Category: Globaal

  • 1 april. NAVO Game Over!

    Op 1 april wordt actie gevoerd aan de zetel van de NAVO in Brussel. Met de actie wordt geprotesteerd tegen de komende NAVO-top die van 20 tot 21 mei plaatsvindt in Chicago. Tijdens die top wil de NAVO zijn rol in militaire interventies herdefiniëren. Het gaat daarbij om interventies buiten het grondgebied van de NAVO-landen. Formeel gezien is de NAVO een defensieve organisatie die enkel het eigen grondgebied verdedigt. Ook wil de NAVO-top ingaan op de rol van kernwapens, ook in ons land bevinden zich kernwapens.

    De NAVO stelt zichzelf voor als een organisatie die “de democratische idealen ondersteunt met spierkracht.” De werkelijke rol van de NAVO zien we bij de rampzalige militaire interventies in Afghanistan of in Libië. Daar zorgden de interventies voor chaos en burgeroorlog. Waar haalt de NAVO het recht om zich op te stellen als zogenaamde “verdediger van de wereldvrede” waarbij iedere interventie ons een stap verder van vrede brengt?

    Na meer dan 10 jaar oorlog in Afghanistan is dat land herleid tot een puinhoop. Er is geen uitzicht op het einde van de burgeroorlog. In plaats van vrede en democratie te brengen in Afghanistan, kende de oorlog uitbreiding naar buurland Pakistan. In Libië is Khadaffi niet vervangen door een democratisch regime, maar blijft de situatie bijzonder onstabiel. Begin maart riep het oosten van het land de onafhankelijkheid uit. Het feit dat troepen van Khadaffi naar buurland Mali vluchtten, versterkte daar de spanningen tussen het noorden en het zuiden. Eind maart volgde een staatsgreep in Mali. En nu willen sommigen in de NAVO ook in Syrië tussen komen…

    De NAVO is niet enkel problematisch voor het buitenland. Meer dan 20 jaar na het einde van de Koude Oorlog bevinden zich nog steeds kernwapens van de NAVO in ons land.

    Wij zijn van mening dat de NAVO moet worden afgeschaft. Dit is een instrument van het Westerse imperialisme dat gewapenderhand de belangen van de grote bedrijven en kapitalisten verdedigt. Tegenover de NAVO plaatsen wij de noodzaak van massastrijd en internationale solidariteit in de strijd tegen het kapitalistische systeem waarop het imperialisme geënt is.

  • Guy Verhofstadt, warlord van de NAVO

    Op 1 april vindt de internationale actie NATO Game Over plaats. Vredesactivisten, zowel in België als internationaal, zullen op veel plaatsen actie voeren tegen de NAVO-oorlogsmachine. Belgische activisten zullen opnieuw in de voorste gelederen staan omwille van de aanwezigheid van de NAVO-hoofdkwartier in Brussel. Behalve een betoging in Brussel, zullen vredesactivisten ook hun traditionele burgerinspecties uitvoeren op de vlieghaven van Kleine Brogel om te ageren tegen de aanwezigheid van kernwapens.

    Analyse door O.K. (Limburg)

    De NAVO is een militaire alliantie van westerse kapitalistische landen, de VS op kop, dat na WOII opgericht werden om de verspreiding van het communisme tegen te gaan. Het bestrijden van het “Rode Gevaar” had in feite weinig te maken met een militaire dreiging vanuit het Oostblok maar veel meer met het verdedigen van de invloedsferen en het veilig stellen van de ideologische en economische belangen.

    Na de instorting van de Soviet-Unie ging de NAVO op zoek naar een nieuwe vijand om haar bestaansreden te rechtvaardigen en het in stand houden van de enorme oorlogsmachine te verantwoorden. Onder de mom van strijd tegen terreur richtte men de pijlen op de islamitische wereld. De NAVO treedt ook op als een soort van onderaannemer voor de Verenigde Naties, bv. in Bosnië (1995), Servië (1999) Afghanistan (2001) en Libië (2011), wat zeer dubbelzinnig is. Resoluties van de VN-Veiligheidsraad worden aangegrepen om militaire campagnes op poten te zetten. In feite dient de NAVO net om de “praatbarak” VN te omzeilen als de belangen van het Westen in gevaar zijn. Dit is een by-pass van de essentiële doelstelling van de VN om conflicten vreedzaam op te lossen en een orgaan van inspraak te zijn voor alle naties. Trouwens, als een VN-mandaat ontbreekt, voert men evenzeer oorlog. Dan gebruiken de westerse landen niet de naam NAVO maar een ander titel, “the Coalition of the Willing” zoals in Irak in 2003.

    De NAVO in een veranderende wereld

    De komende jaren is te verwachten dat de NAVO meer en actiever zal optreden. In de jaren negentig, in een unipolaire wereldsituatie kwam de NAVO in een existentiële crisis. Echter, de situatie kantelt en we gaan naar een multipolaire wereld waarbij verschillende machtsblokken hun eigen belangen met hand en tand zullen verdedigen. Vanuit hun eigen standpunt lijkt de rol van de NAVO als gewapende arm van het westers kapitalisme in “ere” hersteld te zijn. Rusland is terug van weggeweest en deinsde er bv. niet voor terug te interveniëren in Georgië in 2008, en ook China is internationaal meer en meer actief, ondermeer in Afrika omwille van de grondstoffen. De aspiraties van andere landen om regionale grootmachten te zijn, bv. de tweestrijd Iran-Saoedi Arabië in het Midden-Oosten, zal ook zeker geen verlichting brengen. Naast de veranderende wereldsituatie, zal ook de fundamentele crisis van het kapitalisme bron van conflicten zijn. De economische crisis zal leiden tot meer handels- en monetaire conflicten en protectionisme. Dit vormt een voedingsbodem voor militaire conflicten. Laten we niet vergeten dat de twee grootste oorlogen uit de menselijke geschiedenis net veroorzaakt werden door dieper wordende kapitalistische tegenstellingen in Europa, en niet door een vermeende tegenstelling tussen ideologieën of een ‘clash of civilizations’. Verder mogen we de gevolgen van een klimaatverandering, die hele regio’s in armoede kan stoppen en potentieel miljoenen mensen op drift brengen, zeker niet onderschatten.

    De NAVO interventie Libië

    De voorbije jaar stonden de massa’s in Noord-Afrika en het Midden-Oosten op en begaven zich op het politieke toneel. Hun meer dan legitieme eisen voor meer democratie en sociale vooruitgang is ook een bron van conflicten geweest. Hoewel we absoluut geen afbreuk willen doen op hun recht op zelfverdediging tegenover de repressieve regimes, zijn er ontwikkelingen geweest die de revolutionaire geest verstomden. De dynamiek en de verdere verspreiding van de ‘Arabische Lente’ kende een knikpunt toen de NAVO intervenieerde in Libië. De massale opstand van het Libische volk is zeker een lente maar ontaardde snel in een burgeroorlog. De gewone mensen, man en vrouw, jong en oud, die de straten ingepalmd hadden, moesten deze weer prijsgeven aan gewapende milities. Sommige van die milities zijn zeker ad hoc ontstaan uit de noodzaak om bv. de wijken en dorpen te beschermen tegen de regeringstroepen maar velen waren milities gebonden aan tribale groepen en stamoudsten die enige autonomie genoten en die nu hun kans schoon zagen. De militaire interventie van het Westen, Frankrijk en Groot Brittannië op kop, heeft zeker niet bijgedragen aan een vreedzame oplossing. Integendeel zelfs, deze inmenging werd door de Libische regime aangewend om de legitieme eisen van het volk te discrediteren en met nog meer geweld te reageren. Het resultaat is nu dat een echte regering onbestaande is en dat gewapende milities heersen over de straten. Schendingen van de mensenrechten zijn er nu schering en inslag. Dat weerhoudt de westerse kapitalisten er natuurlijk niet van om de economische relaties aan te halen. Westerse bedrijven hebben vooral hun oog laten vallen op de olievelden. Weer eens blijkt de humanitaire hulp slechts een façade te zijn. Er was al een aantal jaren een dooi in de relaties tussen Libië en Europese landen, en de westerse bedrijven stonden op het punt te investeren in Libië. De opstand was een welkome gelegenheid voor de Europese landen om de onberekenbare Khadaffi aan de kant te schuiven en verder in zee te gaan met een meer controleerbare regime. Dat verklaart de inhaligheid van Frankrijk en Groot Brittannië om direct militair op te treden. Zelfs naar hun eigen maatstaven is deze NAV- operatie op een heel ondemocratische manier tot stand gekomen, zonder enig publiek debat.

    Zelfde scenario voor Syrië?

    De NAVO speelt in een nefaste rol in de Arabische Lente. Net zoals Khadaffi deed in Libië, gebruikt het Assad-regime in Syrië westerse dreigementen als een voorwendsel om de legitieme eisen van het volk te discrediteren en hen met geweld te bestrijden. In de zomer van 2011 kwamen gewapende groepen op het toneel die nu, heel misleidend, met het verzamelnaam Free Syrian Army (FSA) aangeduid worden. Dat is niet meer dan een verzameling van gewapende bendes die ongecoördineerd zijn en vaak bomaanslagen uitvoeren. De leiding ervan zit in een kamp, vlak over de grens in Turkije, maar heeft amper verbinding met de verschillende groepen te velde. Pogingen om de FSA om te vormen tot de gewapende arm van de belangrijkste oppositiegroep, de Syrian National Council (SNC) is ook op een mislukking uitgedraaid omdat er grote meningsverschillen bestaan tussen de verschillende fracties over hoe de revolutie verder moet. Bovendien wordt de SNC, dat door het Westen aanvaard wordt als een gesprekspartner en een soort van regering in ballingschap, verweten vanuit het buitenland ontstaan te zijn, en weinig binding te hebben met de werkelijke actoren en het volk in Syrië. Het tweede oppositieblok, de National Coordination Committee for Democratic Change (NCCDC), dat wel in Syrië zit, wel ingebed is in het volk en vooral bestaat uit een alliantie van linkse groepen en seculiere Arabische en Koerdische nationalisten, is in zijn geheel tegen een westerse interventie naar Libisch model. Zij willen ook dat het regime van Assad verdwijnt maar willen inzetten op een vreedzame oplossing.

    De Warlord Guy Verhofstadt

    Terwijl de verschillende Syrische fracties zelf verdeeld zijn over het al dan niet laten escaleren van het conflict en waarbij al helemaal geen meerderheid voor bestaat om een westerse militaire interventie in te roepen, meent “onze” Guy Verhofstadt wel het conflict te laten militariseren en dit ten koste van duizenden onschuldige burgerslachtoffers. In de hoedanigheid van liberale fractieleider in het Europees parlement deed hij half februari de oproep om de Syrische oppositie te bewapenen. Een verdere escalatie van het conflict zou de weg kunnen vrijmaken voor een regelrechte NAVO interventie. Men kan zich de vraag stellen welke belangen de inhalige Verhofstadt dient terwijl de Syrische oppositie zelf de discussie nog niet uitgeklaard heeft. Anders dan bv. Tunesië, Egypte en Libië, is Syrië wel sterk verdeeld volgens etnische en religieuze lijnen. Een militaire escalatie kan het vuur aan de lont steken en zorgen voor sectair geweld en burgeroorlog.

    Echte vrede alleen door socialisme

    De kapitalistische heersende klasse deinst er niet voor terug om met geweld en oorlog haar belangen te verdedigen. Met de staat, die een monopolie heeft op geweld, hebben zij een zeer machtige instelling in hun handen. Socialisten moeten dat monopolie in vraag stellen en doorbreken door democratische controle te eisen over het leger. Maar dit alleen is niet voldoende.

    Een socialistische maatschappij zonder uitbuiting en met sociale en economische gelijkheid is de beste garantie op vrede. Daarom moeten de anti-oorlogseisen steevast gekoppeld worden aan de eisen voor een sociale en democratisch beheerde maatschappij. Echte democratische inspraak van het volk zal een stokje in de wielen van oorlogsstokers zoals Verhofstadt steken. Zo’n democratie kan ook beslissen om de economie en de middelen ten dienste te stellen aan de meerderheid van de bevolking om zo tegemoet te komen aan hun noden, en niet aan oorlog en uitbuiting.

  • Internationale spanningen nemen toe naarmate wereldeconomie dieper wegzakt

    Van 17 tot en met 22 januari was er een bijeenkomst van het Internationaal Uitvoerend Bureau van het CWI. Deze bijeenkomst bracht ruim 85 afgevaardigden uit 33 landen bijeen voor een week vol discussie over de wereldwijde politieke situatie en de opbouw van onze internationale socialistische organisatie.

    Verslag door Kevin Parslow

    Het voorbije jaar werd gekenmerkt door revoluties en massale bewegingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, de eurocrisis, het verzet van de Europese arbeidersklasse tegen de besparingen en de ontwikkeling van de Occupybeweging. Op de internationale bijeenkomst werd gestart met een discussie over wereldperspectieven, ingeleid door Peter Taaffe en afgerond door Lynn Walsh van het Internationaal Secretariaat van het CWI.

    De Internationale Arbeidsorganisatie verwacht in minstens een derde van de landen “sociale onrust” in de loop van 2012. Dit is een uitdrukking van de omvang van het verzet tegenover de gevolgen van de wereldwijde economische crisis. Nog vlak voor de internationale bijeenkomst was er al een belangrijke stakingsbeweging dit jaar. De stakingsweek in Nigeria was de grootste in dat land sinds lange tijd. Het protest was gericht tegen de afschaffing van de subsidies voor brandstof en de bijhorende scherpe prijsstijgingen. Er was ook een verscherping van de politieke onstabiliteit in Pakistan.

    Begin 2011 hoopten de kapitalisten wereldwijd dat het ergste van de economische crisis, na de financiële problemen van 2008-09, voorbij was. Er was een bescheiden hoop op groei na de neergang. In plaats daarvan ontwikkelde een schuldencrisis in Europa. Er waren reddingoperaties nodig in Griekenland en andere landen, maar de gevolgen waren wereldwijd voelbaar. De hoop op groei stuikte in elkaar. De crisis en de besparingen en afdankingen die werden opgelegd door de EU en het IMF.

    De besparingsoperaties hebben de wereldwijde neergang nog versneld. Ze knabbelden aan de al bijzonder lage groeicijfers en er kwamen recessies. Het enige wat de kapitalisten, volgens Gillian Tett van de Financial Times, nog konden doen was “de pijn beheersen”. Dezelfde krant bracht een reeks artikels onder de titel “Kapitalisme in crisis” waarin wordt ingegaan op de problemen van de zakenwereld op internationaal vlak, de mogelijke opties voor de kapitalisten en het verzet waarop ze botsen.

    De huidige economische neergang duurt langer dan in de jaren 1930, ook al is de diepte van de neergang en de omvang van de vernietiging van economische middelen nog niet zo groot. De grote bedrijven zitten op een grote stapel geld, maar ze weigeren dit in productie te investeren omdat het onvoldoende oplevert. Het gebrek aan reële groei in de VS en de blijvende hoge werkloosheidscijfers hebben politieke gevolgen, dit kan zelfs de kansen van Obama op een nieuwe termijn na de presidentsverkiezingen van november in gevaar brengen.

    Tijdens de discussie legde een kameraad uit dat sommige kapitalisten suggereren dat de ontwikkelde kapitalistische landen allen een periode van ‘Japanisering’ ondergaan, een lange periode van stagnatie met een erg beperkte of zelfs geen groei. De overheidsschuld in Japan is fors toegenomen tot 200% van het bbp en er werd geen oplossing gevonden voor de economische problemen. Japan kende nog geen grote sociale strijd, maar dit kan nog komen. Zeker indien de economie onder druk van de groeiende Chinese groei verder in een recessie wordt geduwd en er meer besparingen komen op de publieke uitgaven. Dat kan ertoe leiden dat ook Japan dezelfde scenario’s van onstabiliteit en protest zal kennen als de VS en Europa.

    China

    China ervoer gevolgen van de crisis in Europa met een dalende vraag in enkele belangrijke exportlanden. De economische vooruitzichten voor de groeicijfers moesten al naar beneden worden herzien. Dit werd versterkt door de mogelijkheid van het barsten van de zeepbel in de vastgoedmarkt. Er ging een ‘alarm’ af onder de kapitalistische commentatoren als het over de sociale gevolgen van een economische neergang in China ging. In de discussie beschreven de kameraden een aantal van de sociale en syndicale protestbewegingen in China. Zo werd ingegaan op enkele belangrijke stakingsacties en de beweging in het dorp Wukan eind vorig jaar tegen de gedwongen verkoop van grond door de lokale autoriteiten.

    In 2011 is het protest wereldwijd verspreid. De kapitalisten zijn bang van revoltes en massale bewegingen van jongeren en arbeiders. De revoluties en opstanden in het Midden-Oosten werden gevolgd door de wereldwijde Occupybeweging (in de VS voorafgegaan door het ontwaken van de arbeidersklasse in de beweging in Wisconsin). De Occupybeweging brengt een generatie jongeren in actie en op het politieke terrein in verzet tegen de gevolgen van het kapitalisme. In de VS hebben een aantal van deze bezettingsacties duidelijk een oriëntatie op de arbeidersbeweging aangenomen.

    In de afronding stelde Lynn Walsh dat een meerderheid van de Amerikaanse bevolking de Occupybeweging steunt, 59% van de Afro-Amerikanen en 49% van de jongeren staan bovendien positief tegenover socialisme. Algemeen gesteld zien we wel dat de Occupybewegingen geen duidelijke ideeën naar voor schuiven over hoe we het kapitalisme kunnen afschaffen. In plaats daarvan beperken ze zich tot maatregelen om het kapitalisme “beter te laten werken”.

    Het CWI neemt deel aan de Occupybeweging en verdedigt daarin haar programma om de samenleving te veranderen ten voordele van de 99% in plaats van de 1%, zoals dit onder het kapitalisme het geval is.

    Europese crisis

    Europa was het centrum van de wereldwijde economische crisis in 2011. We zullen later terugkomen op de discussie over Europa op het Internationaal Uitvoerend Bureau. De dreiging van bankroet en de mogelijkheid om landen uit de Eurozone te zetten, blijft in een aantal landen bestaan. De noodtop van de EU eind 2011 legde enkel regels vast om een toekomstige crisis te vermijden, er werd niets beslist over hoe de huidige problemen zullen aangepakt worden. De aanvankelijke euforie na het akkoord maakte al snel plaats voor twijfel en onzekerheid. Lynn Walsh stelde dat de Eurozone als een brandend huis is waarbij de eigenaars maar niet kunnen beslissen of ze er de brandweer zullen op afsturen en wanneer ze dat zullen doen, maar tegelijk vragen ze wel aan architecten om een nieuw huis te bouwen.

    De Europese kapitalisten, onder leiding van Duitsland, verwerpen het idee van Europese obligaties om de reddingsoperaties te financieren. In de discussie waren er enkele kameraden die de mogelijkheid van Europese obligaties naar voor brachten in de komende periode. De laatste poging tot Europees akkoord, een “Stabiliteitspact op steroïden”, zou een economisch stimulusplan in de toekomst uitsluiten. Maar als de Europese economieën een recessie kennen, kan dit leiden tot tijdelijke maatregelen met meer uitgaven om een recessie te vermijden en een verdere radicalisering en zelfs revolutie te vermijden.

    De EU heeft ‘technocratische’ regeringen opgelegd in Italië en Griekenland. Het besparingsbeleid wordt van bovenaf opgelegd. Het toenemende gebruik van antidemocratische methoden door de heersende klasse versterkt de woede onder de arbeiders en jongeren. Deze regeringen en hun maatregelen zullen op steeds meer verzet botsen in de komende periode.

    De Eurozone staat in de eerste helft van 2012 voor enkele belangrijke aflossingsverplichtingen. Dat zal een test zijn voor de reddingsoperaties en het beleid van de EU op zich. Een aantal landen zouden wel eens kunnen kraken. Het feit dat Frankrijk zijn AAA-status verliest, benadrukt nogmaals de diepte van de crisis.

    De Duitse kapitalisten waren de belangrijkste winnaars van de invoering van de euro. Dat zorgde er immers voor dat ze grote winsten konden maken op basis van in Duitsland geproduceerde goederen. Nu wordt de Duitse positie aangegrepen om overal in Europa een besparingsbeleid op te leggen aan de economische ‘zondaars’ in de Eurozone. De politieke vertegenwoordigers stellen dat Europa “meer Duits” aan het worden is. Onder leiding van kanselier Merkel besliste Duitsland hoeveel besparingen moesten worden doorgevoerd in de landen die financiële hulp nodig hadden. Het feit dat van buitenaf zware besparingen werden opgelegd, versterkt natuurlijk het ongenoegen. Peter Taaffe benadrukte dat de arbeidersklasse de enige kracht is die deze dictaten kan beantwoorden. Het akkoord van een centraal besliste deflatoire politiek versterkt overigens de nationale kwestie in regio’s als Schotland en Catalonië.

    Massale werkloosheid

    In Europa werden jongeren al hard geraakt door het besparingsbeleid. Het fenomeen van massale emigratie duikt opnieuw op naarmate wanhoop en een gebrek aan mogelijkheden toeslaan. Een aantal jongeren uit Europese landen zoals Portugal trekken zelfs naar voormalige kolonies, zoals Angola, op zoek naar werk.

    Maar de Europese arbeidersklasse komt terug op het toneel van massastrijd. Een reeks algemene stakingen in Griekenland, naast bewegingen in Portugal, Spanje en Italië of de staking van de openbare sector in Groot-Brittannië eind november toonden de strijdbaarheid van de arbeiders tegenover de aanvallen op hun levensstandaard. Jammer genoeg zijn de meeste vakbondsleiders niet in staat om een programma en methoden aan te bieden waarmee ze hun leden kunnen beschermen tegenover de harde besparingsprogramma’s.

    De diepe politieke crisis en de erg onpopulaire besparingsmaatregelen hebben in 2011 vijf Europese premiers ten val gebracht. Het pro-kapitalistische beleid van de voormalige sociaaldemocratie heeft geleid tot verkiezingsnederlagen in Spanje en Portugal. In heel wat landen is er een vacuüm ter linkerzijde. Een aantal linkse politieke krachten, zoals Syriza in Griekenland, hebben de verwachtingen van hun aanhangers niet ingelost en de leiding schoof naar rechts op. Het feit dat ze er niet in slagen om grote bewegingen op te zetten, betekent niet dat ze electoraal gedoemd zijn. Ze kunnen nog een aantal successen kennen op electoraal vlak. Maar dat sluit niet uit dat er nieuwe bewegingen en partijen zullen komen. Waar er een reëel links alternatief ontwikkelt, zullen we daar met het CWI aan deelnemen om te pleiten voor een socialistisch programma tegen de besparingen en voor een echte systeemverandering.

    Russisch protest

    De crisis treft ook Rusland en Oost-Europa. Het protest tegen de verkiezingsfraude in Rusland kwam als een schok voor de heersende klasse en haar belangrijkste politieke vertegenwoordigers, Poetin en Medvedev. De Financial Times titelde zelfs “Russische revolutie mogelijk”.

    Recent volgde ook een belangrijke protestbeweging in Roemenië. In Hongarije zien we het gevaar van extreemrechts. De rechtse regering heeft een hard besparingsbeleid gevoerd en dit leidt tot een groeiende steun voor Jobbik, een neofascistische partij. Het invoeren van een nieuwe grondwet met antidemocratische maatregelen leidde anderzijds ook tot massaprotest in de straten van Boedapest.

    De schitterende revoluties en bewegingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika in 2011 zullen verder aan bod komen in een verslag van de discussie die we daarover hadden op de internationale bijeenkomst. Hier volstaat het om te zeggen dat de nieuwe regimes in Egypte en Tunesië niet bepaald stabiel zullen zijn. Er is in die landen het gevoel dat de revolutie nog niet vervolledigd is. De arbeiders en jongeren blijven strijden voor hun economische, sociale en politieke eisen. Dit zal leiden tot nieuwe conflicten. De revoluties hebben ook geen vrede in de regio gebracht. Er blijft de dreiging van een oorlog indien Israël of de VS acties ondernemen tegen de kerninstallaties in Iran. Enkele een succesvolle strijd van de jongeren en arbeiders, die de motor waren van de revoluties van vorig jaar, kan de horror van een vernietigende oorlog in de regio vermijden.

    Het Midden-Oosten is niet het enige probleemgebied voor het imperialisme. De VS heeft het afgelopen jaar haar troepen terug getrokken uit Irak, maar blijft intussen diep weg gezakt in het Afghaanse moeras zitten. De impasse in dat land bleek nogmaals toen de Taliban een kantoor mocht openen in Quatar om onderhandelingen met de VS te kunnen voeren en om elementen van de Taliban in de regering in Kaboel binnen te leiden.

    Azië

    Ook elders dreigen er conflicten, dat is onder meer mogelijk in Azië-Pacific. De Amerikaanse regering stelde een nieuw strategiedocument op waarbij de oriëntatie van haar buitenlandse beleid veel sterker op deze regio van de wereld wordt gericht. Dat wordt gedreven door de angst dat China haar economische macht zou aanwenden om de regio te domineren. China kan mogelijk de grootste economie ter wereld worden, maar de levensstandaard blijft ver onder dat van de VS. De mogelijkheid van een conflict kan worden doorkruist door de opkomst van massale bewegingen in China.

    In zijn afronding stelde Lynn dat 2011 aantoonde wat de mogelijkheden van massale bewegingen zijn en welke uitdagingen dit voor socialisten met zich mee brengt. Zoals Peter stelde, zijn er enorme mogelijkheden voor het CWI en haar leden om uit te leggen hoe we als marxisten een antwoord hebben op het kapitalisme in crisis. We moeten onze krachten versterken om zo de strijd tegen het kapitalisme te versterken en te gaan naar een echte socialistische verandering.

  • 2011. Het jaar dat de spoken van de crisis en de verontwaardiging enkel maar groter werden

    De ontwikkeling van de wereldwijde economische crisis in 2011 werd goed samen gevat in een protestslogan: “Omwille van recente besparingen is het licht aan het einde van de tunnel uitgezet.” Wat sommigen voor het einde van de crisistunnel aanzagen, bleek slechts het begin van een nog diepere recessietunnel te zijn. Als we het kapitalistische systeem laten doen, dan gaat alles naar de vaantjes.

    Deel 2 van ons jaaroverzicht


    Economische rampspoed

    Het ging in 2011 niet goed met de wereldeconomie. De hoop dat de neergang van 2008-2009 werd gestopt door de beperkte heropleving vanaf 2010 wordt de kop ingedrukt. In 2011 werd duidelijk dat het besparingsbeleid niet werkt. Stilaan raken alle remedies uitgeput en geen enkele biedt een antwoord op de crisis van het kapitalisme.

    De banken maakten nochtans opnieuw winsten, de bonussen voor topmanagers bereikten nieuwe records. Intussen wordt geprobeerd om de gewone werkenden voor de crisis te laten betalen, wat aanleiding geeft tot een nieuwe economische neergang. De kloof tussen rijk en arm is nog nooit zo groot geweest. In een wanhopige poging om de meerderheid van de bevolking ervan te overtuigen dat zij de crisis moeten betalen, deden enkele superrijken een ‘geste’ met het voorstel om zelf ook wat bij te dragen…

    Het stimulusbeleid van Obama in de VS bereikte haar limieten. De belastingsverlagingen uit 2010 werden volledig teniet gedaan door de stijgende prijzen voor olie en de oplopende huurprijzen. Het uiteenspatten van de zeepbel op de vastgoedmarkt heeft ook de gezinnen hard geraakt. Er is een depressie in de bouwsector en in de particuliere uitgaven van de gezinnen. Amerikaanse bedrijven verminderen hun productie en dat leidt tot nieuwe ontslagen. Er zijn meer dan 24 miljoen Amerikanen ofwel werkloos ofwel ondermaats tewerkgesteld. Het aantal mensen dat voedselbonnen nodig heeft, is met 50% toegenomen tussen 2008 en 2011. Dit betekent dat inmiddels 45 miljoen mensen – bijna één op zeven – dergelijke hulp nodig heeft om te overleven. De illusie dat China de wereldwijde economische neergang zou kunnen keren, wordt stilaan doorprikt. Met economische problemen in Europa, de VS, Japan en geleidelijk aan ook in de zogenaamde ‘opkomende’ economieën ziet het er niet goed uit voor het wereldkapitalisme.

    De bekende econoom Nouriel Roubini moest in een interview toegeven dat Marx gelijk had: het kapitalisme leidt tot een overproductiecrisis. Dit standpunt werd ook gevolgd door een econoom van UBS die onder meer stelde: “De geest van Marx (…) is uit het graf opgestaan midden een financiële crisis en bijhorende economische slump. De sluwe analyse van het kapitalisme door de filosoof had heel wat gebreken, maar de huidige wereldeconomie vertoont akelig veel gelijkenissen met de omstandigheden die hij voorzag”. Daarbij verwijst de auteur naar de wijze waarop het kapitalisme aan de ene kant een accumulatie van rijkdom bij een kleine minderheid kent, terwijl er anderzijds een “accumulatie van miserie” voor de meerderheid is. Hij wijst erop dat de Amerikaanse ongelijkheid op het hoogste niveau sinds de jaren 1920 staat, “voor 2008 werd de inkomensongelijkheid verborgen door factoren zoals gemakkelijk krediet, waardoor arme gezinnen een hogere levensstijl konden aannemen. Maar nu komen de problemen aan de oppervlakte”.

    Of zoals wij schreven: “De groeiende problemen van het kapitalisme, sinds vooral de jaren ’70, waren te vinden in een dalende tendens van de winstvoet in de basisindustrieën (door een snellere groei van investeringen in machines en ander “constant kapitaal” dan in arbeidskracht: deze loonarbeid is als “variabel kapitaal” de enige consistente basis voor de omzetting van waarde in meerwaarde, en dus winst). En hiermee samenhangend – deels omwille van het beperkt blijvende herstel van de winstmarges, sinds de jaren ’80, deels omwille van een besparingspolitiek die de markten ondermijnde – een tragere accumulatiegraad van kapitaal. (…) Voor de VS-economie volgde de accumulatie van kapitaal op vrij nauwkeurige wijze de verzwakking van de winstvoet (de winst per geïnvesteerde eenheid kapitaal) in de reële economie. Beiden liggen in belangrijke mate onder de winstvoeten en de gemiddelde accumulatiegraad tijdens de naoorlogse expansie van het kapitalisme. Dat wil zeggen: de motor van het kapitalisme is al sinds de jaren ’70 aan het sputteren, en sindsdien heeft men enkel geprobeerd om de onderliggende tegenstellingen toe te dekken met lapmiddelen die de crisis vandaag potentieel vele malen erger zullen maken.”

    Wij hadden het in 2011 over een nieuwe fase in de grote recessie. “De wereldeconomie lijkt op weg naar een “dubbele dip”-recessie of beter gezegd een voortzetting van de ‘grote recessie’ van 2008-09 na een zwak ‘herstel’ in 2010. De ontwikkelde kapitalistische landen worden hard getroffen, maar ook de rijzende sterren van de semi-ontwikkelde reuzen China, India en Brazilië (de zogenaamde ‘opkomende markten’) beginnen hun glans te verliezen. Tot voor kort beschouwden vele commentatoren de tekenen van vertraging in het tweede kwartaal van 2011 als een klein dipje. Maar dit beeld veranderde dramatisch met de onrust op de internationale beurzen in de eerste weken van augustus.” We voegden er aan toe dat het kapitalisme krachtige sociale explosies staat te wachten.

    Eurozone: van euforie tot recessie

    Het begin van het eerste decennium van de 21ste eeuw werd gekenmerkt door een nooit geziene euforie in het Europese project. Met enige vertraging werd op 1 januari 2002 de euro als fysieke munt ingevoerd. Nog geen tien jaar later worden steeds meer vragen gesteld bij het overleven van de eurozone. Na de euforie volgde de recessie.

    De ontwikkeling van de eurozone heeft geen einde gemaakt aan de onderlinge tegenstellingen tussen de verschillende economieën die er deel van uitmaakten. Vandaag komen deze allemaal terug aan de oppervlakte en wordt openlijk gespeculeerd over het mogelijke einde van de Eurozone. De Amerikaanse econoom Krugman bevestigt: “Indien de eurozone wil overleven, zal dat moeten veranderen. De kans dat de huidige strategie – de crisis gewoon uitzweten werkt, is klein… Europa’s sterkste landen zullen een keuze moeten maken.”

    De pogingen om de schuldencrisis in de Eurozone te bestrijden met zware besparingsplannen en garanties, konden niet vermijden dat landen als Griekenland, Portugal, Italië en Ierland in het vizier van de speculanten bleven. Hierop ondernam de EU een poging om het besparingsbeleid te institutionaliseren met het zogenaamde ‘sixpack’.

    Deze zomer vroegen we Andros Payiatsos wie verantwoordelijk is voor de schuldencrisis in Griekenland: “De Griekse bevolking behoort samen met die van Portugal tot de armsten van de Eurozone terwijl soms erg lange werkdagen worden geklopt. Dat element wordt volledig over het hoofd gezien in de media. Voor het uitbreken van de crisis in 2008 was het minimumloon 670 euro per maand. Een op de vier werknemers heeft op zijn/haar pensioenleeftijd amper dat minimum. 65% van de gepensioneerden moet het met minder dan 600 euro per maand doen. Dat zijn armzalige lonen en pensioenen. De prijzen in Griekse supermarkten zijn vergelijkbaar met die in Londen of Brussel. (…) De crisis is het resultaat van hoe het kapitalistische systeem functioneert. Dat heeft niet enkel in Griekenland gevolgen, maar op wereldvlak. De crisis begon in de VS en trok doorheen Europa waarbij de banken werden geraakt. De Europese regeringen kwamen tussen om de banken van de ondergang te redden. De Griekse regering heeft 108 miljard euro aan bankgaranties besteed. Dat komt overeen met zowat 45% van het bbp van Griekenland. De Griekse bevolking wordt nu door de EU, de Europese Centrale Bank en het IMF – de ‘troika’ – gevraagd om voor de crisis van de bankiers en kapitalisten te betalen zodat die laatsten gewoon verder winst kunnen maken.”

    Ecologische rampspoed

    Alsof een economische ramp nog niet voldoende was, werd de wereld op 11 maart opgeschrikt door een nucleaire ramp. Na Tsjernobyl wordt ook Fukushima een plaatsnaam die algemeen gekend is. De kernramp maakt duidelijk dat we energie niet aan de winsthonger van de privé mogen overlaten, maar dat het ook voor onze veiligheid noodzakelijk is om de sector te nationaliseren.

    Alle instrumenten van de burgerij verliezen autoriteit

    De autoriteit van de gevestigde orde werd in 2011 verder ondermijnd, opvallend was dat dit onder meer gebeurde door documenten van die gevestigde orde bekend te maken. Dat was het belang van de onthullingen op Wikileaks. Maar ook de media lagen onder vuur, met onder meer het afluisterschandaal van de Britse roddelkrant ‘News of the World’ dat zelfs de deuren moesten sluiten. Ook de sport werd niet gespaard, met onder meer een schandaal bij de FIFA-leiding. Goed nieuws dus voor de gevestigde politici: ze krijgen in de rangschikking van minst populaire instantie concurrentie van de banken, het gerecht, de media, de sportindustrie,…

    Indien het ongenoegen niet actief wordt georganiseerd, kan dit leiden tot uitbarstingen van geweld en rellen. Afgelopen zomer stonden de Britse steden in lichterlaaie. Het geweld in Noorwegen vormde bovendien een waarschuwing dat extreemrechts en racisme nog steeds een gevaar vormen.

    Verzet en onstabiliteit

    Het besparingsbeleid werd niet zomaar aanvaard. Overal in Europa was er protest. In Griekenland waren er tal van algemene stakingen. Op 19 maart waren er in Portugal 100.000 betogers. In Spanje namen de jongeren het voortouw met een prachtige beweging van pleinbezettingen. Het leidde tot een nieuw begrip dat internationaal bekend raakte: de indignado’s (of verontwaardigden) kwamen op straat. Het gaat om jongeren die niet aanvaarden dat ze een verloren generatie vormen. Ze lagen mee aan de basis van een internationale actiedag op 15 oktober. In Groot-Brittannië was er op 30 november een geslaagde staking van de openbare diensten, de grootste Britse staking sinds 1926.

    Dit verzet tegen de besparingen toont het potentieel van georganiseerde woede. Maar het toont ook de noodzaak van een eigen politiek instrument voor de arbeidersbeweging, een nieuwe arbeiderspartij. De autoriteit van de traditionele partijen is sterk ondermijnd, wat leidt tot grote verschuivingen bij verkiezingen. Partijen raken verkozen uit afkeer tegenover de vorige regeringspartijen, niet omdat er veel enthousiasme voor deze andere gevestigde partijen is. Dit verklaart waarom in Portugal en Spanje de rechterzijde aan de macht kwam. De afkeer tegenover de gevestigde partijen en het ondermijnen van hun autoriteit, maakt dat het establishment soms een stap verder moet gaan en het beleid van hogerhand opleggen, desnoods met technocratische regeringen zoals in Griekenland en Italië. Om het verzet tegen het besparingsbeleid tot een overwinning te brengen, moet de arbeidersbeweging een eigen politieke stem opbouwen.

    Het verzet tegen de gevestigde partijen biedt mogelijkheden voor radicale alternatieven. Dat bleek onder meer uit het uitstekende resultaat van de radicale linkerzijde in Ierland, waar de United Left Alliance in februari vijf verkozenen behaalde, waaronder twee leden van de Socialist Party. In het Europees Parlement werd Joe Higgins opgevolgd door Paul Murphy die in 2011 onder meer een week in een Israëlische gevangenis doorbracht wegens protest tegen de blokkade van de Gazastrook, zich de woede van de dictatuur in Kazachstan op de hals haalde en geen visum krijgt om Sri Lanka te bezoeken. Het Ierse voorbeeld is belangrijk, het toont dat links kan scoren indien het consequent en met een socialistisch profiel naar voor komt. Andere nieuwe linkse formaties doorheen Europa slaagden er het afgelopen jaar niet in om van het falen van het kapitalisme te profiteren om een duidelijk alternatief aan te bieden.

  • 2011. Het jaar dat de verworpenen der aarde ontwaakten

    Het afgelopen jaar zal de geschiedenis ingaan als een keerpunt. Dit was het jaar dat revolutie opnieuw op de agenda kwam te staan. Er werd een einde gemaakt aan oude vormen van dictatoriale regimes. Eenduidigheid over alternatieven is er nog niet, maar de kracht van massabewegingen werd aangetoond. Dictators die nog in het zadel zitten, zijn bij deze gewaarschuwd voor wat in 2012 kan gebeuren.

    Deel 1 van ons jaaroverzicht


    Van wanhoop tot massaal verzet

    Het begon eind 2010 met lokaal protest in Tunesië. Een straatverkoper in het stadje Sidi Bouzid stak zichzelf in brand uit protest tegen de uitzichtloosheid en de aanhoudende repressie. De wanhoopsdaad van Mohamed Bou’azizi, die op 4 januari overleed, was een uitdrukking van een druppel die een overvolle emmer ongenoegen deed overlopen. De massa’s verloren hun angst om in verzet te gaan, ze wisten dat ze niets te verliezen hadden behalve de ketenen van hun onderdrukking.

    Het Tunesische regime werd jarenlang geprezen als een van de meest stabiele in de regio en een uitstekend land voor kapitalistische investeerders. Het massale protest leidde tot wat onmogelijk werd geacht: Ben Ali moest vluchten. Die dictator probeerde eerst met toegevingen en vervolgens met een nieuwe golf van repressie het verzet de kop in te drukken, maar niets mocht baten. De massa’s waren hun angst om in verzet te gaan verloren, arbeiders legden het volledige raderwerk stil met hun stakingsacties. De betogers eisten democratische rechten en een regering die hen echt vertegenwoordigt. Zoals wij meteen stelden, was het omverwerpen van Ben Ali slechts een eerste stap in de revolutie en moest verder worden gegaan.

    De strijd in Tunesië kreeg al gauw een verlengstuk in de hele regio. Er werd gestart met acties in onder meer Algerije en Egypte, maar in de loop van het jaar bleef quasi geen enkel land in Noord-Afrika en het Midden-Oosten onaangetast, overal werd geprotesteerd. Een Egyptenaar twitterde: “Iedere Arabische leider kijkt angstig uit naar Tunesië, terwijl iedere Arabische burger hoopvol en solidair naar het land kijkt”.

    Eind januari, minder dan een maand na het uitbreken van de massale beweging in Tunesië, nam het verzet in Egypte opstandige proporties aan. We schreven daarover: “De gebeurtenissen ontwikkelen met een duizelingwekkende snelheid. Dat komt omdat de massa’s op het politieke terrein komen. De komende uren en dagen zullen cruciaal zijn en het is mogelijk dat Moebarak moet verdwijnen.” Er kwamen betogingen met meer dan een miljoen deelnemers die allen vastberaden waren: ‘we blijven tot Moebarak weg is’. Deze beweging kwam niet uit de lucht vallen, de afgelopen jaren waren er belangrijke aanzetten van massaprotest.

    Ook het regime van Moebarak deed er alles aan om het verzet de kop in te drukken, daarbij werd niet geaarzeld om geweld te gebruiken. Het mocht niet baten, de arbeiders legden het werk neer en Moebarak moest aftreden. Het massale protest op het Tahrirplein en de breed gedragen stakingsbeweging zorgden ervoor dat nog een dictator moest buigen.

    De revoluties in Tunesië en Egypte waren vooral een spontaan gegeven met indrukwekkende voorbeelden van zelforganisatie. Wij stelden: “De afgelopen periode werd gekenmerkt door de eerste elementen van een situatie van dubbelmacht waarbij de wijkcomités en bedrijfscomités een tegenmacht vormden en de macht van het regime betwistten. Er is nu een reëel gevaar dat de Tunesische revolutie aan de massa’s wordt ontnomen en dat met de medeplichtigheid van de internationale instellingen.”

    De beweging kende ook navolging in Jemen, Bahrein, Jordanië, de Palestijnse gebieden, Syrië, Libië en zelfs in Israël. Het werd een heuse regionale opstand. Tot in China werd revolutiebesmetting gevreesd. Wij schreven dat het nodig was om niet enkel de dictaturen omver te werpen, maar het volledige kapitalistische systeem. We waarschuwden: “Het omverwerpen van de dictaturen is maar een eerste stap. Het afdwingen van democratische rechten zou een belangrijke stap vooruit zijn. Maar overblijfselen van de oude regimes blijven intussen overeind, in het bijzonder in het vroegere staatsapparaat. Dat blijkt uit de blijvende invloed en de repressie van politie en leger in Egypte en Tunesië.” Dit was nog maar het begin van het revolutionaire proces.

    Imperialisme wringt zich terug op het voorplan

    De bewegingen in Tunesië en Egypte kwamen voor de imperialisten en hun commentatoren als een verrassing. Het leidde tot het verdwijnen van bondgenoten en dit nog voor er nieuwe bondgenoten werden gecreëerd om de touwtjes over te nemen. Een belangrijke zwakte in de bewegingen was de afwezigheid van een revolutionaire leiding die de beweging richting kan geven om tot socialistische verandering te komen zodat de sociale eisen en de democratische bekommernissen zouden worden gerealiseerd. Die afwezigheid is een complicatie voor de revoluties, bijna een jaar na het uitbreken van het protest is het nog steeds niet tot een volledige breuk met de oude regimes gekomen. Anderzijds is er geen terugkeer naar zoals het vroeger was. De massa’s hadden hun angst verloren en dat blijft een stempel drukken op een situatie die explosief blijft.

    In Libië zag het imperialisme een kans om zelf een actieve rol te spelen in het proces van revolutionaire bewegingen. Het gebrek aan een sterke arbeidersbeweging maakte dit mee mogelijk. Er werd een no fly zone afgekondigd en het imperialisme kwam militair tussen om een volgzamer regime in het zadel te hijsen. Wij stelden: “Het gaat enkel om puur economische en politieke berekeningen die aan de basis liggen van de beslissing van de imperialistische machten.” Wij verwierpen de imperialistische tussenkomst en stelden dat de revolutie het werk moet zijn van de arbeiders en arme massa’s zelf. Ons verzet tegen de imperialistische interventie, betekende uiteraard niet dat we ook maar enige steun zouden geven aan dictator Khadaffi. Het imperialisme kwam tussen om hun voormalige bondgenoot Khadaffi aan de kant te schuiven en te vervangen door een meer betrouwbare bondgenoot.

    Wereldwijde impact

    2011 is niet enkel het jaar dat revolutie terug op de agenda werd geplaatst. Het is ook het jaar dat het internationale karakter van verzet en revolutie op een fantastische wijze tot uiting kwam. Er waren in het verleden natuurlijk al eerdere voorbeelden, ook in het recente verleden met onder meer de anti-oorlogsbeweging en het verzet tegen de neoliberale globalisering. Maar in 2011 werd het vanzelfsprekend dat protest in het Midden-Oosten verzet elders stimuleerde en inspireerde.

    Ook de Verenigde Staten kenden een beweging van massaal protest tegen het besparingsbeleid. Op het begin van het jaar werd al een aanzet gegeven door tienduizenden betogers in Wisconsin tegen de besparingsplannen van ‘Hosni’ Walker, de conservatieve gouverneur die door de actievoerders naar Hosni Moebarak werd genoemd.

    Het protest in de VS kende in 2011 een sterke opleving met bezettingsacties onder de noemer ‘Occupy’. Het idee kwam van de bezetting van onder meer het Tahrirplein in Egypte. Deze beweging waaide onder meer via de Zuid-Europese verontwaardigden, indignado’s, ook over naar de rest van de wereld met onder meer een internationale actiedag op 15 oktober. Het verzet tegen het besparingsbeleid was uiteraard opvallend aanwezig in het zuiden van Europa met stakingen in Griekenland, acties in Spanje en Portugal,… maar ook elders in Europa was er massaal ongenoegen met grote betogingen en stakingsacties in onder meer Groot-Brittannië.

    Wat brengt 2012?

    In Egypte en Tunesië moet nog steeds een volledige breuk met het oude regime van onderdrukking en uitbuiting gemaakt worden. Het zal er op aankomen om de arbeidersbeweging en de armen politiek te organiseren in een brede nieuwe partij en dit rond een programma van socialistische verandering. Iedere poging om tot democratie en sociale vooruitgang te komen zonder te breken met het kapitalisme, is gedoemd om te mislukken. Een revolutionair proces verloopt niet rechtlijnig, maar kent hoogtepunten en vertragingen. Als geen stappen vooruit worden gezet, dan is er ruimte voor nieuwe complicerende factoren. Dat zagen we bij de verkiezingen in beide landen waarbij islamisten, die geen centrale rol speelden in de revolutie, het initiatief in handen namen. Het afgelopen jaar kwam Osama Bin Laden om het leven, maar de strategie van terrorisme om tot verandering te komen, werd eerder al verworpen. De massabewegingen toonden aan hoe dictators wel kunnen bestreden worden. Het protest zal nu niet zomaar terug verdwijnen, de geest is uit de fles en geraakt er niet zomaar terug in. Na een opstandig 2011 moet werk worden gemaakt van een revolutionair 2012 waarin niet alleen dictators het toneel moeten verlaten maar ook het systeem dat deze dictators creëerde.

    De impact van de revoluties in Tunesië en Egypte en de bewegingen in de rest van de regio van het Midden-Oosten en Noord-Afrika zal ook in 2012 aanwezig blijven. Mogelijk zal 2011 slechts de geschiedenis ingaan als het startpunt van een revolutionaire golf. Op het einde van 2011 zagen we ook massaal protest tegen de ‘democratische’ dictatuur van Poetin in Rusland. Er zijn nog andere dictators die voor hun toekomst mogen vrezen. Laat ons hopen dat enkele extreme gevallen zoals Nazarabajev in Kazachstan of Rajapakse in Sri Lanka de volgende doelwitten zullen zijn. Maar ook dichter bij huis zal de reële impact van de revolutionaire golf zich concreter beginnen laten voelen. In Europa wordt de burgerij stilaan wanhopig, iedere poging om de crisis binnen te perken te houden, mislukt. Het besparingsbeleid maakt slachtoffers en het ongenoegen groeit. Ook hier bestaat het antwoord van de elite op het ongenoegen uit het afbouwen van democratische rechten. De revolutionaire golf van 2011 heeft haar eerste stappen in Europa al gezet, na die eerste stapjes zou het wel eens sneller kunnen lopen dan doorgaans wordt gedacht.


    Meest gelezen op marxisme.be

    Diepgaande analyses en theoretische stukken vind je terug op de website marxisme.be. Hieronder een overzicht van de 15 meest gelezen artikels van 2011 op deze site.

    1. Wereldcongres van het CWI. Opbouw van onze organisatie
    2. Een terugblik op de Suez-crisis van 1956
    3. Als een miljard Chinezen springen… Nieuw boek over ecologische ramp in China
    4. Recensie. “De eeuwige terugkeer van het fascisme”. Rob Riemen brengt enkel vaak weerkerende clichés
    5. Wereldcongres van het CWI. Fragiele groei en crisis in Latijns-Amerika
    6. Abram Leon: Hoe het jodendom de geschiedenis kon overleven
    7. Recensie. “Het grote ontwerp”. Stephen Hawking en Leonard Mlodinow over het universum
    8. Tunesië, Egypte,… Welke perspectieven en welk programma voor de massa’s?
    9. Egypte. Jarenlange arbeidersstrijd vormde de basis voor revolutie vandaag
    10. “We leven in een politieke wereld”. Bob Dylan en de communistische partij
    11. China tussen kapitalisme en planeconomie
    12. Massaal protest in het Midden-Oosten en Noord-Afrika: Hoe verder met de revolutie in Egypte?
    13. De dringende taken voor de Tunesische revolte
    14. Kapitalisme in crisis – Wereld in verandering
    15. Chinese regime bang van ‘Jasmijn-revolutie’
  • Time kiest demonstrant als persoon van het jaar

    "History often emerges only in retrospect. Events become significant only when looked back on" (Time). Wat begon met de wanhoopsdaad van een jongeman mondde uit in een regionale protestgolf dat regimes deed wankelen. Maar ook buiten het Midden-Oosten en Noord-Afrika zien we een echo van wat er zich aanvankelijk in Tunesië heeft afgespeeld.

    Artikel door Thomas

    Time Magazine verkoos de demonstrant tot persoon van het jaar. En terecht want hun redelijk willen stroomt over de aarde en die stroom rijst al meer en meer. Niet alleen de demonstrant uit het Midden-Oosten of Noord-Afrika, ook de demonstrant in Europa, de VSA of daarbuiten is persoon van het jaar. Het protest in Tunesië en Egypte kreeg navolging in Zuid-Europa waar jongeren ook pleinen bezetten. Het werden de Tahrirs van Europa, en hoewel deze acties lang niet hetzelfde effect hadden als hun Egyptische inspiratiebron lijkt er wel iets te zijn veranderd: de geest is uit de fles.

    Deze indignados kregen elders navolging, ook in Griekenland waar al langer mensen op straat komen tegen een besparingsgolf dat hun toekomst om zeep lijkt te helpen. Maar de golf is geen eenrichtingsverkeer. De demonstraties in Egypte en Tunesië werden een inspiratiebron voor het Amerikaanse Occupy Wall Street, een beweging die de Europese indignadobeweging nieuw leven wist in te blazen en op elf november ook in Tunesië navolging kreeg. Occupy werd in Tunesië de grootste protestactie sinds de zomer.

    Time schrijft: "Everywhere this year, people have complained about the failure of traditional leadership and the fecklessness of institutions. Politicians cannot look beyond the next election, and they refuse to make hard choices. That’s one reason we did not select an individual this year." Such an individual had er even goed kunnen staan, want deze uitbuiters zijn vandaag niet meer instaat op de oude manier nog te regeren. Sommige politici vallen, andere bereiden de transitie voor, andere nog zitten in diepe crisis.

    Nu in Libië Kadhaffi omver is geworpen (maar een hoop resten van het Kadhaffi-regime nog niet) en in Tunesië en Egypt de uitslagen van de verkiezing domineren, lijkt het protest te luwen. Maar het is vast een schijn. Lokaal is de onvrede nog groot en kunnen nieuwe uitbarstingen plaatsgrijpen. Internationaal gaan de demonstraties gewoon door. In Rusland bijvoorbeeld, maar misschien ook in Congo, tegen juist onbetrouwbare verkiezingen. In Brussel hebben we er een glimp van kunnen opvangen: de wijk Matonge.

    In België heeft de publieke opinie het niet zo hoog op met de demonstranten in eigen land. De rellen in Matonge worden op afkeuring onthaald. Er is soms onbegrip waarom die mensen uitgerekend hier op straat komen. Maar ook de vakbonden moesten het ontgelden. De betoging van 2 december kreeg de etiketten "onvolwassen", "onnodig", "ongepast" en "onredelijk" opgeplakt. De Belgische demonstrant is vandaag nog een onbeminde minderheid, maar hoeft het niet altijd te blijven. Politici slagen er altijd in de hele bevolking tegen zich in het harnas te jagen. Dus de Belgische demonstrant hoeft niet ongerust te zijn.

    Maar laten we vooral niet vergeten dat het voor demonstranten geen spelletje is. Het is geen linkse hobby of een uiting van verwaande jongeren, zoals sommige politici wel eens zouden durven beweren. Ongenoegen kan soms heel diep zitten omdat het heel reëel is. Griekenland bijvoorbeeld wordt zo goed als uitgeknepen. Maar kijk ook eens naar Egypte waar demonstranten vandaag nog altijd opgepakt en gemarteld kunnen worden. En vooral Syrië waar duizenden mensen het slachtoffer zijn van militaire repressie.

  • Kapitalisme in crisis. Waarom hun systeem faalt en hun remedies niet werken

    Na de illusie van het einde van de crisis, is deze weer volop terug. In dit dossier gaan we aan de hand van enkele vragen en antwoorden na wat de stand van zaken van de kapitalistische crisis is.

    Dossier door Eric Byl uit maandblad ‘De Linkse Socialist’


    Gaan we opnieuw naar een Grote Recessie?

    De economie vertraagt in ieder geval. De eurozone kende het derde kwartaal van 2011 een groei van slechts 0,2% ten opzichte van het tweede. Dat er nog groei was, kwam louter doordat Duitsland en Frankrijk licht herstelden van een extreem zwak tweede kwartaal. Volgens Eurostat nam de industriële productie in de eurozone in september af met -2%, in Duitsland zelfs met -2,9%. Voor het vierde kwartaal vreest Eurocommissaris Olli Rehn dat de eurozone met -0,1% krimpt en dat ook de volgende kwartalen zal blijven doen. Twee opeenvolgende kwartalen van negatieve groei is de officiële definitie voor recessie.

    Voor heel 2012 ziet Eurostat de eurozone wel nog groeien, met 0,5%. Dat is een forse neerwaartse herziening van het eerdere vooruitzicht van 1,8% groei voor de Eurozone. Die magere groei zal niet volstaan om een toename van de werkloosheid te vermijden, noch om terugbetaling van de openbare schulden te garanderen. Ook voor 2013 heeft Eurostat haar cijfers al naar beneden bijgesteld tot 1,3%. Als dat klopt, gaan we een lange periode tegemoet van trage groei, afgewisseld met periodes van recessie.

    Maar zelfs dit rampscenario kan doorkruist worden door regelrechte catastrofes. Laat ons niet vergeten dat de Amerikaanse economie, die nu een traag groeiritme kent van 1,5%, nog steeds gedreven wordt door schulden Voor iedere dollar die de overheid ontvangt, geeft ze er anderhalve uit. Vroeg of laat moet dat gesaneerd worden. Met de hakken over de sloot omzeilden Amerikaanse politici de patstelling over het schuldenplafond en overleefden ze de afwaardering door kredietbeoordelaar Standard & Poors, maar enkel door uitstel af te kopen. De Amerikaanse overheidsschuld heeft nu de kaap van 15.000 miljard dollar gerond en is in procent van het BBP nu hoger dan die van België.

    Japan, de derde economie van de wereld, zal dit jaar krimpen en ook de komende jaren in het beste geval tergend traag groeien. China kende in het derde kwartaal officieel een groei van 9,1%, het laagste in twee jaar. Maar velen, tot de vicepremier toe, erkennen dat de statistieken onbetrouwbaar zijn. De Chinese hoogleraar Larry Lang beweert dat hij met gezuiverde cijfers uitkomt op een krimp van -10%. (1) Hoe dan ook worden de bedrijfswinsten er aangetast door de afgenomen vraag uit Europa en de VS. Met een bevolking 16 keer zo talrijk, is de Chinese markt kleiner dan de Duitse. Men wil echter de lonen niet verhogen en geen sociale zekerheid invoeren, dat zou de winsten aantasten en de groei onderuit halen.

    We gaan niet noodzakelijk een nieuwe Grote Recessie tegemoet. Een ontwikkeling in slow motion, waarin trage groei wordt afgewisseld met periodes van recessie blijft mogelijk. Maar er zijn zoveel onzekerheden, zoals de positie van de dollar, overhitting van de Chinese vastgoedmarkt, het waarschijnlijke bankroet van landen van de eurozone, een nieuwe bankencrisis, een forse toename van de grondstoffenprijzen, een handelsoorlog,.. dat een herhaling van de Grote Recessie of zelfs een depressie, minstens net zo goed kan.


    Wat schort er aan de aanpak van de Europese Unie?

    De wereldcrisis heeft een nieuw stadium bereikt. Deze keer was de onmiddellijke aanleiding de versnellende uitbreiding van de staatsschuldencrisis in Europa. Institutionele beleggers – banken, holdings en allerlei “investerings”- en andere hefboomfondsen – dumpen massaal Europese overheidsobligaties. BNP Paribas bijvoorbeeld reduceerde tijdens het derde trimester van 2011 haar blootstelling aan de PIIGS landen van 28,9 naar 16,5 miljard euro. (2) Voor alle Belgische banken samen zou dat in diezelfde periode zijn afgebouwd van 75,3 naar 51,2 miljard euro.

    De resultaten liegen er niet om. Half november moest Griekenland al 33% interest betalen op staatsobligaties op 10 jaar. Portugal, Ierland en Hongarije zitten eveneens boven de 8% en Italië en Spanje flirten met 7%, het plafond waartegen schulden terugbetalen onhoudbaar wordt. Door de gokzucht van de financiële instellingen is ook de Belgische rente tot 5% gestegen. En daar stopt het niet. Op de Duitse na, worden alle Europese obligaties gedumpt, zelfs die van de beste leerlingen uit de klas, Nederland, Finland en Oostenrijk. Men vreest bovendien steeds meer voor een zeepbel op de Duitse obligatiemarkt die elk moment kan openspatten. (3)

    Men had het nochtans kunnen zien aankomen. De loeiharde besparingen die de trojka – het IMF, de ECB en de Europese Commissie – eist in ruil voor “hulp”, duwen de betrokken economieën in een diepe recessie. De besparingen ondermijnen de koopkracht en daarmee ook de overheidsinkomsten, waardoor het alleen maar moeilijker wordt om de schulden af te betalen. Pogingen om de balans te herstellen door dan ook maar de overheidsuitgaven te drukken, duwen nog meer mensen in werkloosheid en armoede.

    De berekening van de trojka, dat als die landen omgevormd worden tot lageloonlanden, de competitiviteit wel vanzelf herstelt, is niet alleen cynisch maar ronduit dom.

    Sommige landen besparen omdat ze in de greep zitten van de “financiële markten”, andere om eraan te ontkomen. Het resultaat is dat de economische groei helemaal stilvalt. Steeds meer economen uiten hun twijfels. Aan de Gentse universiteit is men het effect nagegaan van dertig jaar besparingsoperaties in meer dan twintig westerse landen. De studie besluit dat zware besparingen de staatsschuld in die landen meestal niet deed dalen en al helemaal niet als de economische groei stilvalt, een probleem waar de EU vandaag mee kampt. (4)


    Maar was de crisis niet voorbij?

    Dat beweerde men toch. Neem de financiële krant De Tijd, maar de berichtgeving in andere dagbladen was niet fundamenteel verschillend. Die kopte op 29 december van 2010: “Staat verdient volgend jaar 2 miljard aan banken”. Een goede week later, 8 januari 2011: “Wereldeconomie floreert in 2011” en in het edito werd nogmaals bevestigd: “De recessiebladzijde lijkt definitief omgeslagen”.

    Meer hadden de bankiers niet nodig om opnieuw kwistig met bonussen te strooien. Dehaene verklaarde doodleuk aan de Dexiacommissie dat hij zes maanden eerder, in april, bij de toekenning van de bonussen, een “inschattingsfout” heeft gemaakt en onvoldoende rekening hield met de maatschappelijke context. Die aprilmaand was er nogal een. De vijf grootste oliebedrijven ter wereld maakten toen een kwartaalwinst bekend van maar liefst 35 miljard dollar, een stijging met 42% vergeleken met hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Twee maand later maakte de Londense City bekend dat ze voor 16 miljard euro aan bonussen had uitbetaald, evenveel als een jaar eerder, 2 miljard meer dan twee jaar eerder en 58% meer dan 10 jaar tevoren.

    Nu eist Open VLD’er Van Quickenborne structurele hervormingen, beperking in de tijd van de werkloosheidsuitkering, afschaffing van de index en het brugpensioenstelsel. Maar toen in 2008 een beperking van de bonussen ter discussie stond, vond hij dat een zaak voor de aandeelhouders, waar de overheid zich niet mee te bemoeien had. Van Quickenbornes vindt men overal. Het mediaan inkomen van de Amerikaanse gezinnen daalde tussen juni 2009, het officiële einde van de recessie, en juni 2011, met -6,7%, na een eerdere daling met -3,2% tijdens de recessie, tussen december 2007 en juni 2009. (5)


    Wat zijn de onderliggende redenen?

    Deze keer zijn het de Europese staatsschulden, maar drie jaar geleden was het de Amerikaanse vastgoedmarkt die de Grote Recessie op gang trok. In 2001 had de overwaardering van de technologieaandelen de dotcomcrisis veroorzaakt. In 1997 leidde de massale ommekeer van de toestroom van kapitaal naar Zuidoost Azië en enkele andere groeilanden tot een reeks muntcrisissen. De Thaïse Baht, de Maleisische Ringgit, de Russische Roebel, de Mexicaanse Peso en de Braziliaanse Real gleden toen onderuit. In 2001 ging Argentinië bankroet. Spaargelden smolten als sneeuw voor de zon. Op 18 maanden tijd waren er acht algemene stakingen, de staat van beleg werd uitgeroepen en uiteindelijk moesten in twee weken tijd vijf presidenten aftreden. De peso devalueerde met 75%.

    Massale kapitaalstromen slingeren van het ene werelddeel naar het andere op zoek naar het hoogste rendement. Op hun doorrit kelderen ze nationale economieën, veroorzaken ze voedselrellen en revoluties, leiden ze tot aandeleninflatie en vastgoedzeepbellen en bedreigen ze de groei van de wereldeconomie door de stijging van de energieprijzen. Nieuwe technologieën hebben die slingerbeweging nog versterkt. De snelle verplaatsing van geldstromen en productie, mee mogelijk gemaakt door de ontwikkeling van wetenschap en technologie, is echter totaal tegengesteld aan de vereisten van de moderne economie.

    Die vergt steeds duurder wetenschappelijk onderzoek dat soms jarenlang kan aanslepen om een product op punt te stellen. Zodra dat gebeurd is, kan men er vandaag echter op enkele jaren tijd de wereldmarkt mee overspoelen. Steeds grotere investeringen moeten dus op steeds kortere termijn renderen. Dat leidt ertoe dat privé-bezitters met octrooien intellectuele eigendom trachten af te schermen voor concurrenten, waardoor heel wat onderzoek onnodig wordt overgedaan of zelfs regelrecht gesaboteerd.

    De enorme kapitaalbehoefte verklaart de gigantische groei van de financiële sector. Hoe zou men anders die investeringen kunnen financieren? Bovendien vertoont de winst per geïnvesteerde eenheid kapitaal de neiging om af te nemen. We weten hoe de kapitalisten daaraan trachten te verhelpen: continu-arbeid, overuren, meer flexibiliteit qua arbeidstijd en arbeidscontracten en als het enigszins kan duurdere arbeiders vervangen door goedkopere. Op die manier is men er de afgelopen decennia in geslaagd de winstgevendheid te herstellen, maar heeft men tegelijk de markt ondermijnd


    Waarom noemen we dit een systeemcrisis?

    Het resultaat is dat industriële bedrijven vandaag slechts een minieme fractie van hun winst investeren in productie en met het leeuwenaandeel speculeren. Amerikaanse bedrijven bijvoorbeeld zitten op een cashberg van 1840 miljard dollar, dat is in Europa niet anders. Maar ondanks de schrijnende behoefte aan infrastructuur, aan schoolgebouwen, degelijke huisvesting, ziekenhuizen, spoorwegen etc. weigert men daarin te investeren wegens onvoldoend rendement.

    We hebben het tijdperk waarin arbeid een individuele bezigheid was al lang achter ons gelaten. Arbeid vereist nu samenwerking en arbeidsdeling, gebeurt maatschappelijk. De toe-eigening van het resultaat van de arbeid gebeurt echter nog steeds individueel, op basis van private eigendom. Die tegenstelling verklaart de voortdurende neiging tot overproductie en ook de trendmatige daling van de winst per geïnvesteerde hoeveelheid kapitaal. De snelle ontwikkeling van wetenschap en techniek heeft die tegenstelling opgedreven tot een niveau dat de elasticiteit van het kapitalisme overstijgt.

    Dat is wat we bedoelen met een systeemcrisis. Niet het specifieke beleid is het probleem, maar de manier waarop productie en consumptie maatschappelijk georganiseerd zijn. Het is niet de eerste keer dat we met zo een crisis geconfronteerd worden. Dat was ook zo voor de Tweede Wereldoorlog. De massale vernietiging van productie en infrastructuur en de slachting van 60 miljoen mensen, creëerde de voorwaarde voor de heropbouw op basis van wat toen de modernste productietechniek was, het fordisme. Intussen zijn we bijna 70 jaar verder. Een wereldoorlog zou nu de vernietiging van de mensheid betekenen, maar lokale oorlogen staan nog voortdurend op de dagorde. Dat zal deze keer echter niet meer volstaan om de behoefte van wetenschap en techniek aan collectief beheer en democratische planning te vervangen.


    Maar de mensen zijn zich daar niet van bewust?

    Doorgaans loopt het bewustzijn achter op de maatschappelijke realiteit. Zolang alles min of meer draait, hebben de meeste mensen de neiging om het beheer van de maatschappij en zelfs van de bedrijven over te laten aan specialisten, mensen die daar meer kennis van hebben zoals bedrijfsleiders en politici. Dat wordt hen trouwens ook zo ingepeperd van bij de opvoeding, in het onderwijs, de media,… Pas als de maatschappelijke realiteit hen daartoe dwingt, beginnen ze electoraal te shoppen, petities en andere protestacties te organiseren, op straat te komen, kortom zelf op het politieke toneel te verschijnen. Doorgaans gebeurt dat traag en is men er zich nauwelijks bewust van dat de stemming in de maatschappij keert. Af en toe gaat dat heel snel en wordt heel het establishment verrast. Een voorbeeld daarvan waren de massabewegingen en revoluties in Noord-Afrika en het Midden-Oosten.

    Het feit dat de protestbewegingen van de indignado’s in Spanje en andere landen rechtstreeks verwezen naar de gebeurtenissen op Tahrir in Cairo, illustreert dat de idee om zelf rechtstreeks in te grijpen in onze levens- en arbeidsvoorwaarden aanstekelijk werkt. Intuïtief voelen heel wat mensen aan dat dit systeem door haar remedies heen zit. Vandaar de steun in de publieke opinie voor de bezetters van Wall Street en de uitbreiding ervan ondanks het feit dat de beweging voorlopig niet echt oplossingen aanreikt. Het is de 99% die in opstand komt tegen de heerschappij van de 1%. Dat laatste moeten we soms letterlijk nemen. Onderzoekers van het Zwitserse Federaal Instituut van Technologie berekenden dat een kern van slechts 1.318 bedrijven goed is voor 60% van de wereldwijde inkomsten, een nog veel kleinere groep van slechts 147 bedrijven controleert volgens datzelfde instituut maar liefst 40% van de totale rijkdom.

    De overgang van intuïtie naar een antikapitalistische stemming en een begrip van wat we in de plaats willen, is echter een proces van vallen en opstaan. De walgelijke erfenis van het stalinisme en het feit dat de sociaaldemocratie en andere “progressieven” zich gewillig aanbieden om het programma van de 1% uit te voeren, zijn belangrijke obstakels. De nauwe banden die veel vakbondsleiders met het “progressieve deel” van het establishment hebben eveneens. Het leidt tot verwarring, een afkeer van partijen, van socialisme zelfs en soms ook van vakbonden. De materiële omstandigheden zullen arbeiders en jongeren echter steeds weer storm doen lopen tegen dit systeem.

    In dat proces zullen ze zich zowel op organisatorisch vlak als op politiek vlak herbewapenen. We zijn ervan overtuigd dat ze in de loop van dat proces een onderscheid zullen beginnen maken tussen strijdsyndicalisten en diegenen die het op een akkoordje willen gooien met het establishment, tussen een democratische arbeiderspartij en een schijndemocratische kiesmachine en tussen echt socialisme en datgene wat men ons ervoor verkoopt.


    Is de crisis dan niet de schuld van de Grieken en de Italianen?

    Als de linkse partijen geen alternatief aanbieden, dan krijgt het establishment vrij spel om de arbeiders en jongeren te verzwakken door ze onderling te verdelen. De voorstelling dat de Griekse en Italiaanse arbeiders allemaal te lui zijn om te werken en steeds klaar staan om belastingen te ontduiken die dan opgehoest moeten worden door de Duitse arbeiders, berust op geen enkele grond van waarheid. Grieken werken gemiddeld meer dan 2112 uur per jaar, tegen 1551 uur gemiddeld n België, 1391 uur in Duitsland en 1791 uur in Italië. (6) Het klopt dat in Griekenland per uur gemiddeld maar 55% wordt geproduceerd van de waarde die per uur wordt geproduceerd in België. In Italië is dit 73% en in Duitsland 90%. (7) Dat komt omdat ze meestal werken in minder productieve sectoren, niet omdat ze minder hard werken. Diegenen die er belastingen ontduiken, zijn trouwens net zoals bij ons niet de loontrekkende, wiens inkomen bij de fiscus gekend is, maar de patroons, de kleine een beetje en de grote, zoals bij ons, veel.

    Intussen is de Griekse economie door de draconische besparingen die de trojka haar oplegt, de voorbije drie jaar met 15% gekrompen. Ambtenaren leverden tot 50% van hun loon in en voor de rest van de werkende bevolking bedraagt het inkomensverlies gemiddeld 40%. Geen wonder dat geen enkele verkozen regering zoiets nog aan de bevolking verkocht krijgt. De trojka besliste dan maar om het voor het eerst sinds de val van het kolonelsregime een onverkozen premier te benoemen uit de eigen rangen, een voormalig vicevoorziter van de ECB.


    Noten

    1. De Tijd 18 november ‘Elke Chinese provincie is een Griekenland’
    2. Le Soir 12 november ’L’euro, au point-limite zéro’
    3. Voor een overzicht van de 10 jaarrente: http://markets.ft.com/RESEARCH/Markets/Government-Bond-Spreads
    4. De Standaard – 10november 2011 “Europa opverkeerde weg met eenzijdige focus op besparen”
    5. The New York Times – 9 oktober 2011 “Recession officially over, US incomes kept falling”
    6. Cijfers van 2009 uit Conference Board total economy database
    7. Uit de statistieken van de OESO
  • Burgerlijke economen verklaren de crisis – “Het is uiteindelijk maar geld”

    De eurocrisis en de groeiende kritiek op het kapitalisme als systeem zijn een aantal oude zekerheden en schijnbare evidenties in een snel tempo aan het opzij schuiven. Wat gisteren schier onmogelijk leek en enkel door partijen als LSP als perspectief werd vooropgesteld – het op termijn uiteenvallen van de eurozone – is nu een ernstig gespreksonderwerp onder “ernstige” economen en burgerlijke politici. Na Griekenland is nu ook Italië beginnen te schuiven, met mogelijk dramatische gevolgen voor de bankwereld en de staatsfinanciën van vele Europese landen.

    Artikel door Peter Delsing

    De overheidsschuld van Italië – 1900 miljard euro, waarvan meer dan 300 miljard het komende jaar af te betalen – is veel groter dan het noodfonds waarmee de Europese leiders de paniek op de beurzen proberen te bezweren. In België was de dreiging van de “financiële markten”, de aasgieren van het speculatiekapitaal, voldoende om een nieuwe besparingsregering op de been te krijgen. De manische op- en neergang op de beurzen weerspiegelt de enorme massa kapitaal die naar speculatieve winst zoekt en de onderliggende instabiliteit van de wereldeconomie.

    Waar we voor staan is een nieuwe recessie in Europa, een nieuwe en massieve bankencrisis en het failliet van de illusie van een eengemaakt Europa op kapitalistische basis. Een uiteenvallen van de eurozone, waarvan het precieze tempo nu nog moeilijk kan worden ingeschat, zou een belangrijke ideologische nederlaag zijn voor de burgerij. Het zou vergelijkbaar zijn met de effecten van de val van de Berlijnse Muur voor het vermeende “reëel bestaande socialisme” (wat geen democratisch socialisme was, maar een bureaucratische dictatuur onder leiding van een stalinistische elite).

    Het uiteenvallen van het europroject zou vele – of zelfs de meeste – Europese landen in een diepe recessie storten. Het zou enorme gevolgen hebben voor de levensstandaard en de rechten van de meerderheid van de bevolking. In het zakenblad De Tijd mochten onze Belgische patroons recent hun licht laten schijnen over de nood aan een meer dictatoriaal systeem, in tijden van “eurocrisis”. De schroom daaromtrent was zeer beperkt. Wat nog maar eens de marxistische stelling bevestigt dat enkel de arbeidersklasse voor “echte democratie” – uiteindelijk arbeidersdemocratie in een socialistische samenleving – kan staan.

    Geconfronteerd met een kapitalistische klasse die niet uit haar economische problemen geraakt, begint er ook bij de ideologische steunpilaren van het systeem vanalles te morrelen. Zo verscheen er enkele weken geleden een stuk van de econoom Koen Schoors, in De Morgen, dat in vele opzichten opmerkelijk is.

    De "topeconoom" Schoors meent dat “op de lange termijn” alles wel goedkomt. De meer hervormingsgezinde kapitalistische econoom Keynes merkte ooit op dat we “op de lange termijn allemaal dood zijn”. De katholieke kerk houdt gelovigen voor dat ze “op de lange termijn” in de hemel belanden. De economische hogepriesters van het kapitalisme hebben daar nu hun eigen variant op bedacht. Tussen een nieuwe fase van groei en voorgaande systeemcrisissen lagen in het verleden zaken die commentatoren als Schoors, in hun vermeende "langetermijnanalyse", schijnbaar vergeten zijn: wereldoorlogen, de noodzakelijk “zelfreinigende” vernietiging van kapitaal op massale schaal en andere sociale catastrofes. Maar dat mag voor de zelfbenoemde zieners van het kapitalisme “op de lange termijn” de pret niet drukken.

    Schoors blijft in zijn stuk de oude zekerheden van de klassieke burgerlijke “evenwichtseconomie” herhalen. Import moet gelijk zijn aan export, anders krijg je onevenwichten tussen munten en economieën. Het aanbod (verkoop) moet gelijk zijn aan de vraag (koop). Of nog, de veeleer raadselachtige stelling, in tijden van overcapaciteit (de VS-economie produceert momenteel meer dan 20% onder haar capaciteit) en gigantische ophoping van kapitaal bij de rijken: “de welvaart wordt bepaald door wat wij allen kunnen produceren”.

    Afgezien van de weinig opmerkelijke vaststelling dat je eerst moet produceren vooraleer je kan verdelen, lijkt deze uitspraak weinig te verklaren omtrent reële ontwikkelingen in de productie en de verdeling van de welvaart. De hoeveelheid welvaart (alle inkomens samen) wordt bepaald door de geproduceerde hoeveelheid rijkdom… Die uitspraak is zo algemeen dat ze de specifieke verschillen niet meer ziet: dat de verdeling van de maatschappij in klassen – een uitgebuite en een uitbuitende klasse – mee "de welvaart" – het zou meer correct zijn te spreken van de welvaart van de heersende klasse en die van de werkende klasse – bepaalt. Deze stelling is ook een als geloofsartikel geponeerde herformulering van de idee dat elk aanbod zijn eigen vraag zal creëren. De ketting die productie omzet in welvaart kan in dit ideale en theoretische universum, typisch het soort universum waar professoren als Schoors zich veilig in bewegen, enkel door tijdelijke of ondergeschikte fenomenen worden verstoord.

    Als zodanig wenst onze professor van een vergoddelijkt en – als je de ogen dichtknijpt – "probleemvrij" kapitalisme geen rekening te houden met permanente verstoring en fundamentele onevenwichten in de relatie tussen vraag en aanbod. De trend van langer uitgesponnen crisissen en kortere en meer en meer kunstmatige – op schulden gebaseerde – groeiperiodes had hem nochtans naar enkele empirische vaststellingen kunnen leiden! Sommigen beweren, verkeerdelijk, dat het marxisme "dogmatisch" is. Hoe moet je de redeneringen van de burgerlijke "evenwichtseconomie" dan noemen, wat het negeren van de feiten aangaat?

    Volgens Schoors is een verstoring van de relatie tussen vraag en aanbod enkel een gevolg van “ruis”. Of ook: van “coördinatieproblemen” binnen het systeem. En verder is er, nog een klassieker in de burgerlijke jukebox met krakende platen, een probleem van "irrationele angst”. De crisis is niet objectief en ze zit niet in het systeem – wat de linkse socialisten zouden beweren. Ze zit – de stap van burgerlijke economie naar zelfhulppsychologie is dikwijls klein – tussen onze oren. Maar is dat ook zo?

    De evenwichtseconomie op zijn kop – kortere booms, langere recessies of crisissen

    Volgens de economische theorie die professor Schoors aanhangt, kunnen er geen fundamentele crisissen plaatsvinden binnen het kapitalisme. Elk aanbod creëert zijn eigen vraag, en uiteindelijk kunnen crisissen slechts een tijdelijke verstoring zijn van het min of meer “natuurlijke evenwicht” tussen vraag en aanbod. Prijsbewegingen – hoogstens verstoord door occasionele “ruis” – helpen aanbod en vraag op elkaar af te stemmen. De geïsoleerde “productiefactoren” (alsof “arbeid” losstaat van “kapitaal” en er niet – in de vorm van onbetaalde arbeid – de innerlijke essentie van is) vinden op die manier “op de meest efficiënte wijze” hun plaats. En dat binnen wat in essentie – of “op de lange termijn”, voor wie in een burgerlijk hiernamaals gelooft – een economie zonder fundamentele onevenwichten hoort te zijn.

    Helaas is voor onze kapitalistische analisten de realiteit anders. Het is interessant om te vernemen dat economen zich, betaald door de gemeenschap, bezighouden met de wetenschappelijke studie van “ruis”. De vraag is alleen: waarom treden die ruis of die schijnbaar toevallige “coördinatieproblemen” nu opeens op? Waarom nu en in deze mate en niet op dezelfde ingrijpende schaal 25 jaar geleden? Of pakweg tijdens de jaren 1960, toen het kapitalisme nog in een wereldwijde groeifase zat? Waar zat de ruis toen, als die er al was? Wat doet de “coördinatieproblemen” nu in een systeemcrisis vastlopen, terwijl dat in de periode voor het neoliberale type van kapitaalaccumulatie – beter: het dichtslibbende gebrek aan kapitaalaccumulatie (in de vorm van tastbare fabrieken en bedrijven) – veel minder het geval was?

    Met theorieën van de ruis, coördinatieproblemen, of irrationale angst komen we niet ver als we de huidige crisis willen verklaren. Desondanks weigeren onze burgerlijke economen, en de politici en intellectuelen die hen achterna lopen, een andere plaat op te zetten. Ze zijn vastbesloten een nieuw persoonlijk “evenwicht” tussen yin en yang (tussen vraag en aanbod?) te bereiken, steunend op de miserie van de werkende meerderheid, van jongeren, gepensioneerden, enz.

    Ligt het fundamentele probleem bij de schulden?

    Linkse socialisten zouden zeggen: de opeenhoping van schulden bij bedrijven, overheden en gezinnen heeft een hele periode toegelaten dat het kapitalisme haar fundamentele problemen voor zich uit kon schuiven. Als alle regeringen in de westerse wereld in dezelfde periode – samenvallend met het begin van het neoliberale crisismanagement – de groei van kredieten in de economie veel sterker begonnen te stimuleren, vanaf de jaren ’80, dan kunnen we moeilijk spreken van toeval. De historisch gegroeide schuldenberg – niet alleen bij de overheid maar ook bij bedrijven, banken en gezinnen – in de ontwikkelde landen is geen accident. Dit fenomeen is een rechtstreeks gevolg van de crisispolitiek sinds de jaren ’80.

    De groeiende problemen van het kapitalisme, sinds vooral de jaren ’70, waren te vinden in: een dalende tendens van de winstvoet in de basisindustrieën (door een snellere groei van investeringen in machines en ander “constant kapitaal” dan in arbeidskracht: deze loonarbeid is als “variabel kapitaal” de enige consistente basis voor de omzetting van waarde in meerwaarde, en dus winst). En hiermee samenhangend – deels omwille van het beperkt blijvende herstel van de winstmarges, sinds de jaren ’80, deels omwille van een besparingspolitiek die de markten ondermijnde – een tragere accumulatiegraad van kapitaal. Nieuw geïnvesteerd kapitaal stelde in verhouding tot het geïnvesteerde kapitaal van een jaar eerder een aanzienlijk verzwakte groei voor, in vergelijking met de naoorlogse expansie van het kapitalisme. De tragere accumulatiegraad, de terugval van de groei van de investeringen, droeg bij tot een structureel hogere werkloosheid sinds de jaren ’70, in vergelijking met de periode voordien.

    Voor de VS-economie volgde de accumulatie van kapitaal op vrij nauwkeurige wijze de verzwakking van de winstvoet (de winst per geïnvesteerde eenheid kapitaal) in de reële economie. Beiden liggen in belangrijke mate onder de winstvoeten en de gemiddelde accumulatiegraad tijdens de naoorlogse expansie van het kapitalisme. Dat wil zeggen: de motor van het kapitalisme is al sinds de jaren ’70 aan het sputteren, en sindsdien heeft men enkel geprobeerd om de onderliggende tegenstellingen toe te dekken met lapmiddelen die de crisis vandaag potentieel vele malen erger zullen maken.

    Hoe langer zo’n systeem kunstmatig functioneert, hoe harder de klap eens de limieten van zo’n scheefgegroeid model, drijvend op schulden, verhoogde uitbuiting en financiële tovenarij, wordt bereikt. De banken dienden een hele periode – via leningen – de kloof tussen productie en consumptie (de ondermijnde koopkracht van de werkenden, de gepensioneerden en werklozen, omwille van de neoliberale politiek) goed te maken. Ze leenden op brede schaal aan overheden, bedrijven en uiteindelijk ook gezinnen. Ze speculeerden zelf op massieve schaal met geleend geld op de financiële markten.

    De goed verdienende politici van de burgerij knepen graag een oogje toe: hun kermis leek te blijven draaien, terwijl de enige zichtbare concurrenten – de stalinistische dictaturen – overal failliet gingen. Trouwens, precies op de wijze die marxisten reeds als mogelijk perspectief voorop hadden gesteld: niet door een politieke revolutie om echte arbeidersdemocratie in te stellen, helaas. Wel door een omvorming van de stalinistische heersende kaste in een nieuwe – zij het zwakke en corrupte – kapitalistische klasse.

    Door de aangroei van de schulden kwamen de beurswaarden los te staan van de groei- en winstverwachtingen in de reële economie. Multinationals maakten dikwijls meer winst door te gokken op de beurzen dan te investeren in nieuwe productie. Kortom: de groei van het financiële systeem en de explosie van de winsten in deze sector, grotendeels gebaseerd op wat Marx "fictief kapitaal" noemde (steunend op schulden en niet op waarde gecreëerd in echte fabrieken of bedrijven), was een parasitaire uitwas op de beperkte winstgevendheid in de productieve sector – de sector die echte waarden creëert, op basis van het arbeidsproces – en de toenemende ongelijkheid in de maatschappij.

    Dat is ook de reden waarom enkel uitvaren tegen "de banken, de speculanten en de ratingbureaus" – waartoe sommigen in de vakbondsleiding zich beperken – niet volstaat als kritiek. Wat we meemaken is een crisis van het kapitalisme zelf, omdat het kapitalisme is: het zijn de onvermijdelijke – reeds door Marx en anderen geanalyseerde – ontwikkelingswetten en -tendenzen van dit systeem die tot crisis leiden.

    Sinds de jaren ’70 vertoont het kapitalisme een neiging tot overproductie of de capaciteit daartoe. En dit omwille van het feit dat de werkende klasse meer waarde voortbrengt dan ze zelf terugkrijgt in de vorm van een loon, en het ongeplande en inefficiënte karakter van de productie en consumptie binnen dit systeem. Daarnaast was er de "dalende tendens van de winstvoet" sinds de jaren ’60 al: de neiging om meer te investeren in machines dan in arbeidskracht, terwijl enkel uit de arbeidskracht meerwaarde of uiteindelijk winst wordt gepuurd. Marx noemde deze laatste wet de "belangrijkste wet in de politieke economie". Bedrijven moeten – als ze al gedwongen worden om te investeren op de huidige, snel verzadigde markten – meer kapitaal inzetten, omwille van de technologische vooruitgang, om een kleinere winst per product te realiseren.

    Zeggen dat enkel de hoge schulden het fundamentele probleem zijn, laat de vraag onbeantwoord waarom die schuldenberg nodig was. Het gaat voorbij aan de rol die die schulden noodzakelijk speelden om de diepere problemen toe te dekken:

    1. de slechts gedeeltelijk herstelde winstmarges in de reële economie sinds de jaren ’80, ’90 en 2000, de daardoor grotere stimulans om onder meer via schuldcreatie te gokken op de beurzen
    2. de nood om via schuldopbouw de consumptie op peil te houden na de neoliberale aanvallen op de koopkracht van de werkende bevolking

    Deze neoliberale aanvallen waren ook weer niet toevallig en getuigden ook niet enkel van "slechte wil". Ze vloeiden voort uit de objectieve noodzaak om de gedaalde winstmarges – sinds vooral de jaren ’70, toen het systeem ook met overproductie begon te kampen – terug te herstellen. Wat uiteindelijk deels is gelukt in het neoliberale tijdperk beginnend met Reagan, Thatcher, de regering Martens-Verhofstadt in België…

    Ligt het kapitalistische kalf gebonden door het "gebrek aan regels" in de financiële sector?

    Ook dit is slechts een halve redenering. Deregulering van de financiële sector was niet enkel gemotiveerd door blinde hebzucht. Er was de onderliggende problematiek van lagere winstgevendheid in de industrie. De creatie van een meer op diensten gerichte economie, ook sinds de jaren ’80, vormde slechts een tijdelijk lapmiddel om de economische activiteit nieuw leven in te blazen. De keten van arbeidsactiviteiten en dus ook van "toegevoegde arbeid" en, essentieel, onbetaalde arbeid of nieuwe uitbuiting is in de dienstensector kleiner dan in de meer uitgebreide sociale ketting van een sterk industrieel kapitalisme.

    De industriële basis deels verleggen naar lageloonlanden in Azië of Oost-Europa (of Mexico in het geval van de VS) kan tijdelijk de winstgevendheid optrekken maar ondermijnt de effectieve vraag in de sterke ontwikkelde landen, door hoger betaalde en door relatief sterke vakbonden verdedigde jobs in de industrie te vervangen door lager betaalde, harder uitgebuite arbeidskracht in een vernieuwde dienstensector in deze landen. Ondertussen hebben de nieuw ontwikkelende landen – zoals China – een te kleine afzetmarkt om de crisis in de ontwikkelde landen (in Europa, de VS en Japan) op te vangen. China is voor 40% van zijn economie afhankelijk van de export: het zal mee naar beneden worden getrokken eens de groei in de VS en Europa stokt.

    Linkse socialisten of marxisten zijn niet tegen meer regels: bedrijven als Electrabel profiteren van hun dominante positie om woekerwinsten te boeken. Het reguleren van de prijzen kan een opstap zijn naar nationalisatie en controle van de werkende bevolking op de rijkdom. Maar denken dat strengere regels omtrent de verhouding van schulden van banken tegenover het kapitaal waarmee ze werken het onderliggende probleem van tragere groei, tragere accumulatie, beperkte winstmarges in de industrie, en groeiende overproductie en overproductiecapaciteit had opgelost, is hardop dromen.

    "Socialisme of barbarij"

    Professor Schoors bezweert ons in zijn artikel dat alles wel op zijn pootjes terechtkomt met dit systeem, en dat we vooral dienen te blijven consumeren, op restaurant gaan, de aankopen zeker niet uitstellen, want – zo predikt de economiespecialist – "het is uiteindelijk maar geld". Daar hebben we het dan. Het is uiteindelijk maar geld! Voor een professor is dat misschien zo, voor werkende mensen klinkt zo’n uitspraak wereldvreemd in de oren. Als kapitalistische economen zo beginnen te spreken over geld en prijzen, de centrale fetisjobjecten van hun onderzoeksveld, wees dan maar zeker dat het systeem dat ze verdedigen er zeer slecht voorstaat.

    De keuze is er de komende 10 jaar niet een tussen een hard of een iets minder hard kapitalisme. De vandaag opgroeiende generatie zal door dit systeem weinig of geen kansen worden geboden. De werkloosheidspercentages onder jongeren in Spanje en Griekenland – +40% – zijn een waarschuwing en indicatie in welke richting we ook in de sterkere landen kunnen ontwikkelen. De aanvallen op de ambtenaren in Griekenland – loondalingen van 40% – geven aan dat de burgerlijke politici (die van de sociaaldemocratie inbegrepen) en de patroons voor niets zullen terugdeinzen – niet voor sociale afbraak en desintegratie, niet voor poelen van armoede en blinde miserie onder arbeidersgezinnen, niet voor de nodige repressie als ze daartoe de kans krijgen – om hun eigen positie te redden.

    De enige "verantwoordelijkheid" die de arbeiders en de gewone bedienden hebben, is die tegenover hun eigen klasse: de werkende klasse, haar belangen, organisatie en levensstandaard. Dit is de grote meerderheid in de maatschappij. Maar ook die lagen die zich traditioneel minder op collectieve strijd richten – kleine handelaars, intellectuelen, kaders en technici – zullen voor de keuze worden geplaatst: de progressieve klasse volgen – de werkende klasse die collectief vecht voor een democratische, socialistische samenleving – of de vandaag historisch overbodige en enkel nog schadelijke kapitalistische klasse volgen, die desnoods de hele maatschappij in haar neergang en vermogen tot afbraak en sociale ellende zal meetrekken, om haar winsten, posities en privileges veilig te stellen.

  • Hoe kunnen de 99% armsten de touwtjes in handen nemen?

    De roep naar verandering klinkt steeds luider. Terwijl de 1% rijksten verder gokken en speculeren, komt er protest van de 99% anderen. De rijksten worden zelfs in tijden van crisis en besparingen rijker. De rest van de bevolking geeft steeds meer steun aan acties zoals ‘# Occupy Wall Street’ die regelrecht ingaan tegen de dictatuur van speculanten en bankiers.

    Artikel uit de novembereditie van ‘De Linkse Socialist’

    De vaststelling dat ‘zij’ als machthebbers maar met 1% zijn terwijl wij met 99% zijn, is belangrijk omdat het de scheefgetrokken verhoudingen in de samenleving duidelijk maakt. Anderzijds werpt het ook de vraag op waarom we met onze 99% eigenlijk niets te zeggen hebben en vooral: hoe kunnen we daar verandering in brengen?

    Wij denken dat de kracht die in staat is om verandering te bekomen de arbeidersbeweging is. Het zijn de werkenden die het hele systeem draaiende houden, die alles produceren en die dus ook het systeem plat kunnen leggen. Wat kunnen die topmanagers en speculanten aanvangen zonder onze arbeid en dus zonder reële productie?

    Jongeren kunnen een actieve rol spelen in het opzetten van dynamische acties, maar met jongeren alleen zullen we er niet komen. De actievoerders die nu op straat komen tegen de dictatuur van de markten moeten zich richten op de arbeiders om de potentiële kracht van de 99% te organiseren en ook te laten voelen waar het pijn doet: in de portemonnee van de kapitalisten. Stakingsacties worden in de media gemakkelijk afgedaan als ‘overlast’. De campagne van media en traditionele politici tegen stakingen heeft alles te maken met het feit dat deze actiemethode de kapitalisten pijn doet. Het zet de winsten immers onder druk.

    Om de kracht van de 99% te kunnen gebruiken, moeten we die organiseren. Dat moet ook op politiek vlak gebeuren. Vandaag hebben we amper een politieke stem, er is geen brede open formatie waarin de verontwaardiging een eigen uitdrukking vindt. We begrijpen de afkeer van veel indignados tegenover de gevestigde politici en hun ‘partijen’ die eigenlijk kiesmachines zijn. Maar dat mag er ons niet van weerhouden om zelf een politiek instrument uit te bouwen, LSP wil daar een bijdrage toe leveren en komt daarom met politiek materiaal tussen op de acties.

    We denken dat er een brede formatie nodig is met verschillende stromingen en ideeën, maar daarnaast is ook een revolutionaire partij zoals LSP nodig. Met een brede formatie kunnen een aantal tradities van strijd en solidariteit opnieuw worden gevestigd. Een revolutionaire partij is nodig om daar mee richting aan te geven zodat we niet alleen weten waartegen we opkomen, maar ook weten welk alternatief er is en hoe we dat kunnen bekomen.

    Als we het systeem willen bestrijden, is het nodig om ons te organiseren zodat we collectief en democratisch de discussie kunnen voeren over onze acties, hoe we deze verder kunnen uitbouwen en welk alternatief we naar voor kunnen schuiven. Als we dat niet doen, zullen de 1% machtigsten steeds opnieuw proberen om ons voor hun kar te spannen.

  • Wereldwijd protest tegen de dictatuur van bankiers en patroons

    Op 15 oktober waren er wereldwijd miljoenen betogers. Er waren acties in 981 steden in 85 landen. In Brussel waren er zowat 10.000 betogers na een oproep van de indignados, de verontwaardigden. Deze beweging van revolte tegen de gevolgen van de kapitalistische crisis ontwikkelt vooral onder jongeren.

    Artikel door Boris Malarme uit de novembereditie van ‘De Linkse Socialist’

    Het begon met protestacties in Spanje, waar 40% van de jongeren werkloos is, en verspreidde zich vervolgens via onder meer de bezetting van Wall Street tot een wereldwijde beweging. Na 15 oktober volgden oproepen om lokale bezettingsacties te houden in onder meer Antwerpen, Gent, Brussel en Leuven. Onder de slogan “Occupy the world” circuleert ook het idee van een wereldwijde actiedag op 11 november. Welke acties er exact zullen komen, valt niet te voorspellen. Maar dat er nog acties zullen komen, staat wel vast.

    In mei voerden een 400-tal Spaanse jongeren in Brussel actie voor de Spaanse ambassade. Ze wilden daarmee de protesten in Spanje ondersteunen. Op 19 juni volgde een betoging met een 1.000-tal deelnemers die van het Flageyplein naar het Europees Parlement trokken om duidelijk te maken dat de gevestigde politici ons niet vertegenwoordigen. Op 8 oktober kwam een mars van Spaanse indignados in Brussel aan.

    De strijdbaarheid van de betogers werd niet gestopt door de politie die tussenkwam om het tentenkamp aan Koekelberg op te doeken. De politie hoopte wellicht om geweld te provoceren zodat de beweging nadien gecriminaliseerd kon worden. De betogers reageerden met slogans als: “de politie aan onze kant”, “ook jullie worden geraakt door de besparingen”,… Vervolgens was er politiegeweld tegen een Griekse betoger. Het geweld werd gefilmd en schokte vele televisiekijkers. In de week voor de betoging van 15 oktober waren er tal van discussies en debatten, telkens in drie talen, over onder meer de strijd in Griekenland, hervorming of revolutie,… Op die debatten waren er telkens enkele honderden aanwezigen. In de aanloop naar 15 oktober was al duidelijk dat de betoging een succes zou worden.

    10.000 betogers in Brussel

    De dagen voor de betoging luidde het bij de indignados nog dat een betoging van twee tot drie duizend deelnemers een succes zou zijn. Er bleken echter veel meer betogers te zijn: wellicht zo’n 10.000. Dat succes is een uitdrukking van het groeiend besef dat de kapitalisten en hun politici geen enkele oplossing hebben voor de crisis van hun systeem en dat ze ons enkel een miserabele toekomst kunnen aanbieden.

    Ook tijdens de betoging bleek de steun van bredere lagen van de bevolking. De betoging bleef maar aangroeien, onder meer toen door de Maritieme wijk van Molenbeek werd getrokken. Dat is een wijk waar 60% van de jongeren zonder werk zit. Aan het De Brouckèreplein was er een groot spandoek “Wij betalen hun schulden niet”. De betoging trok ook langs de zetel van Dexia, waar werd geprotesteerd tegen het feit dat gemeenschapsmiddelen aan de bankiers worden gegeven.

    De delegatie van de Actief Linkse Studenten en Scholieren, aangevuld met LSP, trok samen op met de kameraden van Rood, de nieuwe beweging waar LSP aan meewerkt. Het was een strijdbare en uitgebreide delegatie die onder meer opviel met slogans in solidariteit met de arbeiders van ArcelorMittal. Die slogans werden door heel wat betogers overgenomen. De bijeenkomst van indignados enkele dagen na de betoging besloot om te mobiliseren naar de betoging tegen de sluiting van de warme fase van ArcelorMittal in Luik.

    De beweging van indignados, van de zogenaamde ‘verloren generatie’ van werklozen en jongeren met onzekere tijdelijke jobs, haalt haar inspiratie bij de massale revolutionaire bewegingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De pleinbezettingen, de algemene vergaderingen waar iedereen kan deelnemen aan de debatten en de massale protestacties jagen de patroons, bankiers en hun politici schrik aan. Ze zijn vooral bang dat het jongerenprotest de arbeidersbeweging ertoe aanzet om ook in actie te komen. De stakingsacties in Tunesië en Egypte toonden aan hoe een massale betrokkenheid van de arbeidersbeweging de kracht vormt waarmee de dictatuur van de elite kan worden gebroken.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop