Vijf jaar na de invasie in Irak. De bittere resultaten van oorlog en bezetting

Na vijf lange en bloedige jaren van oorlog en bezetting onder leiding van het VS-imperialisme, is Irak een gevaarlijke, gewelddadige en verdeelde samenleving. Alle beloften van stabiliteit en democratie ten spijt. Volgens de laatste cijfers zouden zo’n 700.000 Irakezen het leven verloren hebben, één huishouden op twee in Bagdad verloor een gezinslid. Bijna 4.000 Amerikaanse en ruim 170 Britse soldaten kwamen om, naast 58.000 Amerikaanse gewonden.

Niall Mulholland

Zowat 100.000 Amerikaanse militairen keren terug naar huis met ernstige psychische problemen (de bezettingstroepen houden geen dergelijke statistieken bij voor de Irakese bevolking).

De levensomstandigheden voor de meerderheid van de Irakezen zijn vandaag erger dan onder het brutale regime van Saddam Hoessein. In Bagdad is er per dag maar zo’n 8 uur elektriciteitsvoorziening en één derde van de stad is aangesloten op de watertoevoer. De gezondheidsdiensten, ooit één van de beste in het Midden Oosten, zijn verwoest, net als de wegen, scholen, huisvesting,…

Eén op vier is werkloos. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er al meer dan 2 miljoen mensen gevlucht zijn naar Syrië, Jordanië en elders. Daarnaast zijn er nog eens 2 miljoen mensen die in het land zelf gevlucht zijn. En toch beweerden Bush en Blair ons destijds in de media dat een inval in Irak “democratie en stabiliteit” zou brengen.

Brutaal regime

De bevolking van Irak en in het bijzonder de onderdrukte Sjiieten en Koerden hebben jarenlang geleden onder het regime van Saddam. Maar het omverwerpen van de dictatuur moest gebeuren door de massa’s, niet door de cynische imperialistische machten die jarenlang steun gaven aan het regime van Saddam. De zelfde machten waren overigens verantwoordelijk voor de onmenselijke sancties tegen de Irakezen. Gedurende de 10 jaar dat deze sancties van kracht waren, kwamen er honderdduizenden mensen om als gevolg van de sancties.

Na de door de VS geleide inval in maart 2003 kwam Saddam snel ten val. De neoconservatieven in de VS, onder leiding van figuren als Rumsfeld, geloofden hun eigen propaganda. Ze dachten dat ze over een “bevrijd’ Irak zouden kunnen heersen met een minimum aan militaire krachten.

Ze dachten dat de inval het begin zou vormen van hun plan om een nieuwe orde te vestigen in het Midden Oosten met het verdwijnen van lokale regimes zoals Iran en Syrië die op de “as van het kwade” werden geplaatst.

Bush wou olie voor de grote bedrijven en op die manier wou hij de geostrategische posities van het VS-imperialisme versterken, zowel regionaal als internationaal. Zes weken na de aanvang van de oorlog stond president Bush op het oorlogsschip USS Abraham Lincoln voor een groot spandoek waarop stond “Mission Accomplished” (Doel bereikt).

In plaats van een snel succes, duurt de oorlog in Irak nu al langer dan de Amerikaanse betrokkenheid in beide Wereldoorlogen en in de Koreaanse oorlog. Enkele maanden na het begin van de bezetting doken reeds gewapende verzetsgroepen op. Dat was vooral het geval onder de vijf miljoen mensen tellende Soennitische bevolking (veel Soennieten verloren hun job toen de VS de structuren van het oude regime ontmantelde).

In september 2006 gaf een peiling aan dat 70% van de Irakezen de VS uit hun land weg wilde. In plaats van ‘stabiliteit’ te brengen, zorgt de Amerikaanse bezetting voor een verdieping van de religieuze en nationale tegenstellingen, wat heeft geleid tot een sectair bloedbad waarin honderdduizenden doden vallen.

De bezetting zorgt ook voor een economische last in de VS. De totale kost zal volgens de econoom Stiglitz wellicht zo’n 3 triljoen dollar bedragen, de wereldwijde kost zal mogelijk het dubbele daarvan bedragen. De kosten van de directe militaire operaties liggen nu reeds hoger dan destijds voor de 12 jaar durende oorlog in Vietnam en bedragen ook meer dan het dubbele van de Koreaanse oorlog.

Het bruto binnenlands product in Irak bevindt zich bijna terug op het niveau van voor 2003. Washington had gehoopt dat het goedkope olie uit Irak zou kunnen krijgen, maar dat werd niet gerealiseerd. In de plaats daarvan heeft het conflict mee geleid tot de stijgende olieprijzen. De olietoevoer en productie in Irak is nog enorm beperkt.

De regering Bush probeert de situatie voor te stellen als zou er het afgelopen jaar een belangrijke vooruitgang geboekt zijn in Irak. De propagandisten van het Witte Huis stellen dat de aanvoer van 30.000 extra Amerikaanse troepen in Irak sinds februari 2007 heeft gezorgd voor meer ‘stabiliteit’ in bepaalde regio’s en dat de VS nu op weg is naar een succes en zelfs een “overwinning”.

Om deze stelling te onderbouwen wordt gewezen naar het dalende aantal doden. In januari vielen er “slechts” 39 Amerikaanse doden en 599 Irakese burgers. Dat is inderdaad minder dan enkele maanden geleden, ook al blijven er iedere dag heel wat onschuldige burgerslachtoffers vallen. Maar dit komt niet zozeer door de Amerikaanse “overwinning” op de troepen van “al-Qaeda”, zoals de Westerse media het wel eens laat uitschijnen. Het heeft meer te maken met de nieuwe situatie die voortkomt uit de aanhoudende machtsstrijd tussen de sjiietische en soennitische politieke en militaire krachten.

Tussen 2003 en de zomer van 2006 vochten Soennitische verzetsgroepen tegen de VS en het door Sjiieten en Koerden gedomineerde regime in Irak. Vorig jaar begonnen een aantal Soennitische milities hun positie te veranderen en zochten ze aansluiting bij de Amerikaanse troepen. Ze vormden de “Al-Sahwa” beweging en gingen in tegen de Al-Qaeda gezinde groepen.

De wijzigende positie van de Soennitische groepen kende heel wat oorzaken. Patrick Cockburn (Independent, 15 februari) wees op een aantal oorzaken, waaronder de woede onder een aantal Soennitische stammen tegenover de pogingen van Al-Qaeda gezinde groepen om een “volledige dominantie” te willen opleggen in een “Taliban-achtige staat”.

Soennieten en Sjiieten

De Soennitische milities zagen ook dat hun guerrilla-oorlog wel effectief was tegenover de VS, maar moeilijker verliep tegen de Sjiieten die de regering en het leger controleerden na de verkiezingen van 2005. De Sjiieten en Koerdische heersende partijen controleerden de olie-inkomsten en de enige echte jobs (voor de regering). Ze steunden achter de schermen ook doodseskaders die de Soennieten vervolgden.

Een aantal Soennitische groepen dacht dat een tactische alliantie met de VS de enige manier was om in te gaan tegen het door Sjiieten en Koerden gecontroleerde regime. Het kwam tot een akkoord en de oprichting van Al-Sahwa groepering met 80.000 gewapende Soennieten die gefinancierd worden door de VS. Dit cynisch manoeuvre van het VS-imperialisme wordt duidelijk in de retoriek van Bush die de milities die aan al-Sahwa deelnemen gisteren nog “terroristen” noemde, maar er vandaag “bezorgde burgers” in ziet.

De VS houdt honderden “al-Qaeda verdachten” vast in Guantanamo Bay, maar doet tegelijk in Afghanistan en elders zonder problemen beroep op voormalige (en soms zelfs actuele) aanhangers van al-Qaeda die zouden deelnemen aan de “oorlog tegen het terrorisme”.

Geen vrede of stabiliteit

Ondanks de retoriek van Bush zal het akkoord tussen het VS-imperialisme en de Soennitische leiders niet zorgen voor een vrede op langere termijn of stabiliteit in Irak. Al-Sahwa vertoont een openlijke vijandigheid tegenover de regering van Sjiieten en Koerden. De Soennitische leiders willen reële macht en invloed in de regering en de staatsstructuren. De ministers verzetten zich daartegen met de stelling dat ze geen voormalige aanhangers van Saddam Hoessein willen opnemen in de machtsstructuren.

De situatie in Irak blijft hoogst onstabiel en fragiel. Het conflict gaat verder, ook al is dat nu op een beperkter niveau dan de voorbije jaren. Er is echter nog niets opgelost. Het Sjiietische Mehdi-leger, dat bang is van een conflict met andere Sjiietische groepen, kondigde een tweede bestand aan. Al Qaeda is ernstig verzwakt, maar heeft nog niet afgedaan. Een opdrijven van de campagne van Al Qaeda met bommen in Sjiietische buurten of religieuze plaatsen, kan zorgen voor een grootschalige uitbarsting van sectair geweld.

De nationale kwestie is eveneens enorm explosief. De recente Turkse militaire operaties in het noorden van Irak (in Koerdisch gebied), ondanks verzet van de VS, komt voort uit de vrees van Ankara voor de creatie van een de facto Koerdische staat. Dat zou een voorbeeld kunnen vormen voor de onderdrukte Koerdische minderheid in Turkije.

Bij gebrek aan een machtige klasse-kracht die de Irakezen verenigt op een niet-sectaire en democratisch georganiseerde wijze, is een opdeling van de Irakese staat zeker mogelijk. Een opdeling langs nationale en sectaire lijnen zou bovendien een effect hebben in de buurlanden die kunnen meegesleurd worden in een bloedige ontwikkeling.

Enkel een sterke arbeidersbeweging die zich baseert op onafhankelijke en strijdbare vakbonden en een massale arbeiderspartij kan een antwoord bieden op de rol van het imperialisme in Irak en de regio. Daartoe moeten de arbeiders zich terug aansluiten bij de rijke tradities van klassenstrijd in het land. Een socialistische partij die de verschillende religieuze en nationale groepen verenigt, kan het bewind van de sectaire krijgsheren en patronale vertegenwoordigers omverwerpen. Dat is een enorme uitdaging voor de arbeidersklasse in Irak, maar het enige alternatief is een verderzetting van het imperialistische en kapitalistische bewind met diepe sectaire verdeeldheid.

Washington beweert dat de 30.000 extra Amerikaanse troepen er in slagen om de veiligheid in Bagdad te herstellen, maar in feite hebben ze enkel de Sjiietische overwinning van 2006 bevroren. De stad is net als Belfast een lappendeken van religieus ingedeelde stadsdelen die gescheiden worden door betonnen muren. Het is een gevaarlijke en gewelddadige stad met iedere dag ontvoeringen, moorden en lijken die gedumpt worden op straat. Dit “fragiel bestand” is het resultaat van een sectaire zuivering die plaatsvond onder het toeziend oog van de door de VS geleide bezettingstroepen.

Ondanks haar enorme militaire en economische macht, raakt het VS-imperialisme overspannen in Irak en slaagt het er bovendien niet in om de regionale doelstellingen te bereiken. Sinds de inval is het Midden Oosten enkel maar onstabieler geworden en zijn de machtsverhoudingen gewijzigd.

De regionale macht van Iran is toegenomen, onder meer met haar banden met de door Sjiieten gedomineerde regering in Irak. Ahmadinejad bezocht deze maand Bagdad, dit was het eerste volwaardige staatsbezoek van een buitenlands staatshoofd sinds maart 2003. President Ahmadinejad werd op de rode loper binnengehaald en werd van de luchthaven van Bagdad overgebracht met een escorte van auto’s en moto’s. Bush en andere Westerse leiders die de afgelopen jaren verrassingsbezoeken brachten aan Irak, moesten dat steeds onaangekondigd doen en werden snel over en weer gevlogen naar militaire bases van de VS.

Nederlaag voor Washington

Het bezoek van Ahmadinejad was een nederlaag voor Washington dat regelmatig uithaalt naar Iran wegens het nucleaire programma in dat land en wegens de steun van het reactionaire regime aan Sjiietische milities in Irak en “terroristische” groepen elders in het Midden Oosten (onder meer Hamas en Hezbollah). Ahmadinejad sprak zich in Bagdad sterk uit tegen het Amerikaans buitenlands beleid. Tegelijk verwelkomde hij de groeiende economische en handelsbanden met Irak en de miljoenen Iraanse pelgrims die naar Sjiietische religieuze plaatsen in Irak reizen.

De spanningen tussen de VS en Iran doen heel wat mensen vrezen voor een aanval op Iran. Een ‘generale repetitie’ voor een mogelijke luchtaanval leek zelfs plaats te vinden kort na middernacht op 6 september 2007. Toen waren vliegtuigen van de Israëlische luchtmacht actief boven Syrisch grondgebied en werd een onbepaald doelwit aangevallen.

De journalist Seymour Hersh onderzocht deze operatie (een verslag daarvan verscheen in de New Yorker van 11-18 februari 2008). Hersh kwam tot de conclusie dat er geen enkel bewijs is dat Syrië nucleaire wapens zou proberen aan te maken. Een voormalige officier van de Amerikaanse geheime dienst vertelde Hersh echter dat de operatie verbonden was met een plan voor een mogelijke luchtaanval tegen Iran.

De Amerikaanse geheime diensten moeten erkennen dat er geen bewijs is dat Iran bezig zou zijn met het ontwikkelen van kernwapens. Toch blijft er een oorlogsretoriek hangen in het Witte Huis. Zal Bush Iran aanvallen of binnenvallen, mogelijk met Israël als lokale bondgenoot? Dit kan niet uitgesloten worden, maar het is erg onwaarschijnlijk. Het feit dat het VS-leger vast zit in Irak en Afghanistan tegen de achtergrond van een erg beperkte populariteit voor Bush in eigen land en een mogelijke escalatie van een conflict in heel het Midden-Oosten, zijn elementen die een aanval op Iran onwaarschijnlijk maken.

Zolang het VS-imperialisme in Irak aanwezig blijft (ook al hoopt Washington haar aanwezigheid terug te kunnen dringen), zullen er spanningen blijven met Iran en kan dit leiden tot een openlijk en gewapend conflict.

Afghanistan

Het Westers imperialisme wordt ook steeds meer met een ramp geconfronteerd in Afghanistan. Dat land werd enige tijd naar voor geschoven als een model voor een “liberale interventie” gericht op het “opbouwen van een natie”. Dat was na het omverwerpen van de Taliban in 2001 even de retoriek van het VS-regime, maar nu is dit totaal ondermijnd.

Het feit dat de Afghanen onder de Westerse bezetting toelaten dat de Taliban een nieuwe opmars kent, zegt veel over de condities die vandaag heersen in het land. De Taliban stond voor een strikte interpretatie van islamitische wetten, ging over tot publieke executies en dwong vrouwen om volledig gesluierd te lopen. Het onderwijs stond niet open voor vrouwen. Deze reactionaire groep kan een nieuwe opmars maken door het failliet van de bezettingstroepen.

Onder de Westerse controle blijft Afghanistan één van de armste landen ter wereld met een levensverwachting van amper 46 jaar. Luchtaanvallen van de Navo treffen even goed onschuldige burgers. De drugsteelt kent een ongeziene groei waardoor Afghanistan nu in staat voor 86% van de wereldwijde productie van opium.

Er zijn hevige discussies tussen de verschillende NAVO-lidstataten over het gebrek aan troepen en middelen. Het imperialisme wordt geconfronteerd met heel wat moeilijkheden en de kans op een langdurig conflict. De Britse ambassadeur in Afghanistan stelde recent dat de Westerse troepen er wellicht 30 tot 40 jaar actief zullen moeten blijven. Het conflict dreigt de NAVO te laten uiteenspatten. Zo klaagt de Amerikaanse defensieminister Robert Gates over het feit dat Duitsland haar verantwoordelijkheid in de “oorlog tegen het terrorisme” zou ontlopen. Canada dreigt intussen om haar troepen terug te trekken.

Het conflict heeft ook een invloed in buurlanden, zoals in de kernmogendheid Pakistan. In februari staken Amerikaanse troepen de Pakistaanse grens over om de “leiding van Al Qaeda” aan te vallen. Het conflict in Afghanistan (en ook Irak) voedt bovendien de ontwikkeling van netwerken in het westen die zich baseren op groepen als Al-Qaeda. Deze trekken kleine groepjes vervreemde moslimjongeren aan. Een aantal van hen zijn bereid om bloedige en willekeurige aanslagen te plegen.

Betogingen

Vijf jaar geleden waren er miljoenen betogers tegen de inval in Irak. Heel wat arbeiders en jongeren radicaliseerden rond dit thema. Miljoenen mensen spraken zich uit tegen de regeringen en delen van de media die hadden gelogen over de Irakese “massavernietigingswapens” of de banden tussen Saddam en Al Qaeda. Dat waren de argumenten die werden aangehaald om de oorlog te rechtvaardigen.

De oorlogen zijn bijzonder onpopulair. Hierdoor hebben verschillende gevestigde partijen in het Westen geprobeerd om zich te distantiëren van het geweld en de oorlog. Dat zien we nu ook bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen waarbij Hillary Clinton en Barack Obama zich verbaal verzetten tegen delen van het buitenlands beleid van Bush. In het parlement stemden ze wel beiden voor de oorlogsbudgetten. Obama stelt dat de VS nog jaren in Irak zal moeten blijven.

Zowel de Democraten als de Republikeinen zijn partijen die gesteund worden door grote bedrijven en aandeelhouders. Ze hebben een agenda om de patronale belangen te dienen, zowel in eigen land als daarbuiten. Een Democraat als Amerikaans president kan misschien wel een uitdrukking zijn van een wijzigende sfeer in de VS, zeker tegenover de gediscrediteerde Republikeinse haviken. Maar zowel Clinton als Obama zullen de belangen van het VS-imperialisme blijven voorop stellen. In Groot-Brittannië is Gordon Brown evenzeer een doorslagje van waar Blair voor stond. De imperialistische agressie en de conflicten worden verdergezet in de strijd voor toegang tot grondstoffen, macht en invloed.

Het was overigens de voormalige Democratische president Bill Clinton die de NAVO-aanvallen tegen Servië in 1999 liet plaatsvinden. Dat was een voorloper van de oorlogen in Afghanistan en Irak. Het conflict in 1999 wordt nu voorgesteld als een meer “humanitaire” of “liberale” interventie. Dat werd recent nog eens naar voor geschoven met de door de VS gesteunde “onafhankelijkheidsverklaring” van Kosovo (waar de onafhankelijkheid niet gepaard gaat met een echt zelfbestuur en tegelijk zorgt voor een dreiging van nieuwe onstabiliteit in de regio).

Om de anti-oorlogsbeweging te ontwikkelen, is er nood aan een duidelijk anti-imperialistisch standpunt dat los staat van alle gevestigde pro-kapitalistische partijen. De internationale solidariteit met de werkende bevolking in Irak en Afghanistan is van cruciaal belang tegenover de imperialistische bezetting.

Er is steun nodig voor de pogingen om democratische, niet-sectaire arbeidersorganisaties op te zetten in Irak en Afghanistan. Deze organisaties moeten zich verzetten tegen het imperialisme en opkomen voor democratische rechten en voor het omverwerpen van de heersende marionettenregimes.

De recente stakingsbewegingen in Egypte en Iran tonen aan dat klassenstrijd de arbeiders kan verenigen over etnische, religieuze en nationale lijnen heen.

Er is nood aan een vrijwillige federatie van socialistische staten in de regio om zo een einde te maken aan het kapitalisme, imperialisme, armoede en onderdrukking. Als we de wereld willen bevrijden van imperialistische oorlogen en kapitalisme, zullen we moeten bouwen aan een politiek alternatief. Arbeiders en jongeren die actief worden in het verzet tegen de oorlog, waar ook ter wereld, hebben nood aan eigen politieke instrumenten met een socialistisch programma.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop