Category: Dossier

  • 100 jaar geleden: de Russische revolutie van 1905

    100 jaar geleden vonden in Rusland belangrijke gebeurtenissen plaats waarbij de arbeidersklasse er het begrip opdeed dat ze een kracht vormde die in staat was om de industrie plat te leggen, het spoor te blokkeren en de energievoorziening te controleren. Hiermee kreeg de arbeidersklasse een eerste zicht op de mogelijkheid om de samenleving zelf in handen te nemen en in socialistische zin om te vormen.

    Sarah Sachs-Eldridge

    1905 was het beginpunt van de Russische revolutie. Het waren de ervaringen van dat jaar die de succesvolle omverwerping van het kapitalisme in 1917 mogelijk maakten. 100 jaar later valt nog steeds heel wat te leren uit de Russische ervaring. In dit artikel worden enkel de belangrijkste punten kort aangeraakt. Wie meer wil weten, kan steeds het boek ‘1905’ van Leon Trotski lezen (dit bestaat wel niet in het Nederlands).

    De grote lijnen van het gevecht werden reeds duidelijk na het bloedbad van ‘Bloedige Zondag’ op 9 januari (volgens de oude kalender, met de huidige kalender is dat 22 januari). De context van die strijd is cruciaal. Trotski schetst een beeld van de enorme armoede onder de boeren die de overgrote meerderheid van de bevolking vormden. In sommige regio’s leefden die op een dieet van hout en gras, daar waar kakkerlakken konden overleven werd dit gezien als een teken van relatieve rijkdom.

    Rusland kende nooit de ontwikkeling van een nationale industriële kapitalistische klasse zoals in vele West-Europese landen. De taken van de burgerlijke democratische revolutie die werden doorgevoerd met de Franse Revolutie van 1789 (zoals het opzetten van parlementaire democratie en het elimineren van feodale en semi-feodale eigendomrelaties) moesten worden doorgevoerd door de arbeidersklasse als onderdeel van haar strijd voor socialisme.

    Met de invoer van leningen van het Europese kapitaal en het opzetten van private bedrijven, kwam een deel van de boeren rechtstreeks vanuit archaïsche steden terecht in fabrieken en in centra van de moderne industrie. Trotski bestudeerde dit fenomeen en ontwikkelde de theorie van ongelijke en gecombineerde ontwikkeling. In een economisch achtergebleven land, waarbij een economisch meer ontwikkeld land een rol speelt in de industriële ontwikkeling, is het mogelijk dat bepaalde stadia worden overgeslagen die elders wel voorkomen.

    De jonge en nieuwe arbeidersklasse was geconcentreerd in werkplaatsen die veel groter waren dan die in Europa. Eén van de tegenstellingen van het kapitalisme bestaat eruit dat het diegenen die uitgebuit worden samenbrengt en daarmee de mogelijkheid schept voor zelforganisatie. Zoals we zullen zien, is de gezamenlijke ervaring van arbeiders in grote werkplaatsen één van de sleutelementen in het omverwerpen van het kapitalisme.

    ‘Bloedige zondag’

    Het revolutionaire jaar 1905 begon op 3 januari toen een staking uitbrak in één fabriek. Tegen 7 januari was de staking uitgebreid en namen er zo’n 140.000 arbeiders aan deel. Dat was een uitdrukking van de woede onder de arbeiders na de jaren van oorlog (tussen Rusland en Japan).

    De staking begon rond beperkte economische eisen, maar werd uiteindelijk een beweging van tienduizenden arbeiders en werd een politieke gebeurtenis. Op zondag 9 januari betoogden honderdduizenden arbeiders naar het Winterpaleis in Sint Petersburg. Hun eisen werden naar voor gebracht door een priester, maar inhoudelijk waren het wel socialistische slogans.

    Het eisenplatform omschreef de uitbuiting en de beledigingen waaronder de arbeiders te lijden hadden. Het bevatte een lijst met daarin allerhande zaken, van onverwarmde fabrieken tot de afwezigheid van politieke rechten onder de dictatuur van de tsaar. Er werd amnestie geëist voor politieke gevangenen, publieke vrijheden, de scheiding van kerk en staat, de 8-urendag, een degelijk loon en de geleidelijke overgang van de landbouwgrond naar de bevolking. De hoofdeis was de vorming van een Constitutionele Vergadering op basis van algemeen stemrecht.

    De betoging verliep vreedzaam, maar op iedere straathoek stonden militairen die het vuur openden. Tegen het einde van de dag waren er duizenden doden. Deze dag werd bekend onder de naam "Bloedige Zondag" en betekende het einde van de illusies van de bevolking in de goede wil van de tsaar.

    Het effect van de slachtpartij op de arbeiderklasse was bijzonder diep. Er volgde een golf van stakingen doorheen het land, waarbij iedereen in het land te maken kreeg met de acties. Trotski omschreef het als volgt: "Bij de stakingen waren zowat een miljoen mannen en vrouwen betrokken. Gedurende ongeveer twee maanden overheerste de staking het land en dat zonder enige plan, in veel gevallen zelfs zonder eisenplatform en met tussenpozen waarbij de staking stopte en opnieuw begon."

    De staking werd aanvankelijk geleid door de Vereniging van Fabrieksarbeiders (een organisatie die oorspronkelijk was opgezet door de politie) en dit rond economische eisen. De staking veranderde echter snel van karakter en werd een politieke beweging geleid door de sociaal-democraten (de sociaal-democraten waren socialisten en mogen niet verward worden met de zogenaamde sociaal-democraten in Europa vandaag die rechts zijn en in heel wat gevallen mee verantwoordelijk zijn voor de aanvallen op de arbeidersklasse). De slogans van de sociaal-democraten werden overgenomen door de massa’s.

    Heersende klasse is verdeeld

    De arbeidersklasse was niet de enige klasse die veranderingen onderging bij deze gebeurtenissen. De heersende klasse was verdeeld over haar reactie. Het tsarisme nam meer de vorm aan van een brutale militaire dictatuur. De kapitalisten anderzijds waren niet zeker over hoe ze konden reageren op de grote beweging. Ze voelden zich eerder aangetrokken tot een liberaal standpunt waarbij gehoopt werd dat de arbeiders zouden terugkeren naar de fabrieken indien op een paar punten werd toegegeven. Ze begrepen niet dat de arbeidersklasse, eens ze in beweging komt, begint te begrijpen dat ze in staat is om volledig komaf te maken met het kapitalisme waardoor enkele kruimels niet volstaan om de beweging te stoppen.

    Later op het jaar zochten de industriëlen opnieuw meer bescherming bij de politie. Deze tweestrijd tussen toegevingen en repressie onder een zwakke kapitalistische klasse, versterkte de zelfverzekerdheid van de arbeidersklasse. Een beschrijving uit die periode weerspiegelt de energie van de stakingsbeweging: "Zaak na zaak, bedrijf na bedrijf, stad na stad legt het werk neer. Het spoorpersoneel brengt de staking over, de spoorwegen zijn de kanalen waarlangs de stakingsepidemie zich verspreidt. Er worden economische eisen gesteld in ingewilligd, volledig of deels."

    Deze stakingen waren niet steeds taktisch of overdacht. Het waren vooral manifestaties van de arbeidersklasse die haar pas gevonden kracht gebruikt, net zoals Spiderman van gebouw tot gebouw gaat om zijn niet gevonden mogelijkheden te kunnen inschatten. De arbeidersklasse ontdekte dat het de kracht had om de industrie en de productie stil te leggen. Ze ontdekte zichzelf als klasse, als een kracht in de samenleving, maar ze zag nog niet de taak die voor haar lag. Staken was een uitdrukking van de macht van de klasse, maar het omverwerpen van het systeem was het enige middel om de doelstellingen blijvend te kunnen bereiken.

    Het nieuw gevonden bewustzijn van de arbeidersklasse kwam tot uiting op meetings aan de universiteiten, één van de weinige plaatsen waar vergaderingen niet illegaal waren. Mensen die voorheen nooit een unief van binnen hadden gezien, haastten zich na hun werk naar de universiteiten. "Het revolutionaire woord was aan de ondergrond ontstnapt en vulde de universiteitszalen en leslokalen, waarbij de slogans van de revolutie werden verspreid."

    Er waren in alle steden debatten over taktieken, politiek, de samenleving en economie. Vanuit deze discussies kwamen de belangrijkste ingrediënten naar voor om een succesvolle revolutie te kunnen voeren. Eens de arbeidersklasse haar eigen mogelijkheden en behoeften als klasse had begrepen, begreep de arbeidersklasse dat het voor de machtstrijd een nieuwe organisatie nodig had. Het begrip ‘Sovjet’ (arbeidersraad) ontstond in 1905 en bood de arbeidersklasse de mogelijkheid om haar acties te plannen en te coördineren.

    Strijd wordt intenser

    Op 19 september gingen de letterzetters in de drukkerij Sytin in Moskou in staking voor een kortere arbeidsdag en een hoger loon. De staking verspreidde zich snel. Tegen 24 september lagen 50 drukkerijen plat. Op 25 september werd een eisenplatform opgesteld, wat leidde tot een aanval van de politie in een poging om de staking te breken. Het was echter te laat. De bakkers en de drukkers voegden zich uit solidariteit bij de staking. Op 30 september kwamen de spoorwegarbeiders in actie. Een officiële conferentie van afgevaardigden van spoorpersoneel kwam samen om te discussiëren over pensioenfondsen en vormde zich tegelijk om tot een onafhankelijke vakbond waarbij de conferentie een politieke meeting werd.

    Het idee van een algemene staking onder de spoorarbeiders werd snel verspreid. Ondanks een wat aarzelende start, werd vanaf 7 oktober het spoornet plat gelegd in heel het land. De staking kende een snelle uitbreiding waarbij geen enkel onderdeel van het industrieel en commercieel leven over het hoofd werd gezien: energiesector, telegrafie,… Alles wat kon bewegen, deed dit niet.

    Enkel door de wil van de stakers, bewoog er soms iets op de werkplaatsen. "Als er nieuwsbulletins nodig waren voor de revolutie, gingen de drukkerijen open; de telegrafie werd gebruikt om stakingsoproepen door te sturen; treinen met afgevaardigden van de stakers reden wel."

    Op 13 oktober was er een bijeenkomst van de Sovjet. De stakingen hadden hun taak volbracht. De tegengestelde krachten stonden recht tegenover elkaar. De arbeidersklasse zag haar doelstellingen, maar er was een verdere stap van zelforganisatie noodzakelijk. De macht moest nog uit de handen van de oude heersers afgenomen worden vooraleer een nieuwe samenleving kon opgebouwd worden.

    De arbeiders zagen de Sovjet als hun regering. Het was democratisch en verantwoording verschuldigd. Het was een arbeidersorganisatie van bij het begin en haar leden begrepen dat de doelstelling was om te strijden voor de macht. Dit geheel van strijd en zelforganisatie was niet beperkt tot de steden. De boeren kenden heel wat ontbering onder de tsaar en kwamen in opstand tegen de grootgrondbezitters waarbij het land werd overgenomen. Huizen werden platgebrand en de grondrente werd geboycot.

    Oproep aan de boeren

    De Sovjet erkende dat de boeren een belangrijke bondgenoot zouden zijn voor de revolutie en politieke agitatoren organiseerden bijeenkomsten en moedigden de boeren aan om op te komen voor de afschaffing van de private eigendom van het land. Dit veroorzaakte een kloof tussen de landeigenaars en de boeren.

    Tegen augustus waren er boerencongressen. Maar de specifieke rol van de boeren betekent dat ze wel een belangrijke rol kunnen spelen in de revolutie, maar wel een ondergeschikte rol. Trotski legde uit dat de heterogene aard en de brede verspreiding van de boerenklasse maakt dat de boeren geen centrale rol kunnen spelen en steeds met de arbeidersklasse of met de heersende klasse in beweging komen. In 1905 begreep de arbeidersklasse instinctief de noodzaak om een oproep te doen aan de boeren en hen achter de vlag van de arbeidersbeweging te krijgen.

    De filmmaker Eisensteun heeft ervoor gezorgd dat het pantserschip Potemkin en haar bemanning voor eeuwig in het geheugen zal gegrift zijn. Trotski heeft ervoor gezorgd dat we de rol van het leger en de zeemacht in een revolutionaire periode begrijpen.

    Lessen voor vandaag

    Onder de belangrijkste lessen van de revolutie van 1905 zien we de noodzaak om ook het platteland te organiseren en gezamenlijke eisen naar voor te brengen die de band tussen de boeren en de stedelijke arbeidersklasse versterken; de oriëntatie naar de gewone soldaten in het leger en de noodzaak voor de arbeidersklasse om zichzelf te bewapenen om zich te verdedigen tegen de aanvallen van de kapitalistische staat.

    Deze laatste lessen werden pas getrokken uit de nederlaag van 1905. De tragische strijd van de Potemkin was één van de vele pogingen van delen van de gewapende krachten om deel te nemen aan de strijd voor de macht. In het leger en de zeemacht, waren de meest revolutionaire delen de geschoolde en technisch onderlegde soldaten die gerecruteerd werden onder de industriële arbeiders en niet zozeer onder de boeren die veelal analfabeet waren.

    Het tragische einde van het opmerkelijke jaar kwam er toen in december de troepen onder controle van het regime in staat waren om de revolutionaire krachten uit te schakelen, aangezien die op vlak van wapens minder middelen hadden. De nederlaag van 1905 werd gevolgd door een periode van reactie. Eén van de meest bittere lessen van het jaar volgde op de hoopgevende lessen over de Sovjet. De arbeider die in actie gekomen was, maar zijn gereedschap niet had ingeruild voor een wapen, kon zich niet verdedigen toen de reactionaire Zwarte Honderd een aanval uitvoerden, martelingen organiseerden en in opdracht van het regime vernieling zaaiden. Die troepen werden gerecruteerd onder de armste, meest wanhopige en ongeorganiseerde lagen die gevoed werden met leugens en vodka.

    De lessen van 1905 waren niet tevergeefs. Lenin, de leider van de Russische revolutie van 1917, omschreef de revolutionaire partij als het collectief geheugen van de arbeidersklasse. Trotski, Lenin en de Bolsjewieken hadden geleerd uit de fouten en de verwezenlijkingen van 1905 zodat ze op basis van deze ervaring sterker stonden in 1917, toen de arbeidersklasse opnieuw in opstand kwam. Ze begrepen bovendien dat de spontaneïteit en het revolutionaire instinct van de arbeidersklasse onvoldoende zijn om tot een succesvolle revolutie te komen. Een partij die in staat is om de kracht van de arbeidersklasse te kanaliseren is evenzeer van vitaal belang.

    Marxisme

    Er is nood aan een partij die zich baseert op het marxisme en die de lessen van de geschiedenis opneemt en verwerkt zodat de arbeidersklasse in de 21ste eeuw niet dezelfde fouten zal maken. 1905 leert ons hoe snel de gebeurtenissen kunnen ontwikkelen. Wij komen wereldwijd op voor de vorming van zo’n partij die in staat is om strijd vooruit te helpen. Zoals Trotski schreef in zijn ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’: "Zonder een organisatie die als gids optreedt voor de beweging, kan de energie van de massa’s verdwijnen op eenzelfde wijze als stoom verdwijnt als het niet in een piston geperst wordt. De beweging ontstaat echter niet door de piston of de stoommachine op zich, maar door de stoom."

    Het bestuderen van de gebeurtenissen in het jaar 1905 is van groot belang, maar we moeten ook begrijpen wat de verschillen zijn tussen de huidige situatie en de omstandigheden 100 jaar geleden. De snelle groei van de arbeidersklasse leidde ertoe dat het klassenbewustzijn groter was dan vandaag. Er was ook een groter vertrouwen in de noodzaak van socialisme. De meerderheid van de arbeiders vandaag zien nog niet de mogelijkheid of de dringendheid om de samenleving om te vormen in socialistische zin.

    Maar deze situatie kan niet eeuwig blijven bestaan. Door haar aard kan het kapitalisme niet voorzien in een degelijk leven voor zelfs maar de helft van de wereldbevolking. En dat ondanks de enorme middelen en de technologie die vandaag bestaat. Onze ervaringen van een leven onder een systeem dat gedreven wordt door de winst, maakt dat we de conclusie trekken dat we moeten strijden om komaf te maken met het huidig systeem.

    Een aantal mensen heeft al die conclusie getrokken. Maar velen die actief werden in de anti-oorlogsbeweging zullen zien dat onder het kapitalisme, er geen blijvend antwoord komt op oorlog en terreur. De aanvallen van het neo-liberalisme op de arbeiders hebben effecten, maar leiden er nog niet toe dat de meerderheid van de bevolking zich gedwongen voelt om op straat te protesteren. Gebeurtenissen en ervaringen bepalen het bewustzijn en een toename van de aanvallen op de levensvoorwaarden zullen gevolgen teweegbrengen.

    We zien vandaag in alle delen van de wereld massastrijd. In Nigeria bijvoorbeeld, een land waar de rijkdommen aan de bevolking ontnomen worden door multinationals die de olie dan terug verkopen aan de bevolking tegen dure prijzen, waren er het voorbije jaar stakingsacties met miljoenen deelnemers. Vanuit deze en andere ervaringen wordt de winstzucht van het systeem duidelijk en trekken meer mensen socialistische conclusies. De Democratic Socialist Movement (DSM) in Nigeria is op dit ogenblik de snelst groeiende afdeling van het Committee for a Workers’ International (CWI).

    We mogen echter niet gewoon wachten op gebeurtenissen. De omvorming van het kapitalisme tot socialisme zal niet automatisch gebeuren. Het is een proces waarbij een bewuste tussenkomst van de arbeidersklasse noodzakelijk is.

  • Trotski: Lessen van Oktober. Actueel voorwoord

    De Lessen van Oktober vormt een onmisbare inleiding tot een analyse van het stalinisme. Politiek bleek het stalinisme niets anders te zijn dan een uitdrukking van de mensjewistische stroming binnen de Russische Communistische Partij. De oude garde van Bolsjewieken, die in 1903 onder de bezielende leiding van Lenin nog de druk van het Reformisme wisten te weerstaan en een revolutionair perspectief bleven behouden, bleken in het revolutiejaar 1917, terwijl Lenin in ballingschap in Zwitserland zat, niet opgewassen tegen de druk van buitenaf.

    Peter den Haan, Rotterdam, oktober 2004.

    Terwijl Trotski, samen met Parvus in 1905 al tot de conclusie kwam dat in een economisch onderontwikkeld land de taken van de burgerlijke revolutie uiteindelijk alleen door de proletarische revolutie volbracht konden worden, bleven de Bolsjewiki lang vast houden aan een twee fasen theorie: eerst een burgerlijke revolutie, die de feodale resten in de maatschappij zou opruimen en een kapitalistische ontwikkeling op gang zou brengen. En zo zou de arbeidersklasse zich zodanig als belangrijkste factor in de samenleving ontwikkelen, zodat een proletarische revolutie mogelijk zou worden. Het was door Lenins optreden in april 1917 – toen hij aankwam op het station in Rusland en zijn Aprilstellingen publiceerde (die geheel overeenkwamen met de theorie van de Permanente Revolutie zoals die door Trotski werd genoemd) – dat de mening in de partij begon te kantelen. Niet zozeer dankzij de Russische leiding, die in eerste instantie vond dat Lenin gek was geworden, maar onder druk van de basis, die rechtstreeks de dupe was van de Volksfrontcoalitie en het voortduren van de oorlog. De enorme autoriteit van Lenin in de partij en zijn dreiging om desnoods in zijn eentje in de oppositie te gaan, zorgde ervoor dat de kritiek verstomde. Zoals later bleek, was de kritiek wel verstomd, maar niet alle leden van de oude garde hadden het precies begrepen, gezien het hardnekkige karakter van de Volksfrontpolitiek dat, na zijn dood, het beleid van de Communistische Partij en de Komintern, helaas, bleef domineren. Het maoïsme, de Chinese vorm van het stalinisme, is wat dat betreft dan ook een perfecte kopie van die volksfrontpolitiek. Het is om die reden dat we ook de inleiding van Maurice Spector, bij de heruitgave in 1937, mee publiceren. Daarin worden de ervaringen van de Spaanse Burgeroorlog en het openlijke verraad van het stalinisme blootgelegd.

    En ook heden ten dage is het voor socialisten van belang deze aspecten te bestuderen. In Nederland heeft de Socialistische Partij, van oorsprong een maoïstische sektarische afsplitsing van de KEN-ml in de jaren 1970 en – mee door het klassenverraad van de Partij van de Arbeid – nu in feite de belangrijkste oppositiepartij, het Volksfrontmodel weer uit de kast gehaald, door samenwerkingsbesprekingen met Groen Links en de PvdA te beginnen, hoewel de laatste inmiddels een volledige burgerlijke partij is geworden en alleen op 1 mei nog durft te flirten met haar oude sociaal-democratische idealen.

    Het tempo waarmee Jan Marijnissen en de overige SP-leiders naar rechts zijn opgeschoven, doet vrezen dat zij alle banden met het socialisme willen verbreken. Het dictaat dat hij inmiddels de partij oplegt, leidt ertoe dat het karakter van de partij al begint te veranderen van actiepartij in een verkiezingsmachine en oprechte marxisten voor renegaten worden uitgemaakt. Het vasthouden aan deze lijn, zo de partij begrensd te houden binnen de (on)mogelijkheden van de burgerlijke ‘democratie’ en uiteindelijk een kapitalistisch programma, kan haar groei van de afgelopen jaren doen stokken en de noodzaak van een nieuwe onafhankelijke arbeiderspartij weer op de agenda zetten. Diegenen die meer willen weten over de interne oorzaken van bureaucratisering van de Communistische Partij en de bijbehorende stalinistische methodes, wordt aangeraden Documenten van de Oppositie (’23-’24) te lezen.

  • Inleiding tot ‘De Lessen van Oktober’

    Zowel als gevolg van de omstandigheden als in opzet, was De Lessen van Oktober niet anders bedoeld dan een vlugschrift in het historisch onderzoek. En als het alleen maar dat was geweest en gebleven, dan nog zou de geleverde bijdrage van onschatbare waarde zijn geweest. Het volledige relaas van de gebeurtenissen die uitmondden in de machtsovername door de Sovjets, is nu beschikbaar in het monumentale werk van Trotski, De Geschiedenis van de Russische Revolutie (3 delen, uitgeverij Van Gennep). Maar toen de huidige tekst verscheen in 1924, werd de oktoberperiode gehuld in een diepe waas. Om slechts twee voorbeelden te noemen; de burgerlijke wereld beschouwde het succes als een gevolg van gelukkige improvisatie. Communisten, met name die in het westen, dachten om onduidelijke redenen, enkele uitzonderingen daar gelaten, dat de Bolsjewieken de revolutionaire crisis hadden overwonnen op basis van het vereiste politieke voorspellingsvermogen en door als een goed geoliede machine op te treden.

    Maurice Spector, New York, 11 januari 1937

    Dat de Russen er zelf niet in slaagden deze verwarring op te lossen, kan niet alleen zijn gekomen omdat ze het te druk hadden met de sociale heropbouw. De partijgeschiedenis van voor oktober heeft nooit te lijden gehad onder zulk een veronachtzaming. Feit is dat de analytische studie van Oktober een bedreiging vormde voor ‘gevestigde belangen’. Het bureaucratische regime dat zich na de dood van Lenin had gevestigd, had goede redenen om een nauwkeurig onderzoek van de gebeurtenissen te verhinderen.

    Lenin’s Testament had over Kamenev en Zinoviev al gezegd dat “hun aftocht in oktober niet toevallig was”. Eveneens was het niet toevallig – zoals uit de studie van oktober zou blijken – dat de gehele bolsjewistische ‘oude garde’ er niet in geslaagd was het karakter van de revolutie in 1917 in te schatten. Bewust of niet, het was om deze reden dat ze over de ervaringen van Oktober heen walsten als een gebeurtenis in de partijgeschiedenis, niet belangrijker dan andere. Voor Trotski echter was het vraagstuk van Oktober de lakmoesproef van marxistische theorie en het kaliber van de leiding. De Communistische Internationale moet de lessen van de ervaringen van Oktober in zich opnemen of roept rampspoed over zich uit. Maar de reactie was al aangevangen en de partijbureaucratie was veel meer geïnteresseerd in het verstevigen van haar nationale machtspositie. Trotski, die volgens een verklaring van Stalin “direct leiding gaf aan al het werk tot de praktische organisatie van de opstand”, werd het doelwit van een enorme lastercampagne. Niet in staat om de revolutionaire geschiedenis te negeren, begon de bureaucratie haar per decreet te vervalsen. De aanval op Lessen van Oktober, verdoezelend de ‘literaire discussie’ genoemd, werd zo een belangrijke fase in de strijd tussen stalinistisch nationalisme en leninistisch (of trotskistisch) internationalisme.

    De directe aanleiding voor de Lessen van Oktober, Trotski’s inleiding bij de uitgave van zijn verzamelde werk uit 1917, was het debacle van de Duitse Communistische beweging in 1923. In de naoorlogse jaren lag de sleutel tot de revolutie in het Westen ontegensprekelijk in de handen van Duitsland. In deze meest geïndustrialiseerde en geconcentreerde economie van Europa leidde de wurggreep van het Verdrag van Versailles ertoe dat de klassentegenstellingen regelmatig op springen stonden. Er op gebrand om haar vrijheid van handelen terug te winnen, besloot de burgerij van Duitsland om in 1923 haar politiek van ‘schadeloosstellingen’ te staken en over te gaan tot passief verzet. Toen de regering Cuno een aantal van haar betalingsverplichtingen in natura niet nakwam, beval Poincaré de bezetting van het Roergebied. Om de kosten van het verzet op te kunnen brengen, moest de centrale regering, toch al zonder reserves en kredietwaardigheid, terugvallen op de grootste inflatie in de moderne geschiedenis. Maar diegenen die hier de hoogste prijs voor moesten betalen waren niet de gesubsidieerde industriëlen uit het Roergebied, noch bankiers zoals Stinnes die een gigantisch fortuin wist te vergaren. De slachtoffers waren de middenklasse, wiens vaste inkomens genadeloos werden opgeslorpt, en de arbeidersklasse van wie de lonen tot onder het bestaansniveau werden teruggeworpen. De grondvesten van de sociale structuur scheurden, vertrouwen in de burgerlijke democratie, nooit sterk geweest, werd verpletterd; haat tegen het Verdrag van Versailles groeide torenhoog. Meer en meer keerde de massa zich naar het communisme als redder in de nood. Als zelfs na het debacle de Communistische Partij in staat was 3,7 miljoen stemmen achter zich te krijgen en haar vertegenwoordiging in de Rijksdag te laten toenemen, dan is dat in alle opzichten een aanwijzing dat de partij in 1923 in staat moet zijn geweest een doorslaggevende meerderheid van de arbeidende massa’s achter zich te verzamelen. Maar al haar acties waren er echter op gericht zich te beperken tot een coalitieregering met de linkse sociaal-democraten van het ‘rode’ Saksen. Een regering die er tijdens haar korte bestaan niet in slaagde ook maar één revolutionaire maatregel uit te vaardigen, of het moet de overeenkomst tot schadeloosstelling van de Koning van Saksen zijn! Op zeker moment slaagde de leiding er uiteindelijk toch in haar moed te verzamelen en de dag van de opstand vast te stellen. Maar Brandler maakte wat snelle berekeningen om aan te tonen dat de burgerij superieure militaire kracht had en het Centraal Comité herriep onmiddellijk de beslissing. Met behulp van de Noodtoestandwet (Belagerungszustand) wist de Rijksweer van Von Seeckt het initiatief terug te nemen, zette de ‘rode’ Saksische regering af en verbood de Communisten. Terwijl Brandler, Thalheimer en andere partijbonzen naar Moskou vluchtten, kwam het Amerikaanse kapitalisme met het Dawes-plan ten tonele en werd de situatie weer gestabiliseerd.

    Acht maanden na deze passieve overgave van de partij kwam het Vijfde Congres van de Komintern bijeen om de balans op te maken. Helaas waren haar beschouwingen niet aangejaagd door de kritische geest van Lenin, maar meer door het onverstoorbare optimisme van Voltaires Dokter Pangloss. De ‘parlementaire Saksische komedie’ werd in mooie bewoordingen veroordeeld en er waren luide protesten opdat er nooit meer een coalitie met “linkse” sociaal-democraten zou worden aangegaan. Er werd uitgebreid gesproken over het verkeerd inschatten van het ‘tempo’, kant-en-klare verloochening van het gevaar van rechts en eindeloos geblaat over een “Bolsjewisering”. Boven alles was het congres bezig om de schuld in de schoenen van Brandler te schuiven en de leiding in Moskou vrij te pleiten. De enige kwestie die het congres niet in ogenschouw nam – de kern van de zaak – was dat, zoals Trotski het stelde, ‘in de omstandigheden van het huidige tijdperk een revolutionaire situatie voor meerdere jaren verloren kan gaan in de loop van enkele dagen’.

    In zijn gehele politieke loopbaan was voor Trotski het lot van het Russische proletariaat verbonden met de vooruitzichten van de Europese revolutie. Al in 1905 had hij geconcludeerd dat in een economisch onderontwikkeld land zoals Rusland, de revolutie omstandigheden kon veroorzaken waardoor het proletariaat eerder de macht zou kunnen veroveren dan in de kapitalistische ontwikkelde landen. Het overwinnende proletariaat zou, zo stelde hij, niet stoppen bij het programma van de burgerlijke democratie. De poging om het agrarische probleem op te lossen zou leiden tot een botsing met zowel de kapitalisten als de grootgrondbezitters, wat tot het programma van het socialisme zou leiden. Net zo duidelijk als ieder ander, begreep Trotski de noodzaak van onmiddellijke en praktische binnenlandse maatregelen om de enig bestaande dictatuur te versterken. Zijn Een Nieuwe Koers tijdens de economische Sovjet crisis in 1923, was een krachtig betoog ten gunste van meer economische planning op basis van de grootst mogelijke arbeidersdemocratie. Maar Trotski realiseerde zich evenals Lenin dat uiteindelijk de overwinning van het socialisme in de Sovjetunie alleen verzekerd kon worden door de Europese revolutie. De productiekrachten waren over de nationale grenzen heen gegroeid. Ongeacht hoe groot de economische successen van de geïsoleerde arbeidersstaat ook zouden zijn, het programma van “socialisme in een land” was een kleinburgerlijk waanbeeld. Revolutionaire tegenslagen in het buitenland zouden uiteindelijk nadelig uitpakken door een steeds sterkere kapitalistische omsingeling van de Sovjetunie. De Bolsjewistische oude garde kon ook niet uitgesloten blijven van de druk op lange termijn van tegenovergestelde sociale krachten, net zomin als vorige revolutionaire leidingen die waren gedegenereerd. De redding van de revolutie vereiste de uitbreiding over haar grenzen.

    Praktisch betekende dit de noodzaak om communistische partijen te ontwikkelen, gebaseerd op de werkende massa’s en sterk genoeg om gebruik te maken van welke revolutionaire crisis dan ook om de politieke macht over te kunnen nemen. De reden dat de naoorlogse revolutionaire golf de burgerlijke staten niet had overspoeld, lag in de afwezigheid van communistische partijen die de leiding van de arbeidersbeweging konden over winnen uit de greep van de conservatieve sociaal-democratie. Hoe weinig Trotski’s nadruk op de rol van de leiding te maken heeft met het samenzweringsbeleid van het Blanquisme blijkt wel uit de resolute stellingname die hij samen met Lenin nam, om de voorstanders voor “de snelle staatsgreep’, de Putchsisten, op het Derde Congres te verslaan. In 1921 namen de leiders van de Duitse Communistische Partij het initiatief tot een gewapende opstand, gebaseerd op hun ‘theorie van de aanval’, op een moment dat het de partij ontbrak aan een massale aanhang en het revolutionaire getij afnam. Om de partij in een positie te brengen dat ze de macht kan veroveren, drong Trotski er op aan een massale aanhang op te bouwen door een realistische benadering van de dagelijkse strijd en door de politiek van het eenheidsfront. Maar in 1923 lag het probleem geheel anders. Wat nu gebeurde, was dat ondanks de kapitalistische desintegratie en een revolutionaire situatie, de communistische massapartij toch verlamd bleek te zijn. Hoe dichter bij de situatie van een revolutionaire crisis, des te duidelijker werd de crisis in de algemene leiding. Een rechtervleugel zou haar besluiteloosheid rationaliseren en uiteindelijk terechtkomen bij een verklaring dat er geen revolutionaire situatie op dat moment was. Ze zou benadrukken dat ‘de tijd aan onze kant stond’, de situatie steeds slechter zou worden en de kansen op de uiteindelijke overwinning steeds groter zouden worden.

    Het had de taak van het Vijfde Congres moeten zijn om licht te werpen op dit aspect van revolutionaire crisis. Maar helaas voor de toekomst van de Komintern, was het karakter van de Russische leiding dusdanig, dat ze enorme twijfel zaaide over of ze wel in staat en bij machte was om over de Duitsers te oordelen. Het tijdperk van het imperialisme verlangt minimaal twee onmisbare kwalificaties voor een marxistische leiding; het belang van een proletarische revolutie te begrijpen en het cruciale moment in te kunnen schatten in een revolutionaire crisis om een ommezwaai te maken van agitatie naar opstand. Echter, totdat Lenin in 1917 uit het buitenland terugkwam, had geen enkele lid van de Bolsjewistische oude garde een machtsovername of zelfs een socialistische revolutie voorzien. Hun rol was in feite nauwelijks te onderscheiden van die van de linkse sociaal-democraten. “Natuurlijk is er onder ons geen sprake van de kwestie van de ondergang van het kapitalisme, alleen van de ondergang van de autocratie en het feodalisme”, zo werd in de door Kamenev en Stalin geredigeerde Pravda in maart 1917 geschreven. Als Rusland haar democratische revolutie nog moest voltooien, dan moest het proletariaat zich loyaal beperken binnen de limiet van de slogan van de “oude Bolsjewieken” van de ‘democratische dictatuur’ in plaats van de proletarische dictatuur. De voorlopige regering moest voorwaardelijk gesteund worden in zoverre als ze annexaties afwees of vrede wist te bewerkstelligen. Alleen door de ijzeren wil van Lenin en zijn bijtende kritiek op de formule van de oude Bolsjewieken, wist de partij haar heroriëntatie te volbrengen. Door een volledige breuk met het burgerlijke regime te eisen, zette de April-stellingen de massa’s op de weg naar opstand en Sovjetmacht.

    Was de ideologische herbewapening van de partij in 1917 een groots resultaat van Lenin, haar ontwapening vanaf 1924 kan grotendeels op het conto van Stalin worden geschreven. Toen hij de Lessen van Oktober schreef kon Trotski nooit helemaal hebben voorzien dat Stalin de spil van de bureaucratie zou worden, hoewel het Testament van Lenin hierover al een duidelijke waarschuwing bevatte. Zeker had hij nooit kunnen vermoeden dat de geringste kritiek op Stalin in de loop der tijd strenger gestraft zou worden dan majesteitschennis onder de Tsaar. Of dat er een dag zou komen waarbij zowel Kamenev en Zinoviev, respectievelijk voorzitters van de Sovjet van Moskou en Leningrad, zouden sneuvelen door Stalins vuurpeloton. Pas in 1935 drong het tot Trotski door dat de Thermidor het Sovjetregime al tien jaar eerder had overgenomen. De toenemende loondifferentiatie, met rangen en privileges, was bedoeld om een nieuwe aristocratie te scheppen, nationalistisch in haar kijk op zaken en onverenigbaar met de Sovjetdemocratie. Niet alleen moest de Linkse Oppositie, de uitdrukking van de socialistische verlangens van de ongeprivilegieerde arbeidersklasse, verpletterd worden, maar ook de internationalistische (Leningradse) vleugel van de oude garde diende te worden verwijderd. De autoriteit van achtereenvolgens het Politburo, het Centraal Comité en het Partijcongres werd opgeslokt door de almachtige Secretaris-Generaal.

    De voornaamste bron van deze reactie lag in de talloze nederlagen van het wereldproletariaat; desalniettemin was het de Stalinistische Komintern die het meeste bijdroeg aan deze nederlagen. Ondanks heftige periodes van ultra linksheid, wordt Stalins algemene lijn het beste geïllustreerd door zijn opportunistische houding ten aanzien van de Duitse gebeurtenissen in 1923. Zeer karakteristiek was dat Stalin, terwijl ook hij meedeed aan het beschuldigen van Brandler en Thalheimer, achter de schermen een nagenoeg identieke politiek aanhing. In een brief aan Zinoviev en Boecharin, die eerstgenoemde in 1927 publiek maakte, schreef Stalin: ‘als vandaag in Duitsland de macht als het ware valt en de communisten haar weten te grijpen, gaan ze een zware nederlaag tegemoet. Dat is in het ‘beste’ geval. En in het slechtste geval worden ze versplinterd en enorm teruggeworpen. De hele kwestie is niet dat Brandler de massa’s wil scholen, maar dat de burgerij samen met de rechtse sociaal-democraten zeker de lessen –de demonstratie- om zal vormen tot een algeheel gevecht (op dit moment liggen alle kansen aan hun kant) en ze zal vernietigen. Natuurlijk liggen de fascisten niet te slapen, maar het is in ons belang dat zij het eerste aanvallen; dan zal de hele arbeidersklasse zich achter de communisten scharen (Duitsland is Bulgarije niet). Trouwens, volgens alle informatie die we hebben, zijn de fascisten zwak in Duitsland. Naar mijn mening moeten de Duitsers afgeremd, en niet aangespoord worden’.

    Deze directe antithese van de Lessen van Oktober, deze door en door opportunistische verklaring van Stalin zit op bijna alle punten fout. In het licht der gebeurtenissen is de conclusie dat ‘Duitsland Bulgarije niet is’ zelfs grotesk. De fascisten moeten eerst aanvallen omdat dan de arbeiders zich achter de communisten zullen scharen, maar de fascisten zijn zwak, dus… moeten de Duitsers afgeremd worden. Of het nu in Duitsland, Frankrijk of nu in Spanje is, in ieder revolutionaire situatie sinds 1923 is de strategische wijsheid van het stalinisme die van het afremmen van de massa’s geweest. De argumentatie lijkt veel op diegene die door sommige “oude Bolsjewieken” werd gebruikt tegen de opstand van 1917. Maar niet alleen dat. In de strijd tegen de permanente revolutie, greep de bureaucratie zelfs terug naar de ideologisch al verjaarde formule van het Bolsjewisme van 1905, van de ‘democratische dictatuur van het proletariaat en de boeren’. En ze kan ook ontdekt worden, in een of andere vorm, als de theorie achter het ‘blok van de vier klassen’ in de Chinese Revolutie van 1925-27, de Arbeiders,- en Boerenpartijen voor de Oriënt en het huidige Volksfront.

    De stalinistische poging om een coalitie van arbeiders en boeren op te zetten, niet om het socialisme te realiseren, maar meer om de autocratie en het feodalisme omver te werpen heeft catastrofaal uitgewerkt. Zoals in de Chinese Revolutie moest de Komintern, tot behoud van haar coalitie met de Kwomingtang, de boerenopstanden en arbeidersstakingen afremmen. De anti-trotskistische ‘theoretici’ kunnen of willen het simpele feit maar niet begrijpen dat het oude staatsapparaat kapot werd geslagen en de agrarische revolutie werd opgeslokt, niet door het Kerenski, maar door het proletarische regime. De formule van de ‘democratische dictatuur’ wordt opgelegd aan het koloniale oosten, zogenaamd om de overblijfselen van het feodalisme te vernietigen. Voor het kapitalistische westen, waar het stalinisme nu gericht is op het redden van de “overblijfselen van burgerlijke democratie’, heeft ze als wondermiddel het Volksfront verzonnen. Als er een land ter wereld was waar steun voor het Volksfront gerechtigd zou kunnen zijn, dan was het in het voornamelijk agrarische Rusland, die nog niet door de fase van de democratische revolutie was gegaan. In feite bestond daar een versie van het Volksfront – de coalitie van de Kadetten (liberalen), Sociaalrevolutionairen en Mensjewieken, aan wie Stalin en Kamenev ‘voorwaardelijke’ steun verleenden. Maar Lenin’s strategie was juist geheel gericht tegen deze alliantie met de liberale burgerij en gericht op de omverwerping van dit Volksfront. Het leninisme heeft nooit tijdelijke overeenkomsten en compromissen voor een praktisch doel verward met de uitermate andere kwestie van gezamenlijk beleid en programma. De onafhankelijke rol van het proletariaat en haar hegemonie in de klassenstrijd waren voor hem vanzelfsprekend. Ook was er in Lenins marxisme geen plaats voor een overgangsregime tussen de dictatuur van de burgerij en die van het proletariaat. Volgens hem was de staatsmacht het centrale item in iedere revolutie. Een ‘gecombineerde’ staatsvorm, de Sovjets die de arbeiders vertegenwoordigde en de Constituerende Vergadering voor de burgerlijke macht, waren voor Lenin eenvoudigweg een afwijking van het marxisme en het socialisme.

    Net als eerst in het Chinese “Blok van de Vier Klassen” wordt het Volksfront verdedigd met als argument dat het een alliantie vertegenwoordigt tussen het proletariaat en de middenklassen of de boeren. Maar het Volksfront wordt in feite alleen maar getolereerd door de burgerij omdat het proletariaat hiermee met de status quo van de kapitalistische democratie wordt verbonden. Het Volksfront staat voor burgerlijk wet en recht; ze zet de politie in tegen boeren die zich het land toe-eigenen of arbeiders die fabrieken bezetten; ze stemt voor de militaire begroting. De alliantie met de middenklassen worden niet gevormd door de vertegenwoordigers van de kleinburgerlijke partijen die afhankelijk zijn van het financiekapitaal, de Azana’s, de Daladiers en de Herriots. Onder de zware slagen van kapitalistische crisis maakt het voormalige vertrouwen in reformisme in de middenklassen plaats voor verregaande en radicale oplossingen. Als het proletariaat naar voren komt met een revolutionair programma en haar leidinggevende capaciteiten presenteert, wint ze de steun van de middenklassen. Als het proletariaat faalt, wint de demagogie van het fascisme. De strijd tegen het fascisme is niet te winnen door het corrupte en failliete regime van de burgerlijke democratie te redden. De toetssteen van de hedendaagse revolutionaire strategie is Spanje. Hier is een land dat grote overeenkomsten heeft met de toenmalige condities van de Russische Revolutie –een laat ontwikkelde burgerij, met huid en haar verbonden aan de feodale uitbuiting van het platteland, een onderdrukte boerenbevolking die te verdeeld is om de nationale leiding op zich te nemen en een actief proletariaat met onmetelijke moed en opofferingsgezindheid. Noch de Azanas, noch de bedrijfsverenigingen hebben ook maar de minste blijk van gegeven dat ze de democratische taken van de revolutie beter kunnen oplossen dan indertijd Kerenski. Maar de stalinistische bureaucratie heeft bevolen dat het een kwestie is van Democratie Tegen Fascisme en bij woord en daad doen La Pasionarias en anderen er alles aan om de proletarische revolutie te smoren.

    Sommigen zullen misschien denken dat de hamvraag achter de Lessen van Oktober erg belangrijk voor Europa is, maar wat ver af staat van de problemen van de Amerikaanse arbeider. Men kan geen grotere fout maken. De belangrijkste veranderingen in de sociale structuur van de Verenigde Staten hebben al plaatsgevonden. De crisis in de dertiger jaren bracht het Amerikaanse kapitalisme aan de rand van de afgrond. De moraal van de heersende klasse was zwaar aangetast. Het resultaat in de vorm van de New Deal, in plaats van socialistische reconstructie, was vooral het gevolg van het ontbreken van een partij van het proletariaat op het politieke toneel, krachtig genoeg geworteld in de massa’s om de revolutionaire leiding op zich te nemen. Gezien de fundamentele beperkingen van de New Deal is het ontstaan van een nieuwe crisis onvermijdelijk. Als de socialistische voorhoede van de Amerikaanse arbeidersklasse dit niet onderkent en navenante maatregelen treft, zal de geschiedenis haar niet beter behandelen dan het Duitse of Oostenrijkse proletariaat. Ons tijdperk is er een van geconcentreerde klassenstrijd; land op land wordt in de maalstroom van sociale onrust getrokken. De Duitse revolutie van 1918 is gevolgd door de Hongaarse van 1919. De Italiaanse arbeiders bezetten hun fabrieken in 1920. Er is de Duitse crisis in 1923 en de Britse algemene staking in 1926. Wenen laait op in 1927. De Chinese revolutie in de periode ’25-’27. De Duitse catastrofe in 1933; de Oostenrijke barricades; de Franse algemene staking in 1934 en de bedrijfsbezettingen. De burgeroorlog neemt Spanje in haar greep. Morgen kan het de Verenigde Staten zijn. Om een nederlaag te voorkomen, moet het proletariaat zich voorbereiden. Voor Fabians en zogenaamde linkse politici, die het socialisme zien als een wisselend gevecht voor 51% van de stemmen, is dit onbegrijpelijk –maar het gevecht om de macht is heel wat anders dan het steunen van een nieuwe wet. De straf voor politieke laksheid is in onze dagen snel en heftig. Het is niet noodzakelijk om te geloven dat de Bolsjewistische organisatie altijd als een goedlopend uurwerk draaide en een perfecte belichaming is van alle 50 paragrafen over partijopbouw van de Komintern. Maar het belichaamde wel ervaring, initiatief en opofferingsgezindheid. Het was de druk van de georganiseerde arbeiders-bolsjewieken, die Lenins overwinning in het Centraal Comité mogelijk maakte. Dat is de onontkoombare conclusie. Zonder een revolutionaire partij, getraind in het marxisme, blijven de spontane massabewegingen blind.

    Het thema van de macht wordt recentelijk behandeld door schrijvers uit de school van Mr. John Strachey. Maar hun benadering staat in schril contrast tot de Lessen van Oktober. Trotski gelooft dat het proletariaat moet leren op te passen, niet alleen voor het sociaal-democratische reformisme, maar ook voor de desastreuze politiek van de stalinistische Komintern. In zijn De komende strijd om de Macht, geeft de heer Strachey de Sociaal-democratie vernietigende kritiek, maar zeer tactvol slaagt hij er op wonderbaarlijke wijze in een hoofdstuk over de “Aard van het Communisme” te schrijven, zonder ook maar een serieuze verwijzing naar de werkelijke resultaten van de Komintern. Hierin is hij niet anders dan die andere expert op het gebied van macht, de heer Palme Dutt, die maandelijks de misdaden van de Labour Party en de Tweede Internationale van de daken schreeuwt, bij zijn lezers zo de indruk achterlatend dat alleen de Communistische Partij eeuwig subliem, oprecht en mooi is. Trotski verwerpt deze politieke smerigheden als uiterst slechte dienst aan de revolutionaire zaak. Om die reden is hij vandaag de dag weer in de minderheid en, terwijl deze woorden worden geschreven, gedwongen asiel in Mexico te zoeken. Er zijn er die vinden dat omdat Stalin de macht heeft om te vervolgen, Trotski er dus wel naast zal hebben gezeten. Tot diegenen heeft Lenin ooit gezegd: “Wij zijn geen charlatans… We moeten onszelf verlaten op het bewustzijn van de massa’s. Zelfs als het noodzakelijk is om in een minderheid te blijven, dan is dat maar zo. We moeten niet bang zijn om in een minderheid te zijn. We zullen ons werk van kritiek doorzetten om zo de massa’s te kunnen bevrijden van bedrog. Onze richting zal de juiste blijken te zijn. Alle onderdrukten zullen tot ons komen, ze hebben geen andere uitweg…”.

  • Recensie. Socialisme, What’s left?

    Het is lovenswaardig om door middel van de publicatie van een boek een bijdrage te leveren aan het socialistische debat in Nederland. De SP is eigenlijk nog de enige partij in het parlement die in theorie nog op het socialistische standpunt staat. Bovendien neemt de partij dagelijks in parlement en op straat stelling tegen de afbraak van de verzorgingsstaat en voor een menswaardig bestaan van de loonafhankelijke bevolking.

    Ron Blom, Offensief Utrecht

    De SP baseert zich daarbij op de uitgangspunten zoals geformuleerd in het SP-beginselprogramma Heel de Mens, gelijkwaardigheid, solidariteit en menselijke waardigheid. Deze humanistische uitgangspunten zijn op zich progressief, maar niet per definitie socialistisch. We vinden ze terug in het in het najaar van 2004 verschenen boek Socialisme. What’s left? Klassieke teksten ingeleid door socialisten van nu. Bij alle inleidingen, die overigens stuk voor stuk langer zijn dan de ‘klassieke’ tekstfragmenten, klinkt vooral het morele argument voor een betere maatschappij en voor een betere mens door. Het meest duidelijk is dat bij de keuze voor een tekst voor de jonge Marx, namelijk de Economisch-filosofische manuscripten, maar ook bij het afgedrukte fragment uit het Communistisch Manifest. Naast de inhoud valt er ook het nodige op te merken over de vorm.

    Rommelige opzet

    Het boek was een initiatief van senator Ronald van Raak van de Socialistische Partij, die diverse andere ‘socialisten’ betrok bij deze publicatie. Zo leidt Arjo Klamer een fragment in van de Economisch-filosofische manuscripten van Karl Marx (1844), Milo Anstadt gaat in op een tekstdeel van H.P.G. Quack uit De socialisten (1875-1897), prominent PvdA-lid Jan Pronk introduceert een gedeelte uit een tekst van Joop den Uyl met als titel Technische vooruitgang in een anonieme maatschappij (1947). De verantwoordelijkheid van intellectuelen van de Amerikaanse criticus Noam Chomsky (1966) wordt ingeleid door Peyman Jafari van de Internationale Socialisten en SP-senator Anja Meulenbelt tenslotte leidt haar eigen tekstfragment De economie van de koesterende functie (1975) in. Van Raak zelf buigt zich onder de titel ‘het morele belang van Marx’ over een tekstgedeelte van het Communistisch Manifest (1848).

    De opzet van het boek rammelt aan vele kanten. Wat is de functie van het stuk van Huub Oosterhuis getiteld De revolutie van de bijbel? Wordt de bijbel nu ook al beschouwd als een klassieke tekst van het socialisme? En zo ja, waarom daar dan geen tekstfragment van gekozen? Waarom is PvdA prominent Jan Pronk uitgenodigd voor het schrijven van een bijdrage over een tekst van Joop den Uyl? Is Den Uyl nu opeens ook een socialist? Anja Meulenbelt leidt haar eigen tekst in! Er zouden voor de tweede (!) feministische golf geen klassieke socialistische teksten voor handen zijn geweest. Quack is geen socialist! Wat is de reden om juist voor deze teksten te kiezen en niet voor andere? Wat is de samenhang tussen de gekozen teksten?

    Samensteller en inleider Ronald van Raak heeft de auteurs gevraagd om commentaar te geven op een tekst die van invloed is geweest op hun politieke denken en die naar hun opvatting nog steeds belangrijk is voor een hedendaagse socialistische politiek’. Volgens Van Raak stond ‘Den Uyl niet alleen een socialistische, maar vooral een democratische revolutie voor’ (sic). Als je de tekst van deze sociaal-democratische voorman leest kom je tot een tegenovergestelde conclusie: Den Uyl was èn is geen revolutionair èn geen socialist in de klassieke zin van het woord.

    De samensteller haalt een tekst van Marx aan, waarin in niet mis te verstane bewoordingen de volgende beoordeling van de burgerlijke kapitalistische staat gemaakt wordt: ‘De moderne staatsmacht is slechts een comité dat de gemeenschappelijke zaken van de gehele burgerklasse beheert’. Dat is wel wat andere koek dan pogen om samen met burgerlijke partijen op lokaal en mogelijk in de toekomst op nationaal niveau de staat proberen te hervormen.

    Sociaal-democratische ‘margepolitiek’

    Anstadt bekent zich in zijn inleiding tot Quack tot de sociaal-democratische beweging. En passant verwijt hij het marxisme het leven in een fantasiewereld, het geloof in een vooruitgangsoptimisme. Klassenstrijd en revolutiepogingen worden door Anstadt van de hand gewezen. Het mag dan ook niet tot verbazing leiden als we in zijn bijdrage lezen: ‘Een belangrijke opgave voor groeperingen die de beginselen van vrijheid, gelijkheid en broederschap aanhangen is, is het ondernemerschap te zuiveren van zijn parasitaire tendenties. Een andere, niet minder belangrijke taak voor hedendaagse socialisten is het bewerkstelligen van een rechtspositie voor de werknemers binnen de ondernemingen, waardoor zij meer zekerheden verwerven op termijn en waardoor ook hun zeggenschap in een redelijke verhouding komt te staan tot die van de geldelijke kapitaalverschaffers.’

    En over de EU meldt Anstadt ons: ‘Het zou goed zijn als in linkse kring de hier en daar levende koudwatervrees voor de Europese Unie overwonnen zou worden. Er zijn geen overtuigende argumenten voor de veronderstelling dat Europa geen sociale en democratische koers zou kunnen varen. De schaalvergroting die het Europees bestuur met zich meebrengt biedt daarvoor juist nieuwe mogelijkheden en kansen; deze moeten met verstand, energie en zelfvertrouwen worden benut.’

    Jan Pronk leidt de tekst in van Joop den Uyl over de democratie. Den Uyl zag weinig of niets in buitenparlementaire acties, omdat hij die gevaarlijk achtte voor de parlementaire burgerlijke democratie. Hij richtte zich hierbij vooral tegen maatschappijkritische theoretici als Herbert Marcuse en Ernest Mandel.

    Voor Den Uyl stond uitbreiding van de collectieve sector voorop, vooral van de herverdelende functie van de staat. Verder wenste hij democratisering van het bedrijfsleven (meer zeggenschap van de factor arbeid over de investeringsbeslissingen), echter zonder een algehele socialisatie te bepleiten.

    Volgens Pronk bepleitte Den Uyl ‘samenwerking, geen monopolie voor het kapitaal, geen arbeiderszelfbestuur, geen centrale planning, geen nationalisatie, maar samenwerken op voet van gelijkheid tussen overheid, kapitaalbezitters, ondernemers en vertegenwoordigers van werknemers bij de belangrijkste economische beslissingen omtrent de investeringen en de technologie.’ Terecht concludeert Pronk dat tweederde van de niet zo radicale opvattingen van Den Uyl niet meer gedeeld worden door de huidige PvdA.

    Is er een alternatief?

    Peyman Jafari, voorman van de Internationale Socialisten, neemt duidelijk stelling tegen de oorlog in Irak, tegen de opvatting van het einde van de geschiedenis en voor de antiglobaliseringsbeweging. So far, so good, maar hoe luidt het alternatief? Dat noemt hij niet.

    Oorverdovend stil blijft het na het lezen van zijn inleiding op de tekst van Chomsky als het gaat om het alternatief. Het woord socialisme komt niet voor in zijn bijdrage. Jafari spreekt nergens over de noodzaak van het opbouwen van de arbeidersbeweging en van een socialistische revolutie. Dat is toch merkwaardig in tijden waarin de behoefte aan een echt radicaal alternatief voor het kapitalisme steeds groter lijkt te worden.

    Het laatste deel van het boek bestaat uit een inleiding van Anja Meulenbelt op haar eigen tekst. Haar bijdrage behandelt de positie van de vrouw in de kapitalistische maatschappij en de relatie met de bredere arbeidersbeweging. Minpuntje van haar opgenomen tekst ‘De economie van de koesterende functie’, en dat geldt evenzeer voor veel van de andere teksten, is dat er geen verklarende tekst in de zin van noten is opgenomen. Wat voor tijdschrift was Te Elfder Ure? Waar kwam de eis van het huishoudloon vandaan?

    Socialisme: wat is het wel en wat niet

    De samensteller en de auteurs slagen er met deze rommelige publicatie niet in om een antwoord te geven op de in te titel van het boek gestelde vraag. Voor zover er iets duidelijk wordt is het dat onder socialisme vooral sociaal-democratie verstaan wordt. Niets in het boek over de historische differentiaties in de oude klassieke sociaal-democratische beweging, zoals die optraden tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. Wat is nu eigenlijk nog het verschil tussen de diverse aanhangers van het reformistische sociaal-democratische gedachtegoed en de senaatsleden van de Socialistische Partij? Het lijkt er sterk op dat we dit boek moeten zien als de volgende toenaderingspoging van de SP richting PvdA. Vergeten zijn we de verantwoordelijkheid van de sociaal-democratie voor Paars. Bovendien gaat het boek niet in op de sociaal-liberalisering van de PvdA.

    De drie uitgangspunten van het socialisme van de SP kunnen nog steeds zeer uiteenlopend geïnterpreteerd worden. Maar na het lezen van Socialisme. What’s left? Kunnen we niet anders concluderen dan dat deze door Ronald van Raak vooral als een variatie op de sociaal-democratie beschouwd wordt. Het selectief opnemen van tekstfragmenten van Marx uit het Communistisch Manifest doet daar niets aan af.

    Als leestip voor Van Raak zou ik een ander fragment uit hetzelfde geschrift aanraden. In het deel over de andere linkse stromingen rekenen Marx en zijn compagnon Friedrich Engels genadeloos af met het feodale socialisme, het kleinburgerlijke socialisme, het ‘ware’ socialisme, het conservatieve of bourgeoissocialisme en het utopisch socialisme.

    Meer dan 150 jaar later is dit klassieke tekstfragment nog steeds zeer bruikbaar om een onderscheid te maken tussen die socialisten en stromingen die louter aan symptoombestrijding doen en de andere die tot de kern van de zaak, namelijk het kapitalisme, doordringen. Het ontwikkelingstraject van de oude sociaal-democratie heeft genoegzaam aangetoond dat dit project failliet is.

  • De houding van socialisten tegenover de islam

    Hieronder publiceren we een uitgebreide tekst geschreven door Hannah Sell van de Socialist Party in Engeland en Wales. Er wordt ingegaan op de houding die socialisten innemen tegenover de islam waarbij een kritiek gegeven wordt op organisaties die bijvoorbeeld een té eenzijdige positie innemen. De Britse Socialist Workers Party (SWP) lag aan de basis van de anti-oorlogspartij Respect (met het uitgesloten Labour-parlementslid George Galloway). Die partij stelt zich geregeld voor als "de partij van de moslims". Het gebrek aan een klassenbenadering is volgens ons compleet verkeerd. Anderzijds mogen we ook niet vervallen in de positie van islamofobie (een angst of zelfs haat tegenover moslims). De ervaring van de Bolsjewieken na de Russische Revolutie daarbij is overigens interessant om de discussie te verrijken. Terwijl onderstaande tekst vanuit een Brits perspectief geschreven is, kunnen er volgens ons ook lessen uit gehaald worden voor de situatie bij ons.

    Dossier door Hannah Sell

    De afgelopen jaren is de discriminatie van Britse moslims gevoelig toegenomen. De verschrikkelijke, onmenselijke veldslag in Beslan, die de wereldbevolking met verstomming heeft geslagen, en niet in het minst de overweldigende meerderheid van moslims, versterkte ongetwijfeld de vooroordelen tegen moslims. Hannah Sell legt uit hoe socialisten Islamofobie (haat tegen islamgelovigen) aanpakken, en beschrijft de ervaringen van de Bolsjewistische Partij na de Russische Revolutie in verband met deze kwestie.

    Vandaag leven er ongeveer anderhalf tot twee miljoen moslims in Groot-Brittannië. In Londen alleen al komen zij van 50 verschillende etnische achtergronden. Eén op zeven economisch actieve moslims is werkloos, vergeleken met één op twintig onder de hele bevolking. De twee grootste moslimgemeenschappen in Groot-Brittannië op dit moment, de Pakistaanse en de Bengaalse gemeenschap, worden geconfronteerd met een stijgende armoedegraad. Bijvoorbeeld: in 1999 leefden 28% van de blanke gezinnen zonder de armoedegrens vergeleken met 41% van de Afro-Caraïbische gezinnen en 84% van de Bengaalse gezinnen.

    De geschiedenis van de moslims in Groot-Brittannië wordt gekenmerkt door armoede en discriminatie. Maar uit historisch perspectief daarentegen is de discriminatie tegen moslims slechts één van de vele facetten van racisme onder het kapitalistisch systeem. Belichaamd in vele vormen maakt racisme integraal deel uit van het kapitalisme sinds haar ontstaan. Gedurende het laatste decennium, en in toenemende mate sinds de verschrikkingen van 11 september, stellen we vast dat Islamofobie drastisch is toegenomen. Hoewel andere vormen van racisme blijven bestaan, zijn het de Moslims die vandaag de grootste vlaag van discriminatie moeten ondergaan. De Britse regering laat krokodillentranen over de toename van racisme tegen moslims en de mensen die men aanziet voor moslims. Toch is het juist het beleid van de regering die geleid heeft tot een toename met 41 pc in de ‘stop and search’ praktijken tegen Aziaten (het geselecteerd doen stoppen door de politie) door de Londense politie. Belangrijker nog, de oorlogsdeelname in Afghanistan en Irak, beide moslimslanden, ging gepaard met vernederende propaganda gericht tegen de bevolking van de twee landen. Dit werkte de toename van Islamofobie onvermijdelijk in de hand.

    De minister van Binnenlandse zaken, David Blunkett, stelde onlangs dat etnische minderheden meer moeite aan de dag moeten leggen om zich te ‘integreren’ in de Britse maatschappij, waardoor hij logischerwijze de moslim- en andere gemeenschappen beschuldigt van de toename van racisme. In werkelijkheid is het tegengestelde het geval. Hoe meer de maatschappij zich vijandig keert tegen hen, des te meer de tendens om zich te identificeren met de eigen gemeenschap zal groeien. Bijvoorbeeld: het is waar dat de grip van godsdienst en cultuur gevoelig is aangegroeid. Volgens een recente opiniepeiling, stelt 74% van de Britse moslims dat hun godsdienst een zeer belangrijke rol in hun dagelijks leven speelt (ter vergelijking: 43% onder de Hindoes en 46% van de Sikhs). We kunnen daar veel redenen voor aanbrengen, maar het lijdt geen twijfel dat vele jongere moslims, onder druk van de vooroordelen tegen de islam, geneigd zijn de verdediging van hun godsdienst op te nemen door zich ermee te identificeren.

    Daarentegen is het gewoon niet waar dat moslimjongeren in Groot-Brittannië zich uitsluitend of in hoofdzaak identificeren met hun land van afkomst, of dat van hun ouders of grootouders. Twee op drie moslims in Groot-Brittannië is onder de 25 jaar. Grootgebracht in Groot-Brittannië, bezitten ze een tweeledige identiteit: Brits, maar tegelijkertijd vervreemd van deze Britse identiteit. Deze jongeren zijn grootgebracht in een samenleving waar ze een permanente dreiging van arrestatie op basis van hun huidskleur of godsdienst voelen. Ze worden geconfronteerd met toenemende discriminatie in het onderwijs en op de werkplaats. Ze voelen ook een grote woede tegen het imperialistisch oorlogsgetrommel van de regering. Het is slechts een kleine minderheid die de verkeerde conclusie trekt dat het barbaarse massaterrorisme van reactionair-islamitische organisaties als al-Qaeda een weg vooruit bieden. In tegenstelling tot wat de populaire pers ons wil doen geloven, zijn 73 pc van de Britse moslims gekant tegen terroristische aanvallen. Tegelijkertijd werd het potentieel voor een eengemaakte beweging met moslims aangetoond in de anti-oorlogsbeweging waar honderdduizenden moslims aan deelnamen, zij aan zij met andere delen van de bevolking in de grootste betogingen ooit in het land.

    Welke houding moeten marxisten dan hebben tegenover de moslimgemeenschappen in Groot-Brittannië? Ons vertrekpunt is ons resoluut verzet tegen anti-islamistische discriminatie, en het verdedigen van de rechten van alle moslims, zonder onderscheid van klasse of positie, om in een wereld vrij van discriminatie tegen moslims te leven. Concreet betekent dit vechten voor het recht op godsdienstbeleving van de moslims, ook wat betreft de klederdracht. Oprechte marxisten hebben niets gemeen met radicaal-links in Frankrijk die weigeren de strijd tegen het verbod op het dragen van de hoofddoek door jonge moslimmeisjes op te nemen. We moeten actief het recht van iedereen verdedigen op het beleven van hun godsdienst naar keuze, of om ze niet te praktiseren, los van elke vorm van discriminatie of vooroordelen.

    Dat betekent niet dat we de hele moslimgemeenschap zien als een homogeen (waaronder niet te onderscheiden valt), progressief blok. Factoren als klasse, etnie en positie verdelen de moslimbevolking. Groot-Brittannië telt 5400 moslimmiljonairs, de meesten onder hen maken hun winsten op de kap van andere moslims. Er bestaan kleine moslimgemeenschappen die zeer rijk zijn, zoals de 88 Britse Koeweities, waarvan de meeste in het land zelf wonen, die 55 miljard pond in de Britse economie hebben geïnvesteerd. Hoewel we langs de ene kant het recht van deze miljonairs op godsdienstbeleving wars van repressie verdedigen, moeten we langs de andere kant de loontrekkende moslims trachten te overtuigen dat hun belangen lijnrecht tegenover die van deze 88 staan. We moeten hen ook uitleggen dat de weg naar bevrijding ligt in de strijd van de gehele arbeidersklasse wereldwijd, maar in de eerste plaats, gezien ze in Groot-Brittannië wonen, in de eengemaakte strijd van alle Britse arbeiders.

    Het programma dat socialisten naar voor schuiven is gericht naar het bevorderen van de klasseneenheid, met als doel het verhogen van hun zelfvertrouwen en het begrip van de objectieve situatie. Dat is waarom onze zusterpartij in Noord-Ierland (Socialist Party) steevast de strijd voor eenheid onder Protestantse en Katholieke arbeiders heeft gevoerd. Ook in het Groot-Brittannië van vandaag, ten gevolge van het reactionaire beleid van Tony Blair en zijn New Labour partij, moeten we de verdeling van de arbeiders ook hier trachten te overstijgen.

    De arbeidersstrijd in Groot-Brittannië wordt gekenmerkt voor sterke tradities van eenheid tussen moslimarbeiders en andere lagen van de arbeidersklasse. Dit vloeit voort uit de belangrijke rol die de beste voorhoede van de arbeidersbeweging heeft gespeeld in het bevechten van racisme. Het is hierdoor dat zwarte en Aziatische arbeiders, moslims inbegrepen, een sterke alliantie hebben gevormd met de arbeidersbeweging, zelf indien de meerderheid van de eersten niet afkomstig was uit de stedelijke gebieden in hun landen van herkomst. In de jaren ’70 bijvoorbeeld speelden zwarte en Aziatische arbeiders een belangrijke rol tijdens vele industriële conflicten. De strijd in Grunwick tegen de lage lonen in 1976 werd in hoofdzaak gedragen door Aziatische arbeidsters en is geworden tot een van de belangrijkste sociale conflicten uit dat decennium.

    Het is uit deze positieve tradities dat tot voorkort, moslim-arbeiders in Groot-Brittannië traditioneel nauw aanleunden bij de Labour partij. In 1992 stelde een opiniepeiling dat "moslims loyaal staan tegenover de Labour Partij omdat ze geloven dat deze partij opkomst voor de arbeidersklasse en omdat de Labour Partij veel minder racistisch is in hun houding en in de praktijk vergeleken met de Conservatieve Partij in het bijzonder." Na de algemene verkiezingen van 1997, concludeerde een opiniepeiling dat 66% van de Aziatische stemmen en 82% van de zwarte stemmen naar Labour zijn gegaan, vergeleken met het nationaal gemiddelde van 44%. Ter vergelijking: de Conservatieve Partij haalde onder de Aziatische stemmers 22%.

    Maar New Labour van vandaag vertegenwoordigt op geen enkele manier de belangen van de arbeidersklasse. In tegendeel zelfs, de partij is nu een partij van de heersende klasse, en invloed van de vakbonden binnen de partij is volledig opgelost. Het is dan ook niet verwonderlijk dat niet enkel de moslims, maar met hen ook de meerderheid van de arbeidersklasse niet langer geloven dat de Labour Partij ‘hun’ partij nog is. Deze desillusie scheert voornamelijk onder de moslimarbeiders hoge toppen. De racistische maatregelen die de regering van New Labour doorvoert, hoewel ze iets vakkundiger zijn ingepakt dan bij de Conservatieven (de Tories), hebben vele moslims zwaar teleurgesteld. De grote breuk, echter, kwam er met de oorlog tegen Irak. Het was op dit moment dat vele moslims hun steun voor de Labour partij definitief hebben ingetrokken. Een opiniepeiling, gerealiseerd voor de Europese verkiezingen, meldde dat de steun voor Labour onder moslims gevallen is van 75% bij de vorige nationale verkiezingen tot 38% op het moment van de peiling.

    Hoewel de anti-oorlogsbeweging het potentieel aantoonde van het winnen van moslimarbeiders, die teleurgesteld zijn in de Labour partij als een alternatief voor de arbeidersklasse, kan dat niet als een rechtlijnig proces worden bekeken. Een absolute voorwaarde is dat de arbeidersbeweging, ten gevolge van het verraad van New Labour, keer op keer bewijst dat ze in de praktijk bereid is te vechten tegen racisme en islamofobie. Maar de rol van socialisten ligt ook in het naar voor brengen van een socialistische klassenoriëntatie naar moslims. Het feit dat moslims zij aan zij met socialisten betoogden tegen de oorlog is een reële stap voorwaarts. Maar in discussies met moslims die tegen de oorlog zijn, kunnen we ons niet beperken tot het naar voor brengen van ons gemeenschappelijk verzet tegen de imperialistische bezetting van Irak. De discussie moet uitgebreid worden met thema’s die belangrijk zijn voor de arbeidersbeweging in Groot-Brittannië – inbegrepen een programma en een strategie tegen de privatiserings- en besparingsprogramma’s van New Labour. We moeten tevens de noodzaak van een politiek alternatief op New Labour naar voor brengen: een nieuwe massale partij die de anti-oorlogsactivisten samenbrengt met vakbondsmilitanten en miltanten tegen de besparingsprogramma’s. Zo’n partij zou alle lagen van de arbeidersklasse moeten vertegenwoordigen en organiseren.

    Gedurende deze discussies zal het soms noodzakelijk zijn gespreksonderwerpen naar voor te brengen waarover meningsverschillen bestaan tussen socialisten en sommige moslims. Bijvoorbeeld over de eis van een apart onderwijssysteem voor moslims, een eis die door meer en meer moslims wordt gedragen en een eis die te begrijpen valt als we het toenemend racisme in acht nemen. Langs de ene kant moeten we vechten tegen racisme en discriminatie op school, en opkomen voor het recht op voorzieningen voor alle studenten om hun geloof te beoefenen. Maar dit betekent niet dat we de eis voor een gescheiden islamonderwijs ondersteunen, net zoals we de eis voor andere religieuze onderwijsnetten niet steunen. We moeten daarentegen geduldig uitleggen dat deze eis enkel zal leiden tot meer segregatie en isolement van de moslimgemeenschappen, wat enkel kan leiden tot meer racisme tegen hen.

    Volgens dezelfde gedachtegang voeren we campagne voor het recht van jonge moslimvrouwen om de hoofddoek te dragen, net zoals we duidelijk moeten maken dat we ook hun recht op het niet dragen van de hoofddoek verdedigen, zelfs als dat leidt tot meningsverschillen met andere moslims.

    Repect slaat de bal mis

    Helaas is de Socialist Workers Party (SWP) zo’n houding niet toegedaan. Hun nieuw electoraal samenwerkingsverband met de parlementair George Galloway, Respect, heeft enkele electorale successen geboekt. Dit komt voornamelijk door hun oproep naar moslims. Voor de Europese verkiezingen produceerden ze een speciaal pamflet gericht naar moslims waarin Respect beschreven werd als "een partij voor moslims". Onder de hoofdtitel van het pamflet ("George Galloway – een vechter voor moslims"), schreven ze: "Gehuwd met een Palestijnse dokter, koestert hij diepgewortelde godsdienstige principes over de strijd tegen onrecht. Hij werd door Blair uit de partij gezet omdat hij weigerde zich te verontschuldigen voor zijn verzet tegen de oorlog. Onze moslimparlementairen zwegen of steunden de oorlog. Van wie van de twee wilt u dat ze uw stem zijn?"

    Het is juist om Galloways verzet tegen de oorlog te adverteren en de moslim-parlementairen te bekritiseren voor hun weigering zich tegen de oorlog te verzetten. Maar de rest van het pamflet is niet meer dan een uitermate opportunistische poging om moslims aan te spreken op basis van hun geloof. De rol van socialisten moet juist bestaan uit een poging moslims te overtuigen van socialistische ideeën, en in het bijzonder de jonge werkende moslims, die het leeuwendeel uitmaken van de moslimbevolking in Groot-Brittannië.

    Indien Respect van deze situatie gebruik zou maken om tussen te komen en Moslims te winnen voor oprecht socialistische ideeën, net zoals we dat moeten doen naar andere lagen van de arbeidersklasse, dan zou dit initiatief enkel lof verdienen. Respect maakt daarentegen een oproep naar moslims als één blok in de hoop dat ze op korte termijn electorale succes kunnen boeken. In werkelijkheid toont ervaring met de betrokkenheid van moslims in de politiek aan dat deze houding geen vruchten afwerpt. Het kan best zijn dat sommige moslim politici in New Labour zijn gestapt met het idee hun gemeenschap zo te kunnen helpen. Ervaring toont aan dat tenzij ze dat doen op basis van een socialistische oriëntatie, ze daarin schromelijk falen. Zo is het een blunder van formaat dat Galloway uitlegt dat hij zich niet kandidaat stelt tegen Mohammed Sawar, verkozen voor het parlement voor de regio Glasgow Govan, omdat deze laatste een moslim is. Sawar heeft systematisch met New Labour meegestemd. Alhoewel hij dat stramien doorbrak door tegen de oorlog te stemmen, stemde hij nadien, zelfs in aangelegenheden met betrekking tot Irak, elke keer weer mee met de regering. Het feit dat hij moslim is, betekent niet automatisch dat hij de belangen van gewone moslims verdedigt. Op lokaal vlak hebben moslim verkozenen steevast de tendens gehad afkomstig te zijn uit kleine elitaire moslimgroepen in plaats van de arbeidersklasse. Belangrijker nog, de meerderheid van hen heeft energiek het beleid van New Labour verdedigd.

    Tegelijkertijd, door haar falen om een klassenbewustzijn op te wekken onder moslims, kan Respect, indien ze deze weg blijft bewandelen, gevaarlijke verdelingen in de arbeidersbeweging tussen moslims en andere gemeenschappen teweegbrengen. Indien Respects opkomst verzilverd zal worden op basis van haar imago als moslim-partij, die de noden van de andere lagen van de arbeidersklasse niet aanspreekt, kan dat andere lagen wegjagen en racistische en verdelende ideeën versterken.

    Helaas lijkt dat de weg die Respect nu is ingeslagen. In recente lokale verkiezingen in Leicester-Zuid, kreeg Respect een aardig aantal stemmen. De kandidaat van de lijst, Yvonne Ridley, is de journalist die zich bekeerde tot de islam nadat ze was gevangen genomen door de Taliban in Afghanistan. Nogmaals deed Respect een beroep op de moslimgemeenschap op een puur religieuze basis. Het speciaal uitgebrachte pamflet was gericht naar de moslimgemeenschap en het citeerde een lokale moslimleider die stelde dat Ridley "… de enige MOSLIMkandidaat [hoofdletters aangebracht in het pamflet) was" en dat "moslims een spilrol te spelen hadden in de verkiezingen". Het pamflet gaf geen enkele andere reden om op Respect te stemmen.

    Russische Revolutie als rechtvaardiging?

    Teneinde haar politiek opportunisme in Groot-Brittannië te rechtvaardigen, heeft de SWP de geschiedenis uitgeplozen om een historisch voorbeeld te vinden die hun houding moet onderbouwen. Uit een recent artikel uit de Socialist Review door Dave Crouch is het duidelijk dat de SWP gelooft dat de houding van de Bolsjewieken onmiddellijk na de Russische Revolutie kan aangebracht worden om hun positie te ondersteunen.

    Hoewel het artikel een interessant verslag geeft van de gebeurtenissen die plaatsvonden, blijft het artikel een eenzijdige kant belichten door de zo sterk de nadruk te leggen op bepaalde deelaspecten om de houding van de SWP tegenover Respect in een goed daglicht te stellen. Hierdoor geeft het de lezers een verdraaid beeld van de zaak. In een langer artikel over hetzelfde onderwerp, gepubliceerd in het theoretisch blad van de SWP, International Socialism, in 2002, toont Crouch aan dat hij wel degelijk in staat is een meer gebalanceerd beeld van de zaak te geven. Ironisch genoeg bekritiseert hij in dat artikel een andere schrijver die hetzelfde onderwerp heeft bestudeerd omdat de laatste "de binnenlandse politiek [van de Bolsjewieken] in een quasi hermetisch afgesloten isolatie van de pré-revolutionaire maatschappij, de [revolutie van] 1917, en de stalinistische contra-revolutie" bestudeert. Maar in Socialist Review begaat hij die vergissing zelf omdat hij niet in staat is de enorme verschillen tussen de situatie voor Britse marxisten vandaag en in Rusland onmiddellijk na de revolutie, uit te leggen. Hij beperkt zich dan ook tot het stellen dat "we kunnen leren van en geïnspireerd moeten worden door de verwezenlijkingen " van de Bolsjewieken.

    Bijvoorbeeld, het is correct dat het Rode Leger deel heeft genomen aan een aantal militaire allianties met pan-islamitische krachten. Maar dit was in een periode van burgeroorlog. Meer dan één kapitalistisch leger had het land aangevallen en probeerde de eerste succesvolle arbeidersrevolutie te onderdrukken in alliantie met lokale heersende klassen, die gedomineerd werden door de grote landheren. De burgeroorlog was voornamelijk een strijd op leven en dood in de overwegend moslimregio’s van Centraal-Azië. Het is niet moeilijk te begrijpen dat de vergelijkingen met het Groot-Brittannië van vandaag zeer beperkt zijn in dat opzicht.

    Dat betekent niet dat er waardevolle lessen te trekken vallen uit het pionierswerk dat de Bolsjewieken verrichtten. Maar Crouch vertelt enkel de helft van het verhaal. Het focust vrijwel enkel op de punten waar eenheid tussen moslimleiders en Bolsjewieken bestonden, maar legt de politieke meningsgeschillen, de conflicten en de moeilijkheden die bestonden niet uit, net zoals hij ook niet uitlegt hoe de Bolsjewieken trachtten de moslimmassa’s te winnen voor een marxistisch programma. Zonder het evenwel met zoveel woorden te zeggen, geeft het artikel een volledig vertekend beeld als zou de islam van binnenuit een progressievere godsdienst zijn dan anderen omdat de godsdienst beleefd werd door de onderdrukte en gekoloniseerde volkeren en als zouden de Bolsjewieken de moslims in een fundamenteel andere manier behandeld hebben dan andere geloven.

    Terwijl Vladimir Lenin en Leon Trotski op correcte wijze de rechten van de godsdiensten van alle onderdrukte minderheden met een extreme gevoeligheid behandelden, was dit in feite slechts een onderdeel van hun houding tegenover het nationale vraagstuk. Deze houding bestond erin op elk niveau de verdeeldheid en de verschillen die er bestonden tussen verschillende lagen van de arbeidersklasse te overstijgen. Ze begrepen dat teneinde dit te kunnen bereiken, het noodzakelijk was keer op keer te demonstreren dat de Sovjet-macht de enige weg naar nationale bevrijding was voor alle onderdrukte lagen die het ex-tsaristisch rijk telde. Lenin bestempelde dit rijk als een "gevangenis der naties". Deze houding ging geenszins gepaard met het minder benadrukken van de noodzaak van de eenheid van de arbeidersklasse wereldwijd. Indien er toegevingen werden gedaan aan nationalistische krachten werd openlijk en op een eerlijke manier uitgelegd waarom die toegevingen noodzakelijk waren. Tezelfdertijd gingen de Bolsjewieken gewoon voort met het naar voren schuiven van een marxistisch programma onder de massa’s van de onderdrukte gebieden.

    Dit alles moet in zijn context worden gezien. De Bolsjewieken verrichtten hun werk onder fenomenaal moeilijke omstandigheden. Ondanks het potentieel voor succesvolle revoluties in andere landen, kenden deze revoluties een nederlaag en alzo bleef de eerste arbeidersstaat ut de geschiedenis geïsoleerd in een economisch achtergebleven land dat in hoofdzaak nog steeds bestond uit een boerenproductie. Uiteindelijk waren het deze factoren die leidden tot de opkomst van het stalinisme en het vernietigen van de arbeidersdemocratie door een monsterachtige bureaucratie.

    Deze extreem uitzonderlijke omstandigheden – waar het overleven van de revolutie letterlijk aan een zijden draadje hing – dwong de arbeidersstaat toegevingen op alle vlakken te doen. In 1921, wanneer het duidelijk werd dat een succesvolle revolutie in een ander land niet op korte termijn ter hulp zou schieten en op het moment dat er massale ontberingen waren in het land, werd Lenin gedwongen om de Nieuwe Economische Politiek voor te stellen die onder andere voorzag in toegevingen aan de markteconomie. Deze overweldigende materiële moeilijkheden hadden onvermijdelijk een effect op de mogelijkheden van de arbeidersstaat om haar politiek in een hele waaier van beleidsdomeinen door te voeren.

    Desalniettemin was de houding van Lenin en Trotski in het bijzonder in verband met de rechten van nationale, religieuze en etnische minderheden een lichtend voorbeeld in de manier waarop met een principiële manier extreme gevoeligheid aan de dag moet worden gelegd wat betreft de nationale verzuchtingen van de nationale minderheden.

    Het recht op zelfbeschikking der naties

    De houding van de Bolsjewieken tegen de moslimbevolking kwam niet in eerste instantie voort uit de kwestie van religie op zich, maar veeleer uit de kwestie hoe godsdienst verweven was met het recht op zelfbeschikking der naties. De eenmaking van landen en een oplossing voor het nationale vraagstuk is een van de hoofddoelstellingen van de burgelijk-democratische revolutie, samen met de vernietiging van de feodale en semi-feodale verhoudingen in het land en samen met de invoering van een burgerlijk [-parlementaire, nvdr] democratie. In tsaristisch Rusland, die een semi-feodale absolutistische monarchie was, was deze taak nooit voleindigd geweest. De Bolsjewieken begrepen dat, gezien de onderontwikkeling van de burgerij als klasse is Rusland en haar panische angst voor revolutionaire bewegingen van de arbeidersklasse, de Russische burgerij totaal niet in staat was de taken van haar eigen revolutie tot een goed einde te brengen.

    Het was Trotski die als eerste, met zijn theorie van de permanente revolutie, tot de conclusie kwam dat deze taak dan ook op de schouders van de arbeidersklasse viel. De arbeidersklasse zou op haar beurt de boeren enthousiasmeren en ze achter haar krijgen. Trotski legde uit dat, hoewel het belang van de boerenstand niet te verwaarlozen valt, de boeren, gezien hun heterogeniteit en hun fysische spreiding, niet in staat waren om onafhankelijk op te treden, maar dat ze altijd of achter de heersende klasse of achter de arbeidersklasse zou getrokken worden.

    Trotski stelde verder dat de arbeidersklasse het niet bij de taken van de burgerlijk-democratische revolutie zou laten, maar dat ze onmiddellijk zou overgaan tot de taken van de socialistische revolutie en dat op een "ononderbroken" manier. Later trok Lenin dezelfde conclusies, uiteengezet in de Apriltheses van 1917. Tijdens de revolutie van 1917, ging de arbeidersklasse inderdaad onmiddellijk over van de taken van de burgerlijk-democratische revolutie tot het begin van de socialistische revolutie.

    Deze taken waren immens veel groter in de gebieden van het ex-tsaristisch rijk dan in Rusland zelf. Hoewel de verschillende regio’s allen hun eigen karakteristieken hadden, waren deze regio’s in het algemeen economisch extreem onderontwikkeld en bestonden de bevolkingen in hoofdzaak uit arme boeren. De liberale burgerij, zwak en laf in Rusland, was virtueel onbestaande in de meeste van deze regio’s. De arbeidersklasse, waar ze bestond, bestond in hoofdzaak uit Russische uitwijkelingen, en het weinige aantal leden dat de Bolsjewieken daar hadden, kwamen dan ook voornamelijk uit deze lagen voort. Al deze factoren waren bijzonder pijnlijk in Centraal-Azië, die hoofdzakelijk bevolkt werd door moslims. Deze karakteristieken waren het resultaat van de feodale economische en sociale verhoudingen die bestonden, en de situatie was weinig anders in gelijkaardige onderontwikkelde regio’s die hoofdzakelijk bevolkt werden door Christenen.

    Lenin en Trotski begrepen duidelijk de enorme moeilijkheden waarmee een nieuwe arbeidersstaat in het begin mee geconfronteerd zou worden in verband met het oplossen van het nationale vraagstuk in deze regio’s. De imperialistische overheersing door het Russische tsarisme had diepe wonden geslagen en sinds 1916 waren er even vastberaden als bloedige conflicten tegen de onderdrukking. Daarom was het van levensbelang om telkens weer te bewijzen aan de nationale minderheden, die onderdrukt werden door het tsarisme, dat de Sovjetmacht niet een nieuwe vorm van imperialisme was maar de enigste manier waarop nationale bevrijding kon worden teweeggebracht.

    De Grondwet, die in juli 1918 werd aangenomen, maakte het duidelijk dat de regionale sovjets (raden), gebaseerd op "een bijzondere manier van leven en nationale samenstelling", samen dienden te komen om al dan niet te beslissen of ze bij de Russische Federatie van Socialistische Republieken, en op welke basis. Maar Grondwetten op zich waren niet onvoldoende. Het doorvoeren van de taken van de burgerlijk-democratische revolutie betekende het helpen in de ontwikkeling van een nationale cultuur die daarvoor nog nooit is kunnen ontwikkelen. Na decennia van ‘Russificatie’ bijvoorbeeld werd het gebruik van de lokale talen aangemoedigd, inbegrepen in verschillende gevallen de ontwikkeling van een geschreven versie, iets wat daarvoor nog nooit gebeurde.

    Er was geen tegenstelling tussen deze houding en het internationalisme van de Bolsjewieken. Alleen door zich op te werpen als de beste vechters voor de nationale bevrijding van de onderdrukten, kon Sovjet Rusland aantonen dat de weg naar de bevrijding bij de internationale arbeidersklasse lag en in het bijzonder bij de arbeidersklasse van Rusland. Deze houding werd echter niet begrepen door alle Bolsjewieken, waarvan een deel tendeerde te stellen dat de steun aan het recht op zelfbeschikking der naties in tegenstelling was met hun internationalisme, een houding die juist in de kaart speelde van het Groot-Russische nationalisme. In tegenstelling daarmee hanteerde Lenin een extreem getalenteerde en gevoelige houding die betekende dat de Federatie vele nationaliteiten, onderdrukt onder het tsarisme, op een vrijwillige en vrije manier inlijfde.

    De houding van de Bolsjewieken tegenover de islam.

    Gezien de onderdrukking van de islamitische godsdienst door het tsarisme, maar net zozeer door het Britse en het Franse wereldwijde imperialisme- was het onvermijdelijk dat het recht op vrije godsdienstbeleving een van de centrale pijlers moest worden van het eisenprogramma van de moslimmassa’s. De Bolsjewieken erkenden dit recht en waren, terecht, extreem gevoelig tegenover deze eis, net zoals ze dat waren tegenover andere onderdrukte godsdiensten, zoals het Boeddhisme en het niet-orthodoxe Christendom.

    Maar Dave Crouch gaat te ver wanneer hij stelt dat de "Bolsjewieken een zeer verschillende houding aannamen tegenover het Orthodoxe Christendom [in vergelijking met hun houding tegenover de Islam], de godsdienst van de brutale Russische kolonisten en missionarissen". Hij versterkt deze indruk door te stellen dat "1500 Russen uit de Turkestaanse Communistische Partij gegooid werden vanwege hun religieuze overtuigingen, geen enkele van hen van Turkestaans." Dit is een te simpele voorstelling van de feiten. De Russen werden uit de partij gezet omdat ze de koloniale onderdrukking van keizerlijk Rusland in de naam van de revolutie voortzetten, veeleer dan vanwege hun godsdienstige overtuigingen.

    Natuurlijk begrepen de Bolsjewieken dat in de keizerlijke gebieden van het Tsaristische rijk het Orthodoxe Christendom in de grond een reactionaire rol speelde als één van de vele werktuigen van de Groot-Russische onderdrukking. Niettemin had deze godsdienst, voornamelijk in Rusland zelf, een tweeledig karakter: het was de onderdrukkende godsdienst van de tsaren, maar het was, in de woorden van Karl Marx, "de zucht van de onderdrukten": de Russische massa’s. Lenin verwees in zijn woorden ook naar de Russische massa’s wanneer hij zegt dat " we absoluut niet mogen vervallen in het aanstoot geven tegen godsdienstige overtuiging."

    Het echte marxisme, dat van Lenin en de bolsjewieken, is op geen enkele manier te vergelijken met de latere misdaden van Stalin. Vetrekkende vanuit een materialistisch, en dus een atheïstisch, standpunt, verdedigden de Bolsjewieken terecht het recht voor eenieder om eender welke godsdienst te beleven, of het recht om juist geen godsdienst te beleven. Ze begrepen dat dit de complete scheiding tussen kerk en staat betekende. Staatsgodsdienst vormde één van de steunpilaren van de onderdrukking in de feodale maatschappij, net zoals het kapitalisme dat doet, zij het in een gewijzigde vorm. In semi-feodaal Rusland was het apparaat van het Orthodoxe Christendom, de staatsgodsdienst, één van de potentieel sterke krachten van de reactie. Maar op een andere manier is het ook waar dat de Islam die rol vervulde in de overwegend moslim-gedomineerde Republieken. Hoewel het Orthodoxe Christendom de godsdienst van de koloniale onderdrukking vormde, en de Islam de onderdrukte godsdienst was die de steun genoot van de overweldigende meerderheid van de arme massa’s, trachtten de inheemse elites desalniettemin de steun voor de islam te vertalen in een werktuig voor de contra-revolutie. Natuurlijk viseerde de scheiding tussen kerk en staat in Centraal-Azië niet enkel het Orthodoxe Christendom, maar ook de Islam. De Bolsjewieken hanteerden deze houding, zelfs indien dat conflicten inhield met een deel van de moslimgelovigen. Zo weigerden, als voorbeeld van de gevolgen van dit beleid, vele moslimouders hun kinderen naar school te sturen.

    Maar terwijl ze ijverden voor de scheiding tussen godsdienst en staat, vermeden de Bolsjewieken voorzichtig de indruk te wekken dat ze een ‘Russische’ maatschappijvorm in Centraal-Azië wilden installeren. Zo begrepen ze dat, daar waar de bevolking positief tegen de sjaria-wetgeving [de islamitische godsdienst] stond, het gezien zou geweest zijn als Russisch imperialisme indien ze zich verzetten tegen hun bestaan. Dat betekent niet dat de Bolsjewieken de reactionaire feodale beleidsmaatregelen die de sjaria rechtbanken soms voorstonden, aanvaarden, net zomin ze de reactionaire feodale houdingen die bestonden in verschillende aspecten van de maatschappij doorheen het voormalige Russische keizerrijk, aanvaarden. Ze begrepen daarentegen dat reactionaire houdingen niet zomaar afgeschaft konden worden, maar dienden te veranderen op termijn. Dat is waarom ze een parallel Sovjet wetgevend systeem op poten stelden, in een poging te bewijzen dat de Sovjets gerechtigheid konden bieden. Om de rechten van vrouwen in het bijzonder veilig te stellen werd het oordeel van en sjaria rechtbank enkel aanvaard indien beide partijen ermee akkoord gingen. Indien één van de partijen niet akkoord ging met het oordeel, konden ze beroep aantekenen bij een hoger Sovjet gerecht.

    De islam is verdeeld

    Op dit en andere thema’s geeft Crouch ons een eenzijdige weergave van de feiten. Bij de lectuur van zijn artikel zou men kunnen denken dat virtueel de gehele moslimbevolking van Centraal-Azië progressief en geallieerd met de Bolsjewieken was. In een artikel van twee pagina’s, die meerdere voorbeelden bevatte over de positieve samenwerking tussen de moslimkrachten en de Bolsjewieken, worden door Crouch slechts twee korte verwijzingen gemaakt naar het feit dat dit niet in elke omstandigheid het geval was. Het eerste werd terloops vermeld, namelijk in de tweede paragraaf waar Crouch zegt dat "tezelfdertijd conservatieve moslimleiders vijandig waren tegen revolutionaire verandering", maar er wordt geen verdere uitleg gegeven over de rol van deze "conservatieve moslimleiders". De tweede verwijzing krijgen we wanneer hij schrijft over de "Basmachi beweging – een gewapende islamistische opstand- [die] uitbreekt". Maar de schuld voor deze contra-revolutionaire opstand wordt enkel en alleen op de schouders van het, ongetwijfeld, koloniale beleid van de Tasjkentse Sovjet in een periode van burgeroorlog gelegd.

    Het klopt dat gedurende de burgeroorlog, gedurende dewelke grote delen van het Oosten werden afgescheiden van Rusland, sommige chauvinistische Russische uitwijkelingen de revolutie steunden omdat ze dat als de beste manier zagen om de voortzetting van de Russische dominantie te verzekeren. De politiek die zij uitvoerden in naam van de revolutie waren een verderzetting van de tsaristische onderdrukking van de moslims. In Tasjkent, waar 90 pc moslims woonden, hield de Sovjet -onder leiding van de mensjewieken en de Sociaal-Revolutionairen, al zijn zittingen in het Russisch en sloot inheemse leiders op een principeloze en chauvinistische manier uit. Deze reactionaire politiek speelde een grote rol in de beslissing van islamistische guerrilla-groepen om de Basmachi beweging op te zetten. Maar in oktober 1919 had de Bolsjewistische leiding het contact met Tasjkent hersteld en vanaf dan trachtten ze deze beleidsdaden van de Tasjkentse Sovjet te keren. In april 1918 al, waren 80 pc van de afgevaardigden voor de Tasjkentse Sovjet moslim.

    Hoewel Groot-Russische vooroordelen onvermijdelijk bleven bestaan, gingen de Bolsjewieken ver in hun pogingen aan te tonen dat nationale en culturele vrijheid enkel door de macht van de Sovjets kon verwezenlijkt worden. Zoals Crouch schrijft, werden "heilige islamitische monumenten, boeken en voorwerpen die geroofd waren door de tsaren teruggebracht naar de moskeeën. Vrijdag, een islamistische feestdag, werd uitgeroepen tot wettelijke rustdag doorheen heel Centraal Azië." Maar geen enkele van deze maatregelen verhinderden de Turkse nationalist, Enver Pasha, om in de herfst van 1921 in Centraal-Azië aan te komen en zich onmiddellijk aan te sluiten bij de Basmachi opstand, en zo de rivaliteiten tussen verschillende stammen te doen omslaan in een gemeenschappelijk gevecht van de islamitische reactie. Dit was omdat veel van de moslims de kant van de reactie hadden gekozen, niet gewoonweg vanwege de misdaden van de sovjet van Tasjkent, maar met het doel land en grondgebied te veroveren, waar andere moslims konden uitgebuit worden. Met andere woorden, deze lui handelden in overeenstemming met hun klassenbelangen.

    De Bolsjewieken hebben steeds begrepen dat het hun taak was om een maximum van eenheid te bewerkstelligen onder de arbeidersklasse en de boerenmassa’s achter zich te krijgen. Dit betekende de arme moslim-massa’s overtuigen dat hun zaak aan de kant van de revolutie en niet aan de kant van de reactionaire moslimleiders lag. In tegenstelling tot de SWP vandaag, trachtten de Bolsjewieken dit systematisch te bewerkstelligen.

    De inheemse leiders

    Dave Crouch verwijst naar de mate waarin de Bolsjewieken trachtten inheemse nationale leidingen te creëren in de Sovjets van de nieuw gevormde autonome landen. In hun maatregelen besloten ze onder andere tot het opzetten van een Moslim Commissariaat (Muskom), waarvan de leiding grotendeels in handen was van niet-Bolsjewistische moslims. Tegelijkertijd legde men veel energie aan de dag om inheemse volkeren te doen aansluiten bij de Communistische Partij (CP – de nieuwe naam voor de Bolsjewieken), wat leidde tot een gigantische stijging van het aantal nieuwe moslimleden.

    Crouch schrijft verder: "Er was serieuze discussie tussen moslims over de al dan niet gelijklopendheid tussen islamitische waarden en socialistische principes. De slogans onder het volk in die tijd waren onder meer: ‘Lang leve de macht van de Sovjets, lang leve de Sjaria!’; ‘Godsdienst, vrijheid en nationale onafhankelijkheid’. De aanhangers van ‘Islamitisch Socialisme’ riepen moslims op tot het opzetten van Sovjets".

    Nogmaals was de realiteit net iets complexer dan de beschrijving die onze schrijver er aan geeft: zo wordt er geen melding gemaakt van de houding van de Bolsjewieken tegenover het ‘Islamitisch socialisme’. Het is natuurlijk zo dat, gezien de CP marxistisch was en daardoor atheïstisch, religieus geloof geen obstakel was tot het toetreden tot de partij. Vele moslims werden dan ook gerecruteerd. Maar dit betekent daarentegen niet dat een partij tot de CP kon aansluiten enkel en alleen omdat deze partij Islamitisch was en omdat ze steun verleende aan de revolutie. Alhoewel militaire allianties op korte termijn werden gevormd met allerhande krachten, was er slechts één moslimorganisatie op Sovjet gebied die erkend was door de Bolsjewieken (op basis van het partijprogramma) als een oprecht socialistische organisatie -Azerbaijani Hummet, die later de kern werd van de CP van Azerbeidjan. Andere partijen, zoals de Kazachse liberaal-nationalistische partij Alash Orda, werden geweigerd ondanks hun pretentie de revolutie te steunen vanwege hun programma en hun klassenbasis.

    Desalniettemin, vanwege het belang om inheemse leidingen te vormen van de CP, werden individuen die een tekenend verschillende houding hadden dan Lenin en Trotski, toegelaten tot de CP. Eén van hen was Mirsaid Sultangaliev, die voorzitter werd van het Centaal Moslim Commissariaat na zijn aansluiting bij de CP in november 1917. Hij stelde: "Alle onderdrukte moslim-volkeren zijn proletarische volkeren en gezien bijna alle klassen in de moslimmaatschappij onderdrukt werden door de kolonialistische politiek, hebben alle klassen het recht om als ‘proletarisch’ bestempeld te worden."

    Op deze basis beargumenteerde hij dat er geen klassenstrijd kon zijn in de onderdrukte naties. In werkelijkheid waren zijn ideeën een masker die de belangen van de lokale heersende elite verborg. De leiding van de CP bekritiseerde keer op keer en op een openlijke manier zijn ideeën. Zo wordt er in ‘Theses over de Nationale en Koloniale vraagstukken’ (juni 1920) duidelijk geschreven dat "een strijd noodzakelijk is tegen Panislamisme, de Panaziatische beweging en gelijkaardige stromingen die de bevrijdingsstrijd tegen het Europese en Amerikaanse imperialisme linken met het versterken van het Turkse en Japanse imperialisme, de khans [de adel, nvdr], de grote landheren, de mollahs [de clerus, nvdr], etc."

    En verder: "Een vastberaden strijd is nodig tegen de poging om een communistische tint te geven aan de revolutionaire bevrijdingsbewegingen die niet waarlijk communistisch zijn in de [economisch] achtergebleven landen. De Communistische Internationale heeft de plicht om de revolutionaire beweging in de kolonies te steunen met als enig doel het verzamelen van de componenten van toekomstige proletarische partijen – communistisch in daad en niet enkel in naam- in alle achtergebleven landen en hen op te leiden in het bewust worden van hun speciale taken, dwz. het gevecht tegen de burgerlijk-democratische tendensen in hun eigen landen."

    Dit voorbeeld toont aan hoezeer de houding van de Bolsjewieken fundamenteel verschillend was vergeleken met de houding van de SWP vandaag. Het is waar dat het Manifest van het Congres van de Oosterse Volkeren opriep voor een heilige oorlog, zoals Crouch het aanhaalt, wat marxisten vandaag niet zouden doen gezien de implicaties van zo’n oproep. Maar wat met die oproep bedoeld werd, had een duidelijke klassenbenadering: "Jullie hebben dikwijls horen spreken van de oproep tot een heilige oorlog: vanwege jullie regeringen, jullie hebben gemarcheerd onder het groene vaandel van de Profeet, maar al die heilige oorlogen waren frauduleus, die enkel de belangen van jullie egoïstische heersers dienden, terwijl jullie, boeren en arbeiders, in slavernij en in nood bleven na deze oorlogen… Nu roepen we jullie op om de eerste heilige oorlog in het belang voor jullie zelf, voor jullie vrijheid, voor jullie eigen leven te voeren!"

    En in de loop van het Congres werd er steevast benadrukt dat de strijd tegen "de reactionaire mollahs in ons eigen midden" gevoerd moest worden, en dat de belangen van de armen in het Oosten enkel behartigd konden worden door de arbeidersklasse in het Westen.

    De revolutie van 1917 inspireerde miljoenen mensen op de aardbol. Grote bewegingen van de arme volkeren van de onderdrukte naties, waaronder vele moslims, groepeerden zich achter het vaandel van de eerste arbeidersstaat. De houding van Lenin en Trotski, die benadrukte dat de macht van de Sovjets nationale bevrijding en godsdienstvrijheid inhield, was correct. Deze houding was des te crucialer gezien de misselijkmakende geschiedenis van de sociaal-democratische Tweede Internationale die de koloniale overheersing ondersteunde. Maar doordat de Communistische Internationale dit deed, betekent nog niet dat ze hun socialistisch programma afzwakte. Het werd inderdaad benadrukt dat de weg naar de vrijheid niet lag in de eenheid met de nationale burgerij maar met de wereldwijde arbeidersklasse in de strijd tegen het imperialisme, evenals in de strijd tegen de feodale landeigenaars in eigen land en tegen de reactionaire mullahs.

    Welke lessen voor vandaag?

    In Centraal-Azië trachtten Lenin en Trotski een bevolking die overwegend uit moslimboeren bestond en die vochten voor nationale rechten, te winnen voor de wereldrevolutie, tegen een achtergrond van een gevecht op leven en dood voor het overleven van de eerste arbeidersstaat. Vandaag, in Groot-Brittannië, trachten we een onderdrukte minderheid van de arbeidersklasse, te winnen voor het socialisme.

    In veel opzichten is onze strijd vandaag stukken gemakkelijker. De overweldigende meerderheid van Britse moslims maken deel uit van de arbeidersklasse, en velen van hen werken naast de autochtone arbeiders op hun respectievelijke werkplaatsen, voornamelijk in de openbare diensten. De massale anti-oorlogsbeweging gaf ons een idee van het bestaande potentieel voor een verenigde beweging van de arbeidersklasse, waarin de moslims een volwaardige rol spelen. De vorming van een nieuwe arbeiderspartij, die met een klassenbenadering campagne voert zowel op algemene thema’s als tegen racisme en Islamofobie, zou een enorme aantrekkingspool zijn naar moslimarbeiders en zou tezelfdertijd racisme en vooroordelen beginnen te overstijgen.

    Maar de afwezigheid van zo’n partij op dit moment vat de moeilijkheden waar we vandaag mee geconfronteerd zijn samen. In de jaren negentig, gaf de val van de regimes in Oost-Europa en de Sovjet-Unie het kruid om de idee van socialisme af te schieten als een mislukking (ze stelden verkeerdelijk socialisme op dezelfde lijn met deze stalinistische regimes). Dit stelde de heersende klassen in staat om een ideologische aanval in te zetten tegen socialistische ideeën. De rechtervleugel van de Labour Party, en van de sociaal-democratie over de hele wereld, maakte misbruik van deze gelegenheid om elke verwijzing naar socialisme in hun programma naar de prullenmand te zenden. Zo zijn ze geworden tot volwaardige kapitalistische partijen.

    Tien jaar na de val van het Stalinisme, is een nieuwe generatie opgestaan die de conclusie aan te maken is dat het kapitalisme niet tegemoet kan komen aan de noden van de wereldbevolking, en een minderheid van hen komt tot de overtuiging dat socialisme noodwendig is. Maar het bewustzijn vandaag is nog niet op het niveau van de vereisten van de objectieve situatie en socialisme is nog geen massale kracht geworden.

    Gezien de leegte die dat creëert, zoeken geradicaliseerde jongeren een politiek alternatief. Een kleine minderheid van moslimjongeren in Groot-Brittannië kijken uit naar rechtse politieke moslimorganisaties zoals Al-Muhajiroun. Dat deze organisaties geen alternatief vormen, wordt geïllustreerd door het feit dat ze zich verzetten tegen de anti-oorlogsbeweging, omdat dat betekende dat er moslims naast niet-moslims mee betoogden. Maar de meerderheid van de radicale moslimjongeren wezen Al-Muhajiroun en consoorten af en begrepen de noodzaak van een eengemaakte anti-oorlogsbeweging. Het potentieel om een sterke basis voor socialisten te bouwen onder de moslims bestaat ongetwijfeld – maar enkel en alleen als we campagne voeren voor en de noodzaak uitleggen van socialisme.

    Op wereldvlak bestaan er grotere parallellen met de situatie waarmee de Bolsjewieken geconfronteerd waren, alhoewel er verschillen blijven. In Irak bijvoorbeeld worden socialisten geconfronteerd met de taak om onafhankelijke arbeidersorganisaties op te bouwen en de arbeiders en arme massa’s te mobiliseren voor de verdediging van hun rechten, inbegrepen het recht om zich onafhankelijk te organiseren van de islamitische organisaties, waarvan de programma’s geenszins een weg vooruit betekenen voor de Iraakse massa’s. De twintigste eeuw leert ons de gevaren die bestaan voor socialisten indien we ons onafhankelijk programma opgeven. In het bijzonder in het Midden-Oosten leidde de weigering van de Communistische Partijen, die over een massa-aanhang beschikten, om de macht te nemen tot het versterken van de rechtse politieke islam. Tijdens de Iraanse Revolutie van 1978-9, nam de arbeidersklasse het voortouw in de beweging die de afschuwelijke monarchie, gestut door het imperialisme, ten val bracht. De Communistische Tudeh partij was de belangrijkste kracht ter linkerzijde in Iran, maar volgde geen onafhankelijke klassenpolitiek. Dit verklaart waarom ze de Ayatollah Khomeini steunde, ondanks de pogingen van de clerus om de onafhankelijke arbeidersbeweging te wurgen. Het resultaat van deze politiek was het aan de macht komen van het Khomeini-regime die de Tudeh verpletterde en de meest klassenbewuste arbeiders vermoordde.

    Aan de andere kant, ondanks de enorme moeilijkheden waarmee de Bolsjewieken geconfronteerd waren, lichtten hun ervaringen een tipje van de sluier dat de enige weg naar bevrijding – inbegrepen nationale en godsdienstvrijheid- lag bij de internationale arbeidersklasse verzameld rond een socialistisch programma.

    Tachtig jaar later is de nationale onderdrukking voor diezelfde minderheden, die in de jaren na de revolutie even konden proeven van vrijheid, een nachtmerrie geworden. Het stalinisme en nu het kapitalisme betekenden voor hen de brutale onderdrukking van de nationale minderheden in die regio. Na de verschrikkingen in Beslan, staat zelfs het gevaar van een nieuwe oorlog in de Kaukasus terug op de agenda. De gebeurtenissen in Beslan jaagden een gevoel van afschuw door de hele wereld. Geen enkel motief kan zo’n onmenselijke acties rechtvaardigen. Maar we kunnen niet anders dan erkennen dat de wortels van de huidige situatie ginds geschoten werden door de systematische onderwerping van het Tjetjeense volk door de Russische regering, met als resultaat de dood van een kwart miljoen in de Tjetjeense oorlog en Grozny, de hoofdstad, die tot de grond gelijk werd herleid. Het is het totale failliet van het kapitalisme in de 21ste eeuw om het nationale vraagstuk op te lossen die ertoe zal leiden dat een nieuwe generatie de juiste erfenis van de Bolsjewieken zal herontdekken.

    De Bolsjewieken en de moslimvrouwen

    Zhenotdel, het departement voor werk onder arbeidersvrouwen en boerenvrouwen, voerde een campagne om de onderdrukte boerenvrouwen doorheen de Sovjet-Unie te bereiken. Dit ging in de meeste gevallen gepaard met gevaren voor de persoonlijke veiligheid. Zo organiseerden de activisten van Zhenotdel de ‘Rode Yertas’ (Yerta = tenten) waar lokale vrouwen onderricht werden in verschillende stielen, lezen, politieke vorming, etc.

    Maar gezien het isolement van de revolutie, kon deze houding niet volledig tot ontwikkeling worden gebracht, noch in de moslimregios noch in de andere delen van de Sovjet-Unie. Dit was in essentie omdat de revolutie niet in staat was om de nodige economische en culturele middelen te voorzien die moesten leiden tot de emancipatie van de vrouw. Trotski beschrijft in De verraden revolutie hoe de nieuwe maatschappij trachtte te voorzien in vrije "moederschaphuizen, crèches, kindertuinen, scholen, sociale eetgelegenheden, sociale wasserettes, opvangcentra voor eerste hulp, ziekenhuizen, sanatoria, atletische organisaties, filmzalen" van hoge kwaliteit om "de vrouwen, en met haar het koppel, werkelijk te bevrijden van de duizend jaar oude dwingelandij".

    Maar hij legt verder uit dat "het onmogelijk was om de oude familie met een storm door elkaar te schudden, niet omdat de wil afwezig was, maar omdat de familie een idee was die diepe wortels had geschoten in de harten van de mannen. In tegendeel, na een korte periode van wantrouwen in de regering en de crèches, kindertuinen en soortgelijke initiatieven die ze opzette, gingen de arbeidersvrouwen en daarna de meer bewustere boerenvrouwen de onmetelijke voordelen van de collectieve zorg voor kinderen meer en meer appreciëren net zoals de vermaatschappelijking van de hele economie die draait rond de familie. Maar helaas bleek de maatschappij te arm en te weinig cultureel ontwikkeld. De bestaande voorzieningen waarover de staat beschikte kwamen niet overeen met de plannen en de intenties van de Communistische Partij. Je kan de familie niet ‘afschaffen’, je moet haar vervangen. De huidige bevrijding van de vrouwen is niet realiseerbaar op basis van een ‘veralgemeende nood’. [Die] ervaring bewees dat deze formule die Marx tachtig jaar daarvoor had uitgedrukt waar was." [vrije vertaling uit het Engels, nvdr]

    ‘Veralgemeende noden’ waren in het bijzonder aanwezig in Centraal-Azië. In de praktijk betekende dit dat de vrouwen die uit repressieve familiesituaties hadden gebroken, geconfronteerd werden met verhongering gezien ze letterlijk op geen andere manier op steun konden bogen. Zelfs indien die economische middelen er wel waren geweest om de huishoudelijke last van vrouwen te tillen en hen zo in staat te stellen economisch onafhankelijk te zijn, zou het ongetwijfeld zo geweest zijn dat de nieuwe arbeidersstaat op verzet zou gestoten zijn, voornamelijk in de economisch achtergebleven regio’s waar de arbeidersklasse nog niet bestond. Maar, zoals Trotski uitlegt, zou op termijn, op basis van de middelen die voorzien zouden worden, de overweldigende meerderheid tot het besef komen van de voordelen van de emancipatie van de vrouw.


    Verdere lectuur (in het Nederlands):

    > Marxisme en de politieke islam, een bijdrage over de geschiedenis van de islam, Geert Cool, 2004

    > Het ontwaken van Azië, Lenin, 1913

    > De koloniale revolutie, Peter Vanderbiest, 2004

    > Eenheid van de arbeidersklasse tegen onderdrukking, discriminatie en oorlog, een socialistisch standpunt over Resist en de AEL, Els Deschoemacker, 2003


    Dit artikel verscheen eerder in het magazine ‘Socialism Today’ en werd uit het Engels vertaald door Emiel Nachtegael.

  • Theorie. Welk programma naar voor brengen?

    Een dynamisch organisatie en een goede analyse van de situatie volstaan niet om tussen te komen in de strijd. Zelfs indien het vandaag gemakkelijker is om mensen te overtuigen van het slecht functioneren van het kapitalisme, dan nog blijven de noodzaak en de mogelijkheid van een socialistisch alternatief een utopie voor de meeste arbeiders.

    Nicolas Croes

    Individuele discussies bieden de mogelijkheid om sommige onderwerpen wat diepgaander uit te spitten, de wensen van iemand te achterhalen en in te schatten waar hij/zij voor vreest. Voor een organisatie die wil tussenkomen in de arbeidersbeweging, moet die dialoog echter ook op een andere schaal gevoerd worden: tussen de revolutionaire organisatie en de massa’s. Dat is de rol van een eisenplatform.

    In onze oproepen mogen we ons niet beperken tot wat we een minimumprogramma noemen, een programma dat volledig realiseerbaar is binnen de kapitalistische maatschappij. Dat doen zou immers betekenen dat we net zoals de sociaal-democratische partijen de revolutionaire inhoud van het socialisme zouden vergeten. De voorbije jaren, onder de heerschappij van de sociaal-democratie, hebben aangetoond dat niets definitief verworven is onder het kapitalisme, dat de verworvenheden slechts behouden blijven zolang de krachtsverhoudingen gunstig zijn voor de arbeiders. Dat betekent niet dat we die eisen niet moeten ondersteunen.

    Uiteraard zijn wij voor het beschermen van ieder recht van de arbeiders, maar het is essentieel om dat in het kader van een revolutionair perspectief te plaatsen. De tegengestelde houding zou zijn om zich strikt te houden aan het maximumprogramma, de vervanging ergens in de toekomst van het kapitalisme door het socialisme. Dat is evenmin de meest constructieve methode. Het gaat er hem niet om onze visie over een toekomstige maatschappij bevrijd van onderdrukking te verstoppen, maar integendeel om het op een zo begrijpelijk mogelijke wijze naar voor te brengen. In iedere maatschappij is de heersende ideologie die van de heersende klasse. Die beschikt over overheidsinstellingen, de pers,… In die omstandigheden zou het neerstrijken aan een stakerspiket om er fier de overgang naar socialisme te bepleiten als oplossing voor alle problemen, eerder beschouwd worden als een klucht dan als een voorstel om ernstig over na te denken.

    Eigenlijk doen de voorstanders van beide standpunten, of ze nu reformistisch of gauchistisch zijn, niets anders dan in woorden en in daden de revolutie op de lange baan te schuiven. De twee, het minimumprogramma en het maximumprogramma zijn onafscheidelijk.

    Over dat aspect van het programma heeft Trotski lang nagedacht op het ogenblik van de oprichting van de IVe Internationale. In die periode was het verraad van de tweede Socialistische Internationale algemeen bekend, de schandalige manier waarop ze de arbeiders in de de eerste wereldoorlog had gegooid, betekende een breuk met alle principes van het socialisme. Nieuw was de oriëntatie van de IIIe Communistische Internationale. Bureaucratisch gedegenereerd en onder de autoritaire leiding van Stalin, had die onder meer Hitler aan een verkiezingsoverwinning geholpen door haar pijlen te richten tegen de « sociaal-fascisten » (de benaming die de stalinisten aan de sociaal-democratie gaven) in plaats van tegen de nazis. Tegenover deze organisaties die een rem betekenden op de verzuchtingen van de arbeiders, stelde Trotski aan de IVe Internationale het overgangsprogramma voor. De sterkte ervan is dat het een brug creëert tussen de onmiddellijke eisen van de arbeiders, het minimumprogramma, en de nood van een socialistische omvorming van de maatschappij, het maximumprogramma.

    Het bestaat uit een geheel van eisen die toestaan de meest bewuste arbeiders te mobiliseren omdat ze terecht en noodzakelijk lijken. Tegelijk stellen ze echter het privé-bezit van de productiemiddelen en de kapitalistische maatschappij in haar geheel in vraag, wanneer men erover nadenkt hoe ze in de praktijk om te zetten.

    Die methode is volgens ons de meest geschikte om de tegenstelling op te lossen tussen de huidige toestand van de maatschappij (voortdurende crisissen, groeiende massawerkloosheid,…) en de wensen van de arbeidersbeweging in het algemeen. Die zijn verminderd door de nederlagen als gevolg van de fouten van de vakbondsleiders of de reformistische partijen, en door het ideologisch offensief van de burgerij dat versterkt werd door de instorting van het stalinisme in het Oostblok.

    > Leon Trotski: Het overgangsprogramma

  • Een ramp wordt voorbereid. Maar is er een alternatief voor de opwarming van de aarde?

    Nieuw onderzoek heeft aangetoond dat de concentratie van koolstofdioxide (CO2) in de atmosfeer, door verbranding van fossiele brandstoffen als steenkool en aardolie, onrustwekkend is toegenomen in de laatste twee jaar. En dat volgt reeds op verschillende decennia van continue toename van de broeikasgassen.

    Pete Dickenson

    De verhoogde concentratie aan CO2 veroorzaakt een wereldwijde opwarming van de temperatuur op het aardoppervlak doordat broeikasgassen zorgen dat de invallende zonnestralen niet teruggekaatst worden, en zo de atmosfeer opwarmt. De specifieke effecten van de opwarming van de aarde op armere landen zijn ook onderzocht in een recent rapport.

    Het onderzoek dat tot stand kwam door een samenwerking van verschillende NGO’s, toonde de rampzalige gevolgen dat het fenomeen kan hebben in ex-koloniale landen, zoals overstromingen, droogte en andere extreme weerselementen. Het toont aan dat armere landen meer zullen opdraaien voor de gevolgen dan welke andere regio ook, omdat ze niet in staat zijn zich tegenmaatregelen, als bijvoorbeeld stuwdammen, te veroorloven.

    De verhoogde concentratie aan CO2 zou kunnen verklaard worden door wat men het “feedback”-effect noemt. Het ziet ernaar uit dat er geen duidelijke verhoging van de uitstoot van gassen heeft plaatsgevonden in deze periode, maar het vermogen van de aarde om de gassen te absorberen zou stelselmatig zijn afgenomen.

    De oceanen kunnen bijvoorbeeld een gedeelte van de CO2 opnemen, en daardoor de concentratie in de atmosfeer laten dalen, maar als ook de zee opwarmt, neemt de mogelijkheid om de koolstofdioxide op te nemen af of kan zelfs geheel stilvallen.

    Op deze manier, is er een duidelijke kring gemaakt, die bekend staat als het “feedback effect”, wat tot een ophoping leidt van vervuilende stoffen binnen de atmosfeer. Het is te vroeg om echt sluitende conclusies te trekken op lange termijn aangezien een onderzoek van 2 jaar daarvoor te kort is. Maar als de cijfers bevestigd worden, zullen de schattingen over de effecten van het broeikaseffect snel op negatieve wijze moeten aangepast worden.

    Hoe dan ook, zelfs als de nieuwe gegevens een misrekening zouden zijn, dan nog is de hedendaagse situatie heel ernstig, en is dringende actie geboden.

    Illusies in Europa

    De Europese regeringen denken dat ze in tegenstelling tot het Amerikaanse regime van Bush, de dreiging van het broeikaseffect serieus hebben genomen en zij hopen op het Kyoto-akkoord om het probleem van de baan te ruimen. Deze hoop werd enkele weken versterkt toen ook de Russische president Poetin eindelijk het akkoord zou ondertekenen.

    Deze koerswijziging van Poetin was van cruciaal belang omdat de Russische steun technisch gezien noodzakelijk was om de regeling wettelijk te bekrachtigen.

    Het Kyoto-akkoord bevatte een marktelement om landen aan te sporen inspanningen te doen om de uitstoot van koolstof te verminderen, wat inhield dat er de mogelijkheid was om vergunningen te kopen om te mogen vervuilen. Bedrijven, en andere organen die meer koolstof uitstoten dan een bepaalde norm, zullen quota moeten afkopen van diegenen die minder uitstoten dan de richtlijn.

    Men gaat van de veronderstelling uit dat deze meerkost, vervuilers zal aansporen om stelselmatig minder te vervuilen, of ze zullen vervangen worden door bedrijven die milieuvriendelijker produceren. Het akkoord wil dat het niveau van uitstoot van broeikasgassen tegen 2012 met 4,8 % zal dalen tegenover het niveau van 1990.

    De vraag is of het zal werken. In eerste plaats zou het doel, 4,8% reductie, indien bereikt, heel beperkt zijn tegenover wat nodig is. De meeste klimatologen zeggen dat men 80% minder zou moeten uitstoten om in een controleerbare situatie terecht te komen, en zelfs indien dat bereikt wordt, zou het nog decennia duren tegen dat de situatie gestabiliseerd is.

    Een nader onderzoek op Kyoto leert ons ook dat de reeds beperkte normen die voor een terugval van de uitstoot zouden zorgen, vals zijn. Dat komt omdat het referentiejaar dat gekozen is geweest, (1990) voor de val van de Sovjet-Unie viel, en ook voor zijn economische crash.

    Deze gebeurtenis zorgde voor meer dan een halvering van de uitstoot in deze streek, wat betekent dat de Kyoto norm, wanneer het werd voorgesteld in 1997, zeer ruim was genomen, en veel grotere inspanningen nodig zouden zijn om deze positie zo te houden tot 2012. Kyoto is op zich nogal kunstmatig samengesteld, met als doel de Verenigde Staten aan te moedigen om deel te nemen, wat compleet mislukte. Bush, of om het even welke Democraat op dat gebied, ook Kerry, wil er niets mee te maken hebben. Voor hen, en de bedrijven die zij vertegenwoordigen, is het een norm van een kleine vleugel van milieuactivisten en zij gaan ervan uit dat het tegen de VS op zich gericht is.

    Dat komt omdat Amerika op zichzelf voor meer dan 25% van de uitstoot instaat, bijna dubbel zoveel als de EU. De weigering van de VS om in het Kyoto akkoord te stappen, betekende dan ook een enorme opdoffer voor het marktelement, dat in het systeem opgenomen was.

    Rusland en de VS zijn telkens naar voor geschoven geweest als de hoofdrolspelers op deze nieuwe markt. Rusland, omdat zij een grote capaciteit hadden om meer te vervuilen wegens het crashen van hun economie, en dus schone lucht konden “verkopen”. En aan de andere zijde de VS, omdat zij de grootste vervuilers waren en de grootste uitstoters van broeikasgassen.

    Zonder de grootste consument aan “propere lucht”, zal de nieuwe markt nooit ver van de grond gaan, zeker niet in de zin dat zij een toonbare terugval van de uitstoot zullen veroorzaken.

    De begrensde markt die zal ontstaan, zal weinig impact hebben op de opwarming van de aarde, volgens recente schattingen, zouden de niveaus van de broeikasgassen, integendeel, blijven stijgen, mogelijk zelfs met een versneld ritme.

    De armsten lijden

    Tegelijkertijd zullen de marktmechanismen die wel werken, een belasting op koolstof bijvoorbeeld, de armsten het hardste treffen. Dit komt omdat de kosten die bedrijven maken door vergunningen te kopen om te mogen vervuilen, zullen doorgeschoven worden naar de armste lagen, die in verhouding een grotere hoeveelheid van hun inkomen geven aan aardolie voor verwarming, verlichting en koken.

    Veel milieuactivisten beginnen in te zien dat de Kyoto akkoorden een ontgoocheling vormen die nooit zal werken, maar waarachter Europese kapitalistische leiders zich kunnen verbergen en zich kunnen voorhouden dat ze wel degelijk iets doen aan de opwarming van de aarde.

    Sommige milieucampagnes, zoals ‘Friend of the Earth’ en ‘Greenpeace’ blijven echter aan Kyoto vasthouden op grond van het idee dat het het enige beschikbare middel is, en zij hopen er nog iets van te kunnen maken in de volgende fase, na 2012. Er is echter niet onmiddellijk een aanwijzing dat een dergelijke ommezwaai zou plaatsvinden, wat niet te verwonderen is omdat de grote belangengroepen, d.i. de grote bedrijven, van de dominante macht, de VS, zich direct bedreigd zouden voelen.

    Kernafval

    Met de steeds duidelijker wordende mislukking van Kyoto, is de invloed van de nucleaire lobby fel toegenomen, en vele regeringen overwegen ernstig om deze sector opnieuw uit te breiden, omdat kernenergie geen broeikasgassen met zich meebrengt. Dit kan een milieuramp met zich meebrengen, aangezien er geen veilige methode bestaat om het kernafval op te slaan dat in grote hoeveelheden geproduceerd zou worden.

    Aangezien dit afval voor meer dan 100.000 jaar gevaarlijk zal blijven, is er een opslagmethode noodzakelijk die een veilige opslag voor zo’n periode kan garanderen. Dat is een taak die enorm veel onzekerheden en problemen met zich meebrengt omdat het zeer moeilijk te voorspellen is wat de natuurlijke omstandigheden zullen zijn zo ver in de toekomst.

    Indien het materiaal begraven wordt, dan is een onverwachte aardbeving een mogelijke factor, net als een inslaande meteoriet. Als het afval op de zeebodem wordt begraven, dan is er geen zekerheid over hoe de materialen van het opslagvat zullen reageren op lange termijn, wat kan leiden tot lekken. Ook onderzeese vulkanische activiteit kan rampzalige gevolgen hebben.

    Technische moeilijkheden – en begrijpbare tegenstand van de lokale gemeenschappen van de plekken waar het afval gedumpt zou worden – betekenen een nieuw uitstel van minstens 10 jaar in Amerika om een degelijke bergplaats te vinden, en 20 jaar in Europa. Een manier vinden om het kernafval te bergen is een groot probleem, het zou onverantwoord zijn om zonder oplossing de productie nog te verhogen.

    Daarbij komt ook nog het gevaar van een ramp vergelijkbaar met de kernramp van Tsjernobyl in 1986. Het is waar dat de kans dat zo’n gebeurtenis vrij klein is, maar je moet het ook afwegen met de gevolgen die zo’n ramp met zich mee kan brengen.

    Toen de kernreactor in Tsjernobyl ontplofte, werd de radioactieve wolk in noordelijke richting geblazen, naar gebieden waar relatief weinig mensen woonden. Indien de wind de andere richting zou hebben uitgeblazen, zou het giftige gas de volledige stad Kiev, die zich op slechts enkele kilometers bevond, vervuild hebben met radioactief materiaal. In dat geval zouden miljoenen mensen te kampen hebben gehad met een sterk verhoogd risico op kanker, in plaats van enkele tienduizenden nu.

    Maar er is meer, voorstanders van nucleaire energie hebben dikwijls geen aandacht voor andere mogelijke gevaren. Het verdwijnen van ongeveer 350 ton dodelijke explosieven uit Irak brachten daar enkele elementen van naar voor.

    Kerncentrales produceren grote hoeveelheden plutonium. Dit kan leiden tot een snelle toename van kernwapenarsenalen van natiestaten of zelfs “nucleair terrorisme” tot gevolg hebben. In verschillende landen zijn reeds grote hoeveelheden spijtstoffen verdwenen. Terroristische organisaties, of sommige landen zouden deze kunnen gebruiken om zogenaamde vuile bommen te maken of zelfs om een volwaardige nucleair wapen te produceren.

    Hernieuwbare technologie

    Blair heeft geen verdere uitbouw van kernenergie uitgesloten, de Belgische regering wil de uitstap uit de kernenergie herzien en ook andere landen, zoals de Frankrijk zijn gestart met de hernieuwde bouw van nucleaire installaties. En in hun wanhoop zijn ook eerdere tegenstanders van kernenergie, zoals “de groene bisschop” Hugh Montefiore, van gedacht veranderd omdat zij de opwarming van de aarde als dreigender aanvaarden en geen andere ‘waardige’ alternatieven zien buiten nucleaire energie.

    Amicus, de Britse vakbond die de meeste arbeiders in de kerncentrales vertegenwoordigt, volgt een pro-nucleaire koers, net als verschillende andere arbeidersorganisaties, zoals de TUC uit Wales, zijn gaan nadenken om hun vroegere oppositie tegen kernenergie uit hun programma te schrappen.

    Hoewel vakbonden met leden in de kernindustrie begrijpelijk bezorgd zijn over eventueel job-verlies wanneer de huidige kerncentrales zouden ophouden te bestaan, moeten ze ook inzien dat de afbouw van de huidige centrales en de opbouw van veilige opslagmethodes duizenden ervaren arbeiders nodig zal hebben. De bestaande goedopgeleide nucleaire arbeiderskrachten zouden gebruikt moeten worden om dit werk te voltrekken.

    Het kapitalistische systeem biedt helemaal geen mogelijkheden om de opwarming van de aarde een halt toe te roepen, het geeft ons in plaats daarvan een mislukt marktelement en het risico van kernrampen. ‘Friends of the Earth’ en ‘Greenpeace’ zijn momenteel verkeerd bezig met het zoeken naar een niet-nucleair alternatief voor Kyoto.

    Socialisten komen op voor een democratische planning buiten het marktsysteem, voor de versterking van niet-vervuilende energiebronnen zoals wind, golfslag en zonnestralen en om hernieuwbare energie verder te ontwikkelen, bvb. op vlak van het gebruik van brandstofcellen.

    Technologieën om wind, golfslag en de zon te gebruiken bestaan nu al, hun ‘waardigheid’ zou echter niet moeten worden beoordeeld op basis van de mogelijke winst op korte tijd en de berekeningen van het verlies dat de ontwikkeling van die energie met zich mee kan brengen, maar op de noden van de menselijke samenleving op lange termijn.

    Ook de introductie en ontwikkeling van hernieuwbare technologieën kan slecht effectief uitgevoerd worden op basis van een wereldwijde samenleving gebaseerd op het vervullen van de noden van de mensen. Dat kan niet in een wereld gedomineerd door multinationals waarbij enkel de winst telt.


    Vertaald door Jonas Van Vossole

  • In memoriam: Pierre Le Grève (1918-2004)

    Op 8 november organiseerde ACOD-Brussel een herdenking van Pierre Le Grève. Le Grève sloot in de jaren ’30 aan bij de trotskistische beweging.

    Guy Van Sinoy

    Na 1954, tijdens de opgang van de koloniale revolutie, engageerde Pierre zich actief in het netwerk voor hulp aan het Algerijns Nationaal Bevrijdingsfront. Hij was één van de leidende figuren binnen die beweging en de Franse geheime diensten wilden hem daarom uit de weg ruimen. Het is echter ook in deze periode dat hij het (foute) idee ontwikkelde dat een socialistische revolutie enkel nog mogelijk was in de koloniale wereld.

    Als militant binnen ACOD-Onderwijs slaagde hij er tijdens de algemene staking van januari 1961 in om de syndikale leiding dooreen te schudden op de algemene vergadering. Gedurende 27 jaar zal Le Grève een strijdbare ploeg aan de top van ACOD-Onderwijs Brussel leiden en ondersteunen.

    Uitgesloten door de BSP in 1964 werd hij verkozen als volksvertegenwoordiger van de Union da la Gauche Socialiste tussen 1965 en 1968. Hij werd één van de pijlers van het Vietnam-Comité en richtte later het Comité tegen de Repressie in Marokko op.

    Hij heeft ongewtijfeld een aantal politieke vergissingen gemaakt, maar hij was een goed en begenadigd redenaar en een grote persoonlijkheid binnen de arbeidersbeweging. Het was een strijder die zich voluit engageerde en vocht tot hij zijn laatste levensadem uitblies. En dat kan niemand van hem afnemen.

  • Lessen van de Chinese revolutie

    55 jaar na de stichting van de Volksrepubliek China gaan we na wat het belang is van de Chinese revolutie voor de actuele strijd in China en op internationaal vlak. Met een historisch overzicht wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het regime tot stand gekomen en de discussies die daarmee gepaard gingen.

    Dossier door Per-Åke Westerlund

    De voorbije jaren hebben kapitalisten vanuit de hele wereld zich naar China gehaast om er een graantje mee te pikken van de superwinsten die er aangeboden werden door het "communistische" regime. Dat staat in een schril contrast met de revolutie van 55 jaar geleden, toen het imperialisme en kapitalisme het land werden uitgezet.

    De kapitalisten worden er vandaag niet graag aan herinnerd dat de jaren 1900 een eeuw van massale strijd vormden in China met oorlogen en revolutie. Om tegen de kapitalistische propaganda in te gaan, is het belangrijk dat klassenbewuste arbeiders en jongeren de lessen van de revolutie van 1949 bestuderen om zo een beter beeld te krijgen van het regime dat toen gevestigd werd.

    Twee belangrijke factoren zorgden ervoor dat de eerste helft van de vorige eeuw wereldwijd een periode van revolutie en contra-revolutie vormde. De fundamentele objectieve factor was de extreme impasse en de crisis van het kapitalistische systeem dat leidde tot belangrijke confrontaties tussen de klassen en ook tot twee wereldoorlogen. De andere reden was de overwinning van de Russische revolutie in 1917, mee omwille van de cruciale subjectieve rol van Lenin, Trotski en de Bolsjewieken. In China hielp dit mee de voorwaarden scheppen op basis waarvan de Chinese Communistische Partij (CCP) 28 jaar na haar oprichting de macht kon grijpen.

    Imperialistische overheersing

    De eerste Chinese revolutie vond plaats in 1911 toen de Manchu dynastie in elkaar stuikte en vervangen werd door een republiek, die op haar beurt twee jaar later omgevormd werd tot een militaire dictatuur. Tot in de jaren 1820 was het duizend jaar oude rijk goed voor zowat 30% van de wereldwijde productie. Maar in de tweede helft van de jaren 1800, kon het regime niet langer weerstaan aan de druk van het wereldwijde kapitalisme. Imperialistische machten als Japan, Engeland, Rusland, Frankrijk en Duitsland veroverden delen van China in hun globale veroveringsdrang op zoek naar strategische posities, goedkope koloniale arbeid en grondstoffen.

    De Russische revolutie zorgde voor een enorme toename van massa-strijd en radicalisering op wereldvlak. De nieuwe Communistische Internationale had – in tegenstelling tot de oude sociaal-democratische partijen – een duidelijk perspectief van koloniale revoluties, waarbij de arbeiders in de ontwikkelde kapitalistische landen aan de kant van de onderdrukte arbeiders en armen in de kolonies strijden. In China was er de beweging van 4 november 1919 waarbij een grote groep van voornamelijk studenten een aantal imperialistische symbolen en oude tradities, waaronder het Confucianisme, aanvielen. Een factor in het radicaliseringsproces was de breed verspreide ontgoocheling in de uitkomst van de revolutie van 1911. Alle belangrijke kwesties – landhervormingen, imperialistische uitbuiting, de eenmaking van China – bleven onopgelost. De nationalistische partij, de Kwomingtan (KMT), richtte zich naar de Russische revolutie voor steun en inspiratie in haar strijd. Zoals tegelijkertijd ook het geval was in India, kwam er met de ontwikkeling van de arbeidersklasse ook een nieuwe leidinggevende kracht op het strijdtoneel.

    In het Rusland van de jaren 1920 begon de conservatieve kaste rond Stalin haar macht te consolideren. Dat was een gevolg van de nederlagen van de arbeidersbeweging op internationaal vlak, in het bijzonder in Duitsland, de tijdelijke stabilisatie van het kapitalisme, de onderontwikkeling van Rusland (versterkt door de puinhopen veroorzaakt door de wereldoorlog en de militaire interventie van het imperialisme in de Sovjetunie). Op dit ogenblik vormde het slechte advies van Stalin en co aan de arbeiders die in actie kwamen nog niet zozeer een bewust verraad, maar was het een uitdrukking van een compleet onbegrip van de Russische revolutie zelf.

    Dit stond in een scherp contrast met Leon Trotski, samen met Lenin één van de leiders van de revolutie van 1917. Trotski organiseerde binnen de Russische Communistische Partij de Linkse Oppositie en nam de verdediging van het marxisme op in de debatten en de strijd over de ontwikkelingen in de Sovjetunie en internationale ontwikkelingen. Eén van de belangrijkste discussies in de jaren 1920 was deze over de Chinese revolutie van 1925-27 waarbij een in veel opzichten klassieke arbeidersrevolutie, werd neergeslagen door een bloedige contra-revolutie. Als gevolg van die nederlaag kon de nationalistische en conservatieve fractie rond Stalin haar overwinning op de Linkse Oppositie uitroepen. Trotski werd uit de partij gezet en verbannen naar Alma Ata in Centraal-Azië.

    Stalins standpunt in 1925-27 was dat de leidinggevende rol in de revolutie aan de KMT toebehoorde, aangezien deze de Chinese burgerij vertegenwoordigde. Stalins prioriteit bevond zich bij de "theorie" van het socialisme in één land: het stabiliseren van de situatie in Rusland – niet in het minst binnen zijn eigen leidinggevende groep – in plaats van het stimuleren van revolutionaire bewegingen in andere landen. Stalin dacht dat er in China eerst een burgerlijk-democratische revolutie onder leiding van de KMT moest komen. Op die basis besliste de CCP om te fusioneren met de KMT in wat omschreven werd als "een alliantie van binnenuit". De leider van de KMT, Tsjang-Kai-Shek, werd uitgenodigd naar Moskou om deel te nemen aan de bijeenkomsten van de Communistische Internationale (Comintern). Door het ritme van de klassenstrijd kon de CCP snel groeien (van 300 leden in 1923 tot 58.000 in 1927) en in 1926 werd Mao Zedong van de CCP – een enthousiaste aanhanger van de alliantie tussen de CCP en de KMT – verkozen als plaatsvervangend lid van het uitvoerend bestuur van de KMT. De KMT kreeg belangrijke financiële steun van Stalin, alsook wapens en militaire training.

    Burgerlijk-democratische taken

    Trotski ging akkoord dat de taken van de burgerlijke revolutie de centrale aandacht verdienden in China, zeker wat de landkwestie betrof. De rijkste 10% bezat 70% van de landbouwgrond. Maar Trotski legde ook uit dat in China de grootgrondbezitters onderdeel vormden van de stedelijke burgerij. De strijd van de arme boeren voor grond was dan ook een strijd tegen de burgerij – en onvermijdelijk ook tegen de KMT. De boerenklasse was niet in staat om onafhankelijk haar strijd tot een goed einde te brengen en dus was het de verantwoordelijkheid van de arbeidersklasse om de revolutie te leiden. Om China te kunnen ontwikkelen, moesten bovendien de imperialistische monopolies overgenomen worden wat de verschillende belangen van de arbeiders en de KMT nog sterker zou benadrukken.

    Trotski baseerde zich op de ervaringen van de Russische revolutie om aan te tonen dat de burgerij niet in staat zou zijn om de noodzakelijke hervormingen door te voeren en dat de arbeiders, met de steun van de boeren, wel degelijk de macht kunnen grijpen. Dat zou op zich niet de voorwaarden voor het socialisme creëren, maar het zou een enorme impuls betekenen voor de wereldrevolutie die noodzakelijk is om een socialistisch systeem te ontwikkelen.

    De Chinese arbeidersklasse vormde de belangrijkste kracht in de revolutie van 1925-27 met bezettingen en massale stakingen. De strijd was gericht tegen de voorwaarden van enorme uitbuiting, niet in het minst in bedrijven in handen van buitenlandse kapitalisten. Dit alarmeerde de leiding van de KMT die in 1925 beroep deed op Britse troepen om de arbeiders aan te vallen. Er waren massale acties van arme boeren die het land bezetten en daarmee de acties van de arbeiders volgden. Bij alle centrale kwesties van de revoluties stonden de belangen van de arbeiders en de belangen van de KMT lijnrecht tegenover elkaar. Stalin en de bureaucratie in Moskou verwierpen evenwel de waarschuwingen van Trotski inzake het contra-revolutionaire karakter van de KMT. In plaats van Trotski’s advies op te volgen en met de CCP op te komen voor een onafhankelijke arbeidersleiding in de strijd, onderwierp de partij zich op mensjewistische wijze aan de KMT.

    In maart 1926 richtten de troepen van Tsjang-Kai-shek een slachting aan onder stakende arbeiders in Canton en werd een militaire dictatuur gevestigd. Het nieuws van deze wreedheden werd onderdrukt door de Comintern – eerder dat jaar was de KMT erkend als als "sympathiserende afdeling" van de Comintern. Een jaar later, in april 1927, werden ongewapende arbeiders die in Shanghai deelnamen aan een algemene staking aangevallen door de troepen van Tsjang-Kai-shek. Daarvoor hadden 800.000 arbeiders met massa-betogingen en stakingen de controle over de stad overgenomen. De CCP ging echter akkoord met het bevel van Tsjang-Kai-shek om troepen die de arbeiders steunden weg te sturen. Duizenden communisten werden vermoord in wat een belangrijke overwinning vormde voor de contra-revolutie. In juni 1927 werd in Wuhan een gelijkaardig slagveld aangericht door een afsplitsing van de KMT, een zogenaamde linkse KMT waarin Stalin en de CCP grote illusies hadden. In 1927 werden 35.000 leden van de CCP vermoord. Op basis van die nederlaag van de arbeidersklasse, vormde de KMT, met financiële steun van de kapitalisten en bewapend door het imperialisme, een nieuwe regering in Nanking.

    Het bloedige resultaat van de mislukte revolutie bepaalde het verdere verloop van de gebeurtenissen in China tot aan de revolutie van 1949. Na de slachting in Shanghai deed Stalin alsof er niets gebeurd was en riep hij op voor nieuwe gewapende opstanden. Om de catastrofale realiteit te verdoezelen, gaf hij het bevel voor de premature opstand in Canton op hetzelfde ogenblik als de start van het congres van de Communistische Partij in de Sovjetunie in december 1927 – het congres waar Trotski en de Linkse Oppositie officieel werden uit de partij gezet. Bij de "commune van Canton" werden alle 6.000 gearresteerde deelnemers vermoord. Pas in de zomer van 1928 gaf de Comintern toe dat het een nederlaag had geleden in China en het legde daarbij de schuld bij de CCP-leiders, in het bijzonder bij Che Tu-hsiu, ook al had die zich sinds 1926 uitgesproken tegen de fusie met de KMT en werd hij nadien een leider van de Linkse Oppositie.

    Mao keert zich naar de boeren

    De overblijvende CCP-leiders keerden de steden en de arbeidersklasse de rug toe. Ondanks de terugkerende retoriek over een alliantie van arbeiders en boeren, lag de nadruk volledig op de boeren en het platteland. De klassenstrijd tegen het kapitalisme vormde de basis voor de opbouw van een boerenlagen, het Rode Leger. De CCP stelde nu dat de dictatuur van de KMT het onmogelijk maakte om de stedelijke arbeidersklasse te organiseren. Tijdens de periode 1927-33 was de CCP in de praktijk geïsoleerd van de Sovjetunie. Stalin wou liever niet herinnerd worden aan de nederlaag en de CCP kreeg "verbazend weinig steun" van de Sovjetunie, volgens de Amerikaanse journalist Edgar Snow die in de jaren 1930 verschillende ontmoetingen had met Mao Zedong en andere CCP-leiders. In 1931 stelden Mao en de CCP dat geen gebruik kon gemaakt worden van buitenlandse modellen.

    Dat vormde geen breuk met het stalinisme, maar eerder een eerste stap in de vorming van een nationale variant van het stalinisme. De CCP behield alle centrale ingrediënten van het stalinisme: nationalisme, een twee-stadia theorie over de revolutie, volksfrontpolitiek (allianties met kapitalistische partijen) en een regime van bureaucratisch centralisme in de partij.

    Toen het debat over het "socialisme in één land" begon in 1924, voorspelde Trotski dat er een nationale degeneratie van de internationale communistische beweging zou komen indien die "theorie" aangenomen werd. Om gebruik te maken van de autoriteit van de Russische Revolutie, kwam het voor 1949 nooit tot een formele breuk tussen Mao en Stalin en het "marxisme" van Moskou. Zoals Edgar Snow opmerkte, hadden de Russische Revolutie en de Sovjetunie "een grotere indruk nagelaten bij het Chinese volk dan de invloed van alle christelijke missionarissen samen."

    In de jaren 1930 was de nieuwe lijn van de CCP dat er een "sovjet" moest opgebouwd worden in de regio Kiangsi. In plaats van een echte sovjet – een democratische raad gericht op het voeren van acties – werd die regio gecontroleerd door een leger van boeren en ex-boeren geleid door de CCP. Daarbij had de regio haar eigen "universiteiten", een drukkerij met 800 werknemers, een theater,… De arme boeren kregen land en hun vaak erg grote schulden werd kwijtgescholden. Die episode – het organiseren van een mini-staat – vormde een belangrijke administratieve ervaring voor heel wat leidinggevende CCP’ers die er gebruik van konden maken toen ze twee decennia later aan de macht kwamen.

    De KMT probeerde aanvankelijk om de "sovjet" van Kiangsi uit te hongeren en nadien werd geprobeerd om er op militaire wijze komaf mee te maken. De eerste aanval met meer dan 200.000 soldaten leidde tot een vernederende nederlaag voor de KMT. Het was pas met de vijfde poging, in 1933, waarbij 1 miljoen soldaten ingezet werden, dat de KMT er in slaagde om het Rode Leger te verslaan. In totaal vielen er 1 miljoen slachtoffers bij de Kiangsi sovjet.

    Zoals Trotski had voorspeld, was de KMT niet in staat om de taken van de burgerlijke revolutie te volbrengen. Tsjang-Kai-shek gaf het land terug aan de grootgrondbezitters toen de sovjet van Kiangsi werd verslagen. Hij slaagde er niet in om de natie te verenigen, waarbij er in tal van regio’s lokale krijgsheren de touwtjes in handen hadden. De economische rol van de staat was er vooral op gericht om de KMT-leiders te verrijken en de helft van de begroting te verspillen aan militaire uitgaven.

    Ondanks haar nationalistische retoriek bood de KMT geen echte oppositie tegenover het imperialisme. Het kapitalisme in China werd in die periode gedomineerd door het imperialisme (van de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk en anderen). Er waren lange arbeidsdagen, militaire discipline op de werkvloer, onderbetaalde vrouwenarbeid, veel arbeidsongevallen,… Die situatie doet wat denken aan de actuele situatie op de werkvloer in China. In 1936 gebeurde 40% van het zeevervoer en de binnenscheepvaart onder Britse vlag. De helft van de spoorwegen opereerde onder imperialistische controle. In september 1931 viel Japan Mantsjoerije binnen waarbij een marionettenregime werd gevestigd. Het imperialisme was openlijk racistisch in China met apartheidregels voor Chinezen. Kapitalistische commentatoren die de revolutie van 1949 als een uitspatting beschouwen (en dus impliciet menen dat het kapitalisme de natuurlijke gang van zaken is), zullen nooit uitleggen wat het kapitalisme in China betekende in de jaren 1930.

    Na de nederlaag in Kiangsi begon de CCP-leiding in oktober 1934 aan de beruchte ‘Lange Mars’. Dat was een terugtrekking gedurende 370 dagen met een mars van 10.000 kilometer waarbij er "iedere dag wel een schermutseling was en om de twee weken een grootschalig gevecht", aldus Lucien Bianco. Van de 90.000 tot 100.000 deelnemers bereikten er slechts 7.000 tot 8.000 Yenan in de provincie Shensi. Het enorme heroïsme van de Lange Mars vestigde de leiding van Mao Zedong in de CCP en het Rode Leger boven dat van verschillende rivalen die onder meer gesteund werden door Stalin en de Comintern. De nieuwe "sovjet" van Yenan begon onmiddellijk het land te herverdelen waardoor ook de krachten van het Rode Leger werden aangevuld.

    Een nieuwe alliantie van de CCP met de KMT

    1935 was een keerpunt voor alle Communistische Partijen, het congres van de Comintern besliste immers om een nieuwe lijn aan te nemen, de lijn van het Volksfront. Stalin gaf het bevel aan de CP’s om allianties te vormen met de "liberale burgerij" tegenover het fascisme. In China betekende dit dat de CCP een alliantie aanging met de KMT tegen Japan. Het model voor dit nieuwe "eenheidsfront" met de KMT, was het Volksfront in Spanje. Dat werd aanvaard door de leiders van de CCP. Mao stelde dat zonder de samenwerking met de KMT de krachten van de CCP onvoldoende zouden zijn. In augustus 1935 eiste het programma van de CCP een eenheid van alle "patriottische" partijen in China. Vanaf dat ogenblik zouden anti-imperialisme en nationalisme centraal staan in de propaganda van de CCP.

    Mao had het perspectief dat de taak van de revolutie niet was om socialisme onmiddellijk op de agenda te plaatsen, maar om te strijden voor nationale onafhankelijkheid. In tegenstelling tot Spanje, behield Mao wel de controle over zijn eigen gewapende krachten en behield hij de politieke onafhankelijkheid van de CCP. De onderwerping aan de KMT in 1927 en de daaruit voortvloeiende slachtpartijen waren een te bittere ervaring geweest.

    Toch leidden de stalinistische posities van de CCP tot het missen van een aantal kansen. In december 1936 was er een muiterij met de mogelijkheid van een burgeroorlog in het kamp van de KMT. Tsang Hsueh-liang, een generaal van de KMT die leiding gaf aan 170.000 soldaten, nam Tsjang Kai-shek gevangen. De eisen van de muiterij waren dezelfde als die van de CCP: landhervormingen en een agressieve strijd tegen het imperialisme.

    Maar Tsjang Kai-shek werd gered door de CCP. Stalin panikeerde en smeekte Tsang Hsueh-liang om Tsjang Kai-shek niet om te brengen. Staling zag in Tsjang Kai-shek immers de enige aanvaardbare leider van China, en dreigde er zelfs mee om met de CCP te breken als deze niet zou aandringen op diens vrijlating. Leidinggevend CCP-lid Chou En-lai speelde een sleutelrol in de onderhandelingen over Tsjangs vrijlating, waarbij hij in ruil nieuwe onderhandelingen eiste tussen de CCP en de KMT (een voorwaarde waarmee Tsjang uiteraard instemde).

    Die onderhandelingen namen een ernstiger karakter aan in 1937, toen Japan een oorlog begon om China volledig te bezetten. De KMT was niet in staat om het verzet tegen Japan te organiseren. Een leider van de KMT (en voormalige leider van de "linkse KMT"), Wang Ching-wei, liep zelfs over om de Japanse bezettingsregering te leiden in 1940. Maar zoals bij iedere imperialistische bezetting, kende ook Japan enorme problemen bij haar poging om China te controleren. Haar beleid om de communisten "uit te roeien" en de "drie allemaals" ("allemaal verbranden, allemaal vermoorden, allemaal uitroeien"), leidde tot een versterking van het verzet.

    In 1937 stelde de KMT vier eisen voor een alliantie met de CCP: 1) ontbinding van het Rode Lger, 2) ontbinding van de sovjet van Shensi en in andere regio’s, 3) stopzetting van alle communistische propaganda en 4) een einde van de klassenstrijd.

    De CCP aanvaardde deze voorwaarden in woorden. De "sovjets" werden omgevormd tot "speciale regio’s" en het Rode Leger werd het "nationaal revolutionair leger". Er kwam in mei-juni 1937 een nationale vergadering met grote portretten van Marx, Stalin, Mao en Tsjang Kai-shek! In de praktijk betekenden deze toegevingen niet veel. Wat wel belangrijk was, was het feit dat de troepen van de CCP niet langer opkwamen voor de onteigening van de grootgrondbezitters en hun propaganda tegen de KMT achterwege lieten.

    Onafhankelijkheid van Stalin

    Mao volgde Stalins bevelen niet toen die vroeg om zich volledig te onderwerpen aan Tsjang Kai-shek. De militaire eenheden van de CCP leverden hun wapens niet in en behielden de controle over de grond die al bezet werd. Dit leidde ertoe dat de CCP haar machtsbasis in de "speciale regio’s" kon behouden. In werkelijkheid vormde de CCP daar reeds een alternatief staatsapparaat.

    Mao stelde dat de CCP haar eigen programma behield. Dat was gericht tegen zowel de KMT als op indirecte wijze tegen Stalin. Mao’s standpunt was dat een eindoverwinning op het imperialisme slechts mogelijk was indien de ‘arbeiders en boeren’ (hij bedoelde zijn eigen leger) de leiding hadden. Dat zou leiden tot een gecontroleerd kapitalisme, gevolgd door staatskapitalisme en daarna door een economie naar het model van de Sovjetunie. Mao balanceerde op zijn manier tussen toegevingen aan de bevelen van Moskou en wat hij zag als de nationale belangen van China. In feite was hij meer stalinistisch dan Stalin op vlak van het afstand nemen van echte marxistische standpunten.

    Het nationalisme was een belangrijke factor bij zowel het stalinisme als het maoïsme. In 1943, het jaar dat Stalin de Comintern ophief, stelde CCP-leider Liu Shao Chi dat Mao "een Chinese of Aziatische vorm van marxisme" had gecreëerd. Reeds in 1936 stelde Mao aan Edgar Snow dat niet gestreden werd voor de bevrijding van China om het aan Moskou over te dragen.

    Vanaf 1937 werden oorlogsvoorraden vanuit de Sovjetunie toegestuurd aan de KMT, niet aan de CCP. Dit weerhield Tsjang Kai-shek er niet van om de CCP als zijn belangrijkste vijand te beschouwen. Het leger van de KMT vermeed grote confrontaties met Japan maar ging wel over tot het aanvallen van CCP-eenheden. In 1940 was er zo’n aanval net buiten Shanghai waarbij de CCP de KMT een nederlaag toebracht. In andere gevallen weigerde Mao bevelen op te volgen om Japan aan te vallen omdat dit zou leiden tot nutteloze opofferingen van troepen.

    De nadruk van Stalin lag steeds op het overleven van zijn eigen regime en dat was een constante rem op de gebeurtenissen in China. In april 1941 tekende Rusland een niet-aanvalsakkoord met Japan. De CCP leverde geen kritiek en was formeel gebonden door dat akkoord. Maar toen Duitsland drie maanden later Rusland binnenviel, kreeg de CCP bevelen vanuit Moskou om de gevechten tegen Japan te hervatten.

    Stalin wil "stabiliteit" in China

    Stalin wou op het einde van Wereldoorlog 2 de alliantie met het VS-imperialisme van na 1941 gewoon verderzetten. In 1944 stelde Molotov, de minister van Buitenlandse Zaken in de Sovjetunie, tegenover de VS-generaal Hurley: "Rusland steunt de CCP niet, wil geen gevechten of burgeroorlog in China, wil harmonieuze contacten…" (Fernando Claudin, De crisis in de communistische beweging).

    Toen de oorlog voorbij was, kreeg Tsjang Kai-shek de macht over China van het Amerikaans leger. Zijn troepen werden overgebracht naar de grote steden en de Japanese troepen kregen van de Amerikanen het bevel om zich aan Tsjang Kai-shek over tegeven. Na de oorlog hield Rusland Mantsjoerije bezet. Daarbij werden fabrieken ontmanteld en overgebracht naar Rusland. De controle over de belangrijkste stad van Mantsjoerije, Mukden, werd aan de KMT overgedragen.

    Op dat ogenblik had de CCP evenwel reeds de controle verkregen over de landelijke gebieden van Mantsjoerije. Om de schijn van steun aan de CCP te vrijwaren, moest Stalin ook Russische wapens achterlaten voor de CCP die de instructie kregen om met de KMT samen te werken.

    Op 14 augustus 1945 werd een "vriendschapsverdrag tussen China en de Sovjetunie" gesloten tussen de KMT en Moskou. Op basis van de weigering om steun te verlenen aan de CCP, werd Rusland beloofd dat het een aantal militaire bases zou terugkrijgen dat het verloor aan Japan in de oorlog van 1904-1905.

    De VS en de Sovjetunie oefenden beiden druk uit om tot onderhandelingen tussen de CCP en de KMT te komen. In 1945 schreef Mao het document "Over een coalitieregering" dat als basis diende voor onderhandelingen. Maar in tegenstelling tot wat Stalin wilde, was Mao niet bereid om zich volledig aan de KMT te onderwerpen.

    Wereldoorlog 2 had de verhoudingen op wereldvlak gewijzigd, het imperialisme was verzwakt terwijl het stalinisme versterkt was. Het imperialisme moest Oost-Europa aan Stalins invloedssfeer overlaten. Maar in andere delen van de wereld waren de kapitalisten afhankelijk van Stalin om de revolutie tegen te houden.

    Het VS-imperialisme trok haar troepen terug uit de oorlog en wou geen nieuwe uitbarsting van gevechten in Azië. De VS wou, met het akkoord van Stalin, de CCP laten integreren in het regime van de KMT. Deze aanpak werkte in Frankrijk en Italië waar de dreiging van revolutie werd geneutraliseerd door de deelname van de communistische partijen aan burgerlijke regeringen. De KMT gaf de voorkeur aan het Griekse voorbeeld waar de communistische troepen, met de instemming van Stalin militair verslagen werden door de Britten en binnenlandse contra-revolutionaire troepen.

    De CCP daarentegen verzette zich evenwel tegen beide modellen en besefte dat dit zou eindigen met een nieuw 1927. Tegen 1946 was het duidelijk dat er geen akkoord zou komen en brak een tweede burgeroorlog uit. De CCP vormde het Volksbevrijdingsleger met 910.000 soldaten.

    Tweede burgeroorlog (1946-1949)

    Aanvankelijk beschikte Tsjang Kai-shek over een groot militair overwicht. Hij beschikte over 500 vliegtuigen met Amerikaanse piloten terwijl de CCP geen enkel vliegtuig had. Tsjang had tanks, de CCP niet. Tsjang kreeg ook de steun van duizenden Amerikaanse adviseurs en technici. In totaal gaf het VS-imperialisme 6 miljard dollar steun aan de KMT in de periode 1946-1949. De nederlaag van de KMT kan dan ook niet aan militaire redenen worden toegeschreven. Ze waren ook aan de winnende hand tot de zomer van 1947.

    Politiek gezien waren er echter wel grote problemen voor de KMT. De troepen van de CCP stonden lokaal gekend omwille van hun rol in de oorlog tegen Japan. De massa’s zagen hoe de KMT komaf maakte met de sociale verworvenheden in regio’s die voorheen gecontroleerd werden door de CCP. De KMT-regering was bovendien verantwoordelijk voor de hongersnood van 1942-1943 waarbij 2 miljoen doden vielen. De regering stond bovendien gekend als corrupt, en was verantwoordelijk voor speculatie en hyperinflatie na de oorlog.

    Gedurende het eerste jaar probeerde de CCP om gevechten te vermijden terwijl het de agrarische revolutie op het platteland probeerde te verspreiden. Op basis van landhervormingen recruteerde het Volksbevrijdingsleger 1,6 miljoen nieuwe soldaten in Mantsjoerije alleen. De steun voor de CCP in de "bevrijde gebieden" was enorm omwille van de landhervormingen en andere verworvenheden. In 1947 zorgde dat voor een keerpunt in de burgeroorlog toen het boerenleger van Mao de confrontatie met de KMT begon aan te gaan.

    De KMT stuikte ineen toen het samen met de oorlog geconfronteerd werd met sociale revolutie. Er was een golf van desertie uit het leger en volledige militaire eenheden desintegreerden. Er was een enorm machtsvacuüm in het land. Het imperialisme moest zich terugtrekken en zelfs de VS overwoog geen invasie. Geen enkele kapitalistische partij bood een uitweg aan waarbij het land zou verenigd worden of de grondkwestie zou opgelost worden. De KMT had afgedaan.

    In de Russische Revolutie nam de arbeidersklasse de macht en voerde zij de taken van de burgerlijk-democratische revolutie uit, samen met de taken van de socialistische revolutie. In China kon enkel het Volksbevrijdingsleger de macht grijpen. Vanaf 1947 controleerde het Mantsjoerije en Centraal China en slaagde het erin om wapens van de KMT te bemachtigen. Tegen begin 1949 controleerde het Peking, tegen de lente de hoofdstad van het KMT-regime, Nanking, en Shanghai. Tegen de herfst was ook Canton in handen van de CCP. Ironisch genoeg vluchtte de Sovjet-ambassadeur samen met de KMT naar Canton. Op 1 oktober 1949 werd de Volksrepubliek China opgericht.

    In tegenstelling tot Rusland was het in China het leger dat de macht overnam en waren er geen democratische arbeidersraden of sovjets die discussieerden en de revolutie organiseerden. Er waren belangrijke stakingen in 1947 en begin 1947 waarbij de arbeidersklasse terug op het voorplan kwam, maar toen het Volksbevrijdingsleger de steden binnentrok werden stakingen verboden.

    Nationale spanningen

    Los van de theorieën die hij ontwikkelde – Mao sprak over een "nieuwe democratische" fase tussen het KMT-regime en "socialisme" – moest Mao verder gaan om aan de macht te blijven. Een alliantie met de burgerij of het imperialisme was onmogelijk. Maar er was wel het model van Stalins regime in Rusland. Terwijl de Russische revolutie een nederlaag kende in de vorm van een bureaucratische degeneratie, was de Volksrepubliek op bureaucratische wijze gedeformeerd van bij het begin. Het regime van Mao voerde een landhervorming door en schafte het kapitalisme af om aan de macht te blijven en het land te ontwikkelen. China’s economie, na 25 jaar van oorlog, bevond zich in een catastrofale staat. De industriële productie bevond zich op 57% van het niveau van 1936, in de landbouw was dat 75%. Slechts 10% van de bevolking had enig onderwijs genoten.

    In december 1949 waren er onderhandelingen tussen Stalin en Mao wat leidde tot een verdrag waarbij China beperkte bijstand vanuit Rusland werd beloofd. Mao moest in ruil daarvoor beloven dat in alle propaganda zou gesteld worden dat Stalin had deelgenomen aan ieder stadium van de Chinese revolutie, daarbij fouten had gecorrigeerd,… Het feit dat Stalin tot in 1948 nog stelde dat de CCP haar leger moest ontbinden, mocht uiteraard niet meer vermeld worden.

    De Koreaanse oorlog die uitbrak in juni 1950, zorgde ervoor dat Mao het ritme van sociale veranderingen in China moest opdrijven omwille van de dreiging van een imperialistische interventie maar ook omdat de oorlog leidde tot een opdrijven van het verzet van de oude feodale heersers. Vanaf 1950 werd begonnen met het verdelen van grote delen landbouwgrond. In 1954 werden private boerderijen omgevormd tot coöperatieven, tegen 1957 controleerden die 97% van de landbouwgrond. In 1952 werd gestart met het nationaliseren van privé-bedrijven, en een jaar later werd het eerste vijfjarenplan gelanceerd. De Koreaanse oorlog leidde er ook toe dat de alliantie met de Sovjetunie werd versterkt tegenover de gezamenlijke vijand van het VS-imperialisme.

    Die veranderingen vormden de basis voor een snelle ontwikkeling van de Chinese economie en de Chinese samenleving. En dat ondanks de bureaucratische misvormingen van de revolutie die zorgden voor corruptie, verspilling en slecht beheer. De economie groeide met 10% per jaar in de jaren 1950, de industriële productie met 20%. De revolutie en de indrukwekkende economische resultaten vormden een inspiratiebron voor guerilla-oorlogen in andere delen van de koloniale wereld, in Vietnam, Cuba en elders.

    De nationalistische rivaliteit, inherent aan het stalinisme, leidde later tot een breuk tussen Moskou en Mao. De Sovjet-bureaucratie haalde de woede van Peking op zich toen het in een poging om tot akkoorden te komen met het imperialisme overging tot een zacht standpunt tegenover het regime van Tsjang Kai-shek in Taiwan – het regime dat toen door de imperialisten en de VN werd erkend als de "officiële" Chinese regering. Mao haalde zich de woede van Moskou op de hals toen hij weigerde toe te geven op punten zoals het conflict tussen China en India, het regime in India werd door Moskou als "progressief" bestempeld. In 1962 was er een grensconflict tussen China en India. Die tegenstellingen bevestigen het fundamenteel nationaal karakter van het stalinisme – de heersende elites verdedigen enkel hun eigen macht, prestige en privileges.

    Hierdoor konden China en de Sovjetunie nooit ten volle gebruik maken van een echte samenwerking tussen beide landen. Aangezien dit niet lukte, ondernam Mao een aantal wanhopige pogingen om de Chinese samenleving sneller te ontwikkelen. Deze bureaucratische avonturen – de "Grote Sprong Voorwaarts" eind jaren 1950 en de zogenaamde "Culturele Revolutie" in de jaren 1960 – eindigden allemaal op rampzalige wijze.

    Uiteindelijk werd de lijn van het "schitterende isolement" verlaten door Mao’s opvolger Deng Xiaoping die aanvankelijk aarzelend een kapitalistische weg insloeg. Dit werd opnieuw geleidelijk en pragmatisch aanvaard door de CCP als de enige weg om aan de macht te blijven. Maar zoals de geschiedenis van China in de jaren 1900 aantoont, zullen de voorwaarden die gecreëerd worden door het kapitalisme en het imperialisme opnieuw leiden tot revolutionaire strijd. Het bewustzijn en het organiseren van de arbeidersklasse beginnen in die richting te gaan.

  • Theorie. Sporen van Domela in Friesland

    Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) was dominee, vrijdenker, socialist, antimilitarist en anarchist, maar voor alles strijder tegen maatschappelijk onrecht. Het Ferdinand Domela Nieuwenhuis Museum (www.fdnmuseum.nl) in Heerenveen geeft een beeld van zijn leven en werk. Het museum heeft een boek en een buitenexpositie gemaakt onder de titel ‘Sporen van Domela in Friesland’. Friesland is voor enkele jaren weer zichtbaar Domela-land.

    Recensie door Ron Blom, Offensief Utrecht

    ‘ús Ferlosser’

    Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919), de vader van het Nederlandse socialisme, was de meest gehate en geliefde persoon van zijn tijd. In zijn strijd voor sociale rechtvaardigheid was Domela zeer verbonden met Zuidoost Friesland, de streek die hem in 1888 als eerste socialist in de Tweede

    Kamer koos en waar de Friese veenarbeiders hem vereerden met de titel ‘ús Ferlosser’. De studeerkamer in het museum is ingericht met het originele interieur van Domela’s studeerkamer. De bibliotheek geeft een indruk van zijn enorme belezenheid en interesse. In de vergaderzaal keert de bezoeker terug naar het begin van de 19de eeuw, toen sprekers als Domela vurige pleidooien hielden voor het algemeen kiesrecht, de achturige werkdag en de afschaffing van de kinderarbeid. In de volksherberg wordt de mythevorming rond Domela belicht.

    Van de plaatsen waar de foto’s zijn gemaakt, zijn 16 plaatsen gemarkeerd met fotopanelen. De panelen staan verspreid over de hele provincie Friesland: in Harlingen (foto van Johanna Lulofs), St. Annaparochie, Franeker (Klein Walhalla), Leeuwarden, Sneek, Heerenveen (het Posthuis en het Volksgebouw), Jubbega, Gorredijk, Nij Beets en Appelscha. Het boek kan tevens worden gebruikt als een route langs de fotopanelen. De panelen halen het verleden weer even terug en geven de plaatsen – waar ogenschijnlijk niets is gebeurd – opnieuw betekenis.

    Bij de buitenexpositie behoort een boek. In het fraai vormgegeven ‘Sporen van Domela in Friesland’ zijn 20 foto’s gebundeld van de Leeuwarder fotograaf Jan Munnik. Het zijn foto’s van personen uit Domela’s privé-leven, van zijn aanhangers en zijn rivalen, gefotografeerd op de plaats waar zij Domela ontmoetten, zich door hem lieten inspireren of met hem in debat gingen. De foto’s zijn ingeleid en toegelicht door dr. Johan Frieswijk en dr. Yme Kuiper. Het boek is verkrijgbaar aan de museumbalie en kost 20,- Euro.

    Van liberaal tot socialist

    ‘Sporen van Domela in Friesland’ geeft een goed beeld van de ontwikkeling van het denken van de Godfather van het Nederlandse socialisme. Toen hij nog predikant was in de Evangelisch-Lutherse gemeente van Harlingen (1870-1871) werd hij reeds gegrepen door de erbarmelijke arbeidsomstandigheden van de werknemers in de steen- en panbakkerijen. Hij schrijft in een brief aan zijn broer Adriaan: ‘Ook de arbeiderskwestie trekt hier de aandacht; ge moet namelijk weten dat de arbeiders hier een meeting hebben belegd en daarop fatsoenlijke vragen aan de werkgevers om loonsverhoging, en deze vreedzame en gepaste vraag moet gesteund worden juist omdat de vorm zoo goed is en in tegenstelling tot de Internationale [De Internationale Arbeiders Associatie, ofwel de Eerste Internationale (1864-1872) waarvan in 1869 ook in Nederland een sectie ontstond onder de naam Internationale Werkliedenverbond] die eischen stelt en dreigt met staking.’ Het laatste geeft aan dat Domela toen nog een progressieve liberaal was.

    In 1888 toen hij zich kandidaat stelde voor de Kamerverkiezingen had hij zich onmiskenbaar ontwikkeld tot een socialist. In een toespraak ging hij uitvoerig in op het falen van de liberalen in de afgelopen dertig jaren: ‘Gaat eens na hoe het geschapen staat in de maatschappij, hoe het met den kleinen burgerstand, met den boerenstand is gesteld? Allerdroevigst.’ De socialisten, aldus de spreker willen de arbeidsmiddelen in algemeen bezit. Nodig waren verder arbeidswetgeving, minimumlonen en progressieve belastingen. ‘Het socialisme is niet zoo kwaad als men het wil afschilderen. Mijn ideaal is dan dat er geen hutten zullen zijn maar ook geen paleizen, geen armen maar ook geen rijken, geen edellieden maar ook geen bedellieden die de straten onveilig maken.’ Spoedig zou de eerste socialist zijn opwachting maken in het parlement.

    Verlies

    Het persoonlijk leven van Domela Nieuwenhuis kenmerkte zich door diepe dalen. Zeer aangrijpend is het verlies van zijn eerste echtgenote Johanna Lulofs, die jong in het kraambed stierf. Maar ook zijn tweede vrouw, Johanna Verhagen, overleed als gevolg van de kraamvrouwenkoorts. Eind mei 1891, gedurende een verkiezingscampagne, trouwde Domela voor de derde maal met de zeventien jaar jongere Bertha Godthelp. Hun wittebroodsweken hielden ze in het Volksgebouw Aurora in het centrum van Heerenveen. In zijn memoires schreef Domela: ‘Met een toespeling op den naam mijner vrouw zei men toen in Friesland: nu kan Nieuwenhuis het zeker alleen niet meer af en heeft hij er de hulp van God bijgehaald! – en wij hebben daar in dat gebouwtje onze wittebroodsweken doorgebracht, niet in kalmte en afzondering, maar te midden van de grootste drukte. Avond na avond was er vergadering in het distrikt en meestentijds gingen wij daar in groot gezelschap heen vanuit Heerenveen, om in den nacht terug te keeren. In allerlei herbergen hadden de vergaderingen plaats.’

    Anarchist

    Domela zou niet meer in de Kamer terugkeren. Hij zag steeds minder het belang in van parlementair werk. De strijd tussen voorstanders van de parlementaire weg en anti-parlementairen binnen de Sociaal-Democratische Bond kreeg na 1890 een sterk persoonlijk karakter. Op 22 februari 1892 vond in Klein Walhalla, het volksgebouw van de Franeker socialisten een debat plaats tussen Domela Nieuwenhuis en de jonge Leeuwarder advocaat Pieter Jelles Troelstra. Volgens Domela Nieuwenhuis duurde de parlementaire weg naar het socialisme veel te lang en leidde ook niet tot het doel. Bij het parlementaire werk moest men – hij sprak uit ervaring – schipperen tot in het oneindige, waarbij niet geraakt mocht worden aan de oorzaak van alle ellende: het privébezit. Echte socialisten verwachtten alleen heil van de revolutie.

    Troelstra ging fel tegen Domela in en zette uiteen dat in afwachting van de socialistische machtsovername alvast heel wat maatschappelijk onrecht kon worden aangepakt. Deze kwestie zou resulteren in de afscheiding van de ‘parlementairen’, die de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij oprichtten. Domela koos definitief voor het anarchisme. Alleen de begrafenis van Domela Nieuwenhuis in 1919 zou nog voor een kortstondig eendrachtig optreden zorgen tussen socialisten van verschillend pluimage. Uit alle delen van het land kwamen tienduizenden arbeiders naar Amsterdam om hem de laatste eer te bewijzen. De vaderfiguur van het vroege socialisme in Nederland en Friesland was heengegaan.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop