Your cart is currently empty!
Category: Globaal
-
Britse bank boekt 500 miljoen pond winst door op voedsel te speculeren
De dominantie van de ‘markten’, lees: van het financiekapitaal, blijkt erg sterk door de speculatie op voedselprijzen. De Britse bank Barclays boekte de afgelopen twee jaar maar liefst 500 miljoen pond winst met dergelijke speculatie. Terwijl grote delen van de wereldbevolking gebukt gaan onder de stijgende voedselprijzen, is er een klein groepje aandeelhouders dat dankzij dezelfde stijgende prijzen recordwinsten opstrijkt. Dat is de rol van de banksters in ons zieke systeem.
Barclays is samen met Goldman Sachs en Morgan Stanley een van de grootste spelers op de markt van voedselspeculatie. Waar onder gewone mensen het kleinste kind wordt geleerd dat je niet met eten mag spelen, gelden er voor de topbankiers blijkbaar andere regels. Zij spelen met grote hoeveelheden voedsel, drijven de prijzen op en maken grote winsten op basis van prijsstijgingen die een groot aantal mensen tot honger veroordelen.
De Wereldbank maakte bekend dat de wereldwijde voedselprijzen in juli een nooit geziene hoogte bereikten. Dat kwam onder meer door de tegenvallende oogsten in de VS en Rusland. De klimaatveranderingen en bijhorende extreme weersomstandigheden spelen hier een belangrijke rol in. Het resultaat is alvast vernietigend voor de meerderheid van de bevolking met een stijging van de prijzen voor basisvoedsel met 10% op een maand tijd. Vooral de graanprijzen stegen sterk.
Terwijl internationale instellingen waarschuwen dat de prijsstijgingen kunnen leiden tot sociale onrust, werd bekend dat Barclays recordwinsten boekt door dezelfde prijsstijgingen. Dat zal de afkeer tegenover de bankiers ongetwijfeld enkel nog doen toenemen. Grote banken gokken op voedselprijzen en maken van voedsel een financieel product. Honger en miserie worden op deze manier ‘business opportuniteiten’. Hoe cynisch kan een systeem zijn?
Barclays maakte in 2010 340 miljoen pond winst door voedselspeculatie, in 2011 was dat ‘slechts’ 189 miljoen pond. De reden voor deze daling was de prijsdaling voor graan en soja. De hoge prijzen in 2010 waren dus goed voor de winsten. De verwachtingen voor dit jaar zullen dus uitstekend zijn. Het geld waarmee Barclays speculeert, komt vooral van pensioenfondsen, verzekeringsbedrijven en rijke beleggers. Sinds 2000 hebben financiële instellingen wereldwijd 200 miljard dollar ingezet in de markt van ‘landbouwgrondstoffen’. Barclays is marktleider. In een nota van analisten van Barclays voor klanten van de bank stond in februari nog dat de voedselprijzen de hoogte ingaan als gevolg van de slechte staat van de wereldeconomie, het klimaat en ook speculatie.
Voedsel mogen we niet overlaten aan de winsthonger van de grote bedrijven en de speculatie van banksters die rijk worden omdat er hongersnood is. Een systeem waarin op honger en miserie wordt gespeculeerd, is een ziek systeem. Wij gaan voor een socialistisch alternatief om de waanzin van het kapitalisme te stoppen.
-
Voedselprijzen. Grote bedrijven schrokken winsten op
“Mag ik alstublieft wat meer meneer?” Het zijn niet alleen de weeskinderen uit de tijd van Dickens die moeite hebben om aan voedsel te geraken. Miljarden mensen hebben te kampen met ofwel ondervoeding, slechte voeding of obesitas. Zelfs in de ‘ontwikkelde’ kapitalistische landen is het winstsysteem niet in staat om de mensen een evenwichtige voeding aan te bieden. Wat zijn de gevolgen van het kapitalisme op ons voedsel en wat denken socialisten hierover?
Prijzen swingen de pan uit
Momenteel wordt het leven van 18 miljoen mensen in de Sahel (in het westen van Afrika) bedreigd door een slechte oogst en hoge voedselprijzen. In 2011 berichtte de Voedsel en Landbouworganisatie van de VN dat de voedselprijzen op het hoogste niveau stonden sinds ze vanaf 1990 worden bijgehouden.
De Wereldbank schatte in 2010 dat ongeveer een miljard van de zeven miljard mensen ondervoed zijn of slechte voeding hebben. Elk jaar sterven er wereldwijd zes miljoen kinderen voor hun vijfde verjaardag als gevolg van slechte voeding.
De besparingsmaatregelen zorgden ervoor dat in 2011 een record aantal Britten beroep deed op voedselbanken, het ging om 129.000 mensen. De voedselprijzen in Groot-Brittannië zijn tussen juni 2007 en 2011 met 26% toegenomen, zo bevestigen overheidscijfers.
Droogte in de VS
Een van de factoren in de huidige prijsstijgingen is de droogte in de VS. De mediaberichten over de situatie in delen van de VS doen eerder denken aan Afrika. The Guardian schreef bijvoorbeeld: “Sommige halmen zijn tot volgroeid maar zonder dat er koren aan staat. Andere velden staan vol graanplanten die zo plat zijn als ananasbladeren. Sojabonen zouden op kniehoogte moeten groeien, maar komen nu amper tot aan de schenen.”
Zowat een derde van de VS is officieel een rampenzone. In juli berichtte het National Climatic Data Centre dat 55% van het Amerikaanse binnenland een gematigde tot extreme droogte kende. Er waren bosbranden in onder meer Utah en Colorado.
De Amerikaanse regering schat dat een derde van het graan en van de sojabonen in slechte staat is, op het terrein wordt de situatie nog slechter ingeschat. Een boer verklaarde in The Guardian: “Een deel zal niet geoogst worden omdat de kost van de oogst zelf er niet wordt uitgehaald.”
Op 23 juli bereikte de maïsprijs een recordprijs van 8 dollar per bushel, in 2006 was dat 2 dollar. Dit zal een effect hebben op de prijzen van onder meer melk en vlees, de meeste veevoeders bevatten immers maïs. Een aantal boeren zag zich gedwongen om hun veestapel te voederen met… snoepgoed.
Er wordt heel wat vee geslacht in de VS omdat de boeren de prijzen voor het veevoeder niet meer kunnen betalen. De verkoop van tractoren en landbouwmachines is in delen van het mid-westen met 70% afgenomen. Een verkoper verklaarde: “We hadden zelfs mensen die geld wilden geven om van onder hun contracten te geraken.”
Deze situatie in de VS volgt na de grootste droogte sinds 130 jaar in de regio rond de Zwarte Zee in Rusland. Dat haalde de graanprijzen al sterk omhoog. Naarmate de klimaatveranderingen leiden tot het vaker voorkomen van extreme weeromstandigheden zoals droogte, tsunami, overstromingen,… worden ook de vernietigende gevolgen hiervan op de voedselproductie gevoeld.
Aangezien 40% van de Amerikaanse maïs wordt gebruikt voor de productie van ethanol is er een hernieuwd debat over de kwestie van biobrandstoffen. Een aantal staten hebben meegedeeld dat de productie van ethanol en biodiesel tijdelijk wordt afgebouwd of zelfs stil gelegd. Op tal van topbijeenkomsten hebben de politici die de belangen van de grote bedrijven dienen al aangetoond dat ze niet in staat zijn om effectief op te treden tegen de machtige energiebedrijven.
Speculatie
Er zijn nog andere factoren die een rol spelen in het opdrijven van de voedselprijzen. Toen de banken in 2007-08 een diepe crisis kenden, volgde een golf van speculatie op toekomstige grondstoffenprijzen, waaronder ook voedselprijzen zoals suiker en vlees. De totale waarde van deze speculatie ging van 2 biljoen dollar in 2004 naar 9 biljoen in 2007. Grote speculanten gooiden zich op de grondstoffenzeepbel, wat niet enkel de prijzen de hoogte injoeg maar ook een deel van de toevoer (vooral in de ontwikkelende economieën) afsneed.
Speculanten hebben de nieuwe crisis aangegrepen met een massale gokcampagne rond voedselprijzen. Hun houding tegenover de stijgende prijzen werd samengevat door een fondsenbeheerder: “Het is alsof de grote geldkraan open gezet is”. (Bloomberg 23 juli)
Maar The Economist waarschuwde: “Hoge voedselprijzen wegen niet alleen zwaar op het inkomen van de armen, ze leiden ook tot meer politieke onrust.” In 2008 waren er voedselrellen in het westen van Afrika, Haïti, Marokko, Bangladesh, Filippijnen,… Na een algemene staking rond de broodprijzen in de Egyptische industriestad Malhalla werd het leger ingezet om brood te bakken en te verspreiden om het protest te stoppen.
Toen Tunesië en Egypte begin 2011 door een revolutionaire beweging werden opgeschrikt, was dit deels het gevolg van de stijgende voedselprijzen. Algerije had al een reserve van 800.000 ton graan opgebouwd en Indonesië legde een voorraad van 800.000 ton rijst aan – beide heersende elites wilden sociale onrust in hun landen immers vermijden.
De optie van een grote voorraad om onrust tegen te gaan, heeft heel wat beperkingen. De afgelopen jaren werden heel wat graanvoorraden afgebouwd omdat dit als overbodig werd gezien.
Er zijn ernstige bedreigingen voor de voedselproductie, in het bijzonder als gevolg van klimaatveranderingen en nog meer omwille van hoe voedsel wordt geproduceerd. De voedselindustrie wordt gecontroleerd door private bedrijven die enkel oog hebben voor de winsten en speculanten controleren de prijzen. Ondertussen hebben miljoenen mensen honger of zijn ze ondervoed. Ook in West-Europa neemt ondervoeding toe onder de armsten. Tegelijk zijn er miljoenen anderen met gezondheidsproblemen zoals obesitas, grotendeels het gevolg van ongezond (maar erg winstgevend) voedsel.
Wij willen dat voedsel onderdeel wordt van productie die op democratische wijze wordt gepland en gecontroleerd door de arbeiders en armen en dit met het oog op de belangen van de meerderheid van de bevolking. Als de kapitalistische winsthonger wordt weg genomen, is het mogelijk om honger de wereld uit te helpen.
Wij eisen:
- Voor het opzetten van comités met vakbonden en consumenten om de prijzen te controleren en de echte levensduurte te meten
- Open de boeken van de grote bedrijven die de voedselindustrie en de economie domineren zodat we een beeld krijgen van hun winsten, toplonen, bonussen,…
- Onmiddellijke verhoging van het minimumloon tot 1500 euro per maand om de prijsstijgingen de baas te kunnen. Substantiële verhogingen van pensioenen en andere uitkeringen zijn eveneens noodzakelijk als gevolg van de stijgende levensduurte. Er moet geïnvesteerd worden in een massaal programma van jobcreatie.
- Nationalisatie van de belangrijkste landbouw, distributie en groot- en kleinhandel bedrijven, naast de banken en financiële instellingen, met enkel schadeloosstelling op basis van bewezen behoefte
- Voor een grote en publieke investering in het onderzoek naar en de ontwikkeling van veilige, alternatieve bronnen van hernieuwbare energie. Voor de ontwikkeling van technieken die ecologisch schadelijke landbouwmethoden kunnen wegwerken.
- Voor een planmatige landbouwproductie en –distributie om voedzaam voedsel voor iedereen te voorzien en dit op een duurzame wijze in plaats van voor de kortetermijnwinsten van enkelen aan de top.
-
“Stop deze depressie nu”. Welke uitweg uit de economische depressie?
De Amerikaanse economie kent een zwakke groei en aanhoudende hoge werkloosheidscijfers. De economie zit volgens Paul Krugman in een depressie. Deze is niet zo ernstig als in de jaren 1930, “maar het is in essentie dezelfde situatie die John Maynard Keynes beschreef in de jaren 1930: ‘een chronische situatie van een beperktere activiteit gedurende een langere periode zonder een duidelijke tendens naar ofwel herstel ofwel volledige ineenstorting’.”
Krugman betreurt het enorme verlies aan economische productie, de permanente ondermijning van de industriële capaciteit en de sociale catastrofe van langdurige massawerkloosheid. Het redden van de banken na de ineenstorting van Lehman Brothers in 2008 kon een ineenstorting van het financiële systeem vermijden, maar dan wel aan voorwaarden die bijzonder gunstig waren voor de banken en speculanten. De Keynesiaans aandoende stimulusmaatregelen van president Obama konden een catastrofale economische slump vermijden, maar het was volgens Krugman niet voldoende om tot duurzame groei te komen.
Volgens Krugman hebben de politieke leiders de lessen van de jaren 1930 niet getrokken. Een combinatie van een gebrek aan ideologie en economisch zelfbelang leidde tot druk voor een terugkeer naar de beperking van de overheidsschulden vanaf 2010. Dat ondermijnde het fiscale stimulusbeleid. Het ontbrak Obama aan een beleid als dat van Roosevelt tijdens de grote depressie. Krugman erkent dat Obama rekening moest houden met de harde oppositie van het door Republikeinen gedomineerde parlement, maar tegelijk bekritiseert hij de president voor het uitblijven van een groter stimuluspakket. Obama is er inderdaad niet in geslaagd om brede steun te mobiliseren voor een dergelijk beleid. Het resultaat is de huidige onzekere staat van de Amerikaanse economie.
Krugman beschrijft de huidige periode, de titel van het boek suggereert dat het eerder een campagnedocument is dan een academische analyse. Het boek is bondig, polemisch, soms satirisch en een openlijk pleidooi voor een Keynesiaans beleid dat volgens Krugman vrij snel tot het einde van de recessie en tot duurzame groei kan leiden.
Krugman is een prominente econoom in de VS en is vooral bekend omwille van zijn informatieve en polemische columns in de New York Times. Samen met figuren als Joseph Stiglitz is hij een van de meest prominente Keynesiaanse economen die opkomen voor meer staatsinterventie om herstel te stimuleren. Hij is bijzonder kritisch tegenover de economische visie van de aanhangers van een ultra vrije markt. Die vinden vandaag een politieke vertegenwoordiger in de Republikeinse presidentskandidaat Mitt Romney en zeker in zijn kandidaat vice-president Paul Ryan.
Een groot deel van het boek wordt gebruikt om de crisis van de Amerikaanse en de wereldeconomie sinds eind 2007 te analyseren. Het is een vlot en leesbaar boek, waar mogelijk wordt jargon vermeden. Maar uiteindelijk blijft het beperkt. Het verhaal is intussen bekend. De enorme opleving van krediet na 2001 in de VS en de andere kapitalistische landen leidde tot een zeepbel op de vastgoedmarkt, zeker in die landen die het Amerikaanse/Angelsaksische model volgden. De financiële sector, zeker het weinig doorzichtige bankensysteem, werd steeds dominanter. De enorme uitbreiding van financiële derivaten moest de risico’s minimaliseren en in de dromen van sommigen zelfs volledig uitschakelen.
Zoals de financier Warren Buffet (en ook Socialism Today) voorspelden, werden de derivaten eerder instrumenten van massale vernietiging. Met het doorprikken van de vastgoedzeepbel zorgden de derivaten voor een verdere verspreiding van de crisis. Zonder staatsinterventie in de VS en elders om de banken te redden zou er wereldwijd een ineenstorting van het financiële stelsel geweest zijn.
Maar de verklaringen van Krugman zijn te beperkt. Hij stelt dat de politieke leiders de lessen van de jaren 1930 ‘vergeten’ zijn toen ze heel wat regulerende beperkingen op financiële instellingen afbouwden (wat begon onder Ronald Reagan maar nog veel meer het geval was onder Bill Clinton). De afschaffing van de Glass-Steagall Act (1933), dat een scheiding tussen spaarbanken en speculatieve financiële instellingen oplegde, heeft het proces van financialisering gemakkelijker gemaakt maar is niet zozeer de oorzaak ervan. Het was een uitdrukking van een onderliggende tendens van de kapitalisten om niet langer in industriële productie te investeren maar steeds meer middelen naar de financiële sector te brengen. Winsten op korte termijn door middel van financiële speculatie zorgden ervoor dat de winsten steeds meer geconcentreerd raakten bij de rijkste 1% – of correcter gezegd de 0,01% rijksten. De ideologie van de extreme vrije markt werd gepromoot om deze ontwikkeling te rechtvaardigen.
Het financialiseren van de economie heeft de structuur van de Amerikaanse en andere economieën veranderd. Er werd steeds meer nadruk gelegd op diensten, de consumentenvraag werd gestimuleerd door de uitbreiding van goedkoop krediet en door de stijgende prijzen voor huisvesting, de industrie werd uitbesteed aan lagelooneconomieën zoals China. Krugman heeft weinig of niets te zeggen over deze structurele veranderingen in de Amerikaanse economie. Dat is een uitdrukking van de typische zwakte in een Keynesiaanse benadering. Krugman denkt dat de huidige problemen snel opgelost worden door een ander macro-economisch beleid.
Hij ziet de huidige depressie als iets “dat niet moet gebeuren”. Volgens Krugman hebben we te maken met een “crash van de software”, “het probleem situeert zich niet in de economische motor die krachtiger dan ooit tevoren is. We hebben het over wat eigenlijk een technisch probleem is, een probleem van organisatie en coördinatie – een ‘kolossale verwarring’ zoals Keynes het stelde. Los dit technisch probleem op en de economie zal terug opleven.”
Hier zien we de illusie van Krugman – de Keynesiaanse illusie – dat de kapitalistische economie anders kan beheerd worden, dat onevenwichten door overheidsoptreden kunnen weg gewerkt worden, dat kapitalistische leiders en beleidsmakers met rationale argumenten overtuigd kunnen worden om het juiste beleid te voeren. Eigenlijk is Krugman op dat vlak naïever dan Keynes zelf die erkende dat het moeilijk was om kapitalisten te overtuigen van overheidsinterventies zolang er geen oorlogssituatie was die hun voortbestaan bedreigde.
“Het is de vraag”
Krugman omschrijft zichzelf al seen ‘soort van Nieuwe Keynesiaan’ die “vaak terugkomt op oude Keynesiaanse ideeën.” Hij volgt het Keynesiaanse denken dat het idee verwerpt dat de vraag na verloop van tijd steeds met het aanbod overeenstemt. Volgens de klassieke politieke economen bij het begin van de ontwikkeling van het kapitalisme zou de markt steeds tot een evenwicht komen. Deze doctrine verscheen opnieuw op het voorplan in de jaren 1990 toen de vrije markt economen (zoals Alan Greenspan die ooit aan het hoofd van de Federal Reserve stond) het absurde idee van het perfectioneren van de markten omarmden. Sommige enthousiastelingen beweerden zelfs dat perioden van sterke groei en forse neergang tot het verleden behoorden. Na de ineenstorting van Lehman Brothers in 2008 moest zelfs Greenspan erkennen dat hij fout zat, maar hij kwam nadien toch terug naar buiten met zijn extreme vrije markt standpunten.
Krugman volgt Keynes ook als hij stelt dat het “allemaal om de vraag draait”. De belangrijkste factor in de huidige depressie zou het tekort aan aangepaste vraag zijn (met name de door geld ondersteunde vraag naar goederen en diensten, waaronder kapitaalgoederen). Krugman: “In 2008 bevonden we ons plots in een Keynesiaanse wereld… Daarmee bedoel ik dat we in een wereld zaten waarin er het gebrek aan vraag het centrale economische probleem werd.” Deze situatie vereist volgens de econoom een actief overheidsoptreden.
De ineenstorting van de vraag na het uitbarsten van de financiële crisis was de onmiddellijke oorzaak voor de economische neergang. De gezinnen zaten diep in de schulden en kregen rake klappen door de ineenstorting van de vastgoedprijzen en de forse toename van de werkloosheid. Heel wat bedrijven (zeker kleinere en middelgrote) kwamen in de problemen door een tekort aan kredieten en de daling van de consumentenvraag. Grote bedrijven beschikken over grote cash reserves maar weigeren die te investeren in nieuwe productiecapaciteit, er is immers een krimpende markt. Zowel de particulieren als de bedrijven zitten vast in de klassieke ‘schuldenval’. Ze proberen hun schulden wanhopig te verminderen door meer te ‘sparen’ en minder te investeren of uit te geven aan goederen en diensten.
Het Keynesiaanse argument is dat de overheid in zo’n situatie moet tussenkomen om de vraag te stimuleren. Het verlagen van rentevoeten (zelfs tot nul) volstaat echter niet. Geld lenen om uitgaven op basis van schulden te financieren of zelfs het bijdrukken van geld moeten ervoor zorgen dat er meer vraag komt. Het versterken van het sociale vangnet (onder meer met een werkloosheidsuitkering) en het creëren van jobs (onder meer door infrastructuurwerken) moeten de werkloosheid terugdringen en de vraag doen toenemen.
Krugman steunt de maatregelen die de Amerikaanse regering en de Federal Reserve in 2008/09 namen. De Fed beperkte de rentevoeten tot ze bijna het nulpunt bereikten. Er werd geld in de economie gepompt met het beleid van quantitative easing. Krugman gaat ook akkoord met het reddingsplan van de banken en de financiële instellingen onder het presidentschap van George W Bush, maar hij merkt wel op dat er wel erg beperkte voorwaarden aan de reddingsoperatie werden verbonden. De hulp die daarentegen werd beloofd aan de hypotheekhouders met het water tot boven de lippen (mensen die een huis kochten met een negatief eigen vermogen) is er nog niet gekomen. Het stimuluspakket van 787 miljard dollar van Obama vindt Krugman erg positief, maar hij staat wel kritisch tegenover het beperkte karakter ervan (bijna 40% van het programma bestaat uit belastingverlagingen in plaats van extra uitgaven).
De belangrijkste kritiek van Krugman op het programma is dat het niet omvangrijk genoeg was en sinds 2010 grotendeels overboord werd gegooid. Dat is waarom de recessie volgens Krugman verder kon gaan en de werkloosheidsgraad zo hoog blijft. De kritiek van Krugman op het New Deal stimuluspakket van Roosevelt is overigens ook dat het niet omvangrijk genoeg was, waardoor de weg voor een nieuwe recessie in 1937 open lag.
Indien Obama het stimulusbeleid had voortgezet, in het bijzonder met publieke werken waarbij miljoenen jobs werden gecreëerd, dan zou de Amerikaanse recessie wellicht niet zo ernstig geweest zijn. Maar door de factor ‘vraag’ als een geïsoleerde centrale factor te zien, gaat Krugman voorbij aan de kern van het probleem. Het Keynesiaanse idee is dat een spurt inzake overheidsuitgaven zal leiden tot het opnieuw op gang trekken van de economie waarbij jobs worden gecreëerd, investeringen worden aangemoedigd,… en dit “tot de private sector opnieuw in staat is om de economie terug vooruit te trekken”. Het is echter verre van zeker dat een kortstondige periode van stimulusmaatregelen door de overheid (nog los van de vijandigheid van de kapitalisten tegenover zo’n beleid) echt zou leiden tot een toename van investeringen en productie door de grote bedrijven.
Het aandeel van kapitaalinvesteringen in het Bruto Binnenlands Product (BBP) is zowel in de VS als in andere ontwikkelde kapitalistische landen afgenomen sinds begin jaren 1980 en dit ondanks een groter aandeel van de winsten in het nationale inkomen. De stagnatie van de investeringen ging in de VS verder in de jaren 1990 en 2000 en dit ondanks een hoog niveau van vraag (onderstut door kredieten/schulden).
Keynes dacht dat het ‘evenwicht’ van de markt op een bepaald ogenblik zou breken omwille van de voorkeur van kapitalisten voor liquide middelen. Met andere woorden, ze zouden meer sparen dan investeren en hun geld liever opstapelen dan te investeren in productie. Keynes verklaarde dit door te wijzen op ‘vertrouwen’ als centrale factor, een subjectieve verklaring. Het gebrek aan vertrouwen vindt zijn oorsprong in een meer objectieve factor: het vooruitzicht om voldoende winsten te realiseren.
Het is de voorkeur van liquide middelen door de grote bedrijven die sinds begin jaren 1980 aan de basis ligt van de draai naar speculatieve financiële activiteiten. De analyse van Krugman weerspiegelt de zwakte van de Keynesiaanse theorie: het legt nadruk op empirisch macro-economisch beleid, maar slaagt er niet in de onderliggende factoren te vatten, in het bijzonder als het gaat over de ontwikkeling van de winstgevendheid. In het boek van Krugman wordt zelfs niet verwezen naar winsten en winstgevendheid – het woord komt zelfs niet voor in de index (wat niet ongewoon is bij Keynesiaanse boeken). Krugman beschrijft de groeiende ongelijkheid in de VS, maar legt geen verband met de opgedreven uitbuiting van de werkende bevolking wier arbeid aan de basis van alle winst ligt.
Het beleid corrigeren?
“Door economische principes die de test van de tijd hebben doorstaan en waarvan de correctheid door de recente gebeurtenissen enkel nog werd versterkt, kunnen we vrij snel opnieuw tot een situatie van min of meer volledige tewerkstelling komen, mogelijk kan dat in minder dan twee jaar. Het enige wat herstel tegenhoudt, is een gebrek aan intellectuele duidelijkheid en politieke wil.” Doorheen het boek herhaalt Krugman dit punt meermaals. Met ‘economische principes die de test van de tijd doorstaan hebben’, verwijst hij naar een Keynesiaans beleid.
Net zoals Keynes dit deed, stelt Krugman dat zijn voorstellen gematigd zijn. Hij stelt maatregelen voor om “de economie te stimuleren in plaats van maatregelen die de economie veranderen.” Net als Keynes doet hij er alles aan om te bevestigen dat hij de fundamentele structuur van het kapitalisme niet in vraag stelt. Hij waarschuwt dat een langdurige economische neergang een gevaar vormt voor “de democratische waarden en instellingen”. Dat is een weinig verhulde waarschuwing voor een opleving van klassenstrijd.
Ondanks zijn harde kritiek op Republikeinse politici, verantwoordelijken van grote bedrijven en academici die opkomen voor een extreem vrije markt beleid, lijken hun standpunten Krugman regelmatig te verrassen. Hij ziet het als een falen van hunnentwege om de zaken te begrijpen en de realiteit te vatten. Hij hoopt dat de druk van een verlichte publieke opinie hen tot betere inzichten zal brengen. “De bronnen van ons lijden zijn relatief voor de hand liggend en kunnen snel en redelijk gemakkelijk gecorrigeerd worden als genoeg mensen met een machtspositie de realiteit begrijpen.”
Nochtans wijst de auteur zelf regelmatig naar de specifieke belangen van de verdedigers van een vrije markt beleid. Het sociale gewicht van de grote bedrijven is de afgelopen 30 jaar opvallend toegenomen. Er was een grote concentratie van rijkdom in handen van de 1% rijksten, of zelfs van een kleine fractie van die 1%. Zoals Krugman stelt, kan je met geld invloed kopen en de grote bedrijven laten niet na om een enorme invloed op zowel de Democraten als de Republikeinen te kopen.
Waarom waren zoveel mensen ter rechterzijde bijvoorbeeld zo sterk gekant tegen het monetaire beleid van de Federal Reserve onder Ben Bernanke? In feite is quantitative easing een vorm van Keynesianisme voor bankiers. Heel wat grote financiële instellingen zouden in elkaar gestort zijn als ze geen goedkope liquide middelen kregen van de Fed. Maar de financie-kapitalisten zijn geobsedeerd door het spook van de inflatie, zelfs indien er geen onmiddellijke dreiging van inflatie is. (Er is immers een globale overcapaciteit wat de prijzen onder druk zet, de banken blijven grotendeels op de reserves zitten zonder deze reserves in omloop te brengen). De financiers steunen een beleid dat de krediteuren ondersteunt en niet de debiteuren. De krediteuren verafschuwen lage rentevoeten en inflatie (dat de reële aan de inflatie aangepaste rentevoeten naar beneden haalt).
Krugman verwijst naar een commentaar van Keynes zelf. Die stelde dat de vrije markt een “vorm van verantwoording van de vrije activiteiten van individuele kapitalisten” toelaat om de “de steun van de dominante sociale kracht [de kapitalisten] aan de autoriteiten [de regering] te verkrijgen.” Woordvoerders van de grote bedrijven in de VS en Republikeinse politici steken niet weg dat ze tegen iedere vorm van overheidstussenkomsten zijn en halen daarbij regelmatig het gevaar van het ‘socialisme’ boven.
Krugman biedt heel wat elementen aan die nodig zijn om de politieke en economische situatie in de VS te kunnen analyseren. Maar zelf slaagt hij er niet in om zo’n analist te zijn. Als liberaal ziet hij niet hoe de rechtse ideologie, de belangen van de grote bedrijven en de bocht naar rechts van Republikeinse leiders uitdrukkingen van klassenbelangen zijn. Deze ideologie vertegenwoordigt de belangen van een machtig deel van de kapitalistische klasse, in het bijzonder van het financiekapitaal.
De oplossingen van Krugman
Het valt Krugman niet moeilijk om aan te tonen hoe het beleid om de schulden terug te dringen, een beleid waartoe de kapitalistische regeringen overgingen zodra er in 2010 een beperkt herstel was, de situatie erger heeft gemaakt. Zijn commentaren in het hoofdstuk over Europa, ‘Eurodämmerung’ (Euro-schemering, naar Wagner), worden bevestigd door de aanhoudende recessie in de EU en de eurozone. Krugman toont aan hoe het beleid van ‘toenemende besparingen’ – op basis van het idee dat een schuldafbouw leidt tot het herstel van het ‘vertrouwen’ in de economie en bijgevolg investeringen en groei aanmoedigt – niet het beoogde effect realiseert. Hij verwijst op grappige wijze naar de ‘Austerians’ (een samentrekken van de aanhangers van het ‘austerity’-beleid, het besparingsbeleid, en de aanhangers van vrijemarkteconomen van de Oostenrijkse school zoals Friedrich Hayek of Ludwig von Mises).
Krugman stelt dat de bijkomende 5 biljoen dollar aan schulden van de federale regering sinds 2007 niet noodzakelijk een grote last voor de economie moeten vormen. Het vereist de betalen van ongeveer 125 miljard dollar aan intresten, ongeveer 1% van het BBP. Het VS-kapitalisme kan een veel hoger schuldniveau aan – op voorwaarde dat er een groei van het BBP is waardoor het aandeel van de intresten geleidelijk afgebouwd wordt. Het politieke probleem bestaat er in dat de kapitalistische klasse in de VS sinds de jaren 1980 een geleidelijke afbouw van haar belastingbijdrage heeft gekend en radicaal gekant is tegen ieder voorstel om hen meer belastingen te laten betalen om publieke investeringen te financieren.
Krugman bekritiseert het stimulusbeleid van Obama terecht als te weinig en te laat. Maar gezien de scherpe titel van het boek vallen de eigen voorstellen van Krugman opvallend mager uit, het blijft bij beperkte en vage voorstellen. Hij pleit voor een uitbreiding van de quantitative easing waarbij de Fed een actievere aankooppolitiek voert (en ook bedrijfsaandelen en huishypotheken opkoopt) om zo meer geld in de economie te pompen. Hij pleit voor het herstel van de federale steun aan de deelstaten en steden om zo op twee tot drie jaar drie miljoen jobs te creëren. Door effectief steun te verlenen aan hypotheekhouders met een negatief eigen vermogen (steun die door Obama werd beloofd maar niet gerealiseerd), zou de particuliere consumptie worden gestimuleerd. Krugman pleit voor meer publieke uitgaven en publieke werken (zoals herstel en hernieuwing van infrastructuur). Maar hij blijft opvallend vaag. Hij erkent dat Obama met een grote politieke oppositie in het parlement wordt geconfronteerd, zelfs van delen van de Democratische partij. Mogelijk wil Krugman zich niet laten vastpinnen op concrete maatregelen ?
Geen historisch perspectief
Het ontbreekt de analyses van Krugman aan historisch perspectief. Hij erkent dat de New Deal van Roosevelt niet geheel succesvol was en aanleiding gaf voor de nieuwe recessie in 1937. Volgens hem komt dit omdat het beleid niet voldoende en niet lang genoeg werd volgehouden. Volgens Krugman zorgde de toename van de publieke uitgaven bij het begin van de Tweede Wereldoorlog in 1939 er voor dat de VS uit de recessie geraakte. Nog voor de VS aan de oorlog deelnam, zorgden de bewapening en de toegenomen wereldwijde vraag naar Amerikaanse producten voor een economische groei.
De oorlog werd gefinancierd door leningen, maar de overheidsschuld werd in de naoorlogse groei vrij snel afgebouwd. Volgens Krugman toont dit aan dat een historisch hoog niveau van schulden geen probleem hoeft te zijn, zo lang er maar een groei van het BBP is. “De dreiging van de oorlog legde de stemmen van het fiscale conservatisme het zwijgen op en zette de deur voor herstel open.” Maar liberale Keynesianen kunnen toch moeilijk pleiten voor een oorlog als antwoord op de economische problemen!
Krugman maakt er zich van af met een grapje: “Wat we nu nodig hebben is de valse dreiging van een buitenaardse invasie die leidt tot enorme uitgaven aan de verdediging tegen de buitenaardse wezens.” Dit is onthullend. Het maakt duidelijk hoe Krugman er niet in slaagt om het unieke historische karakter van de Tweede Wereldoorlog en de naoorlogse groei te vatten, hij vat al evenmin het historische karakter van de huidige periode.
“Het is een feit dat we bijna twee generaties van min of meer aangepaste tewerkstelling en een aanvaardbaar niveau van ongelijkheid kenden na de Tweede Wereldoorlog, en dat is opnieuw mogelijk.” Het Keynesiaanse beleid kan echter niet de nodige voorwaarden creëren om tot een lange economische opgang te komen. De structuur van het kapitalisme is veranderd (zonder dat het karakter van het systeem fundamenteel is veranderd) en ook de globale economische verhoudingen zien er vandaag anders uit. De val van de Sovjetunie en andere stalinistische landen (geplande economieën geleid door bureaucratische regimes) vanaf 1989 heeft ertoe geleid dat er geen tegengewicht meer is voor het kapitalisme. Er was de verzwakking en politieke desoriëntatie van de vakbonden en traditionele arbeidersorganisaties. Dat heeft de kapitalisten, onder aanvoeren van de heersende klasse in de VS, aangezet tot een aanval op de levensstandaard en de rechten van de werkende klasse. De financiële sector werd de dominante kracht in de ontwikkelde kapitalistische landen. De situatie vandaag is totaal verschillend van deze vlak na de Tweede Wereldoorlog.
Een programma van publieke werken?
Is een Keynesiaans beleid vandaag uitgesloten? Sommigen denken wellicht van wel. Een analist van Deutsche Bank stelde: “In het huidige marktklimaat is er geen ruimte voor een Keynesiaanse vorm van fiscaal beleid waarbij de vraag wordt gestimuleerd in landen met een beperkte groei – de markten zullen zo’n strategie niet aanvaarden.” (International Herald Tribune, 10 januari). De wereldwijde financiële markten zijn vandaag veel groter dan in de tijd van Keynes of zelfs de periode voor de neoliberale ‘revolutie’ van de jaren 1980. In 1980 waren financiële activa (krediet en schuldtitels) goed voor een bedrag dat overeenstemde met de wereldwijde productie van een jaar. Tegen 2006 waren deze activa goed voor een waarde van vier keer de wereldwijde productie. Deze omvang geeft de speculanten – de zogenaamde waakhonden van de markten – de macht om te speculeren tegen gelijk welke regering die een beleid voert waar ze het niet mee eens zijn.
De speculanten voelen zich bovendien gesterkt door de ideologie van de extreme vrije markt die nu het denken van de kapitalistische regeringen en internationale instellingen zoals de OESO domineert. Ondanks de verdieping van de huidige wereldwijde recessie, denken ze echt dat de ongemoeid gelaten markt tot groei zal leiden en dat massale werkloosheid en armoede onder delen van de arbeidersklasse geen hindernis voor deze groei vormen.
Het beleid dat Krugman voorstelt, zou de neergang in de VS en elders verzachten. Maar het zou geen antwoord bieden op de onderliggende problemen van kapitalistische accumulatie. Alleszins denken veel Keynesianen dat het al te laat is. Zo stelde de biograaf van Keynes, Robert Skidelsky: “Eindelijk beginnen de ideeën te veranderen [in de richting van Keynesianisme] – maar dat gebeurt te traag en te laat om de wereld van een jarenlange stagnatie te redden.” (The New Republic, 12 juli).
Er is nochtans verandering mogelijk. De kapitalistische crisis zal leiden tot sociale explosies en uitbarstingen van klassenstrijd. Als Romney president zou worden en het beleid van Ryan zou doorvoeren, dan zou dit mogelijk leiden tot een nog ergere economische neergang. Mogelijk zou ook een regime onder leiding van Romney en Ryan door de grote bedrijven onder druk worden gezet om de gekste ideeën te temperen en te vervangen door meer pragmatische maatregelen.
Explosieve bewegingen van de arbeidersklasse en een diepgaande sociale crisis zullen de kapitalistische regeringen onder bepaalde voorwaarden tot een vorm van Keynesiaans beleid brengen om de dreiging tegen het eigen systeem te verminderen. Keynes zelf stelde dat zijn beleid erop gericht was om revolutie te vermijden. Als het aankomt op het redden van hun systeem, zullen de kapitalisten minstens tijdelijk toegevingen doen aan de arbeidersklasse. Om de massale werkloosheid te beperken, zullen ze mogelijk overgaan tot programma’s van publieke werken. Ze zullen mogelijk het sociale vangnet herstellen. Maar zo’n beleid zou een tijdelijk gegeven zijn. Er komt geen terugkeer naar een langdurig Keynesiaans beleid zoals in de naoorlogse periode toen er een opmars van overheidsinterventies in de economie was en er een uitgebreide welvaartstaat tot stand kwam. Een Keynesiaans beleid kan de heersende klasse toelaten om tijd te winnen, maar niet om de crisis van het kapitalisme op te lossen.
Wat denken socialisten van stimulusmaatregelen en een programma van publieke werken? Met de situatie van massale werkloosheid en het vooruitzicht van een langdurige economische stagnatie, moeten de leiders van arbeidersorganisaties inderdaad oproepen tot een massaal programma van publieke werken om jobs te creëren en groei te stimuleren.
Om efficiënt te zijn, moet een programma van publieke werken op een veel grotere schaal gebeuren dan wat Krugman voorstelt. Het moet het herstel en fundamentele uitbreiding beogen van infrastructuur, in het bijzonder huizen, scholen, ziekenhuizen, lokale openbare diensten,… Het personeel moet daarbij aan degelijke lonen tewerkgesteld worden en zonder beperkingen op het vlak van vakbondsrechten.
Opdat economische stimulusmaatregelen efficiënt zouden zijn, is een forse toename van de sociale uitgaven vereist. Dat omvat de pensioenen en andere uitkeringen. Door het opdrijven van de belastingen voor de rijksten en de grote bedrijven en met een forse taks op de geldbergen die de grote bedrijven weigeren te investeren, zouden er middelen voor handen zijn. Dat zou gepaard moeten gaan met maatregelen tegen belastingontduiking of kapitaalvlucht.
Maar het is op voorhand al duidelijk dat de kapitalisten zich met hand en tand zullen verzetten tegen een grotere rol voor de staat en tegen meer belastingen. Een programma om jobs te creëren en groei te stimuleren vereist de mobilisatie van de arbeidersklasse. Bovendien zullen meer belastingen voor de superrijken niet volstaan om de economie te ontwikkelen. Een drastische verhoging van de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking kan pas als er middelen zijn en dus een grotere productie.
Door de banken en financiële instellingen te nationaliseren (wat niet hetzelfde is als redden met gemeenschapsmiddelen) en onder democratische arbeiderscontrole en –beheer te organiseren, zou er voldoende krediet zijn om alle sectoren van de economie te ontwikkelen. Er zou ook een controle op het kapitaal nodig zijn om kapitaalvlucht te vermijden. Dergelijke maatregelen zouden ongetwijfeld op hard verzet van de kapitalisten botsen. Overheidstussenkomsten ten voordele van de arbeidersklasse zouden onvermijdelijk leiden tot de vraag wie de commandoposten van de economie in handen heeft. Die posten overnemen, zou het mogelijk maken om de productie democratisch te plannen (onder het beheer van verkozen vertegenwoordigers van de arbeiders en de gemeenschap in het algemeen).
Iedere regering die zo’n beleid voert, zou een internationaal perspectief nodig hebben om in samenwerking met de arbeidersbeweging in andere landen te komen tot een socialistische planning op internationaal vlak.
-
Wikileaks. Assange krijgt asiel in Ecuador
De vervolging van Wikileaks gaat onverminderd voort. Maar het politieke asiel van Julian Assange in Ecuador vormt een nieuwe wending. Assange kwam in Groot-Brittannië op tegen een uitwijzing naar Zweden. Vanaf 28 juni kon hij het land uitgezet worden nadat alle beroepsprocedures uitgeput waren. Nu maakte Ecuador bekend dat Assange effectief asiel krijgt.
De voorman van Wikileaks vreesde terecht dat hij bij een uitwijzing naar Zweden vervolgd zou worden op basis van beschuldigingen inzake seksuele intimidatie en verkrachting. Hij vreesde tevens dat hij vervolgens naar de VS zou uitgewezen worden omwille van beschuldigingen die verbonden zijn met zijn werk voor Wikileaks. Zweden heeft nog nooit een vraag tot uitlevering vanuit de VS geweigerd en zou het bijgevolg mogelijk maken dat er een proces komt. De Zweedse beschuldigingen doken in 2010 op, vlak nadat Wikileaks een groot aantal geheime documenten begon te publiceren. Uit die documenten bleek vooral hoe rot de rol van het VS-imperialisme wel is.
Er zijn rapporten dat er in de VS een procedure wordt voorbereid tegen Assange. Wat er van de beschuldigingen van seksuele intimidatie en verkrachting in Zweden klopt, weten we niet. Wat we wel weten is dat de geplande vervolging in de VS duidelijke politieke motieven heeft. Het feit dat Interpol wordt ingezet om iemand op te sporen die van seksuele intimidatie wordt beschuldigd, is overigens erg uitzonderlijk.
Als er iets aan is van de beschuldigingen, dan moeten ze ernstig onderzocht worden. In een samenleving waar misdrijven tegen vrouwen vaak genegeerd worden of neerbuigend behandeld, mogen zo’n beschuldigingen niet zomaar van de hand worden gewezen. Maar Assange moet daarbij wel het recht hebben om zich te verdedigen zonder een politieke vervolging of uitwijzing naar de VS te moeten vrezen.
Als Assange in de VS zou vervolgd worden, is de kans op een eerlijk proces wel erg beperkt. Er zijn een aantal ondemocratische wetten die tegen hem zouden gebruikt worden. Bovendien kunnen rechtse politici en media zijn bloed wel drinken. De wijze waarop de soldaat-klokkenluider Bradley Manning wordt behandeld, is wellicht slechts een voorsmaakje van wat Assange te wachten zou staan in de VS.
Assange en Wikileaks worden vervolgd omdat Wikileaks een aantal belangrijke feiten over de oorlogen in Irak en Afghanistan bekend maakte alsook feiten over de dominantie van het bedrijfsleven op de politieke wereld en de geheimzinnige anti-democratische aard van kapitalistische regeringen. Heel wat lekken wezen op een dubbele standaard en zelfs openlijke leugens van wereldleiders.
Kapitalistische regeringen doen er alles aan om te verbergen dat ze niet de belangen van de gewone bevolking dienen. In plaats daarvan verdedigen ze de belangen van de grote bedrijven, belangen die regelrecht ingaan tegen deze van de overgrote meerderheid van de bevolking.
Het feit dat dit werd bekend gemaakt met documenten is geen vorm van ‘terrorisme’ maar een democratische noodzaak. Op deze basis moeten we ons verzetten tegen iedere poging om Wikileaks en de klokkenluiders van deze site te vervolgen.
De controverse rond de situatie van Assange heeft de inhoud van de documenten op Wikileaks wat naar de achtergrond geduwd. Het zijn nochtans de misdaden van de imperialistische machten bij het verdedigen van de belangen van de grote bedrijven die het voorwerp van onderzoek zouden moeten zijn.
Wikileaks heeft het deksel van een rot systeem opgelicht. Terwijl we deze organisatie verdedigen, moeten we er ook voor zorgen dat de vrijgekomen informatie wordt aangewend om massale bewegingen te versterken in de strijd voor effectieve sociale verandering. Enkel door het kapitalisme te vervangen door een democratische socialistische samenleving kunnen we komen tot volledige vrijheid van meningsuiting, het afleggen van verantwoording, openheid en een einde van de imperialistische oorlogen.
-
VN. Onderhandelingen voor verdrag over wapenhandel tonen hypocrisie wapenindustrie
Na een maand van onderhandelingen over een Verdrag inzake Wapenhandel, kwamen de besprekingen tot een weinig opbeurend einde met eerst de VS en vervolgens Rusland en China die de stekker uit trokken. Er waren blijkbaar belangrijker zaken dan een ernstige poging om de handel in ‘conventionele’ wapens die enorme schade aan onschuldigen aanrichten aan banden te leggen of te stoppen. Deze wapens zijn vernietigend als ze in handen zijn van dictatoriale regimes of ‘onofficiële’ groepen voor wie mensenrechten geen argument zijn.
Er kan alvast niet gezegd worden dat er onvoldoende tijd was om de onderhandelingen voor te bereiden. Het is ondertussen zes jaar geleden dat Resolutie 61/89 werd aangenomen door de Algemene Raad van de VN. Deze resolutie had als doel om “tot een akkoord inzake wapenhandel” te komen door “gemeenschappelijke internationale normen voor import, export en handel in conventionele wapens” op te leggen.
De resolutie stelde nog dat de afwezigheid van dergelijke internationale normen bijdraagt tot conflicten, misdaad en terrorisme, vluchtelingenstromen,… en dat het dus ondermijnend werkt voor vrede, veiligheid, stabiliteit, verzoening en duurzame ontwikkeling. Het doel was om tot een verdrag te komen die een ‘legaal bindend instrument’ zou vormen waarbij de gemeenschappelijke internationale normen worden opgelegd.
Dat die verklaringen zich beperkten tot mooie woorden, blijkt uit de vernietigende gevolgen van het gebruik van wapens in diverse conflicten. Een schatting heeft het over 1.000 mensen die dagelijks omkomen in de handen van de troepen die zich bevoorraden bij de internationale wapenmarkten.
De wapenhandel getuigt van hypocrisie en een dubbele standaard. Toen de bevolking in Noord-Afrika en het Midden-Oosten massaal in actie kwam tegen hun repressieve regeringen en hervormingen, vrijheid en democratische rechten eiste, bleek dat deze regimes die jarenlang overgingen tot martelingen en moorden tot aan de tanden gewapend waren door de Westerse landen die beweren een model van democratie te zijn. De gezamenlijke verkoop van wapens uit Zweden, Duitsland, Finland en het Verenigd Koninkrijk aan Saoedi-Arabië zorgt ervoor dat de EU de grootste leverancier aan deze dictatuur is. Saoedi-Arabië stuurde troepen en tanks om het regime van Bahrein bij te staan in het neerslaan van bewegingen voor democratie.
In 2011 probeerde de Egyptische regering een machtige beweging voor democratische, sociale en economische rechten te onderdrukken. De regering kreeg militaire steun vanuit de VS. Die leverden 45 tanks als onderdeel van een groter pakket aan militaire steun dat later zou volgen. Er raakte ook bekend dat Amerikaanse bedrijven met toelating van de regering traangas leverden aan de Egyptische regering op het ogenblik dat de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, Hillary Clinton, de regering opriep om zich terughoudender op te stellen tegenover de oppositie. Het is niet verwonderlijk dat de Amerikaanse kritiek op de Russische regering die wapens levert aan het criminele regime van Syrië niet bepaald op enige morele autoriteit hoeft te rekenen.
De hypocrisie van de politieke leiders in Duitsland en Frankrijk is evenzeer bijzonder groot als we naar de context van de enorme schuldencrisis in Griekenland kijken en naar het enorme lijden dat de Griekse arbeidersklasse wordt opgelegd om de Europese financiële markten te redden. Het afgelopen decennium was Griekenland een belangrijke importeur van wapens, het land besteedde een groter aandeel van haar BBP aan militaire uitgaven dan de meeste andere en veel rijkere landen. Een groot deel van deze middelen gingen richting Frankrijk en Duitsland.
De militaire uitgaven werden recent een beetje beperkt als onderdeel van het besparingsbeleid, maar er wordt nog steeds een onwaarschijnlijk grote hoeveelheid wapens geïmporteerd. Er wordt gezegd dat Merkel en Sarkozy de druk op de Griekse regering opvoerden om de lucratieve wapencontracten met bedrijven uit hun landen te laten doorgaan. En dat terwijl Griekse kinderen op school honger lijden.
Met een dergelijke hypocrisie is er weinig hoop dat de Verenigde Naties tot een akkoord kunnen komen waarbij de wapenhandel wordt beperkt. Eigenlijk is er geen hoop daartoe. De VN wordt vaak voorgesteld als een bijna heilige instelling die boven de reële wereld van de politiek en de klassenbelangen staat, een instelling die enkel in naam van de mensheid zou handelen. Natuurlijk is dat niet correct. De VN is opgezet door voornamelijk rechtse regeringen die de koers van de instelling bepalen en daarbij hun eigen belangen voorop stellen, waaronder de enorme winsten van de bevriende militaire industrie in hun landen.
Er is nood aan massale mobilisaties van de gewone bevolking in zowel de exporterende als de importerende landen om samen op te komen voor het einde van de wapenhandel, een handel in vernietiging. De wapensector moet omgevormd worden in een sector van onderzoek en ontwikkeling van maatschappelijk nuttige productie waarbij de gewone arbeiders in de sector hun werk behouden maar daarvoor niet langer afhankelijk zijn van de huidige handel in dood en vernieling.
-
Kapitalistische leiders krijgen Eurocrisis niet onder controle
Kapitalistische leiders zitten met de handen in het haar. Ze proberen tevergeefs greep te krijgen op de crisis in de Eurozone en de dreiging die deze crisis vormt voor de wereldeconomie. Zowel de G20-top in Mexico als de crisisonderhandelingen in Rome leverden geen resultaten op. Politici en economen proberen zich wanhopig vast te klampen terwijl de crisis verder rolt.
De crisis in de Eurozone heeft eens te meer de G20-top van wereldleiders (in Los Cabos, Mexico van 18-19 juni) gedomineerd. De top eindigde opnieuw met een vaag besluit zonder concrete maatregelen voor de crisis in de Eurozone en de dieper wordende globale crisis. Barack Obama moet de presidentsverkiezingen van november overleven en riep de Europese leiders wanhopig op om een oplossing te vinden voor de schuldencrisis en om het besparingsbeleid te temperen met ‘groeimaatregelen’. De Europese leiders stelden ondertussen vast dat Obama er niet in slaagde om een nieuw pakket van stimulusmaatregelen door het Amerikaanse parlement te krijgen, de Republikeinse oppositie kon dit tegenhouden. Ze wezen bovendien op de zware schuldenlast van de VS zelf. Die schulden dreigen te leiden tot zware besparingen in 2013. Deze maatregelen kunnen de VS – en de wereldeconomie – over de rand van de afgrond duwen.
Slechts drie landen van de G7 (Canada, VS en Duitsland) hebben de productiepiek van voor de crisis terug bereikt. En nu komt de groei in de VS onder druk te staan en is er tegelijk ofwel stagnatie ofwel recessie in de Eurozone (met Duitsland dat al in een recessie wegzakt). In 2007-08 zorgde de hypotheekcrisis voor een wereldwijde crisis van de banken en de financiële sector. De schuldencrisis houdt momenteel de Europese regeringen en de grote banken in haar greep. Griekenland en Spanje zijn tijdbommen die op elk ogenblik kunnen afgaan.
Crisis in de Eurozone
De bijeenkomst van 22 juni in Rome van de leiders van de vier grootste economieën van de Eurozone (Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje) toonde aan dat de crisis in de Eurozone verre van opgelost is. Er werd een ‘groeiplan’ van 130 miljard euro aangekondigd, maar er werden amper nieuwe middelen voorzien. De Europese leiders blijven verdeeld over het meest dringende probleem, de aanhoudende kredietcrisis.
Mario Monti, François Hollande en Mariano Rajoy riepen op om de reddingsfondsen van de Eurozone te gebruiken om de “financiële markten te stabiliseren”. Ze willen de Europese Financieel Stabiliteitsfaciliteit (EFSF) en het Europese Stabiliteitsmechanisme (ESM) de mogelijkheid bieden om direct te tussen te komen om banken in problemen te ondersteunen. Ze stellen ook voor dat deze fondsen de schulden van ‘uitmuntende’ landen zouden kunnen opkopen om de obligaties van die landen te ondersteunen. Blijkbaar omvatten de ‘uitmuntende’ landen de volledige Eurozone behalve Griekenland. Angela Merkel verzette zich hiertegen en bevestigde daarmee de tegenstelling tussen een gemeenschappelijke munt en de nationale belangen van de lidstaten.
De Spaanse premier Rajoy verklaarde: “We waren het allemaal eens dat er een mechanisme moet komen om financiële stabiliteit in de Eurozone te bekomen.” Als antwoord op de roep van Merkel naar versnelde stappen in de richting van een fiscale unie, stelde Hollande dat er geen bevoegdheidsoverdracht van de nationale overheden kan zijn indien er geen grotere solidariteit komt. Hollande bleef hameren op het gemeenschappelijk maken van de schulden in de Eurozone door middel van Euro-obligaties of andere mechanismen. Merkel antwoordde daarop dat solidariteit enkel kan indien er ernstige controle en een gemeenschappelijk overzicht is: “Er zijn geen garanties zonder controle.”
Merkel voegde er aan toe: “Het is niet dat ik niet wil helpen, maar de verdragen zijn zo opgemaakt dat de regeringen de partners zijn.” Met andere woorden, de Eurozone (en ook de Europese Unie) is een organisatie van verschillende regeringen en geen federale staat. Bovendien moet Duitsland instaan voor zowat 30% van de tussenkomsten in de Eurozone, tot nu toe heeft het land al ongeveer 300 miljard euro bijgedragen aan verschillende reddingsoperaties. “De kracht van Duitsland is niet oneindig, onze macht is niet onbeperkt”, verklaarde Merkel in Rome.
Op de G20-top in Mexico riepen Obama en IMF-topvrouw Christine Lagarde de Europese leiders op om de crisis onmiddellijk aan te pakken, de crisis in de Eurozone wordt een steeds groter blok aan het been van de wereldeconomie. Maar zelfs de voorwaarden voor de garanties van e Spaanse banken zijn nog niet volledig duidelijk. Er werd overeengekomen dat de Eurozone tot 100 miljard euro zal voorzien om de Spaanse banken te stabiliseren. Maar er is geen overeenstemming over de procedure. Rajoy, Hollande en Monti willen dat de fondsen rechtstreeks naar de banken gaan zodat ze niet bij de Spaanse staatsschuld komen (dat zou de kredietrating van het land verder onderuit halen). Merkel dringt erop aan dat de fondsen via de Spaanse regering passeren. Dat verklaart waarom Spanje moet lenen tegen meer dan 6% en op een aantal ogenblikken zelfs meer dan 7% moest betalen. Ter vergelijking: Frankrijk moet ongeveer 1,45% betalen. Een aantal leiders van de Eurozone eist bovendien dat de nieuwe leningen van het EFSF of het ESM aan Spanje voorrang van terugbetaling krijgen bij een eventueel bankroet. Dat leidt er toe dat investeerders op de obligatiemarkt de Spaanse schulden nog meer als risicovol beschouwen, in het geval van een bankroet komen deze schulden immers verder achteraan te staan.
Zoals het goedkope krediet op lange termijn dat de ECB recent aan de Europese banken ter beschikking stelde, zullen de fondsen voor de Spaanse banken wellicht ook maar een beperkt en kortstondig effect op de crisis hebben.
Tor vrij recent kwam de ECB actief tussen om de kredietcrisis in de Eurozone af te zwakken. De ECB kocht obligaties van lidstaten om de kosten van het lenen goedkoper te houden dan wat anders het geval zou zijn. Sinds juni 2010, toen de ECB hiermee begon, heeft het al voor 210,5 miljard euro aan obligaties gekocht. De afgelopen weken kwam daar een einde aan, ook al gingen de Spaanse obligaties fors de hoogte in.
De ECB lanceerde ook de LTRO’s (Long Term Refinancing Operations) om de banken in de Eurozone toe te laten om grote sommen van de ECB te lenen aan lage rentevoeten. Dit liet de banken onder meer toe om obligaties van de overheden te kopen, een achterpoortje van de ECB om de regeringen van de Eurozone te ondersteunen. Begin juni veranderde de ECB haar koers en weigerde ze nog obligaties te kopen. Vertegenwoordigers van de ECB gaven aan dat dit voortaan de taak van de EFSF en het ESM was.
De koerswijziging van de ECB is een uitdrukking van onder meer de druk van de Duitse regering en anderen die zich verzetten tegen het verlenen van onbeperkte kredieten aan landen met grote schulden. Dat verzet komt onder meer van landen als Duitsland die daar als debiteuren een prijs voor betalen.
De impasse in de Eurozone blijkt onder meer in het ESM dat nog steeds niet in werking is getreden. Hollande, Monti en anderen stellen eigenlijk voor dat het ESM zou functioneren als een bank waarbij het direct kan tussenkomen om noodlijdende banken bij te springen of bijkomende middelen te verschaffen aan Europese regeringen. Merkel is daar tegen gekant. Het ESM moet bovendien nog door het Duitse parlement geraken en er kan vertraging optreden als de grondwettelijkheid in vraag wordt gesteld en het instellen van het ESM langs het Grondwettelijk Hof moet passeren.
De positie van Merkel weerspiegelt het standpunt van een deel van de Duitse kapitalisten die steeds terughoudender worden voor het bijstaan van zwakkere economieën, en dat ondanks de voordelen die Duitsland had omdat het deel van de Eurozone was. Recente peilingen geven aan dat 55% van de Duitse kiezers liever had gezien dat het land de Mark had behouden. Dit verzet tegen de Eurozone zal de komende maanden nog aangroeien.
In Rome kondigden de vier grote landen aan dat er een nieuw groeifonds van 130 miljard euro komt, de beslissing hierover zou volgen op de Europese Top van 28-29 juni. Een som van 130 miljard euro komt ongeveer overeen met 1% van het BBP in de Eurozone. Dat kan op het eerste gezicht indrukwekkend lijken. Maar bij nader onderzoek blijkt het erg beperkt te zijn. “De 130 miljard euro lijkt een som te zijn dat kan worden opgehaald vanuit bestaande fondsen en niet zozeer bestaat uit nieuw geld.” (John Hooper, The Guardian, 23 juni). Er is de belofte van door de EU gefinancierde infrastructuurwerken, maar er zijn geen concrete details daarover. De Financial Times (22 juni) stelde: “Nicholas Spiro, een analist van schuldenrisico’s, stelde dat het ‘verhaspelde’ groeipact een nieuw voorbeeld was van hoe de Europese leiders wanhopig proberen om hun meningsverschillen te verbergen terwijl ze er niet in slagen om het thema aan te pakken dat investeerders het belangrijkste vinden: het stutten van de overheidsschulden van Spanje en Italië.”
In een editoriaal waarschuwde de Financial Times: “De klok tikt voor de Europese leiders”. Er wordt op een reeks problemen gewezen, waaronder de Griekse tijdbom. “De financiële markten [bedoeld worden de grote financiële speculanten] waren opgelucht door de overwinning van een Griekse partij [Nieuwe Democratie] die de reddingsplannen voor het land wil heronderhandelen in plaats van een andere partij [Syriza] die de voorwaarden gewoon verwerpt.”
De nieuwe Griekse premier, Antonis Samaris van de Nieuwe Democratie, eist nu dat het doorvoeren van de besparingsplannen die al overeengekomen waren met twee jaar worden uitgesteld. Er wordt geschat dat dit een bijkomend pakket van 20 miljard euro aan fondsen zou vereisen. Daarover zijn de Europese leiders, net zoals over alle andere zaken, verdeeld. Hollande en anderen willen Griekenland meer tijd geven, Merkel en anderen verzetten zich tegen iedere afzwakking van de besparingsmaatregelen. In feite gaat de discussie over timing want de schuldenberg die Griekenland krijgt opgelegd als zogenaamde uitweg uit de schuldencrisis is onhoudbaar. Ondanks de nipte overwinning van Nieuwe Democratie zullen er nieuwe explosieve bewegingen plaatsvinden onder de Griekse arbeiders en middenklasse, er zal protest komen tegen de barbaarse besparingsmaatregelen die worden opgelegd.
Als de grote vier grootste Europese economieën het niet eens kunnen geraken over deze cruciale punten, hoe zou de Europese Top dan tot oplossingen kunnen komen? De verkiezing van Hollande in Frankrijk heeft de roep naar het beperken van de besparingen aangewakkerd. Er wordt meer gesproken over het promoten van groei, ook al blijven Merkel en haar bondgenoten zich daartegen verzetten. Deze impasse zal leiden tot het aanhouden van de stagnatie of mogelijk een nieuwe neergang, wat ongetwijfeld zal gepaard gaan met politieke en economische crisis. Kapitalistische leiders vrezen het opbreken van de Eurozone, de gevolgen ervan zijn niet in te schatten voor Europa en de wereldeconomie. De tegenstrijdige elementen in de Eurozone gaan in de richting van een gedeeltelijk, of zelfs volledig, opbreken.
Sombere globale vooruitzichten
De vooruitzichten voor het globale kapitalisme zien er niet goed uit. Sinds april/mei van dit jaar zijn er steeds meer indicaties van een nieuwe neergang van de wereldeconomie. Er zijn een aantal overlappende en onderling verbonden elementen van crisis:
De schuldenlast. Het hoge niveau van publieke en private schulden en pogingen om de schulden te beperken, zet de kredietverlening, de vraag van consumenten en de investeringen onder druk. In de OESO-landen hadden de begrotingen jaarlijks gemiddelde tekorten van -2,1% in de periode 1999-2008. In 2009 liep dit op tot -8,1% en momenteel staat het nog op -5,3%. De gemiddelde overheidsschuld in de OESO-landen is blijven toenemen tot intussen 108,6% van het BBP. De particuliere schulden (bruto schulden tegenover beschikbaar inkomen) zijn ook sterk opgelopen. In de Eurozone ging het in 2000 om 85,3%, maar is dat nu opgelopen tot 107,9%. De schulden van de bedrijven blijven ook erg hoog. Voor niet-financiële bedrijven (schulden tegenover BBP) ging het in 2000 om 78,8% terwijl het nu 96,8% is. Voor financiële bedrijven is de schuldenratio nog groter: 269,1% in 2000 en nu 381,7%. Deze cijfers zijn onhoudbaar op basis van een zwakke of stagnerende groei. Het omvat de dreiging van een toename van het aantal faillissementen, zowel onder particulieren als bedrijven.
Massale werkloosheid. De werkloosheid blijft catastrofaal hoog. Dat is een effect van de neergang, maar het versterkt ook die neergang omdat het leidt tot een verzwakking van de consumentenvraag, een vermindering van de belastinginkomsten en een grotere kost voor werkloosheidsuitkeringen.
In de EU (27 landen) zijn er 24,6 miljoen werklozen, in de Eurozone (17 landen) gaat het om 17,4 miljoen werklozen. Dat komt overeen met een werkloosheidsgraad van 11% in de Eurozone en 10% in de EU. In een aantal landen is de situatie veel erger: in Spanje gaat het om 24,3%, in Griekenland 21,7%. De jongerenwerkloosheid bedraagt in beide landen meer dan 50%. De enorme werkloosheid is eigenlijk een verwoestende aanklacht tegen het kapitalisme. Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie zijn er nu internationaal 200 miljoen werklozen in de wereld (in 2000 waren dat er 175 miljoen). Er zijn 75 miljoen jongeren werkloos, een toename met 4 miljoen sinds 2007.
Een rapport van de IAO en de OESO voor de G20-top in Mexico stelde: “De landen van de G20 moeten in 2012 21 miljoen jobs creëren om terug naar het niveau van tewerkstelling van voor de crisis te gaan.” “Als de werkloosheid aan het huidige ritme van 1,5% blijft toenemen, dan zal het onmogelijk zijn om de kloof van 21 miljoen verloren jobs in de G20 sinds het begin van de crisis in 2008 te dichten.”
De directeur-generaal van de IAO waarschuwde op 30 mei voor de dreiging van sociale explosies als gevolg van de massale en langdurige werkloosheid, zeker onder de jongeren. “De besparingen leiden tot economische stagnatie, jobverliezen, verminderde bescherming en een enorme menselijke tol, het ondermijnt de sociale waarden waarin Europa pionier was. Terwijl zonder succes wordt geprobeerd om de overheidsschulden te beperken, wordt een sociale schuld opgebouwd die zal betaald moeten worden.”
Fiscale besparingen. Het beleid van ‘fiscale consolidatie’, waarbij de overheidstekorten en de staatsschuld op korte termijn beperkt worden door te besparen op uitgaven en de belastingen te verhogen (in het bijzonder belastingen zoals BTW die gewone werkenden het hardste raken), zetten de groei onder druk. Zeker in Europa is dat geval. “Besparingen op fiscaal vlak om de overheidsschulden onder controle te houden, zetten de economische groei onder druk en dat maakt de houdbaarheid van de schulden op zijn beurt moeilijker.” (VN Update, midden 2012).
De VN-economen die het rapport opstelden, staan voor een meer Keynesiaanse visie in vergelijking met de meeste Europese leiders. Ze stellen: “Op fiscaal vlak gaat het huidige beleid in de ontwikkelde economieën, en zeker in Europa, de verkeerde richting uit. De economie wordt verder naar crisis gedreven met een groeiend risico op een hernieuwde globale neergang. De zware besparingsprogramma’s die in vele Europese landen worden doorgevoerd en de eerder tegenstrijdige koers in andere landen zoals Duitsland en Frankrijk, omvatten het risico van een ernstige neerwaartse spiraal met een enorme economische en sociale kost als gevolg. Onder de huidige voorwaarden, gekenmerkt door een zwakke activiteit in de private sector en een zwak vertrouwen onder investeerders en consumenten, leidt een gezamenlijk besparingsbeleid tot een massale afname van de publieke uitgaven wat de werkloosheid verder de hoogte injaagt, met negatieve gevolgen voor groei en fiscale inkomsten.”
Bankencrisis en tekort aan kredieten. De bankencrisis gaat verder met een scherpe neergang van leningen. Na de crisis in de financiële sector in 2008 werden de Amerikaanse banken geherkapitaliseerd (hun kapitaalreserves werden opgebouwd) door het regeringsprogramma TARP. Dat gebeurde op het einde van de termijn van Bush en het werd voorgezet onder Obama. Deze operatie leidde tot enorme woede in de VS, maar het zorgde wel voor het stabiliseren van de banken. In Europa was de herkapitalisatie beperkter. De ECB heeft een aantal banken bijgesprongen door hun slechte overheidsobligaties over te nemen. Maar de banken gebruikten intussen ook het goedkope ECB-krediet (met de LTRO’s) om meer risicovolle obligaties op te kopen. Tegelijk werden de banken onder de nieuwe Basel III regels verplicht om een grotere kapitaalreserve op te bouwen. De banken aarzelen om te lenen aan bedrijven of aan andere banken, wat het tekort aan kredieten versterkt.
Een recent artikel in de International Herald Tribune (5 juni) stelde dat het lenen onder banken in elkaar is gestort: “Het internationale lenen door banken kende in het vierde kwartaal van vorig jaar de grootste neergang sinds de ineenstorting van Lehman Brothers in 2008. Dat bleek uit cijfers die maandag door de Bank for International Settlements werden vrijgegeven. De financiële bedrijven beperkten de buitenlandse leningen met 799 miljard dollar in de laatste drie maanden van 2011.” Ongeveer 80% van de vermindering kwam van de interbankenmarkt, de markt waarop instellingen geld lenen aan elkaar. “Het terugtrekken van kredieten, zeker onder de banken onderling, is de laatste poging van de financiële instellingen om zich minder bloot te stellen aan de globale economische neergang. Het leidt ook tot de bekommernis dat de weigering van de banken om elkaar geld te lenen een effect kan hebben op de bredere economie, het wordt voor bedrijven immers moeilijker om nieuwe kredieten te krijgen.” De regels van Bazel III zijn erop gericht om de banken resistenter te maken voor financiële crises, maar op korte termijn leidt het tot een versterking van de onmiddellijke problemen waarmee de financiële sector kampt.
Grote bedrijven stapelen cash op. Terwijl heel wat bedrijven (zeker de kleinere en mediumgrote bedrijven) moeite hebben om aan krediet te geraken, zwemmen de grote bedrijven op wereldvlak in het geld. Ze weigeren om dat geld te investeren in nieuwe productiecapaciteit. In Groot-Brittannië alleen beschikken de niet-financiële bedrijven over een cash reserve van 731,4 miljard pond. In de Eurozone loopt de cashreserve op tot meer dan 2.000 miljard euro, in de VS hebben niet-financiële bedrijven voor meer dan 2.000 miljard dollar aan cash en andere liquide middelen. De grote bedrijven zien onvoldoende mogelijkheden voor winstgevende investeringen. Dat is een fenomeen dat al bestaat sinds het einde van de naoorlogse groei (1950-73). (Zie: Corporate Cash Hoarders Stunt Growth, Socialism Today No.158, May 2012). Zonder investeringen door de grootste bedrijven, zal er geen groei zijn en zal de huidige stagnatie aanhouden. Het zal hierdoor steeds moeilijker zijn om de schuldenlast te verminderen.
De olieprijs en geopolitieke risico’s. De olieprijs steeg voor de financiële crisis van 2008 tot ongeveer 140 dollar per vat, in 2009-2010 zakte de prijs ineen. Maar ondanks het stagneren van de wereldeconomie, steeg de olieprijs met 40% tot de hoogste gemiddelde prijs op jaarbasis van 111 dollar per vat in 2011 en ongeveer 120 dollar per vat begin 2012. Dit kwam door de combinatie van een aanhoudende vraag vanuit China, Brazilië,… aan de ene kant en de beperking van de toevoer anderzijds, onder meer door de sancties tegen Iran. Sindsdien is de vraag afgenomen en is het aanbod door de Opec toegenomen. Analisten van Credit Suisse voorspellen dat de olieprijs dit jaar nog kan afnemen tot ongeveer 50 dollar per vat. De daling van de olieprijs beperkt de inflatie. De olieprijzen hebben ook een groot effect op de voedselprijzen, onder meer omwille van de kost van transport, mest,… Andere grondstoffenprijzen zakten ook in elkaar als gevolg van de dalende vraag vanuit China. Dat treft de aanbieders van grondstoffen, zoals Brazilië, Australië, Canada,… De sancties tegen Syrië, de aanhoudende sancties tegen Iran en de mogelijkheid van verdere onrust in het Midden-Oosten kunnen de olieprijzen wel hoog houden, ook in een periode van economische neergang.
Wereldhandel. Na de scherpe val in 2009 was er in 2010 een herleving van de wereldhandel. In de periode 1999-2008 was er een jaarlijkse gemiddelde groei van 6,7%, in 2009 was er een scherpe daling van -10,7%. Er was in 2010 een herstel met +12,8%, maar dat ritme werd in 2011 niet behouden en de groei nam af tot 6%. Wellicht zal er dit jaar een groei van ongeveer 4% zijn. De Wereldhandelsorganisatie en andere organisaties luiden de alarmbel over de toename van protectionisme. In april stelde de WHO dat de economieën van de G20 sinds midden oktober 2011 maar liefst 124 nieuwe restrictieve maatregelen namen met een impact op ongeveer 1% van de wereldwijde import. (‘(Increase in Barriers to Trade’, New York Times, 22 juni). Global Trade Alert, een onafhankelijke organisatie, bericht dat “protectionistische maatregelen zoals belastingverhogingen, exportbeperkingen en het veranderen van regels in 2010 en 2011 sterker aanwezig waren dan eerder aangenomen en er zitten nog heel wat andere maatregelen in de pijplijn.” (Protectionist Fears Highlighted, Financial Times, 14 juni) . In een periode van economische stagnatie of neergang, zullen handelsbeperkingen een opmars kennen en leiden tot een verder stagneren van de economie.
Amerikaans herstel stokt. De VS was een van de weinige grote economieën die de piek van 2008 terug overschreed. Het verschil tussen het hoogtepunt en het diepste moment van de crisis was 5,1%. Begin dit jaar stond de Amerikaanse economie +1,2% boven de piek van 2008. Maar het herstel was zwak en ongelijk, zeker op vlak van werkgelegenheid. Na een groei van 3% in 2010 viel deze terug tot 1,7% in 2011 en er zijn indicaties dat het dit jaar nog beperkter zal zijn. Consumentenuitgaven zijn goed voor ongeveer 70% van de Amerikaanse economie. Deze uitgaven staan onder druk door de enorme verliezen die miljoenen Amerikaanse gezinnen leden. De Federal Reserve stelde recent: “de mediaan van het nettovermogen van een Amerikaans gezin is met 38,8% afgenomen in een periode van drie jaar [2007-2010]… dat is de grootste daling sinds het gemeten werd vanaf 1989.” De gemiddelde Amerikaan verdient nog steeds minder dan zes jaar geleden, zelfs indien de inflatie wordt meegerekend (Reuters 11 juni).
De industriële activiteit is recent afgenomen, deels als gevolg van de dalende vraag vanuit Europa dat een van de belangrijkste markten van de VS is. Het zwakke herstel in de VS was bovendien een ‘jobloos’ herstel. Er zijn officieel 12,7 miljoen werklozen in de VS met nog eens 8 miljoen deeltijdse werknemers die eigenlijk een voltijdse job nodig hebben. Er kwamen in de eerste drie maanden van 2012 gemiddeld 226.000 jobs per maand bij, maar in april en mei nam dit af tot 73.000. Het nieuws dat er in mei slechts 69.000 jobs waren bijgekomen, werd algemeen gezien als een teken van een nieuwe recessie. Het leidde tot een neergang op de beurzen.
Vertraging in China. De Chinese economie blijft een locomotief van groei tijdens de globale neergang. In 2006-2009 was er een jaarlijkse groei van 11,4% en in 2010 was er een groei van 10,4%. Dat kwam grotendeels door een enorm omvangrijk stimuluspakket dat door het regime werd ingevoerd. Gary Shilling van Bloomberg stelde dat het Chinese stimuluspakket overeenkwam met 12% van haar BBP (de Amerikaanse stimulusmaatregelen van 2009 waren goed voor 6% van het BBP). In het eerste kwartaal van dit jaar viel de Chinese groei terug op ongeveer 8% en er wordt voorspeld dat de groei nog verder zal afnemen. Dat komt deels door een beperking van de kredietverlening door het regime in een poging om de inflatie onder controle te krijgen, maar het is ook een uitdrukking van een scherpe neergang op de vastgoedmarkt waar er een zeepbel is. En er is een daling van de export als gevolg van de vertraging van de wereldeconomie. Een vertraging in China zal de vraag naar grondstoffen doen afnemen, wat leidt tot een daling van de grondstoffenprijzen (wat al bezig is) en de exporteurs van grondstoffen (zoals Brazilië, Australië, Canada,…) zal treffen.
Vertegenwoordigers van de Chinese regering erkennen dat de officiële cijfers de vertraging van de productie onderschatten. Cijfers van bijvoorbeeld de afname van elektriciteit, een indicatie van de economische groei, wijzen op een sterkere vertraging. Het Chinese regime heeft het kredietbeleid losser gemaakt en suggereerde dat er nieuwe stimulusmaatregelen zullen komen. Het is echter betwijfelbaar of dit op een zelfde schaal als voorheen kan, gezien de opgestapelde schulden als gevolg van het vorige stimuluspakket. Deze neergang gaat bovendien samen met enige onrust in de partijtop (na het schandaal rond Bo Xilai). Een beperktere groei kan leiden tot een meer intensieve politieke strijd in China, wat de groei verder kan ondermijnen. Dit zou een grondige impact hebben op de hele wereldeconomie.
Europese stagnatie/crisis. De crisis van het Europese kapitalisme werd het afgelopen jaar een belangrijke factor in de trend naar wereldwijde vertraging. De EU-landen zullen dit jaar wellicht ergens rond een nulgroei uitkomen, in de Eurozone zelf zal het wellicht om negatieve groei gaan (de VN voorspelt momenteel -0,3% maar de inkrimping kan groter zijn). Tegelijk dreigt het bankroet van een groot Europees land of de noodzaak om een land (zoals Griekenland) uit de Eurozone te zetten. Dat zou een groot effect hebben op de financiële markten. Een afname van de vraag naar export uit grote economieën als de VS en China heeft nu al een negatief effect op de wereldwijde productie.
De beperkingen van een monetair beleid. In afwezigheid van nieuwe stimulusmaatregelen (de voorstellen van Obama werden afgeblokt door de Republikeinse meerderheid in het parlement) probeerden kapitalistische regeringen om de economie recht te trekken met een monetair beleid. Ze deden dit met rentevoeten die tegen het nulpunt aanleunden en met grote kredietinjecties in het systeem. Dat gebeurde vooral door het beleid van ‘quantitative easing’ (QE), een hedendaags equivalent voor het drukken van geld, en andere ‘onconventionele’ monetaire maatregelen.
QE wordt omschreven als ‘monetaire morfine’, een medicijn dat de pijn verzacht, verslavend wordt, maar de onderliggende ziekte niet geneest. Een dergelijk economisch beleid leidt niet tot groei, maar heeft wellicht wel vermeden dat de wereldeconomie in een grote neergang terecht kwam. Anderzijds zorgt dit beleid ervoor dat de inkomsten kleiner worden.
De Amerikaanse Federal Reserve zette de toon met meer dan 2,6 biljoen dollar aan QE door het opkopen van Amerikaanse overheidsobligaties en andere financiële waarden (zoals geëffectiseerde hypotheken). De Fed kwam onder steeds grotere druk van de ‘inflatie haviken’ van de Republikeinen. Die menen tegen de huidige trend in dat QE leidt tot een versnelde inflatie. Dat is nochtans onwaarschijnlijk in de komende periode gezien de enorme overcapaciteit in de wereldeconomie en de zwakke vraag van consumenten en investeringen. Ben Bernanke van de Fed aarzelde om nog meer QE toe te passen en verkoos ‘Operatie Twist’, het vervangen van obligaties op korte termijn door obligaties op lange termijn waardoor er naar schatting 267 miljard dollar in de economie wordt gepompt door lagere rentevoeten. De aanhoudende vertraging van de economie en de lagere inflatie zullen echter bijna zeker leiden tot een nieuwe ronde van QE in de VS.
De Bank of England heeft voor 325 miljard pond aan QE ingebracht. Net zoals in de VS aarzelt de Britse centrale bank om dit te herhalen. Er kwam in de plaats daarvan een pakket aan goedkope leningen voor de banken (voor een totaal van 100 miljard pond) op voorwaarde dat ze gemakkelijker krediet verschaffen aan de bedrijven. Maar ook in Groot-Brittannië zal er ongetwijfeld nog meer QE volgen.
De ECB heeft de term ‘quantitative easing’ vermeden, maar voerde wel maatregelen door die erg gelijkaardig zijn. Er werd voor 2 biljoen euro aan overheidsobligaties opgekocht en goedkope leningen voor de banken (met de LTRO’s). De ECB is recent wel gestopt met het aankopen van obligaties van landen in de Eurozone in een poging om de Europese leiders ertoe te dwingen om de twee reddingsfondsen, het EFSF en het ESM, effectief te activeren.
De geldtoevoer uitbreiden, wordt omschreven als ‘aan een koordje trekken’. Als de bedrijven niet bereid zijn om te investeren en de consumenten geen geld hebben om te kopen, dan zal een geldtoevoer niet tot groei leiden. Dat wordt toegegeven door Paul Tucker, een vice-gouverneur van de Bank of England, die verklaarde: “QE heeft gefaald om een vorm van groei te creëren zoals dit de bedoeling was bij de aankondiging van de maatregel in 2009.” Tucker is voorstander van een breder monetair beleid waarbij de Bank of England meer financiële producten (zoals hypotheken) opkoopt om geld in de bedrijven en de particulieren te pompen.
Een periode van depressie
De wereldwijde economie is nog niet volledig hersteld van de neergang in 2007-09 en glijdt al terug af naar een nieuwe neergang. Dergelijke stagnatie is een symptoom van depressie. Het gaat niet om een depressie die even diep of ernstig is als in de jaren 1930, maar het blijft wel een periode met weinig investeringen, beperkte groei, massale werkloosheid en groeiende spanningen tussen kapitalistische rivalen. Martin Wolf van de Financial Times omschreef het als een “ingetogen depressie” (Panic Has Become All Too Rational, 5 juni). Hij schreef nog: “En de krachten voor een nieuwe neergang versterken zich, zeker in de Eurozone. De beleidsmakers maken intussen grote fouten.”
Hij bedoelt daarmee het aandringen op harde besparingen, wat een obstakel is voor herstel. Maar ook de bescheiden voorstellen van Hollande voor een Keynesiaans aandoend stimuluspakket werden door de Financial Times omschreven als een misstap. De suggestie van Hollande om de belastingen voor grote bedrijven en de rijksten op te drijven, werden op gejoel uit die kringen onthaald.
De kapitalistische leiders weten het niet meer. Wolf vroeg zich af: “Wat zou er gebeuren als een land de Eurozone verlaat? Niemand weet het. Zou zelfs Duitsland een exit overwegen? Niemand weet het. Wat is de strategie op lange termijn om uit de crisis te geraken? Niemand weet het. Met dergelijke mate van onzekerheid wordt paniek helaas rationeel… Voorheen begreep ik nooit echt hoe het mogelijk was wat in de jaren 1930 gebeurde. Nu begrijp ik dat wel.”
-
Oorlog tegen drugs faalt. Socialistische antwoorden op drugkwestie nodig
Vorige maand vroegen een aantal rechtse Latijns-Amerikaanse leiders een nieuwe aanpak tegenover de illegale drugindustrie die hun continent naar de vaantjes helpt. Ook in Australië waren er neoliberalen zoals de minister van buitenlandse zaken Bob Carr die de 30-jarige ‘oorlog tegen drugs’ als een mislukking omschreven en die oproept om over een nieuwe koers na te denken.
De Verenigde Naties becijferden dat de wereldwijde drughandel in 2003 goed was voor ongeveer 321,6 miljard Amerikaanse dollars. Dat komt overeen met bijna 1% van de totale wereldhandel. De illegale drugindustrie wordt gecontroleerd door brutale kartels die de telers van papaver en coca in landen als Afghanistan en Colombia armzalige lonen betalen, de producten afwerken en dan een leger van smokkelaars inzetten om de producten op de Westerse markten te verkopen door een ander leger van dealers.
In de eerste helft van de vorige eeuw waren drugs zoals cocaïne legaal en vrij te verkrijgen. Ze werden gebruikt als pijnstiller en waren zelfs terug te vinden in Coca Cola. In de loop van de 20ste eeuw werden wetten strenger waarbij een aantal drugs illegaal werden.
Een poging in de jaren 1920 om de meer populaire drug alcohol in de VS te verbieden, mislukte. Sindsdien werden alcohol en nicotine (de twee meest dodelijke drugs) legaal maar wel beperkt en met een stevige taks erop verkocht. Drugs zoals heroïne, cocaïne en cannabis werden minder gebruikt waardoor het gemakkelijker was om ze te verbieden.
In 1970 kwam de Amerikaanse president Nixon met zijn ‘Comprehensive Drug Abuse Prevention and Control Act’, een poging om de productie, toevoer en consumptie van illegale drugs uit te schakelen. Het was een poging om te antwoorden op de steile opmars van heroïne, in het bijzonder onder Amerikaanse soldaten in Vietnam waar de demoralisatie als gevolg van de falende en onrechtvaardige oorlog een rol speelde.
In de jaren 1980 was er Ronald Reagan die een ‘oorlog tegen drugs’ aankondigde. Het was niet in het minst een manier om de Amerikaanse militaire aanwezigheid in Latijns-Amerika te versterken na de terugtrekking uit Vietnam. Op het hoogtepunt van deze ‘oorlog tegen drugs’ viel de VS in 1989 Panama binnen om president Noriega af te zetten. Noriega had volgens de VS een centrale rol gespeeld in de drugindustrie in de regio.
Dertig jaar later wordt erkend dat de ‘oorlog tegen drugs’ niet werkt. Er zijn meer druggebruikers dan ooit te voren. De criminalisering heeft geleid tot een explosie van het aantal veroordeelden. De VS vormen een extreem voorbeeld met 500.000 mensen die in de gevangenissen zitten als gevolg van drugs. In 1981 waren dat er 40.000. Delen van het noorden van Mexico vallen in de praktijk buiten de controle van de centrale overheid. Er vielen de afgelopen vijf jaar 47.000 doden, vaak op bloedige wijze omgebracht, in de drugoorlogen in Mexico.
De oproepen van Latijns-Amerikaanse leiders en van Bob Carr zijn puur pragmatisch. Ze willen de industrie uit de illegale sector halen om een ‘legale’ controle van de grote bedrijven op de productie, distributie en verkoop op te leggen. De overheid kan vervolgens hoge taksen invoeren, wat extra inkomsten voor de staatskas betekent. De krant ‘The Australian’ becijferde dat deze belastingen de regering tot 6 miljard Australische dollar per jaar kunnen opleveren.
De enorme kosten voor gevangenissen, politie en veiligheidsagenten in de strijd tegen drugs zouden beperkt kunnen worden. Voor neoliberalen is dat in besparingstijden een belangrijk argument. Het grootste probleem dat ze hebben om een beleidsverandering door te voeren op dit vlak, is het sociale conservatisme dat ze in het verleden zelf hebben opgezet om hun oude beleid een draagvlak en rechtvaardiging te bezorgen.
Voor socialisten is drugmisbruik een gezondheidsprobleem, geen kwestie van wet en orde. We steunen de eis van decriminalisering van druggebruik zodat miljoenen gewone mensen die door hun verslaving in de criminaliteit zitten daaruit te halen.
We denken dat de productie en verkoop van alcohol, tabak en drugs die vandaag illegaal zijn onder democratische gemeenschapscontrole moeten komen. Op die manier kan de kwaliteit van de producten worden gecontroleerd en is er controle mogelijk zodat het slechts in beperkte mate kan verkocht worden aan al wie een bepaalde leeftijd heeft.
Daarnaast pleiten we voor investeringen in onderwijs over de gevolgen van alcohol, tabak en drugs. We steunen een grotere medische begeleiding met programma’s om naalden in te wisselen en het opzetten van faciliteiten om verslaafden te begeleiden. Dat zou het aantal heroïnedoden drastisch naar beneden kunnen halen.
Wellicht zal er altijd wel een vorm van druggebruik bestaan. Maar in een socialistische samenleving waar de rijkdom ten dienste van de meerderheid staat en iedereen bijgevolg een toekomst heeft, zou er wel een scherpe afname zijn van het aantal mensen dat toevlucht zoekt in overmatig en bijzonder schadelijk druggebruik. De behoefte aan vormen van zelfmedicatie tegen de dagelijkse verschrikkingen onder het kapitalisme, zou op grote schaal worden uitgehold.
-
1 mei doorheen de wereld – enkele foto’s en verslagjes
1 mei is wereldwijd een dag van strijd. Ook de linkse socialisten komen op die dag op straat. We publiceren enkele korte verslagjes en foto’s van activiteiten op 1 mei doorheen de hele wereld.
Duitsland: verzet tegen besparingen en neo-nazi’s
In Duitsland waren er een aantal optochten en betogingen op 1 mei. Op 17 mei wordt in Frankfurt een nationale actiedag van linkse organisaties tegen het Europese besparingsbeleid gehouden. Op 1 mei zelf was er onder meer een revolutionaire 1 mei avond in Berlijn met 25.000 deelnemers. In Bonn was er een antifascistische optocht nadat neo-nazi’s aankondigden dat ze wilden betogen. De 200 neo-nazi’s stonden tegenover 6.000 antifascisten.
Nigeria: Socialist Party Nigeria opgezet
Onze kameraden van de Democratic Socialist Movement (DSM) hebben zich op 1 mei officieel geregistreerd als politieke partij onder de naam Socialist Party Nigeria. De SPN ziet geen mogelijkheden meer in de recent opgezette Labour Party en zal voortaan onder eigen vaandel aan verkiezingen deelnemen.
Hong Kong: migranten en brandweerlui nemen voortouw
In Hong Kong waren er 3.000 betogers met grote delegaties van migranten uit diverse Aziatische landen. Ook namen brandweerlui aan de betoging deel om een kortere arbeidsweek te eisen. Ze eisen al lang dat de arbeidsduur van 54 naar 48 uur per week wordt herzien. Ze grepen 1 mei, ontstaan als strijddag voor de 8-urendag, aan om die eis kracht bij te zetten. Socialist Action was uiteraard ook van de partij.
Sri Lanka: linkse eenheidsoptocht
Enkele weken geleden is een nieuwe linkse formatie opgezet in Sri Lanka: de Frontline Socialist Party. Die partij komt voort uit een afsplitsing van de chauvinistische ‘marxistische’ formatie JVP. De FSP erkent de foute opstelling van de JVP inzake de nationale kwestie en wil een socialistisch antwoord bieden. Op 1 mei was er een eenheidsbetoging van verschillende linkse krachten. Ook de United Socialist Party nam hieraan deel, Siritunga Jayasuriya was een van de sprekers op de betoging.
Israël: socialisten betogen
Internationale solidariteit is ook voor de linkse socialisten in Israël een centraal onderdeel van hun programma.
Zweden: traditionele 1 mei optochten
In Zweden waren er in alle grote steden traditionele 1 mei optochten. Zweedse kameraden namen ook deel aan betogingen in de buurlanden. In Göteborg (zie foto hieronder) vormden ze zoals vorige jaar een stevige eigen delegatie.
Pakistan: socialistische betoging in Sindh
We sluiten dit beperkte overzichtje af met enkele opvallende foto’s uit Pakistan. In de provincie Sindh organiseerde de Socialist Movement Pakistan samen met anderen, waaronder de vakbonden, een betoging in Mirpur Khas. De betoging vertrok aan de kantoren van de Progressive Workers Federation en omvatte een indrukwekkend aantal vrouwen.
-
Crisis: waar is het einde van de tunnel naar toe?
De Franse president Nicolas Sarkozy zei begin dit jaar: “Het jaar 2012 zal niet gemakkelijk zijn”. Het IMF voorzag toen in haar perspectieven voor de wereldeconomie dat het “economische herstel bedreigd wordt door de groeiende spanningen in de Eurozone en de fragiele evenwichten in andere regio’s. De financiële voorwaarden worden slechter, de groeiperspectieven zijn beperkter en de risico’s worden groter.” De afgelopen weken waren er even optimistische berichten: de Griekse schulden werden deels afgeschreven.
Artikel door Alain (Namen)
De Eurozone zal dit jaar wellicht een negatieve economische groei kennen van ongeveer -0,5%. De Europese politici stellen dat dit een beperkte inkrimping is, maar het komt wel bovenop twee jaar van besparingsbeleid waarbij miljoenen mensen hun toekomstperspectieven zagen smelten als sneeuw voor de zon. In Spanje zit meer dan de helft van de jongeren zonder werk. Griekenland zal dit jaar een negatieve groei van minstens 4-5% kennen, en dat na vijf eerdere jaren van recessie. In Europa is het einde van de crisis nog zeker niet in zicht.
Sommigen hoopten dat China en de opkomende landen voor een uitweg zouden zorgen. Nu zien we echter dat deze landen zelf worden getroffen door de vertraging van de wereldeconomie. Na een groei van 10,4% in 2010 en 9,2% in 2011 wordt in China dit jaar een groei van 8,2% verwacht. India kende in 2010 nog een groei van 9,9%, maar dat liep vorig jaar terug tot 7,4% en zou dit jaar niet meer boven de 7% geraken. Dat is niet eens voldoende om de prijsstijgingen en de bevolkingsgroei op te vangen. Deze landen bieden geen uitweg, ze worden integendeel mee naar beneden getrokken.
De crisis leidt tot een afbouw van de industriële productie. Dit zet de werkgelegenheid verder onder druk waardoor de crisis nog erger wordt.Zo dreigt ArcelorMittal na de warme fase in Luik ook over te gaan tot sluitingen in Florange (Frankrijk) en Belval (Luxemburg). FIAT-baas Sergio Marchionne kondigde al aan dat de productie in Europa met 20% zal worden afgebouwd. Hij stelde in de Franse krant Le Figaro: “We hebben geen keuze ook al zal het pijn doen.”
Het spook van een bankroet van Griekenland en van een bijhorende algemene financiële crisis is tijdelijk wat vooruitgeschoven. Maar de kapitalisten zijn er niet in geslaagd om hun financiële instellingen gezond te krijgen. Ook in ons land hangen de bankgaranties als het zwaard van Damocles boven onze hoofden. Alle bankgaranties samen zijn goed voor 137,85% van het bbp of 510,603 miljard euro! Als die garanties worden aangesproken, zal de gewone bevolking de factuur moeten betalen. Dit betekent nog meer besparingen waarbij een kaasschaaf niet zal volstaan.
Het enige antwoord van de kapitalisten op de crisis bestaat uit een frontale aanval op onze levensstandaard. Ze kunnen de economie niet terug op gang trekken door de werkloosheid af te bouwen en iedereen een degelijk loon en goede sociale bescherming aan te bieden. Als we een einde willen maken aan de crisis, zullen we moeten vechten voor een ander systeem.
-
NATO game over
Op zondag 1 april hebben zo’n 800 vredesactivisten actie gevoerd tegen de NAVO, waarvan er zo’n 500 tal geweldloos de terreinen van de NAVO probeerden te betreden om die te verzegelen. De actie NATO game over vond plaats naar aanleiding van de NAVO-top in Chicago. Tijdens die top wil de NAVO zijn rol in militaire interventies herdefiniëren. Het gaat daarbij om interventies buiten het grondgebied van de NAVO-landen. Daarnaast wil de top ingaan op de rol van kernwapens. Kernwapens die zich onder andere ook in ons land in Kleine Brogel bevinden.
Door Emma (Diksmuide)
Ook met de ALS en LSP hebben we deelgenomen aan de actie. De NAVO zorgt volgens ons enkel nog voor de militaire verdediging van de economische en geopolitieke belangen van de belangrijkste kapitalistische landen. Denk maar aan Libië waar na de val van Khadaffi de oliemagnaten uit de NAVO-lidstaten, zoals BP en TOTAL, gingen lopen met de beste olie-contracten. De interventies van de NAVO brengen geen vrede en democratie maar zorgen dat de imperialistische belangen van het westers kapitalisme worden veiliggesteld! Daarom vinden we dat de NAVO moet worden afgeschaft!
Foto’s door Boris
Foto’s door Pavel