Category: Dossier

  • Stikstofcrisis, koopkrachtcrisis: kapitalistisch landbouwbeleid is nefast!

    In onze sterk verstedelijkte samenleving wordt er weinig over landbouw gesproken. Nochtans is dit een belangrijk thema, zeker in tijden van milieu- en koopkrachtcrisis met fors toenemende prijzen voor voeding. De strijd voor duurzame landbouw vereist een breuk met het kapitalisme. 

    door Christian (Leuven) uit maandblad De Linkse Socialist

    Begin maart was er een crisis in de Vlaamse regering rond het stikstofakkoord. CD&V wou wanhopig een deel van haar electorale basis behouden en deed zich voor als verdediger van de boeren. In Brussel was er een groot boerenprotest. Op 15 maart won de nieuwe BoerBurgerBeweging (BBB) de Nederlandse provinciale verkiezingen. Ook daar staat het stikstofbeleid onder druk. BBB maakte gebruik van de sympathie voor de landbouwers en de verwaarlozing van het platteland, onder meer als gevolg van het besparingsbeleid. Tegelijk is BBB mee opgezet door het reclamebureau ReMarkAble, dat grote klanten heeft in de agro-industrie (zoals Bayer). De belangen van de industrie zijn uiteraard niet die van de zelfstandige landbouwers.

    Overheid grijpt in

    Aangezien 80% van de natuurgebieden in Vlaanderen teveel stikstof in de bodem heeft, moest de Vlaamse regering ingrijpen om aan de Europese regels te voldoen. Het uiteindelijke akkoord voorziet in maatregelen voor ongeveer 40 teelten, vooral in de varkensteelt. Heel wat landbouwbedrijven moeten ofwel sluiten ofwel de productie sterk verminderen. Het feit dat de stikstofnormen nu 40 keer strenger zijn voor de landbouw dan voor de industrie zorgt voor woede. 

    In België is 60% van de stikstofvervuiling afkomstig van de landbouw. Daarvoor zijn synthetische (chemische) meststoffen en stalmest (dierlijk afval) verantwoordelijk. Veehouderijen zijn onevenredig verantwoordelijk voor deze vervuiling. De rest van de vervuiling is afkomstig van transport, industrie en van wat de wind meebrengt uit de buurlanden. 

    Het is geen toeval dat Nederland en Vlaanderen de ergste stikstofvervuiling van Europa hebben. Hoe onwaarschijnlijk het ook lijkt, Nederland is na de Verenigde Staten de grootste landbouwexporteur ter wereld. Het is de grootste exporteur van vlees in Europa en produceert ook grote hoeveelheden melk, eieren en bloemen. De productie van varkensvlees en gevogelte in België is respectief 2,7 en 2,6 keer wat er nationaal geconsumeerd wordt. Dit gebeurt vooral in Vlaanderen, waar ook de grootste concentratie van industriële landbouwbedrijven is.

    De stikstofmaatregelen volstaan niet. Slechts de helft van de vrijgekomen stikstof wordt opgenomen door planten en het teveel aan nitraat komt terecht in rivieren en langs de kust waar het problemen veroorzaakt zoals groene algen. Het drinkwaterprobleem in België is een van de meest kritieke in Europa, met recordniveaus van nitraat- en fosforvervuiling van grondwater en rivieren.  Drinkwater wordt met dure processen gezuiverd, maar het waterleven heeft minder geluk. Ammoniakdeeltjes in de lucht combineren met andere verontreinigende stoffen in de lucht tot fijne stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid. Stikstof schaadt bovendien de biodiversiteit doordat het de groei van een beperkt aantal planten zoals grassen en brandnetels stimuleert ten koste van zeldzame soorten. Ten slotte stoot stikstof dat als meststof wordt verspreid lachgas uit, dat bijna 300% krachtiger is dan CO2, hetgeen momenteel de grootste vijand van de ozonlaag is.

    Legitieme woede

    De boeren voelen zich verraden. Europese subsidies, banken en hevige concurrentie op de internationale markten hebben hen decennialang gedwongen om op steeds grotere schaal te produceren. In België is het aantal landbouwbedrijven tussen 1980 en 2018 met 68% gedaald.  Tegelijkertijd is de gemiddelde oppervlakte van deze bedrijven bijna verdrievoudigd. Diezelfde intensievere en gemechaniseerde landbouwbedrijven stellen 60% minder mensen te werk.   

    Het zijn vooral de grote landbouw- en voedselbedrijven die de winsten maken, niet de boeren. Toch zijn het deze laatsten die risico’s moeten nemen en uiteindelijk moeten betalen voor milieumaatregelen. Hun bedrijven (grond, boerderijen, machines) zijn vaak niet echt van de boeren zelf maar van de bank, terwijl hun product vooraf wordt gekocht door de grote bedrijven tegen de prijs die zij bereid zijn te betalen. Het is de agro-industrie die bepaalt wat er geproduceerd wordt en hoe. Het is ook in deze context dat in arbeidsintensieve landbouwsectoren, zoals de groenten- en fruitteelt, de vaak buitenlandse en illegale werknemers bijzonder worden uitgebuit. Het geromantiseerd beeld van het boerenleven met zelfstandige landbouwers is een illusie. Rechts gebruikt dit beeld om uiteindelijk het grootkapitaal te verdedigen. Links moet in de strijd tegen het grootkapitaal een landbouwprogramma ontwikkelen dat aansluiting vindt bij de boeren.

    Strijd om water

    De droogte rukt op. Grondwater en watervoerende lagen worden overgeëxploiteerd. De aquifer (watervoerende laag) van Ogallala in de VS is verantwoordelijk voor de productie van een kwart van de Amerikaanse landbouwgrond. In Kansas staan 30% van de waterputten al droog en dit zou de komende 50 jaar stijgen tot 70% van de waterputten die zich op deze aquifer baseren. Steeds meer produceren met steeds meer water wordt aangemoedigd door overheidssubsidies. De grote winnaars zijn niet de boeren, die zich in de schulden steken en steeds lagere prijzen krijgen, maar de agro-industrie.  In Europa werken het landbouwbeleid en de wet van de markt op dezelfde manier. 

    Het conflict rond de megabekkens in Frankrijk is emblematisch. Deze bassins, van gemiddeld 8 hectare groot, gebouwd met overheidsgeld, moeten het mogelijk maken om water op te slaan dat in de winter aan het grondwater wordt onttrokken. Hierdoor zou er in de zomer meer water zijn. Dit houdt echter geen steek gezien het structurele tekort van de watervoerende lagen en de steeds vaker voorkomende meerjarige droogtes. In werkelijkheid is het doel de bestendiging van het voor de agro-industrie zo winstgevende landbouwmodel. Het water in de megabekkens is namelijk vooral bestemd voor de grote graanproducenten die voor de intensieve veehouderij werken. Het grondwater wordt geprivatiseerd, wat leidt tot woede in een context van een winterse droogte en het feit dat afgelopen zomer honderd Franse gemeenten zonder drinkwater kwamen te zitten.

    Het leidde tot protest. Op 25 maart betoogden duizenden mensen tegen het project van een megabekken in Sainte-Soline. Veel betogers namen eerder deel aan het protest tegen de pensioenhervorming. De overheid reageerde met repressief geweld: er werden 4000 granaten ingezet waarbij 200 betogers gewond werden. Van de 50 zwaargewonden bleven er twee in coma, één van hen tot op vandaag.

    Uitdaging: landbouw veranderen

    Wereldwijd speelt de landbouw een belangrijke rol bij de vernietiging van habitats en wilde dieren, ontbossing, het uitsterven van soorten en bodemaantasting. De landbouw draagt ook bij tot de opwarming van de aarde doordat deze zorgt voor de uitstoot van ongeveer een derde van de broeikasgassen. Anderzijds bedreigt de opwarming van de aarde de landbouwproductie met meer extreme weersomstandigheden (zoals droogtes, overstromingen en hittegolven) en het verlies van kustgebieden door de stijgende zeespiegel. Voor sommige aspecten van de landbouw, zoals pesticiden, is het verband tussen de vernietiging van de natuur en de schade aan de menselijke gezondheid (vooral die van de landbouwers in neokoloniale landen) al bijzonder duidelijk.

    De volledige en snelle transformatie van het landbouwsysteem moet dus een absolute prioriteit zijn, bijna op gelijke voet met de drastische vermindering van de verbranding van fossiele brandstoffen. Net zoals er momenteel geen geloofwaardig plan is om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5°C of zelfs 2°C, geldt hetzelfde voor een overgang naar een werkelijk duurzame landbouw, een doelstelling die doorgaans voor 2050 wordt geformuleerd. 

    Economische en ecologische planning is essentieel. Deze zal socialistisch en democratisch moeten zijn. Alleen als de productie van voedsel niet meer op winst gericht is, wordt het mogelijk om de behoeften van de bevolking centraal te stellen, waaronder de behoefte aan een gezonde natuurlijke omgeving. Zonder het democratische aspect ervan zal de planning mislukken en niet op de steun van de meerderheid van de landbouwers en consumenten kunnen rekenen. De landbouwers zouden worden aangemoedigd om zich in coöperaties te organiseren. Deze zouden bijvoorbeeld helpen om samen met de plaatselijke gemeenschap en andere vertegenwoordigers van de sector op democratische wijze grondstoffen zoals water te beheren. Dit moet bovendien op internationale en solidaire wijze gebeuren. 

    Zeker in neokoloniale landen gaat een meer ecologische landbouw hand in hand met de strijd tegen sociale onrechtvaardigheid en afhankelijkheid van de grote steden. Door bijvoorbeeld voorrang te geven aan de beste gronden voor lokale zelfvoorzieningslandbouw en niet voor exportgewassen wordt in de voedingsbehoeften van de bevolking voorzien en wordt de druk op de natuurgebieden verminderd. Ook moet dringend worden afgezien van “biobrandstoffen” die (zoals meestal het geval is) concurreren met de voedselproductie en een bedreiging vormen voor de natuurgebieden.

    Talrijke betogingen van boeren eisen de herinvoering van quota, wat een zekere overheidsplanning inhoudt. Het invoeren van democratisch bepaalde quota – en niet technocratisch opgelegd zoals in het verleden – kan een nuttige stap zijn. De agro-industrie, de financiële sector en de detailhandel moeten in publieke handen komen, zodat ze geen obstakel vormen voor een transitie van de sector. Zo zou het mogelijk worden om de werkgelegenheid in de landbouwsector te behouden en om de nodige goedkope kredieten (naast eventuele schuldverlichting) te voorzien. Bovendien zou het helpen om de consumptieprijzen onder controle te houden en de voedselverspilling te verminderen. Momenteel wordt 31% van het geproduceerde voedsel weggegooid, wat behalve verspilling ook getuigt van een gebrek aan respect voor de landbouwers en hetgeen slecht is voor het milieu.

    Gezien het onevenredig grote effect van de veehouderij op het milieu (50-80% van de landbouwgrond is gericht op de veehouderij), is er een drastische verandering in deze sector nodig. De industriële veeteelt moet stoppen. Er is nood aan de integratie van veeteelt in gemengde landbouw. De lokale productie van de meeste voedergewassen (peulvruchten die stikstof binden) zal ook de invoer van sojabonen vermijden, een gewas dat zeer vernietigend is voor het regenwoud in Zuid-Amerika. De biologische landbouw (zonder pesticiden en chemische meststoffen) krijgt zo de ruimte om regel te worden in plaats van uitzondering. Daarnaast moet het wetenschappelijk onderzoek bevrijd worden van het winstoogmerk om nieuwe innovaties in landbouw en voedsel mogelijk te maken.  

    Dit alles vormt een organisatorische uitdaging die het huidige systeem te boven gaat. Alleen de invoering van een polycultuurmodel zonder industriële landbouw zou een enorme territoriale reorganisatie vergen, gezien de hyperspecialisatie van hele regio’s op bepaalde vormen van landbouw zoals veeteelt, granen, groenten … Een massale overschakeling op biologische landbouw vereist dus zowel een zorgvuldige voorbereiding als veranderingen op andere niveaus, waaronder de organisatie van de samenleving. Dit wordt goed geïllustreerd door het voorbeeld van Sri Lanka. Het land ondervond negatieve gevolgen toen in 2021 de invoer van synthetische meststoffen en pesticiden van de ene op de andere dag werd stopgezet, voornamelijk om redenen van handelstekort. Democratische planning van grote investeringen, zoals massale overheidssteun in de vorm van subsidies, technische/wetenschappelijke opleiding, reorganisatie van landbouwbedrijven, invoering van nieuwe technieken, is essentieel.

    Een dergelijke transitie afdwingen, kan enkel door de gezamenlijke strijd van werknemers en landbouwers. Die laatsten vormen een heterogene laag die enkel meegetrokken kan worden op basis van een radicaal programma dat breekt met het systeem. De Franse Confédération Paysanne steunt het protest tegen de megabekkens en tegen de pensioenhervorming. Landloze boeren, in bijvoorbeeld Brazilië, zijn een natuurlijke bondgenoot van de arbeidersbeweging. 

    De halve maatregelen ten nadele van de landbouwers volstaan niet om het traject naar de afgrond om te buigen. Ze volstaan enkel om rechtse krachten in dienst van de agro-industrie te mobiliseren, van de BBB in Nederland tot Bolsonaro in Brazilië. Een radicale breuk met het kapitalisme is noodzakelijk voor een meer ecologische en rechtvaardige landbouw, die het voortbestaan en de levenskwaliteit van de toekomstige generaties kan garanderen.

  • Wat betekent ChatGPT voor de werkenden?

    Het lanceren van ChatGPT heeft voor een storm op het internet gezorgd en voor een hele reeks investeringen in soortgelijke tools van Artificiële Intelligentie (AI). Er wordt beweerd dat ChatGPT en AI programmeurs, juristen en zelfs leerkrachten kunnen vervangen. ChatGPT slaagde zelfs voor verschillende Amerikaanse ingangsexamens voor de universiteiten. Anderzijds slaat ChatGPT de bal vaak hilarisch mis. Zo zegt ChatGPT dat ex-basketballer Shaquille O’Neal (2m16) groter is dan Yao Ming (2m29), terwijl het systeem de lengte van beide sporters kent. Is ChatGPT echt een bedreiging voor jobs?

    Artikel door Tony Gong (Socialist Alternative, ISA in de VS)

    Wat is ChatGPT?

    ChatGPT is een chatbot gemaakt door de startup OpenAI. GPT staat voor “Generative Pre-trained Transformer”, een soort autocomplete (automatisch aanvullen) die getraind is op grote hoeveelheden tekst. Wat ChatGPT bijzonder maakt, is dat hij is getraind op 300 miljard woorden op het internet, en menselijke vragen goed genoeg begrijpt om te reageren met relevante antwoorden. Maar hoewel de eerste gesprekken met ChatGPT indrukwekkend kunnen zijn, wordt al snel duidelijk dat het steeds weer dezelfde antwoorden genereert, zonder de capaciteit voor nieuw denken. Zelfs het vermogen van ChatGPT om zichzelf te corrigeren is een illusie.  Wanneer een mens ChatGPT vertelt dat hij het mis heeft, doet hij het equivalent van een stap teruggaan om een andere automatische aanvulling te kiezen.

    De virale faam van ChatGPT is veel groter geworden dan de mogelijkheden ervan rechtvaardigen. Dit is deels het gevolg van een krankzinnige bedrijfshype. Een journalist van de New York Times beweerde dat de chatbot van Microsoft een grens van bewustzijn overschreed toen hij hem vroeg zijn vrouw te verlaten. Verschillende kranten hebben gezegd dat GPT’s 80% van de jobs kunnen aantasten, waarbij ze zich beriepen op een door OpenAI gefinancierde studie die geen economische modellen maakte, maar in plaats daarvan ChatGPT zelf en menselijke niet-experts vroeg te raden welke jobs GPT’s zullen vervangen! De hype werkt: OpenAI heeft 13 miljard dollar aan financiering van Microsoft binnengehaald op een moment dat Microsoft zelf 10.000 techneuten heeft ontslagen, waaronder het hele ethische team dat toezicht houdt op AI-onderzoek.

    Hoewel het onwaarschijnlijk is dat ChatGPT de intentie van de bazen om menselijke arbeid te vervangen door AI volledig zal bevredigen, is die intentie alleen al een zeer reëel gevaar. De bazen haasten zich naar onrijpe technologieën terwijl werknemers en gewone mensen de prijs betalen voor de misrekeningen. Zo vervangen bedrijven kassiers door vaak onbetrouwbare zelfkassa’s. Er waren mislukte pogingen om chauffeurs te vervangen door zelfrijdende auto’s, pogingen die dodelijke gevolgen hadden. Nu is er het voorstel om kantoorpersoneel te vervangen door AI. Goldman Sachs schat dat 46% van de administratieve taken en 44% van de juridische taken kunnen worden geautomatiseerd, en dat 7% van alle Amerikaanse werknemers de helft of meer van hun taken door AI zal zien overnemen. Maar zijn die schattingen echt accuraat? De bazen doen alsof AI alles kan als het hen uitkomt om werkenden af te dreigen met het gevaar dat hun jobs zullen verdwijnen. Werkenden zullen de dreigementen niet zomaar aannemen. Wel is het belangrijk om te weten hoe AI werkt en wat de beperkingen ervan zijn om te weten hoe het de werkgelegenheid zal beïnvloeden.

    Zal de huidige AI-doorbraak mensen vervangen?

    ChatGPT is gebouwd op kunstmatige neurale netwerken, dezelfde technologie achter de doorbraken van AI bij het detecteren van objecten in beelden of het genereren van kunstwerken. Een kunstmatig neuraal netwerk is een ruwe digitale benadering van biologische neurale activiteit. Neuronen worden gemodelleerd als eenvoudige rekenmachines, en de verbindingen tussen neuronen worden gemodelleerd als wiskundige gewichten. Cruciaal is dat de capaciteiten van een neuraal netwerk niet voorgeprogrammeerd zijn, maar worden ‘aangeleerd’ via herhaalde ‘trainingen’, een proces van trial-and-error waarbij de gewichten van het model zichzelf aanpassen om de output van de training te reproduceren. Met andere woorden, neurale netwerken wordt niet verteld wat ze moeten doen, maar ‘leren’ wat ze moeten doen op basis van feedback. Na training gebruikt het model zijn gewichten om uit nieuwe inputs wiskundig nieuwe outputs te extrapoleren, die wij mensen interpreteren als complex gedrag.

    Het vermogen van neurale netwerken om te ‘leren’ is superieur aan de vorige generatie AI, die zich liet leiden door een erg beperkte logica. Maar de neurale netwerken zijn verre van gevoelig. Het zijn geen digitale reproducties van biologische hersenen, slechts ruwe benaderingen. Neurale netwerken detecteren statistische patronen en extrapoleren die. Ze hebben geen wortels in de materiële wereld en kunnen niet leren wat waar of echt is, maar alleen wat populair of waarschijnlijk is op basis van een groot aantal gegevens.

    Neemt ChatGPT jobs over?

    ChatGPT zal jobs overnemen, maar niet noodzakelijk die in het onderwijs, codering of media, zoals de gevestigde media graag beweren. Jobs op deze gebieden vereisen sociale context en gevoel, die de mogelijkheden van statistische modellen zoals neurale netwerken te boven gaan. ChatGPT zal waarschijnlijk een ‘helper’ worden, die bijvoorbeeld een eerste ontwerp genereert voor mensen om te bekijken, vragen beantwoordt als een geavanceerde zoekmachine, of gesprekken voert met een lage inzet waarbij het bedrijf onnauwkeurigheid tolereert. ChatGPT kan alleen hulpwerk doen omdat het geen onderscheid kan maken tussen wat waarschijnlijk en wat waar is, en menselijke input nodig heeft om het te corrigeren. Deze onnauwkeurigheid kan echter minder een probleem worden naarmate OpenAI gespecialiseerde versies van ChatGPT ontwikkelt voor verschillende bedrijfstakken. Deze varianten zullen waarschijnlijk toegespitst zijn op routinematig maar gespecialiseerd schrijfwerk, zoals klantenservice, back-office schrijfwerk en algemeen juridisch werk. Dat soort werk loopt het grootste risico op automatisering.

    Maar zelfs als een werkende niet wordt vervangen maar slechts geholpen door AI, bespaart de baas nog steeds op arbeid. De baas kan nu meer werk aan de werknemer toewijzen, de job uitbesteden en de werknemer minder betalen, of sommige werknemers aan AI koppelen en de rest als overbodig ontslaan. AI kan zelfs gevolgen hebben voor werknemers zonder hun taken te vervangen: bedrijven als Amazon gebruiken computervisie-AI om werknemers op camera te volgen om fouten in hun werk vast te stellen. Deze technologie kan worden gebruikt om de veiligheid te verbeteren, maar wordt vooral gebruikt om de productiviteit te verhogen en werknemers die pauzes nemen te straffen.

    AI creëert ook een nieuwe categorie flexwerk. De huidige AI-revolutie komt niet van beter ontworpen algoritmen, maar van een enorme groei van gegevens in de afgelopen tien jaar die worden gebruikt om neurale netwerken te trainen. Hoewel ChatGPT werd getraind op voornamelijk gratis en zelfs gepirateerde gegevens, moeten andere AI-bedrijven in de toekomst misschien werknemers inhuren om gegevens te genereren. Bovendien zijn in het trainingsproces “spookwerkers” opgenomen, die voor een erg laag loon per taak ondergeschikte taken uitvoeren, zoals het classificeren van afbeeldingen. Werknemers in Kenia hebben ChatGPT ontdaan van aanstootgevende inhoud voor minder dan 2 dollar per uur. Gegevens zijn de grondstof voor AI, en AI-gerelateerd spookwerk zal alleen maar toenemen naarmate AI steeds grotere datasets verbruikt en een stagnerende economie druk zet om flexwerk aan te nemen.

    Om bedrijven ertoe aan te zetten AI toe te passen, moet het in het algemeen arbeidsbesparend zijn, wat betekent dat zelfs als de extra flexwerkers worden meegerekend, er in het algemeen minder mensen nodig zijn om dezelfde hoeveelheid werk te produceren. De werkloosheidseffecten van arbeidsbesparende AI kunnen tijdelijk worden gemaskeerd door economische hausse. Bedrijven die meer orders moeten uitvoeren, houden werknemers en koppelen ze aan AI om productiever te zijn. Een sterke arbeidersbeweging, met een ruggengraat van militante vakbondsleden, kan vechten tegen het schrappen van jobs. Maar tijdens economische recessies produceren bedrijven te veel om te verkopen en zullen de bazen de door AI uitgespaarde arbeid gebruiken om massa’s werknemers te ontslaan. Dit is wat er gebeurde met robotica. Toen de bedrijven robotica introduceerden in de tweede helft van de 20e eeuw, temperden sterke vakbonden en economische hausse het aantal jobs dat verloren ging. Massaontslagen kwamen toen recessies de omvang van de kapitalistische overproductie blootlegden, het meest recent in de recessies van 2001 en 2008, die niet door robotica werden gestart.

    Robotica is een goede les voor arbeiders over het verloop van automatisering onder het kapitalisme. Maar het is ook een technologie die meer dan een halve eeuw gerijpt is. ChatGPT is een onvolwassen technologie met diepe technologische beperkingen, en de onoprechte dreigementen van de werkgevers om kantoorpersoneel te vervangen door AI zoals ze fabrieksarbeiders hebben vervangen door robots weerspiegelt meer hun bedoelingen dan hun huidige vermogen om dat te doen. Het is onduidelijk of ChatGPT de eerste stap zal zijn naar een AI-productiviteitsrevolutie, of dat het zich zal voegen bij de reeks mislukte technologieën van automatische dronebezorgingen en zelfrijdende auto’s.

    Wat is de toekomst van AI?

    Het is duidelijk dat AI-onderzoek een rol speelt in de wedloop van de ‘Nieuwe Koude Oorlog’ tussen de VS en China. De kapitalistische heersende klasse van beide landen gebruikt AI als een teken van wetenschappelijk prestige, als een manier om economisch te concurreren en om hun leger te bewapenen. Het bouwen van AI vereist enorme hoeveelheden rekenkracht, en is een belangrijk aspect van de strijd om de suprematie van de microchip.

    Momenteel hebben de VS de overhand vanwege hun historische voorsprong en omdat er minder beperkingen zijn op het gebied van meningsuiting dan in China. Iets als ChatGPT zou moeilijk te trainen zijn geweest op het gecensureerde, en bijgevolg veel kleinere, Chinese internet dat door de CCP-dictatuur wordt gecontroleerd.

    Aan de andere kant heeft de economische stagnatie in de VS een speculatieve technologiezeepbel doen ontstaan die de prestaties van AI overschat en het AI-onderzoek dreigt te schaden als de zeepbel implodeert. De opwinding rond ChatGPT komt net op het moment dat een andere gehypete AI-trend, zelfrijdende auto’s, in diskrediet raakt. Beide gebruiken neurale netwerken en kampen waarschijnlijk met dezelfde beperkingen. Autorijden vereist, net als de meeste menselijke arbeid, een zekere mate van gevoel die zelfs na 100 miljard dollar investeringen in zelfrijdende technologie niet kan worden gereproduceerd.

    AI-onderzoek betaalt ook een prijs voor het gebruik van machinaal leren: AI-modellen zijn “zwarte dozen” geworden, waarvan de complexe interne werking steeds moeilijker te analyseren en aan te passen is voor hun menselijke ontwerpers en ingenieurs. Het besluitvormingsalgoritme van AI-modellen, dat rechtstreeks uit gegevens wordt gecreëerd in plaats van door mensen te worden ontworpen, is zo vreemd dat onderzoekers niet begrijpen hoe ze werken! AI-onderzoek gaat niet gestaag in de richting van gevoel. In feite zijn deze black box-modellen zo moeilijk te repareren of te verbeteren dat veel deskundigen het een duistere kunst noemen.

    Socialisme en AI

    Ondanks de hindernissen voor AI-onderzoek zal de heersende klasse erin blijven investeren. Zowel de Amerikaanse als de Chinese kapitalisten hopen dat AI een antwoord kan vormen op de vermindering van het aantal arbeidskrachten als gevolg van de Covid-doden, de ontslaggolf na de pandemie en de dalende geboortecijfers. De kapitalistische klassen van beide landen hopen ook dat AI het productiviteitsverlies als gevolg van de ontkoppeling van een geïntegreerde wereldeconomie kan verzachten door werknemers efficiënter te maken.

    De bedreiging van AI voor de bestaansmiddelen leidt tot een groeiende anti-AI stemming van verzet tegen automatisering. Het conflict is echter niet tussen AI en mensen, maar tussen arbeiders en de bazen die AI gebruiken om arbeiders harder uit te buiten, hun jobs te schrappen of hen te ontslaan om meer winst te maken.

    Socialisten steunen arbeiders die zich organiseren tegen besparingen en voor hogere lonen. Kantoorjobs  die onevenredig zwaar zullen worden getroffen door AI, zijn bijzonder kwetsbaar voor automatisering vanwege de beperkte vakbondsaanwezigheid. Werkenden hebben de beste kans om terug te vechten als ze zich organiseren in vakbonden. Socialisten bieden ook een marxistisch begrip van AI dat technologische argumenten ter beschikking van arbeiders kan stellen. Wanneer de baas werknemers bedreigt met automatisering, moeten arbeiders de grenzen van AI begrijpen om te weten hoe ze dit tegen hun werkgever kunnen gebruiken.

    Het kapitalisme perverteert AI van een productieve technologie die echte vooruitgang kan brengen, tot een instrument om werknemers te disciplineren en meer uit te buiten. De werkgevers plukken de vruchten van de toegenomen productiviteit, terwijl werknemers worden ontslagen of tot flexwerk worden gedwongen om de AI te voeden. In een socialistische samenleving, waar werknemers gegarandeerd in hun levensonderhoud kunnen voorzien, kan AI worden gebruikt om werknemers vrij te maken om hun passies na te jagen of van een vervroegd pensioen te genieten. Schrijvers en kunstenaars zouden AI kunnen gebruiken om gestileerde werken voor hun achterban te genereren en zichzelf vrij te maken om te experimenteren met nieuwe stijlen. Om van AI en technologische vooruitgang een ondubbelzinnig goed voor de hele gemeenschap te maken, hebben we een socialistische transformatie van de samenleving nodig.

  • Helden van het verzet: Abram Leon, vermoord door de nazi’s

    Abram Leon (zijn echte naam was Abraham Wajnsztok) werd geboren in Warschau op 18 november 1918, toen er doorheen Europa revolutionaire schokken waren. De Duitse revolutie had net keizer Willem II ten val gebracht.

    door Guy Van Sinoy

    Bij elke politieke en sociale crisis waren de Joden in Polen het slachtoffer van vaak voorkomende pogroms. Abrams vader probeerde begin jaren twintig naar Palestina te emigreren maar dat mislukte. Een jaar later keerde de familie terug naar Polen en emigreerde in 1928 naar Brussel.

    Hashomer Hatzair

    In Brussel ontdekte de jonge Abram de tegenstrijdigheden van de moderne samenleving: naast de mooie auto’s geparkeerd voor mooie huizen waren er ook vieze en hongerige kinderen, spelend tussen het afval in de oude, drukke wijken van de hoofdstad. Hij werd een fervent activist in de Joodse Socialistische Jeugd (Hashomer Hatzair). De jonge kameraad overtreft al snel zijn leeftijdsgenoten in de beweging. Hij wordt democratisch verkozen tot voorzitter van de Brusselse afdeling en in de nationale leiding.

    Abram moest omwille van financiële redenen een tijdje de school opgeven. Hij trok door het land om de kost te verdienen. Zo kwam hij in contact met de werkende massa’s.

    In de Borinage volgde hij gretig de bijeenkomsten van Walter Dauge, de jonge medeoprichter van de Revolutionair-Socialistische Partij. Hij leerde onderscheid maken tussen trotskisme en stalinisme. Tijdens de processen in Moskou neemt hij afstand van Hashomer Hatzair, dat naar het stalinisme neigde.

    Hij begon een tekst te schrijven over hoe het jodendom de geschiedenis kon overleven. Daarin zette hij uiteen dat de religie en het behoud van de Joden, als historisch opmerkelijk gegeven, gezocht moest worden in de sociale rol van de Joden doorheen de geschiedenis. Hij veroordeelde het kleinburgerlijke karakter van het zionistische ideaal en toonde aan dat dit ideaal een instrument zou worden in de handen van het wereldkapitalisme. Vervolgens verliet hij Hashomer Hatzair met een twintigtal van zijn kameraden en richtte een studiekring op om hen tot het trotskisme te brengen.

    Revolutionaire Socialistische Partij

    In augustus 1940 veroorzaakte het nieuws van de moord op Leon Trotski in Mexico consternatie onder de militanten. Abram Leon schreef het eerste pamflet van de ondertussen illegale Revolutionaire Socialistische Partij. Hij legde contact met verschillende voormalige regionale leiders van de partij. Een eerste collectieve leiding, waarin hij de belangrijkste animator was, kwam tot stand. Onder zijn leiding publiceerde de partij het illegale blad ‘La voie de Lénine’ (‘De stem van Lenin’). In juli 1941 werd een eerste clandestien centraal comité heropgericht.

    De heropbouw van de Vierde Internationale

    Zodra de heropbouw van de partij realiteit werd, zocht Leon contact met andere afdelingen van de Vierde Internationale in Europa, omdat hij zich ervan bewust was dat de grote militaire en revolutionaire omwentelingen in de nabije toekomst onvermijdelijk een continentaal karakter zouden krijgen. Er werd contact gelegd met Marcel Hic in Frankrijk. De eerste vergadering van het Europese Secretariaat werd gehouden in St-Hubert, in de Belgische Ardennen. Abram Leon schreef bij deze gelegenheid een belangrijke bijdrage: ‘De taken van de Vierde Internationale in Europa’. De heropbouw van de internationale zou pas echt beginnen in juli 1943 met de oprichting van een voorlopig Europees Secretariaat. 

    In februari 1944 namen Abram Léon en Ernest Mandel gedurende zes dagen deel aan de clandestiene Europese conferentie van de Vierde Internationale in de buurt van Beauvais (Oise). De conferentie eindigde met de goedkeuring van een manifest gericht aan de arbeiders en boeren van Europa en de verkiezing van een Europees Uitvoerend Comité. Een positief resultaat van de conferentie was de hereniging van de drie Franse politieke groepen die zich op de Vierde Internationale baseerden. 

    Charleroi

    De Engels-Amerikaanse landing op 6 juni 1944 en de opening van een militair front tegen de Wehrmacht in het Westen, naast het Oostfront onder leiding van de Sovjettroepen, gaven hoop dat het Derde Rijk snel zou instorten. In de streek van Charleroi, waar de mijnwerkers een arbeidersvoorhoede vormden, gaf de Revolutionaire Communistische Partij (de nieuwe naam van de Revolutionaire Socialistische Partij) de krant ‘Le Réveil des Mineurs’ uit. 

    Leon wilde naar de plaats gaan waar de revolutionaire impuls de meeste kans had. Hij trok naar Charleroi, maar werd op de avond van zijn aankomst opgepakt door de Duitsers. De huiszoeking liet geen twijfel bestaan: in het huis werd drukwerk gevonden, naast pamfletten, geld en een radiozender. Enkele kameraden wisten te ontsnappen via de achterdeur en de tuinen. Maar Leon en een Russische gevangene die in een mijn werkte, zaten boven vast. De huurder van het huis, Leon en de Russische kameraad werden opgepakt. 

    Er volgden dagen van lange fysieke martelingen. Leon wist echter de sympathie te winnen van een sociaaldemocratische soldaat die bereid was hem te helpen ontsnappen. De soldaat legde contact met lokale activisten om een ontsnappingsplan uit te werken. Er werd een cipiersuniform in de maat van Leon binnen gesmokkeld om hem discreet uit de gevangenis te krijgen. Het plan mislukte echter omdat de Gestapo, in een poging om Leon te doen praten, zo hard op hem insloeg dat zijn gezicht de sporen van de martelingen droeg. Zo was het onmogelijk om discreet buiten te wandelen. 

    Mechelen, Auschwitz

    Op 20 juli werd Abram Leon vanuit Charleroi overgebracht naar de Dossinkazerne in Mechelen. Deze voormalige kazerne, gelegen halverwege Antwerpen en Brussel (de steden waar de meeste Joden van België woonden), werd gebruikt als verzamelplaats voor Joden voordat ze werden gedeporteerd naar het vernietigingskamp Auschwitz. Gedeporteerd naar Auschwitz op 18 juni 1944, stierf Abram Leon daar op 7 oktober 1944.

    https://nl.socialisme.be/83705/leon-lesoil-1892-1942-van-oktober-1917-tot-de-oprichting-van-de-vierde-internationale
    https://nl.socialisme.be/87630/jaren-1930-de-rol-van-de-trotskisten-in-ons-land
    https://shop.socialisme.be/product/abram-leon-hoe-het-jodendom-de-geschiedenis-kon-overleven
  • Deze dag in de geschiedenis. 5 mei 1983: gemeentebestuur van Liverpool start strijd tegen Thatcher

    Veertig jaar geleden kwam het legendarische door Militant geleide stadsbestuur aan de macht in Liverpool, toen de vijfde stad van Groot-Brittannië. Op 5 mei 1983 won Labour de lokale verkiezingen en ging het met 12 zetels vooruit. Dit was een opmerkelijke uitzondering op de nationale trend die de conservatieve Tories van premier Thatcher winst opleverde.

    De politieke leiding van Labour in Liverpool lag bij de trotskistische Militant Tendency, waaruit International Socialist Alternative (ISA) en onze afdeling in Engeland, Wales en Schotland voortkomen. De verkiezingsoverwinning in Liverpool was gebaseerd op een socialistische politiek die weigerde om jobs te schrappen en om de door de Tories opgelegde besparingen te aanvaarden. Het was de start van één van de belangrijkste strijdbewegingen van de Britse werkende klasse uit die tijd.

    In 2004 publiceerde onze Zweedse zusterkrant Offensiv een interview met Laurence Coates, vandaag lid van ISA en toen voltijds organisator van Militant in Liverpool.

    Waarom is de strijd van Liverpool vandaag nog relevant?

    “Het toont aan wat mogelijk is als er een partij en een leiding is, die bereid is om een echt gevecht aan te gaan voor de belangen van de arbeiders. In die periode, en zoals nog steeds het geval is, werden door de lokale besturen zware besparingen doorgevoerd met o.a. privatiseringen, verhogingen van de lokale belastingen,… om een antwoord te bieden op de beperktere middelen die de steden en gemeenten krijgen van de nationale overheid. Dit was neoliberalisme voor die term uitgevonden werd.”

    “Maar Liverpool was anders. Er was een stadsbestuur waar het beleid, het programma en vooral de tactieken in de loop van de strijd bepaald werden door de sterke Militant organisatie in Liverpool die weigerde om de besparingen die door de regering geëist werden door te voeren. In tegenstelling tot de mythe die door tegenstanders wordt verspreid (dat marxisten altijd alles willen domineren), bestond de Labour groep in de gemeenteraad van Liverpool ook uit andere linkse Labour-leden en zelfs delen van de rechterzijde van de partij. In feite waren onze kameraden numeriek in een minderheid, maar in de meeste gevallen werden onze voorstellen voor acties en onze ideeën aanvaard.”

    “Vandaag zijn de zogenaamd “linkse” partijen begrotingsfundamentalisten: ze leggen sterk de nadruk op een begroting in evenwicht en zelfs overschotten. Marxisten zijn uiteraard niet voor begrotingstekorten, ons alternatief is arbeiderscontrole en democratische planning van de grote bedrijven en banken. Maar in de context van het lokale bestuur, verdedigden we in Liverpool de noodzaak van een begroting gebaseerd op een tekort, waarbij het inkomen niet voldoende zou zijn voor de geplande uitgaven en waarbij er een massale campagne gepland werd om de regering te dwingen om te voorzien in extra middelen.”

    “Labour won de gemeenteraadsverkiezingen in Liverpool in mei 1983 tegen de nationale trend in, en dat omwille van het compleet andere programma dan dat van Labour in de rest van het land.”

    In welke zin was het anders?

    “Om te beginnen, hielden we ons aan onze verkiezingsbeloftes. We beloofden om de 2.000 ontslagen ongedaan te maken die door het vorige Liberale bestuur werden aangekondigd, en we deden dit ook. De Liberalen hadden de stad gedurende tien jaar bestuurd en hadden alle projecten van de bouw van sociale woningen bevroren. We begonnen met een ambitieus plan om 5.000 nieuwe huizen te bouwen op vier jaar tijd waardoor er in Liverpool in die periode meer nieuwe woningen zouden gebouwd worden dan in alle andere gemeenten in het land samen. Hierdoor werden bovendien 12.000 jobs gecreëerd in de bouwsector. En dat op een ogenblik dat de werkloosheid onder mannen in Liverpool op 25% stond, onder jongeren waren er delen van de stad met een werkloosheidsgraad van 90%! Inzake de condities van de sociale woningen moest zelfs minister Jenkin van de regering-Thatcher toegeven dat hij nog nooit zoiets gezien had, zelfs hij was geschokt.”

    “We begonnen met het minimumloon van de gemeentewerkers op te trekken tot 100 pond per week (wat voor de 4.000 laagst betaalden een loonsverhoging betekende) en een arbeidsduurvermindering van 39 uur tot 35 uur zonder loonverlies. Het gemeentebestuur had 30.000 werknemers en was daarmee de grootste werkgever van de regio. De vakbonden van het gemeentepersoneel speelden een cruciale rol in de strijd en hadden een enorme controle over het beleid, zo hadden ze het recht om de helft van de kandidaten voor nieuwe jobs te nomineren.”

    “We konden al lachen stellen dat wij als revolutionairen eigenlijk nog de enigen waren die ‘hervormingen’ doorvoerden. Daarbij konden we aangeven hoe op basis van strijd zaken konden doorgevoerd worden en dit plaatsen tegenover de resultaten van de reformisten in de Labour Party die niet omkeken naar de belangen van de arbeidersklasse.”

    De sociaaldemocraten stelden dat de Trotskisten Liverpool ‘op de rand van het faillissement’ brachten…

    “Dat is een leugen! Je mag niet vergeten dat de sociaaldemocratische leiders van de Britse Labour Party aan de andere kant van de barricaden stonden in Liverpool. Het was het beleid van Thatcher die ervoor zorgde dat Liverpool bijna bankroet was. De besparingen van Thatcher betekenden dat de stad sinds 1979 zo’n 34 miljoen pond had verloren. De regering hoopte om de lokale besturen de harde besparingen te laten doorvoeren. Moesten we ons daar in Liverpool bij neergelegd hebben dan zouden de begrotingsmiddelen in 1984 11% lager geweest zijn dan in 1980-81. We zouden 6.000 arbeiders moeten ontslaan om de begroting in evenwicht te houden.”

    “De nationale Labour-leiding voerde in woorden oppositie tegen Thatcher, maar deed niets in de praktijk. Ze stelden tegenover Labour-gemeentebesturen: ‘doe wat je wil, maar binnen de wettelijke grenzen’. De lokale besturen kunnen beboet worden en ontslagen worden als ze een begroting opmaken waarbij er meer uitgaven dan inkomsten zijn. De gemeenteraadsleden in Liverpool stelden echter dat zij niet diegenen waren die de wet overtraden, aangezien het beter is een slechte wet niet na te komen dan de armste lagen kapot te maken.”

    Waar kwam het geld dan vandaan? Militant was ook tegen een belastingverhoging?

    “In die periode waren er veel Labour-besturen die de belastingen verhoogden, soms zelfs heel sterk, om besparingen te vermijden. Wij stelden dat dit geen alternatief was omdat het ook de arbeiders treft. Hetzelfde argument hebben we vandaag wanneer dit dilemma wordt gesteld in veel landen en lokale overheden. Wij zijn tegen lokale belastingverhogingen ter compensatie van besparingen doorgevoerd door de hogere overheid. Het alternatief is om te strijden voor meer middelen.”

    “In 1984 voerde Thatcher een wet in die gemeentebesturen die een te hoge belastingverhoging doorvoerden bestrafte. Daarmee werd iedere uitweg geblokkeerd. In Liverpool stelden we dat een beperkte verhoging aanvaardbaar was, een verhoging overeenkomstig de inflatie en om de diensten van de stad te kunnen uitbreiden.”

    “Het gemeentebestuur en vooral de aanhangers van Militant zoals Derek Hatton en Tony Mulhearn, de voornaamste leiders van de strijd, legden uit dat de regering miljoenen had gestolen van de bevolking van Liverpool en andere steden. “Geef ons onze 30 miljoen pond terug” werd gesteld in de beweging, waarmee dit ook in het bewustzijn van bredere lagen doordrong. Volgens een opiniepeiling in de Daily Post (24 september 1985) was 60% van de bevolking – in een stad van 500.000 inwoners – het eens met de eis voor meer geld van de nationale regering. Slechts 24% was niet akkoord met die eis. 74% stelde dat ze in het geval van een staking van het gemeentepersoneel zich zouden neerleggen bij de verstoring van diensten als scholen, afvalophaling … om zo het gemeentebestuur te steunen.”

    “En dat terwijl de regering een hysterische campagne voerde tegen ons, een campagne die opgenomen werd door de media en later ook door de nationale Labour-leiding. Meer dan eens dreigde Thatcher om de lokale verkozenen af te zetten en het leger te sturen! Maar wij slaagden erin de steun te winnen van de arbeiders in de stad.”

    Hoe werd die steun opgebouwd?

    “De rechterzijde in Labour heeft altijd gesteld dat de opvattingen van Militant en van het Trotskisme nooit massale steun konden krijgen. Ons ‘extremisme’ zou de mensen afschrikken, werd gezegd. In Liverpool toonden we aan wie de echte extremisten waren: Thatcher en diegenen die de besparingen doorvoerden. Natuurlijk noemden zij ons extremisten. Maar de bevolking aanvaardde die versie niet zomaar. Dat werd bijvoorbeeld duidelijk in een lezersbrief aan een lokale krant: ‘Ik weet niet wie die Leon Trotski was, maar te oordelen naar het aantal huizen die gebouwd zijn in Liverpool moet dit een bouwvakker geweest zijn’…”

    “Wij hebben altijd begrepen dat de strijd niet beperkt mag blijven tot het parlementaire toneel of tot de zalen van het gemeentebestuur. Het moet naar de straten, werkplaatsen en wijken gebracht worden. Enkel door de arbeiders te mobiliseren konden we Thatcher tot toegevingen dwingen. Zo organiseerden we op 29 maart 1984 een 24-uren algemene staking op de dag dat de begroting moest gestemd worden. Dit was één van de grootste algemene stakingen op stadsniveau ooit, zo werd die actie omschreven in het uitstekende boek ‘Liverpool a City that Dared to Fight’ van Peter Taaffe en Tony Mulhearn. 50.000 mensen betoogden naar het stadhuis om hun steun te laten blijken voor de positie van het gemeentebestuur. Sindsdien genoot de strategie van het bestuur (het weigeren van besparingen) massale steun. De krant ‘Liverpool Echo’ titelde: “Betoging van de massa’s” de dag na het protest.”

    Hoe was zo’n grote mobilisatie mogelijk?

    “De staking en betoging waren het resultaat van maandenlang campagne voeren met massameetings in heel de stad, aan de bedrijven, het verspreiden van pamfletten, deur-aan-deur campagnes … We konden niet vertrouwen op de gevestigde media om ons standpunt correct naar voor te brengen. In de aanloop naar de stemming over de begroting verspreidde de Labour Party van Liverpool 180.000 exemplaren van haar eigen krant. Intussen beperkte de nationale Labour-leiding zich tot de vraag om de gemeentebelastingen in Liverpool met 60% te verhogen in plaats van de strijd aan te gaan!”

    Dacht je dat het mogelijk was dat één stad op zichzelf de strijd zou winnen?

    “Neen, we ondernamen concrete stappen om nationale en internationale steun te krijgen. Kameraden uit heel de wereld kwamen naar Liverpool en hielpen ons in de campagne. Na de tragedie in het Heysel-stadium in Brussel (waarbij 38 supporters van Juventus gedood werden toen een deel van het stadium instortte tijdens een match tussen Juventus en Liverpool FC), contacteerde het gemeentebestuur een aantal arbeidersorganisaties in Turijn waarna er een uitwisseling was om de problemen van de arbeiders in beide steden te bespreken. Dat gebeurde tegenover een mediacampagne die o.a. beweerde dat de inwoners van Liverpool allemaal agressieve hooligans waren en dat omwille van Militant!”

    “We hadden heel wat succes toen we banden probeerden aan te halen met vakbondsorganisaties in andere steden, vooral in Londen. Vertegenwoordigers van het gemeentebestuur spraken op meetings in heel het land. Militant organiseerde een aantal heel grote meetings. De overwinning op 9 juni 1984, toen de regering een reeks toegevingen deed voor een totale waarde van 16 miljoen pond, was enkel mogelijk omdat drie maanden voordien ook de mijnwerkers in staking gegaan waren. Thatcher wist dat ze geen gevecht op twee fronten aankon en besliste om zich te concentreren op de mijnwerkers.

    “Een aantal linkse groepen, waaronder de Socialist Workers Party, bekritiseerden ons omdat we de toegevingen aanvaardden. Bij de mijnwerkers kregen we echter andere reacties, zij zagen dat onze overwinning een belangrijke stap vooruit was omdat aangetoond werd dat Thatcher kon verslagen worden door de arbeidersklasse op basis van een besliste leiding en de juiste tactieken. Nadat belangrijke toegevingen werden gedaan, was het voor ons bijna onmogelijk om dat zomaar te weigeren en de strijd verder te voeren. De arbeiders in Liverpool zouden immers beginnen geloven dat de Tory-propaganda correct was, dat wij een verborgen agenda hadden om ten alle prijze de confrontatie aan te gaan.”

    Waren er spanningen met andere groepen die mee in de campagne betrokken waren? Hoe kon de eenheid bewaard worden in Liverpool?

    “Toen de nationale Labour-leiding stalinistische methoden toepaste om de lokale partij-afdeling te sluiten, begonnen er splitsingen te ontstaan. Maar in de eerste fase van de strijd, tussen 1983 en 1985, was de druk van de bevolking op onze eisen en onze campagnestrategie zodanig sterk dat de critici een laag profiel aanhielden.”

    “Wij toonden aan dat het mogelijk was om een massabeweging, een erg brede beweging, te organiseren op basis van strijdbare slogans en de methoden van het marxisme. Dat is vandaag ook belangrijk als sommigen beweren dat we potentiële steun afschrikken omdat we te politiek zouden zijn in bvb protest tegen oorlog of tegen racisme.”

    “Dergelijke kritiek doet denken aan wat de stalinistische Communistische Partij deed in Liverpool. Vanop de zijlijn gaf die partij kritiek met de bewering dat Militant de beweging niet breed genoeg maakte. Zij wilden een brede beweging met de Labour-leiding, de kerk en – ongelofelijk maar waar – zelfs delen van de conservatieve Tory-partij! Ze kregen uiteindelijk hun alliantie met de Tory partij en de Labour-leiding, maar dan wel tegen het gemeentebestuur en tegen de verworvenheden die door de massale strijd in 1983-87 werden afgedwongen.”

    Hoe reageerde de heersende klasse op de successen in Liverpool?

    “Thatcher kon ons niet verslaan op democratische basis. We wonnen iedere verkiezing in die periode. Bij de parlementsverkiezingen van 1983 stemde 47% van de stad (128.467 stemmen) voor Labour. Dit steeg tot 57% (155.083 stemmen) bij de volgende verkiezingen in 1987, na vier jaar intensieve strijd.”

    “De 47 van Liverpool (de 47 gemeenteraadsleden van Labour die de strijd tot op het einde gevoerd hebben) moesten afgezet worden door een gerechtelijke actie in de House of Lords, een overblijfsel van het feodalisme! Op zo’n ogenblikken zien we dat de kapitalisten nog beroep doen op instellingen als de monarchie of in Groot-Brittannië of de Lords.”

    “Dat was echter enkel mogelijk op basis van een alliantie tussen Thatcher en de Labour-leiding. Er werd een boete van meer dan een half miljoen pond en juridische kosten opgelegd aan de 47, geld dat opgehaald werd in de arbeidersbeweging.”

    “Terwijl wij de strijd voerden tegen de Tories, organiseerde de Labour-leider Neil Kinnock een tweede front tegen ons. De partij werd ontbonden in Liverpool en onder zware nationale controle heropgericht. Onze leden werden uitgesloten en konden niet meer opkomen onder de naam ‘Labour’. Dit ging samen met een zware lastercampagne.”

    “Kinnock beschuldigde ons van ondemocratische methoden en corruptie, maar trad zelf later in dienst als Europees Commissaris in de Commissie van Jacques Santer die collectief ontslag moest nemen in 1999 na een corruptieschandaal. Kinnock beweerde dat een ‘gematigde’ aanpak nodig was om een Labour-regering gekozen te krijgen, maar als partijleider won hij nooit een verkiezing. Hij zal vooral herinnerd worden wegens zijn toespraak op een partijconferentie in 1985, waarin hij Liverpool en Militant in ware stalinistische stijl belasterde. Het waren dit soort figuren die de gemeenteraadsleden van Liverpool aanvielen, terwijl hun enige ‘misdaad’ was dat ze opkwamen voor jobs en diensten.”

    Wat was de impact van de aanvallen in de vakbonden?

    “De acties tegen Militant in Liverpool waren het begin van een soort politieke contrarevolutie in de Labour Party die onder Blair tot haar logische conclusies zou komen in de vorm van een door en door burgerlijke partij. Van bij het begin van onze strijd waren er tegenkantingen van carrièristen en stalinisten, maar die elementen stonden geïsoleerd. Toen Kinnock en heel het establishment zich tegen ons keerden, konden die elementen een grotere rol spelen.”

    “Zo kwam er oppositie van de zogenaamde Black Caucus – een voornamelijk kleinburgerlijke groep die zichzelf opwierp als spreekbuis van de zwarte gemeenschap in de stad. Ze werden steeds opgevoerd door de nationale media en de rechterzijde binnen Labour. Niemand van hen was uiteraard geïnteresseerd in de mening van de zwarte vakbondsmilitanten en personeelsleden van de stad die een belangrijke rol speelden in de beweging tegen de besparingen. Delen van de vakbondsleiding in Liverpool steunden en moedigden deze groep aan.”

    “De aanvallen van deze groep op het gemeentebestuur, na de benoeming van Militant-aanhanger Sam Bond als ambtenaar voor de strijd tegen racisme, werden door Kinnock gebruikt om te proberen de beweging te verdelen en te verwarren, om het bestuur als racistisch of op zijn best ‘kleurenblind’ voor de speciale onderdrukking van mensen van kleur aan te merken. Deze leugen wordt weerlegd door de staat van dienst van het bestuur op het gebied van werkgelegenheid, huisvesting en antidiscriminatiebeleid, die een belangrijke vooruitgang betekende voor de zwarte gemeenschap.”

    “De stalinisten die toen weinig leden hadden in Liverpool, hadden een aantal belangrijke posities binnen de vakbond. In plaats van deze organisaties te mobiliseren tegen de besparingen, gebruikten ze hun positie om het gemeentebestuur aan te vallen. Ze speelden een erg destructieve rol in de leiding van de lerarenvakbond en slaagden erin om een kleine meerderheid van de leraars, waarvan er velen niet in de stad woonden, tegen een stakingsplan te laten stemmen toen gestaakt werd om het gemeentebestuur te ondersteunen in 1985.”

    Waarom eindigde de strijd in Liverpool met een nederlaag?

    “De achtergrond van de strijd in 1985 was anders dan in 1984. De mijnwerkers hadden een nederlaag opgelopen door de schandalige rol van de rechtse vakbondsleiders die weigerden een effectieve solidariteitscampagne op te zetten. Thatcher wou wraak nemen op Liverpool om het idee dat militante actie resultaten oplevert de kop in te drukken.”

    “Om de eenheid met andere gemeentebesturen te bewaren, aanvaardden we samen met 25 andere besturen om een tactiek toe te passen waar we het eigenlijk niet mee eens waren. Dat was de tactiek om geen belastingen te heffen als protest tegen de regering. Wij waren voor een deficitaire begroting omdat dit gemakkelijker kon uitgelegd worden aan het publiek.”

    “Maar deze periode toont aan hoe wij de tactiek van het eenheidsfront gebruiken. We zetten een stap terug om eenheid te bereiken met andere besturen. Moesten we dat niet gedaan hebben zou men Liverpool en Militant een sektarische positie verweten hebben. De eenheid kwam echter snel onder vuur te staan omdat het ene bestuur na het andere afzag van de gezamenlijke tactiek. Daarom stonden we alleen in de strijd en we wisten dat dit niet evident zou zijn. Maar er was geen alternatief, we moesten de strijd tegen de besparingen aangaan.”

    “Toen onze oproep voor een algemene staking van het gemeentepersoneel in september 1985 nipt weggestemd werd (omwille van sabotage door delen van de vakbondsleiding), bevonden we ons in een bijzonder moeilijke positie. Maar zelfs in die omstandigheden, bleven de 47 nog anderhalf jaar aan de macht tot maart 1987. Dat zorgde ervoor dat we het programma voor de bouw van sociale woningen konden verderzetten. De tactieken die we toepasten, maakten het erg moeilijk voor onze tegenstanders, ook al waren zij toen in het offensief. Dat werd toegegeven door Michael Heseltine, de voorzitter van de Tory partij op dat ogenblik, die stelde dat Militant de organisatie was die nooit sliep…”

    “De nieuwe generatie moet lessen trekken uit de strijd van Liverpool. Die strijd toonde aan dat de arbeiders een schijnbaar onoverwinnelijk neoliberale offensief kunnen stoppen. In strijdbewegingen is een duidelijk programma nodig, een organisatie, een basis in de arbeidersklasse en een leiding die in staat is het gevecht met de tegenstanders aan te gaan, erop vooruit te lopen en erop te antwoorden met de nodige tactische flexibiliteit. Dat betekent dat er een marxistische partij moet opgebouwd worden die goed georganiseerd is en massale steun verzamelt.”

  • Het revolutionair marxisme van José Carlos Mariátegui

    Dossier door Mauro Espínola & Darragh O’Dwyer

    Eerder dit jaar was er een historische massale opstand in Peru. De blijvende nalatenschap van José Carlos Mariátegui was daarbij erg aanwezig. De vakbondsfederatie CGTP, die een algemene staking uitriep om het aftreden van couppresident Dina Boluarte te eisen, werd in 1929 door Mariátegui opgericht. De reformistische organisatie Perú Libre van de afgezette Pedro Castillo beweert een ‘Mariateguistische’ partij te zijn. Het briljante inzicht van de Peruaanse revolutionair dat ‘de inheemse kwestie’ centraal zou staan in de klassendynamiek van de Latijns-Amerikaanse revolutie werd opnieuw bevestigd toen Quechua en Aymara in de frontlinies van de opstand stonden.

    Maar zoals bij alle revolutionaire leiders die een onuitwisbare stempel drukken op het bewustzijn van de massa’s, wordt Mariategui’s werkelijke staat van dienst vaak verdraaid. Sommigen veroordelen hem als weinig meer dan een kleinburgerlijke romanticus. Anderen roemen zijn zogenaamd “heterodoxe” ideeën als bewijs dat het marxisme inherent eurocentrisch zou zijn en niet toepasbaar op de heel andere context van Latijns-Amerika. En dan zijn er nog degenen die, onwetend over het werk en de strijd van de Peruaanse marxist, hem bestempelen als louter een ‘intellectueel’ zonder zijn nalatenschap te begrijpen en te rechtvaardigen.

    In feite is er geen gebrek aan tendensen die Mariátegui gebruiken om allerlei reformistische, opportunistische en zelfs regelrecht reactionaire politiek te rechtvaardigen. De meest beruchte daarvan is Sendero Luminoso – het ‘Lichtend Pad’, de in ongenade gevallen ‘linkse’ maoïstische guerrillastrijders die een ravage aanrichtten onder de inheemse en boerengemeenschappen die ze beweerden te verdedigen. En dat terwijl hun naam zelf een verwijzing is naar Mariátegui’s uitspraak dat “het marxisme-leninisme het lichtende pad naar de revolutie zal openen.”

    In werkelijkheid was José Carlos Mariátegui een van de grootste marxisten van Latijns-Amerika, niet alleen vanwege zijn vooruitziende theoretische werken, maar ook vanwege zijn rol in de Peruaanse arbeidersbeweging. Om het belang van zijn bijdragen en hun relevantie vandaag te begrijpen, is een nauwkeurige analyse nodig van zijn ideeën en daden en hoe hij zijn leven niet alleen wijdde aan het interpreteren van de wereld, maar ook aan het veranderen ervan.

    Zijn vroege leven in Peru

    In sommige opzichten verpersoonlijkte José Carlos de tegenstrijdigheden van het Peruaanse kapitalisme. Hij werd in 1894 geboren. Zijn vader stamde af van de hogere elite van Peru, terwijl zijn moeder een ‘mestizo’ was met inheemse voorouders. “In hem versmolten het bloed van de veroveraars en dat van de oorspronkelijke bewoners van het oude Peru,” schrijft de Peruaanse dichteres Maria Weiss. Het gezin kwam echter in armoede terecht nadat de vader wegliep en zijn moeder de zorg voor de jonge José Carlos en zijn twee broers op zich nam.

    Mariátegui kreeg in zijn jeugd een levensveranderende verwonding aan zijn been, die constante medische zorg vereiste en hem de rest van zijn leven zou plagen. Op 14-jarige leeftijd verliet hij het formele onderwijs en begon hij te werken als assistent-drukker bij La Prensa in Peru. In deze omgeving floreerde Mariátegui. Hij las gretig alles wat hij te pakken kon krijgen en stapte al snel over op de journalistiek. Op 17-jarige leeftijd was hij een vaste columnist voor El Tiempo, de belangrijkste krant van Peru, die zich richtte op avant-gardistische kunst en cultuur.

    De stormachtige klassenstrijd die Peru in de jaren 1910 kende, zette Mariátegui aan tot radicalere politieke conclusies. Een algemene staking voor de achturendag in 1911, een reeks inheemse opstanden op het platteland en de ontwikkeling van een vurige studentenbeweging hadden allemaal invloed op de jonge Mariátegui. Zoals hij zich later zou herinneren, richtte hij zich vanaf 1918 “resoluut op het socialisme.” Het jaar daarop lanceerde hij La Razón, een socialistische krant die aan gezag won binnen een steeds militantere Peruaanse arbeidersklasse. Toen de massa’s in 1919 op straat kwamen als reactie op een ernstige koopkractcrisis, erkenden de meest geavanceerde lagen Mariátegui als leider van de beweging.

    Maar de ontluikende Peruaanse socialistische beweging werd overschaduwd door voormalig president Augusto Leguía. Voortbordurend op de golf van ontevredenheid en met de belofte van een populistisch hervormingsprogramma liet Leguía al snel zijn ware gedaante zien: hij greep de macht door hard op te treden tegen linkse activisten en organisaties. La Razón en Mariátegui waren de voornaamste doelwitten. De nieuwe regering (die hem terecht als een bedreiging zag) stelde Mariátegui voor een ultimatum: in Perú blijven en de gevangenis in, of vluchten naar ballingschap in Europa. José Carlos en zijn mederedacteur, César Falcón, kozen voor het laatste.

    Revolutie en contrarevolutie in Europa

    In 1919 landde Mariátegui in een Europa dat werd verscheurd door economische en politieke instabiliteit, waar de heersende klasse vreesde voor het voortbestaan van het kapitalisme en de bolsjewistische revolutie een baken van inspiratie was voor arbeiders in het hele continent. Dit liet een diepe indruk achter op Mariátegui, die overtuigd raakte van de ideeën van het marxisme en terecht concludeerde dat een leninistische revolutionaire partij een essentieel ingrediënt was voor de arbeidersklasse om de macht te grijpen.

    Zijn politieke ontwikkeling zette zich voort tijdens zijn verblijf in Italië, waar hij de meeste tijd doorbracht. Mariátegui arriveerde tijdens de “biennio rosso”  (zie: https://nl.marxisme.be/2020/05/23/honderd-jaar-na-de-twee-rode-jaren-biennio-rosso-in-italie/), een periode die de jonge revolutionair een intens leerzame ervaring opleverde. In 1921 woonde hij de historische conferentie van Livorno bij, waar de Italiaanse Socialistische Partij uiteenviel. Mariátegui sympathiseerde met de revolutionairen die later de Italiaanse Communistische Partij zouden oprichten en zich zouden aansluiten bij de Derde Internationale, onder leiding van onder anderen de Italiaanse revolutionair Antonio Gramsci.

    Mariátegui’s tijd in Italië was van fundamenteel belang voor zijn politieke ontwikkeling. Hij zag een marxistisch programma als een middel om de Peruaanse en Latijns-Amerikaanse werkelijkheid te begrijpen en te veranderen. Vanaf dat moment werd de naam van José Carlos Mariátegui onlosmakelijk verbonden met revolutionair marxisme.

    Terug naar Peru: Amauta en de vorming van de Peruaanse Socialistische Partij

    Mariátegui keerde in 1923, na vier jaar ballingschap, terug naar Peru en begon zijn politieke activiteiten in het Andesland. Hij kwam in contact met de toenmalige studentenleider Victor Raul Haya de la Torre, die een jaar later in 1924 de Amerikaanse Populaire Revolutionaire Alliantie (APRA) zou oprichten.

    Net als andere revolutionaire marxisten, zoals de Cubaan Julio Antonio Mella, sympathiseerde Mariátegui aanvankelijk met de APRA, die zich presenteerde als een anti-imperialistisch front. Tegen 1928 en 1929 distantieerden zowel Mariátegui als Mella zich echter van APRA en Haya de la Torre, door erop te wijzen dat anti-imperialisme in Latijns-Amerika alleen mogelijk was in het kader van een revolutionaire strijd van het wereldproletariaat tegen het kapitalisme. Met andere woorden, anti-imperialisme was niet mogelijk in uitsluitend nationale of regionale kaders, zoals Haya de la Torre dacht, maar zou moeten verlopen via de revolutionaire strijd van de arbeidersklasse op wereldniveau.

    In 1926 lanceerde Mariátegui Amauta, dat een tijdschrift van groot regionaal belang werd. In dit verband is het interessant om te wijzen op een waardering van Amauta die verscheen in Clave, het blad van de trotskisten in Mexico. Deze waardering helpt om het belang van het werk van de Peruaanse marxist en de rol van zijn blad te begrijpen: “Er zijn tijdschriften die waardevol zijn vanwege de kwaliteit van hun medewerkers of de intelligente rangschikking van hun materiaal, en tijdschriften waarvan de grootste verdienste ligt in het noeste werk van hun redacteur. We hoeven niet te herhalen dat Amauta tot die laatste categorie behoorde, want we hebben al verzekerd dat het vooral waardevol was vanwege de persoonlijke bijdrage van Mariátegui.” (Enrique Espinoza, Bij de tiende verjaardag van het overlijden van José Carlos Mariátegui, Clave, num. 8-9, april-mei 1940)

    Amauta was cruciaal in Mariátegui’s ontwikkeling. Hierin zou hij een groot deel van zijn marxistische theoretische werk vastleggen. Amauta was, in de woorden van de directeur, “een tijdschrift voor ideologische definitie.” Zo werd Mariátegui in 1927 samen met andere socialisten gearresteerd en gevangen gezet vanwege zijn kritiek op de regering-Leguía. In deze context ontwikkelde Mariátegui zijn kritiek op Haya de la Torre en de APRA met wie hij in 1928 zou breken. Aan het eind van datzelfde jaar nam hij het initiatief tot de oprichting van de Peruaanse Socialistische Partij, die verbonden was aan de Communistische Internationale, en een jaar later, in 1929, richtte hij de Algemene Confederatie van Peruaanse Arbeiders op en organiseerde hij deze vakbond.

    Zijn band met de Derde Internationale, inclusief de impact van het debat op het VIe Congres, speelde een belangrijke rol in de politieke contouren van Mariátegui’s laatste jaren. Het is van belang erop te wijzen dat Mariátegui niet als stalinist kon bestempeld worden, ondanks het proces van consolidatie van het stalinisme in de Sovjet-Unie en in de Communistische Internationale, een proces dat in de Communistische Partijen van Latijns-Amerika nog maar nauwelijks op gang was gekomen. Zijn kritiek op de politiek van de Comintern, vooral met betrekking tot het boeren- en inheemse vraagstuk, is in dit opzicht zeer duidelijk. Hoewel hij zich niet heeft aangesloten bij de Linkse Oppositie, spreekt hij in verschillende teksten een duidelijke bewondering uit voor Leon Trotski. Het is echter waarschijnlijk dat Mariátegui de reikwijdte van de bureaucratische contrarevolutie heeft onderschat. Als we zijn ideeën en hun overlapping met die van Trotski nader analyseren, kunnen we ons voorstellen dat zijn spanningen met Moskou groter zouden zijn geworden als hij niet op 16 april 1930 op 36-jarige leeftijd was overleden. De Peruaanse arbeidersbeweging had een reus verloren.

    Mariátegui en de permanente revolutie

    Een van Mariátegui’s belangrijkste politieke bijdragen is zijn werk “7 Ensayos de Interpretación de la Realidad Peruana” (Zeven interpretatieve essays over de Peruaanse realiteit). Daarin analyseert hij het klassenkarakter van de Peruaanse samenleving. Mariátegui ging terug naar de dagen van verovering en kolonisatie, waarbij de Inca-beschaving ten val werd gebracht, de bevolking werd onderworpen en het land werd geplunderd voor natuurlijke hulpbronnen – in het bijzonder edele metalen zoals goud en zilver.

    Ondanks de formele onafhankelijkheid van het Spaanse rijk in 1824, bleef Peru ondergeschikt aan een opkomend Brits imperialisme. Het Britse kapitalisme had er materieel belang bij de economische ontwikkeling van Peru af te remmen, zodat het een bron van goedkope grondstoffen bleef, essentiële brandstof voor de Britse industriële revolutie. Zoals Mariátegui uitlegde: “Spanje wilde en behield Peru als producent van edele metalen. Engeland gaf de voorkeur aan Peru als producent van guano en nitraten. Maar het motief bleef hetzelfde, alleen de tijden veranderden.”

    Ondanks sterk stijgende prijzen voor guano bleef het overgrote deel van de rijkdom naar Europa vloeien. Een te grote afhankelijkheid van de uitvoer van grondstoffen maakte de economie bijzonder kwetsbaar voor prijsschommelingen op de wereldmarkt. Toen een recessie in de jaren 1870 grote delen van de Noord-Amerikaanse en Europese industrie tot stilstand bracht, verdampte de vraag naar guano. Evenzo stortte in 1912 de bloeiende rubberindustrie van Peru plotseling in nadat concurrerende plantages in Zuidoost-Azië werden aangelegd, wat leidde tot een scherpe daling van de rubberprijs. Deze industrie was gebaseerd op de barbaarse slavernij van de inheemse bevolking en het verdwijnen ervan veroordeelde honderdduizenden tot nog grotere armoede.

    Mariátegui begreep dat deze crises niet het gevolg waren van onverstandig economisch beleid, maar geworteld waren in de structuur van het Peruaanse kapitalisme. De Peruviaanse burgerij ontwikkelde in een wereldsysteem dat al werd gedomineerd door de grootmachten. Zij was tevreden met het feit dat zij de tweede viool speelde en slechts de plundering van de Peruaanse hulpbronnen en de uitbuiting van de arbeidersmassa’s mogelijk maakte. Zoals hij uitlegde in een tekst voor de Eerste Latijns-Amerikaanse Communistische Conferentie in juni 1929, “voelen de nationale burgerijen, die samenwerking met het imperialisme als de beste bron van winst zien, zich zeker genoeg als meesters van de macht om zich niet al te veel zorgen te maken over de nationale soevereiniteit.” In een van zijn laatste geschriften in 1940 karakteriseerde Trotski de laat tot stand gekomen Zuid-Amerikaanse burgerij eveneens als een “door en door verachtelijk agentschap van het buitenlandse imperialisme.”

    Mariátegui en Trotski

    Mariátegui zou ook onafhankelijk zeer vergelijkbare conclusies trekken als Trotski, zoals die zijn uitgewerkt en gedistilleerd in de theorie van de permanente revolutie. Trotski’s perspectief stond in contrast met de dominante opvatting in de socialistische beweging zoals die in de Tweede Internationale was georganiseerd, dat in achtergebleven landen als Rusland een ‘burgerlijk-democratische’ revolutie moest worden uitgevoerd als een noodzakelijke fase in de strijd voor het socialisme. Een dergelijke revolutie zou de feodale overblijfselen die de volledige ontwikkeling van de kapitalistische productie in de weg stonden van zich afschudden en een parlementair regeringsstelsel installeren in plaats van de tsaristische autocratie. Met andere woorden, Rusland zou eerst dezelfde ‘stadia’ moeten doorlopen als naties zoals Engeland en Frankrijk voordat socialistische veranderingen realiseerbaar waren.

    Mariátagui begreep, net als Trotski, dat een dergelijke opvatting in strijd was met de realiteit dat de koloniale en semikoloniale landen niet op zichzelf stonden, maar een specifieke rol vervulden in een wereldmarkt die werd gedomineerd door het imperialisme. Feodale elementen die schijnbaar tot een ander historisch tijdperk behoorden, werden omgevormd om te passen in een kapitalistische economie die dienstbaar was aan de imperialistische belangen. In het geval van Peru berustte de landbouwproductie in de wrede latifundia (grote boederijen) op semi-slavernij en schuldhorigheid. Maar zoals Mariátegui uitlegde, waren de grootgrondbezitters volledig verstrengeld met de industriële bazen: “Mijnbouw, handel en transport zijn in handen van buitenlands kapitaal. De latifundistas hebben zich tevreden gesteld met hun rol als tussenpersoon bij de productie van suiker en katoen.”

    Naast deze feodale overblijfselen bestonden moderne vormen van industrie die gebruik maakten van de modernste technologie. Ook hier overlapten Mariátegui’s ideeën met Trotski’s concept van “ongelijke en gecombineerde ontwikkeling.” Deze laatste schreef over de economische ontwikkeling van Rusland: “Rusland, dat zo goed als geen wegen had, zag zich genoodzaakt spoorwegen te bouwen. Zonder door het Europese ambacht en de manufactuur gegaan te zijn, ging Rusland onmiddellijk over op gemechaniseerde productie. Tussenliggende etappen overslaan is eigen aan landen die achterop liggen.” (Toespraak in Kopenhagen over de Russische Revolutie, 1932)

    Vergelijkbare processen in Peru brachten een industriële arbeidersklasse voort die, hoewel numeriek klein, een enorm sociaal gewicht in de schaal legde. Aangezien de slaafse Peruviaanse burgerij zich verzette tegen elke beweging die haar macht en winsten zou bedreigen, rustte de taak om de maatschappij vooruit te helpen op de schouders van de arbeidersklasse. En aangezien de vele ellende waarmee de Peruaanse massa’s werden geconfronteerd niet kon worden beëindigd op basis van het kapitalisme, zou de revolutie in de richting van het socialisme moeten gaan of gedoemd zijn te mislukken.

    Belangrijk is dat voor Trotski de revolutie ook permanent – of ononderbroken – is in een andere betekenis. Nadat een arbeidersstaat aan de macht is gekomen, wordt hij onmiddellijk bedreigd door de krachten van de contrarevolutie, zowel in eigen land als internationaal. Dat was het geval in Rusland van 1917 tot 1922 toen westerse mogendheden militaire steun verleenden aan het reactionaire Witte leger in de hoop “het bolsjewisme in de kiem te smoren,” zoals Winston Churchill het uitdrukte. Ook de 20e eeuw van Latijns-Amerika staat bol van de voorbeelden van revolutionaire massabewegingen die het hoofd moesten bieden aan de toorn van het Amerikaanse imperialisme.

    Om te overleven, zich te consolideren en uiteindelijk te zegevieren, zou een revolutie in de semi-koloniale en koloniale landen zich over de grenzen heen moeten uitbreiden naar de industrieel geavanceerde naties, waarbij de arbeidersklasse van de grootstedelijke centra wordt opgeroepen de macht van de kapitalisten af te pakken en de basis te leggen voor een internationaal productieplan. Dit was inderdaad de visie van Lenin, die in schril contrast stond met de theorie van het “socialisme in één land”, die de bekrompen belangen van de Sovjetbureaucratie boven die van de internationale arbeidersklasse stelde.

    Opnieuw herhaalt Mariátegui de conclusies van Trotski. Hoewel de Comintern in 1926 het socialisme in één land als officieel beleid had aangenomen, blijkt uit de geschriften van Mariátegui daarna zijn vastberaden inzet voor het internationalisme, niet alleen als verheven ideaal, maar als strategische noodzaak in de strijd voor het socialisme: “De Latijns-Amerikaanse revolutie zal niets meer en niets minder zijn dan een etappe, een fase van de wereldrevolutie. Zij zal eenvoudig en duidelijk de socialistische revolutie zijn. Voeg aan dit woord alle bijvoeglijke naamwoorden toe die u wilt, al naargelang het geval: ‘anti-imperialistisch’, ‘agrarisch’, ‘nationaal-revolutionair’. Het socialisme veronderstelt, gaat eraan vooraf en omvat ze allemaal.” (Aniversario y Balance, 1928)

    De “inheemse kwestie” in Latijns-Amerika

    Mariátegui’s analyse van het inheemse vraagstuk is ongetwijfeld zijn grootste bijdrage, waardoor het een van de klassiekers van het marxisme in Latijns-Amerika wordt. Want in het geval van Peru en Latijns-Amerika in het algemeen stelde de verstrengeling van klassenuitbuiting en rassenonderdrukking de socialistische beweging voor specifieke problemen.

    Dit was het gevolg van de opkomst van het kapitalisme en de manier waarop Latijns-Amerika werd opgenomen in de wereldmarkt als leverancier van grondstoffen, en met hen de inheemse bevolking die tot slaven werd gemaakt en gedwongen werd te werken ten dienste van de kapitalistische accumulatie.

    Mariátegui begreep goed dat de onderdrukking van de inheemse bevolking volledig verweven was met het economische systeem: “Voor het Yankee of Britse imperialisme zou de economische waarde van deze landen veel minder zijn als ze naast hun natuurlijke rijkdommen niet ook een arme en ellendige inheemse bevolking hadden, die met behulp van de nationale burgerij massaal kon worden uitgebuit.”

    Het rassenprobleem in Latijns-Amerika

    Mariátegui was niet de enige die zich verzette tegen het onrecht dat de inheemse bevolking werd aangedaan, maar hij koos een duidelijk andere benadering dan de liberale hervormers. De laatsten zagen de inheemse kwestie als een morele kwestie, een kwestie van betere wetten of adequaat onderwijs om hen uit hun ellende te halen. Mariátegui daarentegen stelde dat “het inheemse probleem niet kan worden opgelost in een abstracte humanitaire formule, in een louter filantropische beweging.” (Het rassenprobleem)

    Mariátegui verwierp het racistische idee dat inheemse volkeren intrinsiek inferieur waren, een mythe die was ontwikkeld als rechtvaardiging voor verovering en onteigening en waarop de overwegend blanke burgerij van Europese afkomst zich baseerde om haar dominantie te handhaven, ondanks het bestaan van wetten die formeel rechten en bescherming toekenden aan inheemse volkeren.

    Mariátegui begreep daarentegen dat het de economische omstandigheden van achterstand zijn, bevorderd door het kapitalisme zelf, die boeren en inheemse volkeren onderdrukken. In die zin maken de boeren voor Mariátegui grotendeels deel uit van de arbeidersklasse, waardoor de strijd van de inheemse bevolking tegen onderdrukking en ellende centraal staat in de strijd van onze klasse. “De voorhoede van de arbeiders heeft de militante elementen van het Indiaanse ras tot haar beschikking, die in de mijnen of in de stedelijke centra, vooral in de laatste, in contact komen met de vakbeweging, zich assimileren met haar principes en worden opgeleid om een rol te spelen in de emancipatie van hun ras,” schreef Mariátegui in een communiqué voor de Eerste Latijns-Amerikaanse Communistische Conferentie van juni 1929.

    Mariátegui streefde ernaar de specifieke problemen van de inheemse bevolking te begrijpen door hun tradities, hun cultuur en hun strijd te bestuderen. Hij deed dat vanuit de wens hen te winnen voor de socialistische beweging, waarin voor hen een essentiële rol was weggelegd. Dat zou betekenen dat het begrijpelijke wantrouwen van veel inheemsen jegens mestizo-arbeiders moest worden overwonnen. Daarom zag hij het belang in van het werven en opleiden van inheemse kaderleden die in het Quechua en Aymara konden ageren en het vertrouwen van de uitgebuitenen en onderdrukten konden winnen. Het was ook essentieel om een bewuste strijd te voeren tegen racistische ideeën binnen de arbeidersbeweging. “Het is niet ongewoon,” merkte Mariátegui op, “om juist in de stedelijke elementen die zichzelf tot revolutionairen uitroepen, het vooroordeel van de inferioriteit van de Indiaan aan te treffen, en de weerstand om dit vooroordeel te erkennen als een simpele erfenis of mentale besmetting vanuit de omgeving.”

    Dit alles werd geleid door de overtuiging dat de inheemse bevolking de agenten van hun eigen emancipatie zouden moeten zijn: “De oplossing voor het Indiaanse probleem moet een sociale oplossing zijn. De realisatoren ervan moeten de Indianen zelf zijn.”

    Brandende relevantie vandaag

    Mariategui was geen cultuurrelativist, maar een dynamische wetenschapssocialist die zichzelf in de eerste plaats zag als militant in een wereldwijde beweging voor een betere wereld. Hij kan alleen als ‘heterodox’ worden beschouwd voor zover men het marxisme ziet als een dogma, een starre reeks formules waarin een werkelijkheid netjes moet passen. Maar Mariátegui had een juiste opvatting van echt marxisme als een gedachtegoed dat is ontwikkeld op basis van de verzamelde historische ervaring van de internationale arbeidersklasse en dat creatief en concreet moet worden toegepast op een steeds veranderende wereld, om een analyse, programma en strategie te leveren die haar historische taak om het kapitalisme omver te werpen en de samenleving opnieuw op te bouwen, vergemakkelijkt. Ook marxisten van nu moeten proberen Mariátegui’s belangrijkste inzichten toe te passen op een heel andere situatie.

    Zijn conclusie dat de burgerij in Latijns-Amerika niet in staat is een progressieve rol te spelen is ondubbelzinnig bewezen. Ondanks een gedeeltelijke industrialisatie en een versnelde verstedelijking in de 20e en 21e eeuw blijft Latijns-Amerika onderworpen aan het Amerikaanse en Chinese imperialisme en is het niet in staat de vele sociale crises te overwinnen die het gevolg zijn van de zwakke en afhankelijke economieën. En de wervelwind van crises die het nieuwe tijdperk van wanorde heeft ontketend, heeft deze tendensen alleen maar verergerd en miljoenen veroordeeld tot armoede, ellende en honger.

    Toch blijft het idee dat een soort democratisch of progressief kapitalisme een noodzakelijke fase is in de strijd voor het socialisme de beweging parten spelen. Of het nu gaat om het Andes-Amazone kapitalisme van de Boliviaanse MAS-regering of de nadruk die de Colombiaanse president Gustavo Petro legt op de noodzaak van de “ontwikkeling van het kapitalisme.” Dergelijke opvattingen dienen als rechtvaardiging voor allianties en onderhandelingen met zogenaamd progressieve delen van een nationale burgerij. Door de arbeidersklasse en de onderdrukten aan hun uitbuiters te binden, loopt deze politiek van het Volksfront echter onvermijdelijk uit op een tragedie. Een nieuwe golf van centrum-linkse regeringen die de afgelopen periode aan de macht zijn gekomen, heeft helaas voor dit pad gekozen. De gevaarlijke groei van extreemrechts en de staatsgreep tegen Pedro Castillo zijn waarschuwingen voor de gevolgen van een reformistische politiek die erop gericht is te opereren binnen de grenzen van het kapitalisme.

    De inheemse bevolking wordt geconfronteerd met een bijzonder acute sociale catastrofe. Beperkte rechten die na decennia van militante massale strijd zijn verworven, liggen onder vuur. Het genocidale beleid van Bolsonaro heeft veel landbescherming ontmanteld en de weg vrijgemaakt voor illegale mijnbouw die het grondgebied van groepen als de Yanomami binnendringt, wat onnoemelijk veel leed veroorzaakt. Ook Jorge Alberto Morante Figari van de rechtse Fujimorista Fuerza Popular (Volkskracht) maakte in december gebruik van de politieke chaos in Peru om wetgeving aan te nemen waarmee de bescherming van geïsoleerd levende inheemse volkeren in het Amazonegebied werd opgeheven.

    Maar net als in Mariátegui’s tijd hebben diezelfde gemeenschappen op systematisch geweld en discriminatie gereageerd met heldhaftig verzet. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zij het voortouw hebben genomen in de massale opstanden in de regio sinds 2019. Hoewel dit politieke aardbevingen waren die hele regimes op hun grondvesten deden beven, werden ze gehinderd door een gebrek aan organisatie, leiderschap en een politiek programma dat zich bewust was van de noodzaak om met het kapitalisme te breken. Nu nieuwe generaties belangrijke lessen trekken uit deze ervaringen, zullen de ideeën van Mariátegui en de theorie van de permanente revolutie opnieuw relevant worden voor de explosieve periode die voor ons ligt in Latijns-Amerika. De strijd van inheemse volkeren, boeren, vrouwen en arbeiders kan worden gevoed en verrijkt door de erfenis van de Peruaanse marxist terug te herstellen voor hun huidige strijd en de socialistische transformatie van Latijns-Amerika.

  • Eleanor Marx: socialistische feministe en voortrekster van de werkende klasse

    Door Jackie Grunsell, Socialist Alternative, Engeland, Schotland en Wales.

    Eleanor Marx was geboren in 1855 als jongste dochter van Karl Marx en Jenny Von Westphalen. Ze bracht onvermijdelijk een jeugd door vol politieke ideeën en discussies. Ze stopte met school en werd door haar vader opgevoed met regelmatige inbreng van Friedrich Engels en zijn partner Lizzy Burns. In haar tienerjaren werd ze de vertrouwde secretaresse van haar vader, in de tijd dat hij werkte aan Het Kapitaal, een ervaring die Eleanor een diep inzicht gaf in het kapitalistisch economisch systeem, de uitbuiting van de arbeidersklasse daarin, en hun cruciale rol in de verandering van het systeem in een socialistisch systeem.

    Gedurende haar hele leven bewees ze haar niet aflatende inzet voor het veranderen van de maatschappij. Ze streed voor hervormingen die het leven van de werkende mensen zouden verbeteren en pleitte tegelijkertijd voor de noodzaak van het socialisme. Ze was onder meer een van de eerste pleitbezorgers van de ideeën van het socialistisch feminisme en het internationalisme, terwijl ze werkte als vakbondsorganisatrice met nadruk op het organiseren van vrouwelijke arbeidsters in eengemaakte strijd met mannen.

    Nog maar 16 jaar oud begon Eleanor de theoretische kennis die ze had opgedaan al in praktijk te brengen. Ze bezocht haar zus in Frankrijk ten tijde van de Commune van Parijs in 1871, waar de arbeidersklasse de macht greep. Bij haar thuiskomst stortte ze zich op het organiseren van steun aan Franse vluchtelingen die de repressie van de Franse staat op de revolutionairen ontvluchtten.

    Commune van Parijs

    Eleanor was ook getuige van de rol die vrouwen in de beweging speelden. Vrouwen werden leiders en vochten als gelijken naast de mannelijke communards. Gedurende de korte periode dat de arbeidersklasse de macht in handen had, voerden zij een beleid om de rechten van vrouwen te verbeteren door middel van gelijke beloning, echtscheidingsrechten en beter onderwijs voor meisjes.

    Bij de herdenking van de verjaardag van de Commune in maart 1886 benadrukte Eleanor de rol van vrouwen in deze strijd door te zeggen: “Als de revolutie komt – en die moet komen – zal dat gebeuren door de arbeiders, zonder onderscheid van geslacht of beroep of land, die schouder aan schouder staan en vechten.”

    Na de dood van haar vader was Eleanor van cruciaal belang voor het verzamelen en vertalen van zijn aantekeningen en begon zij zich directer in te zetten voor de arbeidersbeweging. In 1884 sloot ze zich aan bij de Sociaal-Democratische Federatie (SDF), omdat ze geloofde in het belang van pogingen om een massapubliek te bereiken met socialistische ideeën. Zij en anderen in het bestuur van deze groep vertrokken echter al snel om de Socialist League op te richten vanwege meningsverschillen met de oprichter van de SDF, Henry Hyndman. Hyndman had zich verzet tegen Eleanors voorstel om afgevaardigden te sturen naar het congres van revolutionaire arbeiders in Roubaix, en na verloop van tijd stond zijn nationalistische benadering in schril contrast met het internationalisme dat zij en anderen aan de dag legden.

    Socialistisch feminisme

    Eleanor’s nauwe band met Friedrich Engels betekende dat ze betrokken was bij het lezen van ontwerpen van zijn boek ‘De oorsprong van het gezin, de private eigendom en de staat’, dat in 1884 werd gepubliceerd.

    In 1886 schreef Eleanor samen met haar partner en medesocialist Edward Aveling de brochure ‘The Woman Question’. Net als Engels zagen zij de onderdrukking van vrouwen als onlosmakelijk verbonden met het kapitalistisch systeem. In die tijd vormden vrouwen bijna een derde van de volwassen beroepsbevolking, maar verdienden ze ongeveer 50% van het gemiddelde mannenloon. Eleanor zag feminisme hand in hand gaan met socialisme. Ze pleitte ervoor dat arbeidersvrouwen en -mannen solidair zouden strijden op basis van klasse, in het besef dat vrouwen tot de meest onderdrukten behoorden en bewust betrokken moesten worden bij de strijd voor socialistische verandering.

    Hoewel de brochure erkende dat vrouwen van alle klassen onder het kapitalisme met onderdrukking werden geconfronteerd, was het duidelijk dat het burgerlijk feminisme (‘geavanceerde vrouwen’) de antwoorden niet had: “De stroming waarover wij spreken doet geen enkele suggestie die buiten de grenzen van de huidige maatschappij valt. Daarom is hun werk, altijd vanuit ons gezichtspunt, van weinig waarde.”

    De brochure over de vrouwenkwestie benadrukte de onbetaalde “lijfeigenschap die bij wet is erkend” die inherent is aan de sociale rol van vrouwen onder het kapitalisme: het verrichten van huishoudelijk werk in huis en de zorg voor kinderen. Ze beseften welke moeilijkheden dit betekende voor vrouwen om zich te organiseren.

    Door haar vakbondswerk streefde ze er later naar deze obstakels te overwinnen. Arbeidersvrouwen zijn essentieel voor het succes van elke beweging om het socialisme te bereiken en de dagelijkse problemen waarmee ze werden geconfronteerd, moesten worden aangepakt om hen voor de beweging te winnen en te overtuigen van de noodzaak om de strijd aan te gaan.

    De brochure was zijn tijd ver vooruit, omdat het niet schuwde de noodzaak van seksuele voorlichting en van fundamentele veranderingen in de relaties tussen mannen en vrouwen te bespreken.

    Internationalisme

    Kort na de publicatie van de brochure begonnen Eleanor en Aveling aan een zware 15 weken durende tournee door de VS, waar ze avond na avond op bijeenkomsten sprak, soms voor duizenden arbeiders. Hoewel deze ervaring uitputtend was, inspireerde ze haar tot het schrijven van ‘The Working-class Movement in America’, waarin ze de omstandigheden van de arbeidersklasse daar beschreef, de superuitbuiting van vrouwen- en kinderarbeid door de werkgevers, en de dorst naar socialistische ideeën die ze er aantrof.

    In 1889 werd in Parijs de Tweede Internationale opgericht. Zoals altijd zat Eleanor er middenin en fungeerde ze als onmisbare tolk naar verschillende talen. Tegelijkertijd kwamen Will Thorne en andere gaswerkers thuis in Londen bijeen om een vakbond op te richten die een achturige werkdag eiste, een aanzienlijke verkorting van de toenmalige standaard werkdag van 12 uur.

    Thorne werd tot algemeen secretaris gekozen en hij en Eleanor ontmoetten elkaar toen ze terugkeerde uit Parijs. Hiermee begonnen vele jaren van politieke samenwerking en vriendschap, waarbij Eleanor hem hielp met lezen en schrijven en met het papierwerk waarmee hij in zijn nieuwe functie worstelde.

    Nieuw syndicalisme

    De syndicale activiteit nam toe en Eleanor verdiepte zich erin. Ze bood haar administratieve vaardigheden aan bij een aantal geschillen en was een sterke spreekster op openbare bijeenkomsten en vergaderingen. Ze assisteerde bij de staking van Bryant and May in 1888, de Dock Strike begin 1889 en bij het werk van de gaswerkersbond, en was de enige die unaniem werd gekozen in het dagelijks bestuur in 1890. De lucifervrouwen van Bryant and May staakten in 1888 vanwege hun arbeidsomstandigheden. Hun staking is van historisch belang omdat ze werd geleid door vrouwen uit de werkende klasse, waaronder veel migranten uit Ierland. Eleanor Marx speelde een belangrijke rol in het ondersteunen van de stakende vrouwen.

    Later in 1889 brak er een staking uit in een fabriek in Silvertown in East End. Eleanor begon er dagelijks heen te reizen om fabrieksvergaderingen bij te wonen en deed een rechtstreekse oproep aan de vrouwen om samen met de mannenorganisatie een vakbond op te richten. Ze schreef: “De grote les van de Dock Strike is dat geschoolden en ongeschoolden zich moeten verenigen. De les hier is dat mannen en vrouwen eensgezind moeten werken. Vrouwen worden door de werkgever gebruikt om de lonen van mannen laag te houden en pas als vrouwen weigeren om met hun mannen en broers te concurreren, zal deze situatie veranderen.”

    Het was typerend voor Eleanor dat ze de daad bij het woord voegde en de eerste vrouwentak van de National Union of Gasworkers and General Labourers oprichtte. Ze ging onmiddellijk aan de slag om nieuwe leden te werven, campagne te voeren en geld in te zamelen voor de staking.

    Een vakbond organiseren

    Dit was Eleanors eerste ervaring met een directe rol in het organiseren en leiden van vakbonden, waardoor ze later een rol kon spelen op toekomstige vergaderingen van het vakbondscongres. Ze moest vechten om erbij te zijn, met het argument dat haar rol als vakbondsorganisatrice en typiste haar “een arbeider” maakte met evenveel recht om erbij te zijn als een industriearbeider! In de loop van een paar maanden had Eleanor haar aandeel in de ontwikkeling van het nieuwe syndicalisme geconsolideerd, dat radicaler en militanter was dan de oude vakbonden, die vaak samenwerkten met de werkgever en in die tijd de arbeidersbeweging tegenhielden.

    Eleanors vakbondsactiviteiten brachten haar ertoe solidariteit te organiseren met de Joodse kleermakersstaking die rond die tijd in East End in Londen plaatsvond. Ze voerde campagne tegen antisemitisme en baseerde zich daarbij op haar eigen Joodse afkomst. Ze leerde Jiddisch spreken om Joodse vrouwen in de gemeenschap te bereiken, altijd vastbesloten om elk obstakel voor vrouwen om zich te organiseren uit de weg te ruimen.

    Eleanor zocht voortdurend elke gelegenheid op om met mensen uit de arbeidersklasse te spreken en was beroemd als spreekster op een 1 mei-betoging in Hyde Park in 1890, waar ze de noodzaak benadrukte om verder te gaan dan hervormingen en een socialistische wereld op te bouwen: “Socialisten geloven dat de achturige werkdag de eerste en meest directe stap is die moet worden genomen, en we streven naar een tijd waarin er niet langer één klasse is die twee andere ondersteunt, maar dat er de werklozen zowel aan de top als de onderkant van de samenleving verdwenen zijn.”

    Bevrijding van de vrouw

    Terwijl de Socialist League in 1889 uiteenviel, zette Eleanor haar activiteiten voort en keerde steeds weer terug naar de strijd voor vrouwenemancipatie. Ze vertaalde een verslag van Clara Zetkin, een Duitse socialiste, van het congres van Gotha in 1896, om haar ideeën over te brengen aan een Brits publiek. Zetkin schreef: “De bevrijdingsstrijd van de arbeidersvrouw kan niet gelijk zijn aan  de strijd die de burgerlijke vrouw voert tegen de man van haar klasse. Integendeel, het moet een gezamenlijke strijd zijn met de man van haar klasse tegen de hele klasse van kapitalisten. Ze hoeft niet tegen de mannen van haar klasse te strijden om de obstakels af te breken die opgeworpen zijn tegen haar deelname aan de vrije concurrentie van de markt. De behoefte van het kapitalisme om uit te buiten en de ontwikkeling van de moderne productiewijze ontheffen haar volledig van de noodzaak om een dergelijke strijd te voeren. Haar uiteindelijke doel is niet de vrije concurrentie met de man, maar de verwezenlijking van de politieke heerschappij van de arbeidersklasse.”

    Dit betekende niet dat Eleanor niet geconfronteerd werd met het verzet van sommige mannen tegen haar betrokkenheid bij de beweging. Wanneer ze sprak, herinnerde ze mannen er herhaaldelijk aan dat zij de plicht hadden hun deel van de zorg voor kinderen en het huishouden op zich te nemen om ervoor te zorgen dat vrouwen konden deelnemen aan de sociale en politieke strijd. Eleanor bleef op zoek naar een politieke thuis en woonde als waarneemster het oprichtingscongres van de Independent Labour Party bij, maar werd geen lid en sloot zich in 1897 weer aan bij de SDF.

    Tragisch genoeg pleegde Eleanor kort daarna, in 1898, zelfmoord, naar men aanneemt als gevolg van de ontdekking dat Edward Aveling, haar jarenlange partner, in het geheim met een andere vrouw was getrouwd terwijl ze nog bij Eleanor woonde. Haar dood was een klap voor de arbeidersbeweging. Will Thorne reageerde op het verlies door te zeggen: “Zonder deze tragedie zou Eleanor volgens mij nog hebben geleefd en een grotere vrouwenleidster zijn geweest dan de grootste van de hedendaagse vrouwen.”

    Haar enorme bijdrage aan de arbeidersbeweging en de strijd tegen vrouwenonderdrukking is onmiskenbaar. Zij is een inspirerend voorbeeld van hoe ideeën en theorie kunnen worden omgezet in een praktisch wapen in de strijd voor het socialisme.

  • Antiwoke-offensief dient om onderdrukking en het kapitalisme te verdedigen

    Marxistisch antwoord op De Wever en zijn strijd tegen het ‘monster van wokeness’

    Hoe als rechtse politicus de aandacht afwenden van alles wat fout loopt onder je beleid? Hoe een systeem in verval alsnog verdedigen? Door Don Quichot-gewijs tegen de windmolen van het ‘monster van wokeness’ te vechten om meteen elke strijd tegen het systeem in een kwalijk daglicht te stellen. Het uitdrukkelijke doel is een verdediging van het kapitalisme en de onderdrukking die er eigen aan is. Dat is wat Bart De Wever doet in zijn boek ‘Over woke’ en de Franstalige liberalen van MR in een rapport onder de bizarre titel ‘Wokisme, dit nieuwe totalitarisme waarvan de naam niet mag worden uitgesproken’.

    door Geert Cool uit maandblad De Linkse Socialist

    https://shop.socialisme.be/product/abonnement-a-lutte-socialiste-pendant-1-an-papier

    Kant kiezen

    ‘Woke’ is geen filosofische stroming, laat staan een georganiseerde beweging. Dat maakt het gemakkelijk om er een invulling aan te geven naargelang het uitkomt. De opgang van verzet tegen onderdrukking werd door heel andere krachten aangegrepen om zichzelf te profileren. Grote bedrijven kopen zich een commercieel aantrekkelijk inclusief en progressief imago door hun logo af en toe in regenboogkleuren te gieten. Amazon voert een actief antivakbondsbeleid, maar doet zichzelf graag ‘woke’ voor. Zelfs Ahold-Delhaize, dat personeel in de solden zet omdat 2,5 miljard euro winst niet genoeg is, stelt zich graag voor als inclusief.

    Het is niet tegen dat soort kapitalistische wokeness dat De Wever en Georges-Louis Bouchez uithalen. Uiteraard niet, het Antwerpse stadsbestuur van De Wever doet net hetzelfde rond de Antwerp Pride in augustus. Woke kapitalisme is geen bondgenoot in de strijd tegen onderdrukking, het is een poging om de aandacht af te leiden van het systemisch karakter ervan. 

    Vanuit clichés als ‘we mogen niets meer zeggen’ komen De Wever en co tot een standpunt dat van daders slachtoffers maakt en omgekeerd. Zo beweert De Wever dat de stalking door Bart De Pauw een ‘woke-misdaad’ was waarvoor hij ‘disproportioneel’ gestraft werd door de publieke opinie. Over Black Lives Matter heeft hij uiteraard geen goed woord over. In zijn boek beschrijft De Wever dat een moslima met hoofddoek die filosofie of godsdienstwetenschappen aan de KUL zou doceren, hem “het idee zou geven dat er iemand van de verkeerde ploeg voor de goal staat.” MeToo wordt herleid tot een “steeds nadrukkelijker pleidooi tegen mannelijkheid op zich.” Greta Thunberg krijgt een sneer, terwijl de bevriende “captains of industry” het meest “vastberaden engagement” tonen voor een groene transitie. Protest tegen transfobie of extreemrechts wordt voorgesteld als pogingen om die standpunten het zwijgen op te leggen en is dus uit den boze (is dat geen oproep om legitiem protest te cancellen?). Zelfs de standbeelden van Leopold II worden door de Vlaams-nationalist verdedigd: “Inzicht zal eerder groeien uit de confrontatie met het verleden dan door het ‘cancelen’ ervan.” Kortom, De Wever weet zijn kant te kiezen: hij verdedigt het kapitalistisch systeem in verval en richt zich tegen al wie ingaat tegen vooroordelen en vormen van onderdrukking die eigen zijn aan dat systeem.

    Antifeministische weerbots

    Terwijl we in alle media overspoeld worden door de antiwoke brigade, stelt De Wever het voor alsof het maatschappelijk debat vandaag wordt gedomineerd door ‘uitwassen’ van verzet tegen onderdrukking. De dagelijkse propaganda van Mia Doornaert (die niet aarzelt om voor het VB te spreken over feminisme!), Gert Verhulst, Maarten Boudry, Rik Torfs en Bart De Wever zelf, gaat gepaard met een verdediging van Johny Depp en Bart De Pauw. Zelfs Jeff Hoeyberghs werd grotendeels vrijgesproken voor zijn seksistische haat.

    De Wever komt nu met zijn boek en lezingen omdat er een groter gehoor voor is. Zoals elke beweging in opgang stoot ook de feministische golf onvermijdelijk op oppositie van alles wat reactionair is. Die proberen maximaal gebruik te maken van elke zwakte in de beweging om ze te ondergraven en terug in de kast te duwen om het kapitalisme te verdedigen.

    Ongelijkheid leidt tot onderdrukking

    “Anders dan het marxisme wil doen geloven, zijn het ideeën die de geschiedenis bepalen,” stelt De Wever. Hij heeft het over de ideeën die leven bij de “top van de samenleving,” waar een “flink deel van de intellectuele elite” een “zelfvernietigingsoorlog” zou voeren “tegen de moderne westerse samenleving.” Je zou haast vergeten dat de ‘top van de samenleving’ de plaats is waar De Wever zelf met zijn captains of industry, ministers en andere vrienden uit het establishment vertoeft en een grote invloed heeft.

    Marxisten zijn het oneens met de stelling dat ideeën de motor van alles zijn. Als De Wever in zijn boek beschrijft hoe gemeenschappen gevormd worden, moet hij overigens erkennen dat economische omstandigheden de basis zijn. Vervolgens stelt hij godsdienst en de ontwikkeling van de natiestaat op gelijke hoogte met die economische omstandigheden en niet als uitdrukkingen ervan. Dat maakt dat hij niet kan verklaren waarom de natiestaat een opgang kende met het kapitalisme of waarom godsdiensten doorheen drastische veranderingen in de geschiedenis andere invullingen kregen. Economische relaties worden bepaald door de productievoorwaarden die op een gegeven ogenblik aanwezig zijn en bepalen in laatste instantie hoe mensen naar zichzelf en de samenleving kijken. Kortom, het materiële zijn bepaalt het bewustzijn. 

    De Wever lijkt te ontkennen dat er sprake is van systemische en structurele onderdrukking zoals racisme, seksisme of transfobie. Stellen dat onderdrukking systemisch is, zou immers ingaan tegen heel de westerse samenleving. Ondertussen geven 14% van de mensen met een migratie-achtergrond aan regelmatig door de Antwerpse politie gecontroleerd te worden tegenover 7% van de mensen zonder dergelijke achtergrond (aldus een studie van Amnesty in 2020). Etnisch profileren is een realiteit, geen ‘idee’. De cijfers over toegang tot werk, betaalbare huisvesting, hoger onderwijs … bevestigen het systemische karakter van discriminatie. De loonkloof tussen mannen en vrouwen blijft groot, 22% als we kijken naar de jaarlonen. Gendergerelateerd geweld is pandemisch. Bewustzijn daarover afdoen als onderdeel van een “fictieve identiteit” komt neer op het goedpraten van onderdrukking.

    Te weinig personeel en middelen voor kinderopvang, onvoldoende middelen voor onderwijs, te weinig sociale huisvesting … houden lelijk huis. In plaats van naar de middelen te kijken, beweert De Wever echter dat het “postmoderne denken” ervoor zorgt dat “ook in het Vlaams onderwijs de lat lager werd gelegd.” Zijn eigen minister van ‘excellent onderwijs’ maakt er ondertussen een potje van. Niet omwille van zijn ‘denken’ maar omwille van het gebrek aan middelen.

    De Wever kijkt voor een groene transitie naar zijn vrienden bij de captains of industry, die vastberaden voor transitie zouden opkomen. De oliemultinational BP maakte vorige jaar 27 miljard dollar winst, investeert daarvan 8 miljard in groene energie en 8 miljard in fossiele brandstoffen. De rest gaat naar de aandeelhouders. Zelfs na de enorme recordwinsten van de energiebedrijven moet de overheid tussenkomen met subsidies om een beetje groene energie te stimuleren. Maar dan zou verzet tegen onderdrukking leiden tot ‘zelfvernietiging’?!

    Geen ‘irrationele zelfafbraak’ maar asociaal besparingsbeleid

    Woke wordt voorgesteld als “irrationale zelfafbraak van het economische systeem en de wetenschap van het Westen.” Anders gezegd: raak niet aan het economisch systeem waarin amper 80 superrijken evenveel bezitten als de armste helft van de wereldbevolking en waarin de 1% rijkste Belgen goed zijn voor een kwart van alle rijkdom (of meer vermogen hebben dan de 70% armsten). Die ongelijkheid wordt door rechtse politici verdedigd, onder meer door elk verzet tegen onderdrukking ‘verdacht’ te maken. 

    “Een gebalkaniseerde maatschappij die in een identitair vacuüm slachtoffergroepen aanmoedigt om verongelijkt te zijn ten aanzien van de dadergroep heeft geen toekomst,” schrijft De Wever. Duidelijker geformuleerd: leg je neer bij onderdrukking, het is nu eenmaal onderdeel van ‘onze’ gemeenschap. En zo kunnen we de beslissingen nemen ‘die nodig zijn’, lees: het besparingsbeleid in dienst van de winsten opvoeren.

    Om alle problemen door de crisissen van het systeem toe te dekken, doet De Wever beroep op de gemeenschapszin. Nationalisme heeft wat dat betreft wel wat raakvlakken met identiteitspolitiek: “Vlaanderen is onze democratische gemeenschap. De Vlaamse identiteit is derhalve het enige vehikel dat de relance naar een (h)echte res publica kan dragen.” Een hechte gemeenschap zou nodig zijn om “de vergiftiging door het wokisme te counteren” en het vertrouwen te herwinnen om “de beslissingen te nemen die zich opdringen om onze democratie en onze welvaart te borgen.” Laat je niet vangen: met ‘onze welvaart’ bedoelt De Wever wel degelijk de winsten van de grote bedrijven. Hoe kan je een hechte gemeenschap vormen als er op zowat alles bespaard wordt?

    Om maar één voorbeeld te geven: het is cynisch dat De Wever cancelculture aanklaagt op een ogenblik dat zijn partij op zowel lokaal als Vlaams niveau bespaart op cultuur. Het cancellen van de projectsubsidies voor jonge kunstenaars in Antwerpen gebeurde niet door het ‘wokisme’ maar door het conservatieve stadsbestuur.

    De beperkingen van het postmodernisme

    Om elk verzet tegen onderdrukking verdacht te maken, richt De Wever zijn pijlen op het postmodernisme. Dat wordt voorgesteld als een resultaat van mei 68 dat vandaag “bijna het eenheidsdenken aan de linkerzijde en derhalve dus ook in onze zogenaamde kwaliteitsmedia, in de humane wetenschappen aan onze universiteiten en bij de opinie zettende figuren uit de culturele wereld” vormt. Over welke linkse kwaliteitsmedia heeft De Wever het? Voor zover wij weten is hij geen abonnee van onze krant. De traditionele media met hun dagelijkse anti-syndicale propaganda als ‘links’ omschrijven, is vreemd. 

    Postmodernisme betekent het verwerpen van elk ‘meta-narratief’ of van elk breder denkkader als basis om de samenleving te analyseren. In plaats daarvan wordt vooral naar machtsverhoudingen gekeken, zonder te verklaren hoe die ontstaan. Deze stroming is niet het resultaat van mei 68, maar veeleer van de nederlaag van de revolutie in Frankrijk in 1968. Het was toen mogelijk om een einde te maken aan het kapitalisme, maar de leiders van de vakbonden en de PCF trokken aan de noodrem om het potentieel af te blokken. Een hele generatie jongeren en werkenden was geradicaliseerd en bleef zoeken naar een manier om tot maatschappijverandering te komen. Dit leidde in 1981 tot de verkiezingsoverwinning van Mitterand op een programma van nationalisatie van een groot deel van de sleutelsectoren van de economie. Patronale chantage en kapitaalvlucht werden ingezet om Mitterand en zijn PS-regering, gesteund door de PCF, tot een bocht richting besparingsbeleid te dwingen. In deze context schoven enkele filosofen het ‘grote verhaal’ aan de kant.

    Dit werd versterkt door het neoliberale offensief, dat na de val van de stalinistische dictaturen in het Oostblok aan kracht won. Dit hield sociale afbraak in en een aanval op de arbeidersbeweging. Het ging gepaard met Thatcheriaanse propaganda dat er ‘niet zoiets als een samenleving’ bestond. We werden plots allemaal individuen van wie het lot louter op basis van eigen verdienste bepaald werd, een argumentatie die de rechtse Vlaams-nationalisten vandaag steevast gebruiken als het om sociale ongelijkheid gaat. Deze retoriek was de ideologische uitdrukking van de ontmanteling van belangrijke hervormingen die door de arbeidersbeweging waren afgedwongen, zoals openbare kinderopvang, sociale huisvesting en de nationale gezondheidsdienst. Dit is het economische beleid waar de N-VA van Bart De Wever voor staat. Zijn pogingen om nu te spreken over een “neoliberale ontsporing” waarbij vooral de globalisering op de korrel wordt genomen, zijn dan ook oneerlijk. De Wever lijkt te beseffen dat het neoliberalisme zijn beste dagen heeft gehad, maar kan de vinger niet op de wonde leggen omdat hij er zelf te diep in zit, laat staan dat hij er een antwoord voor kan aanreiken.

    Het feit dat de revolutionaire golf vanaf mei ’68 niet tot een breuk met het kapitalisme leidde, de nederlagen van de arbeidersbeweging in Groot-Brittannië en de VS, gevolgd door de val van het stalinisme, hadden uiteraard een effect op het bewustzijn van de werkenden en jongeren. Elk nieuw ontwaken van verzet tegen elementen van het systeem draagt kenmerken van de vorige periode in zich vooraleer het zich doorheen ervaringen in strijd tot een hoger niveau kan ontwikkelen.

    Collectieve strijd voor sociale verandering

    De postmoderne invloed is aanwezig in de ideeën die soms samengevat worden onder de term ‘identiteitspolitiek’. Er zijn verschillende benaderingen en theorieën binnen deze identiteitspolitiek en deze kunnen niet zomaar op een hoop gegooid worden. Er gaat een zekere aantrekkingskracht van uit als er een politieke praktijk ontwikkeld wordt die voornamelijk gebaseerd is op de eigen ervaring met discriminatie en/of identiteit. Het besef van eigen onderdrukking is logischerwijs vaak de eerste stap om er tegenin te gaan. Veel concepten van identiteitspolitiek verschillen echter niet veel van klassieke burgerlijke ideeën die onderdrukking los zien van het kapitalistisch systeem, of die kapitalistische uitbuiting zien als slechts één van de vele vormen van onderdrukking in plaats van als hun fundamentele sociale en economische basis. Dit leidt tot een onvermogen om effectieve oplossingen te bieden, aangezien deze beperkt blijven tot het individuele niveau. Dit gaat voorbij aan de materialistische basis voor onderdrukking.

    Bovendien is er een gevaar dat onderdrukking wordt afgemeten tegenover andere vormen van onderdrukking. Wij spreken niet graag over privileges omdat toegang tot betaalbare huisvesting, een goede job, degelijke openbare diensten, een maatschappij zonder discriminatie geen voorrechten zijn, maar rechten moeten worden die we voor iedereen afdwingen doorheen strijd tegen het systeem dat onderdrukking in zich draagt.

    Naarmate ons protest aangroeit, is er een instinctieve zoektocht naar meer eenheid en solidariteit. Er worden banden gesmeed tussen protestbewegingen, slogans en eisen kennen een internationale verspreiding. Het antifeministisch tegenoffensief door de reactionaire rechterzijde maakt dat de discussie over benadering, analyse en programma aan belang wint. Dit biedt ruimte voor marxisten om met een socialistisch feminisme de noodzaak van maatschappijverandering te populariseren en bredere ingang te laten vinden.

    Marxisten vertrekken van een programma waar alle onderdrukten baat bij hebben: degelijke jobs en arbeidsvoorwaarden, betaalbare huisvesting, meer en gratis openbare diensten, publieke investeringen in zorg en onderwijs, arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen, een minimumloon van 17 euro per uur en uitkeringen boven de armoedegrens …  Daar collectief voor strijden, met respect voor elkaars eigenheden, is de beste manier om het bewustzijn rond onderdrukking te vergroten en een weg aan te reiken om een einde te maken aan het kapitalistisch systeem dat onderdrukking voedt en nodig heeft. 

    https://nl.socialisme.be/95959/17-mei-pride-is-a-protest-in-brugge
    Zo hoor je het eens van een ander

    “Op een moment dat grote delen van de bevolking onder de levensduurte kreunen, wordt de intensiteit van de cultuuroorlog opgedreven. In zijn pamflet geen woord over koopkracht, overwinsten of lege brooddozen, wel klaagzangen over de verdwenen trots, over de westerse geschiedenis en jeremiades over de ‘genadeloze afslachting van het nationalisme’. De sociale werkelijkheid en de breuklijn tussen rijk en arm zijn niet eens een voetnoot waard, want toegedekt onder het wollige deken van een natie zonder klassen en standen en met een verleden waarin geen plaats is voor schaamte. Zelfs de doodslag op Sanda Dia door verwende studenten was voor de grootinquisiteur van de Vlaamse intelligentsia geen bedenking waard. Gecanceld.”

    Paul Goossens over de cultuuroorlog van De Wever in zijn column in De Standaard op 17 maart

    Marx racistisch?

    We moeten ook kort reageren op de schandalige stelling van De Wever dat Marx “ondanks een overvloed aan racistische citaten (…) wonderbaarlijk aan de cancelcultuur ontsnapt” omdat “zijn werk geïnstrumentaliseerd kan worden om mensen te doordringen van een postmodern wereldbeeld.” Dat is helemaal van de pot gerukt!

    Marx legde het verband uit tussen het opkomend kapitalisme, de slavenhandel en het ontstaan van het racisme in de zestiende eeuw. In Het Kapitaal sprak hij zich uit tegen de slavernij in Amerika en voor eenheid van alle werkenden: “Daar, waar de arbeid in een zwarte huid wordt gekluisterd, kan de arbeid in een blanke huid zich niet vrijmaken.”

    Hij legde ook uit hoe het kapitalisme gebruik maakt van verdeeldheid: “De Engelse burgerij heeft de Ierse ellende niet alleen gebruikt om de arbeidersklasse in Engeland neer te drukken door de gedwongen migratie van arme Ieren, maar ook door de arbeidersklasse in twee vijandige kampen te verdelen. De gewone Engelse arbeider haat de Ierse arbeider als concurrent die de lonen en levensstandaard naar beneden trekt.”

    Verdeeldheid en haat zijn ook vandaag zaken waar de op winst beluste commerciële massamedia van smult en waar (rechtse) politici stemmen mee hopen te winnen.

    Wellicht is de grofste belediging tegenover Marx dat hij geen omvattend analysekader had en dus eigenlijk geen wetenschappelijk socialistische benadering. Qua misrepresentatie van het marxisme scoort De Wever tien op tien.

    Ideeën voor socialistische verandering uitgelegd. Onderdrukking is eigen aan het kapitalisme

    Friedrich Engels wees er in 1884 al op dat het ontstaan van de klassenmaatschappij en het patriarchaat verbonden was met de ontwikkeling van het privé-eigendom met de verandering van productiemethoden in de vroege neolithische landbouwsamenlevingen.

    Die verandering leidde tot aanzienlijke overschotten, waardoor niet iedereen betrokken hoefde te zijn bij de productie. Er ontstonden klassentegenstellingen tussen de haves en de have nots. Die tegenstellingen werden geconsolideerd met de instelling van de staat in het openbare leven en het gezin in het privéleven.

    Onder het kapitalisme werd de productie verplaatst naar de publieke sfeer met werkplaatsen en fabrieken. Hierdoor ontstond een grote arbeidersklasse en werd vrouwen tegelijk een dubbele dagtaak opgelegd, met zowel het formele werk als het huishoudelijk werk. Het ideologisch offensief om het kerngezin te promoten, was daarom noodzakelijk. Kapitalisme wordt aangedreven door particuliere winsthonger, wat leidt tot monopolievorming en imperialisme. (Neo-)koloniale plunderingen zijn daar eigen aan en leidden tot het theoretiseren van het idee dat de mensheid verdeeld is in rassen.

    Het neoliberale beleid van terugtocht van de staat versterkte de ongelijkheid de afgelopen decennia. De afbraak van de welvaartstaat maakt dat mogelijkheden om ongelijkheid af te vlakken wegvielen. Dit vergroot de discriminatie en tegen de achtergrond van algemene tekorten ook de voedingsbodem voor verdeeldheid op basis van racisme, seksisme, LGBTQIA+fobie … De afbraak van de welvaartstaat kon enkel zo ver gaan omdat de burgerij erin slaagde de arbeidersbeweging nederlagen toe te brengen, zoals bij de Britse mijnwerkersstaking van 1984-85 of de Amerikaanse staking van luchtverkeersleiders in 1981. De val van de stalinistische dictaturen in het Oostblok werd aangegrepen om het neoliberaal ideologisch offensief verder op te voeren. Een verzwakte arbeidersbeweging betekent meer ongelijkheid, uitbuiting en onderdrukking. In een sociale woestijn vol toenemende tekorten wordt er gevochten om de kleine oasen. 

    Dit vergroot de ruimte voor vooroordelen die ingang vinden onder de bevolking. In de lange wachtrij voor sociale huisvesting lijkt het gemakkelijker om naar de huidskleur van andere wachtenden te kijken dan om collectief te strijden voor meer sociale huisvesting gebaseerd op de noden. Extreemrechts vindt een bredere steun met weerzinwekkend racisme, seksisme en LGBTQIA+fobie. Ook populistisch rechts doet dit. ‘Over woke’ van Bart De Wever maakt het doel ervan duidelijk: de arbeidersbeweging verdelen om sociale afbraak te verdedigen. Daarom hanteren wij de slogan: ‘Alles wat ons verdeelt, verzwakt ons’.

  • Socialistische ideeën uitgelegd. Wat is trotskisme?

    Artikel door Paul Hunt (Socialist Alternative, ISA in Engeland, Wales en Schotland)

    De ideeën van Leon Trotski, en het trotskisme, zijn door de geschiedenis heen veel verguisd en verdraaid. Maar wie was Leon Trotski, wat is trotskisme, en wat is de relevantie ervan voor de strijd vandaag in de jaren 2020?

    Winston Churchill, de racistische leider van het Britse imperialisme verklaarde ooit: “Ik haat Trotski! Het is maar goed dat Stalin met hem heeft afgerekend.” Stalin van zijn kant ging tekeer: “Het trotskisme is veranderd in een uitzinnige en gewetenloze bende slopers, afleiders, spionnen en moordenaars.”

    In deze twee citaten zien we de intense haat tegen Trotski en de ideeën waarvoor hij vocht: revolutionair socialisme, internationalisme en arbeidersdemocratie. Hij werd gehaat en gevreesd door zowel de imperialisten als de stalinisten.

    Trotski’s leven

    Geboren in 1879, speelde hij van jongs af aan een leidende rol in de arbeidersbeweging. Hij stond vooraan in de monumentale gebeurtenis van de Russische Revolutie, geleid door de Bolsjewieken met Lenin en Trotski in een centrale rol.

    Na de overwinning van de arbeiders en onderdrukten probeerden 21 legers van het imperialisme de jonge arbeidersstaat uit te roeien. Trotski creëerde vanuit het niets het Rode Leger, dat uiteindelijk in staat was pogingen om de revolutie te vernietigen te verslaan.

    De revolutie overleefde, maar na de nederlagen van revolutionaire bewegingen in Europa, met name in Duitsland, bleef zij geïsoleerd. In deze situatie ontwikkelde zich een bureaucratie onder leiding van Stalin. Ondanks de internationalistische visie van de revolutie van 1917 en de bolsjewistische leiders, kwamen de stalinisten met de theorie van het ‘socialisme in één land’ die in feite het idee van een wereldrevolutie opgaf, in tegenstelling tot de doelstellingen van de bolsjewieken en Lenin.

    Rivier van bloed

    Vijanden van de revolutie en van het socialisme in het algemeen zien het stalinisme graag als een logisch gevolg van het socialisme en beweren dat elke revolutionaire beweging zal eindigen in bureaucratie en dictatuur, dat de kiem van deze ontaarding te vinden is in het bolsjewisme. Niets is minder waar. Lenin zelf stelde op zijn sterfbed een blok voor met Trotski tegen Stalin om de idealen van de revolutie te verdedigen.

    In feite moesten Stalin en de bureaucratie een burgeroorlog beginnen tegen de ideeën van de Oktoberrevolutie, een oorlog tegen het internationalisme en de arbeidersdemocratie, die ook gepaard ging met het uiteindelijk terugdraaien van de sociale verworvenheden van de revolutie.

    Trotski vormde samen met vele anderen de Linkse Oppositie om terug te vechten. Toen de stalinistische tegenrevolutie op gang kwam, werd Trotski uit de Communistische Partij gezet en verbannen. Tienduizenden linkse oppositieleden werden naar kampen in Siberië gestuurd, waar ze werden opgesloten en gemarteld. Ondanks de gruwelijke staatsrepressie hielden zij de vlam van het marxisme levend tegen de leugens en verdraaiingen van de stalinisten, door het Bulletin van de Oppositie te produceren, dat clandestien werd verspreid.

    Trotski schreef in 1937 in zijn klassieker De Verraden Revolutie: “De val van de huidige bureaucratische dictatuur zal, als ze niet wordt vervangen door een nieuwe socialistische macht, een terugkeer naar kapitalistische verhoudingen betekenen, met een catastrofale achteruitgang in industrie en cultuur.”

    Dit is wat er gebeurde met de ineenstorting van de Sovjet-Unie. De door Trotski ontwikkelde analyse hielp verklaren wat er gebeurde en gaf revolutionairen een leidraad voor de taken waarmee de arbeiders in de Sovjet-Unie werden geconfronteerd.

    Strijd tegen het fascisme

    Trotski’s teksten over de strijd tegen het fascisme in de jaren dertig blijven zeer relevant. De communistische partijen van die tijd zweefden tussen het idee van ‘sociaal fascisme’ (waarbij de leiders van de sociaaldemocratische massapartijen erger dan fascisten zouden zijn) en dat van het Volksfront (waarbij arbeidersorganisaties een bondgenootschap moesten sluiten met een zogenaamd ‘progressief’ deel van de kapitalistische klasse om het fascisme te stoppen).

    De resultaten van dit verkeerde beleid betekenden een tragedie en een nederlaag voor de Spaanse revolutie en de overwinning van Franco, en in Duitsland, waar de communisten en sociaaldemocraten de weg voor Hitler hielpen vrijmaken. Trotski pleitte voor een eenheidsfront van arbeidersorganisaties in Duitsland om de krachten van het fascisme te vernietigen, maar dit werd genegeerd door de leiders van de Communistische Partij, met vreselijke gevolgen.

    Permanente revolutie

    Zijn ontwikkeling van de theorie van de permanente revolutie, tegen de orthodoxie van de meeste marxisten in het begin van de 20e eeuw in, werd juist bevonden door de gebeurtenissen van de Russische revolutie.

    Trotski stelde dat de kapitalistische klasse in Rusland te zwak was en te zeer gebonden aan buitenlands kapitaal om de historische rol te spelen die zij in landen als Frankrijk en Groot-Brittannië had gespeeld bij de afschaffing van het feodalisme en de vestiging van een kapitalistische natiestaat. Daarom was het aan de arbeidersklasse om de leidende rol te spelen, niet alleen bij het afwerpen van de ketenen van de feodale onderdrukking, maar ook bij het uitvoeren van de taken van de socialistische revolutie om democratische en nationale rechten te garanderen.

    De theorie van de permanente revolutie is vandaag een leidraad in de neokoloniale wereld waar het kapitalisme niet in staat is gebleken de fundamentele democratische rechten en vrijheden te garanderen.

    Het trotskisme vandaag

    Trotski werd uiteindelijk in 1940 vermoord door een stalinistische agent in Mexico. Maar hij en zijn aanhangers hadden de continuïteit van revolutionair socialisme en internationalisme gewaarborgd. De Amerikaanse socialist James P. Cannon beschreef het trotskisme als “geen nieuwe beweging, geen nieuwe doctrine, maar het herstel, de herleving, van het echte marxisme.”

    Trotski’s internationalisme was niet abstract, het vloeide voort uit zijn begrip van de noodzaak om het kapitalisme op wereldschaal te verslaan. Hij speelde een sleutelrol in het besluit van de bolsjewieken om in 1919 de Derde (Communistische) Internationale op te richten en na de ontaarding van die organisatie streed hij voor de oprichting van de Vierde Internationale in 1938. De jonge Vierde Internationale kon de gevolgen van WO2 niet overleven. Veel van haar vooraanstaande leden werden gedood, en zij had niet de politieke ervaring om de ingewikkelde situatie na de oorlog het hoofd te bieden, waarna zij ontaardde.

    ISA

    De wortels van ISA gaan terug tot de bolsjewistische revolutie, de strijd van Trotski tegen het stalinisme en de noodzaak van internationale socialistische verandering. Onze voorgangers begonnen het proces van de wederopbouw van een wereldpartij van socialistische revolutie, een proces dat wij vandaag in meer dan 30 landen voortzetten omdat de wereldwijde crisis van het kapitalisme en de aard van het systeem dat noodzakelijk maken. Wij bouwen ISA op tot een kracht die de loop van de geschiedenis beslissend kan veranderen en de ideeën van het trotskisme zullen daarbij centraal staan. Wij roepen alle lezers op om zich bij deze belangrijke taak aan te sluiten.

  • Friedrich Engels over een rechtvaardig loon voor een rechtvaardige werkdag

    Zo klonk de leuze van de Engelse arbeidersbeweging van de laatste vijftig jaar. Hij bewees goede diensten in de periode dat de trade-unions groeiden nadat in 1824 de barbaarse wetten over verenigingen waren afgeschaft; hij bewees nog betere diensten tijdens de roemvolle chartistische beweging, toen de Engelse arbeiders de kop van de Europese arbeidersklasse vormden. Maar de tijden veranderen en veel van wat vijftig jaar terug gewenst en noodzakelijk was is nu verouderd en zou volkomen misplaatst zijn. Geldt dit ook niet voor deze oude, door de tijd geheiligde leuze?

    Rechtvaardig loon voor een rechtvaardige werkdag? Maar wat is rechtvaardig loon en wat is een rechtvaardige werkdag? Hoe worden ze gedefinieerd door de wetten waaronder de hedendaagse samenleving leeft en zich ontwikkelt? Voor een antwoord op deze vraag moeten we niet aankloppen bij de leer van de moraal of van het recht en niet bij de sentimentele gevoelens van menselijkheid, rechtvaardigheid of al was het maar barmhartigheid. Wat rechtvaardig is in moreel of zelfs juridisch opzicht, kan verre van rechtvaardig blijken op het sociale vlak. Sociale rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid worden gedefinieerd door slechts één wetenschap, en wel de wetenschap die te maken heeft met de materiële feiten van productie en transacties — de wetenschap van de politieke economie.

    Wat noemt de politieke economie nu een rechtvaardig loon en een rechtvaardige werkdag? Simpelweg de grootte van het loon en de lengte en intensiteit van de werkdag, die worden bepaald door de concurrentie tussen de ondernemer en de arbeiders op de vrije markt. En hoe zien deze er dan uit, indien men uitgaat van deze definitie?

    Het rechtvaardig loon is onder normale omstandigheden die som, die nodig is om de arbeider de bestaansmiddelen te waarborgen, die nodig zijn, overeenkomstig de levensstandaard in zijn positie en in het betreffende land, voor het in stand houden van zijn arbeidsvaardigheid en voor de voortzetting van zijn geslacht. De reële proporties van het loon kunnen bij schommelingen in de productie nu eens hoger, dan weer lager zijn dan deze som; maar deze som behoort onder normale omstandigheden op het neutrale punt tussen alle afwijkingen te liggen.

    De rechtvaardige werkdag is die duur van de werkdag en die intensiteit van het uitgevoerde werk, waarbij in de loop van de dag de volledige arbeidskracht van de arbeider wordt verbruikt, maar wel zodanig wordt verbruikt, dat geen schade wordt berokkend aan zijn vaardigheid om morgen en de dagen daarop een even grote hoeveelheid werk te leveren.

    De transactie houdt dus blijkbaar het volgende in: de arbeider stelt aan de kapitalist zijn arbeidskracht voor één dag ter beschikking, dus zoveel als hij geven kan en zonder de gelegenheid te geven de transactie continu te vernieuwen. In ruil daarvoor ontvangt hij exact die, en geen grotere, hoeveelheid zaken voor zijn levensbehoefte, die nodig is om deze transactie zich dagelijks te laten herhalen. De arbeider geeft zoveel en de kapitalist zo weinig als de aard van de transactie ook maar toelaat. Zo ziet deze heel eigenaardige rechtvaardigheid er uit.

    Maar dringen we verder tot de zaak door. Omdat volgens de politieke economie het loon en de werkdag worden bepaald door concurrentie, vereist de rechtvaardigheid klaarblijkelijk dat beide partijen van begin af aan in dezelfde positie verkeren. Maar dit nu is in werkelijkheid niet het geval. Indien de kapitalist geen overeenkomst sluit met de arbeider, kan hij wachten en van zijn kapitaal leven. Voor de arbeider is dit onmogelijk. Behalve zijn loon heeft hij niets om van te leven en is hij dus gedwongen werk aan te nemen op dat moment, op die plaats en onder die condities waaronder hij het kan krijgen. De arbeider bevindt zich van meet af aan in een ongunstige gevechtspositie. De honger plaatst hem in een ontzettend nadelige situatie. Maar intussen berust hierin, volgens de politieke economie der kapitalisten, nu juist de hoogste rechtvaardigheid.

    Maar dit stelt nog helemaal niets voor. De steeds bredere toepassing van mechanische kracht en machines in de moderne industrie en ook het vermeerderen en vervolmaken van de machines in die industrieën waar ze al toegepast werden nemen het werk over van steeds meer en meer ‘handen’; en dit geschiedt heel wat sneller, dan dat deze verdrongen ‘handen’ kunnen worden geïntegreerd en in de fabrieken van het land aan de slag kunnen. De verdrongen ‘handen’ vormen een waar reserveleger in de industrie, dat wordt gebruikt door het kapitaal. Als de zaken in de industrie slecht gaan, kunnen zij van de honger sterven, om aalmoezen bedelen, stelen of naar een tehuis voor arbeiders gaan; als de zaken in de industrie goed gaan, zijn zij altijd achter de hand voor de uitbreiding van de productie; en voordat de laatste van de mannen, vrouwen of kinderen, die dit reserveleger vormen, werk gevonden heeft, — iets wat alleen voorkomt in tijden van op hol geslagen overproductie, zolang zal de concurrentie door dit reserveleger het loon doen dalen en alleen al het bestaan ervan zal het kapitaal versterken in zijn strijd tegen de arbeid. In zijn wedloop met het kapitaal bevindt de arbeid zich niet alleen in een nadelige situatie, maar moet deze laatste nog eens een aan het been vastgeketende ijzeren kogel achter zich aan slepen. Doch volgens de politieke economie der kapitalisten is dit rechtvaardig.

    Maar laten we eens gaan kijken, uit wat voor fonds het kapitaal dit zo rechtvaardige werk betaalt. Uit het kapitaal natuurlijk. Maar kapitaal schept geen waarden. Arbeid is, naast grond, de enige bron van rijkdom; het kapitaal zelf is niets anders dan het bijeenvergaarde product van arbeid. Aldus wordt het loon voor de arbeid betaald uit de arbeid zelf en de arbeider wordt betaald uit zijn eigen product. In overeenkomst met wat wij de algemene rechtvaardigheid kunnen noemen, moet het loon van de arbeider overeenstemmen met het product van zijn werk. Maar volgens de politieke economie zou dit niet rechtvaardig zijn. Integendeel, het product van het werk van de arbeider komt de kapitalist toe en de arbeider krijgt er niet meer van dan volstrekt noodzakelijk is om te leven. Aldus blijkt deze buitengewoon ‘rechtvaardige’ wedloop te resulteren in het feit, dat het product van het werk van degenen die arbeiden zich onvermijdelijk opeenhoopt in de handen van degenen die niet arbeiden en in hun handen een machtig wapen wordt voor de knechting van juist die mensen die het hebben vervaardigd.

    Rechtvaardig loon voor een rechtvaardige werkdag! Er zou ook nog veel gezegd kunnen worden over de rechtvaardige werkdag, waarvan de rechtvaardigheid precies dezelfde is als de rechtvaardigheid van het loon. Maar dit moet worden uitgesteld tot een andere keer. Uit wat hier gezegd is blijkt overduidelijk, dat de oude leuze zijn tijd heeft gehad en nauwelijks geschikt is voor onze tijd. De rechtvaardigheid der politieke economie, voor zover deze laatste de wetten correct formuleert, die de maatschappij van nu besturen, deze rechtvaardigheid bevindt zich in zijn geheel aan één kant – die van het kapitaal. Welaan, laten wij deze oude leuze voor eeuwig begraven en hem vervangen door een andere:

    De arbeidsmiddelen – grondstoffen, fabrieken, machines – tot bezit van de arbeiders zelf!

  • Strijd voor internationaal socialisme in tijdperk van kapitalistische wanorde

    “Welkom in de wereld van de polycrisis,” schreef de zakenkrant Financial Times. Dat was een heldere illustratie van de storm van economische, ecologische, sociale, geopolitieke en andere stuiptrekkingen die het kapitalisme overspoelen. Het is niet vanzelfsprekend om alle gebeurtenissen te begrijpen of om optimistisch te zijn over de toekomst van de wereld. Nochtans waren de materiële en wetenschappelijke mogelijkheden nog nooit zo groot en zijn we potentieel in staat om te ontsnappen aan de angst voor morgen.

    dossier door Nicolas Croes uit maandblad De Linkse Socialist

    Volgens het laatste VN-rapport over menselijke ontwikkeling is de wereld vandaag pessimistischer dan ooit in de moderne geschiedenis sinds de Eerste Wereldoorlog. De niveaus van geestelijke bezorgdheid overtreffen vandaag zelfs die van de Grote Depressie en de twee wereldoorlogen. Dit is niet alleen te wijten aan de objectieve toestand van de wereld. Het subjectieve beeld van het bestaan van een levensvatbaar alternatief als uitweg staat zwakker dan tijdens die historische perioden.

    Het ontbreken van een alternatief en de strategie om dat te bereiken kan betekenen dat de woede tegen ongelijkheid, onderdrukking en uitbuiting lange tijd onder de oppervlakte suddert en nog langer kan zoeken naar een uitdrukking. Maar als dat eindelijk gebeurt, kan de opgebouwde woede op explosieve manieren tot uitbarsting komen. In Iran werd de recente massale opstand voorafgegaan door een dramatische toename van het aantal zelfmoorden, wat doet denken aan de Tunesische revolutie van 2010-2011, die werd voorafgegaan door een groot aantal wanhoopsdaden onder jongeren.

    Hoe kunnen we het ongenoegen en de verontwaardiging bundelen in een strijd tegen heel het kapitalistisch systeem? Hoe kunnen we strijdbewegingen verenigen rond de werkende klasse om te vermijden dat de woede afgeleid wordt naar slechts een andere vleugel van de heersende klasse? Het is onmogelijk om het exacte verloop van concrete gebeurtenissen te voorspellen, maar wat is de algemene richting van veranderingen vandaag? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we niet gewoon de complexe chaos van het huidige tijdperk ondergaan, maar anticiperen en initiatieven nemen op basis van prioriteiten binnen de strijd voor verandering? Kortom, hoe kunnen we vandaag stappen vooruit zetten in de strijd voor een democratische socialistische samenleving?

    Deze vragen stonden centraal in de vele discussies tijdens het 13e wereldcongres van International Socialist Alternative (voorheen Comité voor een Arbeidersinternationale). Dat congres vond plaats van 30 januari tot 5 februari en werd bijgewoond door meer dan 100 afgevaardigden en bezoekers. De deelnemers kwamen uit 25 landen van alle continenten. We kunnen niet alle aanwezige delegaties vermelden, maar de opmerkelijke groepen uit Latijns-Amerika, Afrika en China-Hongkong-Taiwan waren essentieel voor het succes van het congres. Visumproblemen door het racistisch beleid van Fort Europa zorgden ervoor dat enkele afdelingen niet fysiek aanwezig konden zijn.

    Uitdagingen in het tijdperk van wanorde

    Het vorige wereldcongres van ISA vond plaats in januari 2020, net voor het wereldwijd uitbreken van de Covid-pandemie. Drie jaar later is het einde van Covid-19 nog niet in zicht, wat in China wordt geïllustreerd door het falen van het zero-Covidbeleid. De rivaliteit tussen het Amerikaanse en het Chinese imperialisme is dramatisch toegenomen tot een nieuwe Koude Oorlog die alle aspecten van de wereldgeopolitiek beheerst. Ernstige interne crises maken van de VS en China reuzen op lemen voeten. Als direct gevolg van de botsing tussen deze grootmachten is er een versterking van het proces van deglobalisering in de haperende wereldeconomie (zie ook pagina 6). Het Wereldeconomisch Forum in januari had niet voor niets als centraal thema “Samenwerking in een gefragmenteerde wereld.”

    De grootste landoorlog in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog is al een jaar bezig en de militarisering van de wereld is in volle gang, waarbij Japan en Duitsland breken met hun militaire doctrines die sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog van kracht waren. De wereldwijde schuld is geëxplodeerd. Rampzalige inflatie verwoest de inkomens van de massa’s. Klimaatrampen worden ernstiger en frequenter en voor het eerst heeft het aantal ontheemden in de wereld de kaap van 100 miljoen overschreden.

    In deze periode van extreme volatiliteit en abrupte veranderingen – denk maar aan de verwoestingen van de aardbevingen in Turkije, Syrië en Koerdistan, versterkt door een beleid dat is afgestemd op de bankrekeningen van de vastgoedgiganten – is het gevaar groot dat onmiddellijke cyclische of regionale schommelingen worden verward met veranderingen van meer structurele aard.

    Zeker is dat het proces van verval en diskrediet van de dominante kapitalistische krachten doorgaat. Waar in de wereld kan de heersende klasse nog rekenen op stabiele regeringen en sterke bestuursinstellingen? Disfunctie, semi-paralyse en onenigheid vieren hoogtij nu het ‘politieke centrum’ instort. Politieke crises nemen steeds acutere vormen aan, zoals dramatisch wordt geïllustreerd door het toenemende aantal militaire staatsgrepen op het Afrikaanse continent, een scenario dat zich in de nabije toekomst ook in Pakistan kan voordoen. Kort voor het congres kende de tweede ronde van de parlementsverkiezingen in Tunesië een armzalige opkomst van 11%, een van de laagste opkomstcijfers ooit bij een verkiezing waar dan ook.

    Dit houdt natuurlijk ook verband met de diepe crisis van de politieke vertegenwoordiging van onze sociale klasse. De stemming van de massa’s en de politieke kracht van de arbeidersbeweging blijven getekend door de krachtige ideologische en organisatorische tegenslag die volgde op de ineenstorting van de stalinistische karikatuur van het socialisme in het begin van de jaren negentig. Dit werd overal ter wereld door de heersende klasse aangegrepen om te verkondigen dat er geen alternatief was voor de vrije markt en de heerschappij van de multinationals. Zo ontstond een groot wantrouwen tegenover alles wat met politiek, organisatie en zelfs een meer globale analytische benadering te maken heeft. Een globale analyse wordt al gauw voorgesteld als ‘dogmatisch’, toch als deze ingaat tegen de ‘natuurlijke’ marktkrachten. Dit vormt nog steeds een enorm obstakel voor sociale bewegingen. Tegelijk biedt het ruimte aan allerhande krachten, waaronder extreemrechts, om het politieke vacuüm gedeeltelijk op te vullen.

    Gelukkig groeit ook het verzet. In 2022 vonden in minstens 131 van de 195 landen ter wereld grootschalige protestacties plaats. In mei 2022 maakte het IMF zich al zorgen over de terugkeer van “sociale onrust” na de relatieve rust die door de gezondheidscrisis was opgelegd. Maar als we vergelijken met bijvoorbeeld de protestbeweging in 1968, is het duidelijk dat we nog niet op hetzelfde niveau zitten. Dit komt vooral omdat het bewustzijn van de massa’s achterloopt. De afwijzing van het kapitalistische systeem wordt scherper, vooral onder de jongeren. Het wordt preciezer, zeker wat betreft het bestaan van sociale klassen met tegengestelde belangen. Maar een begrip van waar het door vervangen moet worden ontbreekt nog.

    De arbeidersklasse begint echter haar plaats in te nemen in de voorhoede van de strijd. Kijk maar naar de fantastische mobilisatie tegen de pensioenhervormingen in Frankrijk of het half miljoen stakers in Groot-Brittannië op 1 februari. De Turkse regering moest zelf toegeven dat er in de twee laatste maanden van vorig jaar 106 ‘wilde stakingen’ waren, dat is meer dan in de vijf voorafgaande jaren samen. Ook in Soedan, Iran en Peru zijn meer ontwikkelde vormen van zelforganisatie ontstaan als onderdeel van massamobilisaties.

    Stilstand is achteruitgang

    Een opgang van revolutionaire energie gaat steeds gepaard met een ontwikkeling van de contrarevolutie. Het andere kamp organiseert zich ook en grijpt elke zwakte langs onze kant aan om onze beweging aan te vallen of te ondermijnen. We zagen dit met de bestorming van Braziliaanse overheidsgebouwen door aanhangers van Bolsonaro, die de banden tussen de nieuwe president Lula en het traditionele bedrijfsleven aangrijpen om de woede tegen het establishment naar zich toe te trekken. Daarmee volgen ze het voorbeeld van Trump. Eenzelfde fenomeen zien we met de terugslag en polarisatie na #MeToo. (zie pagina 3)

    ISA heeft veel ervaring met hoe zelfs beperkte revolutionaire krachten onder de juiste omstandigheden een leidinggevende rol in strijd kunnen spelen en overwinningen behalen. Dit was het geval in Ierland in de strijd tegen het grondwettelijk verbod op abortus. Onze Ierse zusterorganisatie speelt nu een actieve rol in het organiseren van verzet tegen de extreemrechtse krachten die de kop opsteken en die onder meer gebaseerd zijn op een reactionair masculinisme. In de Amerikaanse stad Seattle slaagden we erin enkele strijdpunten af te dwingen, zoals een verhoging van het minimumloon of nog de status van ‘vrijplaats’ voor wie elders in het land getroffen is door beperkingen op het abortusrecht. Socialist Alternative in de VS lanceerde nu een campagne om de groeiende golf van vakbondsstrijd te versterken: Workers Strike Back.

    De uitdaging om het politieke bewustzijn en de mobilisatie van de lagen die de strijd aangaan in goede banen te leiden, terwijl we vasthouden aan onze marxistische principes maar flexibel zijn in onze aanpak, was het onderwerp van veel discussie tijdens het congres, met name in de sessies over socialistisch feminisme en de oorlog in Oekraïne. Het gaat erom eisen te stellen voor onmiddellijke concrete maatregelen die het vermogen van arbeiders kunnen versterken om te strijden voor politieke en economische macht in de samenleving. Hoe kunnen we onze woede richten op het privé-eigendom van de productiemiddelen? Dit is nog steeds de cruciale vraag voor het beëindigen van dit systeem van oorlog en ellende.

    Socialisme, vandaag belangrijker dan ooit!

    In september is het 50 jaar geleden dat de staatsgreep van Pinochet in Chili plaatsvond. Later dit jaar zullen we terugkomen op deze gebeurtenis die op dramatische wijze de mislukking illustreerde van de reformistische aanpak van de linkse regering van Salvador Allende. Door deze historische nederlaag van de Chileense arbeidersklasse kon het land het eerste laboratorium van het neoliberalisme worden, een historisch keerpunt aan het begin van wat een kwalitatief nieuwe periode werd. Nu we deze periode van triomfantelijk neoliberalisme achter ons laten, heeft het wereldcongres van ISA ons in staat gesteld om grondig te bespreken hoe we ons kunnen versterken om een actieve en beslissende rol te spelen in de strijd voor maatschappijverandering.

    De teksten die op het congres werden besproken, zullen we binnenkort publiceren. We zullen dit verder bespreken op afdelingsvergaderingen in heel de wereld. Contacteer ons als je daaraan wil deelnemen of als je samen met ons de strijd voor een socialistisch alternatief voor de kapitalistische barbarij wil aangaan.

    Wat is International Socialist Alternative?

    International Socialist Alternative is een wereldwijde revolutionaire strijdpartij van werkenden, jongeren en iedereen die door kapitalisme en imperialisme wordt onderdrukt. We strijden voor een alternatief voor het kapitalistische systeem: een democratische socialistische samenleving.

    We denken dat de strijd tegen het systeem en voor een maatschappelijk alternatief op de grootste schaal moet worden gevoerd. ISA is momenteel al actief in meer dan 30 landen op alle continenten: natuurlijk in Europa, maar ook bijvoorbeeld in Mexico, Brazilië, Chili, de VS, Quebec, Nigeria, Zuid-Afrika, Tunesië, Israël/Palestina, en ook in China, waar we strijden tegen de brutale kapitalistische dictatuur van de CCP. Gedurende decennia hebben we ervaring opgedaan met strijd tegen autoritaire en onderdrukkende regimes, zoals tegen het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime en nu tegen het Poetin-regime in Rusland.

    Onze wereldpartij is geen optelsom van nationale organisaties die elkaar vaag kennen. We bouwen aan een echte wereldpartij met nationale afdelingen die regelmatig bijeenkomen, discussiëren en samen analyses en conclusies opstellen voor de opbouw van onze internationale organisatie en haar afdelingen. ISA organiseert elk jaar een internationale vormingsschool, evenals internationale bijeenkomsten van activisten op de werkvloer, met het oog op de opbouw van een echt revolutionair strijdsyndicalisme.

    We besteden bijzondere aandacht aan het analyseren van revolutionaire gebeurtenissen uit het verleden en de huidige strijd, om zo vandaag sterker te staan in de uitbouw van een krachtsverhouding en de instrumenten die nodig zijn om het kapitalisme omver te werpen.

    Met de verdieping van de crises en een opleving van de massaprotesten is het bewustzijn onder lagen van de arbeidersklasse, vooral onder jongeren, gegroeid. Dat is zeker het geval wat klimaatverandering betreft, maar ook in het verzet tegen racisme, seksisme en LGBTQIA+fobie.  Verschillende strijdbewegingen samenbrengen is een noodzaak om samen de kern van het probleem aan te pakken: het kapitalistisch systeem. Het is ook een noodzaak om onze klasse te verenigen zodat we de macht van de arbeidersklasse kunnen inzetten voor socialistische maatschappijverandering.

    Overal waar we aanwezig zijn, willen we niet alleen commentaar leveren op gebeurtenissen, maar hebben we de ambitie actoren te zijn in de strijd. We besteden bijzondere aandacht aan programma, strategie en tactiek, want we willen niet alleen onze woede uiten, maar nieuwe overwinningen behalen.

    Ideeën voor socialistische verandering uitgelegd

    Het systeem is internationaal, onze strijd ertegen ook: het internationalisme

    Op 8 maart, de internationale vrouwendag, zullen er overal ter wereld betogingen, stakingen en acties zijn. De datum zal opnieuw een belangrijke mijlpaal zijn, niet in de laatste plaats omdat een dergelijke internationale mobilisatie het ook mogelijk maakt de strijd te steunen op plaatsen waar  we nog zwakker staan. Sterke posities op de ene plaats helpen lokale zwakheden elders te overwinnen.

    Of we het nu hebben over feminisme, de strijd voor het milieu of tegen racisme: de afgelopen jaren werd het duidelijk dat we lokaal actief zijn, maar dat onze strijd geen grenzen kent. Dit idee is niet nieuw. Het werd samengevat in de beroemde zin “Proletariërs aller landen, verenigt u”, waarmee Marx en Engels hun ‘Communistisch Manifest’ besloten. Internationalisme is een essentieel kenmerk van het marxisme.

    Iedereen kan vaststellen dat we gemeenschappelijke belangen delen met onze collega’s. We begrijpen snel het belang van collectieve kracht en onderlinge hulp, niet alleen thuis maar ook in het ondersteunen van de strijd van andere collega’s door middel van stakingen, betogingen, bijeenkomsten, solidariteitsmoties, informatie- en mobilisatiecampagnes. Actieve solidariteit is de beste remedie tegen nationale, racistische of andere vooroordelen. Het stelt ons in staat regionale of nationale grenzen te overwinnen. 

    Met de huidige koopkrachtcrisis en de opgang van strijd hiertegen in verschillende Europese landen, zou een Europese algemene staking voor hogere lonen, een degelijk minimumloon in elk land en het veralgemenen van een indexering van de lonen en uitkeringen een enorm effect hebben. Het zou een krachtig antwoord zijn op pogingen om ons te laten concurreren met onze collega’s uit andere landen. Het zou het vertrouwen van de werkenden in alle landen versterken.

    Het kapitalisme is gebaseerd op de uitbuiting van arbeiders, maar ook op concurrentie. Het probeert het idee op te dringen dat werkgevers en werkenden in elk land dezelfde belangen hebben, maar het tegendeel is waar. De uitgebuite mensen in alle landen staan voor dezelfde uitdaging: de controle afdwingen over de rijkdom die zij produceren en waarvan zij slechts een deel van de waarde krijgen.

    Het kapitalisme is op internationaal niveau georganiseerd, de antikapitalistische strijd moet op dezelfde schaal worden georganiseerd. Wanneer de werkenden en armen in één land de ketenen van het kapitalisme doorbreken, is een internationale uitbreiding nodig om niet te verstikken in isolement. Daarom is het van essentieel belang een internationaal kader op te bouwen om acties te coördineren en ideeën en strategieën te bespreken op basis van concrete ervaringen en de studie van de strijd in het verleden. Dit was al een van de prioriteiten van Karl Marx en Friedrich Engels, die zich niet beperkten tot het analyseren van het kapitalisme, maar onder meer al hun gewicht in de schaal legden bij de opbouw van de Eerste Internationale, de Internationale Arbeidersassociatie. LSP/PSL is daarom onderdeel van International Socialist Alternative (ISA).

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop