is ingekort met één hoofd, dat toevallig ook het belangrijkste hoofd van onze tijd is.” Dat sloeg de spijker op de kop.

    Het kan niet onze taak zijn om in het kader van dit artikel te bespreken wat Karl Marx de arbeidersklasse heeft geschonken in zijn rol als man van de wetenschap, als revolutionair strijder en wat hij vandaag voor de arbeidersklasse betekent. Als we dat doen, zouden we enkel herhalen wat er dezer dagen in de socialistische pers geschreven wordt over Marx’ enorm vruchtbare en diep geleerde en praktische levenswerk en over zijn reusachtige persoonlijkheid die zich zo geheel in dienst van de arbeidersklasse stelde. In plaats daarvan willen we aangeven wat de vrouwenbeweging aan hem te danken heeft.

    Zeker, Marx heeft zich nooit ‘als zodanig’ met de vrouwenkwestie beziggehouden. Toch schiep hij de meest onvervangbare en belangrijke wapens voor de strijd van de vrouwen voor het verkrijgen van al hun rechten. Zijn materialistische opvatting van de geschiedenis heeft ons geen kant en klare formules aangereikt voor de vrouwenkwestie, maar heeft wel iets veel belangrijkers gedaan: het heeft ons de juiste, feilloze methode aangereikt om die kwestie te onderzoeken en te begrijpen. Alleen de materialistische opvatting van de geschiedenis heeft ons in staat gesteld de vrouwenkwestie te begrijpen binnen de universele historische ontwikkelingen, de geldende sociale verhoudingen en hun historische noodzaak en rechtvaardiging. Alleen zo konden we de drijvende krachten en de door hen nagestreefde doelen zien, evenals de voorwaarden die essentieel zijn voor een oplossing van deze problemen.

    Het oude bijgeloof dat de positie van de vrouw in het gezin en in de maatschappij voor altijd onveranderlijk was omdat zij op morele voorschriften of door goddelijke openbaring tot stand was gekomen, werd met de grond gelijk gemaakt. Marx onthulde dat het gezin, net als alle andere instellingen en bestaansvormen, onderhevig is aan een voortdurend proces van eb en vloed dat verandert met de economische omstandigheden en de daaruit voortvloeiende eigendomsverhoudingen. Het is de ontwikkeling van de productiekrachten van de economie die deze transformatie voortstuwt door de productiewijze te veranderen en door in conflict te komen met het heersende economische en eigendomsstelsel. Op basis van de gerevolutioneerde economische omstandigheden wordt het menselijk denken gerevolutioneerd en wordt het de taak van de mensen om hun maatschappelijke bovenbouw aan te passen aan de veranderingen die zich in de economische onderbouw hebben voorgedaan. Versteende vormen van eigendom en persoonlijke relaties moeten dan worden verwijderd. Deze veranderingen worden bewerkstelligd door middel van de klassenstrijd.

    Uit het voorwoord van Engels bij zijn verhelderende studie “De oorsprong van het gezin, het privé-eigendom en de staat” weten we dat de in dit boek ontwikkelde theorieën en gezichtspunten voor een groot deel ontleend zijn aan Marx’ ongepubliceerde werk, waarover zijn loyale en briljante vriend als testamentair executeur waakte.

    Welke delen ervan ook als hypothesen kunnen (en moeten) worden afgedaan, één ding is zeker: als geheel bevat dit werk een duizelingwekkend aantal heldere theoretische inzichten in de complexe omstandigheden die hebben geleid tot de huidige vormen van het gezin en het huwelijk en de invloed van de economische en eigendomsverhoudingen die daarmee verbonden zijn. Het leert ons niet alleen de positie van de vrouw in het verleden juist te beoordelen, maar het stelt ons ook in staat de sociale, juridische en constitutionele posities van het vrouwelijk geslacht vandaag de dag te begrijpen.

    “Het Kapitaal” toont op overtuigende wijze aan dat er in de huidige maatschappij onophoudelijke en onweerstaanbare historische krachten werkzaam zijn, die deze situatie van onderaf revolutionair veranderen en de gelijkheid van de vrouw tot stand zullen brengen. Door op meesterlijke wijze de ontwikkeling en de aard van de kapitalistische productie tot in de meest verfijnde details te onderzoeken, en door haar bewegingswet te ontdekken, d.w.z. de theorie van de meerwaarde, heeft Marx in zijn discussies over vrouwen en kinderarbeid onomstotelijk bewezen dat het kapitalisme de basis voor de aloude huishoudelijke activiteit van de vrouw heeft vernietigd, waardoor de anachronistische vorm van het gezin is opgeheven. Dit heeft vrouwen economisch onafhankelijk gemaakt buiten het gezin en een stevige basis geschapen voor hun gelijkheid als echtgenote, moeder en burger. Maar iets anders wordt duidelijk geïllustreerd door de werken van Marx: de arbeidersklasse is de enige revolutionaire klasse die door de vestiging van het socialisme de onontbeerlijke voorwaarden kan en moet scheppen voor de volledige oplossing van het vrouwenvraagstuk. Afgezien van het feit dat de burgerlijke suffragettes de sociale bevrijding van de vrouwelijke arbeidsters niet willen en niet kunnen bereiken, zijn zij niet in staat de ernstige nieuwe conflicten op te lossen die zullen worden uitgevochten over de sociale en wettelijke gelijkheid van de seksen binnen de kapitalistische orde. Deze conflicten zullen niet verdwijnen voordat de uitbuiting van de mens door de mens en de daaruit voortvloeiende tegenstellingen zijn opgeheven.

    Het gemeenschappelijke werk van Marx en Engels, “Het Communistisch Manifest”, vat beknopt samen wat “Het Kapitaal” ons op wetenschappelijke wijze leert over de desintegratie van het gezin en de oorzaken daarvan:

    “Hoe minder vaardigheid en kracht de handenarbeid vordert, dat wil zeggen hoe meer de moderne industrie zich ontwikkelt, des te meer wordt de arbeid van mannen door die van vrouwen verdrongen. Onderscheid van geslacht en leeftijd geldt maatschappelijk niet meer voor de arbeidersklasse. Er bestaan nog slechts arbeidsinstrumenten, die naar gelang van leeftijd en geslacht verschillende kosten met zich meebrengen. (…)

    “De burgerij heeft van de familieverhouding haar roerend sentimentele sluier afgerukt en haar tot een zuivere geldverhouding teruggebracht. (…)

    “De levensvoorwaarden van de oude maatschappij zijn reeds vernietigd in de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse. De arbeider is zonder eigendom; zijn verhouding tot vrouw en kinderen heeft niets meer gemeen met de burgerlijke familieverhouding. (…)

    “Waarop berust het tegenwoordige, het burgerlijke huisgezin? Op het kapitaal, op het privé-inkomen. Geheel ontwikkeld bestaat het slechts voor de burgerij, maar het vindt zijn aanvulling in de gedwongen familieloosheid van de arbeiders en in de openbare prostitutie. (…)

    “De burgerlijke redeneringen over huisgezin en opvoeding, over de innige verhoudingen van ouders en kinderen worden des te misselijker, hoe meer ten gevolge van de grootindustrie alle familiebanden voor de arbeiders verscheurd en de kinderen in eenvoudige handelsartikelen en arbeidsinstrumenten veranderd worden.”

    Marx laat ons echter niet alleen zien dat de historische ontwikkeling afbreekt, maar hij vervult ons ook met de overtuiging dat zij een nieuwere, betere en volmaakter wereld construeert.

    “Het Kapitaal” stelt: “Hoe afschuwelijk en weerzinwekkend de desintegratie van het oude familiesysteem binnen het kapitalisme ook lijkt, de moderne industrie heeft, door vrouwen en jongeren van beide seksen te betrekken bij de sociaal georganiseerde productieprocessen buiten de huiselijke sfeer, niettemin de economische basis gelegd voor een hogere vorm van het gezin en de relatie tussen de twee seksen.”

    Trots en met de nodige minachting pareren Marx en Engels in “Het Communistisch Manifest” de laster die over dit toekomstig ideaal wordt uitgesproken door een genadeloze karakterisering van de huidige omstandigheden.

    “De bourgeois ziet in zijn vrouw alleen een productie-instrument. Hij hoort dat de productiewerktuigen gemeenschappelijk zullen worden gebruikt en kan zich nu natuurlijk niets anders indenken dan dat het lot van gemeenschappelijkheid de vrouw eveneens zal treffen. Hij vermoedt zelfs niet dat het juist daarom gaat, de plaats van de vrouw als uitsluitend productie-instrument op te heffen. Niets is overigens belachelijker dan de hoogzedelijke ontzetting van onze bourgeois over de zogenaamde officiële vrouwengemeenschap van de communisten. De communisten behoeven de vrouwengemeenschap niet in te voeren, zij heeft zo goed als altijd bestaan. Onze bourgeois, niet tevreden ermee dat de vrouwen en dochters van hun proletariërs hun ter beschikking staan, nog gezwegen van de openlijke prostitutie, vinden er een genot in elkaars vrouwen wederkerig te verleiden. Het burgerlijk huwelijk is in werkelijkheid het gemeenschappelijk bezit van de getrouwde vrouwen. Hoogstens zou men de communisten kunnen verwijten dat zij in plaats van een huichelachtig verborgen, een officiële, openhartige vrouwengemeenschap zouden willen invoeren. Het spreekt overigens voor zich dat met de opheffing van de tegenwoordige productieverhoudingen ook de uit hen voortkomende vrouwengemeenschap, d.w.z. de officiële en niet-officiële prostitutie, verdwijnt.”

    De vrouwenbeweging heeft echter veel meer aan Marx te danken dan alleen het feit dat hij, als geen ander vóór hem, een helder licht heeft geworpen op de pijnlijke weg van de ontwikkeling die het vrouwelijk geslacht voert van sociale dienstbaarheid naar vrijheid en van atrofie naar een sterk, harmonieus bestaan. Door zijn diepgaande, indringende analyse van de klassentegenstellingen in de huidige maatschappij en de wortels daarvan, opende hij onze ogen voor de verschillen in belangen die de vrouwen van de verschillende klassen scheiden. In de sfeer van de materialistische opvatting van de geschiedenis is het ‘liefdesgewauwel’ over een ‘zusterschap’, dat zogenaamd een verenigend lint om burgerlijke dames en vrouwelijke arbeidsters zou wikkelen, als zoveel sprankelende zeepbellen uiteengespat. Marx heeft het zwaard gesmeed en ons geleerd het te hanteren, dat de verbinding tussen de proletarische en de burgerlijke vrouwenbeweging heeft verbroken. Maar hij heeft ook de ketting van onderscheid gesmeed waardoor de eerste onlosmakelijk verbonden is met de socialistische arbeidersbeweging en de revolutionaire klassenstrijd van de werkende klasse. Zo heeft hij onze strijd de helderheid, grootsheid en sublimiteit van haar einddoel gegeven.

    “Het Kapitaal” is gevuld met een onmetelijke rijkdom aan feiten, waarnemingen en prikkels betreffende de arbeid van de vrouw, de situatie van de vrouwelijke arbeidsters en de wettelijke bescherming van de vrouw. Het is een onuitputtelijk geestelijk wapenarsenaal voor de strijd voor zowel onze onmiddellijke eisen als voor het verheven toekomstige socialistische doel. Marx leert ons de kleine, alledaagse taken te herkennen die zo noodzakelijk zijn om de strijdvaardigheid van de vrouwelijke arbeidsters te verhogen. Tegelijkertijd tilt hij ons op tot de vaste, vooruitziende erkenning van de grote revolutionaire strijd van de arbeidersklasse om de politieke macht te veroveren, zonder welke een socialistische maatschappij en de bevrijding van het vrouwelijk geslacht loze dromen zullen blijven. Bovenal vervult hij ons met de overtuiging dat het dit verheven doel is dat waarde en betekenis geeft aan ons dagelijks werk. Zo behoedt hij ons voor het uit het oog verliezen van de grote fundamentele betekenis van onze beweging, wanneer we worden overspoeld door een overvloed aan individuele verschijnselen, taken en successen en het gevaar lopen tijdens het vermoeiende dagelijkse gezwoeg ons vermogen te verliezen om de brede historische horizon te zien, die de dageraad van een nieuwe tijd weerspiegelt. Zoals hij de meester is van het revolutionaire denken, zo blijft hij de leider van de revolutionaire strijd in wiens gevechten het de plicht en de glorie is van de proletarische vrouwenbeweging om te strijden.

  • Publieke controle, publieke pool, nationalisatie van de hele sector. Hoe kunnen we de energieprijzen controleren?

    In september gaf de Nationale Bank in haar maandelijkse rapport aan dat het consumentenvertrouwen op een historisch dieptepunt staat, nog slechter dan in de eerste golf van Covid-19. Kort voor de militantenconcentratie van de vakbonden op 21 september onthulde de ‘Grand Baromètre Le Soir-RTL-Ipsos’ dat 64% van de Belgen vreest hun energierekening niet te kunnen betalen. Aan de vooravond van de vakbondsbetoging met 80.000 deelnemers in juni laatstleden was dat ‘maar’ 38%… 

    door Boris Malarme uit maandblad De Linkse Socialist

    De peiling vroeg ook naar de steun voor antwoorden. Het belasten van de ‘overwinsten’ in de sector en het opleggen van een prijsplafond waren de populairste. Het voorstel van ‘energieproductie door de staat in plaats van door de private sector’ kwam op de zesde plaats, nek aan nek met een vermogensbelasting. Tot hiertoe hebben noch de vakbonden noch de PVDA het voorstel van nationalisatie, dat LSP verdedigt, gepopulariseerd. In Groot-Brittannië blijkt uit een peiling dat zelfs de helft van de kiezers van de Conservatieve Partij wil dat de sector in publieke handen komt! Margaret Thatcher, het brein achter de privatisering van de sector, moet zich omdraaien in haar graf. Stel je voor wat er zou gebeuren als de georganiseerde arbeidersbeweging deze eis zou overnemen.

    We weten dat het kapitalisme gebaseerd is op de zucht naar kortetermijnwinst. De energiereuzen profiteren van de crisis om recordwinsten te boeken. In het tweede kwartaal van dit jaar alleen al was BP goed voor 18 miljard dollar winst, Total 5,7 miljard dollar, ENI 3,8 miljard dollar, Exxon 17,9 miljard dollar, Chevron 11,6 miljard dollar … Joseph Stiglitz, voormalig hoofdeconoom van de Wereldbank, hekelt “een fenomeen van herverdeling van inkomen van consumenten naar rijke fossiele-brandstofbedrijven”. Stiglitz verdedigt het idee om ‘superwinsten’ te belasten om de gedupeerden te helpen. In België heeft iedereen zijn eigen variatie op dit thema. Tinne Van der Straeten, minister van Energie (Groen), wil de ‘overwinsten’ belasten aan 25%, Paul Magnette (PS) wil een miljard euro belastingen op deze winsten boeken, ABVV-voorzitter Thierry Bodson wil deze winsten aan 50% belasten en Sofie Merckx (PVDA) aan 100%. De studiedienst van de PVDA berekende dat de ‘overwinst’ van Engie-Electrabel de afgelopen 12 maanden 1,8 miljard euro bedroeg.  

    Een tijger wordt geen vegetariër

    De energiereuzen kunnen leven met een symbolische tijdelijke belasting om het kapitalistisch systeem te beschermen tegen de groeiende woede. Maar Engie-Electrabel belasten voor een bedrag van 9 miljard euro over 3 jaar, zoals voorgesteld door de PVDA, is geen sinecure. De multinational zal dit niet toelaten zonder zich uit alle macht te verzetten. In het verleden aarzelden multinationals niet om over te gaan tot chantage over de bevoorrading. De regels van de markt staan grote private bedrijven toe om schaarste te organiseren en de economie om zeep te helpen. Het feit dat de bank en verzekeraar Belfius, waarvan de overheid aandeelhouder is, het contract met het Waals Gewest in vraag stelt, uit vrees dat de PVDA in 2024 op regionaal vlak aan de macht komt, is een indicatie van het soort sabotage en chantage waartoe het kapitaal bereid is. (1) De georganiseerde arbeidersbeweging moet zich daar nu op voorbereiden, met een programma dat dit kan aanpakken.

    Op het ABVV-congres van eind mei en begin juni werd bevestigd dat de vakbond voorstander is van een energiesector in publieke handen. Ook PVDA-voorzitter Raoul Hedebouw verdedigde dit standpunt. Zowel het ABVV als de PVDA stellen dat de sector niet aan de private sector en de markt mag overgelaten worden, maar dat de overheid er controle over moet uitoefenen. Betekent dit de nationalisatie van de sector? 

    Nationalisatie, een oude eis die niets aan actualiteit verloren heeft

    In hun eisen voor de concentratie van het gemeenschappelijk vakbondsfront op 21 september spraken de vakbonden over het terugdraaien van de totaal mislukte liberalisering en het reguleren van de sector en de prijzen. We moeten erop wijzen dat de energiesector in België na de Tweede Wereldoorlog niet volledig werd genationaliseerd, in tegenstelling tot andere landen waar deze toegeving aan de arbeidersbeweging moest worden gedaan. 

    Zoals Jean-Pierre Hansen, voormalig baas van Engie-Electrabel, in een podcast op de RTBF over de hoge energieprijzen en de kwestie van nationalisatie verklaarde: “In België is elektriciteit nooit genationaliseerd. De ondernemingen waren privaatrechtelijk, maar ze waren gereguleerd (…) met zeer duidelijke methodes en zeer precieze instanties die hun inkomsten regelden. Het doel was dat ze genoeg konden verdienen om een beroep te doen op de kapitaalmarkt, inclusief internationaal kapitaal. Punt. Het was niet meer of minder dan dat. Het was geen nationalisatie, maar regulering.”

    Na de oorlog pleitte het ABVV op zijn congres van 1954 voor de nationalisatie van de basisindustrieën, vooral de energiesector, en voor kredietcontrole om een vorm van planning in de economie in te voeren. De sociaaldemocratische premier Achille van Acker, die tussen 1954 en 1958 een regering van sociaaldemocraten en liberalen leidde, wees het idee af: nationalisaties maakten geen deel uit van het regeerakkoord. Vakbondsleiders en werkgeversvertegenwoordigers uit de elektriciteitssector werden het in 1955 eens over een model van marktregulering. De nationalisatie van energie maakte in 1958 nog deel uit van het actieprogramma van structurele hervormingen van het ABVV. 

    Dit idee komt vandaag sterk terug, ook soms aan de top van het ABVV. Tijdens de staking van de openbare diensten op 31 mei verdedigde ACOD-voorzitter Michel Meyer de nationalisatie van de energiesector. Aan de vooravond van de vakbondsactie van 21 september omschreef Waals ABVV-voorzitter Jean-François Tamellini nationalisatie als de beste manier om de prijzen te blokkeren. 

    De PVDA wil de liberalisering van de sector terugdraaien en hekelt de deelname van de PS en Ecolo aan de privatisering van SPE (Samenwerkende vennootschap voor Productie van Electriciteit) in 2000 vóór de fusie met de private leverancier Luminus. De partij verdedigt een publieke groene energiepool op basis van een investering van 10 miljard euro. Die pool zou naast de private bedrijven op een gereguleerde markt bestaan. 

    In een artikel in het Amerikaanse tijdschrift Forbes, voerde de Britse vakbondsfederatie TUC als argument tegen de nationalisatie van energieleveranciers aan dat “producenten als BP en Shell de prijzen bepalen en grote winsten maken. Dit betekent dat zonder parallelle subsidies op elektriciteit een nationalisatie waarschijnlijk niet veel zal uithalen”. De conclusie is dat de voorkeur uitgaat naar een model waarbij de staat aan de private sector het verschil betaalt tussen de marktprijs en de verlaagde rekening, zoals voorgesteld door de leiding van de Britse Labour Party of de regering PSOE-Podemos in Spanje. Als we willen voorkomen dat we aan private winsten raken, zal de rekening voor dit overheidsingrijpen vroeg of laat aan de arbeidersklasse worden gepresenteerd in de vorm van besparingen op de publieke uitgaven. Daarom moet de hele energiesector uit handen worden genomen van de private sector en zijn hebzucht.

    Vóór de liberalisering van de sector had SPE, de op één na grootste elektriciteitsproducent, slechts 9% van de productiecapaciteit van het land in handen en werd heel sterk gedomineerd door Electrabel. Een groene publieke energiepool zal niet volstaan om de prijzen te doen dalen en de historische taak te vervullen om de opwarming van de aarde te beteugelen door af te stappen van fossiele brandstoffen.

    De nationalisatie van de gehele energiesector (productie, distributie, onderzoek en ontwikkeling) en de financiële sector is ook noodzakelijk om speculatie met energie- of voedselprijzen te voorkomen. Dit zou de nodige financiële middelen mobiliseren voor massale investeringen in groene energie voor huishoudens, als onderdeel van een rationele en ecologische planning van de economie en een transformatie van de samenleving naar democratisch socialisme. 

    Ook moet duidelijk worden wie deze nationalisaties controleert en wiens belangen zij dienen. In Frankrijk wil de staat bijna 10 miljard euro uitgeven om 100% aandeelhouder te worden van het energiebedrijf EDF. Daarmee worden de schulden van het bedrijf opgevangen en wordt het klaargestoomd voor een herstructurering, een beetje zoals de nationalisaties van de staalindustrie in de jaren 1970 en 1980. Het idee is de gemeenschap te laten opdraaien voor de kosten van nieuwe modellen van kleine kernreactoren om de strategische energieonafhankelijkheid van het Franse kapitalisme te waarborgen. Zodra de rendabiliteit na de overheidsinvesteringen is hersteld, zal de privatisering terug op tafel liggen. Dat wordt nu al erkend. De Duitse regering volgt dezelfde logica met de nationalisatie van de gasgigant Uniper, de grootste gasimporteur in Duitsland, die zwaar is getroffen door het Russische besluit om de Nord Stream 1-pijpleiding te sluiten. 

    Tot slot volgen nog twee verduidelijkingen. Ten eerste kan er geen sprake zijn van compensaties of het uitkopen van kapitalisten die zich jarenlang verrijkt hebben op de kap van onze facturen en die het milieu ernstig in gevaar brachten. Compensatie kan enkel voor kleine spaarders op basis van bewezen behoefte. Ten tweede verdedigen wij de uitbreiding van de democratie tot het hart van de economie, via de controle en het beheer door de werkenden. De Russische revolutionair Trotski schreef hierover in 1934: “Zelfs indien de regering aartslinks was en met de beste voornemens bezield, dan nog zouden we voor de arbeiderscontrole op de productie en de handel zijn: we willen niets weten van een bureaucratische leiding van de genationaliseerde industrie; we eisen de directe deelneming, aan de controle en de leiding, van de arbeiders zelf, door middel van de fabriekscomités, de vakbonden …” 

    1) Sinds 1 januari 1991 beschikt Wallonië over eigen gecentraliseerde kassierscontracten vooral de verrichtingen van alle door Wallonië geopende rekeningen.

  • Terugblik op de gestolen Iraanse revolutie van 1979. Hoe de werkende klasse de Sjah ten val bracht

    Door Donal Devlin (Socialist Party, ISA in Ierland)

    “Niemand kan mij omverwerpen. Ik heb de steun van 700.000 troepen, het grootste deel van het volk en alle arbeiders.”  – Mohammad Reza Pahlavi, Sjah van Iran, juni 1978.

    De geschiedenis is zelden vriendelijk voor de bombastische overmoed van moorddadige dictators.  Binnen enkele maanden na bovenstaande bewering van de Sjah werd hij op 16 januari 1979 onherroepelijk in ballingschap gedwongen. Beginnend met straatprotesten in de herfst van 1978 en snel uitmondend in massale stakingen, maakte een revolutionaire beweging van de arbeidersklasse en de armen een einde aan zijn gehate dictatuur.

    Een moorddadig regime

    De Sjah werd in 1941 aan de macht gebracht door het Britse imperialisme, later werd hij de absolute heerser van Iran nadat een staatsgreep in 1953 de regering van premier en radicale nationalist Mohammad Mosaddegh omver had geworpen. Deze staatsgreep werd georkestreerd door zowel de CIA als de MI5, de Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten, nadat Mosaddegh de oliereserves van het land had genationaliseerd. Democratische finesses werden afgeschaft in het belang van private winsten.

    Het Iran van de Sjah werd, naast Israël en Saoedi-Arabië, een cruciale bondgenoot van het VS-imperialisme in het Midden-Oosten. Het was de locatie voor het hoofdkwartier van de CIA in de regio, en tegen de tijd van de revolutie hadden de VS 24.000 ‘militaire adviseurs’ in het land. Het hielp SAVAK op te richten, de beruchte geheime politie van het regime, die fungeerde als een alomtegenwoordig moordcommando dat tienduizenden politieke gevangenen martelde en vermoordde.

    De Sjah bouwde een kolossaal militair apparaat uit dat tegen de jaren 1970 de grootste importeur van militaire wapens ter wereld werd. Alleen al tussen 1971 en 1976 kocht hij voor 8 miljard dollar aan wapens van de VS.

    Extreme ongelijkheid

    De meedogenloze repressie werd gecombineerd met pogingen om het land snel te industrialiseren, wat de Sjah zijn ‘witte revolutie’ noemde, in de overtuiging dat hij Iran kon moderniseren tot een geavanceerde kapitalistische staat.

    De Sjah en zijn trawanten hadden een overvloedige levensstijl gebaseerd op de economische successen van Iran. In 1967 gaf hij zichzelf de titel ‘Koning der Koningen’ en vier jaar later organiseerde hij een driedaagse wereldwijde ceremonie die 22 miljoen dollar kostte om zijn heerschappij te vieren. Een speciale locatie voor de festiviteiten werd gebouwd op de plaats van Persepolis, de oude hoofdstad van Perzië, met de aanwezigheid van diverse kapitalistische en stalinistische wereldleiders. In een tijd waarin 44% van de Iraniërs onder de armoedegrens leefde, werd 18 ton van het beste voedsel, waaronder 30 kg kaviaar, overgevlogen uit Parijs. Zo’n obscene vertoning van weelde voedde alleen maar de wrok van de Iraanse massa’s tegen de Sjah.

    Revolutionaire opstand

    Extreme ongelijkheid, snelle industrialisatie, staatsonderdrukking, onderdrukking van nationale en etnische minderheden en, na 1975, een economische crisis, werden allemaal het brandbare materiaal voor een revolutionaire explosie. Dat is precies wat er gebeurde op 7 september 1978. Na een jaar van groeiende protesten, gingen twee miljoen mensen de straten van Teheran op. De Sjah reageerde met de afkondiging van de staat van beleg en 2.000 betogers werden op straat afgeslacht.

    Deze repressie wakkerde het revolutionaire proces alleen maar aan. Er ontstond een grote stakingsbeweging waarbij de belangrijkste onderdelen van de Iraanse arbeidersklasse in actie kwamen. Olie-, steenkool- en transportarbeiders staakten, waarbij de laatsten weigerden politie en leger toe te laten op de treinen.

    Arbeidsplaatsen werden bezet en democratisch gekozen stakingscomités namen de leiding over. Naarmate de beweging zich uitbreidde, begonnen de soldaten van het leger te muiten en schaarden ze zich aan de kant van de massa. Boeren begonnen land in beslag te nemen en hun landheren te verdrijven.

    Een kracht die gezag had in de revolutie waren de sjiitische geestelijken en hun leider Ayatollah Khomeini, die begin jaren zestig in verzet waren gekomen tegen het bewind van de sjah. Door hun populistische boodschap tegen ongelijkheid konden zij een basis opbouwen onder de armen van Iran.

    Het falen van links

    Dit was echter verre van een onbetwiste invloed op de revolutionaire gebeurtenissen van 1979. De Tudeh (de Iraanse Communistische Partij) en andere linkse krachten hadden ook een aanzienlijk draagvlak op belangrijke werkplekken en in de shora’s (democratisch gekozen arbeidersraden die in de periode na de val van de Sjah ontstonden). Zij vormden een reële basis voor de vestiging van een democratische socialistische staat in Iran. Het beleid van Khomeini, met name het verplicht dragen van de hijab, stuitte op massaal verzet. Op Internationale Vrouwendag 1979 gingen honderdduizenden vrouwen zes dagen achtereen de straat op om tegen deze maatregel te protesteren.

    De bovengenoemde linkse krachten hielden Khomeini echter grotendeels overeind, ondanks zijn pro-kapitalistische, reactionaire beleid en zijn verzet tegen de shoras. Daarmee verspeelden zij een kans op socialistische veranderingen en lieten ze de contrarevolutie zegevieren. In 1981 werden de Tudeh en de georganiseerde linkerzijde en arbeidersbeweging onderdrukt en veel van haar activisten gevangen gezet.

    Een cruciale les van deze periode is de noodzaak van een revolutionair socialistisch alternatief dat zich verzet tegen de imperialistische en monarchistische heerschappij, alsmede tegen de theocratische heerschappij van het bestaande regime in Iran – een andere variant van het kapitalisme die eveneens staat voor een systeem van uitbuiting en nationale en genderonderdrukking.

  • “Dit is de laatste boodschap – ons doelwit is het hele systeem”. Protest in Iran blijft uitbreiden!

    Jina (Mahsa) Amini moet het symbool worden van een succesvolle arbeidersrevolutie

    Dossier door Nina Mo (ISA in Oostenrijk)

    De moord op een jonge Koerdische vrouw in Iran heeft een massale golf van onrust, protesten en stakingen op gang gebracht, die het hele regime bedreigt. Nu de wereldwijde instabiliteit voor de heersende klassen toeneemt, kan de regio opnieuw het epicentrum van revolutie en contrarevolutie worden.

    “Alles of niets.” Zo is de stemming van de massa’s in Iran, Koerdistan en daarbuiten. Ze hebben de straat niet verlaten ondanks de brute repressie, moorden en arrestaties. Onlangs nog kwamen vrouwen in Afghanistan bijeen om hun solidariteit te tonen in een manifestatie die werd ontbonden door de Taliban. Die vrezen net net als andere islamistische krachten in de regio dat de protestgolf zich zal verspreiden. De dodelijke aanvallen van het Iraakse regime tegen Koerdische groepen daar tonen hun angst dat de beweging zich over de hele Koerdische regio verspreidt. De protesten tonen dat ze etnische, nationale en genderverschillen kunnen overwinnen, wat een sleutelelement is om het hart van het islamitische regime te raken. Het regime moet omver worden geworpen door de arbeidersklasse, op weg naar een socialistisch alternatief om de bevrijding, lichamelijke autonomie, vrijheid en gelijkheid van vrouwen te garanderen.

    Regime reageert wanhopig terwijl protesten doorgaan

    Het islamitische regime heeft bijna alles wat het heeft ingezet. Het heeft troepen naar de protesterende steden gestuurd, het heeft wapens (waaronder machinegeweren) verspreid onder kinderen die zijn gerekruteerd voor de Basij, een repressieve militaire macht. De veiligheidstroepen hebben uitdrukkelijk opdracht gekregen de betogers “genadeloos te confronteren.” Hoewel het regime het werkelijke aantal doden verborgen houdt, loopt het volgens sommige schattingen al op tot meer dan 200. Er komt geen einde aan de arrestaties van groepen mensen en het internet blijft afgesloten.

    Maar de ‘onrust’, zoals ze het noemen, gaat nu de twaalfde nacht in en blijft zich over het hele land en daarbuiten uitbreiden. Vrouwen, jongeren en arbeiders hebben hun angst verloren en niet alleen hun hijabs verbrand, maar ook de kantoren van de Basij in brand gestoken.

    Stakingen hebben verschillende universiteiten lamgelegd, in sommige steden komen in klassen die normaal ongeveer tweehonderd studenten tellen, niet meer dan vijf mensen opdagen.  Professoren en leraren sluiten zich bij de studenten aan. Leraren roepen op tot verdere stakingsacties en onlangs hebben contractarbeiders in de oliesector gedreigd met een staking als de regering de repressie voortzet. Dit zou een enorme klap zijn.

    Berichten uit Ashnoye, in West-Azerbeidzjan/Koerdistan, geven aan dat kleine winkels en markten al voor de tiende dag op rij staken. Veiligheidstroepen blijven manoeuvreren in de straten en buurten, maar ‘s nachts komen de mensen in kleine groepen de straat op, ze verspreiden zich, ze verzamelen zich weer op een andere plaats, ze scanderen slogans vanaf de daken en ramen zoals “Vrouw, Leven, Vrijheid”, “Dood aan de dictator”, en “Dit is de laatste boodschap – ons doelwit is het hele systeem”.

    De drone-aanvallen van Iran op Koerdische groepen in Zuid-Koerdistan in Irak vormen een recente escalatie. Ze tonen de bereidheid van het regime om specifiek tegen de militante Koerdische beweging op te treden. Tegelijkertijd is het regime duidelijk verdeeld. Raisi manoeuvreert tussen ‘zachte woorden’ en een harde lijn. De stemmen van geestelijken die willen reageren met enige concessies, althans in woorden, worden luider. Een invloedrijke geestelijke uit de ‘heilige stad’ Qom verklaarde onlangs dat “het een strategische fout was om religieuze en culturele kwesties aan te pakken met veiligheids- en politiemaatregelen.” Sommige conservatieve politici en prominente religieuze leiders hebben kritiek geuit op het optreden van de zedenpolitie omdat deze volgens hen vrouwen van de godsdienst wegjaagt.

    De arrestatie van Faeseh Hashemi, dochter van oud-president Rafsanjani, draagt bij tot de ontwikkeling van de groeiende verdeeldheid. Het is niet de eerste keer dat gematigde, ‘hervormingsgezinde’ krachten invloed proberen te verwerven. Maar dit is nu een andere periode dan in 2009. Het hele regime, het hele establishment zit in een diepe legitimiteitscrisis, en het zal voor hen vrijwel onmogelijk zijn een nieuwe fase van stabiliteit te bereiken door alleen Raisi en zijn vleugel te vervangen door andere vleugels die het islamitische regime vertegenwoordigen.

    Bovendien lijken de veiligheidstroepen van het regime in een diepe crisis te verkeren en uitgeput te zijn. Ze verliezen mensen, er zijn zelfs meldingen van soldaten die overstappen om de beweging te steunen. Ze moeten op zoek naar krachten buiten het land, in sommige steden is er letterlijk een gebrek aan Basij/politie/militairen op het terrein om de protesten en bijeenkomsten hardhandig aan te pakken.

    Studentenbeweging in opmars

    Een opvallend kenmerk van de beweging in dit stadium is de leidende rol van jongeren, die spontaan op straat komen maar ook op meer gecoördineerde wijze protesteren. Ondanks de vele arrestaties van studenten gaan de protesten door in de vorm van stakingen, bijeenkomsten en marsen op de universiteiten van het land. Tientallen universiteiten in het land zijn in staking en de studenten hebben aangekondigd dat zij niet zullen deelnemen aan virtuele en face-to-face lessen. Een aantal professoren van verschillende universiteiten heeft geweigerd deel te nemen aan de lessen en verklaarde zich solidair met de studenten en het protest tegen de repressie en de moorden in Iran.

    Op de geneeskundefaculteit in Shiraz protesteerden studenten met de slogans “We zullen vechten, we zullen sterven, we zullen Iran terugnemen” en “Ik zal degene doden die mijn zus heeft vermoord.” Ook de studenten van de Sepehr Universiteit van Isfahan sloten zich aan bij de studentenstaking door een manifestatie te houden. De studenten marcheerden op de campus van de universiteit met slogans als “De gevangen studenten moet worden vrijgelaten.” De laatste lijst van universiteiten die klassen hebben geboycot werd woensdag gepubliceerd. Volgens deze lijst hebben studenten in meer dan tachtig universiteiten in het hele land lessen geboycot.

    De radicale stemming onder de jongeren is duidelijk ook een inspirerend element onder bredere lagen van de arbeidersklasse. Dit is een generatie die onder de nieuwe regering van Raisi nog harder heeft geleden onder onderdrukking, geweld en ongelijkheid. Van de aanhoudende economische crisis, armoede, honger en wanhoop. Het is niet de eerste keer dat de inflatie explodeert, vorig jaar bedroeg die 45%. De jeugd wordt geconfronteerd met een donker heden en toekomst die uitmondt in deze explosieve stemming en woede.

    Er komen meer stakingen. Werkende klasse moet voortouw nemen

    De hashtag die een algemene staking eist, overspoelt momenteel de sociale media. Vooral jongeren zien de noodzaak om de beweging te verbreden en erkennen dat de volgende stappen bredere stakingsacties moeten zijn. De aankondiging van de contractarbeiders is een waarschuwing aan het regime, een belangrijke stap die kan leiden tot een daadwerkelijke algemene staking. Tegelijkertijd lijken sommige werknemersorganisaties nogal te aarzelen om zich bij de beweging aan te sluiten. Velen van hen – buschauffeurs, oliearbeiders, de arbeiders van de suikerfabriek Haft Tappeh enz. hebben verklaard dat zij de beweging steunen en bereid zijn zich op straat aan te sluiten, maar het is duidelijk dat dit niet voldoende is.

    Het is geen toeval dat de leraren de eersten waren buiten de Koerdische regio’s die stakingsacties organiseerden. Het zijn overwegend vrouwen die in Iran als leraar werken, en zij hebben de afgelopen jaren het voortouw genomen bij een reeks militante stakingsacties. In hun strijd tegen onderdrukking, onbetaald loon, betere werkomstandigheden enz. hebben zij de afgelopen jaren steeds eisen rond vrouwenonderdrukking centraal gesteld. Hun initiatief zou ook als voorbeeld moeten dienen voor bredere, onafhankelijke organisaties van de arbeidersklasse. De arbeidersbeweging moet zich verbinden met de studenten en vrouwen om het voortouw te nemen in de opstand om ervoor te zorgen dat de noodzakelijke volgende stappen worden gezet om de heerschappij van de mullahs te doorbreken. Dit omvat de oprichting van zelfverdedigingscomités in buurten en werkplaatsen om weerstand te kunnen bieden aan de massale repressie, als eerste stap naar de oprichting van democratisch georganiseerde raden om de grote sectoren, de economie en de hele samenleving over te nemen.

    Vrouwenonderdrukking als sleutelelement

    De moord op Jina was een daad van staatsgeweld, meer bepaald van staatsgeweld tegen vrouwen en LGBTQI+-personen. Sindsdien zijn andere vrouwen die tijdens de opstand zijn gedood, nieuwe symbolen van de beweging geworden. Het feit dat de beweging begon met een opstand tegen het verplicht dragen van een hijab en vanaf het eerste moment veranderde in een opstand tegen het hele regime en systeem, komt doordat de onderdrukking van vrouwen één van de belangrijkste pijlers van het regime is.

    Gedurende tientallen jaren is deze massale onderdrukking diep geworteld geraakt in alle instellingen van het systeem en in de hele samenleving, cultuur, gezinnen en hoofden. De islamitische republiek is gebouwd op de noodzaak om vrouwen en mannen te scheiden, vrouwen in de huishoudens te duwen om ze nog meer uit te buiten. Meer dan 2000 vrouwen worden elk jaar vermoord. De niet gerapporteerde aantallen zijn waarschijnlijk veel hoger. Niet alleen door toedoen van hun mannen en andere familieleden, maar ook door toedoen van politieagenten, Basij en andere veiligheidstroepen. Doodstraffen zijn de meest extreme vorm van dit staatsgeweld, maar vrouwen hebben er dagelijks in verschillende vormen mee te maken.

    De afgelopen jaren is er online en offline een Iraanse #metoo beweging ontstaan, die alle gevaarlijke taboes over de aanhoudende verkrachtingen, geweld, misbruik doorbreekt. Dit is een cruciale ontwikkeling in het bewustzijn, naast het feit dat vrouwen in de afgelopen periode in de hele regio – van Soedan tot Libanon – in de frontlinies van revolutionaire bewegingen hebben gestaan. Dit groeiende feministische bewustzijn staat in schril contrast met de pogingen van het regime, sinds president Raisi in 2021 aan de macht kwam, om de vrouwenrechten verder aan banden te leggen en een draconischer aanpak van de kledingvoorschriften voor vrouwen en de richtlijnen voor de hijab door de moraalpolitie af te dwingen.

    Er is ook een groeiend zelfvertrouwen onder de arbeidersklasse en jonge vrouwen, versterkt door de verstedelijking en het feit dat de meerderheid van de universiteitsstudenten in Iran nu vrouw is. Deze veranderingen in de structuren van de vrouwelijke bevolking botsen voortdurend met de realiteit van teruggedrongen worden in de huizen, geconfronteerd met beperkte rechten, geweld en vrouwenhaat.

    Wanneer de vrouwen in opstand komen, wordt het islamitische regime onmiddellijk bedreigd, omdat hun ideologie gebouwd is op vrouwenhaat, onderdrukking en de uitbuiting van vrouwen in het bijzonder. De controle over vrouwenlichamen en hoe zij zich kleden is vanaf het eerste moment na de gestolen en verraden revolutie van 1979 een pijler van het regime geweest. Zij hebben dit ook gedaan in een poging om een groot deel van de voormalige activisten te criminaliseren en letterlijk van de straat te ruimen. Om rigide genderrollen te handhaven, het revolutionaire potentieel van vrouwen die altijd voorop hadden gestaan in de strijd te breken, enzovoort. Ze hebben deze ideologie, gebaseerd op de handhaving van rigide genderrollen, nodig gehad om het revolutionaire potentieel te breken van vrouwen die altijd in de voorhoede van de strijd hebben gestaan, en om hun basis op te bouwen buiten de IRGC, militairen, geestelijken enzovoort, met behulp van de verdeel-en-heers-tactiek onder de arbeidersklasse. De religieuze dictatuur betekent dat deze diepgewortelde vrouwenhaat moet worden gereproduceerd in alle aspecten van het leven van mensen, en vooral in de hoofden en geesten van mannen.

    Het mag niet worden onderschat hoe cruciaal het is dat mannen en vrouwen in het hele land, buiten de Koerdische regio’s, samenkomen om “Vrouw, Leven, Vrijheid” te roepen en om de eisen voor vrouwenbevrijding bewust centraal te stellen in de beweging. Er is een video verspreid waarop te zien is hoe een man op straat een vrouw slaat en in de seconden daarna een groep mensen, voornamelijk mannen, hem daarvoor aanvalt. Dit is niet alleen een uitzonderlijke scène, het is een weerspiegeling van wat er gaande is in vele, vele buurten, werkplekken en in het bewustzijn.

    Vrouwen accepteren niet langer de vrouwenhaat, pesterijen en geweld die zij dagelijks ervaren. Ze verzetten zich en vaak inspireren ze anderen met hun individuele acties, of het nu gaat om het afdoen van hun hijab of om zich fysiek te verdedigen. In 2017, 2019 en in andere periodes van opstand speelden vrouwen die hun hijab afdeden een rol in de beweging, maar dit is nu een uitdrukking van algemene bereidheid om je leven te riskeren.

    Wat de uitkomst van de huidige beweging ook is, zij heeft een historische slag toegebracht aan het gezag en de ideologische grondslagen van het regime, en de situatie zal nooit meer dezelfde zijn. Dit is de reden waarom deze beweging zo explosief is: het einde eisen van de verplichting om een hijab te dragen en van alle religieuze en reactionaire wetten en beperkingen is een directe eis om een einde te maken aan de hele islamitische republiek. In de afgelopen jaren zagen we reeds dat de steun voor de religieuze instellingen en de islam zelf in Iran steeds verder is afgenomen, vooral onder jongeren. Het feit dat d religieuze leiders ook degenen zijn die superrijk zijn, waarbij de Revolutionaire Garde de grootste en belangrijkste delen van de economie controleert en profiteert van de uitbuiting van de hele arbeidersklasse. Dit draagt ertoe bij dat politieke en economische eisen hand in hand gaan.

    De Koerdische kwestie en lessen uit de revolutionaire geschiedenis

    Deze omwenteling, die het potentieel heeft om uit te groeien tot een massale revolutionaire beweging, kwam niet uit de lucht vallen. De laatste jaren is het regime steeds opnieuw aan het wankelen gebracht, van de grootste stakingsgolven sinds 40 jaar, tot de explosieve opstanden van de arbeidersklasse, de jongeren en de armen tegen watertekorten, torenhoge voedsel- en energieprijzen enzovoort. Sinds de pandemie beleeft deze generatie crisis na crisis en is ze nog meer geradicaliseerd. Al in 2019 had zij haar angst voor confrontaties met de veiligheidstroepen verloren. Dit heeft zich nu verder ontwikkeld. Er is een brede afname van steun voor het regime en alles waar het voor staat. In al deze bewegingen hebben vrouwen en de meest onderdrukte lagen van de arbeidersklasse het voortouw genomen.

    Koerdische mensen, maar ook vele, vele andere groepen en etnische, religieuze en andere minderheden in het hele land hebben te maken met brute onderdrukking zoals Jina, die haar echte naam niet mocht gebruiken. Het regime gebruikt altijd chauvinisme, racisme en nationalisme om al deze groepen als tweederangsburgers af te schilderen, hen allerlei rechten te ontzeggen en in allerlei vormen te discrimineren.

    Het is duidelijk dat de moord op Jina een vonk was die ook tegen dit soort onderdrukking een opstand uitlokte. Door de beroemde slogan van de revolutionaire strijd in Rojava ‘Vrouw, Leven, Vrijheid’ op te nemen en in het Farsi te vertalen, heeft de beweging al laten zien dat zij een verenigde strijd tegen deze verdeeldheid kan opbouwen. Het is bijvoorbeeld cruciaal dat in Tabris, de hoofdstad van Oost-Azerbeidzjan, mensen deze slogan in het Koerdisch roepen! Dit is een duidelijk statement in een regio waar de Koerdische minderheid gebukt gaat onder diepgewortelde haat.

    Het is van cruciaal belang dat de beweging een programma en een benadering voor de kwestie van de nationale en etnische minderheden ontwikkelt en de eisen voor zelfbeschikking centraal stelt. Het is zeer gevaarlijk dat nationalistische, monarchistische en liberale krachten, vooral binnen de internationale solidariteitsbeweging, proberen deze kwesties en de specifieke eisen inzake vrouwen- en LGBTQI+-rechten te negeren of zelfs uit te wissen.

    Monarchistische krachten hebben onlangs geprobeerd aan de slogan ‘Vrouw, Leven, Vrijheid’ toe te voegen ‘Man, Vaderland, Welvaart’ Dit is een gevaarlijke poging om nationalistische ideeën te verspreiden en belangrijke elementen van de beweging te ondermijnen. Om eenheid te creëren onder de werkende massa’s in de hele regio, moet de strijd tegen nationale en etnische onderdrukking en elke vorm van chauvinistische, racistische houding, wetten en beleid worden gekoppeld aan een breder programma voor de rechten van de werkende klasse, democratische rechten, vrouwenrechten en economische eisen voor degelijke jobs en lonen, tegen armoede, honger en besparingen.

    Dit soort verenigde strijd, waarin eisen om een einde te maken aan onderdrukking centraal moeten staan, is nodig om weerstand te bieden aan de verdeeldheid die het regime nodig heeft voor zijn bewind. In zekere zin is dit ook één van de belangrijkste lessen van de revolutionaire geschiedenis in Iran. De fouten van links in Iran die hebben geleid tot de contrarevolutie in de periode na 1979, de revolutie die de Sjah ten val bracht, hangen nauw samen met deze kwestie.

    Binnen enkele maanden na de oprichting van de Islamitische Republiek werden vrouwen, etnische en religieuze minderheden en arbeiders brutaal aangevallen. Vrouwelijke werknemers werden gedwongen zich aan de islamitische kledingvoorschriften te houden om hun baan te behouden. Vrouwen mochten geen rechter worden. Stranden en sporten werden gescheiden naar geslacht. De wettelijke huwelijksleeftijd voor meisjes werd verlaagd tot 9 jaar en getrouwde vrouwen mochten niet naar reguliere scholen.

    De Sjah had deze rechten, die nu werden aangevallen, niet verleend; ze waren verworven door harde strijd in de jaren daarvoor. Het terugdraaien van deze verworvenheden behoorde niet tot de doelstellingen van de revolutie van de arbeiders en de armen. Vrouwen, vooral arme vrouwen en vrouwen uit de arbeidersklasse, liepen voorop in de beweging tegen de Sjah, inclusief het verbod op de hijab, zelfs in de jaren voor 1979.

    De Sjah vertegenwoordigde een enorme, ongelooflijke concentratie van rijkdom in de handen van de heersende elite, terwijl de werkloosheid in deze periode explodeerde, in Teheran enorme sloppenwijken ontstonden, ziekten zich verspreidden, enz. Dit was de sociale achtergrond voor het verzet tegen de Sjah en de revolutionaire opstanden waarbij vrouwen hun eisen voor autonomie en vrijheid centraal stelden.

    De mullahs, Khomeini en zijn volgelingen slaagden erin de klok terug te draaien en de leiding te nemen in de beweging tussen 1979 en 1981, ondanks de enorme arbeidersbeweging, arbeidersraden enzovoort. Dit was vooral te danken aan massale fouten van (stalinistisch en maoïstisch) links en de grote arbeidersorganisaties. Zij maakten zich ondergeschikt aan de islamistische krachten, accepteerden de aanvallen op vrouwen en minderheden om zich te verenigen met de mullahs tegen de Sjah. Zij aanvaardden de verplichte hijab en andere maatregelen die tot de eerste stappen van de contrarevolutie behoorden. Dit hangt samen met een blinde vlek rond kwesties van onderdrukking en het inzicht dat strijd daartegen onlosmakelijk verbonden is met een revolutionaire beweging.

    Het idee dat “alle krachten zich moeten verenigen” tegen een specifieke vijand en de zogenaamde “stapsgewijze theorie” die deze krachten hadden aangepast, vormt vandaag nog steeds een bedreiging voor de beweging. In 1979 leidde de ‘eenheid’ met de mullahs tegen de Sjah tot een brute contrarevolutie, met massa-executies, arrestaties en een hardhandig optreden tegen de hele arbeiders- en socialistische beweging. Deze keer dreigt het idee van eenheid van “alle politieke krachten” tegen de mullahs. Het is uiterst gevaarlijk dat de familie van de voormalige Sjah, onder leiding van zijn zoon Reza Pahlavi, probeert de beweging te beïnvloeden en opnieuw steun te verwerven. Dit zijn de krachten die hun heerschappij opnieuw willen installeren, wat niet zal leiden tot een echte bevrijding van vrouwen, Koerden, onderdrukten, arbeiders en armen.

    Imperialistische belangen en wereldwijde gevolgen

    Hoewel dit scenario niet het meest waarschijnlijke is, blijkt uit de banden tussen de Sjah-familie en het westerse imperialisme dat dit scenario voor hen een optie is. Het westerse imperialisme is eigenlijk terughoudender in zijn reacties dan in het verleden, omdat het alternatieven zoekt voor Russische olie en gas. Iran heeft de tweede grootste gasreserves ter wereld en de vijfde grootste oliereserves. Ze zijn ook bang voor de groeiende beweging. Anders dan in 2019 lijken er in deze beweging amper illusies in het Westen aanwezig te zijn. De economische gevolgen van de westerse sancties voor de gewone mensen en de armen zijn de laatste jaren alleen maar erger geworden. Dit is ook de reden waarom de propaganda van het regime dat de beweging een complot van het Westen is, steeds minder effectief is.

    Terwijl het Iraanse regime zich probeert te positioneren in de context van de nieuwe Koude Oorlog, is het westerse imperialisme, met name de VS, op weg naar een meer genormaliseerde relatie met het regime en komt het dichter bij een nucleair akkoord. Aan de andere kant laten de pogingen om Iran en Argentinië op te nemen in BRICS (de alliantie van Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika) zien hoe de verschillende blokken in de context van nieuwe imperialistische spanningen en de toegenomen dreiging van oorlogen hun inspanningen vergroten om hun bondgenootschappen aan te halen en nieuwe op te bouwen.

    Tegelijkertijd is het duidelijk dat geen van deze krachten werkelijk belang heeft bij een massale destabilisatie binnen Iran, vooral niet via dit soort potentiële revolutionaire beweging. Een mogelijke feministische woede-uitbarsting onder vrouwen in Saoedi-Arabië bijvoorbeeld zou ook een klap zijn voor de belangen van het westerse imperialisme. Dit is geen onwaarschijnlijk scenario, aangezien we in de hele regio al belangrijke gevolgen hebben gezien. Vrouwen in Afghanistan, die geconfronteerd worden met brute repressie en onderdrukking, kwamen toch bijeen om hun solidariteit te tonen met de beweging in Iran en werden onmiddellijk aangevallen door de Taliban. Vrouwen in Koerdistan, Syrië, Irak, Soedan en andere landen hebben in sommige steden hun solidariteit getoond met bijeenkomsten en demonstraties.

    De grote solidariteitsprotesten van Londen tot Parijs, van de VS tot Zweden zijn indrukwekkend en laten een radicalisering zien, niet alleen onder de Koerdische en Iraanse gemeenschap, maar ook daarbuiten. De golf van solidariteit op sociale media (de Perzische hashtag ter ondersteuning van Jina Amini heeft meer dan 100 miljoen mensen bereikt!) is een teken dat de ontwikkelingen in Iran de algemene radicalisering versterken van vrouwen en jongeren die zich verzetten tegen elke vorm van vrouwenhaat, seksisme en geweld tegen de onderdrukten.

    Voor velen is de beweging in Iran en de slogan ‘Vrouw, Leven, Vrijheid’ een voorbeeld van het feit dat we radicale actie nodig hebben tegen de onderdrukking en uitbuiting waarmee we geconfronteerd worden – van vrouwenmoord tot abortusbeperkingen, van onbetaald werk tot intimidatie. De heroïsche strijd van Koerdische, Iraanse, Afghaanse en andere vrouwen in de regio tegen de dictatuur is in de ogen van velen over de hele wereld het soort verzet dat zij willen zien in de context van een algemene opkomst van extreemrechtse krachten en aanvallen op vrouwen en LGBTQI+-rechten van de VS tot Italië.

    Vorige week was er in Wenen een solidariteitsbetoging met het Iraanse protest. De betoging werd georganiseerd door Campagne ROSA en ISA, samen met Iraanse en Koerdische activisten. Met 2000 aanwezigen was het een groot succes.

    De kwesties van programma en leiding

    Hoewel de stemming van solidariteit zich over de hele wereld verspreidt, heeft de beweging in Iran een concreet perspectief en een politiek programma nodig om vooruit te komen. Momenteel is zij nog zeer spontaan, explosief en heterogeen en verward in termen van concrete eisen en perspectieven. De drone-aanvallen van het regime in Koerdistan tonen ook het gevaar dat het regime met militaire middelen reageert. Dat gevaar wordt groter als er geen gecoördineerde actie is om de beweging te verbreden en naar een hoger niveau te tillen. Ondanks de heroïsche offers van het Koerdische volk is het duidelijk dat het regime niet zal verdwijnen op basis van militaire strijd ertegen, maar door massale actie van de arbeidersklasse, die een enorme economische macht heeft in Iran.

    Eerdere protestgolven zoals die in 2017 of 2019 lieten zien dat spontane uitbarstingen van woede snel de kop ingedrukt kunnen worden als er geen verdere escalatie van de beweging plaatsvindt en een programma dat de arbeidersklasse daadwerkelijk kan verenigen rond centrale eisen en strijdmethoden. Instinctief verbinden de massa’s politieke en economische eisen die moeten worden uitgewerkt tot een socialistisch programma als alternatief voor het huidige politieke en economische systeem in Iran.

    Het regime spreekt over een onderzoek naar de zaak Jina, maar er kan geen vertrouwen zijn in welke van zijn instellingen dan ook. Ze zijn gebouwd om de belangen van de kapitalistische klasse in Iran te verdedigen, die diep geworteld zijn in religieus fundamentalisme, vrouwenhaat en reactionaire ideologie, en om het systeem te stabiliseren. Er kan alleen sprake zijn van een echt onderzoek als dit wordt uitgevoerd door democratische structuren van de arbeidersklasse, die voortkomen uit een revolutionaire beweging. Om deze vorm van staatsgeweld tegen vrouwen en vrouwenmoord te beëindigen, moet het hele systeem van vrouwenonderdrukking omvergeworpen worden. Vrouwen moeten gelijke rechten hebben, keuzevrijheid over wat ze willen dragen, inclusief het recht om een hijab te dragen als ze dat willen, over waar ze willen werken en wonen. Deze rechten mogen niet alleen op papier bestaan. Tijdens de pandemie zijn vooral vrouwen in Iran hun job kwijtgeraakt. In de context van de diepe economische crisis en armoede hebben veel vrouwen geen uitzicht op een zelfstandig leven. In plaats daarvan worden ze gedwongen tot een huwelijk en economische afhankelijkheid, waarbij ze dagelijks te maken hebben met geweld en extreem lage lonen.

    Eisen zoals het beëindigen van elke vorm van discriminatie van etnische, nationale of religieuze minderheden, volledige democratische en vrouwenrechten zoals de opheffing van de zedenpolitie, de vrijlating van alle politieke gevangenen, de vrijheid van vergadering enzovoort zijn gekoppeld aan eisen die de kwestie van de economische macht opwerpen. De economische macht van de mullahs en, bijvoorbeeld, de Revolutionaire Garde (IRGC), en het feit dat grote delen van de economie in handen zijn van de staat of van individuele religieuze instellingen of personen, maakt heel duidelijk dat het dezelfde personen zijn die verantwoordelijk zijn voor moorden zoals die op Jina. Zij zijn ook rechtstreeks verantwoordelijk voor de wanhopige situatie van arbeiders en armen. Zij zijn de eersten die moeten worden onteigend en hun rijkdom moet worden gebruikt voor degelijke huisvesting, jobs om een einde te maken aan honger en armoede, om sociale voorzieningen en onderwijs te financieren, enzovoort.

    Het kapitalisme dient alleen de belangen van een kleine minderheid van de superrijken in Iran. Zij hebben niet geleden onder de gevolgen van de pandemie of de economische crisis. Zij hebben ook geen last van de religieuze wetten en regels – zij houden hun privéfeesten in hun enorme herenhuizen, binnen en buiten het land, zonder te hoeven vrezen voor arrestatie door de zedenpolitie. Hun systeem moet volledig worden vervangen door een socialistisch systeem dat gebaseerd is op de behoeften van de massa’s, de arbeidersklasse, de boeren en de armen.

    Pogingen van zowel de familie van de voormalige Sjah als liberale feministen als Masih Alinejad en anderen om zich als ‘leiders’ van de beweging op te werpen zijn duidelijk niet geslaagd. Het tegendeel is het geval: een grote laag van protesterende jongeren is uiterst sceptisch over elke vorm van ‘leiderschap’ van de beweging. Dit weerspiegelt een positieve afwijzing van die krachten die niet te vertrouwen of op te bouwen zijn. Tegelijkertijd is een discussie nodig over het soort revolutionair leiderschap dat nodig is om de beweging verder te ontwikkelen.

    Het enorme verlangen in de beweging naar zelfbeschikking en bevrijding is onlosmakelijk verbonden met de behoefte aan democratische structuren en coördinatie. Juist uit de lagen van vrouwen, arbeiders, jongeren en onderdrukten die revolutionaire conclusies hebben getrokken en de noodzaak zien om te breken met het staatsapparaat en met het hele economische en sociale systeem van de Islamitische Republiek, moet een echt revolutionair leiderschap worden ontwikkeld.

    Het potentieel voor een dergelijk leiderschap is aanwezig als we bijvoorbeeld kijken naar de militante Haft Tappeh arbeidersvakbond, waar de arbeiders niet alleen belangrijke stakingen hebben kunnen leiden, maar zelfs een enorme overwinning hebben behaald: de nationalisatie van de enorme suikerfabriek vorig jaar. Tegelijkertijd toont het voorbeeld van de Haft Tappeh arbeiders ook de noodzaak om te strijden voor echte arbeiderscontrole over de economie. Een noodzakelijke volgende stap daarvoor is de oprichting van democratisch georganiseerde, multi-etnische zelfverdedigingscomités om de beweging en de massa’s te verdedigen tegen staatsrepressie, maar ook om deze comités te gebruiken in de strijd voor de controle over de economie.

    Als er niet tijdig een socialistische, revolutionaire leiding wordt gevormd, bestaat er een enorme dreiging van contrarevolutie, en misschien zelfs van een burgeroorlog in de Koerdische gebieden. Om een organisatie op te bouwen, een revolutionaire partij die een socialistisch programma kan verankeren binnen de beweging ter plaatse, nationaal en internationaal kan coördineren, en het politieke en organisatorische centrum van deze beweging kan worden, is het van cruciaal belang dat het potentieel van de zich ontwikkelende internationale solidariteitsbeweging wordt benut. In het licht van de internetblokkade heeft deze solidariteitsbeweging een enorme verantwoordelijkheid om zich niet te beperken tot algemene solidariteit, maar om daadwerkelijk politieke helderheid, een perspectief en een programma te bespreken, te ontwikkelen en te verspreiden. De gemeenschap in ballingschap, evenals de bredere internationale beweging van de arbeidersklasse, kan een rol spelen die een echte impact heeft op de beweging in Iran, door de vrijheid van meningsuiting en organisatie te gebruiken om te strijden voor een socialistisch perspectief in Iran en in de hele wereld.

     

    Lees ook:

  • Wat betekent de mobilisatie in Rusland voor de oorlog in Oekraïne?

    President Poetin heeft de wereld opnieuw geschokt met zijn tv-uitzending aan de Russische bevolking waarin hij de ‘gedeeltelijke mobilisatie’ van troepen aankondigde om naar Oekraïne te sturen, in wat officieel nog steeds geen ‘oorlog’ wordt genoemd.

    Door Walter Chambers (Socialistisch Alternatief in Rusland)

    De kern van zijn toespraak kwam erop neer dat de ‘speciale militaire operatie’ bedoeld was om de Donbas te bevrijden van het ‘neonazistische regime’ en om ‘de soevereiniteit en territoriale integriteit van Rusland te verdedigen’. Verder zei hij dat Kiev positief stond tegenover onderhandelingen, maar dat de westerse mogendheden vastbesloten waren Rusland te verzwakken, op te splitsen en te vernietigen. Hij sprak over de duizend kilometer lange frontlijn waarop de Russische strijdkrachten het moeten opnemen tegen “de hele militaire machine van het collectieve Westen” en over hooggeplaatste NAVO-vertegenwoordigers die overwegen om “het gebruik van massavernietigingswapens – kernwapens – tegen Rusland toe te staan”. Hij waarschuwde dat zij moeten begrijpen dat ook Rusland over dergelijke wapens beschikt en ze zal gebruiken als de territoriale integriteit van Rusland in twijfel wordt getrokken.

    Nieuwe protesten

    Veel Russen verkeerden die dag in shock en paniek. Binnen enkele minuten waren alle zitplaatsen in vliegtuigen en bussen vanuit Rusland verkocht, vaak tegen tien keer de normale prijs. Door de sancties zijn er slechts naar een handvol landen internationale vluchten. Aan de Finse, Georgische en zelfs Mongoolse grenzen vormden zich rijen auto’s van tientallen kilometers lang. Google-zoekopdrachten over hoe je armen en benen kan breken, piekten.

    Na een terugslag door slecht leiderschap en massale repressie na het begin van de oorlog, waren er in heel Rusland nieuwe anti-oorlogsprotesten. Niet op de schaal van die van begin maart, maar niettemin significant. Ze zijn ook van een ander karakter – de helft van de deelnemers aan de eerste protesten waren vrouwen, nu is dat aandeel toegenomen omdat moeders, zussen en grootmoeders zich zorgen maken over hun mannen en (klein)kinderen.

    Veel troepen uit het notoir autoritaire Tsjetsjenië hebben al in Oekraïne gevochten, maar zijn niet bijzonder effectief geweest. De Oekraïners noemen hen ‘TikTok troepen’ die meer geïnteresseerd zijn in het filmen van actie. Naar verluidt hebben zij zware verliezen geleden.

    Woensdagavond kondigde een groep vrouwen in Grozny, de Tsjetsjeense hoofdstad, een protest aan tegen de nieuwe mobilisatie. Ze werden snel gearresteerd. De autoriteiten dreigden al hun mannelijke familieleden naar het front te sturen. Binnen enkele uren riep de campagne ‘mannen tegen de mobilisatie’ op tot een protestactie na het vrijdaggebed. Krijgsheer-dictator Ramzan Kadyrev zag zich gedwongen verdere mobilisatie af te gelasten met het argument dat Tsjetsjenië al “zijn deel heeft gedaan”.

    Elders in de Russische Kaukasus blokkeerden mannen in Dagestan een snelweg als reactie op de dreigende mobilisatie. In de naburige republiek Karbadino-Balkarië verzamelden vrouwen zich op het centrale plein van de hoofdstad om de burgemeester van de stad uit te schelden toen hij hen probeerde te overtuigen van de noodzaak van mobilisatie.

    Er was een golf van aanvallen met molotovcocktails tegen wervingscentra en stadsgebouwen in heel Rusland, zelfs op de Krim.

    De protesten die zich woensdagavond over meer dan 30 steden verspreidden, waren begrijpelijkerwijs het sterkst in de grote steden Sint-Petersburg en Moskou. Bijna 1400 mensen werden gearresteerd en kwamen snel voor de rechter, waar velen tot 15 dagen gevangenisstraf kregen. Schandalig genoeg stonden in Moskou militaire rekruten op politiebureaus te wachten om oproepingspapieren te overhandigen aan gearresteerde mannen. Zaterdag waren er nieuwe protesten, waarbij bijna duizend arrestaties zijn verricht.

    Anti-oorlogsbetoging in Moskou

    In regio’s die voornamelijk worden bevolkt door niet-etnische Russen, zoals Boerjatië, dat al onevenredig veel troepen naar Oekraïne heeft gestuurd en veel meer dodelijke slachtoffers telde, probeert het regime de mobilisatie nog verder op te voeren. Mannen worden midden in de nacht bezocht of van hun werk gehaald met slechts een paar uur om zich klaar te maken. Mensenrechtengroeperingen in de republiek zeggen dat zij duizenden oproepen krijgen voor hulp en advies.

    Terugtocht dringt nieuwe tactiek op

    Deze verandering in de manier waarop het Kremlin de oorlog voert, door niet langer te vertrouwen op contractuele en professionele soldaten, en de aankondiging dat er referenda worden gehouden in de bezette regio’s van Oekraïne, is een reactie op de dramatische tegenslagen die het vanaf medio september in Oekraïne heeft geleden.

    Het lijkt erop dat de gedemotiveerde en gedemoraliseerde Russische troepen zich bij de eerste opmars van de Oekraïense troepen, die gemotiveerd zijn om de bezetting te stoppen, gewoon overgaven en massaal de aftocht bliezen. Binnen enkele dagen stonden de Oekraïense troepen al aan de rand van de regio Loehansk. De Russen lieten volgens Oekraïense schattingen tanks, pantservoertuigen en ander belangrijk materieel ter waarde van meer dan 600 miljoen dollar achter.

    Westerse commentatoren maken soms opmerkingen over de sterke motivatie van de Oekraïense troepen in tegenstelling tot het Russische leger, dat lijdt aan “endemische corruptie, een laag moreel en slecht leiderschap, met een tekort aan individueel initiatief en commandanten die zeer onwillig zijn om persoonlijke verantwoordelijkheid te nemen”. [Atlantic Council]. Maar een overweldigende meerderheid schrijft de overwinning van Oekraïne toe aan de levering van hoogtechnologische wapens zoals HIMARs.

    Het lijdt geen twijfel dat dergelijke wapens een rol spelen. Maar een evenwichtiger beeld wordt gegeven door de publicatie ‘KharkivToday’ een maand voor de Oekraïense opmars. Daarin wordt erop gewezen dat er op dat moment in de regio Kharkiv slechts één HIMAR was, die zeer effectief was geweest bij het aanvankelijk vernietigen van Russische wapenvoorraden. Maar de HIMAR-commandant wees erop dat “de Russen zich zeer snel aanpasten aan het nieuwe wapen dat de partners aan Oekraïne hadden gegeven, door hun wapenvoorraden verder terug te trekken in bezet gebied”.

    Even belangrijk is de stemming onder de plaatselijke bevolking. Er is natuurlijk een kleine laag die bereid is mee te werken en soms zelfs de bezetting te steunen. Maar daartegenover staat een zich sterk ontwikkelende partizanenbeweging die naar verluidt alleen al in de regio Cherson minstens 19 moordpogingen op pro-Russische bestuurders heeft ondernomen. Pamfletten en oproepen aan Russische soldaten zijn schering en inslag. Bij gebrek aan een bewuste klassenpositie zijn sommige oproepen grove doodsbedreigingen, maar er zijn ook oproepen tot overgave met QR-codes om uit te leggen hoe dat moet. ‘KharkivToday’ toonde een foto van een flyer waarop Russische soldaten worden gewaarschuwd dat Oekraïense partizanen de traditie van hun grootvaders voortzetten door vijandelijke troepen in bezet gebied te vernietigen.

    Rusland heeft effectief de controle verloren over de delen van de regio Charkov die het in maart heeft bezet en komt opnieuw onder druk te staan in de Donbas, en met name in de zuidelijke regio Cherson.

    Reactie van de harde lijn

    Nadat Rusland zich in het late voorjaar noodgedwongen had teruggetrokken uit de omgeving van Kiev en de stad Charkov, leek het, zij het tergend langzaam, vooruitgang te boeken in de Donbas. In de loop van de zomer heeft de Russische publieke opinie zich rond de militaire operatie geconsolideerd, met een groeiende steun in de opiniepeilingen. Tegelijk lijkt het erop dat de steun voor de harde oorlogsstokers niet is toegenomen.

    Toen de heldhaftige eerste anti-oorlogsprotesten noodgedwongen stilvielen, verstomden ook de oppositiestemmen binnen de heersende elite. Mensen als premier Mikhail Mishustin en burgemeester Sergey Sobyanin van Moskou, die de oorlog zogenaamd slechts schoorvoetend steunen, gaven helemaal geen commentaar. Bij de verkiezingen voor regionale gouverneurs begin september, waarbij de drie in het systeem ingebedde ‘oppositiepartijen’, waaronder de zogenaamde communisten, de oorlog allemaal steunden, won het regerende Verenigd Rusland alle regio’s. Maar de laatste dag van de verkiezingen viel samen met het nieuws van de aftocht in Oekraïne.

    De grootste voorstanders van de oorlog waren woedend, vooral omdat het Kremlin en de officiële nieuwszenders de zaken nog steeds voorstelden alsof alles volgens plan verliep. Pro-oorlog commentatoren gingen tekeer op sociale media, en bekritiseerden vaak de militaire campagne op de staatsmedia.

    Igor Girkin (Strelkov), een bijzonder onaangename voormalige militair, KGB en extreemrechtse huurling die de overname van de Krim in 2014 en de eerste militaire interventies in Donbas leidde, merkte op: “We hebben al verloren, de rest is slechts een kwestie van tijd”. Een andere, Zakhar Prilepin, merkte op: “De gebeurtenissen in de buurt van Charkov kunnen met recht een catastrofe worden genoemd”. Zij verwijten het Kremlin en de militaire autoriteiten incompetentie en hebben de hele week volledige mobilisatie geëist.

    Ook politieke ‘zwaargewichten’ zoals voormalig president (en vermeend liberaal) Dmitri Medvedev, rechtvaardigen op agressieve wijze het gebruik van kernwapens en suggereren dat Rusland hierna Moldavië en Kazachstan zal binnenvallen. De zogenaamde communistische leider Gennadi Zjoeganov stelde voor dat de gemobiliseerden slechts twee weken training krijgen voordat ze naar het front worden gestuurd.

    Het is duidelijk dat er binnen de elite scherpe discussies waren over hoe ver de mobilisatie moest gaan. De televisietoespraak van Poetin werd met 14 uur uitgesteld – sommigen suggereren dat dit te wijten was aan de slechte gezondheid van de president. Het was waarschijnlijk eerder uitgesteld om overeenstemming te bereiken en de regionale autoriteiten te waarschuwen de nodige veiligheidsmaatregelen voor te bereiden.

    De referenda

    Het besluit om referenda te organiseren in de bezette gebieden van Oekraïne is ook een paniekreactie. In augustus nog zei Denis Poesjilin, hoofd van de Donetsk-republiek (DNR) dat een referendum alleen zin heeft als heel Donbas onder Russische controle staat. Op 5 september zei Kirill Stremousov, woordvoerder van het Russische bestuur van het bezette Cherson, dat er om “veiligheidsredenen” geen referendum mocht komen. Toch werd slechts drie dagen op voorhand aangekondigd dat er in vier regio’s zou worden gestemd – Donetsk en Loehansk, en het deel van de regio’s Cherson en Zaporizja dat onder Russische controle staat. Twee kleine districten in de regio Mykolajiv zullen bij Zaporizja worden gevoegd.

    Volgens de Russische autoriteiten tellen deze vier regio’s nu 5 miljoen inwoners. In 2021 woonden er bijna 9 miljoen mensen. Om de stemming te organiseren worden online systemen gecombineerd met huis-aan-huis bezoeken, en op de laatste dag van de stemming zullen de stembureaus vermoedelijk open zijn. Politie en hulpdiensten worden samen met talrijke particuliere beveiligingsbedrijven gemobiliseerd om ‘verkiezingsfunctionarissen’ te begeleiden bij hun huisbezoeken. De locatie van de stembureaus wordt geheim gehouden (het is nog niet duidelijk hoe mensen te weten zullen komen waar ze zich bevinden) uit angst dat ze worden aangevallen door de groeiende partizanenbeweging in Oekraïne.

    Wanneer bijna de helft van de bevolking gedwongen is de regio’s te ontvluchten omdat de gevechten voortduren, kan er geen twijfel over bestaan dat elke uitslag onbetrouwbaar zal zijn. Een realistischer onderzoek naar wat de bevolking van ten minste de regio’s Donetsk en Loehansk denkt, blijkt uit opiniepeilingen van de afgelopen tien jaar. In 2014, toen de anti-Kiev stemming op zijn hoogtepunt was, was 80% in Loehansk en 87% in Donetsk er voorstander van dat Oekraïne onafhankelijk bleef, en in beide regio’s was minder dan een derde voorstander van een afscheiding om zich bij Rusland aan te sluiten. In andere regio’s zoals Cherson bedroeg de steun voor aansluiting bij Rusland minder dan 10%. In drie opiniepeilingen van 2021-22 (vóór de oorlog) was de steun voor een onafhankelijk Oekraïne toegenomen en in Donbas wilde minder dan 20% zich bij Rusland aansluiten. Sinds februari is het vrijwel zeker dat de steun voor Rusland nog verder is afgenomen.

    Het Russische regime omschrijft de referenda niet als een “verkiezingscampagne”, maar als een “mobilisatie” van de lokale pro-Russische overheden en veiligheidsdiensten. In de eerste uren van de stemming worden de weinige overgebleven pro-Russen met bussen naar een klein aantal stembureaus gebracht om de illusie te wekken dat er enthousiast wordt gestemd. Daarna zullen huis-aan-huis en elektronische stemmen het systeem inpakken. Het Kremlin zal beweren dat er enorme meerderheden zijn voor aansluiting bij Rusland. Volgens interne documenten van het Kremlin willen ze in de regio’s Donetsk en Loehansk een ‘voorstem’ van 90% en een opkomst van 80% aankondigen.

    Waarschijnlijk op de dag nadat het Kremlin deze overweldigende stemmen heeft aangekondigd (28 september), zal de Russische Doema stemmen om de regio’s te annexeren. Het zou geen verrassing zijn als de ‘communistische’ leider Zjoeganov dit voorstel indient. Hij heeft immers een verleden als voorvechter van oorlogsresoluties. Volgens de logica van het Kremlin zal dit het karakter van de oorlog veranderen. Vanaf dat moment zal het Kremlin beweren dat elke ‘inval’ van Oekraïense troepen in de vier regio’s, of op de Krim, een aanval is op de “territoriale integriteit van de Russische Federatie”. Dit zal betekenen dat de huidige beperkingen over waar dienstplichtige soldaten mogen dienen, of over het gebruik van gevaarlijkere wapens, zullen veranderen. Hoewel veel westerse leiders de toespraak van Poetin zagen als een teken van wanhoop en bluf, is het duidelijk dat er nog meer gevaarlijke momenten kunnen komen nu het Kremlin zijn doelstellingen ondermijnd ziet.

    Rusland raakt steeds meer geïsoleerd

    Nu al worden Poetin en minister van Buitenlandse Zaken Lavrov als paria’s behandeld door de leiders en instellingen van wat het Kremlin nu “onvriendelijke landen” noemt. Nadat Lavrov de vergadering van de VN-Veiligheidsraad had verlaten, zei de Oekraïense minister van Buitenlandse Zaken Dmytro Koeleba dat hij “net als zijn soldaten de aftocht blies”.

    Nu worden ze steeds meer in de kou gezet door de rest van de wereld, nog voor de beruchte tv-toespraak van Poetin. De aftocht uit Charkov heeft aangetoond dat Rusland, dat tot nu toe werd gezien als de op één na sterkste militaire macht ter wereld, een onbetrouwbare partner is.

    Vorige week vond in Oezbekistan een top plaats van de Shanghai Cooperation Organisation, waarin China, India, Kazachstan, Kirgizië, Pakistan, Rusland, Tadzjikistan en sinds vorige week ook Iran verenigd zijn. Turkije, Wit-Rusland, Sri Lanka en anderen waren als waarnemers aanwezig. Vóór februari werden China en Rusland als de leidende partners van deze organisatie beschouwd. Toch ontmoette de Oezbeekse president Shavkat Mirziyoyev Xi Jinping toen hij invloog, terwijl een ondergeschikte voor Poetin werd gestuurd. Modi confronteerde Poetin met de uitspraak dat “dit niet het moment is voor oorlog”, terwijl Poetin moest erkennen dat China “vragen en zorgen” had.

    Nu is er een nog scherpere draai gemaakt. De Chinese minister van Buitenlandse Zaken Wang Wenbin riep na de toespraak van Poetin op tot een “zo snel mogelijke” wapenstilstand. Kazachstan en de Centraal-Aziatische staten hebben allemaal hun burgers verboden om tegen Oekraïne te vechten, nadat in Sacharovo een wervingskantoor was geopend waar alle buitenlanders die in Moskou wonen documenten moeten aanvragen. Het Russische bankbetalingssysteem “Mir” [ironisch genoeg betekent het ‘vrede’] dat Mastercard en Visa moet vervangen, werkt nu niet meer in Centraal-Azië en Turkije. Zowel China als Turkije zeggen dat de referenda niet zullen worden erkend.

    Zal de mobilisatie helpen?

    Het Kremlin vermijdt nog steeds de oorlogsverklaring. Dit zou betekenen dat het de mislukking van de ‘speciale militaire operatie’ erkent. Op dezelfde manier vermijdt het een volledige mobilisatie uit angst voor het uitbreken van massaal verzet. Er is officieel verklaard dat alleen mannen met militaire ervaring zullen worden opgeroepen. Dit is een leugen die snel aan het licht komt. Zelfs op elite-universiteiten in Moskou vallen rekruteringsofficieren binnen in colleges om oproepingspapieren uit te delen.

    Desondanks geloven de meeste deskundigen niet dat deze mobilisatie de gebeurtenissen in het voordeel van het Kremlin kan keren. Het Russische leger is ‘top-down’, een erfenis van de stalinistische staat. Dit betekent dat officieren de gelederen niet vertrouwen, nu wordt gesuggereerd dat zelfs de dagelijkse tactische beslissingen in het Kremlin worden genomen. Er is niet genoeg uitrusting, officieren of sergeanten/korporaals om de gemobiliseerden te trainen. Zelfs in de beste tijden duurt het normaal weken, zo niet maanden om nieuwe militaire eenheden te vormen die naar het front kunnen worden gestuurd. Er zijn al video’s verschenen van de verschrikkelijke toestand waarin deze nieuwe gemobiliseerden naar verwachting zullen verkeren. Veel deskundigen geloven dat deze nieuwe rekruten gewoon kanonnenvlees zullen zijn.

    Een verdere ondermijning van het Poetin-regime?

    Commentatoren merken vaak op dat Poetin erin geslaagd is aan de macht te blijven omdat hij een informeel pact heeft met een loyaal electoraat, waarbij hij hen stabiliteit biedt, zij het zonder democratische rechten, en zij zich buiten de politiek houden. Dit is een wat simplistische opvatting, vooral omdat het voorbijgaat aan het feit dat er geen levensvatbaar politiek alternatief voor zijn bewind is opgebouwd. Toch ondermijnen deze beslissingen dat pact – er kan nu nauwelijks een familie zijn die niet op zijn kop is gezet door de start van de ‘speciale operatie’, de mobilisatie en de economische ramp die zich ontwikkelt.

    Het is te vroeg om te voorspellen of de jongste opleving van de anti-oorlogsbeweging zich op korte termijn kan ontwikkelen met een bredere basis. Het kan langer duren voordat de gevolgen van de mobilisatie doordringen, aangezien de nieuwe troepen naar Oekraïne worden gestuurd, en velen terugkeren als “Cargo 200” – de term van het Russische leger voor lijkzakken. Misschien zal een nieuwe wending in de oorlog in Oekraïne de heersende elite nieuwe schokken bezorgen.

    Het kapitalisme heeft geen uitweg

    Poetin, die het steeds agressievere en imperialistischere Russische kapitalisme vertegenwoordigt, is niet in staat zijn nederlaag te aanvaarden, of zijn troepen uit Oekraïne terug te trekken en het recht op onafhankelijkheid te erkennen, omdat dit van zwakte zou getuigen en tot de volledige en snelle ineenstorting van zijn bonapartistische regime zou kunnen leiden. Zolang hij in het Kremlin blijft, zal hij zijn toevlucht nemen tot steeds wanhopiger maatregelen, waaronder de mogelijke verdere escalatie van het conflict in Oekraïne. Hij heeft al laten zien dat hij bereid is de levens en huizen van Tsjetsjenen, Syriërs en nu ook Oekraïners op te offeren. Door zijn mobilisatie heeft hij zijn totale minachting getoond voor de nieuwe Russische soldaten en hun gezinnen, van wie velen hun leven wordt verwoest zodat hij aan de macht kan blijven.

    De hamvraag is echter wie hem kan vervangen. Het regime denkt misschien dat de massale onderdrukking van de pro-kapitalistische liberale oppositie en andere oppositiekrachten, waarbij sommigen in de gevangenis zitten en vele anderen in ballingschap gaan, zal verhinderen dat er een nieuwe oppositie tegen zijn bewind ontstaat. Maar dat gebeurt niet. Het betekent echter wel dat een dergelijke beweging een grotendeels spontaan en politiek verward karakter zal hebben, totdat een echt massaal alternatief voor de arbeidersklasse en levensvatbare leiders ontstaan.

    Het betekent dat een alternatief voor Poetin in dit stadium waarschijnlijk zal voortkomen uit het huidige regime. En die keuze is niet aantrekkelijk. In het beste geval zou het kunnen gaan om een meer gematigde figuur als Misjoetin of Sobjanin, maar die zouden een door de oorlog en de sancties verwoeste economie erven en nog steeds gegijzeld worden door de krachten binnen het staatsapparaat die Poetin aan de macht hebben geholpen. Een ander alternatief zou een meer hardline figuur zijn zoals Medvedev of een figuur van de veiligheidsdiensten.

    Volgens generaal Sir Richard Barrons, voormalig hoofd van de Britse strijdkrachten, zijn westerse politici “doodsbang” voor een “zogenaamd ‘catastrofaal succes’ voor de Oekraïense strijdkrachten, dat tegen alle voorspellingen in een regeringsbedreigende nederlaag voor Rusland inluidt”. Zij vrezen dat een wanhopige Poetin dan zijn toevlucht zal nemen tot het gebruik van tactische kernwapens.

    Dit geldt duidelijk niet voor alle westerse politici. Terwijl sommigen liever een vorm van compromis zien, waardoor Poetin in de woorden van Macron “zijn gezicht kan redden”, willen anderen Poetin juist zo ver mogelijk terugdringen en tegelijk een regimeverandering vermijden. Als Poetin echter besluit om, zoals de Russen zeggen, “Va Banque” te doen, en bereid is alles op het spel te zetten, dan zal het westerse imperialisme geen andere keuze hebben dan hetzelfde te doen, en zal het conflict oncontroleerbaar escaleren.

    Hoe dan ook, het zijn de arbeidersgezinnen die de directe gevolgen ondervinden van deze brute oorlog die al negen maanden duurt en mogelijk nog veel langer kan duren. Wereldwijd worden ze geconfronteerd met een escalerende energie-, voedsel- en inflatiecrisis. In Oekraïne worden hun huizen en jobs vernietigd. Daarom zijn zoveel Oekraïners bereid het leger en de territoriale verdedigingsmacht te steunen, en in toenemende mate deel te nemen aan de opkomende partizanenbeweging in bezette gebieden. Hun strijd is voor het recht op zelfbeschikking voor Oekraïne.

    Tegelijkertijd is de regering-Zelenski, naarmate zij zich meer tot de westerse imperialistische mogendheden wendt voor steun, bereid de toekomst van Oekraïne te hypothekeren door in te stemmen met de voorwaarden van de imperialisten voor leveringen en financiering. Sinds de zomer is het tempo van maatregelen tegen de arbeidersklasse opgevoerd, waaronder pensioenhervormingen, privatisering van de wapen-, voedsel- en energiesector en loonsverlagingen voor werknemers in de staatssector. Alsof dit nog niet genoeg is, worden de verkiezingen van volgend jaar waarschijnlijk uitgesteld. Duidelijk bezorgd dat de arbeidersklasse zal leren hoe ze zich tijdens de oorlog moet organiseren en verzetten, wordt een nieuw register van wapenbezit voorbereid, zeker om ervoor te zorgen dat de arbeiders aan het eind van de oorlog ontwapend zijn.

    Noodzaak van een onafhankelijk alternatief voor de arbeidersklasse

    Uit dit alles blijkt duidelijk dat de arbeidersklasse in Rusland, Oekraïne en internationaal geen vertrouwen mag hebben in het kapitalisme of het imperialisme in welke vorm dan ook. Socialisten in Rusland zullen blijven pleiten voor de opbouw van een democratisch georganiseerde anti-oorlogsbeweging, geworteld in de arbeidersklasse, met links naar de vrouwenprotesten die zich ontwikkelen. Zij steunen het zelfbeschikkingsrecht van Oekraïne, dat alleen mogelijk is als de Russische troepen zich volledig uit Oekraïne terugtrekken. Russische socialisten zien de noodzaak in van een duidelijk politiek, socialistisch alternatief, dat zich kan organiseren als onderdeel van een massale arbeidersbeweging om het Poetin-regime omver te werpen en een einde te maken aan het kapitalisme in Rusland.

    Op dezelfde manier strijden socialisten in de westerse imperialistische landen om socialistische alternatieven voor hun eigen regeringen op te bouwen, die niet alleen de rechten van arbeiders, vrouwen en de LGBT+-gemeenschap aanvallen, de lonen drukken en de inflatie opdrijven, maar ook samenwerken om de militaire uitgaven te verhogen en oorlogen te voeren in het belang van het kapitalisme.

    Sterke arbeidersorganisaties in andere landen zouden de arbeidersklasse in Oekraïne, die strijdt om de Russische troepen te verdrijven, de grootst mogelijke steun kunnen geven en haar tegelijk helpen een politiek alternatief op te bouwen voor de regering-Zelenski, die verdere aanvallen op de belangen van de werkende klasse voorbereidt om haar zakelijke partners en imperialistische bondgenoten te dienen. Zo’n beweging zou strijden tegen privatisering, pensioenhervormingen en loonsverlagingen, en opkomen voor echte democratie, met inbegrip van het recht op autonomie of zelfbeschikking als een bepaalde regio dat wil.

    Uiteindelijk is de sleutel tot het verdedigen van de Oekraïense zelfbeschikking, tot het beëindigen van de oorlog en toekomstige oorlogen, het opbouwen van een internationaal arbeidersalternatief om een einde te maken aan het bestaan van imperialistische en kapitalistische regeringen in de hele wereld. Daarvoor hebben we internationale solidariteit van de arbeidersklasse nodig in een georganiseerde strijd tegen alle oorlogszuchtigen, om een einde te maken aan het kapitalistisch systeem, de bron van de moderne oorlogen, en om het te vervangen door een nieuwe samenleving, gebaseerd op een democratische en duurzame planeconomie en een vrijwillige en gelijkwaardige confederatie van socialistische staten, waarin alle volkeren recht hebben op zelfbeschikking, een degelijke levensstandaard en een leven zonder onderdrukking, discriminatie en autoritarisme.

  • De indexering van de lonen en uitkeringen: afgedwongen door arbeidersstrijd

    België is één van de enige landen ter wereld dat nog een systeem van automatische indexering van de lonen en uitkeringen kent. Dit systeem houdt in dat de lonen van de meeste werknemers in de private sector, alsmede de lonen van de ambtenaren, de uitkeringen en de pensioenen, worden aangepast aan de ontwikkeling van de consumptieprijzen. Dit is een belangrijke sociale verworvenheid van de werkende klasse die in 2020 haar 100ste verjaardag vierde. De index lag voortdurend onder vuur van de bazen en hun bondgenoten. Een terugblik op hoe de arbeidersbeweging de index afdwong, is een essentieel onderdeel van onze verdediging ervan.

    door Nicolas Croes

    Ook toen: oorlog en inflatie

    Naast de vreselijke menselijke tol van de grote slachting van de Eerste Wereldoorlog, was er een fenomenale explosie van de prijzen. Tegen 1917 waren de voedselprijzen met 100 tot 300% gestegen in vergelijking met 1914 voor producten die door de publieke bevoorradingswinkels werden geleverd. De tekorten voedden ook de zwarte markt, waar de prijzen 1.500% hoger lagen. Toen de oorlog voorbij was, bleven de prijzen aanzienlijk hoger. Zo bedroeg het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen in Brussel (met de prijzen van 1914 als index 100) gemiddeld 350 in 1919, 450 in 1920 en 400 in 1921. In de strijd van de arbeidersbeweging werd veel nadruk gelegd op de eis van loonsverhogingen in overeenstemming met de stijgende kosten van levensonderhoud. Een andere centrale eis was de invoering van de achturige werkdag, die in 1921 werd verkregen.

    Soms wordt het voorgesteld alsof de index en de achturige werkdag, net als het algemeen enkelvoudig stemrecht (‘algemeen’ voor mannen vanaf 1919) ‘cadeaus’ waren van de burgerij om de arbeiders te bedanken voor hun inspanningen tijdens de Grote Oorlog. Dat is niet waar. De bazen gaven ons nooit zomaar iets.

    Oorlog als geboorteplaats van revolutie

    Karl Marx merkte in zijn tijd al op dat oorlog kan fungeren als de “vroedvrouw van revolutie.” Dit werd bevestigd in de Eerste Wereldoorlog, die niet langer vol te houden was door de Russische Revolutie van 1917 en helemaal stopte na de Duitse Revolutie van 1918. De Russische revolutie maakte een einde aan de tsaristische dictatuur en vestigde in oktober de eerste arbeidersstaat ter wereld, de republiek van de sovjets (raden).

    Ook in ons land was er een golf van opstand en protest. Het was een echte revolutionaire opleving die het land overspoelde met stakingen en opstanden gevoed door de afwijzing van de verschrikkingen van de oorlog en geïnspireerd door de overwinning van de bolsjewieken in Rusland. De burgerij had geen keuze: als ze niet toegaf, dreigde ze alles te verliezen.

    In 1919 registreerde de arbeidsinspectie in België niet minder dan 733 stakingen. De eisen waren vooral gericht op een loonsverhoging met 100%, een achturige werkdag, de invoering van een minimumloon en de erkenning van vakbonden. Voor de burgerij was het ergste dat de werkende klasse meer vertrouwen kreeg.

    Er waren dat jaar voor het eerst verkiezingen volgens het principe “één man, één stem” (met uitzondering van oorlogsweduwen, moesten vrouwen nog tot 1947 wachten om te stemmen). Voor het eerst sinds 1884 verloren de katholieken hun absolute meerderheid. De socialistische Belgische Werkliedenpartij (BWP) verdubbelde haar score en werd de tweede politieke kracht van het land met 24% van de stemmen. In Wallonië en Brussel werd ze met 36% zelfs de eerste kracht.

    De steun van de BWP-leiders aan de stakingen was echter zeer terughoudend. De leiding was geschrokken door de gang van zaken. In 1916 besloot de BWP deel te nemen aan een burgerlijke regering. Partijvoorzitter Emile Vandervelde werd minister van staat. Hij trok in 1917 naar Rusland om de uitgehongerde Russische soldaten ervan te overtuigen het bloedbad in de loopgraven voort te zetten! De burgerij moest de BWP in een ‘nationale eenheid’ trekken in de hoop zo een zekere controle op de sociale onrust te krijgen.

    Krachtsverhoudingen, krachtsverhoudingen en nog eens krachtsverhoudingen

    De arbeidersstrijd na de Eerste Wereldoorlog vestigde het massakarakter van de Belgische vakbonden. De strijd leverde overwinningen op met algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen, de achturige werkdag en de erkenning van de vakbonden. Er werd tevens een commissie voor de kosten van levensonderhoud opgericht. Bij gebrek aan nauwkeurige gegevens over de uitgaven van gezinnen, ontwikkelde de commissie een index van kleinhandelsprijzen. Deze index werd in verschillende sectoren meteen aangegrepen door de arbeidersbeweging om een loonsverhoging af te dwingen die met deze index overeenkwam.

    In juli 1920 sloten de mijnwerkers de eerste sectorale collectieve arbeidsovereenkomst waarmee de lonen aan de index gekoppeld werden. Aan het eind van dat jaar voorzagen 13% van de collectieve arbeidsovereenkomsten in een systeem van automatische indexering. In 1924, slechts vier jaar later, was dat al in 73% van de cao’s het geval. Vanaf 1935 werd de index ook gebruikt voor de aanpassing van de kinderbijslag en de pensioenen (nog niet voor de werkloosheidsuitkeringen). De koopkracht van de Belgische werkenden ging erop vooruit tot aan de grote depressie vanaf 1929.

    Het invoeren van collectieve arbeidsovereenkomsten betekende in de praktijk dat de vakbonden in de bedrijven erkend werden. Dit opende de deur voor de overwinningen van de achturige werkdag en de 48-urenweek in de mijnen, de metaal en de steengroeven. Die maatregel werd in 1921 uitgebreid naar alle sectoren.

    De opbouw van een krachtsverhouding op het terrein, gebaseerd op strijd, was beslissend en van fundamenteel belang om zowel de indexering als de collectieve arbeidsduurvermindering binnen te halen. In de context van een fors oplopende inflatie en onhoudbare werkdruk, wordt de aandacht opnieuw op deze eisen gevestigd. We kunnen vandaag inspiratie halen uit de moedige strijd van onze overgrootouders meer dan een eeuw geleden. Het was hun vastberaden opstelling en de dreiging van revolutie waarmee de index en werkbaarder werk werden afgedwongen.

  • Van inflatie naar recessie: kapitalisme loopt vast

    De maandelijkse energiefactuur, de indexering van de huur of gewoon een bezoek aan de pomp: het is tegenwoordig genoeg om het aan je hart te krijgen. Voor de overgrote meerderheid van de bevolking is de stijgende levensduurte een voelbaar en nijpend probleem. Het einde is bovendien nog niet in zicht. Waar komt die inflatie vandaan? Wat betekent dit voor de toekomst? Wat kunnen we eraan doen?

    dossier door Koerian (Gent) uit maandblad De Linkse Socialist

    Perfecte storm

    Overal ter wereld duikt het inflatiespook op. In België bedraagt de inflatie volgens Eurostat 10,4%, bijna 2% boven het Europese gemiddelde. Voor de oorzaak van de inflatie wijzen de media vooral op de oorlog in Oekraïne. De inval van Rusland kwam uit het niets en gooide de wereldeconomie uit balans, dat is het discours. Enerzijds komt de oorlog in Oekraïne natuurlijk niet uit het niets. Ze is het resultaat van een opbouw aan inter-imperialistische spanningen tussen de EU en Rusland, het westen en China. Anderzijds zijn de oorzaken voor de inflatie veel complexer. Wanneer politici en opiniemakers wijzen naar de oorlog in Oekraïne, is dat omdat ze hun kop in het zand willen steken voor de dieperliggende oorzaken van de inflatie en de diepe crisis van hun kapitalistisch systeem.

    Uiteraard speelt de oorlog in Oekraïne een belangrijke rol. Heel wat multinationals maken gebruik van de relatieve tekorten die de oorlog creëert om woekerwinsten te boeken. Energiebedrijf Engie maakte in de eerste helft van 2022 5,2 miljard euro winst. BASF maakte, met het excuus van de hogere grondstofprijzen, een kwart meer winst in het tweede kwartaal van 2022. Het neemt daarbij een voorbeeld aan de farma-giganten en hun woekerwinsten tijdens de coronacrisis. Zij graaien, wij betalen. De stop in toevoer van graan uit Oekraïne en Rusland wordt door speculanten aangegrepen om voedselprijzen op te drijven, vooral op kap van de bevolking in de neokoloniale wereld, maar ook bij ons neemt de inflatie van voedselprijzen hard toe.

    De spanningen tussen de wereldmachten spelen ook op andere manieren een rol in de galopperende inflatie. De strijd tussen de VS en China om militaire en economische dominantie leidt tot deglobalisering en verstoring van de toevoerketens. Bedrijven gingen tot voor een aantal jaar op zoek naar de landen waar ze het goedkoopst kunnen produceren om hun fabrieken te vestigen. Goederen werden over erg lange afstanden vervoerd en voorraden werden zo laag mogelijk gehouden (just-in-time productie) om winsten te maximaliseren. Het conflict tussen de VS en China, dat nog versterkt werd tijdens de pandemie, zette dit onder druk. Het leidde tot aanvoerproblemen die de prijzen van goederen omhoog jagen en het zet bedrijven ertoe aan hun productie dichter bij huis te brengen.

    Ook de ecologische crisis heeft haar impact op prijsstijgingen. Droge, hete zomers en koude winters worden een steeds grotere economische factor. Niet alleen in traditioneel klimaatgevoelige sectoren als landbouw overigens. Het lage waterpeil van de Rijn zorgde deze zomer voor grote problemen voor de industrie in het Duitse Ruhr-gebied. Klimaatrampen veroorzaakten in de eerste helft van dit jaar al voor 35 miljard euro verzekerde schade. De quasi-zekerheid op een escalatie van extreme weerfenomenen zal een steeds grotere impact hebben op de economie.

    De enorme bergen geld waar de kapitalisten zelf op zitten, spelen ook een rol. Het kapitalisme heeft zich deels tegen de economische crisis van 2008 verweerd door enorme hoeveelheden goedkoop geld in de economie te pompen, de zogenaamde Quantitative Easing, en door de rentevoeten voor leningen laag te houden. Ze hoopten dat bedrijven geld zouden lenen en investeren in de economie. In realiteit was het veel winstgevender om het op te potten in aandelen, vastgoed en speculatiebubbels (bijvoorbeeld cryptomunten) die niets bijdragen aan de reële economie. Slechts een klein deel van het goedkope geld dat bedrijven leenden, vloeide terug naar echte bedrijven en fabrieken, met echte jobs en een echte meerwaarde. Meer geld, zonder een stijging in de productie betekent dat dat geld minder waard wordt en veroorzaakt dus inflatie. De overaccumulatie van kapitaal leidt tot een gebrek aan rentabiliteit en een gebrek aan productieve investeringen.

    Deze oorzaken voor inflatie komen dus niet uit het niets. Ze zijn eigen aan het kapitalistisch systeem. De nieuwe Koude oorlog is in essentie een competitie tussen Amerikaanse en Chinese bedrijven om economische toegang, invloedssfeer en dus winsten. De ecologische crisis is het gevolg van 150 jaar vervuiling door de Shells en Arcelor Mittals van deze wereld. Speculatiewinsten en een gebrek aan investeringen in de reële economie zijn bij uitstek kenmerken van een kapitalisme in crisis. Het kapitalisme zit vast in een perfect storm van een economische, ecologische en sociale crisis die het zelf heeft gecreëerd.

    Het kapitalisme met de handen in het haar

    De oplossingen van centrale bankiers, economen en politici tonen vooral dat ze niet weten van welk hout pijlen te maken. Twee jaar terug was hun perspectief dat alle vraag die tijdens de lockdowns en coronacrisis was opgebouwd zou resulteren in ongebreidelde economische groei wanneer het rijk der vrijheid aanbrak. Dat was dus buiten hun eigen systeem gerekend.

    De Federal Reserve, de Amerikaanse centrale bank, verhoogde dit jaar de rentevoeten met samen 2%. De ECB verhoogde haar rentevoeten met 0,5% procent. In september volgen wellicht nieuwe verhogingen. Ze proberen eigenlijk, wat zij een milde recessie noemen, uit te lokken om zo een lange periode van inflatie te vermijden. Door geld lenen duurder te maken hopen economen de vraag naar producten te doen dalen en zo de prijzen naar beneden te halen.

    Deze tactiek is niet zonder risico. 20% van de Amerikaanse bedrijven drijft op kredieten, in Europa ligt dit cijfer nog hoger. Dat betekent dat wanneer lenen duurder wordt, veel van die bedrijven over kop zullen gaan. Werkloosheid zal opnieuw stijgen. Voor kapitalisten betekent meer werkloosheid een kans om de lonen te doen dalen. Voor ons betekent het miserie.

    Stijgende werkloosheid is niet het enige effect van een renteverhoging. Mensen met een variabele hypotheek zullen bovenop de stijgende prijzen te maken krijgen met hogere aflossingen. Wie een eigen woonst wil kopen, zal bovenop de onmogelijke prijzen ook nog eens met een duurdere lening rekening moeten houden. Tientallen landen in de neokoloniale wereld zullen door het verhogen van de rentevoeten (en dus het duurder worden van hun schulden in dollars en euros) dieper in de schuldafhankelijkheid van het IMF en de Wereldbank zakken.

    Een milde recessie voor hen, betekent dus een diepe put voor gewone werkenden wereldwijd. Het is een beproefde strategie. In het begin van de jaren ‘80 trok Volcker, toenmalig voorzitter van de Federal Reserve, de rentevoeten op naar 20% om een crisis uit te lokken en inflatie tegen te gaan. Meer dan een uitweg uit de crisis, betekende het een sociaal kerkhof.

    Het kapitalisme heeft zich vastgereden. Wanneer het de rentevoeten te traag optrekt loopt het risico op hyperinflatie, wanneer het dat te snel doet duwt het een massa bedrijven richting failliet, fnuikt het de vraag en staan we mogelijk voor een nooit geziene recessie.

    Strijd op straat

    Hoe de heersende klasse concreet met deze crisis omgaat, zal vooral afhangen van welke strijd op straat wordt gevoerd. Het ongenoegen over de dalende koopkracht bezorgde Frankrijk het eerste parlement zonder meerderheid in de geschiedenis van de Vijfde Republiek, na de overwinning van het links blok NUPES en het extreemrechtse Rassemblement National. De schuldencrisis in Sri Lanka veroorzaakte een revolte die de president van het land op de vlucht dreef. Traditionele politici zijn bang van de woede over de dalende levensstandaard.

    Ook de Belgische heersende klasse is bang. De bazen van het VBO en zeker van VOKA pleiten al maanden voor een indexsprong. De Croo houdt de boot af en prijst de index als mechanisme voor stabiliteit. Niet omdat de liberale premier de index genegen is, maar omdat hij onder druk van de vakbonden staat, zeker na de nationale betoging van 20 juni. De Croo en co zijn terecht bang voor een koopkrachtrevolte.

    Dit najaar starten onderhandelingen over de welvaartsenveloppe en de loonnorm. Op basis van de loonnormwet van 1996, die bepaalt dat de lonen in België niet sneller mogen stijgen dan die in de buurlanden, zat er vorige keer slechts 0,4% in. Nu zal het wellicht helemaal niets zijn. In volle koopkrachtcrisis, in aanloop naar een winter van onmogelijke gasprijzen, in de context van een renteverhoging door de Europese Centrale Bank, willen de patroons en hun politici onze lonen bevriezen. Het resultaat is dat we achteruit gaan. De vakbonden kondigden al een nieuwe nationale actiedag aan in november. Nu de index aanvallen, zou politieke zelfmoord zijn.

    Niet dat er niet verder aan de index zal geprutst worden. Begin dit jaar werd duchtig over de zogenaamde loon-prijsspiraal gepraat. Volgens traditionele politici en kapitalistische economen zouden hogere of zelfs geïndexeerde lonen automatisch hogere prijzen veroorzaken. Alsof de prijzen enkel bepaald worden door de lonen. De winsten stijgen overigens veel sneller dan de lonen en hebben dus een groter effect op prijsstijgingen.

    De aanpassing van de lonen aan de stijgende prijzen is al ondermijnd. De gezondheidsindex houdt bijvoorbeeld geen rekening met motorbrandstof en ook over de samenstelling van de indexkorf (de producten en hun gewicht) valt één en ander te zeggen. De index volgt de stijgende prijzen niet volledig. Het blijft een belangrijk instrument om de werkenden te beschermen tegen de ergste armoede, maar een herstel van de volledige index is nodig.

    De woede organiseren

    Wereldwijd zullen revoltes rond de stijgende levensduurte blijven losbarsten. Maar woede alleen is niet genoeg, de woede moet georganiseerd worden. De beweging van de gele hesjes toonde dat je enkel op buikgevoel geen overwinningen kan boeken, maar dat er nood is aan democratische structuren en een programma dat zich tegen het systeem richt.

    De stakingsgolf in Groot-Brittannië bij onder meer het openbaar vervoer en de post is opmerkelijk. Het toont dat de werkende klasse terug is (zie pagina 6). De campagne ‘Enough is enough’ van vakbondsleiders en linkse parlementairen eist degelijke lonen, een einde aan voedselarmoede, lagere energieprijzen, degelijke huisvesting voor iedereen en een belasting op de rijken. Met lokale meetings wordt de campagne opgebouwd. De website van het initiatief crashte toen meer dan 200.000 mensen zich wilden inschrijven. Er zijn beperkingen aan het initiatief, maar ook sterktes waar we iets uit kunnen leren. Lokale meetings en open personeelsvergaderingen die opbouwen naar actiemomenten rond een sterk eisenprogramma, kunnen van de staking in november een enorm succes maken. Een campagne van de vakbonden en de linkerzijde kan aan iedereen, op welke werkplek, school of universiteit dan ook een plaats geven in de uitbouw van de beweging. Zo kan alle woede samengebracht worden in de opbouw naar de staking van november.

    Een eisenprogramma voor de beweging moet eerst en vooral tegemoet komen aan de meest dringende noden: hogere en gegarandeerde uitkeringen om de meest kwetsbare lagen uit de armoede te houden of halen, investeringen in sociale huisvesting, breken met de loonnormwet om een betekenisvolle loonsverhoging af te dwingen, het bevriezen van hypotheekrentes en huurprijzen en lagere energieprijzen.

    Anderzijds kan het daar ook niet bij blijven. Als we de woekerprijzen in de energiesector willen aanpakken, moet die in publieke handen komen. Wanneer we onze koopkracht willen beschermen hebben we nood aan een volwaardige index. Willen we voor iedereen een zinvolle job, hebben we nood aan een 30-uren werkweek met loonbehoud en extra compenserende aanwervingen. Willen we de woekerwinsten van energie-, farma- en voedselmultinationals aanpakken, moeten we die bedrijven in publieke handen nemen.

    Deze koopkrachtcrisis is eerst en vooral eigen aan het systeem. Het kapitalisme heeft zichzelf vastgereden in een situatie die haar de keuze laat tussen inflatie en recessie en die ons de keuze laat tussen veel miserie of nog meer miserie. Om definitief komaf te maken met deze crisis, moet het systeem op de schop.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop