Category: Dossier

  • Trotski: De les van Spanje. Laatste waarschuwing

    De militaire operaties in Abessinië en het Verre Oosten worden zorgvuldig bestudeerd door alle militaire generale staven om zich op de toekomstige grote oorlog voor te bereiden. De gevechten van het Spaanse proletariaat, lichtflitsen die een voorbode vormen op de naderende internationale revolutie, moeten niet minder aandachtig bestudeerd worden door de revolutionaire generale staven; slechts op die voorwaarde zullen wij door de naderende gebeurtenissen niet verrast worden.

    Trotski

    In het zogeheten republikeinse kamp staan drie opvattingen met ongelijke kracht tegenover elkaar: het mensjewisme, het bolsjewisme en het anarchisme. Wat betreft de burgerlijke republikeinse partijen, deze hebben geen politiek onafhankelijke ideeën of belang en handhaven zich slechts op de rug van de reformisten en anarchisten. Bovendien zou het geenszins overdreven zijn te zeggen dat de leiders van het Spaanse anarcho-syndicalisme er alles aan gedaan hebben hun doctrine te desavoureren en hun belang praktisch tot nul te herleiden. In feite staan er in het republikeinse kamp twee doctrines tegenover elkaar: het bolsjewisme en het mensjewisme.

    Volgens de opvatting van de socialisten en de stalinisten, dat wil zeggen van de mensjewisten van de eerste en tweede lichting, dient de Spaanse revolutie slechts democratische taken te volbrengen, en daarom was het nodig een verenigd front met de democratische’ bourgeoisie aan te gaan. Elke poging van het proletariaat uit het kader van de democratie te breken was vanuit dit oogpunt niet alleen te vroeg, maar bovendien noodlottig.

    Hetgeen aan de orde was, was trouwens niet de revolutie, maar de strijd tegen Franco. Het fascisme is geen feodale reactie, maar een burgerlijke: dat men tegen deze burgerlijke reactie slechts met de krachten en de methoden van de prolelarische revolutie kan vechten, is een opvatting die het mensjewisme, zelf een zijtak van het burgerlijke denken, zich niet wilde en niet kon eigen maken.

    Het bolsjewistische standpunt dat slechts door de jonge sectie van de IVde Internationale op een volwassen manier werd uitgedrukt, gaat van de theorie van de permanente revolutie, te weten dat zelfs louter democratische taken zoals de liquidatie van het half feodale groot grondbezit niet volbracht kunnen worden zonder de verovering van de macht door het proletariaat; en op zijn beurt brengt dat de socialistische revolutie aan de orde. Trouwens, de Spaanse arbeiders zelf stelden zich al bij de eerste stappen van de revolutie niet slechts democratische, maar bovendien puur socialistische opgaven. Te eisen de grenzen van de burgerlijke democratie niet te overschrijden, betekent in feite niet alleen de burgerlijke revolutie af te remmen maar deze op te geven. Slechts door het omverwerpen van de sociale betrekkingen op het platteland kan men van de boeren, de grote massa van de bevolking, een machtige vesting maken tegen het fascisme. Maar de grootgrondbezitters zijn onverbrekelijk verbonden met de bourgeoisie van het bank-, industrie- en handelswezen, en met de burgerlijke intelligentsia die daar afhankelijk van zijn. De partij van het proletariaat zag zich zodoende voor de noodzakelijke keuze gesteld: ofwel samen te gaan met de boerenmassa’s, ofwel met de liberale bourgeoisi; een coalitie zowel met de boeren als met de liberale bourgeoisie kon slechts één doel hebben: de bourgeoisie te helpen de boeren te bedriegen en de arbeiders te isoleren. De agrarische revolutie kon niet verwezenlijkt worden als ze niet tegen de bourgeoisie gericht was, en bijgevolg alleen maar door maatregelen van de dictatuur van het proletariaat. Er bestaat geen enkel regime daar tussenin.

    Vanuit theoretisch oogpunt is het meest frappante van Stalins Spaanse politiek dat deze een totale verloochening is van het ABC van het marxisme. Met vertraging van enige tientallen jaren – en wat voor jaren – heeft de Communistische Internationale de doctrine van het mensjewisme volkomen in ere hersteld. Nog meer: men gaf zich de grootste moeite deze doctrine een ‘consequentere’ en tegelijk een absur dere uitdrukking te geven. In het tsaristische Rusland van begin 1905 had de formule van de ‘zuiver democratische revolutie’ in elk geval oneindig meer zin dan in het Spanje van 1937. En er is dan ook niets verwonderlijks aan het feit dat de ‘liberale arbeiders’-politiek van het mensjewisme in het huidige Spanje veranderd is in de anti-arbeiders en reactionaire politiek van het stalinisme. Daardoor is de doctrine van het mensjewisme, deze karikatuur van het marxisme, haar eigen karikatuur geworden.

    De theorie van het Volksfront

    Het zou echter naief zijn te geloven dat er aan de basis van de in Spanje gevolgde politiek van de Comintern alleen enige theoretische ‘fouten’ kleefden Het staljnjsme richt zich niet naar de marxistische theorie, noch naar welke theorie dan ook, maar naar de empirische belangen van de Sovjet-bureaucratie. Onder elkaar spotten de cynici van Moskou met de ‘filosofie’ van het Volksfront à la Dimitroff. Maar zij hebben, om de massa’s te bedriegen, de beschikking over talrijke kaders ter propagering van deze heilige formule, oprecht of schurkachtig, naïef of geslepen. Louis Fischer, met zijn onwetendheid en onbekwaamheid, met zijn provinciale redenaarsmentaliteit, organisch doof voor de revolutie, is de meest afstotende vertegenwoordiger van dit zeer weinig aantrekkelijke broederschap. ‘De vereniging van alle vooruitstrevende krachten’, ‘de triomf van de ideeën van het Volksfront’, ‘de aanslag van de trotskisten op de gesloten gelederen van de anti-fascisten’ wie zou bij het lezen van die formules, geloven dat het Communistisch Manifest negentig jaar geleden geschreven was?

    De theoretici van het Volksfront gaan uiteindelijk niet verder dan de eerste regel van de rekenkunde, die van de optelling: de som van communisten, socialisten, anarchisten en liberalen is groter dan elk van de samenstellende delen. Met rekenkunde komt men er echter niet in deze zaak. Er is op z’n minst mechanica voor nodig: de wet van het parallellogram van de krachten blijkt te kloppen, zelfs in de politiek. De resultante is, zoals men weet, korter naarmate de krachten meer uit elkaar gaan. Wanneer de politieke bondgenoten in tegengestelde richtingen trekken, is de resultante gelijk aan nul. Een blok van verscheidene groeperingen van de arbeidersklasse is absoluut noodzakelijk om de gemeenschappelijke taken tot een goed eind brengen. In bepaalde historische omstandigheden is een dergelijk blok in staat de onderdrukte massa’s van de kleine burgerij tot zich te trekken, waarvan de belangen die van het proletariaat nabij komen. De -gemeenschappelijke kracht van een dergelijk blok kan veel groter blijken te zijn dan de resultante van de samenstellende krachten.-Daarentegen kan een verbond van het proletariaat met de bourgeoisie, waarvan de belangen, wat betreft de fundamentele vraagstukken, nu een hoek van 180° maken, in de regel de revolutionaire kracht proletariaat slechts verlammen.

    De burgeroorlog, waarin de kracht van het geweld alleen weinig werking heeft, eist van zijn deelnemers een buitengewoon grote toewijding. De arbeiders en de boeren zijn pas dan in staat de overwinning zeker te stellen wanneer zij de strijd voor hun eigen emancipatie voeren. Hen onder de huidige omstandigheden te onderwerpen aan de leiding van de bourgeoisie betekent al bij voorbaat de nederlaag in de burgeroorlog te verzekeren.

    Deze waarheden zijn op geen enkele manier de vrucht van een puur theoretische analyse. Integendeel, zij vertegenwoordigen de onwrikbare conclusie uit alle historische ervaringen, op z’n minst vanaf 1848. De moderne geschiedenis van de burgerlijke maatschappij loopt over van allerlei soorten Volksfronten, dat wil zeggen van de meest verschillende politieke combinaties ter bedrieging van het werkende volk. De Spaanse ervaring is slechts een nieuwe tragische schakel in deze keten van misdaden en verraad.

    1937

    Ecrits 1928-1 940, III, pp. 534-536, Publications de la IVème Internationale, Paris 1955-59

  • Trotski: literatuur en revolutie

    De plaats van de kunst kan door het volgende algemene argument bepaald worden. Indien het zegevierende Russische proletariaat niet haar eigen leger gesticht zou hebben, zou de arbeidersstaat reeds lang ter ziele gegaan zijn en wij zouden dan nu niet denken over de economische problemen en nog minder over intellectuele en culturele problemen.

    Leon Trotski

    Als de dictatuur van het proletariaat in de komende paar jaar niet in staat zou blijken haar economische leven te organiseren en de bevolking op zijn minst een dragelijk minimum aan materieel comfort te verzekeren, dan zal het proletarische regime onvermijdelijk tot stof vergaan. Het economische probleem van het ogenblik is het grootste van alle problemen.

    Maar zelfs een succesvolle oplossing van de elementaire problemen van voedsel, kleding, huisvesting en zelfs van het kunnen lezen en schrijven, zou geenszins een volledige overwinning inhouden van het nieuwe historische beginsel, te weten, het socialisme. Slechts een vooruitgang van het wetenschappelijk denken op nationale schaal en het tot ontwikkeling komen van een nieuwe kunst zou dan betekenen dat het historische zaad niet alleen uitgegroeid is tot een plant, maar zelfs tot bloei is gekomen. In die zin is de ontwikkeling van de kunst de hoogste test van de vitaliteit en betekenis van elk tijdperk.

    De cultuur voedt zich met de sappen van de economie, en om de groei, ontwikkeling en verfijning van de cultuur mogelijk te maken, is een materieel surplus noodzakelijk. Onze burgerij legde beslag op de literatuur en deed dit zeer vlug toen zij rijk werd. Het proletariaat zal in staat zijn de vorming van een nieuwe, dat wil zeggen een socialistische cultuur en literatuur voor te bereiden, niet door de laboratoriummethode op basis van onze hedendaagse armoede, gebrek en ongeletterdheid, maar met grote sociale, economische en culturele middelen. Kunst heeft behoefte aan comfort, zelfs aan overvloed. De ovens moeten heter, de wielen moeten sneller draaien, de scholen moeten beter werken.

    Onze oude literatuur en ‘cultuur’ waren een uitdrukking van de aristrocraat en de bureaucraat en ze steunden op de boer. De zelfingenomen evenals de ‘berouwvolle aristocraat’ drukten hun sporen op de meest belangrijke periode van de Russische literatuur. Later kwam de niet-adelijke intellectueel naar voren, steunend op de boer en de burger, en ook hij schreef zijn hoofdstuk in de geschiedenis van de Russische literatuur. Na een periode van de meest volledige ‘simplificatie’ (het leiden van het simpele leven van het volk) werd de niet-adelijke intellectueel gemonderniseerd, gedifferentieerd en geïndividualiseerd in de burgerlijke zin van het woord. Hier ligt de rol van de decandente en symbolische school. Al in het begin van deze eeuw, maar vooral na 1907-1908, voltrekt zich een krachtige opleving van de burgerlijke intelligentsia en haar literatuur. De oorlog deed dit proces patriottisch eindigen.

    De revolutie wierp de burgerij omver, en dit beslissende feit sloeg bij de literatuur in als een bom. Dit soort literatuur dat rond een burgerlijke as draaide, bestaat niet meer. Al het in meerdere of mindere mate vitale, wat er op het gebied van de cultuur overgebleven was, en dit geldt vooral voor de literatuur, probeerde, en probeert nog altijd, een nieuwe as te vinden. Door het feit dat de burgerij niet langer meer bestaat, kan alleen het volk, zonder de burgerij, het middelpunt zijn. Maar wie is het volk? Allereerst de boeren, en tot op zekere hoogte de kleinburgers van de steden, en daarna de arbeiders die niet te scheiden zijn van het protoplasma van boer en volk. Dit is de fundamentele benadering van de ‘sympathisanten’ van de revolutie. Zo dacht wijlen Blok. En Pilnyak, de ‘Serapion Broederschap’, de imagisten, nog steeds actief en welvarend. Zo ook enkelen van de futuristen (Khlebnikov, Kroetsjenik en V. Kamenski). De boerenbasis van onze cultuur – of liever gezegd, ons gebrek aan cultuur – openbaart indirect al zijn kracht.

    Onze revolutie is de uitdrukking van de boer die arbeider geworden is, die echter nog op de boer steunt en de te volgen weg bepaalt. Onze kunst is de uitdrukking van de intellectueel die aarzelt tussen boer en arbeider, en die organisch niet in staat is met de een of de ander te versmelten, maar die naar de boer overhelt, wegens zijn tussenpositie en zijn familiebanden. Hij kan geen boer worden, maar hij kan de boer bezingen. Tegelijkertijd kan er echter geen revolutie zijn zonder de leiding van de arbeider. Dat is de bron van de fundamentele tegenstelling zelfs bij de benadering van het onderwerp. Men kan zeggen dat de dichters en schrijvers uit deze bijzonder kritische jaren van elkaar verschillen in de manier waarop zij aan deze tegenstelling ontsnappen en in de manier waarop zij de gaten opvullen; de een met mystiek, een ander met romantiek, een derde met voorzichtige gereserveerdheid, en een vierde met een kreet waarin alles verdrinkt. Ongeacht de verscheidenheid van de methoden om de tegenstelling te overbruggen, blijft deze in essentie dezelfde. Zij bestaat in de scheiding, aangebracht door de burgerlijke maatschappij, tussen intellectuele arbeid, met inbegrip van de kunst, en lichameleijke arbeid, en het blijkt dat de revolutie het werk is van mensen die lichamelijke arbeid verrichten. Een van de einddoelen van de revolutie is de scheiding tussen deze twee soorten activiteiten geheel op te heffen. In die zin, zoals in elke andere zin, verloopt het probleem van het scheppen van een nieuwe kunst geheel langs de lijnen van het fundamentele probleem van het opbouwen van een socialistische cultuur.

    Het is dwaas, absurd en in hoge mate dom te beweren dat kunst onverschillig zal blijven voor de krampen van onze tijd. De gebeurtenissen worden door mensen voorbereid, door mensen gemaakt, ze treffen mensen en ze veranderen mensen. Kunst raakt direct of indirect het leven van de mensen die de gebeurtenissen maken of meemaken. Dit heeft betrekking op alle kunst, op de grotoste zowel als op de meest intieme. Wanneer de natuur, de liefde of de vriendschap geen band zouden hebben met de sociale geest van een tijdperk, dan zou de lyrische poëzie reeds lang ter ziele zijn gegaan. Een diepgaande breuk in de geschiedenis, dat wil zeggen, een heropstelling van de klassen in de maatschappij, schudt de individualiteit wakker, brengt de perceptie van de fundamentele problemen van de lyrische poëzie vanuit een nieuwe hoek tot stand, en redt zodoende de kunst van een eeuwige herhaling.

    Maar werkt de ‘geest’ van de tijd niet onmerkbaar voor en onafhankelijk van de subjectieve wil? Natuurlijk wordt deze geest uiteindelijk in iedereen weerspiegeld, in degenen die hem aanvaarden en in degenen die hem belichamen, evenals in degenen die er zich hopeloos tegen verzetten en in degenen die er zich passief voor willen verschuilen. Maar degenen die er zich passief voor verschuilen zijn onmerkbaar aan het sterven. Degenen die er zich tegen verzetten, zijn in staat de oude kunst met de een of andere ouderwetse vlam te laten herleven. Maar de nieuwe kunst, die nieuwe bakens zal oprichten, en die het kanaal van de scheppende kunst zal verbreden, kan alleen gemaakt worden door diegenen die één zijn met hun tijd. Wanneer er een lijn zou getrokken worden van de huidige kunst naar de socialistische kunst van de toekomst, dan zou men kunnen zeggen dat we nauwelijks het stadium voorbij zijn van het voorbereiden van de voorbereiding daarvan.

    Een ruwe schets van de verschillende groepen in de huidige Russische literatuur zou als volgt verlopen:

    De niet-revolutionaire literatuur, van de feuilletonschrijvers in Soevorin’s krant tot de meest subtiele lyrici van het tranendal van de aristocraat, sterft uit, samen met de klassen die zij diende. Genealogisch vertegenwoordigt deze, wat de vorm betreft, de voltooiing van de oude lijn van onze oude literatuur, die begon als hoofse literatuur en eindigde als burgerlijke literatuur van begin tot het einde.

    De ‘Sovjet’-landelijke of boeren-bezingende literatuur kan haar genealogie, wat de vorm betreft, terugvoeren tot de slavofiele en populistische strekkingen van de oude literatuur, hoewel dat minder duidelijk is. Zeker, de boeren-bezingende schrijvers zijn niet direct het product van de boer. Ze zouden ondenkbaar zijn zonder de voorafgaande literatuur van de aristocratie en de burgerij, waarvan zij de jongste lijn vertegenwoordigen. Op dit moment passen zij zich aan om beter te harmoniëren met de nieuwe maatschappelijke situatie.

    Het futurisme vertegenwoordigt ongetwijfeld eveneens een loot van de oude literatuur. Maar het Russische futurisme bereikte niet zijn volledige ontwikkeling onder de oude literatuur en onderging niet de noodzakelijke burgerlijke transformatie die het een offici¨le erkenning opgeleverd zou hebben. Toen de oorlog en de revolutie begonnen, was het futurisme nog bohémien, hetgeen de normale toestand is voor elke nieuwe literaire school in de kapitalistische steden. Voortgestuwd door de gebeurtenissen leidde het futurisme zijn ontwikkeling in de nieuwe kanalen van de revolutie. Maar hoewel het futurisme in zeker opzicht een bohémien-revolutionaire loot van de oude kunst blijft, draagt het in grotere mate en meer direct en actief bij tot de vorming van de nieuwe kunst dan alle andere stromingen.

    Hoe belangrijk de resultaten van de proletarische dichters afzonderlijk in het algemeen ook mogen zijn, hun zogenaamde ‘poletarische kunst’ bevindt zich nog in een leerperiode. Zij zaait de elementen van de artistieke cultuur ver uit, helpt een nieuwe klasse de oude verworvenheden te assimileren, zelfs al is het onder een zeer dun vernis, en is op deze wijze een van de stromingen van de socialistische kunst van de toekomst.

    Het is fundamenteel onjuist de burgerlijke cultuur en de burgerlijke kunst te contrasteren met de proletarische cultuur en de proletarische kunst. Deze laatste zal nooit bestaan, omdat het proletarische regime een tijdelijk en overgangsregime is. De historische betekenis en de morele grootheid van de proletarische revolutie bestaat in het feit dat deze de fundamenten legt van een cultuur die boven de klassen uitgaat en die de eerste cultuur zal zijn die echt menselijk is.

    Ons beleid ten aanzien van de kunst kan en moet erin bestaan voorlopig de verscheidene groepen en scholen van kunst, die naar de kant van de revolutie zijn overgegaan, te helpen de historische betekenis van de revolutie juist te begrijpen en hen een volledig zelfbeschikkingsrecht te laten op het gebied van de kunst, na hun categorische norm voorgelegd te hebben of ze voor of tegen de revolutie zijn.

    De revolutie wordt in de kunst weerspiegeld, en dit voorlopig slechts gedeeltelijk, voor zover de kunstenaar haar niet langer meer beschouwt als een externe catastrofe, en voor zover het gilde van nieuwe en oude dichters en kunstenaars deel gaat uitmaken van het levende weefsel van de revolutie en deze van binnenuit en niet van buitenaf leert zien.

    De sociale draaikolk zal niet zo spoedig tot rust komen. Er liggen tientallen jaren van strijd voor ons, in Europa en in Amerika. Niet alleen de mannen en vrouwen van onze generatie, maar die van de komende zullen er de deelnemers, de helpen en de slachtoffers van worden. De kunst van die tijd zal geheel onder invloed van de revolutie staan. Deze kunst heeft een nieuw zelfbewustzijn nodig. Zij is bovenal onverenigbaar met de mystiek, openlijk of met het masker van de romantiek, omdat de revolutie uitgaat van de centrale gedachte dat de collectieve mens de enige meester moet worden, en dat de grenzen van zijn macht bepaald worden door zijn kennis van de natuurkrachten en door zijn bekwaamheid deze te gebruiken. Deze nieuwe kunst is onverenigbaar met pessimisme, met scepticisme en met alle andere vormen van een spirituele ineenstorting. Zij is realistisch, actief, vitaal collectivistisch en vervuld van een onbegrensde scheppende hoop op de toekomst.

    29 juli 1924

  • Trotski: Revolutionaire kunst en socialistische kunst

    Hieronder publiceren we een tekst van Leon Trotski over revolutionaire kunst en socialistische kunst. Het is een aanrader om een beter beeld te krijgen van de wijze waarop het socialisme volgens ons een belangrijke invloed zou hebben op de wijziging van alle aspecten van de samenleving. Daarnaast wordt een aanzet gegeven voor een historisch materialistische visie op de ontwikkeling van kunst doorheen de geschiedenis.

    Leon Trotski

    (…) Maar kan er grote kunst geboren worden uit onze ongelovige tijd, vragen bepaalde mystici, die bereid zijn de revolutie te aanvaarden als deze hen de onsterfelijkheid kan waarborgen. De tragedie is een grote en monumentale vorm van literatuur. De tragedie van de klassieke oudheid vond haar oorsprong in de mythologie. Alle tragedies van de oudheid zijn doordrongen van een diep geloof in het fatum, dat leven zijn zin en betekenis gaf. De christelijke mythe verenigde de monumentale kunst van de middeleeuwen en gaf niet alleen de kerken en de musteries hun betekenis, maar ook alle menselijke betrekkingen. De verbintenis van de religieuze levensvisie met een actieve deelname aan het leven maakte in die tijd een grote kunst mogelijk. Als men het religieuze geloof, niet het vage, mystieke gezoem dat zich in de ziel van onze moderne intelligentsia laat horen, maar de echte religie, met een god en een hemelse wet en de hiërarchie van de kerk, zou verwijderen, dan blijft het leven naakt achter en is er geen enkele plaats voor verheven botsingen tussen de held en het lot, tussen zonde en boete. De bekende mysticus Stepun benadert in zijn artikel over ‘De tragedie en het leven van deze tijd’ de kunst vanuit dit standpunt. Hij gaat uit van de behoeften van de kunst zelf, spiegelt ons een nieuwe en monumentale kunst voor, wijst ons op een herleving van de tragedie in de verre toekomst en vraagt tot besluit, in naam van de kunst, dat wij ons moeten onderwerpen en gehoorzamen aan de hemelse machten. Er is een indringende logica in Stepuns schema. In feite geeft de schrijver niets om de tragedie, omdat de wetten van de tragedie niets voor hem betekenen in vergelijking tot de hemelse wetten. Hij wil alleen vat krijgen op onze tijd door middel van de kleine vinger van de tragische esthetiek, om daardoor de hele hand te nemen. Dit is een puur jezuïtische benadering. Vanuit dialectisch standpunt gezien is Stepuns argumentering formalistisch en oppervlakkig. Hij gaat voorbij aan de materialistische en historische fundering van waaruit het klassieke drama en de gotische kunst groeiden en van waaruit een nieuwe kunst moet groeien.

    Het geloof in een onafwendbaar lot legde de enige grenzen bloot waarbinnen de mens van de oudheid, helder denkend maar technisch arm, bleef opgesloten. Hij kon de natuur nog niet op zo’n grote schaal gaan veroveren als wij dat nu doen, en de natuur hing als een noodlot over hem heen. Het noodlot is de begrenzing en de onbeweeglijkheid van technische middelen, de stem van bloed, van ziekte, van dood, van alles wat de mens begrenst en wat hem niet toestaan ‘arrogant’ te worden. De tragedie was inherent aan de tegenstelling tussen de ontwaakte wereld van de geest en de stagnerende begrenzing van de middelen. De mythe schiep de tragedie niet, maar drukte deze slechts uit in de taal van de kinerjaren van de mens.

    De verleiding van de spirituele boetedoening van de middeleeuwen, en in het algemeen het hele systeem van de hemelse en aardse dubbele boekhouding, dat uit het dualisme van de godsdienst voortvloeide, en vooral uit het historische, dogmatische christendom, veroorzaakten de tegenstellingen van het leven niet, maar waren er slechts een afspiegeling van en losten deze in schijn op. De middeleeuwse maatschappij overwon de groeiende tegenstellingen door de wissel aan de Zoon van God over te dragen, de heersende klasse tekende deze wissel, de hiërarchie van de Kerk fungeerde als endossant en de onderdrukte massa’s bereidden zich voor om deze in de andere wereld te verdisconteren.

    De burgerlijke maatschappij splitste de menselijke betrekkingen in atomen en gaf deze een ongekende flexibiliteit en mobiliteit. De primitieve eenheid van het bewustzijn, dat de grondslag vormde van de monumentale religieuze kunst, verdween en daarmee verdwenen ook de primitieve economische betrekkingen. Als gevolg van de reformatie werd de godsdienst individualistisch. De religieuze symbolen van de kunst, waarvan de strengen die hen met de hemel verbonden, doorgesneden waren, vielen naar omlaag en zochten steun bij het onzekere mysticisme van het individuele bewustzijn.

    In de tragedies van Shakespeare, die volstrekt ondenkbaar zouden zijn zonder de Reformatie, wordt het noodlot van de klassieken en de passies van de middeleeuwse christenen verdrongen door individuele menselijke hartstochten, zoals liefde, jaloezie, wraakzuchtige gierigheid en geestelijke tweedracht. Maar in ieder drama van Shakespeare wordt de individuele hartstocht tot een zodanig hoge graad van spanning opgevoerd dat deze boven het individu uitstijgt, boven-persoonlijk wordt, en getransformeerd wordt in een soort noodlot. De jaloezie van Othello, de ambitie van Mac Beth, de gierigheid van Shylock, de liefde van Romeo en Julia, de arrogantie van Coriolanus, de geestelijke wankelmoedigheid van Hamlet, zijn alle van dit soort. De tragedie in Shakespeare is individualistisch, en heeft in die zin niet de algemene betekenis van Oedipus Rex, die het bewustzijn uitdrukt van een heel volk. Vergeleken met Aeschylos betekent Shakespeare een grote stap voorwaarts en niet een stap achteruit. Shakespeares kunst is menselijker. Hoe het ook zij, wij zullen niet langer meer een tragedie aanvaarden waarin God bevelen geeft en de mens zich onderwerpt. Bovendien zal er niemand zijn die een dergelijke tragedie nog kan schrijven.

    De burgerlijke maatschappij, die de menselijke betrekkingen gesplitst had in atomen, had tijdens de periode van haar opkomst een groots doel voor ogen. Persoonlijke emancipatie was zijn naam. Daaruit groeiden de drama’s van Shakespeare en Goethes ‘Faust’. De mens plaatste zichzelf in het middelpunt van het universum en daardoor ook in het middelpunt van de kunst. Dit thema was voor eeuwen voldoende. In werkelijkheid is alle moderne literatuur niets anders geweest dan een uitbreiding van dit thema.

    Maar in de mate waarop het interne bankroet van de burgerlijke maatschappij werd blootgelegd, als gevolg van haar ondraaglijke tegenstellingen, vervaagde het oorspronkelijke doel, de emancipatie en kwalificatie van het individu, en werd meer en meer afgeleid naar de sfeer van een nieuwe mythologie, zonder ziel of geest.

    Het conflict tussen het persoonlijke en dat wat boven het persoonlijke uitstijgt, kan echter wel plaatsvinden, niet enkel op het gebied van de godsdienst maar ook op het gebied van een menselijke hartstocht die groter is dan het individu. Het boven-persoonlijke element is allereerst het sociale element. Zolang de mens zijn sociale organisatie niet meester is, zal deze als zijn noodlot boven hem uit torenen. Of de maatschappij tegelijkertijd wel of niet een religieuze schaduw werpt, is een zaak van minder belang, en is afhankelijk van de graad van hulpeloosheid van de mens. Babeufs strijd voor het communisme in een maatschappij die er nog niet rijp voor was, was een strijd van de klassieke held met zijn noodlot. Babeufs lot bezat alle kenmerken van een echte tragedie, net als het noodlot van de Grachi, waarvan Babeuf de naam gebruikte.

    De tragedie die gebaseerd is op afzonderlijke persoonlijke hartstochten is te slap voor onze tijd. Waarom? Omdat we leven in een periode van sociale passies. De tragedie van onze tijd ligt in het conflict tussen het individu en de collectiviteit, of in het conflict tussen twee vijandige collectiviteiten in hetzelfde individu. Onze eeuw is een eeuw van grote doelen. Deze drukken er hun stempel op. Maar de grootheid van deze doelen ligt in de poging van de mens zichzelf te bevrijden van de mystiek en van elke andere intellectuele vaagheid, in zijn poging de samenleving en zichzelf weer op te bouwen volgens zijn eigen plan. Dit is natuurlijk veel groter dan het kinderspel van de klassieken, of de middeleeuwse extases van de monniken, of de arrogantie van het individualisme dat de persoonlijkheid losscheurt van de collectiviteit en, na deze tot op de bodem uitgeput te hebben, in de afgrond van het pessimisme stort, of zich op handen en voeten neerzet voor de opnieuw opgerichte stier Apis.

    De tragedie is een hoge literatuurvorm omdat deze de heroïsche taaiheid impliceert van het streven, van onbegrensde doelen, van conflict en lijden. In die zin had Stepun gelijk toen hij onze kunst ‘aan de vooravond’ – zoals hij ze noemde – dat wil zeggen, de kunst die aan de oorlog en de revolutie voorafging, kenschetste als onbetekenend.

    De burgerlijke maatschappij, het individualisme, de Reformatie, de Shakespeariaanse drama’s, de Franse Revolutie, hebben de tragische betekenis van doelen die van buitenaf komen, onmogelijk gemaakt; grote doelen moeten in het bewustzijn leven van een volk of van een klasse die het volk leidt, wanneer ze heroïsme willen opwekken of een basis willen leggen voor grote gevoelens, waardoor een tragedie geïnspireerd wordt. De tsaristische oorlog, waarvan het doel niet tot het bewustzijn doordrong, deed slechts een zeer goedkope versie het licht zien en daarnaast druppelde de persoonlijke poëzie, niet in staat tot objectiviteit te geraken, en onbekwaam een grote kunst te vormen.

    Als men de decadente en de symbolische school, met al hun vertakkingen, vanuit het standpunt van de ontwikkeling van de kunst als een sociale vorm zou bekijken, dan zouden ze louter als potloodstrepen verschijnen, als een oefening in vakmanschap, als het stemmen van instrumenten. De periode in de kunst toen deze ‘aan de vooravond’ stond, had geen doel. Degenen die wel doelen hadden, hadden geen tijd voor de kunst. Op dit moment moet men grote doelen verwezenlijken door middel van de kunst. Men kan niet zeggen of de revolutionaire kunst erin zal slagen een ‘hoge’ revolutionaire tragedie te scheppen. Maar de socialistische kunst zal de tragedie doen herleven. Zonder god natuurlijk. De nieuwe kunst zal atheïstisch zijn. Zij zal ook de komedie doen herlven, omdat de nieuwe mens van de toekomst zal willen lachen. Zij zal de roman nieuw leven inblazen. Zij zal de lyriek alle rechten toestaan, omdat de nieuwe mens op een betere en sterkere manier zal liefhebben dan de oude, en zij zal nadenken over de problemen van geboorte en dood. De nieuwe kunst zal al de oude vormen doen herleven, die ontstonden in de ontwikkelingsgang van de creatieve geest. De desintegratie en de afbraak van deze vormen zijn niet absoluut, dat wil zeggen, zij betekenen niet dat deze vormen absoluut onverenigbaar zijn met de geest van de nieuwe tijd. Alles wat de dichter van de nieuwe tijd nodig heeft, is de gedachten van de mens op een nieuwe manier te her-denken en haar gevoelens te her-voelen.

    De persoonlijke dromen van sommige enthousiastelingen op dit moment om het leven meer dramatisch te maken en de mens zelf ritmisch op te voeden, vinden in deze visie een eigen en werkelijke plaats. Nadat de mens zijn economisch systeem gerationaliseerd zal hebben, dat wil zeggen, nadat hij dit bewust en planmatig heeft gemaakt, zal hij geen spoor achterlaten van het huidige stagnerende en wormstekige huiselijke leven. De zorg voor voedsel en opvoeding, die als een molensteen op de huidige familie drukt, zal weggenomen worden en zal het voorwerp worden van sociaal initiatief en van een eindeloze collectieve creativiteit. De vrouw zal zich eindelijk bevrijden uit haar half-serviele toestand. Naast de techniek zal de opvoeding in de ruime zin van psycho-fysieke vorming van de nieuwe generaties, haar plaats innemen als bekroning van het sociale denken. Machtige ‘partijen’ zullen zich om pedagogische systemen vormen. Experimenten in sociale opvoeding, en een wedijver tussen verschillende methodes, zullen plaatshebben op een schaal waarvan men nooit heeft gedroomd. Het communistische leven zal niet blind gevormd worden zoals koraalriffen, maar zal bewust opgebouwd worden, zal door het denken getest, geleid en gecorrigeerd worden. Het leven zal niet langer meer elementair en om deze reden stagnerend zijn. De mens, die zal leren rivieren en bergen te verplaatsen, paleizen te bouwen op de toppen van de Mont Blanc en op de bodem van de Atlantische Oceaan, zal niet alleen in staat zijn zijn eigen leven rijkdom, glans en intensiteit te geven, maar bovendien nog een dynamische kwaliteit van de hoogste graad. De huid van het leven zal nauwelijks de tijd hebben te verharden voordat zij opnieuw barst onder de druk van nieuwe technische en culturele vindingen en resultaten. Het leven van de toekomst zal niet eentonig zijn.

    Meer dan dat. De mens zal zich eindelijk serieus gaan harmoniëren. Hij zal zich tot taak stellen de schoonheid te bereiken door de beweging van zijn eigen ledematen de opperste precisie te geven, doelbewustheid en economie in zijn werk, zijn lopen en zijn spelen. Hij zal trachten eerst de half-bewuste en dan de onbewuste processen in zijn eigen organisme te beheersen, zoals het ademenen, de bloedcirculatie, de spijsvertering en de voortplanting, en hij zal, binnen de noodzakelijke grenzen deze trachten te onderwerpen aan de controle van de rede en de wil. Zelfs het zuiver-fysiologische leven zal onderworpen worden aan collectieve experimenten. Het menselijk geslacht, de vastgelopen homo sapiens, zal nogmaals in het stadium komen van een grondige transformatie, en zal in zijn eigen handen een object worden van de meest ingewikkelde methoden van kunstmatige selectie en psycho-fysieke training. Dit is volledig in overeenstemming met de evolutie. De mens verdreef eerst de duistere elementen uit de industrie en ideologie door de barbaarse routine te vervangen door wetenschappelijke techniek en de religie door wetenschap. Daarna verdreef hij het onbewuste uit de politiek door de manarchie en de klassenverdeling omver te werpen met de democratie en het rationalistische parlementarisme, en vervolgens met de duidelijke en openlijke Sovjet-heerschappij. De blinde elementen hebben zich het sterkst gevestigd in de economische betrekkingen, maar de mens verdrijft ze ook daaruit, door middel van de socialistische organisatie van het economische leven. Dit maakt het mogelijk, het traditionele gezinsleven fundamenteel anders op te bouwen.

    Tenslotte, de natuur van de mens zelf ligt verborgen in de diepste en donkerste hoek van het onderbewuste, van het elementaire, van het ondergrondse. Spreekt het niet vanzelf dat de grootste inspanningen van het onderzoekende denken en van het scheppende initiatief juist in die richting gedaan zullen worden? Het menselijke ras zal niet ophouden in het stof te liggen voor God, Koningen en Kapitaal, om daarna nederig te buigen voor de duistere wetten van de erfelijkheid en een blinde seksuele selectie! De bevrijde mens zal een groter evenwicht willen bereiken in het werk van zijn organen, en een meer evenredige ontwikkeling en slijtage van zijn weefsels, om de angst voor de dood te herleiden tot een rationele reactie van het organisme op gevaar. Er kan geen twijfel over bestaan dat de extreme anatomische en fysiologische disharmonie van de mens, dat wil zeggen, de extreme onevenredigheid in de groei en de slijtage van organen en weefsels, het levensinstinct de vorm geven van een beklemmende morbide en hysterische doodsangst, die de rede verduistert en die de stompzinnige en vernederende fantasieën over het leven na de dood voedsel geeft.

    De mens zal zich een doel stellen meester te zijn over zijn eigen gevoels, zijn instincten op te stuwen tot het bewustzijn, ze doorzichtig te maken, zijn wil tot de verste schuilhoeken te laten doordringen, en zich daarmee op een hoger plan te brengen, een hoger sociaal-biologisch type te creëren, of, zo u wilt, een supermens.

    De mate van zelfbeschikking die de mens van de toekomst zal bereiken, of de hoogte waarop hij zijn techniek zal brengen, zijn moeilijk te voorspellen. De sociale opbouw en de psycho-fysieke zelf-opvoeding zullen twee aspecten worden van één en hetzelfde proces. Alle kunsten – literatuur, drama, schilderen, muziek en architectuur – zullen dit proces schoonheid verlenen. Nauwkeuriger gezegd, de schaal waarop de culturele opbouw en zelf-opvoeding van de communistische mens zich zullen bewegen, zal alle vitale elementen van de eigentijdse kunst tot de hoogste graad ontwikkelen. De mens zal onmetelijk sterker, wijzer en verfijnder worden; zijn lichaam zal harmonischer, zijn bewegingen ritmischer, zijn stem muzikaler worden. De levensvormen zullen dynamisch dramatisch worden. De gemiddelde mens zal tot op een hoogte komen van een Aristoteles, een Goethe of een Marx. En boven dit niveau zullen nieuwe genieën ontstaan.

  • Stellingen over marxisme en psychologie

    Stellingen over marxisme en psychologie

    Peter Van der Biest


    1.

    Het bewustzijn weerspiegelt meer of minder compleet en nauwkeurig een werkelijkheid die er een onafhankelijk bestaan van leidt. Deze verhouding gaat echter niet beiderzijds op, aangezien de spiegel zelf niet onafhankelijk bestaat van de werkelijkheid, doch erdoor wordt gevormd. Vooraleer de werkelijkheid het voorwerp was van het bewustzijn, was het bewustzijn het lijdend voorwerp van de werkelijkheid. Het bewustzijn heeft een geschiedenis die zich in gelijk opgaande mate voltrekt met de macht die de mensen op hun natuurlijke omgeving kunnen laten gelden. De accuraatheid van onze bewuste verhouding met onze omgeving, de mate waarin de spiegel zijn oneffenheden en krommingen verliest en de realiteit nauwkeuriger en meer rechtzinnig gaat weergeven, deze staan in een recht evenredig verband met de mate waarin de mensheid zelfbeschikking heeft gekregen tegenover de voordien ongecontroleerde, blinde krachten van de natuur. Met andere woorden, in de laatste instantie geldt dat de ontwikkeling der productieve krachten de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van het hoogst mogelijke bewustzijn bepaalt.

    2.

    Ook voor onze verhouding tot onszelf gaat deze materiële bepaling op. De macht die we uitoefenen op de natuurkrachten die uit ons lichaam opborrelen, staat in eenzelfde verhouding tot de macht die we uitoefenen op de natuurkrachten erbuiten. De primitieve mens staat even machteloos tegenover de uitingen van zijn ziel als tegenover de zelfwerkzaamheid van de aan zijn lichaam uitwendige natuur.

    3.

    De motor achter de ontwikkeling van de zelfbeheersing is de vermaatschappelijking, die op haar beurt een bepaalde stand van zaken weergeeft in de sfeer van de technologische beschaving.

    4.

    Freud is op de seksuele wellust gestuit, als ruwe grondslag voor alle hogere cultuuruitingen en maatschappelijke gedragingen. De seksuele wellust vormt de subjectieve grondslag voor de maatschappelijkheid, omdat de arbeidsdeling historisch terug gaat tot de arbeidsdeling tussen de geslachten, die, zoals Marx zegt, haar oorsprong vindt bij de arbeidsdeling in de geslachtsdaad.

    5.

    De zogenoemde polymorfe perversiteit van het kind, die eerder de benaming amorf, vormeloos, verdient, is het uitgangspunt voor de maatschappelijke bepaling van het sociale groeiproces. De verschillende wellustgestalten waar het kind zich doorheen moet werken zijn even zovele stadia van vermaatschappelijking. Deze vermaatschappelijking moet niet worden gezien als de enkeling die tot de maatschappij wordt gebracht. Het zijn eerder de toenemende bemiddelingen tussen de oorspronkelijke maatschappelijke productieverhouding tussen het kind en de moederborst. Veeleer dan dat het individu wordt opgevoed tot maatschappelijkheid, rekt de vooraf gegeven maatschappelijkheid zich, via de door haarzelf ingebrachte tussenschakels, uit tot een toenemende complexiteit die de enkeling uiteindelijk bewust maakt van zichzelf.

    6.

    Het is niet de enkeling die tot de maatschappij wordt gebracht, het is de maatschappij die de enkeling tot zichzelf brengt. Dit verklaart waarom zelfbeeld en wereldbeeld in een dergelijke nauwe betrekking staan tot het materiële ontwikkelingspeil van de maatschappij in haar geheel.

    7.

    Het basisprobleem van Freuds maatschappijanalyse bestaat erin dat hij het gestel van het individu tegen stelt aan dat van de samenleving, en zodoende van de klassieke burgerlijke oppositie tussen maatschappij en enkeling geen historisch bepaalde formatie, doch een vast antropologisch beginsel maakt. Aangezien het grondvraagstuk der psychologie – de verhouding van het zielsleven tot de maatschappij – zo goed als a priori beantwoord wordt met de ontbinding van de voornaamste attributen (van dit vraagstuk) in een eeuwige tegenstelling (de onontkoombare strijdigheid van de beschaving met de totaalbevrediging), kan het ook niet verwonderlijk worden genoemd dat de gehele sociologie van Freud zich ontbindt in tegenstrijdigheden die niet meer tot eenheid terugkeren, doch eerder mettertijd heftiger worden naarmate het beschavingsproces voortschrijdt. Door van zijn oorspronkelijke voorwerp, de burgerlijke enkeling, de basispersoonlijkheid zoals de burgerlijke samenleving deze voorziet, te redeneren naar de samenleving – daar waar deze laatste de prima causa vormt van de basispersoonlijkheid – was Freuds analyse reeds bij voorbaat een soortgelijk lot beschoren als het oude subjectieve idealisme. Door het kennistheoretische Ik niet te begrijpen als de bundeling van bepalingen uit de wereld, maar omgekeerd de wereld te laten verschijnen als een ontdubbeling van het Ik, verloor de wereld buiten het Ik iedere eenheid. De uitvloeisels van het Ik kenden slechts dit laatste als bron van eenheid. Bij Freud nemen, op analoge wijze, de maatschappelijke betrekkingen nietde vorm aan van een geïntegreerd organisme waarin de sociale tegenstellingen plaatsgrijpen als inwendig onderdeel van het historische levensproces van dit organisme. Deze antagonismen zijn tegenstellingen zonder meer, tegenstellingen van de bovenhistorische zogenoemde menselijke natuur; of een fundamentele strijdigheid van de menselijke natuur met het beschavingswerk. Daardoor verspeelt Freud het veelbelovend materialistisch en dialectisch uitgangspunt van zijn klinische opvattingen voor een analyse die, naar haar theoretische en sociologische afronding toe, steeds meer de karaktertrekken vertoont van de metafysische begrippendwang.

    8.

    De moderne samenleving heeft het peil bereikt waarin de heersende arbeidsdeling niet meer in tegenstrijd staat tot het algemeen en bewust afbouwen van de beschaving van het individu. De burgerlijke verkeersvorm bij uitstek, de individuele ruil, omvat nu zowel de oude verrijkingsvorm van de bourgeoisie als haar ideologische beheersingsvormen. De repressieve desublimering eerst ontstaan als spontane ontbindingsvorm van de burgerlijke beschaving in het tijdperk van het imperialisme, werd pas later op bewuste wijze overgenomen in het alaam van ideologische beheersingsmiddelen. De repressieve desublimering, het laten varen van de burgerlijke zelfbeheersing in de vrije tijd van de bevolking is, vergeleken met de vorige cultuurstadia, in plaats van een tijdelijke toegift een vast en dagelijks onderdeel geworden van de wijze waarop de bourgeoisie de werkende bevolking onderwerpt.

    9.

    Omdat de vervreemding in de werksfeer, deze bron van verruwing van het proletariaat, tegenover de desublimering in de vrije tijd komt te staan, leeft het proletariaat in een situatie van dubbele ontkenning: de afbouw van de beschaving in de vrije tijd en de afbouw van de beschaving in de werksfeer, neutraliseren elkaar gaandeweg als negatie van de negatie. Het volledig verloren gaan van de beschaving treft nu nog slechts eenzijdig en permanent de bourgeoisie zelf en haar ideologische kaders, waar obscurantisme en geestelijke verdwazing de giftige angel vormen die de eenzijdige specialisatie en sociale vereenzaming hebben achtergelaten. Dit terwijl de toenemende scholing van de arbeidersklasse ertoe neigt om de lat tussen intelligentsia en loonarbeiders gelijk te leggen.

    10.

    De laatburgerlijke samenleving heeft haar lot in de handen gelegd van een toenemende consumptie door het proletariaat. Wanneer deze in het gedrang komt, verliest de bourgeoisie niet alleen haar laatste erkende rechtmatigheid, doch tevens haar laatste reële macht buiten de onmiddellijke toepassing van geweld, over de arbeidersklasse.

    11.

    De politieke machtsovername door de arbeiders zal niet alleen een tijdperk inluiden van ‘zuiver materiële’ bevrijding ten aanzien van de oude economische machtsverhoudingen. Zowel de oude africhting van de arbeiders in de werksfeer als de ondermijning van de beschaving in de vrije tijd zullen van hun repressieve karakter worden ontdaan, en plaats maken voor een macht van het individu over zichzelf die in een gelijke verhouding staat tot de macht die het in gemeenschap met anderen uitoefent over de samenleving. In dat opzicht staat de materiële bevrijding van de mensheid gelijk aan de psychologischebevrijding ervan, net zoals de collectieve bevrijding van de arbeidersklasse gelijk staat aan de definitieve bevrijding van het individu.

    7 juni

  • Marxisme en de politieke islam

    Als we willen begrijpen van waar groepen als Al Qaeda komen, moeten we ingaan op de geschiedenis van de islam en dit plaatsen tegenover de opkomst van de politieke islam vandaag: een reactionaire stroming die enkel kan groeien door het falen van het Arabisch nationalisme en het stalinisme in de vorige eeuw.

    Geert Cool

    Een bijdrage over de geschiedenis van de islam

    Ontstaan en ontwikkeling van de islam

    De grote godsdiensten van vandaag hebben allemaal een basis in specifieke historische omstandigheden die de ontwikkeling van deze godsdienst mogelijk maakten.

    De islam vindt zijn roots in de Arabische stammen rond Mekka, waar de profeet Mohamed een lokale politieke leider was. Deze regio was bevolkt door verschillende stammen die geregeld strijd voerden om politieke en economische heerschappij. De aanwezigheid van verschillende goden die vereerd werden door de verschillende stammen, leidde geregeld tot conflicten en speelde een rol in de strijd om de politieke en economische heerschappij.

    Mohamed reisde veel rond als werknemer van zijn toekomstige vrouw, Khadija, en zag aanhangers van verschillende religies en de impact van die religies (waaronder het Jodendom en het Christendom). Hij zag het voordeel van een monotheïstische godsdienst om de tegenstellingen tussen verschillende bevolkingsgroepen te overbruggen. In 1894 merkte Friedrich Engels op dat de islam een godsdienst was die een bindmiddel moest vormen tussen de inwoners van ontwikkelende steden die actief waren in de handel en anderzijds de nomaden. Dat was precies de uitdaging van de meest vooruitstrevende stammen in de 7e eeuw.

    De basis voor het monotheïsme bestond erin dat bij de ontwikkeling van handelscentra en steden de materiële basis voor het vroegere geloof in verschillende goden deels verdween omwille van het verdwijnen van de nauwe band met de natuur op het platteland. De goden die voorheen aanbeden werden, waren voornamelijk een product van zaken in de natuur die niet begrepen werden en daarom als iets ‘bovennatuurlijk’ beschouwd werden. Met de toename van de kennis over de natuur hadden de goden een ander karakter aangenomen, meer los staand van de realiteit. De basis voor het geloof in iets bovennatuurlijk had – ondanks de wetenschappelijke ontwikkelingen – een diepe impact behouden, zowel omwille van het niet begrijpen van delen van de realiteit (versterkt door een zekere vervreemding van de natuur in de steden) als een middel om de heerschappij van de elite te consolideren.

    Mohamed voerde als politiek leider een monotheïstische godsdienst in. Aanvankelijk werden ook de drie dochters van Allah aanbeden, als een toegeving aan de oude gebruiken. Maar daar werd geleidelijk aan komaf meegemaakt. De troepen van Mohamed slaagden er bovendien vrij snel in een aantal opmerkelijke militaire successen te boeken, waardoor het prestige van de nieuwe godsdienst snel kon ontwikkelen. Binnen de 20 jaar na de dood van Mohamed in 632, was de basis voor een islamitisch rijk al gelegd. Dit kwam voornamelijk door de verzwakking van zowel het Perzische als het Byzantijnse rijk die reeds meer dan een eeuw in een militair conflict verwikkeld waren. De verzwakte positie van beide grootmachten maakte het gemakkelijker voor een derde kracht om militaire overwinningen te boeken. De bevolking was uitgeput door de aanhoudende oorlogen en steunde de Arabische troepen omdat deze aanzien werden als een stap vooruit. Toen Khalid ibn al-Walid optrok naar Damascus kon hij rekenen op tienduizenden die hem toejuichten. Toen in 638 Jeruzalem werd veroverd, beloofde de kalief (geestelijke leider) Umar vrede en werd hij op die basis gemakkelijk aanvaard.

    Het was mogelijk om de ruïnes van het Romeinse rijk in Perzië en Byzantium neer te halen omwille van het verval die deze regimes kenden. De Arabische troepen waren voornamelijk van bescheiden afkomst, afstammelingen van nomaden uit de woestijn, terwijl de heersers van Perzië en Byzantium zich tegoed deden aan alle mogelijke extravagante luxe.

    De erfenis van Perzië en Byzantium beperkte zich niet tot overdreven luxe en een uitputtende oorlog, het was tevens hier dat het Romeinse rijk in haar nadagen de sterkste ontwikkeling had gekend op vlak van wiskunde, astronomie, chemie,… Alexandrië had Rome en Constantinopel verdrongen als centrum van de ontwikkeling van de Romeinse cultuur. Die elementen werden overgenomen door de Arabische troepen die bovendien door het toebrengen van strategische nederlagen aan zowel Perzië als Byzantium een stabiele vrede konden bewerkstelligen.

    De basis voor de snelle verspreiding van de heerschappij van de Arabieren – en met hen hun godsdienst – was dus voornamelijk het verval van de oude slavensamenlevingen die op hun eigen grenzen botsten. De snelle uitbreiding leidde ertoe dat in 711, minder dan honderd jaar na de dood van Mohamed, er reeds islamitische troepen in Europa (zuiden van Spanje) aanwezig waren.

    Moeilijkheden bij consolidatie

    De snelle opmars van de Arabieren leidde tot problemen van consolidatie en het behouden van de eenheid van het grote gebied.

    Sterke punten van de Arabische regimes waren de eenmaking van de administratie waarbij het land niet onderverdeeld was in tal van grondbezitters die een vorm van lokale aristocratie vormen, maar het centraal overheidsbezit van de grond. In die zin liep de samenlevingsstructuur voorop op het Westen.

    Er waren echter problemen door interne tegenstellingen binnen de Arabische leiders. De belangrijkste centra waren Bagdad, Caïro en Cordoba die elk een eigen kalifaat vormden met een eigen heerser. De islam zelf kende intussen verschillende fracties: de Sjieten en de Soennieten.

    De splitsing tussen de Sjieten en Soennieten was het gevolg van een twistpunt over de leiding. Na de dood van Mohamed in 632 werden zijn opvolgers verkozen. In 656 werd de kalief (religieuze leider) Uthman vermoord door aanhangers van Mohamed’s schoonzoon Ali. Een aantal aanhangers uit de omgeving van Mohamed, waaronder diens weduwe Aicha riepen op voor een rebellie tegen Ali, wat de facto leidde tot een aanhoudende machtsstrijd. De groep rond Ali vormde een eigen fractie (Shia) en kende een ontwikkeling van een aantal eigen tradities. De aanhangers van deze fractie, de sjieten genoemd, stonden voornamelijk in Perzië sterk.

    De tegenstellingen waren aanvankelijk niet fundamenteel en vormden eerder een machtsstrijd tussen verschillende onderdelen van de Arabische leiders. Door de lange periode van gescheiden ontwikkeling en de harde onderlinge conflicten zijn de tegenstellingen wel van groter belang geworden.

    De belangrijkste elementen die wezen op moeilijkheden om het regime te consolideren kwamen pas later naar voor. De vijandige invallen die niet konden afgeweerd worden zijn er een uitdrukking van. In 1099 werd Jeruzalem veroverd door de bloeddorstige kruisvaarders en dat ondanks gezamenlijk verzet van de moslims en de joden. Nadien waren er ook elders aanvallen, zoals Bagdad dat in de 13e eeuw veroverd werd door Mongoolse legers. Het zwaartepunt kwam te liggen op het Ottomaanse rijk dat vanuit het huidige Turkije een belangrijke regionale macht werd, o.a. na de val van Constantinopel dat Istanbul werd in 1453.

    De islam kende een relatief tolerante fase tijdens de periode van haar opkomst en uitbreiding waarbij de Arabische wereld verder stond dan de Westerse wereld op cultureel vlak. Deels onder druk van het Westen dat op zoek ging naar nieuwe regio’s die het wou controleren, nam de religieuze onverdraagzaamheid toe. Maar ook dit was geen eenzijdig proces: eind 19e eeuw waren er ook anti-imperialistische tendensen in landen als Soedan of Iran. In de jaren 1920 en 1930 was er verdeeldheid tussen aanhangers van het communisme tegenover aanhangers van het fascisme.

    Ontwikkeling van het Wahhabisme

    Samen met de opgang van het Ottomaanse rijk kwamen de oude steden van het Arabische schiereiland in de verdrukking. Het economische en strategische belang nam af en dit opende de ruimte voor interne twisten. In de 18e eeuw sloot een lokale dictatoriale emir, Mohamed Ibn Saoed, een alliantie met een religieuze leider, Mohamed Ibn Abdoel Wahhab, die elders verbannen was. Saoed zag wel iets in de leer van Wahhab die pleitte voor een strikte terugkeer naar de "oude waarden" van de islam: gelijkheid van alle onderdanen maar dan zodanig doorgetrokken dat pakweg grafzerken verboden moesten worden omdat dit de gelijkheid tegenover Allah zou doorbreken. Eigenlijk kwam het Wahhabisme neer op een conservatieve tendens, wat een weerspiegeling was van de economische en sociale achteruitgang van het Arabische schiereiland.

    Het Wahhabisme werd begin 19e eeuw verslaan. Dat gebeurde op basis van de tegenstellingen tussen het Britse en Franse imperialisme die elk hun regionale impact probeerden uit te breiden en daartoe lokale heersers steunden in het Ottomaanse rijk en in Egypte. De Ottomaanse heersers hadden aanvankelijk weinig aandacht besteed aan Saoed en de Wahhabi’s omwille van het geringe economische belang van het Arabische schiereiland. Uiteindelijk greep in Egypte een voormalige militair van het Ottomaanse leger de macht en werd – zonder veel enthousiasme – diens gezag erkend door Istanbul. De nieuwe Egyptische leider, Mohammed Ali, plaatste uiteindelijk steden als Mekka en Medina terug onder controle van het Ottomaanse rijk.

    Pas 100 jaar later kon het Wahhabisme opnieuw terrein winnen, op basis van een alliantie met het Britse imperialisme en nadien het VS-imperialisme. De Britse imperialisten konden de steun van de Wahhabi’s goed gebruiken toen de heersers van het Ottomaanse rijk tijdens de eerste wereldoorlog langs de andere zijde bleken te staan. Dat de Wahhabi’s een fanatieke vorm van godsdienstbeleving naar voor brachten als onderdeel van hun conservatisme, was uiteraard geen probleem op een ogenblik dat het Arabische schiereiland strategisch wel opnieuw van enig belang werd tegenover de Ottomanen.

    Na de oorlog werd het Wahhabisme een belangrijke bondgenoot van het VS-imperialisme in de strijd tegen seculier nationalisme en communisme. Bovendien nam het economisch belang enorm toe met de olie die gevonden werd in Saoedie-Arabië. Vanaf eind jaren 1930 speelde olie een belangrijke rol in de lokale economie.

    Politieke islam in de Koude Oorlog

    Na de tweede wereldoorlog waren er in tal van Arabische landen bewegingen die opkwamen voor een onafhankelijkere koers of zelfs voor aansluiting bij het communistische blok. Door gebruik te maken van de tegenstelling tussen het stalinistische blok en de VS konden radicale figuren als Nasser in Egypte een onafhankelijke koers varen.

    De VS hebben in het Midden-Oosten 2 doelstellingen. De veiligheid van Israël garanderen als betrouwbaar steunpunt voor het imperialisme in de regio, in de strijd om invloed en markten met de stalinistische Sovjetunie. Israël was ook een dam tegen het Arabische nationalisme van figuren als Nasser (die in ’56 het Suez-kanaal had genationaliseerd). Anderzijds, de toevoer van olie naar de eigen economie blijven garanderen en de prijzen hiertoe manipuleren met behulp van Saoedi-Arabië en andere bevriende Golfstaten.

    In 1960 werd de OPEC opgericht in Bagdad, aanvankelijk met Iran, Irak, Saoedi-Arabië, Koeweit en Venezuela. Na de olieschok van 1973 stegen de prijzen van 2,90 dollar per vat naar meer dan 11 dollar. Tot verbijstering van de kapitalistische grootmachten is het "olie-wapen" een feit. De OPEC had een olie-embargo uitgevaardigd als protest tegen de steun van de VS aan Israël, dat de Palestijnen gewelddadig onderdrukte. Tijdens de 2e olieschok, tussen ’78 en ’80, steeg de prijs van 13,34 dollar naar 32,81 dollar per vat. Dit vormde een belangrijke factor in de economische crisis van begin jaren ’80. De "oliecrisis" was echter niet de fundamentele reden voor de overproductiecrisis van het kapitalisme sinds het midden van de jaren ’70. Ze was hoogstens de directe aanleiding.

    Het is tegen deze achtergrond en tegen de achtergrond van de islamitische revolutie in Iran in 1979 dat de VS haar zichtbare aanwezigheid in de Golfregio heeft versterkt, o.a. met het opzetten van een Rapid Deployment Force. Er zou niet alleen steun gegeven worden aan bondgenoten, directe interventie om de olietoevoer te verzekeren stond op de agenda. Dit werd duidelijk bij de oorlog in Irak begin jaren ’90 en ook de huidige oorlog en bezetting van Irak. Daarbij wil de VS het Midden-Oosten zogenaamd "democratiseren", waarbij westers gezinde dictaturen gevestigd worden. Die politiek is momenteel in het gezicht van de VS aan het ontploffen.

    De VS zijn voor ongeveer 10% van hun olieconsumptie afhankelijk van het Midden-Oosten. Het Internationaal Energie Agentschap verwacht echter dat de wereldconsumptie zal stijgen van 75 miljoen vaten per dag in 2000 naar 120 miljoen vaten in 2030. Nu voorzien de VS nog voor 50% in hun eigen oliebehoeften. Binnen 10 jaar zijn de oliereserves in de VS, volgens een studie van British Petroleum, echter zo goed als uitgeput. De VS zijn dus gedwongen om meer en meer olie in te voeren. Enkel het Midden-Oosten, met ongeveer 2/3 van de oliereserves op wereldvlak, is hiervoor een echt alternatief.

    De lokale consequenties van de VS-politiek zijn enorm. Door de meest reactionaire groepen te steunen in de strijd tegen communisme en Arabisch nationalisme tijdens de Koude Oorlog, konden die groepen een grotere impact krijgen. Ze werden daarbij geholpen door het feit dat het Arabisch nationalisme en het stalinisme tal van kansen liet voorbijgaan. Massale communistische partijen hadden de macht kunnen grijpen in landen als Irak of Soedan, maar deden dit niet op basis van hun stalinistische politiek. Het falen van deze stromingen leidde tot een vacuüm waar door reactionaire krachten op kon ingespeeld worden.

    Politieke islam na de val van de Muur

    De ineenstorting van de Sovjetunie en Oost-Europa in 1989 leidde tot een groei van de rechtse politieke islam. De politieke krachten die tijdens de Koude Oorlog gesteund werden door de VS (waaronder de voorlopers van de Taliban in Afghanistan), konden zich bij gebrek aan enig ernstig alternatief opwerpen als diegenen die de belangen van de bevolking zou verdedigen.

    Terwijl de macht om de maatschappij te veranderen nog altijd bij de arbeidersklasse ligt, heeft het falen van het zogenaamde "communisme" veel jongeren en arbeiders in verwarring gebracht en laten zoeken naar andere oplossingen. De fundamentalistische leiders van de verschillende groeperingen vertegenwoordigen delen van de burgerij of de kleinburgerij, zoals bijvoorbeeld Osama Bin Laden. Waar ze aan de macht komen, draaien ze de geschiedenis terug. In tegenstelling tot anderen ter linkerzijde denken wij niet dat de politieke islam een "revolutionaire kracht" is.

    Welk standpunt nemen marxisten in tegenover politieke islam?

    De term "islam-fundamentalisme" is wat misplaatst omdat dit een rechtse interpretatie van de godsdienst is. Natuurlijk zijn er religieuze fanatici die alle vergelijkingen met andere fundamentalisten kunnen doorstaan. Maar wij gebruiken eerder het begrip "politieke islam" omdat dit een actuele en reactionaire beweging is die niet verbonden is met andere vormen van islambewegingen die we gezien hebben in het verleden.

    De politieke islam is een gevolg van het imperialisme dat op zoek ging naar betrouwbare bondgenoten in de regio als buffer tegen het Arabisch-nationalisme en het communisme. De rechtse politieke islam kon zich sterker gaan organiseren na de revolutie in Iran van 1978-79. Daar werd het programma en de inhoud van de politieke islam duidelijk: een regime vestigen in het belang van de heersende klasse met een repressief optreden tegenover de arbeidersbeweging en iedere vorm van oppositie. De term "politieke islam" is beter dan islamfundamentalisme, omdat het in wezen gaat om het vestigen van een politiek regime. Uiteraard gaat de groei van de politieke islam gepaard met een druk om religieuze uitingen sterker te benadrukken. Maar dat is een politieke druk.

    Voor ons gaat de discussie dan ook niet in eerste instantie over godsdienst. Doorheen de eeuwen heeft de islam verschillende gezichten gekend. De ontwikkeling van de islam was enkel mogelijk omdat het een antwoord bood op de noden van die periode en het bijzonder vooruitstrevend was voor die periode. Eeuwenlang waren er tolerante regimes aan de macht en kende bvb. Jeruzalem de langste historische periode van rust en vreedzaam samenleven van verschillende religies.

    Groepen als de Taliban of Al Qaeda zijn een uitdrukking van een wanhopige situatie gecreëerd door het imperialisme: enerzijds een enorme concentratie van rijkdom op basis van de olie-productie voor de multinationals, anderzijds een brede laag van de bevolking die het slecht heeft en geen uitweg ziet in de "oude" alternatieven van Arabisch-nationalisme en stalinisme die elk hun gebreken hebben aangetoond en hun falen om fundamentele verandering af te dwingen.

    Zo is de levensstandaard in een land als Saoedie-Arabië de afgelopen jaren sterk afgenomen voor een meerderheid van de bevolking. Terwijl er een enorme rijkdom aanwezig is, zijn er delen van het land waar de werkloosheid tot 45% bedraagt. De uitzichtloze economische toestand van de bevolking en het onderdrukkend regime drijven de bevolking in handen van islamfundmentalistische groeperingen. Het is geen toeval dat terroristische groepen als Al Qaeda, enerzijds, hun kanonnenvlees halen uit dit land en er, anderzijds, ook enorme financiële middelen verzamelen.

    Wij verzetten ons tegen de politieke islam omdat het een reactionaire stroming is, een wanhoopsstroming die geen weg vooruit aan te bieden heeft voor de arbeiders, boeren en de jongeren in de Arabische wereld. Enkel een programma gebaseerd op de behoeften van de meerderheid van de bevolking in plaats van op de winst van de extreem rijke lokale heersers en de grote Westerse bedrijven, kan een stap vooruit betekenen. Daartoe zullen de arbeiders, boeren en jongeren zich moeten organiseren en eigen politieke organen opbouwen los van reactionaire stromingen zoals de politieke islam.

  • Kapitalisme: Een systeem van crisis

    HET KAPITALISME wordt vandaag door de traditionele partijen, de grote media en het officiële onderwijs voorgesteld als het enige werkbare systeem. Nochtans leeft – volgens de cijfers van de Wereldbank – de helft van de wereldbevolking in armoede: bijna 3 miljard mensen. Dit is, zoals linkse economisten hebben aangetoond, nog een onderschatting. De Wereldbank – gefinancierd door de grootmachten – houdt zelf de mythe in stand dat de vrije markt ons uiteindelijk vooruithelpt.

    Peter Delsing

    In de werkelijkheid ging die constructie zonder veel omwegen tegen de vlakte. Het kapitalisme is een systeem van groeiende tegenstellingen tussen rijk en arm, erger wordende economische crisissen en ecologische rampen. De 500 rijksten van deze planeet bezitten evenveel als de armste helft van de wereldbevolking.

    Onze lonen worden aangetast

    In de jaren ’50 en ’60 kon in veel arbeidersgezinnen nog dikwijls één kostwinner volstaan om een zekere levensstandaard te bekomen. Vrouwen werden, in de burgerlijke logica, geacht onbetaalde thuisarbeid te verrichten, met de zorg voor de kinderen. Hoeveel gezinnen kunnen er vandaag nog rondkomen met maar 1 inkomen?

    De periode vlak na de Tweede Wereldoorlog was er een van sterke economische groei: door de nood van een heropbouw was er opnieuw ruimte voor investeringen en een tijdelijke opgang van de wereldeconomie. Het was ook een periode van stijgende lonen, zeker in de jaren ’60. Door de krapte op de arbeidsmarkt en de druk van de arbeidersbeweging moesten de bazen een aantal toegevingen doen. Ook de aanwezigheid van een schijnbaar alternatief – het stalinisme (hoewel een hopeloze karikatuur van socialisme) – speelde hierin een rol.

    Sinds het uitbreken van de crisis midden jaren ’70 en de overgang naar een neoliberale afbraakpolitiek begin jaren ’80 werd de koopkracht van de werkenden stelselmatig ondermijnd. De reële lonen daalden in België de afgelopen 25 jaar, onder meer door een nietaanpassing aan de stijgende prijzen. Er waren 3 index-sprongen in de jaren ’80.

    Onze lonen werden gedrukt door de aanvallen van de bazen, die niet werden beantwoord door de bureaucratische vakbondsleiding. Dit was een algemeen fenomeen in de ontwikkelde kapitalistische wereld. In de VS daalden de reële lonen tussen ’72 en ’99 met maar liefst 14%.

    De werkzekerheid werd in de jaren ’90, na de val van het stalinisme en het naar rechts opschuiven van de sociaal-democratische en vakbondsleiders, meer en meer ondermijnd. De grote meerderheid van de jobs die er toen bijkwamen, waren niet meer voltijdse jobs van onbepaalde duur, maar slechter betaalde, deeltijdse of tijdelijke jobs. De bazen willen vandaag aanwerven wanneer de productie aantrekt en de arbeiders gemakkelijker buitengooien wanneer de crisis opnieuw verscherpt.

    Uitkeringen voor werkloosheid, pensioenen, ziekte,… zijn niet gegarandeerd

    Het neo-liberaal beleid betekende niet alleen een achteruitgang voor de loontrekkende delen van de arbeidersklasse, ook op de sociale uitkering werd er fel gesnoeid. Volgens het Planbureau bedroeg een werkloosheidsuitkering in 1980 gemiddeld 42% van een gemiddeld loon, in 2003 was dat nog maar 28%! Een invaliditeitsuitkering viel terug van 44% naar 33%. Ook de pensioenen waren niet welvaartsvast (gekoppeld aan de lonen) en verloren aan koopkracht.

    Massale werkloosheid door overproductie

    De algemene politiek van afbraak van onze rechten is het gevolg van de structurele overproductie die onvermijdelijk is onder het kapitalisme. In een vrije markt, gebaseerd op uitbuiting of het toeëigenen van meerwaarde door de kapitalisten, kunnen op een bepaald moment de loontrekkenden niet meer het volledige product opkopen dat ze zelf voortbrengen. De kapitalisten zelf kunnen veel meer zaken kopen, maar niet alle auto’s, voedsel, huizen, kleding, koelkasten, etc. die door de arbeiders teveel worden geproduceerd. "Teveel" voor de markt, niet voor de behoeften.

    Bovendien trekken de patroons door noodzakelijke investeringen in nieuwe technologie en machines – onder druk van de concurrentie – steeds meer rijkdom uit de maatschappij. De winsten van de kapitalisten zijn echter fundamenteel een gevolg van de onbetaalde arbeid van de arbeiders. Nieuwe machines worden uiteindelijk door de concurrentie ook aangekocht. Dit gegeven – het meer uitgeven aan machines dan aan nieuwe arbeiders die meerwaarde voortbrengen – ondermijnt de winst op elke euro die aanvankelijk in de productie werd gestoken. Begin jaren ’70 zette ook de golf van arbeidersstrijd een stevige druk op de winsten. De overproductiecrisis zat er echter hoedanook al aan te komen.

    Wat doen de kapitalisten als ze niet meer al hun producten kwijtgeraken en de winsten dalen? Ze proberen hun winsten te herstellen door arbeiders te ontslaan en de rest harder te laten werken. Ze drukken de lonen en schreeuwen dat de loonkost – waar onze sociale zekerheid deel van uitmaakt (en waarvoor wij hebben gewerkt) – te hoog is. De Belgische regering is al sinds de jaren ’80 bezig met voortdurende verlagingen van de "patronale bijdragen" – alsof zij die middelen hebben gecreëerd… – aan de sociale zekerheid.

    Dit moest de winsten van de patroons op peil houden, maar heeft op geen enkele manier voor meer jobs gezorgd. Volgens statistieken van de RVA is vandaag bijna 17% van de actieve bevolking op een of andere manier afhankelijk van een uitkering voor werkloosheid. Begin jaren ’70 was dat 2%. Daar zitten bovendien nog niet alle geschorste werklozen in – voornamelijk vrouwen – uit de jaren ’90. Het houdt ook geen rekening met de ondertewerkstelling die veel deeltijds werkenden ondergaan.

    Het probleem met de maatregelen die de kapitalisten of hun regeringen nemen om de winsten te herstellen – massale ontslagen, het drukken van de lonen en uitkeringen, het verhogen van de werkdruk en productiviteit – is dat ze net het aanvankelijke probleem verergeren: de kloof tussen de productie en de koopkracht van de bevolking wordt nog groter. Tijdelijk kan er weer wat groei worden gecreëerd, maar periodes van groei worden zwakker en periodes van crisis dieper. De VS kent vandaag het traagste economische herstel sinds de Tweede Wereldoorlog. Ze hebben nog nooit zo lang op nieuwe jobs moeten wachten tijdens een zogenaamde "herleving". De technologie en productieve mogelijkheden botsen op de beperkingen van de kapitalistische markt.

    De vorming van immense bergen van overheidsschulden – een wereldwijd fenomeen – zowel als schulden bij gezinnen en bedrijven heeft een belangrijke rol gespeeld, sinds midden jaren ’70, om de crisis zoveel mogelijk voor zich uit te duwen. Dit moest de kloof tussen productie en consumptie verkleinen. Schulden moeten echter worden afbetaald, anders wordt het hele systeem ondermijnd. Het gevolg is een neerwaartse spiraal van erger wordende crisissen, onoplosbaar zolang het privé-bezit van de grote bedrijven blijft bestaan.

    HOE EEN TEGENMACHT UITBOUWEN?

    De klassenstrijd – de strijd voor een beter leven van de loontrekkenden en hun gezinnen tegen de kapitalisten en grote aandeelhouders – is een natuurlijk product van de kapitalistische economie. Het is ook de enige weg vooruit voor de meerderheid van de bevolking.

    Arbeiders zullen teruggrijpen naar hun klassieke instrumenten – zoals de vakbonden – om hun belangen te verdedigen. De vroegere arbeiderspartijen – de sociaal-democratie van SP.a en PS – zijn echter van karakter veranderd. Hier zag je niet alleen een verrechtsing, zoals bij de vakbondsleiding. Er was sprake van een regelrechte leegloop van deze partijen. Arbeiders zien SP.a en PS niet meer als een actief instrument om hun belangen te verdedigen. Als er vandaag massale strijd ontwikkelt zal zich dat eerder uitdrukken tegen en langs deze partijen heen. Niet meer doorheen de ontwikkeling van brede linkerzijdes en een reële arbeidersoppositie binnen sociaal-democratie. De historische band tussen de arbeidersklasse en deze partijen is fundamenteel ondermijnd door een langdurige periode van verraad en deelname aan het afbraakbeleid, het bijna volledig uitgeholde karakter van deze partijen en de onmogelijkheid voor arbeiders om nog een reële invloed uit te oefenen binnen hun structuren. Niets wijst erop dat daar nog verandering in zou komen.

    Daarom komt LSP vandaag op voor de idee van een nieuwe arbeiderspartij. Zoals de ervaring in andere landen – Italië met de RC, Nederland met SP, etc. – aantoont is het bestaan op zich van zo’n partij, of het embryo ervan, geen garantie. Daarom vecht de LSP tegelijkertijd voor een revolutionair-socialistisch programma binnen zo’n nieuwe arbeiderspartijen. We zouden er als marxistische stroming in tussenkomen om de strijd voor een socialistische wereldpartij, met massale invloed onder de arbeidersklasse, te versnellen en zo de maatschappij op een hoger niveau te tillen.

  • Het nieuwe seksisme

    Een recente reclame voor easyjet toont een paar ontblote borsten onder de slogan ‘ontdek massaverleidingwapens’. Is dit een slimme grappige aanval op de mislukking van het Brits en Amerikaans imperialisme om massavernietigingswapens te vinden in Irak of een goedkoop seksistisch gebruik van een vrouwenlichaam om vliegtuigticketten te verkopen? Moeten we dit plezant vinden of schandalig?

    Christine Thomas

    Vrouwenlichamen worden wereldwijd gebruikt om tal van producten te adverteren van chocolade tot mannenparfums. In het verleden reageerden anti-seksistische campagnes op reclames met halfnaakte vrouwenlichamen op auto’s. Maar een recente autoreclame zag er geen erg in om een naakte Claudia Schiffer te gebruiken om haar product te verkopen. Reclame voor Yorkies chocoladerepen gebruikten naakte vrouwen met de slogan ‘dit is niet voor meisjes’.

    Beelden van vrouwen, die veel mensen zouden klasseren als softporno, zijn nu hoofdzaak geworden in mannenmagazines zoals FHM en loaded-magazine die maandelijks gelezen worden door ongeveer 1 miljoen Britse mannen.

    Lapdancingclubs (omschreven als de snelst groeiende amusementssector), die in het verleden in bouwvallige achtersteegjes lagen, worden nu gezien als respectabel en worden bezocht door zakenlui en beroemdheden zoals Stephen Hawking en Kate Moss.

    Sommige schrijvers over vrouwenthema’s beweren dat we te maken hebben met een ‘nieuw’ of ‘retro’ seksisme: beelden waartegen de vrouwenbeweging campagne voerde in het verleden, omwille van de manier waarop ze vrouwen belichamen en vernederen, worden zichtbaarder en naar het schijnt, acceptabeler.

    Anderen argumenteren echter dat we nu in een postfeministische maatschappij leven, waren de oude regels niet langer geldig zijn. Vrouwen zijn sterker en vooral jonge vrouwen hebben meer zelfvertrouwen, vooral over hun seksualiteit. Zaken die eens aanschouwd werden als seksistisch zijn dat nu niet meer. Eenieder die protesteert tegen de ‘ironische’ manier waarop vrouwen beschreven worden, heeft geen gevoel voor humor of is preuts, of beide.

    Deze ideeën hebben een zekere geloofwaardigheid gewonnen, zelf onder een laag jonge vrouwen. Ze stemmen overeen met de ideologie van het postfeminisme die individuele vooruitgang binnen het huidig systeem bevestigd.

    Reclame en vrouwenbladen sporen vrouwen aan om hun leven te veranderen door zichzelf te veranderen. Voor jonge vrouwen, wordt het dragen van T-shirt met ‘pornqueen’ en het aannemen van een rolomkerende houding tegenover seks en seksualiteit gedefinieerd als ‘bevrijdend’.

    Dit neemt plaats tegen een politieke achtergrond waarbij vele economische en sociale verworvenheden die arbeidersklasse vrouwen en mannen door collectieve strijd afgedwongen hebben, onder vuur komen te liggen door de neoliberale beleidsvormen. Tezelfdertijd is de vrouwenbeweging ineengestort en de Labour Party is openlijk een partij van de grote bedrijven geworden. Collectieve strijd om het leven van werkende mensen te verbeteren is verdrongen door het idee van individuele oplossingen. New Labour politici argumenteren dat hun beleid gelijke kansen voor vrouwen bevorderd – het is aan de vrouwen zelf om deze kansen te grijpen.

    Dus met de New Deal en kinderkrediet in de plaats, zouden alleenstaande ouders uit de uitkeringen moeten komen en een job vinden. Als dat niet het geval is, ligt dat aan hun eigen individueel falen, niet door het feit, bijvoorbeeld dat in vele streken betaalbare kinderopvang gewoon onbestaande is.

    Postfeminisme

    Dit alles werd de laatste jaren versterkt door een golf van ‘nieuwe’ en ‘post’ feministische schrijvers.

    Een van die schrijvers, Naomi Wolf, gebruikte het woord ‘geslachtsbeving’ om de processen te beschrijven die volgens haar een dramatisch effect hebben op het leven van vrouwen. Ze schreef dat het mannenrijk afbrokkelt, dat meer vrouwen dan ooit te voren leidinggevende posities bekleden en dat wettelijke hindernissen voor gelijke rechten voor vrouwen verwijderd waren. Maar, argumenteerde ze, als vrouwen de gelijkheid die binnen hun bereik ligt willen verzekeren, dan moeten ze een psychologische verandering ondergaan, ‘slachtofferfeminisme’ vermijden en powerfeminisme omhelzen.

    Andere schrijvers, die niet noodzakelijk Wolfs stelling dat gelijkheid om de hoek wacht, bevestigen, concludeerden dat een belangrijke transformatie had plaatsgevonden in het leven van meeste vrouwen. Op educatief vlak steken jonge vrouwen de jongens voorbij op school, ze zijn zelfzekerder over hun eigen mogelijkheden en hun verwachtingen over werk en relaties zijn hoger dan deze van de vorige generatie vrouwen. Op de arbeidsmarkt komen vrouwen in jobs en posities die vroeger voorbehouden waren voor mannen. Omwille van deze ontwikkelingen, argumenteren deze schrijvers dat het programma en de methode van de vrouwenbeweging in het verleden niet meer geldig is – een nieuwe benadering is nodig.

    Journalist Natasha Walter roept op voor een ‘nieuw feminisme’: oud feminisme, argumenteert ze, wordt te vaak geassocieerd met ‘seksuele politiek en cultuur’. Vrouwen willen niet dat hun persoonlijk leven ‘bewaakt wordt door feminisme’. Ze willen dragen wat ze willen, genieten van pornografie, hun seksualiteit vieren, en toegelaten worden ‘hun persoonlijk leven te leiden zonder de beperking van een strakke ideologie’.

    ‘Deze generatie vrouwen moet zich bevrijden van het spook van politieke correctheid’ schreef ze. Het nieuwe feminisme "wil het persoonlijke scheiden van het politieke."

    Ongetwijfeld zullen vele jonge vrouwen akkoord zijn met de gevoelens die Walter verwoord. Uiteindelijk kwam haar boek voort uit een reeks interviews met jonge vrouwen en haar bevindingen over vrouwenattitudes werden bevestigd door andere onderzoekers. Niettemin, komen haar conclusies voort uit een verwrongen beeld van ‘oude’ feministische ideeën.

    ‘Politieke correctheid’ werd oorspronkelijk aangehaald tegen beledigend taalgebruik en gedrag. Nu wordt het steeds meer gebruikt als een vernederende term om de bezwaren van vrouwen en mannen tegen seksistische afbeeldingen en taal als afgezaagd te bestempelen.

    ‘Het persoonlijke is politiek’ was een van de slogans van de vrouwenbeweging in de jaren 70 begin jaren 80. Voor de meeste vrouwen betekende dit niet dat ze moesten beperkt worden in hoe ze zich kleedden of hun seksualiteit uitten. Het was om duidelijk te maken dat huiselijk geweld, seksuele intimidatie en seksisme in het algemeen ervaringen zijn die gedeeld worden door andere vrouwen: ervaringen die niet los staan maar juist verbonden zijn met de bredere structuren en ideologieën van de maatschappij en zo geen persoonlijke problemen zijn, maar thema’s die een politiek en collectief antwoord nodig hebben.

    Partnergeweld, bijvoorbeeld, zit vast in de ouderwetse ideeën over de mannelijke controle en autoriteit over vrouwen binnen het gezin. De ongelijke machtsrelatie die bestaat in de kapitalistische maatschappij in zijn geheel worden weerspiegeld binnen persoonlijke relaties en versterken en bestendigen daardoor partnergeweld.

    Deze analyses, die partnergeweld eerder als een sociaal dan een persoonlijk probleem definiëren, is belangrijk geweest voor vrouwen die onder misbruik lijden. Ze hebben de kracht en het vertrouwen gewonnen om hun gewelddadige partners te verlaten of om actie te ondernemen om een einde te maken aan het geweld tegen hen door het begrijpen dat het niet zij zijn of hun gedrag die het geweld uitlokken – dat zij niet de schuldige zijn.

    Aangezien 1 op 4 vrouwen partnergeweld zal ervaren op een moment in haar leven, is het begrijpen en erkennen dat partnergeweld niet persoonlijk maar politiek is, meer dan ooit nodig.

    Natasha Walter erkent partnergeweld wel als een sociaal probleem dat moet aangepakt worden. Maar ze maakt de artificiële en valse onderscheiding tussen de ‘culturele onderdrukking’ en de ‘materiële onderdrukking’ die vrouwen ondergaan. Ze argumenteert dat "feminisme recentelijk meer geassocieerd wordt met een beweging om vrouwen hun houdingen en sociale cultuur te veranderen dan met ( deze) materiële ongelijkheden". "Feminisme vandaag moet de materiële basis voor economische, sociale en politieke ongelijkheid aanvallen".

    Er bestaat geen twijfel over dat, ondanks de belangrijke economische en sociale veranderingen die plaatsgevonden hebben over de laatste 2 tot 3 decennia, vrouwen nog altijd lijden onder ernstige materiële ongelijkheid. Het gemiddeld inkomen van vrouwen in 2001-20002 was £145 per week vergeleken met £287 per week voor mannen. Zelfs als vrouwen fulltime werken, heeft de overgrote meerderheid nog altijd de belangrijkste verantwoordelijkheid over kinderopvang en huishoudelijke taken. Bij bejaarden hebben vrouwen veel meer kans om in de armoede terecht te komen.

    Zoals Walter aantoont, moet tegen deze ongelijkheden gevochten worden. En ze bekritiseert correct de dominante ideologie van de laatste 15 jaar die individuele oplossingen promoot voor de problemen die vrouwen (en andere) in de maatschappij hebben. Een collectieve strijd is nodig.

    Maar zo’n strijd kan materiële en culturele onderdrukking niet scheiden. Ideologie speelt een cruciale rol in het rechtvaardigen, versterken en bestendingen van de materiële ongelijkheden die vrouwen ervaren.

    Culturele en materiële onderdrukking zijn onafscheidelijk

    Een van de belangrijkste redenen waarom vrouwen zoveel minder verdienen dan mannen, is dat ze grotendeels afgezonderd zitten in een smalle rang van laagbetaalde jobs zoals kleinhandel, catering, schoonmaak- en verzorgingsberoepen. De meeste daarvan zijn een uitbreiding van het werk dat vrouwen traditioneel thuis onbetaald deden. De ideologie van de tweede klasse status van vrouwen – die haar oorsprong heeft in de ontwikkeling van de klassenmaatschappij duizenden jaren geleden – werd overgenomen en aangepast door het kapitalisme om haar winsten en heerschappij te behouden.

    Seksistische afbeeldingen, die vrouwen tot lustobjecten herleiden, weerspiegelen en versterken de diepgewortelde ideeën over de ondergeschiktheid van vrouwen en hun tweederangs positie in de maatschappij. Die ideeën worden gebruikt om de materiële ongelijkheid zoals ongelijke en lage lonen te versterken en te behouden.

    Seksisme verdeelt. Het creëert obstakels in het smeden van eenheid tussen de arbeidersklasse mannen en vrouwen. Eenheid die zo essentieel is in de strijd voor de economische en materiële veranderingen die nodig zijn om het leven van vrouwen te verbeteren.

    Verdeeldheid onder de arbeiders versterkt de kapitalisten in hun macht in de werkplaatsen en in hun doel om hun winstsysteem te behouden. In de ontwikkeling van het kapitalisme in de 19e eeuw, gebruikte de kapitalistische klasse goedkopere vrouwenarbeid om de arbeidsomstandigheden en jobs van mannelijke arbeiders te ondermijnen. In het begin, in plaats van te vechten voor de verbetering van de lonen en arbeidsomstandigheden van vrouwen, voerden mannen campagne om de toegang voor vrouwen tot fabrieken en werkplaatsen te beperken. Velen gebruikten het argument ‘een vrouw haar plaats is aan de haard’ wat de heersende ideologie was, om hun houding te rechtvaardigen, dit speelde in het voordeel van de bazen.

    In de geschiedenis hebben vrouwen een harde strijd moeten voeren omdat hun organisaties zaken zoals seksuele intimidatie en pornografische afbeeldingen op de werkplaats zouden aanklagen, en om die zaken voor te stellen als syndicale en politieke thema’s. Niet alleen ondermijnen en venederen deze zaken vrouwen, ze tasten de hele arbeidersbeweging aan omwille van hun potentieel om verdeeldheid te zaaien.

    Natuurlijk beïnvloeden economische en sociale veranderingen de manier waarop vrouwen onderdrukking ervaren en hoe ideologie wordt uitgedrukt. Niets is statisch. Reclame bijvoorbeeld weerspiegelt tot op zekere hoogte de veranderende realiteit van het leven van vrouwen. Claudia schiffer mag dan wel naakt zijn, ze rijdt met de wagen, ze ligt er niet meer op als een accessoire.

    Een vrouw wordt getoond terwijl ze kinderen ontbijt geeft en de keukenvloer dweilt. Maar ze doet dit vooraleer ze gaat werken- ze wordt niet volledig gedefinieerd tot haar rol als echtgenote, moeder en huishoudslaaf zoals het geval was een paar decennia geleden.

    Terwijl ze economische en sociale veranderingen weerspiegelen, versterken en bevestigen reclames niettemin bestaande ongelijkheden. Vrouwen gaan werken, maar ze hebben ook de hoofdverantwoordelijkheid voor het huishouden en de kinderen. Wanneer mannen getoond worden die wassen en poetsen, dan zijn het altijd grappige figuren omdat het niet echt hun ding is en ze er blijkbaar niet in slagen het goed te doen. Van vrouwen wordt verwacht dat ze een job hebben, een supermoeder zijn, een huishoudelijke godin, alsook dat ze streven naar seksuele vervolmaking.

    Het echte leven voor de meeste arbeidersvrouwen impliceert een voortdurend goochelen met werk, kinderen en huishouden met zeer weinig tijd voor zelfverbetering. Mannen doen meer om te helpen dan in het verleden, maar de meerderheid van de vrouwen zijn nog altijd benadeeld door de historische sekseverdeling in arbeid binnen het gezin. En terwijl individuele mannen kunnen profiteren van een paar extra uren vrije tijd, is de grote profiteur van deze ongelijke verdeling het kapitalisme, door haar mogelijkheid om vrouwen te blijven uitbuiten als goedkope arbeidskracht op de werkvloer en als onbetaalde arbeidskracht in het huis.

    Op dezelfde manier hebben reclame het gestegen zelfvertrouwen en de openheid van vrouwen tegenover hun seksualiteit weerspiegeld. Neem bijvoorbeeld de wonderbrareclame met een lachende, zelfverzekerde Eva Herzigova in haar ondergoed met de ‘brutale’ slogan ‘hello boys’.

    Het is een positieve ontwikkeling dat vele vrouwen zich sterker en vrijer voelen om zich seksueel te uiten. Maar in een maatschappij waar geïnstitutionaliseerde ongelijkheid nog bestaat, hoe bevrijdend is dit eigenlijk?

    Lapdancing zo wordt gesteld, is versterkend niet uitbuitend want wanneer ‘danseressen’ tot £500 per nacht kunnen verdienen, staan ze er vaak beter voor dan de mannen waarvoor ze strippen. Zoals een studente vertelde in het programma Inside out op de BBC: "Ik werk wanneer ik wil. Ik verdien het bedrag dat ik wil en als ik er geen zin in heb, dan stop ik. Niemand dwingt me om het te doen."

    Maar vergelijk dit met het commentaar van een frequente bezoeker van lapdancingclubs: " Ik voel me als een koning als ik daar zit, omringd door al die vrouwen die me massa’s aandacht geven. Er is geen grotere kick dan een vrouw te roepen, haar te doen zitten en met haar te praten, wetende dat als je haar geld geeft, ze al haar kleren voor je zal uitdoen. Het is zalig om die controle, die macht te hebben en het is een oppepper voor je ego als meisjes met elkaar concurreren om voor je te mogen dansen."

    Hoe sterk individuele dansers zich ook mogen voelen( en natuurlijk niet alle dansers worden goedbetaald). Lapdancing op zich promoot het idee dat vrouwen geen denkende complete wezens zijn, maar lichaamsdelen – objecten beschikbaar voor mannen om te controleren en te genieten. Het feit dat vrouwen soms zakenmannen vergezellen in deze "gelegenheidsclubs", doet daar geen afbraak aan.

    Er werken soms ook vrouwelijke uitgevers voor pornomagazines en vrouwen zelf kunnen ze kopen en opgewonden worden van porno. Maar de afbeeldingen stellen vrouwen in het algemeen nog altijd voor als lustobjecten en versterken daardoor de ideeën van mannencontrole, die helaas diepgeworteld zijn in de maatschappij.

    Een onderzoek voor ‘Edinburgh Zero Tolerance’ stelde vast dat een op twee mannen vindt dat verkrachting van een vrouw soms aanvaardbaar kan zijn en 1 op 10 mannen zou het zelf doen als ze niet ontdekt konden worden.

    De macht van de beeldspraak

    Tijdens de laatste jaren is anti-seksisme gelijkgesteld met anti-seks. Maar er is een groot verschil tussen het verwerpen van vrouwenafbeeldingen omdat het seksueel te expliciet is (wat ‘De brigade van de morele rechten en familiewaarden’ doet) en het verwerpen van het gebruik van vrouwenlichamen om producten te verkopen.

    De twee verschillende bezwaren zijn echter wel versmolten geworden. Vrouwen die beledigd zijn door seksistische afbeeldingen, worden ervan beschuldigd preuts en humorloos te zijn. Het is nochtans perfect mogelijk om de ‘grap te snappen’ in de easyjet reclame’ en tezelfdertijd te erkennen dat het een vrouwenlichaam gebruikt wordt als een voorwerp om een product te verkopen en winst te maken. Ditt is slechts één van de ontelbare afbeeldingen die vrouwen tot lustobjecten reduceren, en daardoor bredere ongelijkheid en discriminatie in de hand werken. Het feit dat jongere vrouwen geacht worden vrijer te zijn en ‘controle’ te hebben over hun seksualiteit weegt daar niet tegen op.

    Onder het kapitalisme ligt de werkelijke controle niet bij vrouwen, maar bij de mode-, schoonheids-, seks- en ontspanningsindustrie, etc. die verantwoordelijk zijn voor het creëren van de doordrongen vrouwenafbeeldingen in de maatschappij. Dit het het resultaat van een systeem dat gebaseerd is op zowel het verkopen van gebruiksartikelen om winst te maken als een geïnstitutionaliseerde ongelijkheid.

    Seks verkoopt – net zoals het manipuleren en artificieel in stand houden van sociale geconstrueerde normen over hoe de ‘ideale’ vrouw er moet uitzien. Dit zijn allomtegenwoordige afbeeldingen die vrouwen opnemen en verwerken, vaak onbewust. Maar ze hebben weinig gemeen met ‘echte vrouwen’- wat zorgt voor angstigheid en onzekerheid, ondermijning van vrouwen hun zelfbeeld wat de vele positieve ontwikkelingen die het leven van vrouwen verbeterd hebben, teniet doet.

    De mondiale schoonheidsindustrie, inclusief make-up, huid- en haarverzorging, parfumerie, plastische chirurgie, gezondheidsclubs en dieetproducten, wordt geschat op een waarde van $160 miljard per jaar. 6 multinationals controleren 80% van de make-up producten in de VS terwijl 8 bedrijven 70% van de huidverzorgingsmarkt controleren. Amerikanen spenderen jaarlijks meer aan schoonheid dan aan onderwijs. Schoonheid is overduidelijk een ‘grote industrie’.

    De schoonheidsindustrie draagt direct bij aan een situatie waarin slechts 1% van jonge vrouwen zich ‘volledig gelukkig’ voelt met de vorm van hun lichaam, terwijl 54% van de 10 tot 14-jarigen bezorgt zijn over te dik zijn en meisjes van amper 7 al diëten. De afbeeldingen die gepromoot worden, zorgen niet noodzakelijk voor eetstoornissen, maar ze zijn een bijdragende factor en vertragen het herstel.

    De manier waarop vrouwen voorgesteld worden door de schoonheidsindustrie versterkt en promoot het idee dat hoe vrouwen er uitzien belangrijker is dan wat ze denken of doen. In een onderzoek uitgevoerd in 2001, dacht tweederde van de vrouwen dat hun leven merkbaar zou verbeteren als ze gelukkig waren met hun lichaam. Slankheid werd gelijkgesteld met aantrekkelijk zijn voor mannen, sexy zijn en carrière kunnen maken. Tweederde zei dat ze plastische chirurgie zouden overwegen om hun zelfbeeld te verbeteren.

    De industrie zal om het even wat uitbuiten om winst te maken. Mannen worden ook steeds meer het doel van de schoonheidsindustrie. Ook zij worden aangespoord om producten te kopen die ze niet echt nodig hebben om hun levenskansen te verhogen. Alhoewel dit ongetwijfeld ook uitbuiting is, heeft het geen invloed op een breder, gestructureerde genderongelijkheid, zolas het geval is voor vrouwen.

    Collectieve campagnes kunnen een nuttige rol spelen in het bewustmaken van cultureel seksisme en van de manier waarop de grote bedrijven de maatschappij domineren en controleren. Een campagne bijvoorbeeld om te lobbyen bij de lokale autoriteiten om een vergunning voor een lapdancingclub te weigeren zou kunnen duidelijk maken hoe deze clubs achterlijke houdingen en ideeën over vrouwen vestigen terwijl ze tezelfdertijd enorme winsten maken voor entertainmentbedrijven zoals ‘Spearmint Rhino’. Dit zou een heel andere aanpak zijn dan de brigade van de morele rechten die campagne voert om seksuele expliciete afbeeldingen en immoreel gedrag te bannen.

    Sommige ambtenaren van de Europese Unie ijveren voor een richtlijn die seksistische beelden op tv en in advertenties verbiedt. Bij de voorbeelden om hun zaak te beargumenteren, zijn twee Franse reclames. Een is voor Suchardchocolade, die een naakt model toont met de woorden: "jij zegt nee, wij horen ja". De ander is voor Babette room die een vrouw toont die een schort draagt met woorden erop geprint. Letterlijk zeggen de woorden: ik verdik het, ik klop het op en soms gaat het in de pot. In omgangstaal betekent het ‘ik bind haar vast, ik sla haar en soms heb ik seks met haar.’

    Maar censuur kan onvoorziene gevolgen hebben. Twee radicale anti-porno feministen Andrea Dworkin en Catherine McKinnon, hebben hevig campagne gevoerd om materiaal dat schadelijk is voor vrouwen te verbieden. In 1992 werd een versie van de Dworkin/McKinnon definitie opgenomen in de Canadese zedenwet. Binnen twee jaar en een half was in meer dan 50% van de feministische boekhandels materiaal in beslag genomen of werd het achtergehouden bij de leverancier. De voornaamste doelwitten waren homofiele en lesbische literatuur.

    Een van de boeken in beslag genomen bij de leveranciers was ‘Weenie-Toons! Women Artists Mock Cocks’ omwille van de zogenaamde degradatie van de mannelijke penis.

    Wie zou beslissen wat seksistisch is? Er waren 186 bezwaren bij de Adverteer Normen Autoriteit (ANA) over de Easyjet reclame- de reclame met het tweede meeste aantal klachten van het jaar. Maar de ANA verwierp de klachten met het argument dat ‘het onwaarschijnlijk was dat ze ernstige of wijdverspreide belediging zou veroorzaken’ en dat ‘het in de goede traditie lag van de Britse humor zoals de ‘Carry On films’.

    Vele ‘postfeministische’ reclames, zoals de Franse voorbeelden zijn doelbewust dubbelzinnig. Het is niet moeilijk om te begrijpen dat de brigade van de morele rechten anti-seksistische wetten gebruikt om expliciet seksueel materieel aan te vallen.

    Seksisme bestrijden

    Andrea Dworkin argumenteerde eens dat ‘pornografie de kern is van vrouwelijke condities, het is de ideologie die de bron is van al de rest’. Maar seksistische afbeeldingen van vrouwen, waarvan gewelddadige pornografie de meest extreme uidrukking is, zijn niet de oorzaak van vrouwenonderdrukking. Zij zijn het product van een systeem gebaseerd op ongelijkheid, een systeem van macht en welvaart. De wortels van vrouwenonderdrukking gaat duizenden jaren terug tot het ontstaan van de klassenmaatschappij, privé-eigendom en het gezin als instituut van economische en sociale controle.

    Een einde maken aan onderdrukking vraagt een fundamentele verandering in de manier waarop de maatschappij gestructureerd en georganiseerd is. Door democratische arbeiderscontrole en beheer over de industrie, door het omvormen van een maatschappij gebaseerd op ongelijkheid, hiërarchie en uitbuiting naar een maatschappij waar gelijkheid en samenwerking zegevieren zou het niet allen mogelijk zijn om de economische problemen waar vrouwen mee geconfronteerd worden op te lossen, maar het zou eveneens de basis leggen voor het uitschakelen van de culturele onderdrukking.

    Het ‘nieuwe’ seksisme kan complex en dubbelzinnig zijn. Dat is een reflectie van de tegengestelde processen van de laatste twee decennia. Maar nu begint het politieke landschap langzaamaan te veranderen. Vorig jaar is het aantal stakingen gestegen, in vele stakingen, zoals de staking bij de lokale overheden, waren grote groepen vrouwen betrokken. De geschiedenis leert ons dat als vrouwen betrokken geraken in actie over lonen en arbeidsomstandigheden, ze meestal ook het vertrouwen winnen om bredere thema’s aan te klagen die hun aanbelangen als vrouw en als arbeidsters.

    Bewegingen voor collectieve actie door de arbeiders, inclusief het uitbouwen van een nieuwe arbeiderspartij, zal een cruciale stap zijn in de strijd voor socialisme. Als onderdeel van de strijd, is het belangrijk om te erkennen dat seksisme, oud of nieuw, niet enkel een product is van de klassenmaatschappij, maar deel van een breed ideologisch apparaat die ertoe bijdraagt het kapitalistisch systeem in stand te houden. In dit opzicht is het begrijpen en bestrijden van seksisme geen randcampagne, maar centraal in de strijd om een einde te stellen aan ongelijkheid en onderdrukking in al zijn vormen.

  • Militarisering en kapitalisme

    Zitten geweld en oorlog in de menselijke natuur ingebakken? Marxisten denken van niet.

    In de eerste primitieve samenlevingen van jagers en verzamelaars heersten relaties van samenwerking en solidariteit. Niet uit vrijgevigheid, maar uit gemeenschappelijk eigenbelang: als jager was je niet zeker dat je elke dag prijs had. Samenwerking met andere jagers was noodzakelijk om in de belangen van heel de gemeenschap te voorzien. Er was nog geen heersende klasse die kon worden vrijgesteld van arbeid en een onderdrukkend staatsapparaat installeerde: daarvoor was de productie nog te laag. Soms waren er conflicten met andere gemeenschappen, maar overwegend werd ook hier samengewerkt in de hoop op wederzijdse steun in tijden van schaarste.

    Onder het kapitalisme is oorlog en alledaagse dwang, net als in voorgaande maatschappijen van uitbuiting, een uitdrukking van het klassensysteem. Maar wel op een specifieke manier. Marx legde uit dat de burgerij de nationale staat nodig had om de beste voorwaarden voor de kapitalistische, grootschalige industrie te creëren. Door de eeuwige nood om de winst en dus de markt uit te breiden in een concurrentieel systeem bots je op de grenzen van de nationale markt. Dit is des te meer het geval door de toeëigening van meerwaarde door de kapitalisten, wat de koopkracht van de eigen arbeiders sowieso beperkt.

    Het imperialisme liet eind 19e eeuw tijdelijk toe om de beperkingen van de nationale markt te overstijgen, door de export van kapitaal en de creatie van de wereldmarkt. Eens de wereld is verdeeld, kunnen de nationale burgerijen die echter enkel door oorlog herverdelen. Wat de Duitse heersende klasse dan ook deed tijdens WO1 in 1914.

    Aan WO1 gingen decennia van militarisering vooraf door onder meer de Duitse en de Engelse heersende klasse. In Duitsland maakte de kanonnenfabrikant Krupp naam – en enorme winsten. In de decennia voor het uitbreken van WO1 zullen de uitgaven voor het Britse leger meer dan verdubbelen. Vandaag krijgt het Amerikaanse Pentagon meer dan 400 miljard dollar per jaar om dood en verderf te zaaien. Beeld je eens in hoeveel gezondheidszorg, degelijke jobs en onderwijs je daarmee in de wereld kan creëren!

    Vandaag is de militarisering, ook met de groei van kernmachten wereldwijd, de laatste troefkaart van een kapitalisme in hopeloze crisis. De VS en Bush gebruiken hun militaire apparaat om de krachtsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal op internationaal vlak te wijzigen, met hun veroveringsoorlog van het olierijke Irak.

    Enkel onder het socialisme kan deze waanzinnige concurrentieslag op een sociaal kerkhof worden gestopt. Een internationaal georganiseerde planeconomie zou de concurrentie tussen natiestaten, en dus ook oorlogen, uitschakelen. De immense sommen voor wapentuig zouden in een wereldwijd optrekken van de levensstandaard kunnen worden geïnvesteerd.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop