Category: Dossier

  • Lenins ‘Testament’

    Hieronder publiceren we de laatste brieven van Lenin die in feite zijn politieke testament vormen. Deze brieven zijn van groot historisch belang en we bieden ze graag voor het eerst online in het Nederlands aan.

    INLEIDING

    De volgende brieven maken deel uit van de laatste werken van Lenin en vormen een aanduiding van hoe Lenin de toekomst van de Sovjetregering zag. Hij benadrukt er de noodzaak van verandering in de leiding en waarschuwt voor de mogelijk desastreuze gevolgen indien de noodzakelijke stappen niet gezet werden. Lenin geeft een scherpe kritiek op de partijleiding en op Stalin in het bijzonder. Die hield de publicatie van deze brieven op ruime schaal gedurende jaren tegen. Er was een publicatie van deze brieven in de Bulletins die gedrukt werden voor de afgevaardigden op het XVe congres van de Bolsjewieken. Maar achteraf werd geprobeerd om dit ‘Testament’ als een vervalsing te bestempelen. Een aantal oude Bolsjewieken kreeg onder het stalinisme de doodstraf wegens het bezit van een kopie van dit “contra-revolutionair document”.

    De brieven zijn opgesplitst in drie thema’s:

    1. Brieven aan het congres inzake de organisatie van het Centraal Comité. Het is in deze brieven dat Lenin een waarde-oordeel velt van Stalin: “Kameraad Stalin heeft in zijn functie als algemeen secretaris een enorme macht naar zich toe getrokken, en ik ben er niet zeker van dat hij die altijd met de nodige voorzichtigheid weet te gebruiken.” Lenin vraagt om Stalin over te plaatsen en uit zijn functie van algemeen secretaris te zetten. Tenslotte eiste Lenin de verontschuldigingen van Stalin naar aanleiding van de beledigingen die hij aan de vrouw van Lenin had gericht. Lenin dreigde alle persoonlijke banden met Stalin door te snijden.

    2. Een tweede reeks brieven handelt over de Commissie voor staatsplanning waar Lenin het standpunt van Trotski bijtreedt over de noodzaak om die Commissie meer bevoegdheden toe te kennen. Lenin legt daarbij sterk nadruk op het organiseren van een communistische leiding om de Commissie in goede banen te leiden. Hij waarschuwt voor een overdreven aandacht aan het puur administratieve waarbij de politieke doelstellingen op de achtergrond komen.

    3. Een derde reeks brieven heeft betrekking op het nationaliteitenvraagstuk waarin Lenin zwaar uithaalt naar de repressie die had plaatsgevonden naar aanleiding van een brutaal optreden van de Sovjetunie in de Kaukasus. Lenin sprak zich daarbij sterk uit tegen de verantwoordelijken voor het brutale optreden.

    Uit deze brieven, die het politieke testament van Lenin vormen, valt duidelijk op te maken dat Lenin niet gerust was op de ontwikkelingen in de Sovjetunie. Door het ontbreken van buitenlandse steun en de burgeroorlog (waarbij tal van buitenlandse legers het land aanvielen – ook het Belgische leger was betrokken bij deze militaire operatie), bleef de Sovjetunie geïsoleerd in moeilijke omstandigheden. Hierdoor kon de bureaucratie zich ontwikkelen vanuit het staatsapparaat, een apparaat dat grotendeels overgenomen was van het tsarisme. In zijn testament schetst Lenin eigenlijk de voorwaarden en de eerste elementen van de opkomst van wat naderhand het stalinisme werd genoemd, een degeneratie van de arbeidersstaat waarbij de bureaucratische kaste aan de top iedere vorm van arbeidersdemocratie aan banden legde.

    Omwille van zijn fysieke toestand en zijn overlijden in 1924, heeft Lenin de punten die hij aanhaalde in onderstaande brieven niet verder kunnen ontwikkelen. Maar hetgeen aangehaald wordt, vormt een belangrijke basis voor de verdere analyse van de ontwikkeling van het stalinisme zoals het naderhand uitgewerkt werd door Trotski.


    Deel 1. Brieven over de samenstelling van het Centraal Comité

    Brief aan het congres

    Ik beveel ten stelligste aan dat er op dit congres een aantal veranderingen aangebracht worden in onze politieke structuur.

    Ik wil ingaan op de overwegingen waaraan ik het meeste belang hecht.

    Boven aan de lijst komt mijn voorstel om het aantal leden van het Centraal Comité te verhogen met enkele tientallen of zelfs honderd. Volgens mij zal het CC zonder deze hervorming in gevaar komen gedurende gebeurtenissen die niet in ons voordeel zijn (en dat is iets wat we niet kunnen voorspellen).

    Vervolgens stel ik voor dat het congres mits het vervullen van bepaalde voorwaarden, de beslissingen van de commissie voor staatsplanning omzet in wetgevende initiatieven en daarmee op dit punt tegemoet komt aan de vraag van kameraad Trotski – tot op zekere hoogte en onder bepaalde voorwaarden.

    Met betrekking tot het eerste punt, namelijk de verhoging van het aantal CC-leden, moet dit volgens mij gebeuren om het prestige van het CC te versterken, om onze administratieve machine grondig te verbeteren en om te vermijden dat conflicten tussen kleine delen van het CC een te groot belang krijgen in de toekomst van de partij.

    Het schijnt me toe dat onze partij het recht heeft om van de arbeidersklasse 50 tot 100 CC-leden te eisen en het moet mogelijk zijn om die te verkrijgen zonder de middelen van de klasse onnodig aan te tasten.

    Zo’n hervorming zou de stabiliteit van onze partij aanzienlijk versterken en de strijd tegenover de omringende vijandige staten vergemakkelijken, hetgeen volgens mij wellicht meer en meer aan belang zal winnen in de komende jaren. Ik denk dat de stabiliteit van onze partij enorm zou versterkt worden door zo’n maatregel.

    Lenin

    23 december 1922

    genoteerd door M.V.

    Vervolg van de nota’s op 24 december 1922

    Met de stabiliteit van het Centraal Comité, waarover ik het eerder had, bedoel ik maatregelen tegen een splitsing, voor zover zo’n maatregelen kunnen genomen worden. Natuurlijk had de Witte Garde in Russkaya Mysl (het ging daarbij blijkbaar om S.S. Oldenburg) gelijk toen hij aanvankelijk in het spel van de witte garde tegen de Sovjetunie gokte op een splitsing in de partij en toen hij ten tweede rekende op belangrijke meningsverschillen in onze partij om die splitsing te veroorzaken.

    Onze partij baseert zich op twee klassen en daardoor is haar instabiliteit mogelijk en is de neergang onvermijdelijk als er geen akkoord is tussen die twee klassen. In dat geval zal gelijk welke maatregel, en alle discussie over de stabiliteit van ons CC, futiel zijn. Geen enkele maatregel kan in zo’n geval een splitsing vermijden. Maar ik hoop dat dit een te ver toekomstbeeld is en een te onwaarschijnlijke gebeurtenis om er te moeten op ingaan.

    Ik zie stabiliteit als een garantie tegen een splitsing in de onmiddellijke toekomst en ik heb het voornemen om hier in te gaan op een aantal ideeën inzake persoonlijke kwaliteiten.

    Vanuit dit standpunt zijn de belangrijkste factoren op vlak van stabiliteit CC-leden als Stalin en Trotski. Ik denk dat de verhoudingen tussen hen een belangrijke factor zijn bij het gevaar van een splitsing, die kan vermeden worden, en daartoe zou het o.a. nuttig zijn om het aantal CC-leden te verhogen tot 50 of 100.

    Kameraad Stalin heeft in zijn functie als algemeen secretaris een enorme macht naar zich toe getrokken, en ik ben er niet zeker van dat hij die altijd met de nodige voorzichtigheid weet te gebruiken. Aan de andere kant onderscheidt kameraad Trotski zich niet alleen door uitstekende capaciteiten… Persoonlijk is hij, geloof ik, het meest bekwame lid van het huidige Centrale Comité, maar hij lijdt aan een teveel aan zelfvertrouwen en aan verknochtheid aan de zuiver bestuurlijke kant van de dingen. Deze twee eigenschappen van de twee belangrijkste leiders van het huidige Centrale Comité kunnen tot een splitsing leiden, en als onze partij geen maatregelen neemt om dit te voorkomen, kan die vrij onverwacht plaatsvinden.

    Ik zal geen verdere inschatting geven van de persoonlijke kwaliteiten van andere leden van het CC. Ik herinner er enkel aan dat de oktoberepisode met Zinoviev en Kamenev natuurlijk geen toeval was, maar we kunnen hen daar niet persoonlijk voor schuldig achten, net zoals we de periode dat hij niet bij de Bolsjewieken was niet persoonlijk kunnen verwijten aan Trotski.

    Inzake de jonge CC-leden wil ik iets zeggen over Boecharin en Pyatakov. Zij zijn volgens mij de meest vooruitstaande figuren (onder de jongeren) en het volgende moeten ze in hun geheugen griffen: Boecharin is niet enkel een erg waardevolle en belangrijke theoreticus van de partij, hij wordt ook terecht beschouwd als de favoriet van de hele partij, maar zijn theoretische opvattingen kunnen slechts met de nodige reserve als volledig marxistisch beschouwd worden, hij heeft iets scholastisch (hij heeft nooit een studie gedaan van de dialectiek en heeft het volgens mij nooit volledig begrepen).

    Pyatakov is ongetwijfeld een man met uitstekende kwaliteiten, maar hij is teveel bezig met de administratieve kant van het werk om echt bezig te zijn met de ernstige politieke zaken.

    Deze opmerkingen gelden uiteraard enkel voor de huidige situatie, en veronderstellen dat beide uitstekende en toegewijde partijleden geen kans zouden vinden om hun kennis te versterken en hun eenzijdigheden te corrigeren.

    Lenin, 25 december 1922

    Genoteerd door M.V.

    Toevoeging aan de brief hierboven

    Stalin is te grof, en deze fout, die in de betrekkingen tussen ons, communisten, heel goed te verdragen is, wordt onverdraaglijk als zij de algemene secretaris betreft. Daarom stel ik de kameraden voor dat zij een manier bedenken om Stalin over te plaatsen en een andere man op deze plaats te plaats te benoemen die zich slechts op één punt gunstig van kameraad Stalin onderscheidt: hij moet toleranter, loyaler, beleefder en attenter voor zijn kameraden zijn, minder grillig, enzovoorts. Deze kwestie lijkt misschien ontzettend onbelangrijk. Maar ik geloof dat ze, als we een scheuring willen vermijden, en als we wat ik hiervoor over de wederzijdse betrekkingen tussen Trotski en Stalin schreef, in gedachten houden, geen futiliteit is, of verder gezegd, ze is een futiliteit die van doorslaggevende betekenis zou kunnen worden.

    Lenin, 4 januari 1923

    Genoteerd door L.F.

    Persoonlijk

    Kopie aan de kameraden Kamenev en Zinoviev

    Kameraad Stalin,

    Je bent zo grof geweest om mijn vrouw aan de telefoon te beledigen en grof taalgebruik daarbij te hanteren. Hoewel ze jou gezegd had dat ze bereid was om dit te vergeten, maakte ze het voorval toch bekend aan Zinoviev en Kamenev. Ik heb niet het voornemen om zo snel te vergeten wat tegen mij wordt gedaan, en het moet niet gezegd worden dat hetgeen tegen mijn vrouw gedaan wordt ook tegen mij gedaan wordt. Ik vraag je dan ook om na te denken of je bereid bent om hetgeen je gezegd hebt in te trekken en je verontschuldigingen aan te bieden, of als je er de voorkeur aan geeft dat de relaties tussen ons volledig worden afgebroken.

    Lenin

    5 maart 1923

    [Lenin had op 21 december 1922, met toestemming van zijn dokters, een brief gedicteerd aan Trotski met betrekking tot het monopolie op buitenlandse handel. Stalin was op het CC van 18 december 1922 verantwoordelijk gemaakt voor het toezicht op het medische regime van Lenin en was bijzonder kwaad dat die brief verstuurd was. Hij schold Kroepskaya, de vrouw van Lenin, uit en dreigde ermee om de zaak voor de Controle Commissie te brengen. Hierop vroeg de vrouw van Lenin bescherming van Kamenev tegenover de “inmenging in mijn persoonlijk leven, het offensief taalgebruik en de bedreigingen.” Pas in maart 1923 werd Lenin van het incident op de hoogte gebracht.]

    Vervolg van de nota’s op 26 december 1922

    De verhoging van het aantal CC-leden tot 50 of zelfs 100 moet volgens mij een dubbel, of zelfs een driedubbel doel hebben: hoe meer CC-leden, hoe meer mensen zullen gevormd worden in het werk van het CC en hoe minder gevaar er zal zijn voor een splitsing omwille van een zekere indiscretie. Het opnemen van veel arbeiders in het CC zal ertoe leiden dat deze helpen om onze administratieve machine te verbeteren, onze administratie is immers vrij slecht. We hebben de administratie geërfd van het oude regime aangezien het onmogelijk was om het op zo’n korte tijd te reorganiseren, zeker onder de condities van oorlog, hongersnood,… Dat is waarom de “critici” die wijzen op de gebreken in onze administratie om ons belachelijk te maken of zwart te maken, op een kalme wijze kunnen geantwoord worden dat zij niet het minste begrip hebben van de situatie van de revolutie vandaag. Het is onmogelijk om de volledige administratie te reorganiseren op vijf jaar tijd, zeker niet in de omstandigheden waarin onze revolutie plaats vond. Het is al een verwezenlijking dat we op vijf jaar tijd een nieuw type staat gecreëerd hebben waarbij de arbeiders de boeren leiden in de gezamenlijke strijd tegen de burgerij; en in een vijandige internationale omgeving is dit op zich een gigantische verwezenlijking. Maar deze kennis mag ons niet blind maken voor het feit dat we in feite de oude staatsmachine van de tsaar en de burgerij overgenomen hebben, en dat we met het vooruitzicht van vrede en het voorzien van de basisbehoeften tegenover de hongersnood, al ons werk moeten richten op het verbeteren van de administratie.

    Ik denk dat een paar tientallen arbeiders als leden van het CC beter dan wie dan ook in staat zijn om ons staatsapparaat te controleren, te verbeteren en te herschapen. De Arbeiders- en Boereninspectie die deze taak aanvankelijk opgelegd kreeg, heeft aangetoond dat zij die taak niet aankan en deze inspectie kan enkel gebruikt worden als hulpmiddel of onder bepaalde voorwaarden voor assistentie van de CC-leden. De arbeiders die we opnemen in het Centraal Comité moeten volgens mij bij voorkeur arbeiders zijn die geen lange staat van diensten in Sovjet-organen hebben (in dit deel van mijn brief omvat de term arbeiders ook steeds de boeren), omdat die arbeiders zich aangepast hebben aan de tradities en de vooroordelen waartegen strijd moet gevoerd worden.

    De arbeiders in het CC moeten arbeiders zijn van de lagere regionen dan diegenen die de laatste vijf jaar opgang hebben gemaakt in de organen van de Sovjets, ze moeten dichter staan bij de basis van arbeiders en boeren die niet in de categorie van directe of indirecte uitbuiters vallen. Ik denk dat zo’n arbeiders door het deelnemen aan alle zittingen van het CC en het Politiek Bureau en door het lezen van alle documenten van het CC een groep toegewijde aanhangers van het Sovjetsysteem kan vormen om eerst en vooral stabiliteit te geven aan het CC zelf en ten tweede efficiënt kan werken aan de vernieuwing en de verbetering van het staatsapparaat.

    Lenin, 26 december 1922

    Genoteerd door L.F.

    Vervolg van de nota’s op 29 december 1922.

    Door haar aantal leden te verhogen, moet het CC volgens mij ook – en misschien zelfs voornamelijk – aandacht schenken aan het controleren en verbeteren van onze administratie die absoluut niet goed is. We moeten daarbij de diensten inschakelen van hoog gekwalificeerde specialisten, de taak om die specialisten te leveren moet toegekend worden aan de Arbeiders- en Boereninspectie.

    Hoe kunnen we het inzetten van deze specialisten, mensen met een adequate kennis, combineren met de nieuwe leden van het CC? Dat probleem moet in de praktijk opgelost worden. Mij lijkt het dat de Arbeiders- en Boereninspectie (als gevolg van haar ontwikkeling en onze perplexe houding tegenover haar ontwikkeling) ontwikkeld is tot wat we nu zien, met name een tussenpositie tussen een speciaal Volkscommissariaat en een speciale functie voor de leden van het CC; tussen een instelling die alles en iedereen controleert en die bestaat uit eerste klasse inspecteurs die goed moeten betaald worden (dit is zeker vandaag belangrijk in een periode waar alles moet betaald worden en de inspecteurs direct tewerkgesteld worden door de instellingen die hen betalen).

    Als het aantal CC-leden verhoogd wordt op een aangepaste wijze, en dit CC het management van de staat jaar in jaar uit op zich neemt met de hulp van hoog gekwalificeerde specialisten en leden van de Arbeiders- en Boereninspectie die een grote autoriteit hebben op alle vlakken, dan zullen we er volgens mij in slagen om het probleem aan te pakken dat we gedurende lange tijd niet hebben kunnen aanpakken.

    Samengevat, hoogstens 100 leden in het CC en niet meer dan 400-500 assistenten, leden van de Arbeiders- en Boereninspectie, die hun inspectieactiviteiten uitvoeren onder de leiding van het CC.

    Lenin, 29 december 1922

    Genoteerd door M.V.


    Deel 2. Discussie over het toekennen van wetgevende macht aan de Commissie voor staatsplanning

    Dit idee werd, schijnbaar lange tijd geleden, gesuggereerd door kameraad Trotski. Ik was er toen tegen omdat ik dacht dat er een fundamenteel tekort aan coördinatie van onze wetgevende instellingen zou zijn. Maar na een grondiger nazicht van de kwestie meen ik dat het in feite een goed idee bevat, met name dat de Commissie voor staatsplanning een min of meer aparte plaats inneemt los van onze wetgevende instellingen, hoewel het als een instelling van ervaren mensen, experts, vertegenwoordigers van de wetenschap en technologie, in een betere positie is om een correct beeld te vormen van de zaken.

    We staan echter ver af van het principe dat de Commissie voor staatsplanning de overheid kritisch geanalyseerd materiaal bezorgt en de staatsinstellingen over staatszaken moeten beslissen. Ik denk dat in de huidige situatie waar de zaken ongewoon gecompliceerd geworden zijn, en wanneer het nodig is om steeds opnieuw kwesties te regelen waarvoor soms de opinie van de experts van de Commissie voor staatsplanning vereist is, al dan niet over bepaalde punten van beslissingen, in zo’n situatie is het volgens mij nodig dat we de bevoegdheid van de Commissie uitbreiden.

    Ik kan me inbeelden dat dit zou betekenen dat de beslissingen van de Commissie voor staatsplanning niet zouden kunnen verworpen worden dor de gewone procedures in de Sovjetinstellingen, maar dat een speciale procedure zou ontworpen worden. Zo zou de kwestie kunnen onderworpen worden aan een zitting van het Al-Russische Centraal Uitvoerend Comité dat een hernieuwd nazicht van de beslissing overweegt overeenkomstig een speciale procedure waarbij het op basis van nota’s nagaat of de beslissing van de Commissie moet omgevormd worden. Tenslotte zouden bijzondere tijdslimieten moeten vastgelegd worden voor de procedure tegenover beslissingen van de Commissie voor staatsplanning.

    Op dit vlak kunnen, en moeten we volgens mij tegemoet komen aan de wensen van kameraad Trotski, maar niet in de zin dat één van onze politieke leiders, of de voorzitter van de Hoge Raad voor Economie,… voorzitter moet worden van de Commissie voor staatsplanning. Ik denk dat persoonlijke zaken vandaag te nauw verweven worden met principiële kwesties. Ik denk dat de aanvallen die gemaakt worden tegen de huidige voorzitter van de Commissie, kameraad Krzhizhanovski, en zijn assistent, kameraad Pyatakov, – aanvallen die langs twee lijnen verlopen: enerzijds horen we beschuldigingen van laksheid, gebrek aan onafhankelijke oordeelvorming en het gebrek aan een ruggengraat, anderzijds horen we verhalen van uitzinnige grofheid, drilmethoden, gebrek aan wetenschappelijke achtergrond,… – ik denk dat deze aanvallen de twee zijden van de kwestie uitdrukken waarbij deze tot het extreme worden doorgetrokken. In feite hebben we in de Commissie voor staatsplanning een zorgvuldige combinatie nodig van twee types van karakter waarbij kameraad Pyatakov een voorbeeld is van het ene en kameraad Krzhizhanovsky van het andere.

    Ik denk dat de Commissie voor staatsplanning moet geleid worden door iemand die enerzijds een wetenschappelijke vorming heeft, ofwel technisch ofwel agronomisch, met decennialange praktische ervaring op deze gebieden. Ik denk dat het iemand moet zijn die niet zozeer kwaliteiten heeft als administrator, maar wel over een brede ervaring moet beschikken en in staat moet zijn om de diensten van anderen in te schatten.

    Lenin, 27 december 1922

    Genoteerd door M.V.

    28 december 1922

    Ik heb gezien dat een aantal van onze kameraden met directe invloed op de staatszaken, overdreven nadruk leggen op de administratieve kant van de zaak, wat natuurlijk noodzakelijk is in bepaalde gevallen, maar wat niet mag verward worden met de wetenschappelijke kant van de zaak, met een zicht op een breder geheel van feiten, met de capaciteiten om mensen aan te werven,…

    In iedere staatsinstelling, in het bijzonder bij de Commissie voor staatsplanning, is de combinatie van die twee kwaliteiten essentieel. Toen kameraad Krzhizhanovsky me vertelde dat hij de diensten van kameraad Pyatakov had aangeworven voor de Commissie en hij zich verzoend had met kameraad Pyatakov over het werk, had ik enerzijds twijfels hierover maar anderzijds hoopte ik dat we zo een combinatie zouden krijgen van de twee types van staatsmannen. Of deze hoop gerechtvaardigd was, zal moeten blijken uit een iets langere ervaring, maar in principe denk ik dat er ongetwijfeld een dergelijke combinatie van temperamenten en types (van mannen en kwaliteiten) noodzakelijk is voor het correct functioneren van staatsinstellingen. Ik denk dat het hier even slecht is om de “administratie” te overdrijven als om gelijk welk onderdeel te overdrijven. De verantwoordelijke van een staatsinstelling moet beschikken over een grote persoonlijkheid en voldoende stevige wetenschappelijke en technische kennis om het werk van anderen te kunnen controleren. Dat is de basis. Zonder deze basis kan het werk niet goed gedaan worden. Anderzijds is het belangrijk dat de verantwoordelijke in staat is om een administratie te voeren en bijgestaan wordt op dat vlak. De combinatie van deze twee kwaliteiten in één persoon, zal moeilijk te vinden zijn en is niet noodzakelijk.

    Lenin, 28 december 1922

    Genoteerd door L.F.

    29 december 1922

    De Commissie voor staatsplanning ontwikkelt blijkbaar op alle vlakken tot een commissie van experts. Zo’n instelling kan niet geleid worden dan door iemand met ervaring en met een volwaardige wetenschappelijke vorming op technologisch vlak. Het administratieve element moet in essentie van ondergeschikt belang zijn. Een zekere onafhankelijkheid en autonomie voor de Commissie voor staatsplanning is essentieel voor het prestige van deze wetenschappelijke instelling en is afhankelijk van één iets, met name het bewustzijn van haar werknemers en hun bewuste wil om onze planning van economische en sociale ontwikkeling in de realiteit om te zetten.

    Die laatste kwaliteit zal vandaag natuurlijk slechts bij uitzondering gevonden worden, aangezien de meerderheid van de wetenschappers die deel uitmaken van de Commissie, onvermijdelijk beïnvloed zijn door burgerlijke ideeën en burgerlijke vooroordelen. Hen daarop controleren moet gebeuren door verschillende personen die het presidium van de Commissie kunnen vormen. Dit moeten communisten zijn die een dagdagelijkse controle uitoefenen op de toewijding van de burgerlijke wetenschappers aan onze zaak doorheen hun werk waarbij ook toegezien wordt dat ze hun burgerlijke vooroordelen verliezen en geleidelijk aan socialistische standpunten aannemen. Deze werking langs de nauw met elkaar verbonden lijnen van wetenschappelijke controle en pure administratie zou ideaal zijn voor de verantwoordelijken van de Commissie voor staatsplanning in onze republiek.

    Lenin, 29 december 1922

    Genoteerd door M.V.

    Is het logisch om het werk van de Commissie voor staatsplanning op te delen in verschillende jobs? Moeten we in tegendeel niet proberen om een groep van permanente specialisten die systematisch gecontroleerd worden door het presidium van de Commissie en die een hele reeks problemen kunnen oplossen? Ik denk dat die tweede optie het meest redelijke is en we moeten proberen het aantal tijdelijke en dringende taken te beperken.

    Lenin, 29 december 1922

    Genoteerd door M.V.


    Deel 3. Het nationaliteitenvraagstuk of de “autonomisering”

    Ik veronderstel dat ik erg onzorgzaam omgesprongen ben tegenover de arbeiders van Rusland als ik niet energiek en beslissend genoeg ben tussengekomen in de notoire discussie over autonomie, waarbij dit vraagstuk naar het schijnt officieel het vraagstuk van de socialistische Sovjet-republieken wordt genoemd.

    Toen dit vraagstuk vorige zomer opdook, was ik ziek. En dan in de herfst was ik teveel bezig met mijn herstel en op de plenaire vergaderingen van oktober en december had ik de kans om op dit vraagstuk in te gaan, maar ik was niet in staat om aanwezig te zijn op de vergadering van oktober (toen de kwestie naar voor kwam) en december, waardoor de kwestie me bijna volledig is voorbijgegaan.

    Ik had enkel de tijd voor een gesprek met kameraad Dzerzhinski die van de Kaukasus komt en me uitgelegd heeft wat de situatie is in Georgië. Ik slaagde er ook in om een paar woorden te wisselen met kameraad Zinoviev en om zo mijn inschatting van de kwestie mee te geven. Op basis van wat mij verteld is door kameraad Dzerzhinski, kan ik enkel uiterst bezorgd zijn. Als het zo ver gekomen is dat Ordjonikidze tot het extreme kon gaan bij het gebruik van fysiek geweld, zoals mij werd verteld door kameraad Dzerzhinski, dan kunnen we ons voorstellen in welke moeilijke situatie we hier terechtgekomen zijn. Het is duidelijk dat de hele discussie over “autonomisering” totaal verkeerd was en bovendien met een slechte timing.

    Er wordt gezegd dat een ééngemaakt apparaat noodzakelijk was. Van waar kwam die verzekerdheid hieromtrent? Kwam het niet van hetzelfde Russische staatsapparaat dat we, zoals ik eerder reeds gezegd heb, overgenomen hadden van het tsarisme en slechts beperkt aangepast hadden met de Sovjet-opvattingen?

    Ongetwijfeld moest die maatregel een beetje uitgesteld worden tot we min of meer konden beschikken over een eigen apparaat. Maar nu moeten we in volle bewustzijn het tegendeel toegeven, het apparaat dat we het onze noemen is in feite nog steeds erg vreemd aan ons. Het is burgerlijk en tsaristisch en er was nog geen mogelijkheid om er in de loop van de voorbije vijf jaar van af te raken bij gebrek aan hulp van andere landen en omdat we meestal “bezig” waren met militaire operaties en de strijd tegen de hongersnood.

    Het is logisch dat in deze omstandigheden de “vrijheid om af te scheiden van de unie”, waarop we ons baseren, slechts een papieren notie is waarbij we niet in staat zijn om de niet-Russen voldoende te verdedigen tegenover de Groot-Russische chauvinisten, die in feite op tirannieke wijze optreden zoals het typisch is voor Russische bureaucraten. Ongetwijfeld zal een beperkt aandeel van de sovjet-arbeiders verdrinken in die vloed van Groot-Russisch chauvinisme zoals vliegen in melk verdrinken.

    Ter verdediging van deze maatregel wordt gezegd dat het Volkscommissariaat dat bevoegd is voor de nationale psychologie en de nationale opvoeding afzonderlijke organen vormen. Maar de vraag rijst of deze Volkscommissariaten echt onafhankelijk van elkaar kunnen gemaakt worden? En ten tweede: waren we voorzichtig genoeg om maatregelen te nemen om de niet-Russen te beschermen tegen de Russische overheersing? Ik denk niet dat we zo’n maatregelen genomen hebben, ook al konden en moesten we dit gedaan hebben.

    Ik denk dat Stalins haast en zijn bezetenheid met de pure administratie, samen met zijn wrok tegen het notoire nationalistische socialisme [Stalin verweet de minderheid van staten dat ze niet “internationalistisch” waren omdat ze geen eenheid wensten te vormen met Rusland], een fatale rol gespeeld hebben. In politiek speelt wrok meestal een slechte rol.

    Ik vrees ook dat kameraad Dzerzhinski die naar de Kaukasus trok om de “misdaad” van die “nationalistische socialisten” te onderzoeken, vooral duidelijk gemaakt heeft dat hij vanuit een Russisch standpunt redeneert (het is algemeen geweten dat mensen van andere nationaliteiten die Russisch geworden zijn, te grote nadruk leggen op het Russische standpunt) en dat de onpartijdigheid van zijn commissie duidelijk genoeg gemaakt werd door de “aanpak” van Ordonikidze. Ik denk dat geen enkele provocatie of zelfs belediging zo’n Russische optreden rechtvaardigt en dat kameraad Dzerzhinski onvergefelijk fout was toen hij een lichtzinnige houding innam over deze kwestie.

    Voor alle burgers van de Kaukasus was Ordonikidze een autoriteit. Hij heeft geen recht om de geprikkeldheid te vertonen waarnaar hij en Dzerzhinski verwezen. Integendeel, Ordonikidze had zich met een terughoudendheid moeten opstellen die we niet kunnen eisen van gewone burgers, en nog minder van een man die beschuldigd wordt van een “politiek” misdrijf. En om eerlijk te zijn, die nationalistische socialisten waren burgers die beschuldigd werden van een politiek misdrijf, de aard van de beschuldigingen was zo dat geen andere omschrijving mogelijk was.

    We hebben hier een belangrijke principekwestie: hoe moeten we internationalisme begrijpen?

    Lenin, 30 december 1922

    Genoteerd door M.V.

    Vervolg van de nota’s op 31 december 1922

    In mijn artikels over het nationale vraagstuk heb ik al gezegd dat een algemene benadering van de kwestie van het nationalisme meestal niet bruikbaar is. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen nationalisme van een onderdrukkende natie en nationalisme van een onderdrukte natie, het nationalisme van een grote natie en dat van een kleine natie.

    Tegenover die tweede vorm van nationalisme, zijn grote landen in bijna alle gevallen schuldig geweest aan een groot aantal gewelddaden. Bovendien maken we ons in heel wat gevallen schuldig aan geweld en beledigingen zonder dit op te merken. Het volstaat om te herinneren aan mijn Volga-periode om te weten hoe niet-Russen behandeld worden, hoe de Polen ‘Polyachiska’ genoemd werden, hoe de Tataren de bijnaam ‘Prinsen’ kregen, hoe de inwoners van de Oekraïne ‘Khokhols’ genoemd werden en hoe de Kaukasiërs steeds Kapkasiërs waren.

    Dat is waarom internationalisme van de onderdrukkers of de “grote” landen zoals ze genoemd worden (ook al zijn ze enkel groot op het vlak van hun geweld en als geweldenaars), niet enkel moet bestaan uit de formele gelijkheid van naties, maar zelfs in een ongelijkheid van de onderdrukkende natie, de “grote natie”, om in balans te zijn met de ongelijkheden die naar voor komen in de praktijk. Wie dat niet begrijpt, heeft geen begrip van de echte proletarische houding tegenover het nationale vraagstuk en is in essentie nog steeds kleinburgerlijk op dit punt en zal daarom afdalen tot een burgerlijk standpunt.

    Wat is belangrijk voor het proletariaat? Voor een proletariër is het niet enkel belangrijk, het is essentieel, dat verzekerd wordt dat niet-Russen het grootst mogelijke vertrouwen hebben in de proletarische klassenstrijd. Hoe kunnen we dat verzekeren? Niet door een magere formele gelijkheid. Op de één of andere wijze is het nodig, door de houding of door toegevingen, om het wantrouwen van de niet-Russen te compenseren. Om de verdachtmakingen en de beledigingen van de regering van de “dominante” natie in het verleden te overstijgen.

    Ik denk dat het niet nodig is om dit erg gedetailleerd uit te leggen aan Bolsjewieken en communisten. En ik denk dat we nu inzake de Georgische natie, een typisch voorbeeld zien van hoe een proletarische houding betekent dat we voorzichtig en doordacht moeten zijn en bereidheid moeten tonen voor toegevingen. De Georgiër [Stalin] die dit onderdeel van de kwestie negeert of onzorgvuldig verwijten lanceert over “nationalistische socialisten” (terwijl hij zelf een “nationalistische socialist” is, zij het een Groot-Russische), gaat in tegen de belangen van de proletarische klassesolidariteit aangezien er geen zo’n sterke rem bestaat voor die klassesolidariteit als de nationale onrechtvaardigheid. “Beledigde” naties zijn nergens gevoeliger voor dan het gevoel van gelijkheid en de inbreuken op die gelijkheid, zelfs als het plaatsvindt door onzorgzaamheid of als de gelijkheid gebroken wordt door hun proletarische kameraden. Dat is waarom het beter is om zelf toegevingen te doen en een openheid te vertonen tegenover nationale minderheden, in plaats van uiteindelijk die toegevingen te worden opgedrongen. Dat is waarom het in het belang van de klassenstrijd is dat we nooit een formele houding innemen over het nationale vraagstuk, maar steeds vertrekken van de specifieke houding van de proletariërs van de onderdrukte naties tegenover de onderdrukkende natie.

    Lenin, 31 december 1922

    Genoteerd door M.V.

    Vervolg van de nota’s op 31 december 1922

    Welke praktische maatregelen moeten nu genomen worden?

    Eerst moeten we de unie van socialistische republieken behouden en versterken. Dit staat buiten kijf. Deze maatregel is voor ons allemaal noodzakelijk en het is noodzakelijk voor het internationale proletariaat in haar strijd tegen de wereldwijde burgerij en voor haar verdediging tegenover de burgerlijke intriges.

    Ten tweede is het noodzakelijk om de unie van socialistische republieken te behouden voor haar diplomatiek apparaat. Dat apparaat is trouwens een belangrijk onderdeel van ons staatsapparaat. We hebben niet toegelaten dat ook maar één invloedrijke persoon van het oude tsaristische apparaat toegang kreeg tot de diplomatie. Alle onderdelen met enige autoriteit zijn samengesteld uit communisten. Dat is waarom het al de reputatie van een betrouwbaar communistisch apparaat heeft afgedwongen waarbij op grotere schaal komaf gemaakt is met de invloed van de oude tsaristische burgerij en de kleinburgerlijke elementen dan wat het geval is bij andere Volkscommissariaten.

    Ten derde moet een voorbeeldstraf opgelegd worden aan kameraad Ordonikidze (ik zeg dit met spijt aangezien ik één van zijn persoonlijke vrienden ben en met hem heb samengewerkt in het buitenland) en het onderzoek van al het materiaal dat verzameld werd door de commissie van Dzerzhinski moet opnieuw van voor af aan gebeuren om de enorme hoeveelheid aan fouten en vooringenomen oordelen die er ongetwijfeld in staan, te corrigeren. De politieke verantwoordelijkheid voor deze Groot-Russische nationalistische campagne moet bij Stalin en Dzerzhinski gelegd worden.

    Ten vierde moeten strikte regels ingevoerd worden op vlak van het gebruik van de nationale taal in niet-Russische republieken van onze unie, en het toezicht op deze regels moet met bijzondere zorg gebeuren. Het behoeft geen twijfel dat ons apparaat is wat het is, en er zullen onder het mom van eenheid in de spoordiensten, bij de belastingen,… tal van Russische misbruiken zijn. Er is speciale aandacht nodig voor de strijd tegen die misbruiken, en een grote zorgzaamheid is vereist voor diegenen die deze strijd voeren. Een gedetailleerde gedragscode zal noodzakelijk zijn, en enkel de inwoners van de kwestieuze republieken kunnen zo’n code succesvol opstellen. En zelfs dan kunnen we niet op voorhand zeker zijn dat op basis van dit werk op het volgende congres van de Sovjets geen stap achteruit zal moeten gezet worden, waarbij de Unie van Socialistische Sovjet-Republieken enkel behouden wordt voor militaire en diplomatieke zaken, naast volledige onafhankelijkheid voor de individuele Volkscommissariaten.

    We mogen niet vergeten dat de decentralisatie van de Volkscommissariaten en het gebrek aan coördinatie tussen Moskou en andere centra, voldoende kan gecompenseerd worden door de autoriteit van de partij als die autoriteit op voldoende voorzichtige en onpartijdige wijze naar voor komt. De negatieve gevolgen van een gebrek aan eenheid tussen de verschillende nationale apparaten en het Russische apparaat zijn veel beperkter dan de uitdagingen die niet enkel ons te wachten staan, maar de hele Internationale en de honderden miljoenen inwoners van Azië die ons in de nabije toekomst zullen volgen op het toneel van de geschiedenis. Het zou een onvergefelijk opportunisme zijn om aan de vooravond van het ontwaken van het Oosten ons prestige bij deze volkeren te ondermijnen, zelfs al is het door een lichte grofheid of onrechtvaardigheid tegenover onze eigen niet-Russische nationaliteiten. De noodzaak om op te komen tegen de imperialisten van het Westen die de kapitalistische wereld verdedigen, is één zaak. Daar kan geen twijfel over bestaan en het is overbodig dat ik mijn onvoorwaardelijke steun aan die strijd verleen. Het is echter een andere zaak als we onszelf verlagen tot zelfs maar beperkte elementen van een imperialistische houding tegenover onderdrukte nationaliteiten en daardoor onze principiële positie ondermijnen, en ook onze principiële verdediging van de strijd tegen het imperialisme ondermijnen. Maar de toekomst van de wereldgeschiedenis zal tonen dat de dag komt dat de ontwakende volkeren uit het imperialisme opstaan en de beslissende maar lange en harde strijd beginnen voor hun nationale bevrijding.

    Lenin, 31 december 1922

    Genoteerd door M.V.

  • Reformisme of revolutie?

    In 1848 verscheen het Communistisch Manifest van Karl Marx. Hierin beschrijft hij de staat als onderdrukkingsapparaat in handen van de burgerij. Daardoor kunnen de arbeiders dit apparaat niet gebruiken in hun belang: ze moeten het vernietigen om zo hun eigen regime van klassenheerschappij te kunnen vestigen – de zogenaamde “dictatuur van het proletariaat”.

    Thierry Pierret

    Dat is wat de Parijse arbeiders tijdens een opstand in 1871 deden. Ze vervingen het oude staatsapparaat door een regime waarbij alle verantwoordelijken verkozen en permanent afzetbaar zijn. Deze verkozenen kregen een loon dat gelijk was aan het gemiddelde loon van een geschoolde arbeider. De “dictatuur (destijds begrepen als “heerschappij”) van het proletariaat” berustte op maatregelen van de meest complete arbeidersdemocratie. Later bekritiseerden Marx en Engels, op basis van het Communistisch Manifest en de ervaring van de Parijse Commune, het programma van de Duitse Sociaal Democratische Partij.

    Het laatste kwart van de 19e eeuw kende een tijdelijke economische ontwikkeling die gepaard ging met een aantal sociale verbeteringen. Hierdoor ontstond bij bepaalde socialisten de illusie dat je tot socialisme kon komen door geleidelijke hervormingen. Het reformisme werd geboren.

    In de Duitse sociaal-democratie was het debat tussen revolutionairen en reformisten het hevigst. Aangezien deze laatsten naar Marx verwezen, legde Rosa Luxembourg zich toe op het in ere houden van de reële ideeën van het marxisme in haar boek “Reformisme of Revolutie”. De geschiedenis heeft haar uitvoerig gelijk gegeven: de droom van een lange rustige stroom van hervormingen die naar het socialisme leidt, ging stuk in 1914. Erger nog, de reformisten steunden hun nationale burgerij in de oorlog tussen de imperialistische machten, om zo de wereld onder hen te verdelen. Het is juist de revolutie in Rusland en Duitsland die een einde maakte aan deze slachtpartij.

    De revolutie in Duitsland die, jammer genoeg, werd verslagen en het isolement van de Russische revolutie bracht het reformisme er weer bovenop, onder meer onder de stalinistische noemer van “socialisme in één land”. De Communistische Partijen moesten zich beperken tot het overnemen van de stalinistische Sovjet-diplomatie en gingen over tot akkoorden met hun nationale burgerij tegen de arbeiders.

    De uitgerokken periode van economische groei die volgde op de Tweede Wereldoorlog gaf het reformisme een nieuwe basis. Het bestaan van de Sovjetunie als tegenmodel dwong de burgerij van de kapitalistische landen bovendien om toegevingen te doen aan de arbeiders. De crisis van het kapitalisme in de jaren ‘70 onderbrak echter de opgang van het klassieke reformisme. De sociaal-democratische partijen werden zelfs aanhangers van “tegenhervormingen”, door deel te nemen aan de neoliberale politiek die komaf maakte met alle sociale verworvenheden uit het verleden.

    De val van het stalinisme was een uitgelezen kans voor hen om te breken met elke verwijzing naar socialisme en de arbeidersbeweging. De crisis van het kapitalisme geeft het reformisme geen enkele bewegingsruimte. Is het reformisme dan toch dood? Hoewel niemand nog de idee verdedigt om socialisme te bereiken door geleidelijke hervormingen, zag wel een soort “neo-reformisme” het licht. Dit toont zich in de voorstellen voor een “menselijk kapitalisme”.

    Terwijl het klassieke reformisme tijdelijk een economische basis had, moet het neo-reformisme het vooral hebben van de afwezigheid van een revolutionair-socialistisch alternatief onder de massa’s. Voor de bouw van zo’n alternatief moeten we ons vandaag meer dan ooit inzetten.

  • 70 jaar geleden: opstand van de ‘Teamsters’ in Minneapolis

    70 jaar geleden was er in de Amerikaanse stad Minneapolis een algemene staking die geleid werd door een kleine trotskistische organisatie en die leidde tot een overwinning voor de Teamsters vakbond. Dit was een belangrijk keerpunt voor de arbeidersbeweging in de VS en ook vandaag zijn er nog heel wat lessen te trekken uit dit onderdeel van de arbeidersgeschiedenis.

    Christian Bunke

    In 1933 trokken Farrell Dobbs en Marvel Scholl, een jong arbeidersgezin, naar Minneapolis in de hoop er een job te vinden en hun toekomst uit te bouwen. Maar nadat ze het grote "werklozenleger" hadden vervoegd, merkten ze al snel hoe de arbeidsmarkt eruit zag in Minneapolis.

    Farrell Dobbs vond een tijdelijke job als vrachtwagenchauffeur voor steenkoolbedrijven en kende de ervaring van armoedige lonen, lange werkuren en onveilige arbeidsomstandigheden. Door de economische crisis gingen de levensvoorwaarden er eerder op achteruit in plaats van vooruit.

    Zoals hij later zou beschrijven in zijn boek "Teamster Rebellion", vond Dobbs de lokale arbeidersbeweging in een slechte staat aan. Er was geen enkele vakbond die het opnam voor de tijdelijke chauffeurs die voor de steenkoolbedrijven, kleine middenstanders,… reden. Er was enkel formeel een vakbondsafdeling van de International Brotherhood of Teamsters (IBT), de vakbond van chauffers.

    Die vakbond was erg klein en elitair. De toenmalige voorzitter van de vakbond, Daniel J. Tobin, schreef in het vakbondsblad dat de leden van de IBT niet het soort "afval" was dat "in andere organisaties actief is". Hij stelde ook dat mensen niet aansluiten als ze de volgende dag willen staken. Tobin en zijn collega vakbondsleiders genoten van een rijkelijke levensstijl en hoge lonen. Het behoeft geen verbazing te wekken dat ze nooit een strijd wonnen.

    Farrell kwam in contact met leden van de toenmalige trotskistische organisatie, de Communistische Liga. Dat waren ook interimarbeiders en die waren bezig met het omvormen van de lokale vakbondsafdeling in een strijdbare arbeidersorganisatie. Ze vormden een vrijwillig organisatiecomité waarmee arbeiders uit de mijnen werden gerecruteerd voor de vakbond. Door de beste basismilitanten actief te krijgen en lid te maken van de vakbond, werd het comité al snel gezien als de echte leiding van de lokale vakbond.

    Als een massameeting van chauffeurs in de steenkoolsector, op initiatief van het comité, besliste om tot een staking over te gaan voor hogere lonen en kortere werkdagen, kon de leiding weinig anders dan haar basis volgen. Tobin probeerde om de officiële bureaucratische vakbondsregels op te leggen, maar hij kon niet vermijden dat de arbeiders in actie kwamen.

    De staking was erg militant en had een democratisch verkozen leiding die een echte vertegenwoordiging vormde van de arbeiders. Basismilitanten ontwikkelden ook nieuwe methoden van actievoeren, zoals het "vliegend piket" waarbij wagens vol met stakers klaarstonden om gelijk waar het nodig was tussen te komen. De politie probeerde de staking te breken met wegversperringen en arrestaties, maar de stakers slaagden er toch in om vrij snel een overwinning te boeken.

    De werkgevers waren verrast door de acties. De vakbond won de staking waardoor de arbeiders erg enthousiast waren, het was immers de eerste succesvolle staking ooit in de stad. Als gevolg hiervan sloten duizenden arbeiders zich aan bij de vakbond.

    Dit was echter slechts het begin. De lokale vakbondsafdeling nr. 574 begon een massale campagne die leidde tot een staking van alle chauffeurs in heel de stad waardoor zowat de volledige economie geraakt werd. De werkgevers organiseerden zich in een "burgeralliantie" en waren woedend.

    De stakers organiseerden ook comités van werklozen en van vrouwen. Die comités waren verbonden aan de vakbond en werden opgericht om de staking te versterken. Veel werklozen waren ook geregeld actief als tijdelijke arbeider en het was belangrijk om hen actief te betrekken, eerst en vooral om te vermijden dat ze zouden ingezet worden als stakingsbrekers en anderzijds ook omdat de strijd ook in hun belang was. De vrouwenorganisatie bestond voornamelijk uit de vrouwen van de stakers. Duizenden vrouwen werden politiek actief door de acties.

    Zoals voorheen werd de leiding van de staking democratisch verkozen en was deze verantwoording verschuldigd aan de stakers. Er waren geregeld massale meetings en bijeenkomsten om de moraal van de stakers hoog te houden, maar ook om zoveel mogelijk stakers actief te betrekken bij het nemen van beslissingen.

    Er werd een krant opgezet, ‘The Organizer’, waarin iedere dag informatie werd gegeven aan de stakers en de lokale arbeidersklasse. Dit blad speelde een cruciale rol in het weerleggen van de desinformatie en de propaganda van het patronaat in de verschillende burgerlijke kranten. De "burgeralliantie" probeerde verscheidene keren om ‘The Organizer’ plat te leggen en gebruikte daarbij zelfs methoden van intimidatie en terrorisme. Maar ze slaagden niet in hun opzet.

    Er kwam een groots stakingssecretariaat, met daarbij een ziekenhuis en een keuken die dagelijks honderden maaltijden voorzag. Dat was mogelijk door de steun van andere vakbonden, zoals de vakbond van keukenarbeiders wiens leden vrijwillig de keuken in het stakingshoofdkwartier organiseerden. Dit gaf een beeld van wat mogelijk is onder het socialisme als de arbeiders zelf de touwtjes in handen nemen.

    De politie voerde onmiddellijk aanvallen uit op de arbeiders. Er waren gevechten tussen gewapende arbeiders en de politie. Op een bepaald ogenblik werd zelfs het leger ingezet tegen de stakers bij een aanval op het stakingshoofdkwartier. Op 20 juli 1934 viel er een dode toen de politie schoot op de stakers. Maar ondanks alle provocaties bleven de arbeiders gedisciplineerd. Enkel de meest gedisciplineerde arbeiders kregen wapens en dit pas nadat de politie begon met een harde repressie tegen de acties.

    Alhoewel de steun onder andere arbeiders en vakbondsafdelingen enorm was, probeerde de nationale IBT-leiding om de strijd tegen te gaan en zelfs te saboteren. Tobin verklaarde dat de staking illegaal was en schreef polemieken tegen de staking in het nationale vakbondsblad.

    De Communistische Partij was ook niet bepaald een grote hulp. Het was een compleet stalinistische organisatie zonder een sterke aanhang onder de arbeiders. Leden van de CP probeerden zich bij het begin van de strijd in leidinggevende posities te plaatsen en ze stelden dat de Trotskisten – zonder wie er nooit een staking zou geweest zijn – de staking aan het "uitverkopen" waren. De leden van de CP hadden geen belangrijke rol gespeeld in de uitbouw van de vakbond en slaagden er niet in om enige aanhang te winnen.

    Na een lange strijd, waarbij het patronaat alles probeerde om de vakbond te breken, kwam het tot een compromis in augustus 1934. Er kwam een minimumloon voor de chauffeurs en andere tijdelijke arbeiders, er kwam ook een erkenning van de vakbondsafvaardigingen van de arbeiders. Zoals bij de meeste stakingen, eindigde de staking met een compromis. Het minimumloon was lager dan wat aanvankelijk werd geëist. Maar het was nog steeds een belangrijke overwinning voor de arbeidersklasse. De vakbondsafdeling van de Teamsters kon alle tijdelijke arbeiders vertegenwoordigen in de grote werkplaatsen van Minneapolos. De vakbond had een nooit geziene kracht.

    Maar zoals ‘The Organizer’ waarschuwde, was de staking wel gedaan, maar niet de strijd. Iedere overwinning voor de arbeiders is slechts tijdelijk onder het kapitalisme. Ieder compromis leidt tot een volgend conflict. In Minneapolis waren er ook nadien nog verschillende conflicten tussen de vakbond en de werkgevers.

    De Communistische Liga recruteerde honderden nieuwe leden en ontwikkelde een stevige basis in Minneapolis. Haar leden waren de effectieve leiders van de vakbond gedurende heel het conflict. Tijdens de staking werden veel arbeiders gepoliticiseerd en werden ze zich bewust van de natuur van de klassensamenleving. De meest politieke arbeiders trokken marxistische conclusies en sloten aan bij de Communistische Liga.

    De Teamsters in Minneapolis toonden aan dat het mogelijk is om tijdelijke arbeiders te organiseren, een strijd aan te gaan en die strijd voor betere arbeidsvoorwaarden en hogere lonen te winnen. Dat alleen al maakt het de moeite om de strijd van 70 jaar te herdenken.

    Vandaag is er weinig actiebereidheid bij veel vakbondsleiders die genieten van hun hoge lonen, maar weinig voeling hebben met jonge tijdelijke interimarbeiders. Die moeten actief worden in de vakbond om de strijd aan te gaan tegen lage lonen, lange werkuren en gevaarlijke arbeidsomstandigheden. Het is belangrijk om terug te kijken naar het voorbeeld van 70 jaar geleden in Minneapolis om te zien dat strijdbare vakbonden een enorm belangrijk wapen zijn om overwinningen te boeken!

  • Waarom een revolutionaire partij noodzakelijk is

    BEGIN 1968 KOMEN de Franse studenten in opstand tegen de oubollige regels op hun universiteiten. De onrust is zo groot dat de overheden beslissen om de universiteiten van Nanterre en de Sorbonne te sluiten. In een hoog tempo volgen de betogingen elkaar op. Er verschijnen barricades tegen de politierepressie. De studenten eisen gelijkheid van kansen aan de universiteit, betere werkomstandigheden, sommigen veroordelen de “consumptiemaatschappij”.

    Nicolas Croes

    Niet veel later zullen 10 miljoen arbeiders hen vervoegen door massaal in staking te gaan. In verschillende steden beginnen lokale comités van arbeiders bepaalde aspecten van het maatschappelijke leven over te nemen. De beestachtige repressie van de heersende machten zorgt voor een radicalisatie van de arbeiders en jongeren. De golf van strijd droogt echter uit. De regering roept verkiezingen uit, die ruim worden gewonnen door de rechterzijde. De vakbonden stoppen de stakingen in ruil voor enkele toegevingen. De jaren na ’68 werden gekenmerkt door een enorme repressie.

    In 1970 wordt Allende president van Chili. In de ogen van de arbeiders en de arme boeren van Chili was dit een stap vooruit, een overwinning op de heersende klassen. Gedurende 3 jaar volgen de hervormingen zich op. Ze worden echter tegengewerkt door een burgerij die schrik heeft om haar positie te verliezen en zich steeds beter begint te organiseren. De oude structuren van de staat kunnen de volksbeweging enkel verwerpen. Het leger grijpt uiteindelijk de macht op 11 september 1973, waarbij generaal Pinochet aan de kop van de maatschappij komt te staan. Er volgt een periode van barbarij die het leven kost aan duizenden arbeidersactivisten en jongeren.

    Dit zijn maar 2 voorbeelden onder velen. Tijdens deze periodes van uitzonderlijke strijd leidde de arbeidersklasse eigenlijk nog sterker onder de afwezigheid van een revolutionaire organisatie die in staat was om de massa’s te oriënteren naar de machtsovername, dan onder de reactie van de heersende klasse.

    Het spontane enthousiasme van de bevolking tegen de heersende macht volstond niet om het onderdrukkende systeem omver te werpen. De ervaring van recente strijdbewegingen toont de nood aan om zich in een brede structuur te organiseren die alle verzet verzamelt: een nieuwe arbeiderspartij die zich baseert op de principes van strijd en mobilisatie. Zo’n partij zou een katalysator zijn, maar zou serieus zwakker staan als er geen revolutionaire kern aanwezig is die een duidelijk programma bezit, een correcte analyse van de huidige samenleving en politieke perspectieven voor de toekomst. Een brede partij zou, voor ons, een etappe zijn in de opbouw van een revolutionaire massapartij.

    Deze cruciale kwestie van de opbouw van de revolutionaire voorhoede van de arbeiders werd lang overschaduwd door de alomtegenwoordigheid en het prestige, in de decennia na WO2, van de stalinistische Communistische Partijen. In Frankrijk steunde de PC tijdens mei ’68, uit schrik voor een revolutionaire golf die ze niet wilde, president De Gaulle. Die hield het land op dat moment al 10 jaar in een ijzeren greep. Op dezelfde manier verzette de stalinistische CP zich in Chili tegen de oprichting van bewapende volkscomités: de enige manier om een militaire staatsgreep te laten mislukken.

    Naast deze opportunistische methodes, stootten de stalinistische partijen ook af door hun interne praktijken van besluitvorming. Die werd gedurende een hele historische periode onderworpen aan de verlangens van de bureaucratische leiding in Moskou.

    Het is van cruciaal belang voor een revolutionaire beweging om iedereen te betrekken bij de discussies in de partij. Verantwoordelijken moeten natuurlijk verkiesbaar zijn en, opdat de organisatie niet de controle over hen zou verliezen, moeten ze ook op elk moment afzetbaar zijn op basis van een beslissing van de leden. De leden zelf moeten betrokken zijn in het proces van beslissen en het in de praktijk brengen van het programma op het terrein.

    Dit in tegenstelling tot de traditionele burgerlijke partijen, waar de enige manier om “carrière” te maken het kritiekloos volgen van de partijtop is. In het uitvoeren van elke belangijke beslissing van de revolutionaire partij moet ze collectief door de ervaring gaan, zodat elk lid er de lessen uit kan trekken.

    Al deze acties kunnen niet beperkt blijven tot het nationale niveau. We leven in een geglobaliseerd, kapitalistisch wereldsysteem. Een revolutionaire beweging in 1 land zal niet alleen vrees opwekken bij de internationale burgerij, maar ook het enthousiasme van arbeiders uit andere landen. Het komt er dus op aan om tegelijkertijd de verworvenheden van de revolutie te verdedigen en ze te helpen uitbreiden. Om dit te doen, en om de internationale solidariteit te verlengen op het politieke niveau, is het nodig dat zo’n revolutionaire partij georganiseerd is in een wereldwijde revolutionaire organisatie. Met een leiding die bestaat uit vertegenwoordigers van zoveel mogelijk landen, die onderworpen zijn aan de mening en de kritiek van de nationale secties.

    Een nieuwe, brede arbeiderspartij bestaat er nog niet. Ze zou slechts kunnen ontstaan op basis van massastrijd in de samenleving. De revolutionaire partij kan echter niet wachten. Elke dag toont de huidige maatschappij haar onrechtvaardigheid en wreedheid. We moeten dit kapitalistische systeem vanaf vandaag bevechten. Daarom zijn we lid van LSP-MAS, en zijn we georganiseerd op het internationale terrein binnen het Committee for a Workers’ International. Sluit bij ons aan en help ons bij de uit-bouw van dit instrument voor een andere wereld, een socialis-tische wereld.

  • Revolutie als bewuste massabeweging

    Sinds het einde van de jager-verzamelaarmaatschappijen heeft de mens, gebaseerd op zijn eigen fysieke kenmerken en technische mogelijkheden, getracht de greep van de natuur te bezweren om zijn levensvoorwaarden te verbeteren. Het leven in gemeenschap deed de mondelinge communicatie ontwikkelen, de hersenmassa nam toe en met zijn handen kon hij geleidelijk aan meer en beter gereedschap vervaardigen.

    Vincent Devaux

    Deze werktuigen waren van elementair belang in het verbeteren van de dagelijkse levensomstandigheden. Geleidelijk bracht een verder doorgevoerde arbeidsdeling een grotere hoeveelheid geproduceerde rijkdom voort. Wat op haar beurt – door de overschotten – voor de eerste keer handelsverhoudingen (=ruil) teweegbracht.

    Meer nog, door de toename van de productie kon een minderheid in de samenleving zich (geleidelijk aan) de productiemiddelen, zoals gereedschappen en machines toe-eigenen. Een maatschappelijke positie die zij rechtvaardigde door magie, godsdienst, enz. Vanaf dat moment was de maatschappij verdeeld in klassen, die elk voor hun tegengestelde belangen vechten.

    Op verschillende momenten in de geschiedenis hebben de uitgebuite klassen zich proberen te bevrijden van de onderdrukking door de heersende klasse. De Spartacus-opstand in 73 voor Christus (de slaven opstand in het Romeinse rijk), de middeleeuwse boerenopstanden (o.a. de Hussieten in het huidige Tsjechië), de Franse Revolutie, enz.

    Om hun heerschappij te verdedigen hebben de heersende klassen behoefte aan een gewapend instituut: de staat. De maatschappelijke structuur wordt bepaald door de sociale productieverhoudingen en het niveau van de technologie (werktuigen, machines). Als gevolg van de opeenvolgende ontdekkingen en hun toepassing in de productie veranderen die sociale productieverhoudingen en spelen de oude maatschappelijke structuren een conservatieve, remmende rol in de ontwikkeling van de samenleving. De vroegere heersende klasse in verval tracht haar privileges en haar heerschappij te verdedigen. Ze speelt vanaf dan een reactionaire (=behoudende) rol. Een andere, opgaande klasse wil zich emanciperen en speelt een progressieve rol. De revolutie wordt een historische noodzakelijkheid.

    En wat dan met de democratie?

    Bij ons heeft de kapitalistische staat de vorm van een parlementaire democratie. Dit stelt de huidige heersende klasse, namelijk de burgerij (de kapitalisten en hun medestanders) beter in staat om haar heerschappij te camoufleren voor de werkende bevolking.

    Maar in oorsprong is elke staatsvorm slechts een onderdrukkingsapparaat van de ene klasse over een andere, ongeacht haar specifieke vorm: monarchie, militaire dictatuur, parlementaire democratie, enz. Hoeveel democratische rechten de arbeiders ook door strijd hebben afgedwongen, door de economische macht van de burgerij en door haar controle over het staatsapparaat blijft het een versluierde dictatuur voor de uitgebuite klasse: vandaag de dag de arbeidersklasse.

     

    Revolutie of straatsgreep?

    Een staatsgreep is de machtsovername door een minderheid die de actieve steun van de meerderheid van de bevolking mist, maar die wel over wapens beschikt. Zo verleende het Amerikaanse imperialisme haar hulp aan de installatie van bloedige rechtse dictaturen in Latijns- Amerika, maar ook elders. Het bekendste voorbeeld is waarschijnlijk de dictatuur van Pinochet in Chili. Door het ontnemen van de rechten van de arbeidersklasse (recht op vrije meningsuiting, vakbondsvrijheid, enz.) kan de burgerij de arbeidersklasse op een uiterst brutale wijze uitbuiten.

    Een revolutie, daarentegen, veronderstelt de actieve deelname van brede lagen van de bevolking die streven naar verandering. De heersende klasse, die haar privileges wil behouden, zal eerst trachten de revolutionaire beweging te zwart te maken door haar af te schilderen als een groep geweldadige oproerkraaiers die de openbare orde bedreigen Ze zal echter niet aarzelen om, indien nodig, over te gaan tot harde repressie. Daarom moet de uitgebuite klasse zichzelf organiseren, wil ze zich kunnen verdedigen tegen de repressie.

    Daartoe dient ook zij over wapens te beschikken. De Russische Revolutie in 1917 zou nooit mogelijk zijn geweest zonder een massale revolutionaire arbeiderspartij als de bolsjewieken. Deze arbeiderspartij slaagde erin om ook de steun van de meerderheid van de boeren te winnen en een stem te zijn voor de behoeften van de meerderheid van de bevolking.

     

    Uit het verleden leren: het bewapende volk. Chili, Venezuela: zelfde strijd?

    De revolutionaire beweging van ‘70- ‘73 in Chili en het bloed waarin ze gesmoord is, toont de rol van de socialist Allende in het opkomen van de bloedige militaire dictatuur van Pinochet. Als hoofd van de Unidad Popular (een coalitie van sociaal-democraten, Moskou-gerichte communisten en radicalen) verdubbelt Allende de laagste lonen en versnelt hij de landhervorming.

    De kopermijnen worden genationaliseerd in 1971. De VS willen echter afrekenen met de radicalisatie van de Chileense massa’s. Het democratische masker van de burgerij valt snel weg wanneer er in haar geldbuidel wordt gegraaid!

    Een week voor de geslaagde staatsgreep onder leiding van Pinochet demonstreren 600.000 arbeiders voor het presidentieel paleis in de hoofdstad Santiago. Ze eisen wapens, die ze bereid zijn op te nemen ter verdediging van de linkse regering. Allende weigert echter, en wanneer Pinochet zijn staatsgreep pleegt, volgt er een ware slachting van vakbondsleden, linkse politieke activisten en strijdbare arbeiders.

    Ook vandaag de dag in Venezuela hangt het lot van de massa’s af van de daden van de regering-Chávez, op een overweldigende manier verkozen in 1998. Al twee keer hebben de rechtse, reactionaire krachten geprobeerd om Chávez omver te werpen (een mislukte staatsgreep in april 2002 en een ‘lock-out’ van 2 maanden in december 2002). Dat Chávez nog altijd in het zadel zit, is louter en alleen te danken aan de spontane mobilisatie van de armen.

    Chávez voerde enkele belangrijke maatregelen door voor de armste lagen van de bevolking. In april dit jaar riep hij zelfs op tot de ‘bewapening van het volk’. Het gevaar bestaat echter dat Chávez dezelfde fatale fout begaat als Allende, door de uiteindelijke bewapening uit te stellen en zo de rechtse krachten de mogelijkheid te geven om af te rekenen met de revolutionaire processen die aan de gang zijn.

     

    Terrorisme als tactiek voor de revolutionaire beweging?

    Aan het einde van de 19e en 20e eeuw was het individueel terrorisme in zwang als middel voor maatschappijverandering. In 1878 vermoordde een lid van de Russische populistische groep Narodnaia Volia (de ‘Wil des Volks’) de gouverneur van Sint-Petersburg. De ‘narodniki’ bestonden uit een groep van intellectuelen die ijverden voor een ‘landbouwcommunisme’. Ze waren verantwoordelijk voor de moord op tsaar Alexander II in 1881. Andere anarchisten in Europa legden bommen in cafés, theaters en treinen. Deze praktijken veranderen echter niet het systeem, maar bedreigen individuele vertegenwoordigers van dat systeem en zijn daarom tot mislukken gedoemd. Meer nog, dit soort anarchistische acties werkt contraproductief. Ze leveren een excuus voor het opdrijven van de repressie door de heersende klasse. Hun aanhangers isoleren zich van de massa’s en voeren de strijd in hun plaats. Alleen een georganiseerde massabeweging kan het kapitalisme de genadeslag toebrengen!

     

    De socialistische samenleving

    De Commune van Parijs (1871) en de Russische Revolutie (1917) zijn in de geschiedenis 2 voorbeelden van de heerschappij van de georganiseerde arbeidersklasse. Ze lichtten de vorige kapitalistische klasse uit het zadel en streefden op een bewuste manier – zeker in 1917 – naar een klassenloze samenleving.

    Zo’n samenleving, gebaseerd op de afschaffing van het privé-bezit van de productiemiddelen, noemt men een ‘communistische’ samenleving. Kan men van de ene dag op de andere naar zo’n samenleving gaan? Nee. Lenin legde in het boek “Staat en revolutie” uit dat – na de afschaffing van de burgerlijke staat – het nog steeds nodig is om door het stadium te gaan van een ‘half-staat’, die geleidelijk afsterft. Tot op het moment dat de klassenloze samenleving een feit is en, in de woorden van Marx over iedersw bijdrage aan de maatschappij, “op haar vaandel kan schrijven: van ieder naar vermogen, aan ieder naar zijn behoeften!”.

    De ervaring van de Commune van Parijs in 1871

    Toen Napoleon III de oorlog verklaarde aan Bismarck van Pruisen en deze laatste Frankrijk binnenviel, beheerde Thiers het lot van de Franse hoofdstad. Die lag onder Pruisisch beleg. Het Parijse volk kwam in opstand toen bleek dat Thiers de overgave bekendmaakte.

    De Nationale Garde van Parijs verkoos in volle opstand een centraal comité, een vroege vorm van een arbeidersstaat die later – in een meer ontwikkelde vorm – de sovjets (=raden) tijdens de Russische revoluties (1905 & 1917) zullen zijn.

    Na 10 weken van belegering heroverde Thiers de macht in Parijs. Hij ondernam een grootscheepse en uiterst bloedige wraakcampagne, waarin 50.000 zogenaamde ‘Communards’ het leven lieten.

    Marx beperkte zich niet tot het loven van de heldenmoed die de hemelbestormende Communards aan de dag legden. Hij analyseerde deze historische ervaring en trok er belangrijke lessen uit, neergeschreven in het boek “Burgeroorlog in Frankrijk”.

    Hier haalt hij ook enkele decreten (regels) aan, uitgevaardigd door de verkozen commune. Deze decreten werden sindsdien steevast opgenomen in het programma van revolutionaire partijen:

    – afschaffing van het staande leger en haar vervanging door het bewapende volk

    – verkiesbaarheid en permanente afzetbaarheid van alle verantwoordelijken zonder uitzondering (politie en justitie inbegrepen)

    – de beloning van alle openbare functies volgens een gemiddeld arbeidersloon

  • De tradities waarop het CWI zich baseert

    De voorgeschiedenis van het CWI

    Oprichting

    Het CWI werd opgericht op een bijeenkomst van 46 kameraden vanuit 12 landen in april 1974. Dit was niet het begin van de internationale werking van de aanhangers van de Britse Militant (nu Socialist Party), die aan de basis lagen van de oprichting van het CWI. In de 10 jaar hiervoor werden enorme inspanningen geleverd om een internationale organisatie op te zetten. Zelfs zonder enig internationaal contact nam Militant uiteraard een internationalistisch standpunt in. Een internationale is in de eerste plaats het programma en de perspectieven. De algemene ideeën zijn de basis voor iedere organisatie. Daaruit vloeit de noodzaak van een bepaald type van organisatie. Onze geschiedenis is dan ook een geschiedenis van ideeën en opvattingen.

    De noodzaak van een internationale organisatie komt voort uit de ontwikkeling van het kapitalisme zelf. De grote historische verdienste van het kapitalisme is dat het de productiekrachten heeft ontwikkeld, waarbij de arbeidersklasse een centrale rol speelt, en dat het individuele landen met elkaar verbond doorheen een wereldmarkt. Zoals Marx stelde, komt internationalisme voort uit een situatie gecreëerd door het kapitalisme zelf. Dit is vandaag meer dan ooit het geval in de periode van globalisering die we kennen. De verbanden tussen verschillende bedrijven, landen, continenten,… op wereldvlak is groter dan ooit voorheen.

    Eerste Internationale

    De eerste poging om een internationale op te zetten werd ondernomen door Marx en Engels die de Eerste Internationale hadden opgezet. Marx wou de meest geavanceerde delen van de arbeidersklasse bijeen brengen in een internationale organisatie: Franse radicalen, Britse vakbondsactivisten en zelfs de Russische anarchisten. Er werd enorm veel werk verzet door de Eerste Internationale met als hoogtepunt de heroïsche strijd van de Commune van Parijs. Engels stelde dat de Internationale "intellectueel" verantwoordelijk was voor de Commune, ook al had het geen directe betrokkenheid gehad.

    De eerste grote poging om haar eigen staat op te richten deed de burgerij op haar grondvesten daveren. Zij smoorden de Commune in bloed en begonnen een heksenjacht op diegenen die ze ervoor verantwoordelijk achtten, in het bijzonder de leiders en de aanhangers van de Eerste Internationale. Maar de nederlaag van de Commune ging ook samen met een periode van economische groei en een crisis binnen de Eerste Internationale, vooral omwille van de anarchisten geleid door Bakoenin. Marx en Engels voerden een succesvolle strijd tegen de opvattingen van het anarchisme, maar de verstorende activiteiten van de anarchisten, de groei van het wereldkapitalisme waardoor er reformistische illusies waren bij bvb de Britse vakbondsleiders, zorgden voor verdeeldheid en splitsingen binnen de Eerste Internationale. Marx en Engels trokken de conclusie dat de Eerste Internationale haar werk had gedaan: het vestigen van het idee van het internationalisme en van een internationale organisatie in het bewustzijn van de arbeidersklasse. Maar ze trokken ook de conclusie dat de Internationale beter opgeheven werd na de verhuis van haar kantoren naar New York.

    Tweede en Derde Internationale

    In de periode hierna zagen we overal het opzetten van massale arbeiderspartijen. Deze partijen waren beïnvloed door de ideeën van Marx en Engels. Dit leidde uiteindelijk tot de lancering van de Tweede Internationale in 1889. Deze organisatie ontwikkelde tijdens een algemeen progressieve fase van het kapitalisme. Deze partijen mobiliseerden tienduizenden arbeiders die aangetrokken werden door de ideeën van het socialisme en een basisvorming kregen over. Maar omwille van de objectieve omstandigheden, het feit dat het kapitalisme er geleidelijk in slaagde om de productiekrachten sterker te ontwikkelen, begonnen de leiders van deze partijen samen te werken met de kapitalisten. Er werd geprobeerd om compromissen te maken, waarbij dit de normale gang van zaken werd. In werkelijkheid begon een deel van de leiding zich boven de arbeidersklasse te begeven, wat enorme gevolgen had eens het kapitalisme zich niet langer in een opgaande fase bevond. Dit werd erg duidelijk aangetoond aan de vooravond van de eerste wereldoorlog. Een grote meerderheid van de leiders van de partijen van de Tweede Interantionale steunde haar eigen bourgeoisie in het bloedbad van de oorlog.

    Er waren nog slechts een handvol aanhangers van een internationalistisch standpunt. Wie denkt dat de internationalisten vandaag sterk verzwakt zijn door de val het stalinisme en het ideologisch offensief van de burgerij, moet maar eens denken aan de situatie waarin Lenin, Trotski, Connolly, MacLean, Liebknecht, Luxemburg en andere marxisten zich bevonden bij het begin van de Eerste Wereldoorlog. Op de conferentie van Zimmerwald, waar de tegenstanders van de oorlog samenkwamen, pasten de aanwezigen in twee bussen. En toch was dit de basis waarop twee jaar later de Russische Revolutie kon uitbarsten en waren de Bolsjevieken negen maanden hierna aan de macht en werd de eerste echte arbeidersstaat gevestigd. Dit was de basis voor de tien dagen die de wereld deden schokken.

    Uit de Russische Revolutie kwam in 1919 de Derde Internationale voort. Om de impact van de Russische revolutie in te schatten, is het interessant om John Dos Pasos’ USA te lezen. Hij brengt een aantal artikels uit de Amerikaanse media over Rusland. Niet enkel uit de aartsreactionaire bladen, maar ook de zogenaamde kwaliteitskranten zoals de New York Times. Daarin verschenen artikels met titels zoals "Lenin vermoordt Trotski" of "Trotski vermoordt Lenin". Er was een krant die beweerde: "Trotski vermoordt Lenin in een dronken toestand". De Hongaarse arbeiders probeerden het voorbeeld van hun Russische kameraden te volgen en hetzelfde zagen we in Duitsland en Italië. De volledige Europese arbeidersklasse ging deze richting uit.

    Er zal hier niet ingegaan worden op de redenen van de degeneratie van de Derde Internationale. Trotski heeft dit gedetailleerd geanalyseerd. De belangrijkste redenen waren het isolement van de Russische revolutie en de ontwikkeling van een gepriviligeerde kaste die de politieke macht naar zich toe trok. De nederlaag van de Duitse revolutie en het verraad van de leiding van de Duitse arbeidersbeweging waardoor Hitler aan de macht kon komen, consolideerden de politieke contra-revolutie van de stalinistische elite.

    Vierde Internationale

    De politieke ineenstorting van de Derde Internationale zorgde ervoor dat Trotski en diens aanhangers de noodzaak voor een nieuwe internationale, de Vierde Internationale, naar voor brachten. De oprichtingsconferentie ervan vond plaats in 1938. Het was geen toeval dat dit zo lang duurde, de oprichting was immers gebaseerd op het perspectief van Trotski dat er een nieuwe wereldoorlog zou komen. Trotski voorzag een grote revolutionaire beweging als gevolg van deze oorlog. Hij was absoluut correct met dit perspectief, dit werd aangetoond door de revolutionaire gebeurtenissen van 1944-1947. Het begon met de Italiaanse revolutie vna 1943-44 en werd gevolgd door revolutionaire bewegingen in Frankrijk en elders in Europa. Maar Trotski kon niet voorzien dat het stalinisme versterkt uit de oorlog zou komen, terwijl de imperialistische mogendheden sterk verzwakt waren. De door Moskou gecontroleerde communistische partijen slaagden erin om een massale steun te verwerven. Daarnaast werd ook de sociaal-democratie versterkt. Hun enorme steun gaf de leiders van deze partijen overigens de mogelijkheid om het kapitalisme te redden op dit cruciale historische kruispunt. De kapitalistische contra-revolutie kon doorgevoerd worden, niet op een militaire of fascistische wijze, maar voornamelijk met "democratische" middelen.

    Na Trotski

    Zoals alle trotskisten baseren wij ons op Trotski zelf. Onze organisatie komt voort uit de Britse Workers International League (WIL), dat opgericht werd in 1937, en de Revolutionary Communist Party (RCP), opgericht in 1944. De analyses van deze partij en van haar leidinggevende figuren, zoals Ted Grant, Jock Haston en anderen, waren veel sterker en correcter dan die van om het even welke andere organisatie. Zij voorzagen de ontwikkeling van gedeformeerde arbeidersstaten in Oost-Europa en China. De leiding van de officiële "Vierde Internationale", Ernest Mandel, Michael Raptis (Pablo), Pierre Frank en anderen, dachten dat het onmogelijk was dat er gedeformeerde arbeidersstaten zouden gevestigd worden. Toen de realiteit hen achterhaalde, maakten ze een enorme bocht en stelden plots dat Tito in Joegoslavië en Mao in China "onbewuste trotskisten" waren…

    Natuurlijk werden door de RCP ook fouten gemaakt, er bestaat niet zoiets als een onfaalbare leiding. Ted Grant maakte bijvoorbeeld aanvankelijk de fout dat hij de regimes in Oost-Europa omschreef als ‘staatskapitalistisch’. Na vele discussies en onderzoek, maakte hij echter een correcte evaluatie van de situatie in die landen. Tony Cliff echter, bleef vasthouden aan de theorie van het staatskapitalisme.

    De RCP-leiding maakte ook de fout om in 1949-50 toe te treden tot de Labour Party. De meerderheid, geleid door Grant en Haston, had eerder gesteld dat de voorwaarden niet aanwezig waren om op succesvolle wijze een werking te ontplooien binnen Labour. De Labour-regering van 1945 voerde een aantal hervormingen door, moest de ontwikkeling van de welvaartstaat toestaan,… en er was tegelijk het begin van een economische groei op werldvlak. In zo’n situatie was het beter om als onafhankelijke partij naar voor te komen en veel aandacht te schenken aan de werking in de industrie. De capitulatie van Jock Haston leidde er echter toe dat de meerderheid desintegreerde waarbij Ted Grant capituleerde voor de verkeerde strategie van Gerry Healy om toe te treden tot Labour.

    Uit het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationale

    In de jaren ’50 en ’60 kwamen een reeks nieuwe jongeren actief in de beweging. Er was een basis onder arbeiders in Liverpool en er ontstond een stevige studentenwerking aan de universiteit van Sussex. Op dit ogenblik waren we nog een onderdeel van het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationale (VSVI), waarbij we gedwongen werden te fusioneren met Mandels organisatie in Groot-Brittannië. Binnen de 6 maanden na de fusie, tegen het einde van 1964, kwam het tot een splitsing. Omdat de fusie niet op een principiële basis plaats vond, was dit ook logisch.

    Op het Wereldcongres van het VSVI in 1965 werd onze vraag om erkend te worden als Britse afdeling geweigerd. De leiding van de Vierde op dit ogenblik werd gedomineerd door de Amerikaanse Socialist Workers Party (SWP) waarin James Cannon een belangrijke rol speelde. Cannon was een sterke arbeidersleider, maar op organisatorisch vlak ging hij soms over tot het manoeuvreren in plaats van discussies uit te diepen.

    Op het congres van het VSVI bleek dat er meningsverschillen waren over het karakter van het moderne kapitalisme en de economische perspectieven. We hadden ook meningsverschillen over de ‘gemeenschappelijke markt’ (zo noemde de Europese Unie toen), waarbij de leiding dacht dat het Europese kapitalisme op het punt stond een doorbraak te maken waarbij Europa volledig zou verenigd worden. Er waren meningsverschillen over de analyse van de koloniale en de semi-koloniale wereld. We waren voorstander van het steunen van de nationale bevrijdingsstrijd, zelfs onder een burgerlijke leiding, maar zonder enige toegeving op vlak van politieke steun voor de leiding van deze bewegingen.

    Onze argumenten werden van tafel geveegd en Mandel en co erkenden uiteindelijk twee sympathiserende afdelingen in Groot-Brittannië: hun eigen groep en onze organisatie. Een dergelijke werkwijze was zonder voorgaande in de Trotskistische beweging. Er waren voorbeelden van landen waar er een officiële afdeling was en daarnaast sympathiserende groepen, maar nergens werd een officiële afdeling gedegradeerd tot sympathiserende groep. Wij zagen dat als een uitsluiting die bovendien plaats vond op een oneerlijke wijze. We beslisten dat het tijd werd om deze organisatie de rug toe te keren.

    We beslisten om het advies van Marx en Engels aan hun sympathisanten in Duitsland in de jaren 1870 te volgen. Engels schreef in 1873 aan Bebel, die later één van de leiders van de massale sociaal-democratische partij zou worden, "Het is gemakkelijk om teveel aandacht te schenken aan je rivalen, waarbij je de gewoonte aanneemt om altijd eerst aan deze rivalen te denken. Maar zowel de Algemene Vereniging van Duitse Arbeiders als de Sociaal Democratische Arbeiderspartij vormen beiden slechts een kleine minderheid van de Duitse arbeidersklasse. Ons standpunt, dat gevestigd werd door een lange ervaring, is dat correcte taktieken en propaganda er niet moet op gericht zijn om enkele individuen en leden van je rivalen overwint, maar wel op het werken naar bredere lagen van de bevolking. De primitieve kracht van een individu die we aantrekken van de grote massa is belangrijker dan tien renegaten van de Lassaleanen die altijd de kiemen van hun verkeerde standpunten met zich meebrengen." (De Lassaleanen waren aanhangers van Ferdinand Lassalle die in 1863 de Algemene Vereniging van Duitse Arbeiders had opgericht).

    Marx stelde eerder, in 1868: "Sectaire organisaties zien de rechtvaardiging voor hun bestaan en hun belangrijkste punt niet in wat ze gemeen hebben met de beweging van de klasse, maar in het bijzondere detail dat er hen van scheidt."

    Wij beslisten hierop om de taak aan te gaan in Groot-Brittannië, Duitsland, Ierland, Zweden en elders en er een werking te ontplooien naar brede lagen van de arbeiders, in het bijzonder jonge arbeiders, die geïnteresseerd waren in linkse politiek en konden overgewonnen worden voor marxistische en trotskistische standpunten. Er waren veel goede kameraden in de vele kleine trotskistische groepjes, maar de mogelijkheden om hen verder te ontwikkelen werden tenietgedaan door de fouten van de leiding van deze groepen.

  • Democratie: Kapitalistische schijn of socialistische democratie?

    Steeds meer mensen klagen de ultra-liberale economie en de dictatuur van de markt aan. In de antiglobalistische beweging werden ideeën naar voor gebracht als de noodzaak om "de toekomst van onze wereld opnieuw op te eisen". Tegenover het kapitalisme stellen sommigen "burgercontrole" of "het verdiepen van de democratie". Ze willen dat de politiek "opnieuw" (?) controle krijgt over de economie.

    Rechten? Ja, maar om wat te doen?

    De burgerij pobeert haar kapitalistisch systeem niet enkel voor te stellen als het enig rendabele, maar ook als het historisch eindpunt, het toppunt van de democratie. Zo stellen de burgerlijke ideologen het voor alsof het in de grondwet ingeschreven algemeen stemrecht en de gelijkheid voor de wet, onaantastbare garanties zijn van het huidig democratisch bestel. Door economie en politiek kunstmatig van elkaar te scheiden, proberen ze ons te doen geloven dat democratie neerkomt op stemrecht en het recht op vrije meningsuiting. Maar wat zijn deze rechten waard, als ze niet eens de garantie bieden dat we ons kunnen bevrijden van diegenen die ons economisch uitbuiten? Welke waarde hebben ze als ze niet altijd en overal van toepassing zijn, maar slechts daar waar het geen gevaar oplevert?

    Gedurende de kolonisatie heeft de westerse burgerij zich niet bekommerd om democratische principes: miljoenen Afrikanen werden gedeporteerd naar Amerikaanse plantages, mannen en vrouwen werden uitgebuit, gefolterd of afgemaakt. Toen de ‘vrije’ wereld de overwinning op het fascisme nog aan het vieren was, werd er geen moment aan getwijfeld om de opstand in Algerije in mei ’45 bloedig te onderdrukken.

    De parlementaire democratie voorziet geen enkel middel voor de kiezers om "hun" vertegenwoordigers te controleren. Eens verkozen, onderworpen aan allerlei druk en verleidingen, ontsnappen ze volledig aan de controle van hun kiezers. Niets is voorzien om erop toe te zien dat ze hun verkiezingsbeloften nakomen. Dat allemaal betekent uiteraard niet dat een parlementaire democratie niet beter zou zijn dan om het even welke politiedictatuur. De democratische rechten die door harde strijd in het verleden werden afgedwongen – zoals het recht op vrije meningsuiting, het recht om zich te organiseren, te betogen en te stemmen – bieden veel betere omstandigheden om te strijden dan die van een eeuw geleden of degene die nog steeds van toepassing zijn in dictatoriale systemen. We moeten ze niet enkel beschermen tegen allerlei pogingen om ze terug te schroeven, maar ook al het mogelijke doen om ze uit te breiden en hun toepassing overal en voor iedereen te garanderen zonder voorwaarden inzake nationaliteit, geslacht of wat dan ook.

    Gelijkheid: mythe of realiteit

    De gelijkheid voor de wet in de Westerse landen is slechts een rookgordijn, maar zelfs dat volstaat niet meer om de wijd verbreidde corruptie te verbergen. In Frankrijk treft de défilé van politieke marionetten van het kapitaal voor de onderzoeksrechters niet enkel burgemeesters, volksvertegenwoordigers en ministers, maar zelfs president Chirac. Als er al "straffen" worden uitgesproken, dan zijn die belachelijk licht vergeleken bij die voor veroordeelden van gemeen recht. Men doet er beter aan een ontmaskerd politiek krapuul te zijn dat geniet van quasi-immuniteit, dan een jongere die een scooter heeft gestolen.

    Hoe kan men spreken van democratie als meer dan 50% van de kiezers ongeldig of blanco stemt, of als – zoals in België – enkel stemplicht een hogere deelname kan garanderen? Kijk maar naar de presidentsverkiezingen tussen Bush en Gore in de VS, de grootste ‘democratie’ ter wereld. Diegenen die zich de moeite niet getroosten om te stemmen zien het nut niet meer in om zich te verplaatsen als alle partijen toch dezelfde politiek verdedigen.

    De bevolking is zich steeds bewuster van de kloof tussen haar en de politici. Hoeveel arbeiders zijn verkozen in de ‘democratische landen’? Hoeveel vrouwen? Hoeveel politici van minder dan 50 jaar oud? De politiek wordt gedomineerd door een elite van zogenaamde specialisten. De meerderheid van politici, of het nu mannen of vrouwen zijn, komen uit families die dicht bij de macht staan.

    Participatieve democratie of directe democratie?

    Het verwerpen van de "institutionele" politiek is het gevolg van het feit dat de kiezers geen controle hebben over de beslissingen. Politici passen hun kiesbeloftes toe enkel indien ze dat zelf willen en op de manier die ze zelf geschikt achten. De enigen die hun beslissingen kunnen beïnvloeden, zijn diegenen die economische macht hebben. Als reactie daarop eisen velen meer democratie, onder meer door meer referenda, zoals bijvoorbeeld in Ierland over het Verdrag van Nice. Ondanks een meerderheid van neen-stemmen gaat Europa ongestoord door met de voorziene agenda. Aan de Ierse regering wordt de raad gegeven orde op zaken te stellen. Hetzelfde in België. Tijdens de affaire Dutroux en de Witte Mars eiste de bevolking meer controle. De regering stemde een wet die gemeentelijke referenda onder bepaalde voorwaarden ‘afdwingbaar’ maakt. In laatste instantie beslist de overheid echter over de vraagstelling. Een referendum voor gratis openbaar vervoer te Gent werd op die manier omgevormd tot een refendum voor degelijk openbaar vervoer, wie kan daar nu tegen zijn? De vraag was echter zodanig geformuleerd dat een stem voor "degelijk" openbaar vervoer een steunverklaring werd aan de meerderheid. Kortom de controle van de bevolking is zeer beperkt.

    Een ander modeverschijnsel is de ‘participatieve democratie’. Dat verwijst naar een experiment in Porto Allegre (Brazilië) waarbij de bevolking via zogenaamde ‘burgercomités’ geraadpleegd wordt over de manier waarop de begroting opgesteld wordt. Het blijft bij raadpleging, deelname aan de beslissingen is er niet bij. Een dergelijk experiment kan slechts een reële democratische vooruitgang betekenen indien de bevolking ook betrokken is bij de uitwerking van de economische en sociale politiek. Dat veronderstelt een breuk met het kapitalisme.

    Socialistische democratie

    Uitbreiding van de democratie in een parlementair systeem zal steeds beperkt zijn. Dat komt door de heerschappij van het privé-bezit en grote industriële en financiële groepen. Zolang de productiemiddelen niet echt gecontroleerd worden door de meerderheid van de bevolking – hetgeen slechts kan door de collectieve eigendom ervan – en niet in dienst staan van de sociale behoeften, kan de democratie slechts zeer beperkt zijn. Tegenover deze beperkte democratie hebben de arbeiders verschillende keren een andere vorm van democratie gesteld, de directe of arbeidersdemocratie. Onder min of meer ontwikkelde vorm hebben de arbeiders tijdens de Commune van Parijs in 1871, Rusland ’17, Spanje ’36, Hongarije ’56, Chili ’73 en Portugal ’75 hun eigen strijdorganen telkens weer gecreëerd, dikwijls in het begin in de vorm van stakerscomités die dan achteraf een meer uitgewerkte vorm aannamen. In de Russische Oktoberrevolutie van 1917 hebben de arbeiders met de sovjets een vorm van directe democratie doorgevoerd die de arbeiders in staat stelde de maatschappij te beheren.

    Een machtsovername door de arbeiders, op die basis georganiseerd, zou een maatschappij creëren die op alle gebieden oneindig veel democratischer zou zijn dan om het even welke burgerlijke democratie. Die maatschappij zou onmiddelijk de kapitalistische staat vernietigen en vervangen door een nieuwe staat gebaseerd op arbeidersraden. Op ieder niveau – lokaal, regionaal, nationaal en zelfs op hoger niveau – zouden die Raden samengesteld worden uit verkozen vertegenwoordigers die regelmatig vergaderen. Er zouden voortdurend collectieve discussies plaatsgrijpen. De verkozenen zouden verantwoording moeten afleggen aan de vergadering die hen verkozen heeft en op elk moment erdoor afzetbaar zijn. Leger en politie, vandaag ondemocratisch en autoritair, zouden vervangen worden door democratisch gecontroleerde arbeidersmilities die verantwoording afleggen aan die Raden.

    Het geheel van bedrijven, scholen en ziekenhuizen zou onder het beheer gesteld worden van de mensen die er werken in samenwerking met organen die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van een economische planning. Alle aspecten van het leven en de productie zouden bediscussieerd en gecontroleerd worden, de economie en de politiek zouden niet langer gescheiden worden, maar terug verbonden, stemmen zou niet meer occasioneel of uitzonderlijk zijn, maar de hartslag voor het dagelijkse leven. Alle publieke vertegenwoordigers zouden verkiesbaar en controleerbaar zijn, en hun loon niet hoger dan dat van een geschoolde arbeider. Een dergelijk systeem zou door de voormalige bezitters wiens macht beperkt zou worden niet erg democratisch bevonden worden. Voor de arbeiders zou het echter duizenden keren democratischer zijn dan het parlementarisme dat zo bewierrookt wordt door onze leiders. Zo een democratische arbeiderscontrole heeft niets te maken met de zogenaamde "burgercontrole" waarover sommige anti-globaliseringsbewegingen spreken. De enige garantie voor echte democratie op alle niveau’s van de maatschappij ligt in de afschaffing van het kapitalistisch uitbuitingssysteem en haar vervanging door socialisme.

  • De opgang en de val van de Communistische Internationale

    Het artikel dat hier voor de eerste keer online in het Nederlands verschijnt, zag voor het eerst het licht in ‘Workers International Review’ in juni 1943. Het werd geschreven ter gelegenheid van de ontbinding van de Derde (Communistische) Internationale en is van groot belang voor diegenen die op een ernstige manier de geschiedenis van de arbeidersbeweging willen bestuderen. Ted Grant, destijds politiek ideoloog van de Britse Militant, voorzag reeds in ‘43 de onvermijdelijke neergang van de communistische partijen. Deze brochure verscheen in de jaren ’80 in het Nederlands, maar was de voorbije jaren moeilijk te vinden. Marxisme.net publiceert dit artikel integraal, met inbegrip van de inleiding van Alan Woods uit de heruitgave van 1985 en een aanvullende tekst geschreven door een niet gekende medewerker van Leon Trotski, wellicht diens zoon Leon Sedov.

    Inleiding door Alan Woods

    In 1928 voorspelde Leon Trotski dat het aanvaarden van de theorie van “socialisme in één land” door de Communistische Internationale het begin zou betekenen van een proces, dat onvermijdelijk zou culmineren in de nationaal-reformistische degeneratie van de Communistische Partijen over de hele wereld – of ze nu aan de macht zijn of niet. In een briljante voorspelling waarschuwde Trotski de leiders van de Communistische Partij­en “Wanneer het al mogelijk is socialisme in één land te realiseren, dan kan men in deze theorie geloven nog voor de machtsovername, en niet enkel erna. Wanneer socialisme kan worden gerealiseerd binnen de nationale grenzen van achterlijk Rusland, dan zijn er veel redenen om te geloven dat het kan worden verwezenlijkt in een sterk ontwikkeld land als Duitsland. Morgen zullen de leiders van de Duitse Communistische Partij deze theorie in beschouwing nemen. Het ontwerpprogramma stelt hen in staat dit te doen. Overmorgen zal de Franse Communistische Partij hetzelfde doen. Dit zal het begin betekenen van de degeneratie van de Komintern langs sociaal-patriottische lijn.” (uit : ‘The Third international after Lenin’)

    Toen Trotski deze regels schreef, leek het perspectief van een dergelijke degeneratie ver verwijderd. De leiders van de Britse Communistische Partij, samen met die van de Franse, Italiaanse, Spaanse en andere, verwonderden zich over een dergelijke voorspelling. Ze zagen het theoretische bezwaar tegen “socialisme in één land” waar­schijnlijk eerder als een spitsvondigheid zonder praktisch belang, of om het met Stalin te zeggen, “als een storm in een glas water”.

    Theoretische blunders verhalen zich echter vroeg of laat op hun scheppers. Politiek en ideeën volgen hun eigen logica, zoals de leiders van de Britse Communistische Partij na bijna 60 jaar tot hun schade moesten ondervinden. Het verwerpelijke nationalisme en reformisme van de “Eurocommunisten”, die in de meeste kwesties zelfs rechts staan van de officiële leiders van de arbeidersorganisaties, is het logische gevolg van het verlaten van de elementaire marxistische principes door de Pollits, Campbells en Palme-Dutts van het verleden. Vertrekkende vanuit de situatie, waarin de Communistische Partijen onder het stalinisme veranderd werden tot louter grenswachten van de Russische bureaucratie en tot passieve werktuigen van de buitenlandse politiek van Moskou, krijgen we nu het fenomeen waar de “Eurocommunistische” leiders “baas willen zijn in eigen huis”. De voorgaande slaafse afhankelijkheid van de Russische bureaucratie is dus vervangen door een even slaafse afhankelijkheid van de “eigen” kapitalistische klasse.

    De Communistische Partijen van Groot-Brittannië, Italië, Frankrijk en Spanje wedijveren met elkaar om te tonen dat ze “respectabeler” en “gematigder” zijn dan de rest en haasten zich te verzekeren dat ze de ideeën van klassenstrijd en socialistische revolutie hebben afgezworen. Niet toevallig heeft Professor Hobsbawn van de Britse Communistische Partij zichzelf de rol toegeëigend van onbetaalde raadgever van de rechterzijde van de Labour Party. “Marxism Today” (wat een slecht gekozen naam is voor het theoretische blad van de Britse KP nvdr.) wordt door de burgerlijke commentatoren geprezen voor zijn “moderne”, “rijpe” benadering. Eén van de vooraanstaande leiders van de Duitse sociaal-democratie van voor de Eerste Wereldoorlog, August Bebel, vroeg zich ooit af wat hij had gedaan om het applaus van de burgerlijke pers te verdienen.

    Hoe kan deze degeneratie worden verklaard ? Men kan tevergeefs zoeken in de geschriften van de “theoretici” van de verschillende trends van het zogenaamde “Communisme”. In werkelijkheid is het verschil tussen de “Eurocommunisten” en de pro-Moskou-stalinisten, ondanks alle geharrewar, slechts relatief. Het fun­damentele verschilpunt is de relatie met de Russische bureaucratie. Over de basiskwesties van werking, programma en perspectieven blijven ze allebei duizenden mijlen verwijderd van het werkelijke marxisme.

    De traditionele stalinistische fracties zijn niet in staat te verklaren hoe het komt dat “socialistisch” Rusland en “socialistisch” China geen akkoord kunnen bereiken over een kunstmatige grens die, ontworpen in de voorbije eeuw door de Russische Tsaar en de Keizer van China, doorheen alle nationale en etnische grenzen gaat. Noch zijn zij in staat te verklaren waarom de Chinese, Vietnamese en Cambodjaanse “kameraden” met elkaar moeten communiceren via de vriendelijke taal van mortieren, raketten en machinegeweren. Ze hebben het marxisme al lang verlaten, hebben niet het minste idee hoe dergelijke dingen mogelijk zijn en beperken zich tot het in de handen te wrijven en excuses te verzinnen om hun gezicht niet te verliezen.

    “De opgang en de val van de Communistische Internationale” levert een heldere en duidelijke marxistische analyse van de catastrofale effecten van het stalinisme op de internatonale arbeidersbeweging, gevormd door Lenin en Trotski in 1919 als hulpmiddel voor de socialistische omvorming van de maatschappij over de hele wereld. In dozijnen artikels en toespraken, legt Lenin de onmo­gelijkheid uit om een socialistische maatschappij op te bouwen in één land, en dan nog het minst van al in achterlijk Rusland. Op 26 mei 1918 schreef Lenin: “We sluiten onze ogen niet voor het feit dat wij alleen, op eigen kracht, de socialistische revolutie niet kunnen volbrengen in één land, zelfs wanneer het veel meer ontwikkeld was dan Rusland.” Op het Zesde Sovjetcongres zei hij: “De volledige overwinning van de socialistische revolutie is ondenkbaar in één land, maar vereist de zeer actieve samenwerking van verscheidene ontwikkelde landen waarvan Rusland geen deel uitmaakt”.

    De taak van de Communistische Internationale was juist het winnen van de meerderheid van de arbeidersklasse van de ontwikkelde kapitalistische landen van Europa en de Verenigde Staten en van de onderdrukte massa’s van Afrika, Azië en Latijns-Amerika voor het Communisme. Zij moesten de Sovjet-arbeiders en -boeren vervoegen om de socialistische omvorming van de maatschappij door te voeren en de basis te leggen voor de Socialistische Verenigde Staten van Europa en een Socialistische Wereldfederatie.

    De opgang van de Communistische Internationale viel ongelukkig samen met de consolidatie van een geprivilegieerde Stalinistische bureaucratie in Rusland. De jonge en politiek onrijpe leiders van de Internationale werden algauw onder de controle gebracht van de stalinistische kliek in het Kremlin, welke hen op een cynische manier gebruikte als agenten van hun buitenlandse politiek.

    De valse en criminele politiek van het Stalinisme, kritiekboos uitgevoerd door de leiders van de Communistische Partijen (vanaf dan gezuiverd van alle kritische elementen en van alle onafhankelijk denkende mensen) leidde tot de ene vreselijke nederlaag na de andere.

    Dit artikel legt uit hoe de politiek van Stalin leidde tot de overwinning van Hitler in Duitsland. In 1931 verklaarde de Duitse communistische partijleider Remele in de Reichstag: “Fascistisch bestuur, een fascistische regering schrikt ons niet af. Het zal sneller ineenstuiken dan ieder ander”. In zijn boek ‘Laat de geschiedenis oordelen’, haalt Roy Medvedev de woorden aan van de Sovjet publicist Ernst Henri, die de situatie in Duitsland beschrijft: “De woorden van Stalin waren voor de Komintern evengoed bevelen als zijn instructies aan het Rode Leger en aan de NKVD (Geheime Politie). Zij scheidden de arbeiders van elkaar als door een barricade. Overal werden oude sociaal-democratische arbeiders niet alleen uitgescholden, ze werden vervloekt. Dit konden ze de communisten niet vergeven. En de communisten voerden tandenknarsend het bevel “een gevecht op leven en dood” uit. Bevel is bevel. Partijdiscipline is partijdiscipline. 0veral, alsof ze leden aan verstandsverbijstering, vlogen de sociaal-democraten en de communisten elkaar in de haren, met de fascisten als toeschouwers. Ik herinner het mij nog goed. In die tijd leefde ik in Duitsland en zal nooit vergeten hoe oude kameraden hun vuisten balden toen zij zagen hoe alles geruïneerd werd, hoe de Sociaal-democratische leiders zich verkneukelden, hoe de theorie van het sociaal-fascisme maand na maand, week na week de rode loper uitrolde voor Hitler. Ze balden hun vuisten toen zij zich onderworpen aan de geest en de wil van Stalin en toen zij de dood tegemoet gingen in de SS-gevangenissen.”

    Nadat hij in Duitsland zijn vingers had verbrand, maakte Stalin een draai van 180° naar de niet minder criminele politiek van het Volksfront, klassencollaboratie en een poging het op een akkoordje te gooien met de burgerlijke democratieën tegen Hitler-Duitsland. Deze politiek leidde rechtstreeks tot de schipbreuk van de revolutie in Frankrijk, waar Thorez en andere communistische partijleiders de massale arbeidersbeweging saboteerden met de slogan : “Men moet wezen wanneer een staking te beëindigen”. Erger nog, de Stalinisten verraadden op een cynische manier de Spaanse Revolutie en leverden het heldhaftige Spaanse proletariaat met de handen en voeten gebonden uit aan Franco.

    Dit verraad betekende een ernstige verzwakking van de positie van de Sovjet-Unie en maakte de Tweede Wereldoorlog onvermijdelijk. Toen na de overeenkomst van München tussen Hitler, Chamberlain en Daladier in 1938 duidelijk werd dat het Britse en Franse imperialisme bereid waren de Sovjet-Unie op te offeren en Hitler de vrije hand te laten in het Oosten, deed Stalin opnieuw een abrupte draai en, zoals Trotski voorspeld had in 1933, sloot in september 1939 een verdrag met Hitler.

    Een onderdeel van het Stalin-Hitler-Pact was een overeenkomst van beide partijen om elke activiteit tegen de andere partij te onderdrukken en om de andere zijde in te lichten over pogingen in die richting. Na vier jaar van furieuze “anti-fascistische campagnes” en propaganda ten voordele van burgerlijke democratieën, nauwgezet uitgevoerd door de Komintern en zijn bondgenoten, volgde een volledige ommezwaai.

    Toen de Nazi’s Groot-Brittannie en Frankrijk aanvielen, verklaarde Molotov : “Gedurende de laatste maanden hebben concepten als “agressor” en “agressie” een nieuwe, concretere betekenis gekregen … Nu … is het Duitsland dat streeft naar een snel einde van de oorlog, voor de vrede (!), terwijl Engeland en Frankrijk, die gisteren nog campagne voerden tegen de agressie, voor de voortzetting van de oorlog zijn en tegen het sluiten van vrede. Rollen kunnen, zoals u ziet, veranderen … De ideologie van het Hitlerisme kan, zoals elk ideologisch systeem, worden aanvaard of verworpen, dat is een kwestie van politieke ideeën. Maar iedereen kan zien dat een ideologie niet kan worden vernietigd door kracht alleen. Dus is het niet alleen zinloos, maar ook misdadig om een dergelijke oorlog voor de “vernietiging van het Hitlerisme” te voeren onder de valse vlag van de “strijd voor de democratie”. Volgens Medvedev, gaf Beria na deze toespraak een geheim bevel aan de administraties van de werkkampen om voortaan hun kampwachten te verbieden politieke gevangenen “fascis­ten” te noemen!

    Al deze wendingen werden slaafs gevolgd door de leiders van de buitenlandse Communistische Partijen. In Groot-Brittannië riepen de communistische partijleiders in het eerste deel van de oorlog inderdaad op voor vrede op “Hitlers voorwaarden”. Het editoriaal van de “Daily Worker” van februari 1940, die commentaar leverde op een redevoering van Hitler, stelde : “Hitler herhaalde eens te meer zijn bewering dat de oorlog hem was opgedrongen door Groot-Brittannië. Tegen dit historisch feit bestaat geen argumentatie. Groot-Brittannië verklaarde de oorlog, niet Duitsland. Er werden pogingen gedaan om de oorlog te beëindigen, maar de Sovjet-Duitse vredesvoorstellen werden afgewezen door Groot-Brittannië. Gedurende al die maanden hadden de Britse en de Franse regering de macht om de oorlog te beëindigen. Ze hebben verkozen haar te verlengen. De oorlog had nooit moeten verklaard worden op 3 september; er hadden onderhandelingen en vredesgesprekken moeten gevoerd worden.”

    Slechts na de Nazi-aanval op Rusland in de zomer van 1941, besliste Moskou op te roepen tot de strijd tegen Hitler en werden de Communistische Partijen in de bezette gebieden van Frankrijk, Griekenland, Joegoslavië, enz. aangemoedigd om in het verzet te gaan.

    Het laatste wat Stalin echter wilde zien was een revolutionaire strijd tegen Hitler onder het vaandel van de Communistische Internationale. In de woorden van Trotski betekende de Komintern voor de Russische bureaucratie slechts “wisselgeld” in haar relatie met de imperialistische geallieerden. In Groot-Brittannië werd de ultralinkse politiek van de Communistische Partij in de eerste periode van de oorlog vervangen door een politiek van open klassencollaboratie, kritiekloze steun aan Churchill en de coalitieregeringen en tegenstand tegen alle stakingen. In India werd de rol van de Communistische Partij gereduceerd tot die van virtuele zondebok van Londen en werden de leiders van de massabeweging overgedragen aan de burgerlijk-nationalistische gangsters van de Congres Partij.

    De Communistische Internationale – of hetgeen er van overbleef – werd overbodig. In 1943 werd ze formeel ontbonden, zonder congres, zonder verklaring, enkel door een eenvoudige aankondiging van Moskou. De toorts, die door de leiders van de eerste zegevierende socialistische revolutie in de geschiedenis werd ontstoken, werd eerst verduisterd en uiteindelijk gedoofd door de stalinistische machthebbers. Maar de ideeën, de methoden, het pro­gramma en de tradities van de glorieuze eerste periode van die Internationale leven tot op vandaag voort. De manifesten, stellingen en documenten van de eerste vier congressen leveren een schat aan ideeën op. Zij zijn een baken op de weg die de arbeidersklasse over de hele wereld moet volgen naar de uiteindelijke overwinning op de slavernij, onwetendheid, onderdrukking en armoede. Om deze ideeën en tradities veilig te stellen voor de nieuwe generatie van klassestrijders, werd dit pamflet uitgegeven.

    Als extraatje voor onze lezers, werd het grootste deel van het artikel “De evolutie van de Komintern” toegevoegd als appendix. Geschreven in 1936 door één van Trotski’s medewerkers, waarschijnlijk zijn zoon Leon Sedov, levert het een beknopte analyse van de historische ontwikkeling van de Komintern.

    Alan Woods

    Juni 1985


    “De opgang en de val van de Communistische Internationale”

    door Ted Grant (juni 1943)

    De Derde Internationale werd officieel begraven. Op de meest ontluisterende en verachtelijke manier die men zich kan voorstellen, werd ze van het toneel van de geschie­denis verwijderd. Gehaast en zonder raadpleging van alle aangesloten partijen, om van de basis over de hele wereld te zwijgen, zonder enige democratische discussie en beslissing, als het resultaat van de druk van het Amerikaans imperialisme, heeft Stalin de Komintern opgedoekt.

    Om te begrijpen hoe het mogelijk is dat een organisatie, die de angst en haat van de hele kapitalistische wereld opwekte, tot een dergelijk roemloos einde komt op verzoek van het kapitalisme zelf, is het nodig om een kort overzicht te geven van de stormachtige opkomst en de nog stormachtigere val van de Internationale. Het bekend­maken van haar ontbinding was echter een bevestiging van wat al lang geweten was door alle goedingelichte mensen: dat de Komintern als factor voor het instellen van het wereldsocialisme dood was en voor altijd afgeleid van haar oorspronkelijke doelstellingen en opzet. Haar overlijden was reeds lang voorspeld.

    De Derde Internationale groeide uit de ineenstorting van het kapitalisme in de laatste oorlog (de Eerste Wereld­oorlog, n.v.d.r.). De Russische Revolutie bracht een vloedgolf van revoluties teweeg over de hele wereld. Voor de oorlogsmoeë, gedesillusioneerde en verbitterde massa’s kwam het als een boodschap van hoop, inspiratie en moed, het toonde de weg in de bloedige chaos waarin het kapitalisme de maatschappij had ondergedompeld. Ze werd geboren als rechtstreeks gevolg van het verraad en de afbouw van de Tweede Internationale, die de heersende klasse in de laatste oorlog steunde en nog verraderlijker, de revoluties die erop volgden saboteerde en vernietigde.

    De ineenstorting van het imperialisme en het kapitalisme werd aangekondigd door de revoluties in Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, revolutionaire toestanden in Italië, Frankrijk en zelfs Groot-Brittannië. Het spook van de socialistische revolutie waarde over geheel Europa. De memoires en geschriften van bijna alle burgerlijke politici van die tijd getuigen van de wanhoop, het gebrek aan vertrouwen van de burgerij in het aangezicht van de revolutie en van de erkenning van het feit dat ze geen controle meer hadden over de situatie.

    De sociaal-democratie redde het kapitalisme. De machtige vakbonden en socialistische bureaucratieën plaatsten zichzelf aan het hoofd van de revolte van de massa’s en leidden het in onschadelijke kanalen. In Duitsland organiseerden Noske en Scheidemann met de Junkers en de kapitalisten een samenzwering om de revolutie te vernietigen. De Sovjets van arbeiders, soldaten, matrozen, boeren en zelfs studenten, die voortkwamen uit de Novemberrevolutie van 1918, hadden de macht in handen. De sociaal-democraten gaven die macht terug aan de kapitalisten. Volgens hun theoretische concepten zou het kapitalisme geleidelijk, traag en vreedzaam evolueren naar het socialisme. In Italië in 1920 namen de arbeiders de fabrieken in handen. In plaats van de arbeiders te leiden naar de overname van de macht, smeekten de sociaal-democraten hen deze “ongrondwettelijke” procedures stop te zetten. Zo gebeurde het in heel Europa. De resultaten zijn vandaag (1943, n.v.d.r.) nog zichtbaar: de ergste tirannie en de bloedigste oorlog in de geschiedenis van het kapitalisme. Maar juist door de afbraak van het internationaal socialisme in de Tweede Internationale, die het marxisme had verraden, werd de Derde Internationale opgericht. Al van in het begin van de laatste oorlog (WO 1, n.v.d.r.), deed Lenin moedig een oproep tot het vormen ervan. De Derde Internationale werd formeel ingehuldigd in maart 1919. Haar afgekondigde doel was de omverwerping van het wereldkapitalisme en de opbouw van een wereldgemeenschap van verenigde socialistische radenrepublieken naar het voorbeeld van de USSR. De USSR werd op zichzelf niet beschouwd als een onafhankelijke entiteit, maar eerder als de basis voor de wereldrevolutie. Haar lot wordt bepaald door, en is verbonden aan het lot van de wereldrevolutie.

    De vorming van de Derde Internationale leidde al snel tot de vorming van machtige Communistische Partijen in de belangrijkste landen van de wereld. In Duitsland, Italië, Frankrijk, Tsjechoslowakije en andere landen werden Communistische Partijen gesticht met een massaal ledenaantal. In Groot-Brittannië werd een kleine Communistische Partij gevormd, die een grote invloed had. Het succes van de wereldrevolutie in de daaropvolgende periode leek te zijn veiliggesteld door de ontwikkeling van de gebeurtenissen. De Communistische Partijen in Europa groeiden voortdurend in aantal en invloed ten koste van de sociaal-democratie. De laatste oorlog was niet in staat ook maar één van de problemen van het wereldkapitalisme op te lossen. Het had deze slechts verscherpt. Het kapitalisme was gebroken in zijn “zwakste schakel”, zoals Lenin het uitdrukte. De pogin­gen om de jonge Sovjet-Republiek te vernietigen met behulp van interventieoorlogen waren op niets uitgelopen. Het Duitse kapitalisme, het machtigste van Europa, werd afgesneden van zijn grondstoffen, een deel van zijn territorium en beladen met duizelingwekkende herstelbetalingen. Kortom, Duitsland werd in een onhoudbare positie geplaatst. De Britse en Franse imperialisten, de “overwinnaars” van de laatste wereld­oorlog, bevonden zich fundamenteel echter niet in een betere positie. Aangemoedigd door de Russische Revolutie kwamen de koloniale en semi-koloniale massa’s in beweging, en bereidden ze zich voor op revoltes. De massa’s op het thuisfront waren rusteloos en de economische positie van het Engels-Frans imperialisme was aanzienlijk verslechterd in vergelijking met die van het Japanse en Amerikaanse kapitalisme.

    Tegen deze internationale achtergrond brak in 1923 de crisis uit in Duitsland. Duitsland was, ondanks haar hoge productiecapaciteit, verlamd door de beperkingen die haar opgelegd waren in Versailles. Zij was aldus de zwakste schakel geworden van het wereldkapitalisme. Het onvermogen van Duitsland om aan de herstelbetalingen te voldoen, resulteerde in de bezetting van het Ruhrgebied door de Franse kapitalisten. Dit versnelde de ineenstorting van de Duitse economie en de Duitse burgerij trachtte deze af te wentelen op de schouders van de arbeiders en middenklassen. De Duitse Mark daalde in januari 1923 van 20 naar 40 voor een Engelse Pond, tot 5 miljoen in juli en 47 miljoen op het einde van augustus. De verontwaardigde Duitse massa’s wendden zich tot het communisme. Zoals Brandle, de toenmalige leider van de Communistische Internationale stelde op een bijeenkomst van het Uitvoerend Comité van de Komintern : “Er waren tekens van een opkomende revolutionaire beweging : we hadden tijdelijk de meerderheid van de arbeiders achter ons en geloofden dat we onder deze gunstige omstandigheden dadelijk ten aanval hadden kunnen trekken …“

    Maar ongelukkig genoeg doorstond de leiding van de Internationale de vuurproef niet en trok ze geen voordeel uit de haar geboden kans. Succes in Duitsland had onvermijdelijk geleid tot de overwinning in heel Europa. Maar zoals in Rusland in 1917, wankelden delen van de leiding in Duitsland in 1923. Stalin met zijn hem eigen opportunisme, drong erop aan dat de Duitse Communistische Partij zou “in toom” gehouden worden. Het resultaat was dat de kans om de macht over te nemen in Duitsland werd gemist en dat de communisten er werden verslagen. Om analoge redenen leidde de revolutie in Bulgarije eveneens schipbreuk.

    Maar de nederlagen van de revolutie in Europa, veroorzaakt door het falen van de leiding, leidden onvermijdelijk tot ernstige gevolgen. Zoals Lenin schreef toen hij wees op de noodzaak om de omverwerping in Rusland in 1917 voor te bereiden : “Het succes van de Russische en de wereldrevolutie hangt af van de strijd van twee tot drie dagen.” Het mislukken van de wereldrevolutie en de isolatie van de Sovjet-Unie, samen met de achterlijkheid, de vermoeidheid en apathie van de Sovjetmassa’s na jaren van oorlog, vreselijke ontberingen en lijden in de burgeroorlog en de interventieoorlogen, hun ontgoocheling en wanhoop na het vernietigen van hun hoop op hulp van de arbeiders van Europa, dit alles leidde onvermijdelijk tot reactie binnen de Sovjet-Unie.

    Stalin stelde voor het eerst in 1924 de utopische en anti-Leninistische theorie van “socialisme in één land” voor. Hiermee weerspiegelde hij, mogelijk onbewust, de belangen van de reactionaire en conservatieve bureaucratie, welke net begonnen was zich te installeren boven de Sovjet-massa’s. Deze “theorie” ontsproot rechtstreeks uit de nederlaag van de revolutie in Duitsland. Het keerde zich af van de principes van revolutionaire internationalisme waarop de Russische Revolutie was gebaseerd en waarop de Communistische Internationale was gefundeerd. De verklaring van Stalin bij de begrafenis van Lenin in januari 1924, was hem ingegeven door de macht der gewoonte en door de traditie van de Russische Revolutie: “Door ons te verlaten legt kameraad Lenin ons op te vertrouwen in de Communistische Internationale. Wij zweren U, kameraad Lenin, ons leven te wijden aan de vergroting en de versterking van de unie van arbeiders over de hele wereld, de Communistische Internationale.” Opdat ogenblik had hij nog niet het geringste idee waarheen de theorie van socialisme in één land de Sovjet-Unie en de Komintern zou leiden.

    De geschiedenis van de Komintern werd vanaf dan volledig bepaald door de wisselende politiek van de bureaucratie van de Sovjet-Unie. Lenin had telkenmale het lot van de Sovjet-Unie verbonden met dat van de arbeidersklasse van de wereld en in het bijzonder haar voorhoede, de Komintern. Zelfs de eed van het Rode Leger verbond de rode soldaten tot loyaliteit aan de internationale arbeidersklasse. Het Rode Leger werd inderdaad niet gezien als een onafhankelijke “nationale” macht, maar als een instrument van de wereldrevolutie. Dit werd uiteraard reeds lang geleden veranderd door Stalin.

    Trotski, die samen met Lenin tijdens zijn laatste levensjaren de zich ontwikkelende situatie met ongerustheid zag, begon de strijd tegen de bureaucratisering in de Bolsjevistische Partij en de Sovjetstaat reeds in 1923. Lenin waarschuwde voor de gevaren van degeneratie die de Sovjetstaat bedreigden.

    Op de achtergrond van de groeiende reactie, nationaal en internationaal, kwam de strijd tussen de Internationalisten en de Thermidorianen in een beslissende fase. Trotski eiste samen met Lenin het herstel van de volledige democratie in de Bolsjevistische Partij en de Sovjets. Vervolgens vroeg Lenin de verwijdering van Stalin uit de positie van Algemeen Sekretaris van de partij, omdat hij het punt was waarrond de bureaucratie zich begon te kristaliseren. Na de dood van Lenin besloten Zinoviev, Kameniev en Stalin, de zogenaamde “Trojka”, zijn raad te negeren. Ze hielden de laatste aanbevelingen van Lenin verborgen en startten een campagne tegen zijn ideeën, die werden verwoord door Trotski. Aldus werd de valse legende over het “Trotskisme” uitgevonden.

    Het lot van de Komintern was verbonden met het lot van de Bolsjevistische Partij van de Sovjet-Unie welke, door zijn prestige en ervaring, de dominante kracht in de Internationale was. De overgang van de politiek van de wereldrevolutie naar deze van socialisme in één land, betekende een scherpe draai naar rechts in de Komintern. In Rusland werden Zinoviev en Kameniev in de oppositie gedrongen door de anti-marxistische politiek van Stalin en gingen een alliantie met Trotski en zijn aanhangers aan. Stalin en Boecharin hadden zich steeds verzet tegen de politiek van industrialisatie van Rusland door een reeks van vijfjarenplannen. Dit laatste werd door de Linkse Oppositie onder leiding van Trotski verdedigd. Op de plenaire zitting van het Centraal Comité in april 1927 kwam Stalin dan ook naar voor met zijn fameus aforisme dat “de poging een hydro-elektrisch station te bouwen in Dnieperstroy hetzelfde zou zijn voor ons als voor een muzhik (boer) om een grammofoon te kopen in plaats van een koe.” Zelfs op het einde van 1927 tijdens de voorbereidingen voor het vijftiende Partijcongres, die tot taak had de Linkse Oppositie uit te stoten, zei Molotov herhaaldelijk : “We mogen ons niet laten verleiden tot illusies van de arme boeren over de collectivisatie van de brede massa’s. Onder de huidige omstandigheden is dat niet meer mogelijk.” Binnen Rusland werden de koelaks (vrije boeren) en de NEP-mensen, (kapitalisten in de steden) volledig vrij gelaten voor de economische ontwikkeling. Deze politiek werd uitstekend weer- gegeven door de slogan van Boecharin, gericht naar de boeren : “Verrijk uzelf” De politiek van de Komintern werd nu sterk naar rechts gedreven door de zorg van Stalin om bondgenoten te vinden om de “Sovjet-Unie te verdedigen tegen een aanval”.

    De Komintern was al gereduceerd tot de rol van grenswachter. De onenigheid binnen de Bolsjevistische Partij en de Internationale flakkerde op over de kwestie van de Chinese Revolutie en de situatie in Groot-Brittannië. China werd in de periode 1925-27 overspoeld door een revolutionaire golf. De Komintern gaf er de voorkeur aan de Chinese kapitalisten en generaals te vertrouwen in plaats van te steunen op de arbeiders en de boeren voor het doorvoeren van de revolutie, in overeenstemming de politiek van Lenin in Rusland. De Chinese Communistische Partij was de enige arbeiderspartij in China en had een dominerende invloed op de arbeidersklasse. De boerenbevolking keek uit naar het voorbeeld van Rusland om haar een weg te tonen uit de eeuwenlange verdrukking door de grootgrondbezitters, door de overname van het land. Maar de Komintern weigerde koppig de weg te volgen van een onafhankelijke politiek voor de arbeidersbeweging. Een principe waarop Lenin had gehamerd als vereiste voor Communistische politiek met betrekking tot de burgerlijk-democratische en anti-imperialistische revoluties van het Oosten.

    Ondertussen werd een zelfde politiek gevolgd in Groot­-Brittannië waar de massa’s een proces van intense radicalisatie ondergingen. Teneinde een interventie in de Sovjet-Unie te voorkomen, maakten de Russische vakbonden een overeenkomst met de Britse Algemene Raad van het overkoepelend vakbondsorgaan, de TUC. De tendens tot revolutionaire ontwikkelingen in Groot­-Brittannië werd weerspiegeld in het feit dat 1 miljoen leden, een kwart van het totaal aantal vakbondsleden, waren georganiseerd in de Minderheidsbeweging. Trotski voorspelde, na een analyse van de toestand in Groot-Brittannië, het uitbreken van een algemene staking. De Communistische Partij en de Communistische Internationale hadden de arbeiders moeten voorbereiden op het onvermijdelijk verraad van de vakbondsleiding aan de revolutie. In plaats daarvan zaaiden ze illusies onder de arbeiders, vooral nadat de Britse vakbondsbureaucraten een overeenkomst hadden afgesloten met de Russische vakbonden. Het prestige dat de TUC-leiders hierdoor kregen, stelde hen in staat de beweging des te beter te kunnen verraden. Na het verraad van de algemene staking door de vakbondsbureaucratie, vroeg Trotski de Russische vakbonden de relaties met de TUC te verbreken. Stalin en de Komintern weigerden dit te doen.

    Nadat ze het Anglo-Russisch Comité net zolang had gebruikt als het haar goed uitkwam, verbrak de Britse vakbondsleiding meer dan een jaar na de algemene staking de betrekkingen. De Komintern huilde dat ze was verraden. Maar ondertussen was de jonge Communistische Partij van Groot-Brittannië, waarvan het ledenaantal enorm had moeten toenemen tengevolge van deze grote gebeurtenissen, verlamd en gedesorienteerd door de politiek van de Internationale. Ze was volledig gediscrediteerd en haar invloed onder de massa’s nam sterk af. Deze nieuwe nederlagen van de Internationale tengevolge van de politiek van Stalin en de bureaucratie vergrootte, op schijnbaar paradoxale wijze, de macht van diezelfde bureaucratie binnen de Sovjet-Unie. De Sovjet-massa’s raakten verder ontmoedigd en gedesillusioneerd door de nieuwe nederlagen van het inter­nationaal proletariaat. De nederlagen die een rechtstreeks gevolg waren van de politiek van Stalin en de bureaucratie, versterkten juist hun greep op de Sovjet-Unie. De “Linkse Oppositie”, geleid door Trotski, die deze ontwikkelingen correct had geanalyseerd en voorzien, werd uitgesloten uit de Bolsjevistische Partij en uit de Internationale.

    Deze politiek resulteerde in het binnenland in de alarmerende groei van de sterkte en de invloed van de koelaks en van de NEP-mensen. De Sovjet-Unie stond op de rand van de catastrofe. In paniek werden Stalin en de bureaucratie gedwongen een karikatuur aan te nemen van de politiek, waarvoor Trotski en zijn medewerkers uit de partij waren gezet. De vijfjarenplannen welke Stalin zo sterk bevochten had, werden geïntroduceerd. Het is op basis van deze geplande productie dat de Sovjet- Unie haar grootste successen behaalde en waarop de Sovjet-Unie zich baseert in deze oorlog.

    Ondertussen werd de panische interne draai naar links weerspiegeld in een even panische draai naar links op internationaal vlak. Stalin had zijn vingers ernstig gebrand in zijn pogingen te steunen op de kapitalistische elementen in China en zich te verzoenen met de sociaal-­democratie. Nu liet hij de Internationale scherp in de tegenovergestelde richting draaien. Met schending van de statuten hield de Internationale gedurende vier jaar geen conferentie. Nu werd er wel een bijeengeroepen, die officieel het programma van socialisme in één land opnam. Het kondigde eveneens het einde aan van de kapitalistische stabiliteit en het begin van hetgeen de “Derde Periode” werd genoemd. Deze zogenaamde “Derde Periode” werd verondersteld de voorloper te zijn van de uiteindelijke ineenstorting van het wereldkapitalisme. Tegelijkertijd werd gesteld dat de sociaaldemocratie was veranderd in “sociaal-fascisme”, volgens een eens bekende (maar nu verzwegen) theorie van Stalin. Er waren geen afspraken mogelijk met “sociaal-fascisten”, die het voornaamste gevaar vormden voor de arbeidersklasse en die bijgevolg moesten worden vernietigd.

    Het was juist in deze periode dat de Grote Depressie van 1929-’33 de wereld op haar grondvesten deed wankelen. Zij trof in het bijzonder Duitsland. De Duitse arbeiders werden geteisterd door werkloosheid en armoede en de middenklassen werden geruïneerd. De Duitse werkloosheidscijfers stegen voortdurend tot ze een piek bereikten van 8 miljoen. De middenklassen die niets hadden verworven bij de revolutie van 1918 en ontgoocheld waren door het falen van de Komintern in 1923 om de macht over te nemen, zochten nu in al hun wanhoop naar andere oplossingen voor hun probleem. De fascisten, gesubsidieerd en gefinancierd door de kapitalisten, begonnen zich een massabasis op te bouwen in Duitsland. In de verkiezingen van september 1930 kregen ze bijna zes en een half miljoen stemmen achter zich.

    Ondanks hun uitsluiting uit de Communistische Internationale, beschouwden Trotski en zijn volgelingen zich nog altijd als deel ervan en vroegen ze bij herhaling opnieuw toegelaten te worden tot de rangen van de Communistische Internationale. Terzelfdertijd onderwierpen ze de zelfmoordtheorie van socialisme in één land en sociaal-fascisme aan een scherpe kritiek. Ze vroegen de terugkeer naar de realistische Leninistische politiek van het Eenheidsfront als middel om de massa’s via hun eigen ervaringen te winnen voor het Communisme.

    Na de overwinning van Hitler in de peilingen, luidde Trotski het alarm. In een pamflet met de titel “De Draai van de Communistische internationale – De Situatie in Duitsland”, gaf hij het startsignaal voor een campagne, die gedurende 3 jaar werd gevoerd door de Internationale Linkse Oppositie van de Komintern, zoals de trotskisten zichzelf noemden. In Duitsland, Frankrijk, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, in ver Zuid-Afrika, en in alle landen waar ze groepen hadden, voerden de trotskisten een campagne met als doel de Duitse Communistische Partij aan te zetten zelf tot een campagne over te gaan, in eenheidsfront met de sociaal-democraten, om Hitler te verhinderen aan de macht te komen.

    De Duitse Communistische Partij wees deze politiek af als contra-revolutionair en “sociaal-fascistisch”, volledig volgens de rechtstreekse instructies en bevelen van Stalin en de Komintern. Ze bleven vechten tegen de sociaal-democratie als de “belangrijkste vijand” van de arbeidersklasse en argumenteerden dat er geen verschil was tussen democratie en fascisme. In september 1930, verklaarde de “Rote Fahne”, partijblad van de Duitse Communistische Partij: “De voorbije nacht was de grootste dag voor Herr Hitler, maar de zogenaamde verkiezingsoverwinning van de nazi’s betekent het begin van het einde.” Doorheen al deze jaren volgde de Komintern haar fatale levensloop. Toen Hitler in 1931 een referendum organiseerde teneinde de sociaal-democratische regering in Pruisen aan de kant te zetten, stemden de Duitse communisten met de Nazi’s mee tegen de sociaal-democraten, op aandringen van Stalin en de Komintern. In mei 1932 kloeg de Britse “Daily Worker” de Trotskisten aan voor hun politiek in Duitsland: “Het is veelbetekenend dat Trotski opkwam voor een eenheidsfront tussen de communistische en de sociaal­-democratische partijen tegen het fascisme. Er kan geen meer verscheurende en meer contra-revolutionaire klassenleidraad worden uitgegeven.”

    Trotski schreef via pamfletten een dozijn artikels en manifesten, overal wendden de internationale Trotskisten elk mogelijk middel aan om de Komintern onder druk te zetten haar politiek te wijzigen. Tevergeefs echter. In januari 1933 was Hitler in staat de macht over te nemen zonder te kampen te hebben met enige georganiseerde oppositie, en dit in een land met de sterkst georganiseerde arbeidersklasse en de sterkste Communistische Partij buiten Rusland. Voor het eerst in de geschiedenis werd de reactie in staat gesteld de macht te veroveren zonder enige weerstand van de kant van de arbeidersklasse. De Duitse Communistische Partij telde 6 miljoen aanhangers, de sociaal-democratie 8 miljoen – samen vormden ze machtigste kracht in Duitsland.

    Door dit verraad was de Duitse Communistische Partij voor eeuwig verdoemd. Maar de Komintern was ver van het erkennen van de aard van de catastrofe. In plaats daarvan onderschreven ze plechtig de politiek van de Duitse Communistische Partij en van de Internationale als volledig correct.

    Een organisatie die niet leert uit de lessen van de geschiedenis is gedoemd te verdwijnen. Als kracht voor de creatie van het wereldsocialisme was de Communistische Internationale dood. De Internationale Linkse Oppositie scheurde er zich van af en kondigde de noodzaak aan van de opbouw van een nieuwe Internationale. Maar wat duidelijk was voor de voorhoede, die haar pogingen om de Komintern om te vormen had gestaakt, was daarom nog niet duidelijk voor de brede massa’s. Deze kunnen slechts leren uit grote gebeurtenissen. De Communistische Internationale ging tot in 1934 voort met het voeren van de rampzalige politiek. Toen de fascisten in Frankrijk, aangemoedigd door de successen van het fascisme in Oostenrijk en Duitsland, gewapende betogingen hielden voor de omverwerping van de Liberale regering en het Parlement, beval de Communistische Partij om samen met hen te betogen. Maar pas toen het gevaar van Hitler voor de Sovjet-Unie voor iedereen glashelder was, werden Stalin en de bureaucratie door paniek gegrepen.

    Met een ontzettende minachting en cynisme voor de capaciteit van de Komintern als een instrument voor de wereldrevolutie, vormde Stalin haar nu openlijk om tot een instrument van de Russische buitenlandse politiek. Een organisatie die in een klassenmaatschappij ophoudt de arbeidersklasse te vertegenwoordigen, komt onver­mijdelijk onder de druk en de invloed van de burgerij. Stalin, op zoek naar bondgenoten, wendde zich tot de burgerij van Groot-Brittannië en Frankrijk. De “Volksfront”-politiek werd bovengehaald en onder­schreven op het laatste congres van de Communistische Internationale gehouden in 1935. Deze politiek van coalitie met de liberale kapitalisten was eens te meer een politiek waartegen Lenin zijn hele leven had gevochten. Het vertegenwoordigde een nieuw stadium in de degeneratie van de Komintern en de eerste arbeidersstaat, de Sovjet-Unie.

    Met de opkomst van Hitler, opnieuw te danken aan Stalins politiek, werd de wurggreep van de bureaucratie op de Sovjet-Unie steeds sterker. De bureaucratische kaste stelde zich steeds meer boven de Sovjetmassa’s en vergrootte verder haar macht. Maar deze geleidelijke degeneratie kende ook kwalitatieve veranderingen. Van het totaal onvermogen iets anders voor de arbeidersklasse te bereiken dan nederlagen, evolueerde het Stalinisme tot een rem op elke arbeidersrevolutie in andere landen. De Moskouprocessen, de moorden op de oude Bolsjevieken, de zuiveringen, de moorden op en de verbanningen van tienduizenden Russische communistische arbeiders, vervolledigden de Stalinistische contrarevolutie binnen de Sovjet-Unie.

    De gebeurtenissen in Frankrijk en Spanje liggen vers in het geheugen van elke revolutionair. De rol van de Komintern hierin was de voornaamste factor in het mislukken van de revolutie. Ze onthulde zichzelf als de strijdende voorhoede van de contra-revolutie. De nederlagen van de arbeidersklasse over de hele wereld leidden onvermijdelijk tot de nieuwe wereldoorlog. Ironisch genoeg werd de oorlog ingeleid door een pact tussen Hitler en Stalin. Op die manier gaf Stalin nieuwe klappen aan de arbeidersklasse van de wereld en aan de Komintern. Ze voerde opnieuw een zwenking uit en leidde een campagne voor de vrede in het belang van Hitler, met een handige vervalsing van een “revolutionaire politiek”. Zoals Trotski stelde in zijn voorspelling van het Stalin-Hitler-Pact in een artikel geschreven in maart 1933: “Het fundamentele kenmerk van de internationale politiek van Stalin in de laatste jaren was de volgende: hij handelt in de bewegingen van de arbeidersklasse, zoals hij handelde in olie, mangaan en andere goederen.” Met deze vaststelling werd geen jota overdreven. Stalin bekeek de secties van de Komintern in de verschillende landen en de vrijheidsstrijd van de onderdrukte volkeren als heel kleine veranderingen in de relaties en over­eenkomsten met de imperialistische machten.

    “Wanneer hij de hulp van Frankrijk nodig heeft, onderwerpt hij het Franse proletariaat aan de radicale burgerij. Wanneer hij China tegen Japan moet steunen, onderwerpt hij het Chinese proletariaat aan de Kwomingtang. Wat zou hij doen bij een overeenkomst met Hitler ? Het is duidelijk dat Hitler de steun van Stalin niet nodig heeft om de Duitse Communistische Partij te wurgen. De onbetekende toestand waarin deze zich bevindt, werd reeds voordien verzekerd door haar volledige voorafgaande politiek. Maar het is zeer waarschijnlijk dat Stalin zou akkoord gaan met het dichtdraaien van de steunkraan voor het ondergrondse werk in Duitsland. Dat zou één van de minste concessies zijn die hij zou moeten doen en hij zou volledig bereid zijn dit ze doen.” “Men kan ook aannemen dat de luidruchtige, hysterische en holle campagne tegen het fascisme, die de Komintern de laatste vijf jaar heeft gevoerd, stilletjes zal worden afgevoerd.”

    Deze politiek van Stalin en het “rottende lijk” van de Komintern verviel tot een volledige ruïne toen de nazi’s de Sovjet-Unie binnenvielen. De Komintern moest opnieuw een sterke zwaai in de omgekeerde richting maken en zichzelf omvormen tot deurmat voor Roosevelt en het Britse imperialisme. Maar met de stijgende afhankelijkheid ten opzichte van het Amerikaans en het Brit.s imperialisme steeg ook de druk van de kant van de kapitalistische “bondgenoten”. Vooral het Amerikaans imperialisme vroeg het opdoeken van de Komintern als een uiteindelijke garantie tegen het gevaar van een sociale revolutie in Europa na de val van Hitler.

    De langgerekte pretentie is voorbij. Stalin ontbond de reeds gedegenereerde Komintern. Door dit te doen schaarde hij zich openlijk achter de kapitalistische contra-revolutie, wat de rest van de wereld betreft. Maar de imperialisten, die Stalin tot deze overeenkomst dwongen in ruil voor concessies van hun kant, begrepen er de gevolgen niet van.

    Het kan en zal het komen van een nieuwe revolutie over de hele wereld niet verhinderen. In minder dan twee decennia sinds het begin van de degeneratie, heeft de Komintern heel wat voordelige kansen in vele landen verknald. In de komende decennia zullen veel revoluties plaatsvinden die de afbraak en de ineenstorting van het kapitalisme zullen veroorzaken. Zelfs de gewelddadige turbulente periode tussen de twee wereldoorlogen zal relatief kalm lijken in vergelijking met hetgeen ons te wachten staat. Op de achtergrond van opstanden en revoluties zal een werkelijk instrument voor de wereldrevolutie worden gecreëerd. Wat de arbeiders ontbraken in de laatste decennia, buiten Rusland, was een Bolsjevistische Arbeiderspartij en een Bolsjevistische leiding. De grote dagen van de Komintern van 1917-23 zullen opnieuw het licht zien.

    De internationale groei in steun voor de ideeën van het marxisme, gebaseerd op de tradities van het Bolsjewisme, de rijke ervaring van het verleden en de lessen uit de nederlagen van de arbeidersklasse, zal de onderdrukten opnieuw leiden tot de omverwerping van het kapitalisme en naar de socialistische wereldrepubliek.

    Juni 1943


    DE EVOLUTIE VAN DE KOMINTERN

    * De imperialistische wereldoorlog van 1914-18 was de duidelijkste aanwijzing dat de kapitalistische productie- wijze een belemmering was geworden voor de ontwik­keling van de productiekrachten en dat de omstandig­heden rijp waren voor een overwinning van de proletarische revolutie. De Tweede Internationale, waar de bureaucratie zich had aangepast aan de burgerlijke maat­schappij gedurende de lange periode van kapitalistische expansie, verraadde de belangen van het proletariaat op het beslissende moment van het uitbreken van de oorlog en nam het standpunt in van bescherming van het vaderland, nl. bescherming van de grenzen van de bourgeois-nationale staat, die – samen met het systeem van privé-bezit – een rem was geworden op de verdere ontwikkeling ban de productiekrachten.

    * Slechts een zeer klein aantal revolutionaire marxisten trok uit het beschamende verraad en de jammerlijke ineenstorting van de Tweede Internationale de conclusie dat een Derde Internationale noodzakelijk was. In de meeste landen vormde er zich een oppositie tegen het chauvinistisch standpunt van de sociaal-democratische partijen, maar deze was in het begin vooral pacifistisch­-centristisch van aard. Op de internationale conferenties in Zimmerwald (1915) en in Kienthal (1916) van de tegenstanders van de imperialistische slachtpartij, bleven de aanhangers voor de opbouw van de Derde Internationale in de minderheid en werden ze door alle centristen en sociaal-imperialisten fanatici, utopisten en sectairen genoemd.

    * De overwinning van de Russische Revolutie in oktober 1917 betekende de overwinning van het revo­lutionair principe van de strijd tegen de vijand op het thuisfront en de omzetting van een imperialistische oorlog in een burgeroorlog. Dit principe werd sinds 1914 naar voren gebracht door een handvol revolutionaire marxis­ten, in het bijzonder de leiding van de Russische Bolsjevieken, dit tegen het principe in van verdediging van het vaderland. Na analoge tendensen in eigen rangen te hebben overwonnen, braken de Bolsjevieken met de dubbelzinnige centristische meerderheid van Zimmerwald en plantten de vlag van de Derde Internationale.

    * Op het stichtingscongres van de Derde Internationale (maart 1919) ontmoetten de vertegenwoordigers van een klein aantal, relatief zwakke partijen en groepen de overwinnende Bolsjevistische Partij. Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, die op deze bijeenkomst een ereplaats hadden moeten innemen, waren vermoord door de soldaten van de Duitse sociaal-democraat Noske.

    Het eerste Congres (van de Communistische Internationale) nam een zeer duidelijk standpunt in tegen de reactionaire pogingen om de Tweede Internationale opnieuw in zijn vooroorlogse vorm op te bouwen (Bern-Conferentie van de sociaal-democratische en onafhan­kelijke partijen in februari 1919). Ze stond tevens achter het samenbrengen van een voorhoede in een homogene, revolutionaire internationale. De manifesten van het congres stelden zonder medelijden het verraderlijke pacifisme van President Wilson en de illusie in de kapitalistische Volkenbond welke werd gesteund door de Tweede Internationale, aan de kaak. Eén van de belangrijkste resultaten die het congres behaalde, was het herstel van de marxistische scholingen over de staat als een instrument van klassenheerschappij en het blootleggen van de parlementaire democratie als de dictatuur van de burgerij over het proletariaat. De thesis van Lenin over “Democratie en Dictatuur”, die door het congres werd aanvaard, verklaart het contrarevolutionaire, burgerlijke karakter van de abstracte slogans en principes van “zuivere”, formele democratie (“vrijheid”, “gelijkheid”, enz.). Ze toonden, met het voorbeeld van de Russische ervaringen, de noodzaak het burgerlijke staatsapparaat te vernietigen en de instelling van de dictatuur van het proletariaat op basis van sovjets (arbeidersraden).

    * In 1919 was er de ervaring van de Hongaarse Revolutie. Daar viel, ten gevolge van de volledige ontbinding en verwarring van de burgerij, de macht in handen van de communisten en linkse sociaal­democraten. Maar van in haar beginperiode beschikte de Hongaarse Revolutie niet over een echte leiding. De Communistische Partij werd opgenomen in de Sociaal­-democratische Partij en bewees hiermee dat het geen werkelijke Communistische Partij was. De Hongaarse Revolutie mislukte niet alleen door de ongunstige internationale toestand, maar ook door de totale onbekwaamheid van de leiding van Bela Kun en Co (ten aanzien van het landbouwvraagstuk en de kwestie van de partijorganisatie). De Communistische Internationale, nog maar net gevormd, was in organisatorische zin nog niet sterk genoeg om een andere wending te geven aan de gebeurtenissen in Hongarije.

    * De catastrofale gevolgen van de Eerste Wereldoorlog, leidden tot een machtig ontwaken van het proletarisch klassenbewustzijn onder de massa’s. Ze begonnen in steeds sterkere mate de verraderlijke rol van de sociaal-democratische partijen te doorzien. Onder druk van hun basis, zochten een aantal oude reformistische en sociaal-pacifistische leiders (de Duitse Onafhankelijke Socialistische Partij, de Italiaanse Socialistische Partij, de Franse Socialistische Partij, de Britse Onafhankelijke Arbeiderspartij, enz.) aansluiting bij de Komintern, zonder echter terug te komen op hun centristische posities. Dit gevaar – het binnenbrengen van opportunistische tendensen in de rangen van de Komintern – werd geneutraliseerd door het Tweede Congres (1920), die de 21 punten aanvaardde, die de condities vaststelden voor het lidmaatschap van de Communistische Internationale. Deze voorwaarden betekenden een openlijke oorlogsverklaring aan dubbelzinnigheid, twijfel en het steriel sociaal-pacifïsme van de centristen en eisten een volledige breuk met alle pacifistische ideeën en illusies (zoals ontwapening, Volkenbond, internationale arbitrage, enz.). Tegen het basisprincipe van de Tweede Internationale om losse kontakten te onderhouden tussen nationaal onafhan­kelijke partijen (die elkaar soms zelfs tegenwerkten), werd het principe gesteld van de wereldpartij, opgebouwd op basis van gemeenschappelijke theorie en praktijk en met als doelstelling een gemeenschappelijke interna­tionale leiding uit te bouwen op de principes van het democratisch centralisme.

    * Deze centristische politici, die een verzoenende houding aannamen t.o.v. de Tweede Internationale en die door het Tweede Congres verhinderd waren de Komintern te vervoegen, trachtten een Twee-en-een-Halve Inter­nationale te vormen (begin 1921), een halfweg-oplossing tussen openlijk sociaal verraad en revolutie (de Austro-­Marxisten, de Duitse “Onafhankelijken”, de Franse Longuetisten, de Britse Onafhankelijke Arbeiderspartij, enz.). De Twee-en-een-Halve Internationale onder­schreef opnieuw – zoals Karl Liebknecht stelde – “de eenheid van water en vuur”, de vereniging van revolutionairen en sociale verraders in één internationale. Maar de geschiedenis biedt geen plaats voor dergelijke halfslachtige oplossingen. De Twee-en-een-Halve Inter­nationale werd verpletterd in de strijd tussen de Tweede en de Derde Internationale. Zijn revolutionaire elementen, kwamen terecht bij de Derde Internationale en zijn bureaucratische top herenigde zich in 1923 (het Hamburg Congres) met de Tweede Internationale.

    Het ultra-linkse virus

    * Het opportunistisch centrisme, dat de massa’s niet leidt maar erdoor geleid wordt, vond haar tegenpool in het ultraradicalisme. In plaats van de massa’s te winnen door samenwerking binnen hun organisaties en hun strijd en ervaringen te delen, stelde deze stroming de massa’s een ultimatum van buitenaf. Deze ultralinksen verklaarden zich tegen deelname aan parlementaire verkiezingen, voor het verlaten van de massavakbonden, voor de vorming van “zuiver” revolutionaire bonden en voor geïsoleerde actie van de voorhoede. Deze tendensen leidden in Duitsland tot de vorming van de KAP (Communistische Arbeiderspartij) in 1920. Maar zelfs de officiële Communistische Partij van Duitsland was niet in staat komaf te maken met deze avonturistische tendensen binnen haar eigen rangen. Dit werd vooral aangetoond in de loop van de gebeurtenissen van maart 1921, toen de partij, in plaats van zich te beperken tot een defensieve tactiek tegenover de aanwezigheid van de sociaal-­democratie in de regering, de geïsoleerde voorhoede leidde naar een gewapend offensief en hierbij schipbreuk leed. Maar het grootste gevaar lag in het feit dat een hele school theoretici, die zichzelf in de partij hadden genesteld, de tactieken van maart omzetten in een principe (Thalheimer, Froelich, Malsow, Koenen, enz.). Het Derde Congres veroordeelde deze ultra-linkse avonturen en bracht de slogan naar voor: “Naar de massa’s”. Hiermee erkende ze dat de eerste grote revolutionaire naoorlogse golf (1917-20) aan het terugtrekken was en er zich een adempauze voordeed, die moest gebruikt worden om de komende strijd beter en diepgaander voor te bereiden. De strategie en de tactiek van de Communistische Partij werden samengebracht in resoluties die tot op vandaag modellen zijn. Het Congres aanvaardde de “Hoofdprincipes voor de Organisatorische Ontwikkeling van de Communistische Partijen – De Methoden en de Inhoud van Hun Werk”. Ondanks het feit dat ze te mechanisch en te “Russisch” (Lenin op het Vierde Congres) waren, bevatten ze veel waardevolle suggesties, in het bijzonder aangaande de connecties tussen legaal en illegaal werk, de noodzaak van een snelle omschakeling van de ene naar de andere werkmethode, de organisatie van de pers, de vorming van fabriekscellen en dergelijke meer.

    * Het Vierde Congres (1922) herbevestigde de lessen van het Derde Congres en hield er zich concreter en diepgaander mee bezig. De NEP (Nieuwe Economische Politiek) van de Sovjet-Unie, volgend op het “oorlogscommunisme” dat moest worden ingevoerd onder de meedogenloze druk van de omstandigheden, leverde een ontzettend belangrijke ervaring op over tactische terugtrekking, zelfs na de machtsovername. Deze ervaring heeft waarschijnlijk niet alleen zijn waarde voor achterlijk Rusland, maar ook voor de meer ontwikkelde landen.

    Het Vierde Wereldcongres kon terugkijken op enorme organisatorische resultaten. In de loop van drie jaar wer­den op alle continenten en in bijna alle landen afdelingen gevormd en werd de Rode Internationale van Vakbonden opgebouwd. De Communistische Partijen van een aantal landen waren op dat ogenblik bezig machtige revoluti­onaire bewegingen te leiden.

    De nederlaag van het Italiaanse proletariaat in 1922 was geen nederlaag van de strategie en tactische methoden van de Leninistische Komintern, maar van deze van het Italiaanse maximalisme (Serrati), tegen dewelke de Komintern sinds het Tweede Wereldcongres voortdurend zware strijd had geleverd, zonder echter in staat te zijn de catastrofe af te wenden.

    * Een van de grootste prestaties van de Komintern in die dagen was de publiciteit die ze gaf aan het historisch belang van nationale bevrijdingsbewegingen in de kolonies en semi-kolonies en de steun die ze leverde aan de strijd van de slavennaties tegen imperialistische onder­drukking, een taak die de Tweede Internationale altijd verzuimd had en die door haar houding in de Eerste Wereldoorlog volledig was verraden.

    Lenins “Hoofdprincipes over de Nationale en Koloniale Kwestie” op het Tweede Congres, waren duidelijk gericht tegen elke poging een communistisch etiket te plakken op revolutionaire bevrijdingsbewegingen die in werke­lijkheid niets communistisch in zich hadden. Een tijdelijke alliantie met de nationale revolutionaire beweging werd door deze principes als noodzakelijk gezien, maar er werd ook gesteld dat de taak van de Communisten niet is met deze nationalistische partijen te versmelten, doch onder alle omstandigheden het onafhankelijke karakter van de proletarische beweging onvoorwaardelijk te verdedigen.

    De draai van 1923

    * Het jaar 1923 vertegenwoordigt een beslissend keerpunt in de geschiedenis van de Komintern. Door de NEP en de algemene uitputting van de arbeidersklasse na de enorme inspanningen en de ellende van de jaren van revolutie en burgeroorlog, was de bureaucratie in het partij- en het staatsapparaat in tussentijd zeer sterk geworden en in staat zichzelf aan een steeds hogere snelheid te ontwikkelen tot een onafhankelijke sociale macht, die als een scheidsrechter boven de klassen stond. De bureaucratie kan echter slechts politieke macht winnen door een strijd tegen de proletarische voorhoede en tegen proletarische democratie binnen de partij en de sovjets. Dit is de achtergrond van de strijd die in 1923 begon tussen Stalin en Trotski. De opkomst van de bureaucratie viel samen met de ernstige ziekte en gedwongen politieke inactiviteit van Lenin, die deson­danks in zijn laatste geschriften (in het bijzonder in het artikel “Beter Minder, Maar Beter” en in het zogenaamde Testament) duidelijk het gevaar erkende en opriep voor een strijd tegen de bureaucratisering en tegen Stalin als haar voornaamste vertegenwoordiger.

    * In Duitsland brak in 1923 een nieuwe revolutionaire crisis uit. De gevolgen van de (eerste imperialistische) oorlog, die op geen enkele manier waren opgelost, de economische crisis die slechts werd onderbroken door zeer beperkte perioden van groei, de bezetting van het Ruhrgebied door het Franse leger, de organisatie en mislukking van de “passieve weerstand” van de Duitse burgerij tegen de bezetting, de op hol geslagen inflatie van de Duitse munt, al deze oorzaken leidden tot een buitengewone verscherping van de klassentegenstellingen. Er grepen enorme massastakingen plaats. De syndicale beweging werd een kristallisatiepunt voor de revolutionaire massa’s.

    De arbeiders organiseerden zichzelf in “Gemeinschaften” (compagnieën) en begonnen zich te bewapenen. In een aantal grote bonden haalden de Communisten zelfs een meerderheid. De sociaal­democratie was in verwarring, de burgerij verdeeld. De massabeweging bereikte het kritisch punt, waarbij beslistheid en praktisch initiatief van de revolutionaire leiding om de massa’s naar de overwinning te leiden in de grootste graad vereist zijn. Maar de leiding van de Communistische Partij (Brandle, Thalheimer, Waicher, Froelich, enz.) toonden zich niet in staat hun historische taken te vervullen en bewezen daardoor dat ze slechts een sociaal-democratische leiding was met een klein laagje communistisch vernis. Ze verbond zich tot een gemeenschappelijk front met de sociaal-democratie zonder te beseffen dat het idee van een gemeenschappelijk front er een is om “tactisch terug te trekken, teneinde achteraf eens zo sterk vooruit te gaan”. Ook besefte ze niet dat op een bepaald ogenblik de overwinning van de massa’s slechts kan worden bereikt door een rechtstreekse strijd voor de macht. De leiding van de Komintern, die al tekenen van bureaucratische degeneratie vertoonde, bewees eveneens niet in staat te zijn de Communistische Partij van Duitsland op de correcte weg te leiden. Toen de Duitse burgerij uiteindelijk haar krachten bundelde, de staat van beleg afkondigde en zich voorbereidde om in het offensief te gaan, capituleerde de Communistische Partij van Duitsland zonder enige vorm van strijd. Het gevolg was een ernstige nederlaag voor het Duitse, evenals het Europese proletariaat, waardoor het Europese kapitalisme zich opnieuw kon stabiliseren.

    Gevolgen van de nederlaag van 1923

    * De nederlaag van 1923 leidde tot een ernstige interne crisis binnen de Communistische Partij van Duitsland. Een nieuwe “linkse” leiding (R. Fischer-Marlow) werd gekozen. Deze nieuwe leiding erkende echter niet dat de nederlaag van oktober beslissend was van karakter. In plaats van een terugtrekking te bevelen, ging ze voort in haar avonturisme en verhoogde daardoor de omvang van de nederlaag.

    In Bulgarije liet de Kominternsectie (onder leiding van Kolarov-Dimitrov) in 1923 zich eveneens een zeer voordelige revolutionaire situatie ontglippen. Ze trachtte dit vervolgens goed te maken door putchistische avonturen in september 1923, waadoor ze de fatale nederlaag van het Bulgaarse proletariaat veroorzaakte. Na de Duitse nederlaag nam de Komintern een politiek aan van avonturisme en breidde deze koers uit tot de hele Internationale, waarvan de nederlaag in Estland (opstand in Reval, december 1924) rechtstreeks het gevolg was.

    * In dezelfde mate dat de Duitse nederlaag de positie van het internationale proletariaat en haar voorhoede had verzwakt, werkte het versterkend voor de neiging van de sovjetbureaucratie om een onafhankelijke macht te vormen. Dit verklaart het feit dat het Vijfde Wereldcongres van de Komintern (1924) vooral de onderwerping van de Komintern aan de Russische bureaucratie betekende. De Komintern werd zelf gebureaucratiseerd en werd volledig afhankelijk gemaakt van het bureaucratische centrum in Moskou.

    * De theorie van “socialisme in één land”, die in de herfst van 1924 vooropgesteld werd door Stalin, het hoofd van de bureaucratie, stond in schrille tegenspraak met de hele theorie en praktijk van het marxisme-leninisme. Deze theorie werd voor de nieuwe sociale lagen die zich aan het vormen waren (bureaucratie, koelaks (welstellende boeren), “spetses” (specialisten) enz.) de ideologische uitdrukking van hun nationaal-begrensde belangen. Niet het internationale proletariaat, maar de bureaucratie werd beschouwd als de drager van het socialisme. De Komin­tern, gecreëerd om het instrument van de wereldrevolutie te worden, werd nu het werktuig van de nationale belangen van de Sovjetbureaucratie. Deze fundamentele tegenstelling liet haar sporen na op de toekomstige poli­tiek van de Komintern, die vanaf dan centristisch werd. Ze kwam neer op een zigzaggende, principeloze aanpassing aan de reformistische bureaucratie en burgerlijke democratie aan de ene kant en putchistisch avonturisme aan de andere kant. Al deze kenmerken werden samengebracht in haar politiek. De sociale basis van dit type van centrisme, het stabiele punt in een wereldbeweging, is de Sovjetbureaucratie

    Bureaucratisch centrisme

    * De twee methoden die de Komintern hanteerde ten overstaan van de massa’s – langs de ene kant de principeloze aanpassing aan de bestaande omstandig­heden, de burgerlijke democratie en de kleinburgerlijke reformistische partijen, en langs de andere kant de plotse en onvoorbereide oproepen aan de revolutionaire instincten van de massa’s – vonden hun wortels in de sociale positie van de Sovjet-bureaucratie (de Komintern­bureaucratie is slechts haar gehoorzaam aanhangsel). Door haar sociale aard, neigt de Sovjet-bureaucratie zich aan te passen aan de geprivilegieerde en uitbuitende delen van de Sovjetmaatschappij (koelaks, intellectuele lagen, boerenaristocratie). Toen die ontwikkeling echter een kritisch punt bereikte en deze lagen sociaal zo machtig werden dat ze de politieke privileges van de bureaucratie bedreigden, redde deze zich door een oproep te richten aan de massa’s. In werkelijkheid beroerde het slechts de proletarische massa’s (en dan nog slechts kleine delen van het proletariaat) doordat het hele staatsapparaat onbuigzaam werd ingezet (in het bijzonder de GPOE). Op internationaal vlak voelde de Sovjet- en Komintern­bureaucratie zich aangetrokken tot de kleinburgerlijke democratie. Maar wanneer door nationale oorzaken of door de logica van de gebeurtenissen de Sovjet­bureaucratie zich tegenover de kleinburgerlijke democratie zag geplaatst, trachtte ze plots de massa’s aan te zetten tot revolutionaire acties. Maar aangezien de Komintern de staatsmacht miste om haar ultimata kracht bij te zetten, bleven de massa’s passief.

    Dit verklaart langs de ene kant de pseudo-successen van de stalinistische politiek in de Sovjet-Unie (die de filisters van alle schakeringen zo imponeerden, van de reactionaire Engelse Fabians, Webbs & Co, over de Romain Rollands tot het “London-bureau” van de SAP-ILP) en langs de andere kant de catastrofale mislukkingen van de Komintern. De avonturistische koers van 1924-’25 vond haar opportunistische aanvulling in bureaucratische combines, volledig gericht tegen de belangen van de proletarische voorhoede. De vorming van de Boeren­Internationale (Kresuntern), het geflirt met de Kroatische Boeren Partij van Radick en met LaFolette in de VS (Federated Farmer-Labor Partij) zijn voorbeelden van de pogingen van de Stalinistische bureaucratie om op internationale schaal de koelaktendensen te gebruiken als tegengewicht tegen de proletarische voorhoede. Het verbond met de Kwomingtang, waarbij klassenverschillen werden genegeerd, het vertrouwen in de Engelse vakbondsbureaucratie, allemaal steunpilaren van de avonturistische koers van 1924-’25, werden de meest essentiële elementen van de openlijke opportunistische koers van 1925-’27.

    * In de periode van 1925 tot 1927 barstte de Chinese Revolutie in al haar hevigheid los. De eerste gebeurtenissen maakten het de Chinese burgerij en haar partij, de Kwomingtang mogelijk de leiding van de beweging te nemen. De Komintern verklaarde zich volledig solidair met de Kwomingtang en zijn militaire leiding (Tsjan-Kai-Tsjek). De Chinese Communistische Partij werd gedwongen af te zien van een onafhankelijke politiek en zich te verenigen met en volledig te onderwerpen aan de Kwomingtang. Alle lessen van het Tweede Wereldcongres werden overboord gegooid. Deze volledig mensjevistische politiek werd gerechtvaardigd door een formule uit de dagen van de revolutie van 1905 aan te halen: “Democratische dictatuur van hei proletariaat en de arme boeren”. Voor Lenin was deze formule een elementaire uitdrukking van het idee van een strijdende alliantie tussen het proletariaat en de arme boeren tégen de aristocratie en de liberale burgerij. Het werd daarbij afhankelijk gemaakt van elke concrete revolutionaire toestand om te bepalen welke precieze vorm deze dictatuur van de onderdrukten tegen de onderdrukkers zou aannemen. Toen echter in de lente van 1917 opportunistische tendensen binnen de Bolsjevistische Partij zich achter deze oude bolsjevistische formule trachtten te verschuilen, legde Lenin in zijn “Brieven over tactiek” (april 1917) deze formule opzij als zijnde verouderd gezien de feitelijke ontwikkelingen. Maar in de handen van het Stalinisme diende de slogan van Lenin, oorspronkelijke gericht tégen de liberale burgerij, om het proletariaat volledig te onderwerpen aan diezelfde liberale burgerij.

    Ondanks de opportunistische politiek van de Stalin-bureaucratie, die in het stof kroop voor de militaire bureaucratie en vertrouwen miste in de revolutionaire macht van het proletariaat, keerden de Chinese proletarische massa’s en arme boeren zich tot het Communisme. Ze waren vastberaden om ook in hun land een “Oktoberrevolutie’ door te voeren, wat de herverdeling van het land, de onteigening van de onteigenaars, de vernietiging van de burgerlijk-militaristische staatsmachine en haar onderwerping aan de sovjets zou betekenen.

    De Kwomingtang-burgerij, gebonden door financiekapitaal aan de landeigenaars en de rijke boeren, werkte met alle mogelijke middelen de agrarische revolutie tegen. De Chinese Communisten, die zich op aanraden van Stalin met de Kwomingtan hadden verbonden, werden aldus gehinderd om zich aan het hoofd te plaatsen van die agrarische revolutie. De boeren bleven zonder revolutionaire leiding en de Chinese revolutie werd beroofd van haar sterkste hefboom.

    Ondanks deze onderwerping aan de Chinese burgerij, liet deze laatste niets aan het toeval over en bereidde zich voor definitief af te rekenen met het “communistische gevaar”. De militaire leiding van de Kwomingtang voerde een contrarevolutionaire staatsgreep door en op een ogenblik dat Tsjang-Kai-Tsjek in Moskou nog steeds werd bejubeld als de held van de revolutie, beval hij de exekutie van duizenden Chinese proletariërs, die beroofd waren van hun macht en wapens door de Stalinistische politiek. Na het “verraad” van Tsjang Kai-Tsjek (niet tegen de klassenbelangen van de Chinese burgerij, maar tegen de stalinistische illusies), steunde de stalinistische bureaucratie de alliantie met de “linkse” Kwomingtang (Wang Ching-wei) en onderging nogmaals dezelfde bittere ervaringen als. Enkel toen de nederlaag volledig was, riep de bureaucratie de proletarische massa’s, waarvan de overgrote meerderheid vermorzeld was, tot opstand op. Het resultaat was het oproer van Kanton. Deze opstand vertoonde een putchistisch karakter en stond volledig geïsoleerd. Bijgevolg kon ze niet anders dan in een nederlaag eindigen. Opnieuw was het klassenkarakter van de Chinese Revolutie, de mogelijkheid en noodzaak sovjets te vormen en een dictatuur van het proletariaat in te stellen onmiskenbaar aangetoond en werd de criminele krankzinnigheid van de hele Stalinistische politiek onderstreept

    Opportunistische politiek

    * In de koloniale en Oost-Europese landen (Brits India, Nederlands Oost-Indië, Indonesië Japan, Korea, enz.) steunde het stalinisme in die periode de opbouw van “boeren-arbeiders partijen” (van het Kwomingtang-type) in plaats van onafhankelijke communistische partijen op te richten. Deze politiek desorganiseerde en demoraliseerde de proletarische voorhoede in die landen volledig. Samen met de catastrofale nederlaag van de Chinese Revolutie is dit de belangrijkste oorzaak van het feit dat er zich tot op vandaag de dag geen onafhankelijke proletarische partijen ontwikkelden in die landen.

    * Naast de politieke alliantie met de Kwomingtang, werd tevens een politiek bondgenootschap gesloten met de Engelse vakbondsbureaucratie, het zogenaamde “Anglo-­Russisch Comité” met als doel een interventie-oorlog te verhinderen. Terwijl de Leninistische tactiek van het eenheidsfront tot doel had de massa’s te winnen voor het Communisme, kwamen de Stalinistische bureaucraten helemaal niet in contact met de Engelse massa’s. Het Anglo-Russisch Comité beperkte zich tot zuiver bureaucratische activiteiten (conferenties, banketten, enz.). Het resultaat was een versterking van de autoriteit van de reactionaire vakbondsbureaucratie en de rechtstreekse desertie door de Derde Internationale van de Minderheidsbeweging, die zich op dat ogenblik aan het ontwikkelen was binnen de Britse vakbonden. Het reactionaire karakter van het Anglo-Russisch Comité werd duidelijk aan het licht gebracht tijdens de Engelse algemene staking van 1926, die op een schandalige manier werd verraden door de vakbondsleiders (die waren gedekt door de autoriteit van Moskou). De relaties werden niet afgebroken door de Russische bureaucratie, maar door de Engelse, eens deze laatste het ogenblik geschikt vonden.

    * In 1927 kwam de strijd van de bureaucratie tegen de proletarische voorhoede in de Sovjet-Unie op een hoog­tepunt. Tengevolge van de catastrofale resultaten van de Stalinistische politiek, die op alle punten de kritiek op de Linkse Oppositie (Trotskisten) bevestigde, nam de bureaucratie samen met de koelaks en andere kleinburgerlijke secties – scherpe maatregelen tegen de Linkse Oppositie. Deze maatregelen betekenden een ontkenning van elk principe van proletarische democratie. Uitsluiting uit de partij, ontslag, gevangenneming, verbanning, deportatie, het binnenloodsen van provocateurs in de rangen van de Oppositie, valse bewijsvoe­ring, executies, dit alles maakte de weg vrij voor de Bonapartistische dictatuur van Stalin.

    * Na de koelaks en de stedelijke bevolking te hebben gebruikt als steunpunt in de strijd tegen de Oppositie, werd de bureaucratie zelf geconfronteerd met het gevaar te worden verpletterd door deze lagen. Om hun eigen hachje te redden werd ze gedwongen zich tegen de koelaks te keren. Op internationaal vlak werd een verderzetting van de openlijk opportunistische koers eveneens onmogelijk tengevolge van de houding van de partners (beëindiging van de relaties door de Britse vakbondsbureaucratie, contrarevolutionaire staatsgreep van Tsjang Kai-Tsjek en Wang Ching-wei). Met betrekking tot de Duitse en Franse sociaal-democratie bestonden er tegenstellingen van vooral nationale en buitenlandse politieke aard. Dit waren de oorzaken die leidden tot de ommezwaai van bureaucratische onderwerping aan sociaal-democratische, vakbonds- en nationaal-democratische (Kwomingtang) bureaucratieën naar bureaucratisch ultimatisme en avonturisme.

    Zesde Wereldcongres

    * Het Zesde Wereldcongres (1928), bijeengeroepen na verloop van vier jaar, had een dubbelzinnig en contradictorisch karakter. Dit congres werd gehouden geduren­de de overgangsperiode van de ultrarechtse naar de ultralinkse koers en had tot doel de uitsluiting van de rechtervleugel voor te bereiden, die de opportunistische koers van 1925-27 niet wenste te verlaten (Boecharin, Rykov, Brandler, Thalheimer, Walcher, Froelich, Kilbom, Lovestone, enz.). Het programma, aanvaard door het Zesde Wereldcongres was van het begin tot het einde gebaseerd op eclecticisme. Het verklaarde de theorie van socialisme in één land heilig, waardoor de Komintern onherstelbaar verminkt werd.

    Het programma nam als vertrekbasis niet de huidige wereldsituatie van het kapitalisme als een geheel, waaruit de noodzaak voor de wereldrevolutie moest worden afgeleid, maar het onderzocht op een pedante en reactionaire manier de mogelijkheid om in elk land “socialisme te realiseren”, waardoor het de deur wijd openzette voor de toekomstige sociaal-patriottische degeneratie van de Komintern. Mits bepaalde beperkingen, werd voor de koloniale en de semi-koloniale landen en zelfs voor landen als Spanje, Portugal en Polen de slogan naar voren gebracht van “Democratische dictatuur van de arbeiders en de boeren”. Deze werd met dezelfde anti-leninistische inhoud (verbroedering van de klassen) gevuld als degene die de mislukking van de Chinese Revolutie had veroorzaakt. Over het vraagstuk van strategie en tactiek ging het programma niet verder dan enkel gemeenplaatsen. De echte ervaringen van de overwinning van Oktober, de vreselijke nederlagen van het proletariaat in Duitsland, Hongarije, China, enz. en de rol en het belang van de revolutionaire partijen en hun leiding werden niet geanalyseerd.

    * In de daaropvolgende periode handelde de Stalinistische bureaucratie hoofdzakelijk (maar niet uitsluitend) volgens haar andere methode, nl. het geven van bevelen aan de massa’s en het stellen van ultimata zonder enige voorbereiding. Op het hoogtepunt van de relatieve sociale vrede tijdens de toenmalige boomperiode van 1924-29, werd plots een “revolutionaire opstand” bevolen op internationaal vlak (de zgn. Derde Periode). De fatale politiek van splitsing van de vakbonden (de afkondiging van de Rode Vakbonden als onafhankelijke organisaties) werd in de praktijk gebracht. Elk pact met de sociaal-­democratie, zelfs deze van louter tijdelijke of praktisch-technische aard, werd verworpen.

    De theorie van sociaal-fascisme werd uitgevaardigd (“sociaal-democratie en fascisme zijn geen antipoden, ze zijn tweelingen” stelde Stalin) en elk verschil tussen parlementaire democratie en fascistische dictatuur werd ontkend. Terwijl de “ultralinkse avonturen” (zoals Lenin ze noemde), die zich in de eerste naoorlogse jaren hadden voorgedaan veroorzaakt waren geweest door een eerlijke revolutionaire ingesteldheid, verraadde de Stalinistische bureaucratie op schurkachtige wijze de belangen van de proletarische massa’s.

    * De ernstige economische crisis die in Amerika begon in 1929-’30, bracht een enorme schok teweeg in de kapitalistische regimes. Vooral Duitsland werd enorm getroffen. De situatie was er te vergelijken met de toestand die Lenin beschreef over het Russisch kapitalisme in 1917 als zijnde de “zwakste schakel in de keten van het kapitalisme”. De politiek van de Duitse Sociaal-democratische Partij, die zichzelf aanpaste aan de crisis van het kapitalisme (onder de slogan van “het minste kwaad”) en de bureaucratische degeneratie van de Duitse Communistische Partij, belemmerden de versterking van de beweging van de arbeidersklasse tijdens de crisis.. De kleinburgerij keerde zich tot het demagogisch fascisme, dat de burgeroorlog predikte, niet tegen de onderdrukkende burgerij, maar tegen het proletariaat. Het doel van het fascisme is de kapitalistische uitbuiting verder te zetten en te vergroten via de opheffing van alle democratische vrijheden. Maar zelfs de opkomst van deze gevaarlijke vijand van het proletariaat had gebruikt kunnen worden als hefboom voor de revolutie. De Communistische Partij van Duitsland had moeten inzien dat alle proletarische krachten moesten gebundeld worden tegen het fascisme. Maar de stalinistische bureaucratie erkende zelfs het gevaar niet, om maar te zwijgen over het in staat zijn ertegen te vechten. De absoluut krankzinnige beoordeling van de sociaal-democratie als zijnde “sociaal-fascistisch” leidde tot een toenadering tot het echte fascisme (programma van nationale en sociale bevrijding, steun voor het fascistisch referendum tegen de sociaal-democratische regering van Pruisen in 1931, enz.). Dit programma van onderwerping aan nationalistische agitatie en de bureaucratisch lafhartige ontwijking van een militaire strijd tegen de fascistische tegenstander werd weergegeven in de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie, die volledig werd bepaald door de dagelijkse beschouwingen. Deze buitenlandse politiek had de bedoeling het Duits-Frans antagonisme te onderhouden, teneinde een interventie uit het Westen in de Sovjet-Unie te kunnen uitsluiten. Fundamenteel kon de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie, die neerkwam op het uitbuiten van de verschillen tussen imperialistische machten voor haar eigen doeleinden, uiteraard volledig worden gerechtvaardigd. Maar het is een ongehoorde misdaad de belangen van de proletarische revolutie te offeren aan de buitenlandse politiek zoals ze zich van dag op dag voordoet.

    De misdadige, blinde politiek van de Duitse Communistische Partij (waarvoor de Komintern volledige verantwoordelijkheid draagt) leidde tot de beschamende nederlaag van het Duitse proletariaat. De miserabele ineenstorting van de Duitse Communistische Partij (die opnieuw werd bevestigd door het trieste resultaat van het Saar plebisciet van januari 1935) bracht het uiteindelijke bewijs dat de Komintern veranderd was van een subjectieve factor voor de wereldrevolutie in een objectief obstakel tegen de wereldrevolutie.

    Principeloze combinaties

    * De politiek van bureaucratisch ultimatisme vind zijn tegenpool in principeloze coalities met bankroete burgerlijke politici, pacifisten en novelisten (Lord Marley, Barbasse, Romain Rolland, Heinrich Mann, enz), evenals in de “Vredescongressen” georganiseerd door de Stalinisten, de Liga tegen het Imperialisme, de Vrienden van de Sovjet-Unie, enz. Het is een politiek die volledig tegenstrijdig is aan de Leninistische tactiek van het eenheidsfront voor het winnen van de proletarische massa’s. Het is een politiek die de bureaucratische bewondering voor “mensen in hoge posities” en de bureaucratische hoon voor de revolutionaire kracht van de massa’s weerspiegelt.

    * In 1934 was een nieuwe zwenking van de Kominternpolitiek noodzakelijk geworden door enerzijds de binnenlandse politieke situatie van de Sovjet-Unie en anderzijds de buitenlandse politieke gebeurtenissen waaronder de overwinning van het fascisme in Duitsland. Terwijl de leninistische tactiek van het eenheidsfront met de sociaal-democratie voordien werd gezien als “contra-revolutionair”, werd nu elke mogelijkheid om niet enkel bondgenootschappen af te sluiten met de sociaal- democratie, maar ook met haar meesters, de liberale burgerij met beide handen aangegrepen. Deze verraderlijke capitulatie aan de burgerlijke democratie kreeg de naam “Volksfront”.

    * Stalins verklaring aan de Franse premier Laval (mei 1935), dat “hij de politiek van nationale verdediging van Frankrijk volledig begreep en steunde”, geeft de desertie van de Komintern naar het kamp van het imperialisme aan. De Sovjet-diplomatie, die ondertussen de Volkenbond had vervoegd, verdedigde “collectieve veiligheid” (d.w.z. de veiligheid van de imperialistische rovers om door te gaan met roven zonder te worden gestoord), internationale arbitrage en dergelijke meer. Op die manier maakte de Komintern zich tot de steunpilaar van de oudste en meest versleten illusies waarmee het imperialisme de massa’s ontmoedigt en voorbereidt op de massaslachting, dit op een ogenblik dat de brutale aanval van Italië op Abbesinië het betekenisloze van collectieve veiligheid aantoonde. Het Zevende Wereldcongres, dat uiteindelijk in de herfst van 1935 bijeenkwam, mondde uit in de breuk met de laatste overblijfselen van de tradities van de Komintern. “Volksfront” en “Nationale Verdediging”, sociaal verraad en sociaal-chauvinisme, dit was het enige dat dit Congres – een holle, theatrale opvoering van bureaucratische marionetten – te bieden had aan de arbeidersklasse van de wereld.

    * De stalinisten vroegen in alle landen, in ruil voor hun welwillendheid het “Vaderland” te dienen, slechts één ding, nI. dat de buitenlandse politiek van het betrokken land niet zou gericht zijn tegen de Sovjet-Unie. Het militair akkoord tussen Frankrijk en de U.S .S.R. alleen al was voldoende om de Franse Stalinisten om te vormen tot de ergste chauvinisten, die de nationale verbroedering van alle klassen en van alle politieke en religieuze stromingen predikten. Het enige doel van de Britse stalinisten was de Britse burgerij ertoe over te halen mede-ondertekenaars te worden van het Frans-Sovjet akkoord Vandaag onderschrijft de Amerikaanse sectie van de Komintern reeds een oorlog van de VS tegen Japan “voor de verdediging van de Sovjet-Unie”. Hoewel een oorlog van de VS tegen Japan, indien de proletarische partij een correcte politiek zou voeren, enorme mogelijkheden zou bieden voor de proletarische wereldrevolutie, prediken de Amerikaanse Stalinisten het verzaken aan de revolu­tionaire klassenstrijd en de steun aan de Amerikaanse burgerij, de machtigste en gevaarlijkste imperialistische burgerij van de wereld. In China zijn de Stalinisten bereid het Chinese proletariaat en de arme boeren opnieuw uit te leveren in de handen van de contrarevolutionaire Tsjang Kai Tsjek, wanneer deze laatste maar bereid is zijn bajonetten te richten tegen Japan en niet tegen de Sovjet-Unie.

    In de kleine Europese landen verklaarden de Stalinisten zichzelf eveneens tot verdedigers van de “nationale onafhankelijkheid”. Ze vergaten hierbij volledig dat deze landen zèlf schakels zijn in de imperialistische keten en dat ze ook oorlog voeren meteen imperialistisch doel voor ogen. Wat Tsjechoslovakije betreft, een natie die in het bijzonder gekoesterd wordt door de Stalinisten, is dit helemaal geen nationale staat maar slechts een conglomeraat van nationaliteiten, bijeengehouden door het Franse imperialisme. Polen, Roemenie, België enz. zijn zelf onderdrukkers van nationale minderheden. Nederland, België, Portugal en andere landen hebben hun eigen kolonies die ze uitbuiten op een manier die niet moet onderdoen voor de grote imperialistische machten. De Oostenrijkse Stalinisten verklaren dat ze bereid zijn “de onafhankelijkheid van Oostenrijk” te verdedigen. Deze kunstmatige creatie die niet in staat is tot een onaf­hankelijk bestaan willen ze verdedigen indien de Oosten­rijkse burgerij (en het Frans-Engels kapitaal) de Stalinis- ten een zekere mate van legaliteit zou toestaan voor hun patriottische loyale propaganda. De Duitse Stalinisten in emigratie werden omgekeerde sociaal-patriotten. Ze vormden zichzelf om van kampioenen tegen het Vredesverdrag van Versailles tot verdedigers van het status quo, gecreëerd door datzelfde verdrag. Uit de tegenwoordige positie van de Duitse Stalinisten volgt dat ze zichzelf zullen transformeren in echte sociaal­patriotten van zodra de fascistische dictatuur in Duitsland is vervangen door een ander type van burgerlijk regime.

    Tegen dit enorme verraad van de belangen van het proletariaat, verdedigen de organisaties van de Vierde Internationale de internationale slogan om de impe­rialistische oorlog om te zetten in een burgeroorlog. Niet de verdediging van de reactionaire nationale grenzen, die decennia geleden een rem werden op elke verdere ontwikkeling, maar hun verwijdering moet gepropageerd worden. Ons doel is de vorming van de Verenigde Sovjet-republieken van Europa en van de hele wereld!

    1936


    Verklarende woorden- en namenlijst

    Organisaties:

    Tweede internationale: De Tweede Internationale of Socialistische Internationale werd opgericht in 1889 als opvolger van de Eerste Internationale die was opgericht door Marx en Engels. In 1914 steunden vrijwel al haar nationale afdelingen hun nationale bourgeoisie in plaats van de belangen van de internationale arbeidersklasse te dienen door zich te verzetten tegen de imperialistische oorlog. Gedurende de oorlog viel de Tweede Internationale dan ook uiteen. Ze werd heropgericht als een volledig reformistische Organisatie in 1923.

    Derde internationale: De Derde of Communistische Internationale werd opgericht onder leiding van Lenin als de revolutionaire opvolger van de Tweede Internationale. Ze werd opgericht in 1919. Haar eerste vier congressen ontwikkelden de ideeën van het bolsjevisme verder, maar vanaf het vijfde congres in 1924 viel ze onder controle van de stalinistische bureaucratie en bleef dit tot haar ontbinding in 1943.

    Londens Bureau (of lAG): Was een verzameling van centristische groepen in de vroege jaren ‘30.

    Boeren Internationale (of Krestintern): Werd opgericht door de Komintern in 1923, maar kende weinig succes en werd in alle stilte opgedoekt op het einde van de jaren ‘20 of begin van de jaren ‘30.

    Rode Internationale of Arbeidersvakbonden (Profintern): Werd opgericht in Moskou in 1923 als tegenvoeter van de reformistische Internationale Vakbondsfederatie.

    Linkse oppositie: Opgericht door Trotski in 1923 om de groeiende bureaucratie in de Sovjet-Unie te bestrijden. De LO werd in 1928 uit de Communistische Partij gesloten. In 1930 werd de Internationale Linkse Oppositie opgericht (ILO), die de medestanders van Trotski in een aantal landen verenigde.

    SPD: Duitse Sociaal Democratische Partij.

    KPD: Duitse Communistische Partij.

    KAPD: Een extreem linkse groep die uit de KPD werd gesloten in 1919.

    USPD: Linkse afsplitsing van de SPD in 1916. Ze splitste in het begin van de jaren ‘20, waarbij een gedeelte terugging naar de SPD en een ander deel overging naar de KP.

    KPO: Communistische rechtse oppositie. Werd gevormd door uitgesloten KPD-leden in 1929.

    SAP: Socialistische Arbeiderspartij. Was een linkse afsplitsing van de SPD in 1931. Ze werkte gedurende korte tijd samen met de Linkse Oppositie, maar dreef vanaf 1933 af naar rechts.

    ILP (Independent Labour Party): Werd opgericht in 1893 en splitste af van de Britse Labour Party in 1931. Ze werd tijdelijk aangetrokken tot het stalinisme.

    Sociaal Democraat, Sociaal Democratie: Dit waren de namen van verschillende socialistische partijen. Tot 1914, waarop de meeste sociaal democratische partijen de oorlog steunden, waren ze een synoniem van revolutionair socialisme of marxisme. Na 1914 werden ze de algemene termen voor reformistische partijen.

    Personen

    Lenin: Leider van de Russische Revolutie en stichter van de Communistische Internationale. Hij stierf in 1924.

    Trotski: Samen met Lenin leider van de Russische Revolutie. Hij organiseerde het Rode Leger en leidde het naar de overwinning in de burgeroorlog. Hij werd uit de Communistische Partij gestoten in 1927 en uit de Sovjet-Unie gebannen in 1928 door de stalinisten. Hij werd vermoord door een agent van Stalin in 1940.

    Zinovjev: Oud bolsjeviek. Eerste voorzitter van de Communistische Internationale. Hij werkte samen met Stalin en bestreed hem vervolgens op het einde van de jaren ‘20 alvorens te kapituleren. Werd geëxecuteerd na het eerste show-proces van Moskou in 1936.

    Kamenev: Oud bolsjeviek. Eens assistent van Lenin. Samen met Zinovjev werkte hij aanvankelijk mee met Stalin, om hem achtereenvolgens te bestrijden. Werd eveneens geëxecuteerd in 1936.

    Beria: Oud bolsjeviek. Werd een doorwinterd stalinist

    Molotov: Oud bolsjeviek. Werd een overtuigd stalinist.

    Stalin: Werd in 1922 verkozen tot Algemeen Secretaris van de Communistische Partij. Al snel werd hij een kneedbare spreekbuis van de bureaucratie, die zich kon ontwikkelen door de isolatie van de revolutie.

    Rykov: Oud bolsjeviek,leidde samen met Bukharin de rechtse Oppositie. Capituleerde voor Stalin in 1929. “Bekende” op zijn showproces in Moskou in 1938 en werd geëxecuteerd.

    Pollitt, Campbell, Palme-Dutt: Leiders van de Britse KP in de jaren ‘20; waren spreekbuizen van de stalinistische leiding van de Komintern.

    Bukharin: Oud bolsjeviek, ondervoorzitter van de Komintern in 1926-29. Vormde de rechtse oppositie in 1928 en werd uitgesloten in 1929. Hij capituleerde voor Stalin maar werd toch geëxecuteerd in 1938.

    Daladier. Leider van de Franse Radicale Socialistische Partij (die noch radicaal, noch socialistisch was). Was premier van Frankrijk in 1933-34 en in 1938-40.

    Noske, Scheidermann: Duitse sociaal-democratische leiders, verantwoordelijk voor het neerslaan van de Spartacus­opstand in 1919 en voor de moord op Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg.

    F.D. Roosevelt: Amerikaanse president vanaf 1932. Hij introduceerde de zgn. “New Deal”, een programma van staatsinterventie die tot doel had de economische problemen op te lossen ten einde de radicalisering onder de arbeidersklasse tegen te gaan.

    Wilson: Amerikaanse president gedurende de eerste Wereldoorlog. Belangrijkste architekt van het Vredesverdrag van Versailles.

    Liebknecht, Luxemburg: Leiders van de Spartacus-opstand te Berlijn van 1919. Ze werden vermoord in januari 1919 in opdracht van de sociaal-democratische leiders van Berlijn.

    Bela Kun: Leider van de neergeslagen Hongaarse Sovjet republiek van 1919. Hij week uit naar Moskou en werd functionaris bij de Komintern. Later werd hij een woordvoerder voor de theorie van klassencollaboratie, nl. het volksfront.

    Jean Longuet: Kleinzoon van Karl Marx; was een leider van de “pacifistische” minderheid binnen de Franse Socialistische Partij gedurende WOl. Hij was gekant tegen de oprichting van een Communistische Partij in Frankrijk.

    Thalheimer. Een schier en leider van de KPD. Samen met Brandler werd hij in 1929 uitgesloten en stichtte hij de KPO.

    Froelich: Een stichter van de KPD, later van de KPO en vervolgens van de SAP.

    Maslow: Leidde samen met Fischer en Urbahns de KPD na de uitsluiting van de rechtse Brandler-groep in 924. In 1926 steunde hij de Linkse Oppositie. Hij werd uit de KPD gesloten in 1927 en capituleerde voor het stalinisme in 928. Hij weigerde zijn heropname in de KPD en vormde de Leninbond samen met Fisher en Urbahns.

    Koenen: Was een lid van de linkervleugel van de KPD in de vroege jaren ‘20.

    Ruth Fisher. Was een stichtend lid van de Oostenrijkse Communistische Partij en werd een leider van de Duitse partij. Werd uitgesloten uit de KPD in 1927 samen met Maslow en Urbahns. Samen vormden zij daaropvolgend de Leninbond.

    Serrati: Leider van de Italiaanse Socialistische Partij. Hij woonde het Tweede Congres van de Komintern bij, waar hij zich hevig verzette tegen een onvoorwaardelijke breuk met de reformisten. Deze houding was een van de belangrijkste oorzaken van de verlamming van de Italiaanse revolutionairen gedurende de revolutionaire crisis in september 1922.

    Sidney en Beatrice Webb: Waren stichters van de Fabian Society en de belangrijkste Britse theoretici van het “geleidelijke socialisme”. In de dertiger jaren werden de Webbs verdedigers van Stalin.

    Romain Roland: Frans novelleschrijver; kantte zich tegen de Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie vanuit een pacifistisch standpunt. Later ontleende hij het prestige van zijn naam aan stalinistische literaire congressen en manifesten.

    Mann: Duits schrijver, leefde in ballingschap in Frankrijk in 1933-40.

    Kilbom: Leider van de Zweedse KP. Hij weigerde samen met de meerderheid van de KP-leiding de politiek van Stalin, die de sociaal-democratie vereenzelvigde met “sociaal-fascistisch” te aanvaarden. Hij verliet de KP en vormde een Nationaal Communistische Partij die zich tijdelijk aansloot bij het centristische Londen Bureau, om dan over te gaan naar de sociaal-democraten.

    Lovestone: Leider van de rechtervleugel van de Amerikaanse KP. Afgezet als leider en in 1929 uitgesloten.

    Andere termen

    Reichsdag: Duits parlementsgebouw; werd in brand gestoken door nazi-provocateurs in 1933.

    Verdrag van Versailles: Legde Duitsland zeer harde maatregelen op aan het einde van WO1.

    Anglo-Russisch Comité: Comité van de “linkse” bureaucratie van de Britse vakbonden en de Sovjet-afgevaardigden. Gevormd in mei 1925. Het werd gebruikt door de Britse vakbondsleiders om hun “progressiviteit” aan te tonen. Het werd opgeblazen in 1927 omdat de Britse leden, die na de nederlaag van de algemene staking van 1926 geen links masker meer nodig hadden, het Comité verlieten.

    Minderheidsbeweging: Een linkse groep binnen de Britse vakbonden, waarvan het initiatief uitging van de Communistische Partij in de jaren ‘20.

    Muzhik: Algemene benaming voor boeren in de S.U.

    Kwomingtang: Volkspartij; een burgerlijk-nationalistische partij in China.

    Centrist: een term, gebruikt door Trotski om groepen aan te duiden die zweven tussen reformisme en marxisme.

    Volkenbond: Opgezet in 1919 door de overwinnaars van WOl. Ze kende een weinig glorieus einde met het uitbreken van WOII, waarna ze vervangen werd door de Verenigde Naties.

    NEP of Nieuwe Economische Politiek: Deze politiek volgde op het zeer gecentraliseerde regime onder het oorlogscommunisme. Ze werd aangenomen als een tijdelijke maatregel om de economie na de burgeroorlog terug uit het slop te halen, door in beperkte mate terug vrijhandel toe te laten in de S.U.

    Opstand van Estland: Een staatsgreep, een avontuur van samenzweerders achter de rug van de massa’s. Zo’ n 200 gewapende communisten bestormden verschillende regeringsgebouwen. Na vier uur waren ze neergeslagen.

    GPV: Stalinistische geheime politie.

    Mensjevisme: reformistische vleugel van de Russische arbeidersbeweging.

    Revolutie van 1905: Tien maanden van revolutionaire strijd in Rusland die uitmondde in een bloederig neerslaan van de arbeidersopstand in Moskou in december 1905.

    Saar Plebiciet: Door het Verdrag van Versailles werd het steenkoolrijk Saargebied aan Duitsland ontnomen en geplaatst onder de bevoegdheid van de Volkenbond. Frankrijk kreeg controle over de koolmijnen. Het plebiciet van 1935 was een referendum waarbij overweldigend gestemd werd voor een terugkeer naar Duitsland, ondanks de oppositie van de SPD en (na een aantal koerswijzigingen) de KP, die autonomie propageerden daar in Duitsland Hitler aan de macht was gekomen.

  • Socialistische planning en arbeidersdemocratie

    Nog nooit in de geschiedenis is de productie, en dus de rijkdom zo groot geweest. Toch gaan de levensstandaard en de arbeidsomstandigheden van de meerderheid van de bevolking er voortdurend op achteruit. Onvermijdelijk leidt dit met de regelmaat van de klok tot massale bewegingen. De voordelen van een socialistische planeconomie zijn evident. Het afschaffen van de privé-eigendom van de productiemiddelen en de vervanging door gemeenschappelijke eigendom en controle door de gemeenschap over de industrie en diensten, zou het mogelijk maken de productiemiddelen aan te wenden voor sociale prioriteiten. Feitelijk is deze stap niet eens zo groot. De productie is ook onder het kapitalisme al letterlijk ín handen van de arbeidersklasse.

    Pieter Brans, Offensief Amsterdam

    De huidige kapitalistische planning is op wereldschaal al tot op een hoog niveau ontwikkeld. In grote kapitalistische ondernemingen is allang bekend welk onderdeel van een versnellingsbak wanneer in welke auto wordt gemonteerd. Zelfs sectoren van de economie zijn met het oog op het aanleveren van grondstoffen al voor een deel op elkaar afgestemd.

    Alleen op het nationale en internationale niveau is van daadwerkelijke planning geen sprake. Het is een misverstand dat op dat niveau de vrije markt regeert. Het is een jungle, maar in die jungle maken de sterksten wel degelijk onderlinge afspraken. Over de (tijdelijke) verdeling van de markten, over prijzen en over het buiten de deur houden van nieuwkomers. Maar de planning die binnen het kapitalisme plaatsvindt is tot in de puntjes geregeld.

    Kapitalistische planning is niet gericht op het vervullen van menselijke behoeften, en komt zonder enige inbreng van de bevolking tot stand. Het spreekt vanzelf in de ontwikkelde maatschappij dat men geen producten voortbrengt die geen mens wil hebben. Ook producten zonder enige kwaliteit vallen vanzelf wel door de mand. Maar het is niet de bedoeling van de productie om menselijke behoeften te vervullen, of het oordeel van de mensen erop los te laten. Kapitalisme is er uiteindelijk uitsluitend voor de winst en voor de vergroting van de winst in het volgend jaar. Een verstandige kapitalist houdt rekening met een heleboel meer, maar het getal van de winst is waarop het kapitalisme hem afrekent.

    In de oude tijden deed de kapitalist de planning zelf. Dat was in de dagen dat de eigenaar nog zelf als baas op de werkplek aanwezig was. Zijn planning bestond meestal uit: zoiets als vorig jaar, maar dan een beetje meer.

    Deze “romantische” tijden van het kapitalisme zijn allang voorbij. De kapitalistische planning gebeurt nu door kantoor-arbeiders achter computerschermen. Dat deel van de planning in de maatschappij gebeurt allang niet meer door de kapitalisten. Kapitalistische planning zit in de hoofden van een deel van de arbeidersklasse.

    Het gegeven dat de productie onder het kapitalisme al “in handen” is van de arbeidersklasse en dat de verregaande vormen van planning die onder het kapitalisme zijn ingevoerd “in de hoofden” van de arbeiders zit, maakt het gemakkelijk om de productie feitelijk over te nemen.

    Politiek is echter het “in handen nemen” van de productie een heel grote, revolutionaire stap. Duidelijk is dat de huidige eigenaren van de productiemiddelen niet alleen propaganda en politiek, maar desnoods ook geweld zullen inzetten om de macht over de productiemiddelen te behouden. Het toeeigenen van de productie ten behoeve van socialistische en democratisch georganiseerde planning is het grootste politieke vraagstuk voor de arbeidersbeweging.

    Socialisme versus Stalinisme

    Socialisme veronderstelt planning zodat de productie overeenstemt met de behoeften. Daarvoor is het wel nodig de behoeften te kunnen inschatten. Met de huidige informatietechnologie zou dat relatief eenvoudig moeten zijn. Maar hoe goed de technologie waarover men beschikt ook mag zijn, in een planeconomie is inspraak en beheer door de arbeiders, arbeidersdemocratie dus, absoluut noodzakelijk.

    Enkel de arbeiders, tegelijk producent en consument, zijn in staat in te schatten welke producten overbodig zijn, welke voldoen inzake kwaliteit,…Voor een planeconomie is arbeidersdemocratie even onontbeerlijk als zuurstof voor een mens.

    De stalinistische karikatuur van het socialisme probeerde het gebrek aan arbeidersdemocratie op te vangen door een centraal planbureau. Bureaucratie nam de plaats in van arbeidersdemocratie. In een relatief éénvoudige economie is een bureaucratische vorm van planning nog haalbaar, in een moderne economie waarin honderdduizenden producten geproduceerd worden, is dat onmogelijk. In dat geval wordt de bureaucratie die in een eenvoudige economie een relatieve rem is op de ontwikkeling van de maatschappij, een absolute rem.

    Het onvermogen tot democratische planning van de productie is de Sovjetunie in de jaren tachtig fataal geworden. In de jaren daarvoor gold dat ondanks het gebrek aan arbeidersdemocratie de economie toch nog in staat was te groeien. Wat marxisten betreft was de planeconomie in de Sovjetunie een enorme vooruitgang ten opzichte van de zwakke, kapitalistische economie van het keizerlijke Rusland. Marxisten hebben zich echter al vanaf de jaren twintig verzet tegen het gebrek aan arbeidersdemocratie. De stalinistische planning is niet waar socialisten nu voor staan.

    Hoe zouden we beslissingen nemen?

    In een socialistische maatschappij kunnen we gebruik maken van nieuwe technologie, computers en communicatiesystemen om vast te stellen welke grondstoffen en productiemiddelen aanwezig zijn en welke producten en diensten er nodig zijn.

    Moderne technologie is ook op een andere manier van vitaal belang. Welke structuren we ook zouden overeenkomen om mensen bij de besluitvorming te betrekken, ze zouden alleen werken als mensen genoeg tijd hebben om eraan deel te nemen. Met het inzetten van moderne technologie en het tewerkstellen van de werklozen, zouden we in staat zijn de werkweek te verkorten. Dat geeft iedereen de tijd om deel te nemen aan de besluitvorming en het besturen van de samenleving.

    Een groot deel van de beslissingen zouden gekozen afgevaardigden nemen, die groepen mensen in wijken of werkplekken vertegenwoordigen. Parlementairen hebben een heel andere levensstijl, maar deze mensen zouden hetzelfde inkomen en dezelfde levensgewoonten hebben als de mensen die ze vertegenwoordigen. Ze moeten ook afzetbaar zijn. Dat wil zeggen dat ze op elk moment verantwoording moeten afleggen en vervangen kunnen worden als degenen die ze verkozen niet gelukkig waren met de genomen beslissingen.

    Door nieuwe technologieën is het mogelijk om grote groepen van de bevolking te consulteren. De dagelijkse besluitvorming in bedrijven en instellingen zou in handen zijn van arbeidersraden voor dat bedrijf, voor een sector van de industrie of de dienstverlening.

    Willen we dan nog werken?

    De mens zou volgens sommigen van nature lui zijn en dus geen zin hebben om te werken als er niet de persoonlijke stimulans van de concurrentie en/of competitie zou zijn. Alsof we allemaal een eigen lap grond of een eigen atelier hebben vandaag. Integendeel, de meeste onder ons hebben juist niets. Het werk dat ze verrichten doen ze niet omdat ze gestimuleerd zijn door de vrucht van hun arbeid, maar omdat ze gedwongen zijn om een inkomen te hebben. In een socialistisch systeem zou de arbeider werken voor de collectieve rijkdom en zou de vervreemding bestreden worden door hem of haar te betrekken bij de volledige productie.

    Een hardnekkig vooroordeel is dat socialisme de “vrijheid” zou aantasten. Wij denken dat het andersom is, vandaag is enkel diegene vrij die er de middelen voor heeft. Laat ons echter meteen de kleine zelfstandige gerust stellen: we zijn niet van plan iedere bakker te nationaliseren. We zijn tegen uitbuiting, voor de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie, tegen privé-eigendom van productiemiddelen, maar niet voor de “socialisatie” van eenieders gebruiksgoederen.

    Een socialistisch systeem hoeft geen dwang te gebruiken, tenzij tegenover een handvol onverbeterlijke uitbuiters. De beperking van de vrijheid, het profiteren en uitbuiten en het onaantrekkelijk maken van de arbeid zijn niet de kenmerken van het socialisme, maar die van het kapitalisme.

    Vandaag wordt de arbeidersklasse geconfronteerd met crisis, armoede en ellende op nooit geziene schaal. Het CWI denkt dat de arbeidersklasse die problemen enkel kan oplossen als ze de samenleving langs socialistische lijnen organiseert. Onze Internationale staat in de voorste linies van die strijd.

  • Kapitalisme leidt tot crisis. Steeds weer overproductie.

    Op 20 jaar tijd is de waarde van alle goederen en diensten die we in België jaarlijks produceren meer dan verdubbeld (van 106 naar 268 miljard euro). Toch bedraagt het aantal officiële armen nu 13%, tegen 6% 20 jaar geleden. De wachtlijsten voor zorginstellingen en sociale woningen zijn nog nooit zo lang geweest en ook de werkloosheid is, ondanks de belofte van Verhofstadt, erhofstadt, ten opzichte van vorig jaar alweer met meer dan 7% gestegen. Volgens LSP creëert het kapitalisme zelf die tegenstellingen.

    Eric Byl

    In alle voorkapitalistische maatschappijen was de productie hoofdzakelijk gericht op het verwerven van nuttige goederen. Geld was hooguit een ruilmiddel. Het kapitalisme maakte het nut of de gebruikswaarde van een goed echter ondergeschikt aan haar ruilwaarde. Goederen werden louter koopwaren: niet geproduceerd voor hun nut, maar om te verkopen voor meer geld dan men erin heeft gestopt. Geld wordt het doel, de koopwaar een middel.

    Koopwaren bevatten gebruikswaarde. Die is voor iedereen verschillend, afhankelijk van de behoeften. Hoewel de gebruikswaarde de basis is voor de ruil – een roker koopt sigaretten voor hun gebruikswaarde – kan ze onmogelijk verklaren waarom een roker maar evenveel betaalt voor sigaretten als een niet-roker. Idem voor de kopers van cosmetische producten. Naast de gebruikswaarde is er dus een tweede waarde, de ruilwaarde, actief. Gebruikswaarden komen ook voor in de natuur zonder tussenkomst van menselijke arbeid. De lucht die we inademen bijvoorbeeld. Ruilwaarde wordt echter uitsluitend voortgebracht door menselijke arbeidskracht onder heel specifieke historische omstandigheden.

    Prijsvorming

    De ruilwaarde van een koopwaar wordt bepaald door de hoeveelheid arbeidstijd nodig om ze te vervaardigen. We spreken hier over gemiddeld maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd.

    Trager werken of werken met verouderde middelen voegt geen gram ruilwaarde toe, men spreekt in dat geval van overtollige arbeidstijd. De scholingsgraad is ook belangrijk. Geschoolde arbeid vergt arbeidstijd voor vorming en staat dus gelijk aan verschillende éénheden eenvoudige arbeid. De natuurlijke prijs van een koopwaar is de ruilwaarde.

    Monopolievorming en schaarste kunnen de prijs tijdelijk doen stijgen boven de natuurlijke prijs. Omgekeerd kan een hoog aanbod leiden tot een lagere dan de natuurlijke prijs. Maar dat verklaart niet waarom een tandenstoker altijd minder zal kosten dan een auto.

    Meerwaarde

    Lange tijd dacht men dat winst het resultaat was van duur verkopen wat men goedkoop aankocht. Indien dat zo is, dan zou iedereen duurder verkopen.

    Wat je wint als verkoper van één koopwaar, zou je verliezen als koper van een andere. Enkel de arbeider wordt op die manier bedot, want arbeidskracht is de enige productiekracht die meer oplevert dan haar oorspronkelijke (ruil)waarde.

    Voor machines, gebouwen en grondstoffen betaalt de kapitalist aan zijn collega een prijs die overeenstemt met de ruilwaarde nodig om die goederen te produceren. Hij maakt er winst noch verlies op, dat deed zijn collega al. Het geheim van de kapitalistische uitbuiting zit hem elders. De kapitalist koopt arbeidskracht, de capaciteit om te arbeiden, zoals iedere koopwaar aan de prijs die overeenstemt met de ruilwaarde nodig om de arbeidskracht te (re-)produceren. Dat heet de loonkost, de som van het brutoloon en dat deel van het loon dat de patroon rechtstreeks doorstort aan het RIZIV, de zogenaamde “patronale” bijdragen. Hij koopt niet het resultaat van de arbeid, maar een aantal uren arbeidscapaciteit. Hij organiseert het productieproces zodanig dat de arbeider zo snel mogelijk zijn loon heeft terugverdiend. De overblijvende tijd maakt hij gratis gebruik van de arbeidskracht. Dat noemen we de meerwaarde of de onbetaalde arbeid.

    Uitbuitingsgraad

    De verhouding tussen onbetaalde en betaalde arbeid bepaalt de uitbuitingsgraad.

    De kapitalisten proberen die voortdurend op te drijven door verlenging van de arbeidstijd of door de installatie van performantere machines, waardoor de noodzakelijke arbeidstijd – nodig om de loonkost op te brengen – vermindert. Vandaag probeert men de uitbuitingsgraad op te drijven door het filteren van dode momenten als plaspauzes of het opvangen van productiepieken door interimarbeid, etc.

    Het Nationaal Instituut voor Statistiek (NIS) geeft een overzicht van de verhouding tussen loonkosten (betaalde arbeid) en toegevoegde waarde (onbetaalde arbeid) voor het jaar 2000.

    Voor heel de industrie ontvangen bedrijven gemiddeld 100 euro onbetaalde arbeid voor iedere 60 euro betaalde arbeid, een uitbuitingsgraad van 166%. De gemiddelde loonkost per arbeider bedraagt er jaarlijks 39.594 euro of 1,6 miljoen Bfr, de toegevoegde waarde gemiddeld 65.991 euro of 2,66 miljoen Bfr. per jaar! In de Chemie bedraagt de uitbuitingsgraad 217%. In de textielsector 165%. (http://statbel. fgov.be/figures/ d422_nl.asp).

    Deze cijfers zijn gemiddelden, onder loonkost vallen ook de managerslonen. In de Benelux moeten die zich “behelpen” met gemiddeld 1,4 miljoen euro/jaar. (Vacature 2/06/2004) Niettemin helpen ze verklaren hoe Albert Frère, enige Belg op de lijst van ‘s werelds 500 rijkste mensen, een vermogen van naar schatting 1 miljard euro kon vergaren. Hij startte zijn carrière zonder diploma in de schroothandel van zijn vader. Hij is nu 77, voor ieder levensjaar heeft hij 13 miljoen euro opgestreken. Dat doe je niet met hard werken alleen.

    Overproductie

    Omdat arbeiders (en bedienden, maar dat onderscheid is kunstmatig) onbetaalde arbeid verrichten, kunnen ze nooit alle goederen opkopen die ze zelf hebben geproduceerd. De kapitalisten, een kleine krimpende minderheid, zijn daar evenmin toe in staat. We kunnen ons trouwens afvragen of ze de wegwerpprullen die ze ons willen slijten hoedanook zouden willen. Resultaat: een voortdurende neiging tot overproductie.

    Vandaag heeft dat een structureel punt bereikt. De toepassing van moderne wetenschap en techniek stoot op de beperkingen van de kapitalistische markt, die al die goederen niet kan opslorpen. We zijn terechtgekomen in wat men een depressie noemt: een lange periode van zwakke economische groei, stagnatie en weerkerende recessies die gepaard gaat met een hoge structurele werkloosheid.

    De burgerij probeert haar crisis voor zich uit te duwen door arbeiders, bedrijven en de overheid aan te zetten om vandaag al te consumeren wat ze morgen nog moeten verdienen. Dat zorgt voor een schuldenberg die onvermijdelijk moet afgebouwd worden, maar dat zou de economie totaal kunnen wurgen. Bijgevolg doet de burgerij wat elke toxicomaan zou doen: zichzelf alweer een laatste kredietshot zetten.

    De winstvoet

    De kapitalist is niet enkel geïnteresseerd in de uitbuitingsgraad, maar ook in de verhouding tussen onbetaalde arbeid en de totale hoeveelheid geïnvesteerd kapitaal. Men noemt dat de winstvoet of de hoeveelheid winst per éénheid geïnvesteerd kapitaal. Die heeft voortdurend de neiging om te dalen, waardoor steeds meer kapitaal vereist is om de winst op peil te houden.

    De concurrentiestrijd dwingt immers de kapitalist steeds performantere machines te installeren, die doorgaans duurder zijn dan hun voorgangers en op steeds kortere termijn moeten worden afgeschreven. Vandaar de dwingende vraag van het patronaat voor ploegenen continu-arbeid. Hun investering moet maximaal renderen, liefst 24 uur per dag.

    De toenemende vereiste van kapitaal voor machines gaat ten koste van hetgeen besteed wordt aan de huur van arbeidskracht, nochtans de enige productiekracht die meer waarde oplevert dan ze zelf reeds bezit.

    De burgerij probeert de winstvoet te herstellen door de uitbuitingsgraad nog verder op te drijven. Dat ondermijnt op zijn beurt de koopkracht. Kortom: de versnelde evolutie van wetenschap en techniek gaat in het kapitalistisch systeem niet gepaard met welzijn, maar met werkloosheid en ondermijning van de markt. De winstvoet is nu zo gering dat beursspeculatie dikwijls meer opbrengt. De crisis is structureel. Iedere oplossing stoot tegen de beperkingen van het kapitalisme. We moeten ons niet afvragen hoe we de doodstrijd van dit systeem kunnen rekken, maar hoe we de reële noden van arbeiders en hun gezinnen kunnen realiseren.

    LSP is voor een eerlijke verdeling van het beschikbare werk door de invoering van een 32-urenweek. We willen dat zonder loonverlies, omdat we de koopkracht niet nog verder willen ondermijnen en omdat we al meer dan genoeg onbetaalde arbeid verrichten. We hebben er niets op tegen om een deel van onze arbeid af te staan voor zorg, onderwijs en andere diensten, maar niet om de kluizen van een handvol rijken te vullen.

    Enkel een socialistische democratie is daartoe in staat.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop