Category: Recensies/Cultuur

  • ‘En de zwakken ondergaan wat ze moeten ondergaan?’. Varoufakis vergist zich met verdediging EU

    dezwakkenHet nieuwe boek van Yanis Varoufakis, de voormalige minister van Financiën in Griekenland, wijst op de vreselijke rol van de EU in het afbreken van het sociaal weefsel en het opleggen van harde besparingen. Maar toch trekt Varoufakis de conclusie dat het erop aankomt om de Europese instellingen te hervormen. Wij zijn het daar niet mee eens. Een kritiek door Hannah Sell. 

    “Het geld in Griekenland raakt op. De regering in Athene gebruikt middelen voor de gezondheidszorg en openbare diensten om lonen en pensioenen te betalen. Zonder nieuwe financiële steun zal het moeilijk worden om de schuldaflossing in juli te betalen. Neen, dit is geen stuk uit de zomer van 2015 dat per ongeluk opnieuw geplaatst is. Griekenland is nadat het even uit de aandacht verdween terug. Er dreigt een nieuwe zomer van bedreigingen en nachtenlange toponderhandelingen.” (Larry Elliott, The Guardian, 30 april). De crisis in Griekenland is verre van opgelost, er komt stilaan een nieuw hoogtepunt in de crisis met de dreiging van een Grexit die terug opduikt. De Griekse werkenden komen opnieuw op straat in stakingsacties tegen de harde besparingen, nu opgelegd door een regering onder leiding van Syriza.

    Ongetwijfeld keken veel activisten die tegen het besparingsbeleid ingaan naar Griekenland voor antwoorden. Sommigen zullen ook het nieuwe boek van Yanis Varoufakis, ‘En de zwakken ondergaan wat ze moeten ondergaan?’, lezen. Varoufakis erkent de rol van de EU in het opleggen van het lijden van mensen. Hij beschrijft hoe in juli 2015 de Griekse regering werd neergeslagen. Maar hij legt niet uit hoe de regering onder leiding van Syriza tegen de trojka van de Europese Commissie, Europese Centrale Bank en Internationaal Monetair Fonds kon ingaan. Dit boek ligt in de lijn van vorige standpunten van Varoufakis die stelde dat hij probeerde om “het Europese kapitalisme van zichzelf te redden” door voorstellen te doen om de kapitalistische EU te hervormen. (zie ook het dossier over zijn ‘onregelmatige marxisme’: http://www.marxisme.be/n/2015/04/het-onregelmatige-marxisme-van-varoufakis-biedt-geen-antwoord/)

    Doorheen het boek geeft Varoufakis de indruk dat de EU kon hervormd worden tot een rechtvaardige instelling, als die instellingen maar hadden geluisterd. Op een bepaald ogenblik verwijst hij naar John Maynard Keynes die voor het verzwakte Britse kapitalisme onderhandelde in de besprekingen rond Bretton Woods over het financiële kader voor het naoorlogse kapitalisme. Volgens Varoufakis kwam Keynes met “een haarscherpe analyse van het kapitalisme, een unieke kijk op de economische krachten die de grote depressie veroorzaakten, een schitterend plan om de wereldfinanciën te hertekenen en tenslotte, maar niet onbelangrijk, een poëtische aanpak van woorden en een schrijverstalent bij het vertellen.” Bij het beschrijven van de nederlaag van Keynes tegenover de machtige Amerikaanse onderhandelaars, trekt hij ongetwijfeld ook een vergelijking met zijn eigen rol in de onderhandelingen met de Europese instellingen die hij ‘rede’ probeerde bij te brengen.

    Ondanks zijn nederlaag in de onderhandelingen met de EU, is Varoufakis voorstander om er deel van te blijven uitmaken en om de EU te hervormen. Eerder omschreef hij de EU als een “mislukte organisatie en een modderpoel vol antidemocratische krachten” (Herald Scotland, 12 maart). Maar nu trekt hij Groot-Brittannië rond om in de aanloop naar het EU-referendum op te roepen om binnen de EU te blijven. Een grote zwakte daarbij is dat hij niet aangeeft hoe een hervorming mogelijk is. Het blijft bij het idee dat “enkel een ernstige dialoog en een bereidheid om terug te keren naar de tekentafel kunnen de basis leggen waarop vrede en welvaart mogelijk zijn.” Zijn eigen ervaring als Griekse minister van Financiën geeft echter aan dat de Europese instellingen niet bereid zijn om te onderhandelen met krachten die tegen de besparingen ingaan en, meer nog, vastberaden zijn om deze krachten de kop in te drukken. Zijn eigen onderhandelingen met de EU leidden tot wat Varoufakis een “modern verdrag van Versailles” noemde, een verdrag om de strijdbaarheid van de werkenden in Griekenland en de rest van Europa te breken.

    Het zinkende schip van de EU

    In een recensie van het boek van Varoufakis en dat van Thomas Piketty schrijft de Britse journalist Paul Mason terecht over de benadering van Varoufakis: “Hij besluit zijn boek met een schets van zijn huidige project: Europa binnen de tien jaar democratiseren of het project laten vallen.” Mason vervolgt: “Beiden [Piketty en Varoufakis] zien zichzelf, en de linkerzijde waar ze voor staan, als de laatste verdedigers van het ware ideaal: een sociaal Europa dat de democratische waarden van de stichtende leden weerspiegelt. Tegenover hen staan twee krachten: het lamgelegde liberalisme waarvan de economische recepten niet langer werken en de rechtse xenofobie waarvan de economische recepten niet coherent zijn maar wel steun vinden.”

    Een ‘sociaal Europa’ was nooit meer dan een vijgenblad om het echte karakter van de EU te verbergen: een akkoord tussen de verschillende kapitalistische klassen van Europa om de grootst mogelijke markt te creëren waarbinnen de winsten gemaximaliseerd worden. Na de ervaringen van Griekenland, Ierland, Portugal en andere landen, samen met de opeenvolging van neoliberale akkoorden die door de EU werden aanvaard, blijft er niet veel over van dit vijgenblad.

    Paul Mason is terecht erg sceptisch over de kansen op succes voor Varoufakis. Hij stelt dat het opbreken van de EU mogelijk is en besluit dat “het probleem is dat het schip zinkt.” Het zou dan ook logisch zijn om “de reddingssloepen te bemannen.” Jammer genoeg trekt Mason daar zelf niet de conclusie uit dat het in Groot-Brittannië beter is om het zinkende schip te verlaten door voor een Brexit te stemmen. Hij vreest namelijk dat dit Boris Johnson (voormalige burgemeester van Londen) en Michael Gove (minister van Justitie) zou toelaten om in Groot-Brittannië alle neoliberale fantasiën te realiseren. Mason begrijpt meer dan Varoufakis, maar zijn benadering lijdt aan dezelfde fundamentele problemen. Hij wacht op een ogenblik in de toekomst – als de tijd rijp is – om op te komen voor wat volgens hem een correcte benadering van een Brexit is. Maar we helpen de strijd tegen het kapitalisme nooit vooruit door te pleiten voor een standpunt dat objectief gezien tegen de belangen van de meerderheid – de arbeidersklasse – ingaat vanuit de subjectieve vrees dat die meerderheid nog niet ‘klaar’ is om dit standpunt te horen. Een van de eerste regels voor marxisten is om de werkende bevolking steeds de waarheid te zeggen.

    Dit was niet de benadering van Varoufakis toen hij minister was. Toen hij ontslag genomen had, vertelde hij over zijn bijeenkomsten met de Eurogroep: “Je brengt een argument naar voor waar je hard op gewerkt hebt, dat logisch en coherent is en je botst op lege blikken. Het is alsof je niets gezegd hebt. Wat je zegt staat los van wat zij zeggen. Je kan evengoed het Zweedse volkslied zingen, hun antwoord  zou hetzelfde zijn.” (New Statesman, 13 juli 2015).

    Als minister vertelde Varoufakis samen met premier Tsipras een ander verhaal. Toen er op 20 februari 2015 een eerste akkoord gesloten werd, waarbij de regering van Syriza zich in het Europese besparingskader inschreef, had Varoufakis het nog over een belangrijke stap die het resultaat was van “oprechte onderhandelingen” in een “relatie tussen gelijken.” Het is mogelijk dat de nieuwe Griekse regering geen keuze had om op dat ogenblik met harde voorwaarden in te stemmen terwijl het de strijd tegen de Europese instellingen voorbereidde. Maar door de realiteit van de situatie te verdoezelen – niet alleen op dat moment, maar doorheen de onderhandelingen – was de arbeidersklasse slecht voorbereid op wat zou komen. Maar desondanks toonde de Griekse arbeidersklasse een moedige strijdbaarheid tegen de trojka.

    De rechterzijde ruimte laten

    Een sterke campagne vanuit de arbeidersbeweging tegen de EU zou de politieke situatie in Groot-Brittannië veranderen. Door te zwijgen – zoals Paul Mason aanbeveelt – wordt het gevaar groter dat de ‘rechtse xenofobie’ een groter voordeel haalt uit de woede tegenover de ondemocratische EU. Door de energie te richten op pogingen om de Europese instellingen te overtuigen en in de praktijk de echte rol van deze instellingen te verdoezelen, creëren ook Varoufakis en zijn medestanders de voorwaarden voor een opkomst van extreemrechtse en rechts-populistische krachten waar ze zo bang van zijn.

    Beeld je in dat Labour-voorzitter Jeremy Corbyn de druk van de Blairisten had weerstaan en had opgeroepen voor een internationalistische anti-besparingsstem tegen de EU. Het zou het debat volledig veranderd hebben. Nu wordt dit gedomineerd door pro-kapitalistische krachten aan beide kanten. Het zou overigens ook de mogelijkheid van een meerderheid voor een Brexit vergroot hebben. In plaats van ruimte te creëren voor de rechtse Tories om nog verder te gaan met hun neoliberale beleid, zou het perspectief van een door Corbyn geleide Labour-regering op de agenda gestaan hebben. Maar zelfs los hiervan is het verkeerd om te denken dat de rechtse Tories vrijspel krijgen als er een Brexit komt. Jacob Rees-Mogg, een Tory die voor de Brexit is, trekt de vergelijking tussen de huidige crisis in de Tory-partij en de verdeeldheid rond de Graanwetten in de 19de eeuw: “Die verdeeldheid hield de partij 28 jaar uit de regering.” (Financial Times, 17 mei). Rees-Mogg probeert wanhopig te waarschuwen voor de gevolgen van een verdeeldheid in zijn partij.

    Als Johnson premier wil worden, zou dit tegen de achtergrond van een potentieel fatale crisis in de Tory-partij zijn. Rees-Mogg beseft dat Johnson zou botsen op harde oppositie van de Cameron-vleugel. Dat is waarom hij de Tories oproept om David Cameron in het zadel te houden, zelfs in het geval van een Brexit. Maar dit is wellicht utopisch. Een meerderheid voor een Brexit zou ongetwijfeld leiden tot een aftreden van Cameron. De bijhorende onrust binnen de Tories zou de arbeidersklasse een mogelijkheid bieden om de besparingsagenda van de Tories een nederlaag toe te brengen.

    Jammer genoeg zien noch Paul Mason noch Yanis Varoufakis een rol voor arbeidersstrijd weggelegd in hun analyses. Mason verwijst er wel naar en haalt er soms ook inspiratie uit, maar hij is pessimistisch over de mogelijkheid van arbeidersstrijd om een rol te spelen. In het boek van Varoufakis zijn de arbeidersklasse en massastrijd compleet afwezig.

    Dit is niet alleen het geval voor de meer recente gebeurtenissen, maar ook in de historische verwijzingen. Zo neemt Varoufakis de tijd om op de val van Margaret Thatcher in te gaan, maar daarbij wordt niets gezegd over de rol van de 18 miljoen mensen sterke niet-betalingsbeweging tegen de Poll Tax, een campagne geleid door Militant, de voorloper van de Socialist Party. Deze campagne was van groot belang in de val van Thatcher. Maar het is schokkender om te zien dat de heldhaftige Griekse massa’s nog geen voetnoot waard zijn in de ogen van Varoufakis. De meer dan 30 algemene stakingen tegen het besparingsbeleidkomen niet eens aan bod.

    In plaats daarvan trekt hij volgend besluit uit de gebeurtenissen van juli 2015: “De Eurogroep slaagde erin om onze regering omver te werpen door ons zodanig uit te putten dat premier Tsipras toegaf… en onze samenleving de wil tot hervormingen verloor en, nog erger, de Europese democratie sterk gewond raakte.” Alsof de volledige samenleving niet anders reageerde dan de regering-Tsipras. De Griekse samenleving – in het bijzonder de werkenden en armen – toonden hun bereidheid om tegen de Eurogroep in te gaan toen ze ‘oxi’ (neen) stemden in het referendum over het besparingsprogramma van de trojka. Er was niets noodzakelijk of automatisch aan de beslissing van Tsipras om te capituleren voor de Eurogroep. Het was evenmin een kwestie van beschadiging van de ‘Europese democratie’ zoals Varoufakis het beschrijft, de gebeurtenissen toonden het ondemocratische karakter van de EU.

    Varoufakis omschrijft zichzelf als een ‘onregelmatige marxist’ maar er is weinig marxisme te vinden in zijn boek. Het startpunt van Karl Marx was een analyse van de realiteit van het kapitalisme. Van daaruit trok hij algemene conclusies over hoe het kapitalisme functioneerde en, van cruciaal belang, ook hoe het kon omvergeworpen worden. Een van de fundamentele tegenstellingen van het kapitalisme  waar Marx op wees was het feit dat het systeem enerzijds op natiestaten gebaseerd was terwijl er anderzijds een wereldmarkt ontwikkelde. Ondanks de globalisering in de decennia voor de crisis van 2008 was het kapitalisme niet in staat om zich van de nationale basis te bevrijden. Voor Varoufakis kunnen deze en andere tegenstellingen van het kapitalisme overkomen worden door de kracht van redelijke argumenten.

    Een utopisch standpunt

    Na een lang eerste deel in het boek waarin Varoufakis terugblikt op de totstandkoming van de EU en vooral op de banden met de VS, gaat hij over tot de crisis in de EU sinds 2008 en zijn (beperkte en vage) ideeën om tot oplossingen te komen. Zijn centrale eis voor een “degelijk politiek surplus recyclage mechanisme.” Dit idee van iets als een ‘transfer unie’ werd ook door anderen naar voor gebracht, onder meer de gouverneur van de Bank of England, Mark Carney. Het uitgangspunt is dat landen van de eurozone  belastinginkomsten over de grenzen kunnen transfereren zodat middelen van rijkere naar armere landen kunnen. Maar dit wordt afgeblokt door Duitsland, Nederland en andere rijkere landen. Varoufakis erkent dit, maar begrijpt niet waarom. Hij stelt: “De grote vraag is: waarom? Waarom wordt dit verworpen terwijl de VS het in de jaren 1940 realiseerde en het essentieel is om een asymmetrische monetaire unie te behouden?”

    Varoufakis houdt geen rekening met de verschillende krachtsverhoudingen na de Tweede Wereldoorlog toen het stalinisme een bedreiging vormde voor het kapitalisme in Europa. Deze dreiging vormde de lijm die de westerse kapitalistische machten samenbracht. Hij begrijpt ook het verschil niet tussen de VS, een federale natiestaat, en de eurozone als bundeling van verschillende naties met een gemeenschappelijke munt. Een federale natiestaat kan middelen relatief eenvoudig herverdelen, maar in de eurozone is dit moeilijker omdat de kapitalistische klassen van de verschillende naties tegenstrijdige belangen he bben. Zelfs in de periode van globalisering voor de crisis van 2008 was het, ondanks alle druk op de kapitalistische klassen van Europa om samen efficiënter de concurrentie met de VS en nadien China aan te gaan, niet mogelijk om de grenzen van de natiestaat te overstijgen. De productiekrachten hadden de nationale en tot op zekere hoogte zelfs de continentale grenzen overstegen, maar het kapitalisme bleef gebaseerd op naties die niet alleen economische eenheden zijn maar ook politieke en sociale entiteiten.

    Zelfs in een periode van sterke economische groei waren de Europese kapitalisten slechts noodgedwongen met elkaar verbonden en waren er regelmatig botsingen tussen nationale belangen. In zo’n situatie de euro als gemeenschappelijke munt aannemen, moest vroeg of laat leiden tot enorme problemen voor de EU. Nu het kapitalisme op wereldvlak en in Europa in crisis is, worden de confrontaties intenser. De neokoloniale aanpak van Griekenland toont dit duidelijk aan. De factoren die de Europese kapitalisten tot samenwerking veroordelen zijn er nog steeds en dit zorgt ervoor dat ze zullen strijden om de eurozone te redden. Maar tegelijk zijn er centrifugale krachten die op een bepaald ogenblik zo sterk zullen worden dat de eurozone en mogelijk zelfs de EU breken.

    Varoufakis denkt echter dat het kapitalisme in staat is om de beperkingen van de natiestaten te overstijgen enkel en alleen door dit te willen. Hij pleit voor het “totstandkomen van een overkoepelende Europese identiteit die de verschillende nationale identiteiten omvat maar niet opslorpt.” Hij maakt geen onderscheid tussen de bestaande natiestaten en de EU. “Als een gemeenschappelijke Europese identiteit en een supranationaal gevoel niet mogelijk is, dan moet de Europese Unie maar ontbonden worden en moeten de Schotten en Catalanen onafhankelijkheid krijgen van Londen en Madrid. Als er anderzijds een supranationale Europese identiteit mogelijk is en er een Europees soeverein volk kan ontstaan, dan is een democratische Europese Unie mogelijk.”

    Varoufakis stelt terecht dat hij voorstander is van het recht op zelfbeschikking, met inbegrip van onafhankelijkheid voor zowel Schotland als Catalonië. Maar hij vergist zich door dit te verbinden met zijn utopische visie van een kapitalistische en democratische EU. Enkel op basis van een breuk met het kapitalisme en de opbouw van een socialistische geplande economie zal het mogelijk zijn om een echt democratische federatie van Europa met een vol recht op zelfbeschikking voor alle nationaliteiten tot stand te brengen, mogelijk kan dit aanvankelijk op basis vna een confederatie van onafhankelijke socialistische staten.

    Onmiddellijk na de Russische revolutie van 1917 – de eerste breuk van de arbeidersklasse met het kapitalisme – kon de nieuwe democratische arbeidersstaat de muren van de tsaristische “gevangenis van naties” in Rusland neerhalen. Er werd gebouwd aan de Republiek van Socialistische Sovjet Federaties waarbij heel wat onderdrukte nationaliteiten voor het eerst vrijheid kregen. Deze geschiedenis werd nadien terug opgeborgen door de stalinistische misdaden tegen onderdrukte volkeren, maar het blijft een belangrijke indicatie van wat mogelijk is op basis van een breuk met het kapitalisme.

    Kapitalistische landen

    Het kapitalisme was nooit minder in staat om de eisen voor nationale bevrijding of de creatie van nieuwe onafhankelijke en welvarende naties in te willigen. De voorbeelden van Schotland en Catalonië tonen integendeel aan dat er niet alleen tussen de EU-landen grote tegenstellingen bestaan, maar ook in deze landen. Het is een indicatie van het steeds meer door crisis gekenmerkte kapitalisme. Groot-Brittannië was een pionier van het kapitalisme en werd een van de machtigste imperialistische landen op de planeet. Na de opkomst van het Britse kapitalisme werden Schotland en Engeland met de Act of Union van 1707 samengevoegd op basis van brutale repressie tegen de Schotten, waar een meerderheid tegen de unie was. Een tijdlang stond Schotland centraal in de ontwikkeling van het Britse kapitalisme omdat het de ‘fabriek van de wereld’ vormde. Zo werd tegen de jaren 1880 maar liefst 85% van het Britse ruwe ijzer in Schotland geproduceerd.

    Onder de arbeidersklasse bleef er altijd een Schots bewustzijn bestaan, ook al werd dit een tijdlang gecombineerd met een Brits bewustzijn. Maar de Schotse heersende klasse integreerde volledig in de Britse kapitalistische klasse. Vandaag is er een deel van de Schotse kapitalisten voorstander van onafhankelijkheid, maar het Britse kapitalisme op zich is daar compleet tegen. Het wordt immers gezien als een nieuwe grote stap in de Britse neergang. Ook de kapitalistische klassen van andere Europese landen, niet in het minst Spanje, zijn bang dat Schotse onafhankelijkheid een momentum zou vormen voor strijdbewegingen van andere minderheden die opkomen voor zelfbeschikking binnen hun staten. De crisis van het Britse kapitalisme heeft samen met het harde besparingsbeleid van de conervatieven geleid tot een sterke steun voor onafhankelijkheid onder een groeiend aantal werkenden in Schotland. Er is geen vergelijking mogelijk tussen Groot-Brittannië waar een grotendeels eengemaakte kapitalistische klasse zich verzet tegen onafhankelijkheid voor Schotland, en de EU waar 28 kapitalistische klassen elk hun eigen belangen hebben.

    Toch denkt Varoufakis dat het mogelijk is om hen onder het kapitalisme te verenigen. Hij stelt dat de 19e eeuw bol stond van de voorbeelden van hoe de opgang van het kapitalisme en de triomf van kapitaalsaccumulatie over de feodale autoriteiten leidden tot het wegnemen van interne grenzen en verschillende regionale identiteiten werden samengevoegd om nieuwe nationale identiteiten te vormen. Zo verwijst hij naar de Duitse eenmaking die opgelegd werd door de harde Pruissische hand. Op deze basis kan er volgens Varoufakis ook een Europese identiteit ontstaan. Hij merkt zelfs op; “Europese democraten vestigden veel hoop in het idee dat de democratie onopvallend in de Europese Unie zou binnenglippen zoals het dit eerder deed in de instellingen van natiestaten als Groot-Brittannië of Frankrijk.”

    Democratie is niet ‘binnengeglipt’ in die landen. De kapitalistische democratie werd in beide landen afgedwongen op basis van revolutie en burgeroorlog, hoe hard de kapitalisten dit vandaag ook willen vergeten. In de eerste periode van haar ontwikkeling speelde het kapitalisme een historisch progressieve rol in het omverwerpen van het feodalisme en het uitvoeren van de taken van de kapitalistische democratische revolutie, met inbegrip van de vestiging van natiestaten. Onder leiding van een opkomende kapitalistische klasse kwamen revolutionaire bewegingen die de onderdrukte massa’s achter zich mee kregen voor nationale bevrijding. Eens het kapitalisme gevestigd was, kwam daar verandering in.

    Kapitalistische klassen die later op het toneel van de geschiedenis verschenen, waren bang dat bewegingen van de arbeidersklasse en de onderdrukten hun eigen heerschappij zou bedreigen. Die angst was groter dan de wil om de historische rol in het vestigen van moderne natiestaten te spelen. Dit was zelfs 170 jaar geleden al het geval, toen het kapitalisme nog in een opkomende fase zat. In de revoluties van 1848 bijvoorbeeld durfde de kapitalistische klasse van Duitsland, in de vorm van het Frankfurter Parlement, niet de revolutionaire stappen zetten die nodig waren om een eengemaakte staat te creëren vanuit de verschillende feodale staatjes in wat vandaag Duitsland is. Dit was in een situatie met een duidelijk nationaal bewustzijn, een gemeenschappelijke taal en cultuur – allemaal erg verschillend van de EU vandaag. Het Frankfurter Parlement leed een nederlaag, de Duitse eenmaking werd decennia later uitgevoerd door de ‘ijzeren hand’ van Pruisen. Het resultaat was geen kapitalistische democratie maar een absolute monarchie waarin het parlement (de Reichstag) slechts symbolische bevoegdheden had.

    Internationale arbeidersstrijd

    Socialisten kunnen het Europees Parlement gebruiken als platform om de stem van de arbeidersklasse te laten horen, maar dit parlement heeft slechts erg beperkte bevoegdheden. Varoufakis erkent dit, maar legt niet uit hoe het kan veranderen. De macht in de EU zit vandaag heel sterk geconcentreerd in de Europese Raad met de regeringsleiders van de kapitalistische natiestaten van de EU. Zij hebben er geen belang bij om meer macht aan het parlement over te dragen. Het klopt dat een Europese massabeweging die meer macht voor het parlement eist, hen kan dwingen om toegevingen in die richting te doen. Maar indien er zo’n beweging tot stand zou komen, is het onwaarschijnlijk dat ze zich zou beperken tot de eis van meer macht voor het Europees Parlement. Het zou snel uitdraaien op een strijd tegen alle kapitalistische regeringen van Europa en de vestiging van een socialistische samenwerking over heel het continent.

    Momenteel nemen bewegingen doorheen Europa de eis van meer macht voor het Europees Parlement niet op. Er is integendeel een groeiende woede en afkeer tegen de EU, dit bleek recent nog in het Nederlandse referendum. Dit is weinig verrassend als regering na regering – van Griekenland tot Ierland – beweert dat er geen andere keuze is dan harde besparingen opleggen omdat de EU dit nu eenmaal vereist. Als socialisten zich in deze omstandigheden opwerpen als verdedigers van de EU, dan wordt alle ruimte gelaten aan extreemrechts. Wij aanvaarden niet dat regeringen besparingen moeten doorvoeren. Er zijn inderdaad Europese dictaten, maar die regeringen kiezen ervoor om daar niet tegen in te gaan.

    Als de regering van Syriza vorige zomer evenveel moed had als het Griekse volk en was ingegaan tegen de pogingen van de EU om het besparingsbeleid hardhandig op te leggen, dan was Griekenland wellicht uit de eurozone en mogelijk zelfs uit de EU gezet. Syriza had hierop kunnen reageren met een socialistisch programma om het lijden van de Griekse bevolking te verzachten. Dit zou een inspiratie geweest zijn voor werkenden en jongeren doorheen Europa. Een socialistisch plan zou onder meer weigeren om de schulden terug te betalen, de banken nationaliseren en een kapitaal- en handelscontrole vestigen. Maar het zou verder moeten gaan. Een noodprogramma om Griekenland te redden, zou alle grote bedrijven onder publieke controle en bezit plaatsen als onderdeel van een noodplan van publieke werken om de infrastructuur van transport, ziekenhuizen, huisvesting, … herop te bouwen en de economie terug vooruit te stuwen.

    Syriza koos ervoor om deze weg niet te volgen en te capituleren. De Griekse schuldenberg is onbetaalbaar, hoeveel ellende de bevolking ook opgelegd krijgt. Het Griekse lidmaatschap van de eurozone wordt eens te meer in vraag gesteld. De harde lessen van het voorbije jaar tonen dat de droom van Varoufakis om de EU te hervormen een hersenschim is. De groeiende arbeidersstrijd tegen het kapitalistische besparingsbeleid doorheen het continent – van het neerhalen van de Ierse watertaks tot de beweging tegen de regering van Hollande in Frankrijk – tonen het potentieel voor een beweging die opkomt voor een echt democratisch Europa, een socialistisch Europa.

  • Postkapitalisme. Behoort het socialisme tot het verleden?

    postkapitalismeboekHet nieuwe boek van Paul Mason, ‘Postkapitalisme’, brengt een beeld van een nieuwe samenleving zonder de horror van het huidige kapitalistische systeem. Maar hij denkt dat massale arbeidersstrijd om de samenleving te veranderen en een socialistisch alternatief oude en voorbijgestreefde ideeën zijn. Een recensie door Peter Taaffe.

    ‘Postkapitalisme’ van Paul Mason behandelt een reeks thema’s die ook al aan bod kwamen in het boek van Jeremy Rifkin, ‘The Zero Marginal Cost Society’. Rifkin schreef daarin: “Het tijdperk van het kapitalisme is voorbij, de piek is overstegen en nu begint de trage neergang.” Mason stelt: “De langetermijnperspectieven voor het kapitalisme zien er slecht uit,” en het tijdperk van het neoliberalisme is gedoemd. Zijn boek is de moeite waard voor zijn schitterende beschrijving van het falende kapitalisme.

    Zowel Mason als Rifkin zijn het erover eens dat het ‘einde van het kapitalisme’ er zal komen door de enorme ontwikkeling van technologie, in het bijzonder de informatietechnologie die niet kan beperkt worden tot de enge grenzen van de natiestaat en het kapitalistische privaat bezit van de productiemiddelen. De enorme stimulans van de productiviteit zal ervoor zorgen dat de kost van productie bijna nul zal worden, stelt Rifkin. Het zou ervoor zorgen dat producten zo goed als gratis worden waardoor de “levenslijn van het kapitalisme opdroogt.”

    Rifkin verwijst naar de ideeën van Karl Marx zonder zelf een marxist te zijn, hij komt naar eigen zeggen van een kleinburgerlijke achtergrond. Hij vertegenwoordigt de empirische conclusies van een deel van de burgerlijke intellectuelen die onder invloed van het marxisme kunnen staan, zeker indien er een massale marxistische stroming is. Zoals we al eerder aangaven, wijzen de ideeën van Rifkin er ook op dat marxisten sommige van deze individuen, zeker de jongere intellectuelen, kunnen overwinnen naar de kant van de arbeidersbeweging.

    Paul Mason daarentegen beweert marxist te zijn, ook al is zijn boek een duidelijke ideologische stap weg van het marxisme. Het is een erg pessimistisch boek, zeker wat de vooruitzichten voor de arbeidersbeweging en het socialisme betreft. Die verwijst hij naar het verleden. Mason geeft de voorkeur aan een alternatief in het politieke niemandsland van het ‘postkapitalisme’. Zowel Rifkin als Mason hebben het over het hedendaagse kapitalisme en de vooruitzichten ervan, maar komen uiteindelijk tot volslagen utopische projecten als organisatie doorheen de ‘commons’ als alternatief. Mason stelt: “Er is een spontane opkomst van productie op basis van samenwerking: parallelle munteenheden, coöperatieven en zelfbeheerde ruimten. Er zijn nieuwe vormen van bezit en van krediet. Ik denk dat dit een uitweg biedt, maar enkel indien deze kleinschalige projecten gevoed, gepromoot en beschermd worden.”

    En hoe zal deze gelukzalige situatie dan bekomen worden? Niet door de arbeidersklasse en haar organisaties die tot instrumenten van het verleden herleid worden. Neen, het zou gebeuren door “de algemene kennis… waarin de geest van iedereen op aarde met elkaar verbonden is door gedeelde kennis, waarbij elke stap vooruit iedereen ten goede komt.” Als journalist voor Channel 4 en voorheen Newsnight is Paul Mason duidelijk beïnvloed door de Occupybeweging.

    Occupy was ongetwijfeld een belangrijke stap in het politieke ontwaken van de nieuwe generatie in de VS en de rest van de wereld, zoals de bewegingen in Spanje, Griekenland, … dat ook waren. Wij verwelkomden dit. Maar Mason baseert zich niet op de sterktes en het potentieel van de beweging, hij verwijst naar de zwakke punten: de vermeende ‘spontaneïteit’ en bijhorende naïviteit in de confrontatie met het kapitalisme. Het idee dat een veralgemeende beweging van jongeren door een bewuste ‘niet-organisatie’ kan ontwikkelen tot een beweging die het brutale ‘moderne’ kapitalisme omverwerpt en de staatsmachine kan neutraliseren, leidt tot een impasse. Een deel van de Occupy-beweging, onder meer in Seattle met de verkiezing van Kshama Sawant, trok de conclusie dat ook politieke acties nodig zijn om tot verandering te komen.

    In Spanje was er met de indignado’s een gelijkaardig proces. De indignado’s gingen in de praktijk over tot een boycot van ‘politiek’ waardoor de rechtse Partido Popular (PP) de verkiezingen kon winnen. Dit leidde tot een nieuw bewustzijn waarin de nood aan radicale politieke actie werd erkend, wat weerspiegeld werd in de opkomst van Podemos. Of deze nieuwe beweging de ongetwijfeld radicale sfeer van de Spaanse werkenden in een succesvolle breuk met het besparingsbeleid kan omzetten, is een andere vraag. De leiding van Podemos is er met de poging om een ‘anti-partij partij’ uit te bouwen en vage kritiek op wat het de ‘kaste’ noemt – in plaats van een duidelijke kritiek op de heersende klasse en haar partijen en organisaties – niet in geslaagd om een meerderheid van de Spaanse werkenden te overtuigen. De steun in de peilingen nam zelfs wat af.

    Verkeerd begrip van marxisme

    Mason valt het marxisme aan, hij richt zich vooral tegen Friedrich Engels die samen met Marx aan de basis van het wetenschappelijk socialisme lag en die een analyse van de Britse arbeidersklasse maakte. Mason gaat ook in tegen Lenin en de bolsjewieken, samen met de Russische revolutie waar ze leiding aan gaven. Hij is ook erg kritisch over de marxistische analyses voor de Eerste Wereldoorlog die volgens hem bepaald werden door “doembeelden” die niet bleken te kloppen. Tegelijk haalt Mason de loftrompet boven voor Rudolf Hilferding die voor de Eerste Wereldoorlog een Oostenrijkse ‘marxistische econoom’ was maar eindigde als reformist die het kapitalisme verdedigde.

    Mason vergist zich als hij stelt dat het marxisme het aanpassingsvermogen van het kapitalisme onderschat. Marx verklaarde dat geen enkel systeem van het toneel van de geschiedenis verdwijnt zonder alle mogelijkheden binnen dit systeem uitgeput te hebben. Dit moest niet geïnterpreteerd worden op een ruwe economisch ‘deterministische’ wijze zoals Mason het spijtig genoeg doet. Economische ontwikkelingen kunnen uiteindelijk beslissend zijn, maar ook de staat en de politiek spelen een cruciale rol in het hele proces.

    Dit maakt dat marxisme zich niet beperkt tot economische perspectieven, maar de hele ‘politieke economie’ behandelt: de dialectische verwevenheid tussen economische en politieke ontwikkelingen, oorzaak kan gevolg worden en gevolg kan oorzaak worden. Zo legde het verraad van de revolutionaire golf na de Tweede Oorlog door de sociaaldemocratie en het stalinisme de politieke basis voor de stabilisering van het kapitalisme en de langdurige groei van het wereldkapitalisme van 1950-75.

    Om dezelfde reden verwerpen we de kunstmatige constructie van de Russische econoom Nikolai Kondratiev over de zogenaamde lange golven. Leon Trotski beantwoordde dit al in 1923. Maar nu komen Mason en anderen er terug mee af op basis van een abstract rechtlijnige analyse van het economisch proces waarbij onvoldoende rekening wordt gehouden met de impact van grote politieke ontwikkelingen in verschillende landen en wereldwijd.

    Mason kan het niet laten om even uit te halen naar het ‘trotskisme’. Hij behoorde zelf ooit tot de kleine groep Workers Power, een afsplitsing van de Britse Socialist Workers Party. Mason verwijt het ‘trotskisme’ een verkeerde economische analyse in 1946. Het gaat om een analyse van één politieke stroming, die van wat het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationale zou worden. De voorlopers van Militant en het CWI hielden wel rekening met de politieke ontwikkelingen destijds, meer bepaald het verraad van de sociaaldemocratie en het stalinisme in de revolutionaire golf na de oorlog. De economische en politieke perspectieven werden aangepast en onze voorlopers waren in staat om te voorzien dat de Labour-regering van 1945 een reeks ernstige hervormingen zou doorvoeren.

    De Eerste Wereldoorlog

    Mason vergist zich eveneens over de oorsprong van de Eerste Wereldoorlog. De analyse van Lenin, Trotski en Rosa Luxemburg voor de oorlog – waarbij ze ingingen tegen de reformistische theoreticus Eduard Bernstein die verklaarde dat de beweging alles was en het uiteindelijke doel niets – werd bevestigd in de oorlog. Ze erkenden dat het kapitalisme voor de oorlog een relatief progressief systeem was dat de productiekrachten (wetenschap, techniek en de organisatie van de arbeid) verder kon ontwikkelen. Dit wil echter niet zeggen dat een geslaagde revolutie in de 19de eeuw – denk maar aan de Parijse Commune van 1871 – er niet in geslaagd zou zijn om de industrie en de samenleving veel sneller te ontwikkelen.

    Maar bij gebrek aan dergelijke succesvolle revolutie kon het kapitalisme nog vooruitgaan en was er ook een groei van de arbeidersklasse, de toekomstige grafdelvers van dit systeem. Maar het kapitalisme botste op zijn beperkingen, het werd van een relatieve hindernis voor de ontwikkeling van de productie omgevormd tot een absoluut obstakel waarbij de natiestaat en het privaat bezit de productiekrachten verstikten. Dit kon enkel leiden tot de rampspoed van een oorlog.

    In de periode van groei voor de Eerste Wereldoorlog, ruw gezegd van 1896 tot 1914, was er een zekere verzachting van de klassenverhoudingen en de leiders van de arbeidersorganisaties pasten zich aan deze situatie aan. De arbeidersklasse was hierdoor niet voorbereid op de dreigende catastrofe van de wereldoorlog. Het verraad van de sociaaldemocratische leiders die hun eigen heersende klassen in de oorlog steunden, leidde tot verwarring onder de arbeidersklasse en binnen de arbeidersbeweging.

    Drie jaar van bloedbaden bereidden de weg voor de revolutie voor, in het bijzonder de Russische revolutie van 1917. Toch stelt Mason dat het meest beslissende moment in de 200-jarige geschiedenis van de georganiseerde arbeidersbeweging de vernietiging van de Duitse arbeidersbeweging door het fascisme was. Niet de revolutie maar de contrarevolutie was blijkbaar beslissend. Wij zijn het daar niet mee eens, in die 200 jaar – en in feite in de volledige menselijke geschiedenis – was de Russische revolutie het meest beslissende moment, niet de fascistische contrarevoluties in Duitsland, Italië en Spanje die een enorm obstakel waren voor de ontwikkeling van de samenleving en de arbeidersbeweging.

    Strijden om binnen het kapitalisme te overleven?

    Dit zijn geen abstracte thema’s die louter van historisch belang zijn. Mason is eenzijdig in zijn analyse: “Het wordt nodig om iets te zeggen waar velen ter linkerzijde het moeilijk mee hebben: het marxisme was verkeerd over de arbeidersklasse. Het proletariaat kwam het dichtste bij een verlichte, collectieve historische kracht die ooit uit de menselijke samenleving voortkwam. Maar 200 jaar van ervaringen tonen ook dat het proletariaat vooral bezig is met het ‘leven ondanks het kapitalisme’ in plaats van het omver te werpen. Linkse literatuur staat vol met excuses voor dit verhaal van 200 jaar nederlagen: de staat was te sterk, de leiding te zwak, de arbeidersaristocratie had teveel invloed, … De arbeidersklasse was geen onbewuste verdediger van socialisme, ze was zich bewust van wat ze wilde en bracht dit tot uiting in haar acties. Ze wilde een meer leefbare vorm van kapitalisme. Dit was niet het resultaat van een gebrek aan inzichten. Het was een strategie die gebaseerd was op iets waar de marxistische traditie nooit bij stilstaat:  het voortbestaan van vaardigheden, autonomie en status in het leven van de arbeidersklasse.”

    In de 20ste eeuw die getekend werd door oorlogen, economische en sociale rampen, revoluties en opstanden, was er volgens Mason dus geen poging om een nieuwe socialistische wereld tot stand te brengen, maar probeerden de werkenden slechts om tot een ‘leefbaar kapitalisme’ te komen. Mason slaagt erin om geen rekening te houden met de Russische revolutie, de Duitse revolutie van 1918-1923, de Italiaanse bedrijfsbezettingen van 1920 en deze in de VS in de jaren 1930, de Spaanse revolutie van 1931-37 waarin de Spaanse arbeidersklasse minstens tien mogelijkheden van revolutie kende.

    En dan hebben we het nog niet over de grootste algemene staking in de geschiedenis met massale fabrieksbezettingen in Frankrijk in 1968 of de revolutionaire onrust in Italië, Portugal, Griekenland, … in de jaren 1970. In 1975 verklaarde de krant ‘Times’ dat de nederlaag van de staatsgreep door Spinola in Portugal ervoor zorgde dat het “kapitalisme in Portugal dood” was. De banken en 70% van de industrie werden genationaliseerd onder druk van een opstandige arbeidersklasse. Dit alles was blijkbaar één groot misverstand. In plaats van revolutie en het perspectief van een nieuwe samenleving, vergoten de massa’s hun bloed en leverden ze enorme inspanningen om een andere vorm van kapitalisme te bekomen.

    Hetzelfde kan gezegd worden over Mason’s veronderstelling dat we nu niet langer een arbeidersklasse in een andere gedaante kennen, maar een “menselijk netwerk.” Dat kwam er plots aan: met één enkele pennentrek wordt de arbeidersklasse ontbonden. Dit argument is niet nieuw. Het is slechts een heropgewarmde versie van diegenen die in het verleden, vooral na de val van het stalinisme, van het stalinisme overgingen naar het euro-communisme, dat een belangrijke rol speelde in het theoretisch onderbouwen van de bocht naar rechts in de sociaaldemocratie. Een van de prominente theoretici uit die tijd, Eric Hobsbawm, wordt sterk geprezen in het boek van Mason. Hobsbawm stelde dat de desindustrialisering wees op het verdwijnen van de arbeidersklasse.

    De klassieke vorm van de arbeidersklasse als industrie-arbeiders heeft numeriek aan belang verloren in de ontwikkelde industriële landen, maar is op wereldvlak nog gegroeid in aantal, onder meer door de massale industrialisering van landen als China, India, Brazilië, … Het proces van desindustrialisering is verder gegaan, maar een groot aantal werkenden blijft ook in de ontwikkelde kapitalistische landen actief in sectoren als transport of industrie. Zij kunnen en zullen nog steeds een beslissende rol spelen.

    Maar daarnaast is er ook het proces van ‘proletarisering’ van voorheen ‘geprivilegieerde’ lagen zoals leraars, ambtenaren, academici, … die nu vaak armzalige lonen krijgen en zichzelf als onderdeel van de arbeidersklasse zien. Recent waren er grote bewegingen in de VS om een verhoging van het minimumloon tot 15 dollar per uur te eisen. Laag betaalde werkenden komen in actie, denk maar aan de revoltes in call centers of bij Amazon. Zij worden mee beïnvloed door de algemene sfeer onder de volledige arbeidersklasse, niet alleen op syndicaal vlak maar ook op politiek en sociaal vlak.

    Socialistisch bewustzijn

    Er is nog geen ontwikkeling van een breed gedragen socialistisch bewustzijn, ook in pakweg Griekenland is dit niet het geval ondanks de diepe economische crisis die er geleid heeft tot een nooit geziene woede onder de arbeidersklasse. Er waren meer dan 30 algemene stakingen waarin de Griekse arbeidersklasse de fundamenten van het Griekse kapitalisme dooreen schudde. Er waren grote bewegingen in Spanje en Portugal. In Groot-Brittannië is er het fenomeen-Corbyn dat de Blairisten en andere bourgeois schokt. Het wijst op een politieke opstand van de werkenden en jongeren.

    Mason denkt dat marxistische politieke analyses en verklaringen van waarom dit nog niet tot een overwinning van de arbeidersklasse leidde slechts ‘excuses’ zijn. Hij heeft een compleet eenzijdige en deterministische visie van bewustzijn, terwijl dit gevormd wordt doorheen een combinatie van gebeurtenissen, de collectieve ervaring van de arbeidersklasse, in het bijzonder van voortrekkers, en de cruciale leidinggevende rol van partijen en leiders. De sociaaldemocratische partijen zorgden in hun hoogdagen van eind 19de eeuw, toen ze in Duitsland bijvoorbeeld onder directe invloed van Marx en Engels stonden, en in het begin van de 20ste eeuw voor stelselmatige socialistische vormingen voor duizenden werkenden. Zij namen de ideeën van het socialisme op en koppelden dit terug naar hun dagelijkse ervaringen. Het falen van het kapitalisme kwam aan bod in toespraken, kranten, pamfletten, …

    De Romeinse mythologie beweert dat Minerva volledig gevormd uit het hoofd van Jupiter kwam. Mason denkt blijkbaar dat het bewustzijn van de arbeidersklasse op gelijkaardige wijze tot stand komt, los van objectieve veranderingen. Hoe anders kan hij schrijven dat het linkse project de afgelopen 25 jaar in elkaar gestuikt is: “de markt vernietigde het plan, het individualisme kwam in de plaats van collectivisme en solidariteit, de grotere groep werkenden in de wereld lijkt op een ‘proletariaat’ maar denkt en handelt niet zoals het dit ooit deed.” Dit geeft aan dat Mason niet heeft begrepen hoe de val van het stalinisme, tegen de achtergrond van een periode van kapitalistische groei, een enorm effect kon hebben en nog steeds heeft op het politieke bewustzijn van de arbeidersklasse.

    Het ontmantelen van de geplande economie – die ondanks de monsterlijke bureaucratie een referentiepunt vormde voor de arbeidersklasse – liet de heersende klasse toe om een massale campagne te voeren waarin de voordelen van het kapitalisme op het ‘gediscrediteerde socialisme’ werden aangeprezen. Het was een belangrijke politieke nederlaag die het bewustzijn terugsloeg onder de arbeidersbeweging en de arbeidersklasse doorheen de wereld, ook al gebeurde dit niet op dezelfde schaal als de zware nederlagen na de overwinning van het fascisme in de jaren 1930.

    Zelfs na de crisis van 2007/08 bleven de kapitalisten ons langs alle mogelijke kanalen die ze bezitten zeggen dat er geen alternatief is op de markt. De vakbondsleiders en de sociaaldemocratie gingen daar een heel eind in mee, ze schoven steeds verder naar rechts op. Dit is de reden waarom de arbeidersklasse in zijn brede zin van het woord, maar ook de meer ontwikkelde lagen, ondanks heldhaftige strijd tegen de kaalslag door het kapitaal, het echte alternatief van democratisch socialisme nog niet heeft opgenomen als antwoord op het huidige kapitalisme.

    Maar er worden stappen gezet. De verkiezing van Kshama Sawant in Seattle en de campagne van Bernie Sanders in de Amerikaanse presidentsverkiezingen geven aan dat er nieuwe zaden uitgestrooid worden die het socialistische bewustzijn opnieuw doen opbloeien en groeien. Dit is zelfs mogelijk in de VS, het bastion van het wereldkapitalisme. Het door crisis getroffen Europa en de rest van de wereld zullen niet lang op zich laten wachten.

    Utopisch socialisme

    De alternatieven van Paul Mason zijn allesbehalve modern of een stap vooruit in vergelijking met de “ouderwetse ideeën van het socialisme.” In essentie komt het neer op een terugkeer naar het idee van samenwerking doorheen coöperatieven. Dit is hetzelfde oude idee dat verdedigd werd door Robert Owen en anderen, vooraleer het marxisme ontstond en vooraleer er een politiek bewuste arbeidersbeweging was. Owen was een genie met een opmerkelijke persoonlijkheid. Zijn modelkolonies gaven een idee van wat mogelijk zou zijn onder het socialisme. Maar zijn visie was utopisch en zijn projecten faalden. Het was een heldhaftige poging om eilanden van socialisme te creëren midden een zee van kapitalisme. Het doel was om de samenleving te veranderen zonder dat de samenleving het opmerkte.

    Mason beweert dat de utopische socialisten faalden omdat ze onvoldoende tijd hadden, maar dat er nu door de overvloed die mogelijk wordt door informatietechnologie wel succes kan geboekt worden. Hij vergist zich op verschillende punten. Zoals Marx en Engels aangaven waren de utopisch socialisten net utopisch omdat de arbeidersklasse nog geen onafhankelijke kracht met een klassenbewustzijn was geworden. De arbeidersklasse werd zich pas zelfbewust doorheen het Chartisme, de eerste onafhankelijke arbeidersbeweging in de geschiedenis.

    In een periode van ruw gesteld 10 jaar doorliep het Chartisme alle fasen van de klassenstrijd, van een vreedzame petitie tot een revolutionaire algemene staking. Het was deze ervaring die Engels ertoe bracht om in 1844 op 24-jarige leeftijd het schitterende boek ‘De toestand van de arbeidersklasse in Engeland’ te schrijven, een boek dat Mason nu fors bekritiseert. Hij doet hetzelfde met betrekking tot de verklaring van Marx en Engels van waarom het kapitalisme na de revolutie van 1848-51 een periode van groei kende die leidde tot een “matiging” van de Britse arbeidersbeweging.

    Mason stelt dat volgens Engels de werkenden gematigder werden omdat ze een deel van de winst van de Britse imperialistische macht kregen. “Niet enkel de geschoolde arbeiders – door Engels omschreven als een ‘arbeidersaristocratie’ – maar ook de brede massa van de bevolking, die volgens Engels voordeel haalde uit de dalende prijzen. Maar hij dacht dat de concurrentievoordelen van Groot-Brittannië tijdelijk waren en dat ook de privileges tijdelijk zouden zijn.”

    Engels had gelijk. Het Britse kapitalisme begon zijn concurrentievoordeel eind 19de eeuw te verliezen. Dat had een effect op de arbeidersklasse en leidde tot een revolte van laagbetaalde vrouwelijke arbeiders, dokwerkers, … Er waren natuurlijk nog steeds geschoolde werkenden, maar ook zij ondervonden de gevolgen van de neergang van het Britse kapitalisme. De pogingen van Mason om Marx en Engels te bekritiseren als eenzijdig wat hun analyse van de arbeidersklasse als voornaamste kracht van verandering betreft, houden geen stand. De methode van Mason is eclectisch, een economische en politieke mengelmoes samengesteld met het oog op een utopisch perspectief.

    In zijn conclusies geeft Mason dit eigenlijk toe: “We moeten onbeschaamd utopisch zijn.” Dit is alleszins wat hij zelf doet in zijn schematische model dat geen rekening houdt met hoe de gebeurtenissen de komende periode kunnen ontwikkelen. Hij toont de ideologische wortels van zijn analyse als hij schrijft: “De meest efficiënte ondernemers van het vroege postkapitalisme zijn net die [utopianen], en zo ging het met alle pioniers van menselijke bevrijding.” Socialisme of de arbeidersklasse komen niet aan bod als het over de strijd voor een betere wereld gaat.

    Het is duidelijk dat Mason negatief beïnvloed is door het falen van radicale bewegingen – in het bijzonder de capitulatie van Tsipras in Griekenland die hij als journalist volgde – in de strijd tegen het rotte kapitalisme. Maar dit is slechts één fase in de klassenstrijd. De arbeidersklasse van Griekenland, Europa en de wereld zal lessen trekken uit deze ervaring. We hebben niet alleen nood aan krachtige arbeidersorganisaties maar ook aan een leiding die met de massa’s tot het einde doorgaat, tot de omverwerping van het kapitalisme om een nieuw socialistisch tijdperk aan te vatten. Jammer genoeg is het boek van Paul Mason niet nuttig bij deze taak.

     

  • “Een syndicale legende”, het verhaal van een opmerkelijke vorming

    melreuxMelreux, de naam klinkt nog steeds als een klok in syndicale middens. Toch zeker onder metallo’s en iets oudere militanten. Jarenlang hielden de metaalarbeiders van het ABVV in dit dorp in de Ardennen vormingsweken. Nu wordt het verhaal van Melreux en de opvolger ervan aan zee in boekvorm gebracht door Ivan Van Praet, die jarenlang betrokken was bij de vormingen.

    De gedetailleerde uitleg van hoe de vormingen in elkaar zaten, is interessant. Er werden sessies van een week gehouden zodat de militanten elkaar, elkaars werksituatie, elkaars ideeën, … beter leerden kennen en zodat er een vorming over een aantal dagen kon gehouden worden. Er werd daarbij een opbouwend plan gevolgd. Er werd ruim de tijd genomen om kennis te maken, ook met elkaars werksituatie. Er werd samen naar de media gekeken met een kritiek of verslag van wat in de kranten verscheen. Er waren ook vormingen waarbij militanten een overzicht maakten van normale gezinsuitgaven en inkomsten. Maar na enkele vormingssessies werd evengoed ingegaan op onderhandelingstechnieken of op de werking van het kapitalisme en andere ideologische thema’s (zoals een tweedaagse vorming over de ideeën van Marx). De vormingen gebeurden op afzondering zodat er ook tijd en ruimte was voor gezamenlijke ontspanning.

    De begeleiders haalden inspiratie bij linkse pedagogen zoals Paulo Freire en probeerden progressieve inzichten over pedagogiek in de praktijk om te zetten tijdens de vormingsweken met metaalarbeiders uit heel het land. Dit zorgde ervoor dat banden gesmeed werden tussen militanten van verschillende bedrijven, het verscherpte de inzichten en versterkte de solidariteit. Bovendien zorgde de samenhorigheid ook voor sterke tussenkomsten van de metallo’s in strijdbewegingen, zoals de strijd tegen het Globaal Plan in 1993.

    Het verhaal van Melreux is opmerkelijk en geeft aan hoe een geduldige, maar goed uitgebouwde en ideologisch onderlegde vorming van militanten de arbeidersbeweging versterkt. Waarom is er hier dan een einde aan gekomen? Ivan Van Praet zegt eerlijk waar het op staat. Er was onenigheid tussen verschillende delen van de leiding binnen de metaalbond en er was ongenoegen omdat een aantal militanten blijkbaar te kritisch was, zo was er de rol die verschillende Franstalige militanten speelden in ‘Gauches Unies’, een lijst links van de sociaaldemocratie na de strijd tegen het Globaal Plan in 1993. Het kasteel van Melreux werd verkocht, de vormingen moesten uitwijken naar zee. De communautaire splitsing van ABVV Metaal in 2006 maakte een einde aan dit verhaal. Vormingen moesten korter en met kleinere groepen, de splitsing van de metaalcentrale maakte ook een einde aan een trotse geschiedenis van uitstekende vakbondsvormingen.

    Het boek van Ivan Van Praet is nuttig voor syndicalisten die terugkijken naar hoe het er vroeger aan toe ging, maar het is niet enkel van nostalgisch belang. De wijze waarop over vormingen en betrokkenheid van militanten bij politieke en ideologische discussies werd nagedacht en hoe dit werd toegepast, blijft actueel en kan een inspiratiebron zijn voor toekomstige generaties van strijdsyndicalisten. Kortom, dit boek is zeker een aanrader.

    “Een syndicale legende. Melreux en de Rode Burgers” door Ivan Van Praet is uitgegeven bij critica.be, telt 158 pagina’s en kost 16 euro. Online bestellen via deze link.

  • Nieuwe Michael Moore: “Where to Invade Next”

    mooreHet is ondertussen zes jaar geleden dat Michael Moore nog een nieuwe film uitbracht. Met ‘Where to Invade Next’ geeft hij aan nog steeds in topvorm te zijn. De film is wellicht wat minder belerend (op zich een goede zaak), maar het toont nog steeds waar Michael Moore voor staat: recht voor de raap met een vleugje verontwaardiging die op populistische wijze wordt gebracht.

    Recensie door Tim Heffernan

    De titel van de documentaire kan laten uitschijnen dat het een kritiek op het buitenlandse beleid van de VS is. Dat is het slechts indirect. Het uitgangspunt is dat er na decennia van invasies zonder voordelen voor de gewone Amerikanen nood is aan een andere benadering.

    En dus probeert Moore het Pentagon ervan te overtuigen dat de troepen aan rust toe zijn. In plaats daarvan trekt Moore zelf naar een reeks landen waar hij op zijn eentje een ‘inval’ doet. In plaats van olie en andere grondstoffen te koloniseren, zoekt hij naar de beste praktijken en maatregelen die vervolgens naar de VS kunnen ‘geëxporteerd’ worden.

    Hij start in Italië waar hij met een koppel spreekt over hun vakantierechten. Moore is verbaasd dat ze daar acht weken (40 dagen) verlof per jaar hebben, in de VS is dat een pak minder: er is geen wettelijk recht op betaald verlof. Ook de werkgevers lijken tevreden te zijn met het betaald verlof: tevreden en uitgeruste werknemers zijn immers productiever. Het goede onderdeel van dit item is het (veel te korte) interview met een vakbondsmilitant die uitlegt dat geen van deze verworvenheden zomaar werd toegekend, er was steeds een strijd van de werkenden nodig om deze rechten af te dwingen en vervolgens om ze te verdedigen.

    Het minder goede onderdeel – een vaak terugkerende zwakte in zijn films – is dat Moore onnodig overdrijft of de zaken verkeerd voorstelt om een punt te maken. Om even bij het Italiaanse verlof te blijven: de norm is daar niet dat er 40 dagen verlof zijn. Iedereen heeft 20 dagen betaald verlof en dan nog eens 12 wettelijke feestdagen. In een aantal sectoren dwongen de vakbonden extra dagen af.

    In Frankrijk ontdekt Moore dat de schoolmaaltijden in het publiek onderwijs niet alleen gratis en gezond zijn, maar ook in de scholen zelf klaargemaakt worden. Hij probeert de kinderen te verleiden met een Big Mac en een cola, maar de kinderen moeten er niets van weten. Moore trekt naar Finland dat internationaal goed scoort inzake onderwijs. Hij stelt er vast dat kinderen er bijna geen huiswerk hebben en dat er geen standaardproeven voor alle kinderen zijn. De schoolgaande kinderen kloppen minder uren op school (777 lesuren per jaar tegenover 900 à 1.000 in de VS). In Slovenië is het hoger onderwijs gratis, er is geen inschrijvingsgeld en studieschulden komen er amper voor.

    Moore vergelijkt de wijze waarop de Duitse geschiedenisboeken het naziverleden behandelen met de manier waarop in de VS de kwesties van slavernij en onderdrukking van zwarten verdoezeld worden. In IJsland is hij enthousiast over de wijze waarop de regering na de financiële crisis van 2008 een reeks bankiers veroordeelde tot gevangenisstraffen. Hij ziet er ook een progressieve benadering van vrouwenrechten. Hetzelfde geldt voor Tunesië. Hij brengt een progressieve behandeling van drugsverslaafden in Portugal in beeld, waar druggebruik gedecriminaliseerd is en de nadruk ligt op behandelingscentra. Het leidde tot een aanzienlijke daling van drugsgerelateerde misdaad.

    Doorheen de film brengt Moore verschillende goede punten, maar hij heeft de neiging om andere landen en hun beleid wel heel rooskleurig en geromantiseerd voor te stellen. Dit blijkt uit de interviews met politici, bedrijfsleiders, academici of het brede publiek. Hetzelfde geldt overigens voor de mythologische benadering van wat hij de ‘Amerikaanse idealen’ noemt.

    Zo stelt hij dat de Italiaanse vakantieregeling verderbouwt op wat in de VS begon met de strijd voor de achturendag in de jaren 1880. “Dit waren geen Europese ideeën,” stelt Moore, “het waren de onze.” Het is nuttig om verworvenheden van de werkenden te koppelen aan specifieke strijdbewegingen, maar het is verkeerd om dit voor te stellen als een “ideaal” dat uniek is voor één land.

    Moore blijft in de illusie verkeren dat het naoorlogse sociaaldemocratische welvaartsmodel van verschillende Europese landen – een model dat overigens onder vuur ligt door neoliberale besparingsregeringen – zomaar naar de VS vandaag kan overgebracht worden. Onder de voorwaarden van het kapitalisme vandaag is dat niet mogelijk. Maar ondanks deze elementen van kritiek, is de film echt de moeite waard. De linkse, grappige en populistische boodschap zal velen aanspreken.

    Trailer van deze film die op 8 juni in België uitkomt:

  • De muzikale nalatenschap van Prince blijft overeind

    princePrince Rogers Nelson, wereldwijd bekend als Prince, werd geboren op 7 juni 1958 als de zoon van een jazzpianist in Minnesota. Hij leerde zichzelf pianospelen tegen de leeftijd van 7 jaar en nog eens 7 jaar later had hij de gitaar en de drums onder de knie.

    Door Eljeer Hawkins

    De relatie van zijn ouders hield geen stand. Op school vormde hij zijn eerste funkgroep, Grand Central. Op 18-jarige leeftijd tekende hij een eerste contract met Warner Brother Records. Prince was erg verlegen en op zichzelf gekeerd. Maar Warner Bros besliste om Prince volledige controle te laten over zijn muziek en sound, dat was nooit gezien voor een nieuwe artiest van amper 18 jaar.

    Zijn eerste album, “For You”, kwam in 1978 uit in een periode van disco en de opkomst van een ander icoon van de funk en dance, Rick James van Motown Records. Dit album toonde een enorm talent: Prince maakte het album volledig alleen. Hij schreef de songs, zong, speelde alle instrumenten en zorgde voor de afwerking van het geheel. Het leverde een eerste hit op, “Soft and Wet.” Prince was hier om te blijven.

    De opkomst van Prince

     “…I’m not your lover

    I’m not your friend

    I am something that you’ll never comprehend…”

    – Prince and The Revolution, “I Would Die 4 U”

    Na het bescheiden succes van “For You” kwam Prince met een tweede album uit, naar zichzelf genoemd: “Prince”. Dit kwam in 1979 uit en leverde hits als “I Wanna be Your Lover” op. De sound omvatte verschillende genres van hard rock en funk tot sensuele ballades en dance-pop. De teksten van Prince zochten de grenzen tussen het profane en het spirituele op. Hij wierp zich op als het muzikale kind van James Brown, Sly Stone, Jimi Hendrix, Parliament Funkadelic en tal van andere artiesten. Daarnaast was er een invloed van de Glam Rock van muzikale pioniers als David Bowie en Lou reed. Prince ging die toer niet op, hij verlegde en verbreedde de grenzen van seksualiteit en mannelijkheid, zeker voor zwarte mannen. Hij toonde aan dat het geen probleem was om anders te zijn (of een “weirdo”). Hij ging in tegen de wijze waarop mannelijkheid en seksualiteit werden opgelegd door de samenleving. Met zijn muziek inspireerde hij een nieuwe generatie van LGBTQ-mensen en anderen die uit de kast kwamen, nadat ze jarenlang geïsoleerd en neerbuigend behandeld werden door een systeem dat leidt tot onverschilligheid tegenover menselijkheid en persoonlijkheid.

    In 1980 kwam “Dirty Mind” uit met Prince die op de coverfoto slechts een regenjas, bandana en bikini-ondergoed droeg. Op dit album gaat hij geen controverse uit de weg, “Head” gaat over het oraal bevredigen van de man, “Sister” over incest. De muziek bestond uit rauwe punk, dance en funk dat samen erg jong en rebels klonk. Weinigen in de rock and roll aanvaardden de stijl van Prince. Hij werd als voorprogramma van de Rolling Stones uitgejouwd. Niet alle thema’s in zijn teksten waren progressief, er waren elementen van misogynie (vrouwenhaat), patriarchiale visies en vrouwen die tot lustobject herleid werden. Het zorgde ervoor dat een vrouwelijk bandlid de groep verliet.

    In de volgende drie albums, te beginnen met “Controversy” waarvan de titelsong inspeelde op de ambiguïteit van zijn seksuele geaardheid en zijn raciale afkomst, ging de revolutie van Prince overstoord verder, ondanks de achtergrond van de contrarevolutie van Ronald Reagan in de jaren 1980. Hij bracht hits als “1999” of “Little Red Corvette”, dat het vooral goed deed bij de opkomst van MTV, muziekvideo’s en de opkomst van de megasterren van de jaren 1980 zoals Madonna en Michael Jackson.

    Een wereldwijde superster

     “…I never meant 2 cause you any sorrow

    I never meant 2 cause you any pain

    I only wanted 2 one time see you laughing

    I only wanted 2 see you laughing in the purple rain…”

    – Prince and The Revolution, “Purple Rain”

    Prince deed zes jaar over zijn zesde album, wat voor gelijk welke artiest lang is. Het album “Purple Rain” ging gepaard met het acteerdebuut van Prince en een semi-biografische film over zijn leven en zijn band, The Revolution – een multiraciale, gemengde groep van mannen en vrouwen met veel talent die deed denken aan Sly and the Family Stone van midden jaren 1960 en begin jaren 1970. “Purple Rain” was een enorme hit doorheen de wereld. Prince won er verschillende prijzen mee, waaronder een prestigieuze Oscar voor het beste filmlied. Het blijft een van de meest herkenbare songs en gitaarsolo’s uit de rockgeschiedenis.

    Prince kwam in een politieke storm terecht toen de christelijke rechterzijde zich keerde tegen offensieve taal in muziek en films. De song “Darling Nikki” vanop Purple Rain werd in een discussie in het parlement gebruikt als voorbeeld van “vuiligheid” in de kunst. Dit gebeurde door de Democratische verkozene in Tennessee en latere vice-president Al Gore. De discussie zorgde ervoor dat er een label op alle albums en later op CD’s kwam om de ouders te waarschuwen.

    Doorheen de jaren 1980 bleef Prince aanstekelijke songs schrijven en opmerkelijke teksten schrijven. Hij was erg actief en schreef ook hits voor Sheila E, Sheena Easton, Sinead O’Connor, Melissa Morgan, Chaka Khan, Vanity en Apollonia. Zijn concerten waren in die tijd opmerkelijk. In 1987 kwam het dubbelalbum “Sign o’ the Times” uit, volgens MTV een van de beste 100 albums ooit.

    Alles samen produceerde Prince 35 studioalbums en was hij goed voor meer dan 100 miljoen verkochte platen. Hij won 7 Grammy awards. Er bleven honderden onuitgegeven songs in zijn studio liggen in Paisley Park in Chanhassen, Minnesota, de staat waar hij geboren was en bleef wonen. Hij werd dood aangetroffen in zijn muziekstudio.

    De politiek van Prince

     “…Nobody got in nobody’s way

    So I guess you could say it was a good day

    At least a little better than the day in Baltimore

    Does anybody hear us pray

    For Michael Brown or Freddie Gray?

    Peace is more than the absence of war…”

    – Prince, “Baltimore”

    De politieke standpunten van Prince waren tegenstrijdig. Dit kwam ook tot uiting in zijn muziek. Hij schipperde tussen een compromisloze seksuele vrijheid waarbij je doet wat je wil, “los van wat anderen denken” tot een spiritualiteit die hem er na de dood van zijn ouders in 2001 toe bracht om de Getuigen van Jehova te gaan. Dat leek hem aan te zetten tot een meer conservatieve houding tegenover bijvoorbeeld het homohuwelijk. Toen Minnesota de 12de Amerikaanse staat werd die het huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht mogelijk maakte, leek Prince geen standpunt in te nemen.

    In zijn teksten waarschuwde Prince voor de gevaren van oorlog in het Midden-Oosten, vernietiging door kernwapens, vreselijke inhaligheid door de top en hij steunde arbeidersstrijd. Prince steunde tal van liefdadigheidsinitiatieven zonder dat dit algemeen bekend was. Zo stuurde hij geld naar de familie van Trayvon Martin nadat die was doodgeschoten door de zelfaangestelde buurtwacht George Zimmerman in 2012. Prince wilde iets doen aan de problemen in het onderwijs en steunde progressieve eisen voor de hervorming van het onderwijs tegen de greep van Wall Street en co.

    De Black Lives Matter beweging zorgde voor inspiratie. Prince was geschokt door de gebeurtenissen in Ferguson en Baltimore. Hij gaf in een aantal steden concerten om de lokale gemeenschap te ondersteunen.

    Prince was lid van de vakbond, hij was al lang lid van zowel Twin Cities Musicians Local 30-73 (American Federation of Musicians) als SAG-AFTRA. Hij sprak zich meermaals uit tegen de greep van de bedrijfswereld op de muziek en zijn artiesten.

    Een belangrijke strijd van Prince was deze tegen Warner Bros en de muziekindustrie. Deze strijd ging over de eigendom, de rechten en het bezit van de “master tapes”. Dat is de basis van de controle van de muziekindustrie op de “intellectuele eigendom”. Warner Bros gaf Prince volledige muzikale controle over zijn product, maar het claimde zelf wel het bezit van al de rest waardoor het veel winsten kon boeken met een van de meest succesvolle artiesten in de geschiedneis. Prince zou het woord ‘slaaf’ op zijn rechterwang schrijven en zijn naam veranderen naar een onuitspreekbaar symbool, dat de symbolen voor man en vrouw combineerde. “Mensen denken dat ik gek ben omdat ik ‘slaaf’ op mijn gezicht schrijf. Maar als ik dat niet kan doen, wie ben ik dan?”, vroeg Prince. Zijn muziek in deze periode was niet bepaald spectaculair. Hij probeerde onder zijn contract met Warner Bros uit te geraken, maar moest tegelijk nog verschillende albums uitbrengen. In 2014 ging hij opnieuw in zee met Warner Bros nadat hij eindelijk de master tapes van zijn vroege werk volledig in handen kreeg.

  • “Demain”. Enkel een feelgood-film, of ook een boodschap om de wereld te veranderen?

    demainDe documentaire ‘Demain’ is een fenomeen: er waren al bijna een miljoen kijkers waarvan meer dan 100.000 in Franstalig België. Van waar het succes van deze film? En wat wordt de kijker voorgesteld? Blijft het bij een positieve sfeer over de wereld en de mensheid of wordt er ook een methode aangeboden om te bouwen aan een andere samenleving waarin de behoeften en belangen van de meerderheid van de bevolking centraal staan?

    Artikel door Emily (Namen) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Een groeiend aantal mensen stelt vast dat het zo niet verder kan. Het aantal werklozen is op 60 jaar tijd verdriedubbeld en de afbraak van onze openbare diensten en sociale zekerheid leidt tot steeds meer tekorten. Er is de dreiging van de ecologische crisis, zelfs het overleven van ecosystemen is bedreigd. Dat blijkt uit een studie van het wetenschappelijke tijdschrift Nature waar op het begin van de documentaire naar verwezen wordt. De vele debatten naar aanleiding van de documentaire geven aan dat kijkers op zoek gaan naar alternatieven.

    Uiteraard is er nood aan materiaal dat een positieve boodschap uitdraagt. Cyril Dion en Mélanie Laurent maakten de keuze om in ‘Demain’ enkele individuele en collectieve initiatieven voor te stellen. De moeilijkheden en beperkingen worden niet aangehaald, kwestie van de glimlach op het gezicht van de kijker na de film niet te verbrodden.

    Zoals Oxfam opmerkte, zijn de 1% rijksten ter wereld rijker dan de 99% anderen. We mogen het verzet van de superrijken tegen elke ondermijning van hun positie niet onderschatten. Tegenover de macht van de 1% hebben wij de kracht van ons aantal. We moeten ons daarvan bewust zijn en het omzetten in organisatie. De makers van ‘Demain’ stellen in interviews dat “de wil en de verbeelding de wereld kunnen veranderen.” Wij denken dat enkel massastrijd voor een andere samenleving waar de productiemiddelen onder democratische controle en beheer staan tot echte verandering kan leiden.

    Sinds het begin van de economische crisis willen heel wat mensen anders consumeren of produceren. Het fenomeen van coöperatieven en meer algemeen de pogingen om buiten de kapitalistische winstlogica te leven, is niet nieuw. De eerste coöperatieve in België ontstond in 1860 en verschillende crisissen (1929, 1973, 1978) gaven aanleiding tot het ontstaan van nieuwe coöperatieven. Vanaf de jaren 1980 verdwenen deze grotendeels. De eerste coöperatieven gaven de arbeiders toegang tot kwaliteitsvolle producten zoals brood. Het zorgde ervoor dat de levensvoorwaarden van de werkenden tijdelijk beter werden.

    Maar er doken al snel complicaties op. Het gewicht van enkele superrijke families op het beleid is duidelijk. Denk maar aan de wijze waarop de wet-Cadenas die de vestiging van supermarkten regelde en beperkte in 1959 werd afgeschaft. De productie gebeurde op steeds grotere schaal en de groei van de stedelijke agglomeraties zorgde ervoor dat het mogelijk werd om grotere winsten te boeken in de distributiesector die voorheen nog georganiseerd werd door de kleine zelfstandigen, en in mindere mate door coöperatieven. De winsten werden mogelijk door schaalvoordelen. De wetgeving werd aangepast om het de rijksten makkelijker te maken. Kleine kruidenierszaken verdwenen, maar ook veel coöperatieven konden de concurrentie niet meer aan. Coöperatieven die wel overleefden, pasten zich soms volledig aan de marktlogica aan. Het voorbeeld van ARCO, de coöperatieve bank van de christelijke arbeidersbeweging, maakt duidelijk tot welke uitspattingen dit leidde.

    Het afschaffen van de wet-Cadenas gaf duidelijk aan welke belangen de overheid dient. Er zijn nog tal van voorbeelden hierover te geven. In het verzet tegen GGO’s wordt bijvoorbeeld nadruk gelegd op het voorzorgsbeginsel. Maar dit kan en wordt ook door de lobby’s van de grote bedrijven gebruikt. Zo moeten conventionele zaden geregistreerd worden om onder meer de genetische stabiliteit te controleren. De kost van deze procedure is echter onhaalbaar voor individuen of kleine bedrijfjes. Op die manier is bijvoorbeeld het biolabel overgenomen door grote bedrijven. Tal van biomerken zijn opgekocht door het monster van de voedselindustrie, Monsanto. Dat bedrijf is goed voor 90% van de GGO-omzet. Wat aanvankelijk een milieuvriendelijk en biologisch alternatief was, is vandaag in handen van de grote bedrijven.

    En dan hebben we het nog niet over de mogelijke gevolgen van het vrijhandelsakkoord TTIP waardoor een reeks van de in ‘Demain’ voorgestelde alternatieven in de problemen zouden komen. Ook tegen dit vrijhandelsakkoord is massaal verzet van onderuit nodig

    Niet alleen is de wetgeving gunstig voor de rijksten, de algemene wetten van het kapitalistische systeem en de ‘vrije’ markt beperken de impact en doeltreffendheid van coöperatieven en andere alternatieven. Om de concurrentie aan te kunnen, moeten ook coöperatieven overgaan tot besparingen op de arbeidsvoorwaarden en de kwaliteit van de producten. Er is niet alleen een democratisch beheer van de productie nodig maar ook een planmatige aanpak. De landbouwers pleiten daar overigens al langer voor om onhoudbaar lage prijzen en melkplassen of andere overschotten te vermijden. Een planning moet op democratische wijze gebeuren, in functie van de behoeften van de volledige bevolking.

    Verder wordt in de documentaire ingegaan op tal van initiatieven op vlak van onderwijs of wijkhuizen. Er zijn verschillende voorstellen van alternatieve onderwijsmethoden. Maar ook dit staat onder druk. De besparingen zorgen ervoor dat subsidies voor wijkcentra verdwijnen en dat het gewone onderwijs kreunt onder de tekorten. Er is nood aan een drastische verhoging van de publieke middelen voor onderwijs. Enkel dan kunnen nieuwe pedagogische methoden op grotere schaal en toegankelijk voor iedereen verspreid raken.

    ‘Demain’ stelt dat een andere wereld mogelijk is. Dat klopt, maar die andere wereld zal niet uit de lucht vallen. We moeten een einde maken aan het kapitalisme, een systeem dat een obstakel is voor elk initiatief dat ingaat tegen het winstbejag. Daartoe moeten we bouwen aan een sterke beweging van werkenden, jongeren, armen. Er is een actieve deelname vereist van diegenen die instaan voor de productie, de werkende klasse. Zij hebben de mogelijkheid om het hele raderwerk stil te leggen.

  • Boek: “De Zigeunergodin” van Meena Kandasamy

    zigeunergodinDit boek is opgenomen in de selectie van de Boekenweek. Het is een opmerkelijk boek door een socialistische activiste. Onderwerp is een bloedbad in Kilvenmani, Tamil Nadu (India), in 1968. Minstens 44 mensen, vooral vrouwen en kinderen van stakende Dalit-arbeiders op het platteland, werden vermoord door een bende die naar alle waarschijnlijkheid opgezet was door de grootgrondbezitters die de staking wilden breken.

    Het incident is spijtig genoeg bijzonder actueel. Ook vandaag is er nog steeds gewelddadige onderdrukking op basis van klasse en kaste in India. De regerende hindoenationalistische BJP drijft de spanningen ten top. Aan de JNU-universiteit in Delhi  werden studentenleiders vervolgd omdat ze zich uitspraken tegen de onderdrukking van de Kasjmiri bevolking en tegen de kastendiscriminatie.

    Het boek van Meena Kandasamy is geen droge beschrijving van de feiten, maar een experimenteel en erg vernieuwend werk waarbij de massamoord op verschillende manieren wordt belicht: van een verslag in twitterstijl tot een marxistisch geïnspireerd pamflet. Meena speelt met vorm en taal. Maar uiteindelijk blijft vooral de woede hangen. Een woede waar ze zelf mee aan de slag gaat als socialistische activiste.

     

  • “In Molenbeek”: Kennismaking met een veelbesproken Brusselse gemeente

    EPOU_15_COV in molenbeek.inddHet boek “In Molenbeek” brengt een soort reisverslag waarin de problemen niet uit de weg worden gegaan, maar in hun sociale en menselijke context worden geschetst.

    Artikel door Geert Cool

    Er wordt gestart met een historische schets. Langs het kanaal Brussel-Charleroi ontstond in de 19e eeuw een razendsnelle industriële ontwikkeling van voornamelijk kleine fabrieken in diverse sectoren. Molenbeek groeide van 1.380 inwoners in 1800 tot ruim 72.000 aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. De grootschalige industrie van na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde vooral aan de rand van de stad, niet in de dichtbevolkte centra waar de kleine fabriekjes stilaan onder de concurrentie ten onder gingen. Er bleef een industriële woestijn achter met een bevolking die zoveel mogelijk wegtrok en plaats liet voor nieuwkomers die op de goedkope huurprijzen afkwamen. De groeiende desindustrialisering en verschuiving naar een diensteneconomie in Brussel vanaf de jaren 1970 creëerde een grote werkloosheid onder de migranten.

    Het is tegen deze achtergrond dat Molenbeek gekenmerkt werd door verloedering en aftakeling. De auteur stelt dat dit vooral in de jaren 1970 en 1980 het geval was, over het beleid van Phillippe Moureaux (PS) vanaf 1992 is Vandecandelaere opmerkelijk positief. Tegelijk moet hij erkennen dat de structurele problemen blijven en toenemen. “De mislukking om processen van maatschappelijke achterstelling fundamenteel om te buigen, was voor mij de hardste ervaring van twee jaar reizen.”

    Maar liefst 56% van de huizen in Oud-Molenbeek dateert van voor 1945 en in 2001 was bijna de helft van de wooneenheden kleiner dan 55 m². In 15% van de woningen is er geen badkamer, stromend water of binnentoilet. Maar ook bij veel andere woningen ontbreekt basiscomfort. Huisjesmelkers verhuren dure kamers in krotten. Armoede is alomtegenwoordig in Molenbeek. De afgelopen tien jaar daalde het gemiddeld inkomen per inwoner met 5%. Het aantal leefloners nam toe van 3.600 in 2003 (op een bevolking van 66.000) tot 7.200 onder de 94.000 inwoners die Molenbeek in 2014 reeds telde. In Oud-Molenbeek is er een werkloosheidsgraad van 42%, waarvan twee derden langdurig werkloos is. Onder de jongeren loopt de werkloosheidsgraad op tot 54%.

    De structurele werkloosheid vanaf de jaren 1970 heeft ook geleid tot een grotere invloed van conservatieve opvattingen op vlak van religie, gezin en leefomstandigheden. “Wie via de arbeidsmarkt niet wordt toegelaten tot het bredere systeem, plooit zich terug op alternatieve identiteiten. Want je moet toch iemand kunnen zijn”, zegt priester Daniel Alliët. Dit wordt aangevuld met een stevige portie ervaring met discriminatie en racisme. “De maatschappij heeft ons niet graag”, is volgens een jeugdwerkster een veelgehoorde opmerking. “Discriminatie speelt hier een rol in, net als hun perceptie van discriminatie.”

    Aan dromen van hoe Molenbeek er zou kunnen uitzien, ontbreekt het Vandecandelaere niet. Wat wel ontbreekt, is een voorstel hoe verandering kan gefinancierd worden. Een massaal plan van publieke investeringen in infrastructuur, onderwijs en huisvesting zou werkgelegenheid creëren en Molenbeek stappen vooruit laten zetten. Dit vereist een beweging die ervoor opkomt om de beschikbare middelen in de samenleving in te zetten in het belang van de meerderheid van de bevolking.

  • Geen Oscars voor zwarte artiesten. Tegen racisme en besparingen in kunstsector!

    Ik kijk dit jaar niet bepaald uit naar wie een Oscar zal krijgen. De films heb ik gezien, maar het is moeilijk om voorbij te gaan aan de grote kudde olifanten in de porseleinwinkel. Dit jaar zijn er voor de tweede keer op rij geen zwarte genomineerden.

    Reactie door Olivia Onyehara, actrice (eerder verschenen in weekblad ‘The Socialist’)

    De film ‘Beasts of No Nation’ over kindsoldaten in West-Afrika haalde de selectie bijvoorbeeld niet. Het is nochtans schitterend geschreven en geregisseerd. De erg talentvolle acteurs zijn bijna allemaal zwart.

    De selectie voor de Oscars wordt gedaan door voornamelijk blanke mannen van boven de 50 jaar oud. Ze vertegenwoordigen de rijke elite van de entertainmentindustrie.

    Als jonge zwarte actrice stel ik me de vraag waarom ze enkel ‘zwarte films’ selecteren als die gaan over de onderwerping van minderheden door rijke blanke mannen?

    Acteurs, producenten, theater- en filmmakers die niet blank zijn, komen heel weinig aan bod. Ook vrouwen zijn ondervertegenwoordigd. De besparingen in de kunstsector, de hogere inschrijvingsgelden aan kunstscholen en universiteiten raken ons disproportioneel harder. We kregen nooit een volledige en gelijke kans om vertegenwoordigd te zijn en naar voor te treden.

    De entertainmentindustrie wordt steeds meer een private speeltuin van de rijken. Het beperkt de kansen voor zwarte en Aziatische acteurs om hoofdrollen te spelen.

    In plaats daarvan worden we beperkt tot kleine, ondersteunende en vaak stereotype rollen. De mensen die de projecten financieren en organiseren, vertrekken van de wereld waarin zij leven: een steeds blekere wereld waarin stemmen vanuit de arbeidersbeweging niet aan bod komen.

    Van de 2900 Oscars werden er 31 toegekend aan zwarte acteurs. Dit komt zowel door het beleid van casting als door het besparingsbeleid. Dat moet gestopt worden zodat er ruimte kan ontstaan voor zwarten, vrouwen en mensen van arbeidersafkomst om zich uit te leven in kunst. Een democratische controle op media – met onder meer een vertegenwoordiging van kijkers en vakbonden in de entertainmentsector – zou eveneens helpen om de ‘witwasoperaties’ die we nu zien te vermijden.

  • Het revolutionaire leven van Victor Jara, zijn poëzie en zijn politieke standpunten

    Muurafbeelding van Victor Jara in Chili (Wikimedia)
    Muurafbeelding van Victor Jara in Chili (Wikimedia)

    Een vriend overleed recent en ik werd aangemoedigd om enkele van zijn van vele politieke boeken over te nemen. Onder deze boeken ook “Victor Jara, een onvoltooid leven” door Joan Jara, uitgegeven in 1983. Het boek doet het verhaal van de jaren voor de staatsgreep van generaal Pinochet in Chili in 1973.

    Door Pete McNally, uit weekblad ‘The Socialist’

    Joan was een Britse balletdanseres die eerst met een andere Chileen getrouwd was, maar de songschrijver en dichter Victor Jara leerde kennen. Ze scheidde en huwde met Jara. In het Chili van de jaren 1960 en 1970 beleefden ze de politieke strijd om tot maatschappijverandering te komen.

    Victor Jara was toen internationaal bekend. Hij trok ook doorheen Latijns-Amerika om oude melodietjes en muziekinstrumenten te verzamelen vooraleer ze verloren gingen. Tijdens deze reizen gaat hij vooral om met mensen van zijn eigen slag: de armsten, diegenen die het minste hebben.

    Hij was een dichter, muzikant, acteur, theaterdirecteur en militant bij de Communistische Partij. Waar mogelijk steunden hij en Joan vakbondsstrijd. Hij ging naar de Sovjet-Unie en droeg een album op aan de bevolking van Vietnam die tegen het VS-imperialisme streed. Hij ontmoette Che Guevara in Cuba na de revolutie daar.

    In september 1970 was Salvador Allende de presidentskandidaat van de linkse electorale alliantie Volkseenheid – Unidad Popular. Hij haalde 36,3% tegen 34,9% voor de rechtse kandidaat en 27,4% voor de christendemocratische kandidaat. Ondanks de pogingen van de rechterzijde om dit te vermijden, bevestigde het parlement dat Allende de nieuwe president werd.

    In de daaropvolgende jaren voerde Allende belangrijke hervormingen in het belang van de arbeidersklasse door. Maar meer dan de helft van de economie bleef in handen van de kapitalistische klasse, met het VS-imperialisme onmiddellijk achter die kapitalisten. De staatsmachine – de onverkozen verantwoordelijken voor het gerecht of nog de gewapende mannen die het systeem verdedigden – bleef onaangeraakt.

    Het was duidelijk dat er geen “co-habitatie” tussen links en rechts mogelijk was. De werkgevers organiseerden de informele sabotage van de economie. Er was een mislukte poging tot militaire staatsgreep, er werden wapens verzameld en het leger vroeg nieuwe bevoegdheden om werkplaatsen te kunnen betreden.

    Drie jaar van linkse regering was teveel voor de kapitalisten. Joan geeft toe dat “iedereen begrijpt dat we vechten voor ons leven, maar we lijken niet te weten hoe we dat moeten doen, met welke wapens het kan.” Ze herinnert “het gevoel van vreselijke dreiging die boven ons hing en waar we helemaal niet op voorbereid waren omdat het nooit duidelijk leek welke vorm het gevaar zou aannemen.”

    Ondanks brede steun begreep de Communistische Partij niet wat er zou gebeuren en was de partij dan ook niet voorbereid op de onvermijdelijke confrontatie. De staatsgreep van 11 september 1973 was tot in de puntjes voorbereid en hij werd zonder meededogen uitgevoerd. Er vielen duizenden doden. Victor Jara werd herkend, opgepakt, gemarteld en vermoord.

    Haar Britse paspoort bood Joan een reddende uitweg. Duizenden andere linkse militanten vluchtten naar Europa. De Britse regering ging niet over tot een strijd “tegen het fascisme”, maar erkende de nieuwe militaire dictatuur zodra dit kon.

    Voor hij omkwam, toen hij al zwaargewond in gevangenschap was, schreef Victor Jara een laatste gedicht, zijn onvoltooide lied. Als de werkenden in Chili en de rest van de wereld een einde maken aan armoede, honger en ongelijkheid, dan zullen ze dit lied voltooien.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop