Category: Recensies/Cultuur

  • Derde seizoen van House of Cards. De harde wereld van de politiek

    housecardsIn maart 2015 kwam House of Cards terug met een derde seizoen. In vergelijking met de eerste twee seizoenen wordt dubbel zoveel artistieke kwaliteit gebracht, maar slechts de helft aan kritiek op het politieke stelsel.

    Recensie door Christian Theodore

    Veel van de verhaallijnen die de serie zo populair maakten in de eerste twee seizoenen zijn nu verdwenen. De online reacties van kijkers bevestigen dit. In het derde seizoen wordt toegespitst op een karakterdrama met een veel kleiner universum dat grotendeels beperkt is tot Frank en Claire. Die slagen er echter niet in om alle andere interessante personages uit de reeks te overschaduwen.

    House of Cards is erg populair en brengt dan ook veel reacties van kijkers teweeg. Geliefde anti-helden zoals Walter White, Don Draper en Tony Soprano hebben de weg voorbereid voor Frank Underwood in House of Cards. Zijn machiavellistische ‘charme’ komt hard aan. Door samen met Frank Underwood door de harde wereld van de Amerikaanse politiek te stappen, groeit echter een band. Het is een smeerlap maar toch groeit er een sympathie.

    Het inherente cynisme van House of Cards – en het feit dat dit door brede lagen wordt opgepikt – is op heel wat vlakken een uitdrukking van de niet ingeloste verwachtingen van de “hoop-en-verandering” van president Obama. Maar het succes is ook toe te schrijven aan de bredere context van economische onrust, breed wantrouwen in het politieke stelsel en een opleving van sociaal protest sinds Occupy. House of Cards toont erg concreet aan dat de Amerikaanse kijkers zaten te wachten op een tegengewicht voor de naïeve volgzame opstelling van The West Wing in het vorige decennium.

    House of Cards gaat over de ruwe en brutale ambitie van twee mensen en hun uitgekookte vastberadenheid om hun doel ten alle prijze te bereiken. Frank en Claire zijn niet bezig met het oplossen van ernstige politieke en sociale thema’s waar ze vanuit hun machtspositie over kunnen oordelen. Ze gebruiken die thema’s op opportunistische wijze om meer politiek gewicht en macht te verwerven. Voor zover beiden vrienden hebben, zijn dat slechts pionnen in het machtsspel.

    De wereld die in House of Cards wordt beschreven, is voorspelbaar patriarchaal, homofoob en impliciet racistisch. Dit is natuurlijk hoe Hollywood verhalen brengt, maar het is deels ook een correcte beschrijving van hoe het er in de hoogste machtskringen aan toe gaat. Kleurlingen blijken volledig inwisselbaar te zijn en hebben een welomschreven vervaldatum. Frank moet zijn niet-heteroseksuele verlangens strikt in de kast houden.

    Het cynisme druipt ervan af. Dit maakt dat House of Cards goed past in deze periode van diepe ontgoocheling in alle gevestigde instellingen. Sommigen zien er mogelijk zelfs politieke satire in. Maar het blijft een reeks met een erg eenvoudige boodschap: de macht is vandaag in handen van slechte mannen en vrouwen. Al de goede elementen van democratie en sociale verhoudingen worden onderworpen aan het eigenbelang en de slechte bedoelingen van een minderheid van machtige mensen. Alsof het geen onderdeel is van hoe het volledige systeem functioneert. House of Cards is bijzonder leuk om te zien, maar progressief is het niet. Daarvoor zijn de boodschap en de kritiek te beperkt.

  • Mad Max: verzet tegen kapitalistische vernielingszucht

    MAD MAX: FURY ROAD“Mad Max: Fury Road” is een van de vele films die aansluit bij de actiefilms van de jaren 1980. Het is de vierde aflevering in de Mad Max serie van George Miller over een post-apocalyptische patriarchale wereld met een tekort aan water, olie en kogels. De film sluit ook aan bij de recente trend van Hollywood-films, zoals Elysium of de Hunger Games trilogie, om science fiction te verbinden met de huidige strijd tegen de onrechtvaardigheid van het kapitalisme.

    Recensie door Emily McArthur, Socialist Alternative (VS)

    De barbaarse toekomst van ‘Mad Max: Fury Road’ beschrijft de enorme tekorten waarheen de huidige heersende klasse de wereld aan het leiden is. De film brengt een razendsnelle twee uur durende veldslag gebaseerd op de onze huidige strijd voor een leefbare planeet. Het is alsof de gevolgen crises van het kapitalisme die we proberen te bestrijden, getoond worden in de vorm van oorlogen rond milieu en een vreselijke situatie voor de meerderheid van de bevolking.

    Andere actiefilms, waaronder de vorige afleveringen in de serie van Mad Max, hebben de neiging om nadruk te leggen op ruw geweld. Deze film daarentegen brengt ook vrouwen die collectief ingaan tegen hun onderdrukkers en is daarmee een van de weinige actiefilms die door de Bechdeltest geraakt (zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Bechdeltest). De ‘vrouwen’ van Immortan Joe, de centrale slechterik in de film, verzetten zich tegen de patriarchiale controle en laten dit blijken in de boodschappen die ze op de muren van hun voormalige gevangenissen krabbelen: “Onze kinderen zullen geen krijgsheren zijn”, “Wij zijn geen objecten” en “Wie heeft de wereld vermoord?” De meeste actiefilms brengen slechts één held naar voor, de held wiens individuele tussenkomst voor redding zorgt. De helden in deze film slagen enkel in hun opzet omdat ze leren samenwerken en de talenten van alle leden van de ploeg waarderen.

    Deze elementen vinden gehoor bij het publiek. We leven immers in een onnodig brutale wereld waar hongersnood en ellende het dagelijkse leven van de massa’s bepaalt, terwijl het resultaat van hun hard zwoegen gebruikt wordt om de geldkoffers van de 1% rijksten te vullen. De afgelopen jaren ontstonden verschillende protestbewegingen en deze film speelt daarop in. Het brengt een beeld van algemene ellende voor de meerderheid van de bevolking terwijl de middelen in handen zijn van slechts enkelen. En het brengt de strijd tegen die realiteit.

    In Mad Max heeft de heerschappij van de krijgsheren de “wereld vermoord” door een samenleving te creëren waarin de brutaliteit en lofzang op dood en vernieling centraal staan als resultaat van een wereld die het nut van zijn inwoners beperkt tot de mate waarin ze bereid zijn om te sterven voor hun leider.

    Toegang tot water = macht

    Vanuit zijn citadel heeft Immortan Joe water hernoemd tot “Aqua Cola”. Hij zorgt ervoor dat er onvoldoende schoon water wordt vrijgegeven aan de menigte van onderdrukte burgers. Het doet denken aan de realiteit van vandaag met 750 miljoen mensen die geen toegang hebben tot drinkbaar water. De strijd die de afgelopen jaren in het Amazonegebied werd gevoerd tegen de privatisering van water door Nestlé of in India tegen de vervuiling door Coca-Cola vinden een weerklank in het monopolie van Immortan Joe op ‘Aqua Cola’.

    Vandaag is er uiteraard niet gewoon een slechterik die de bevolking de toegang tot drinkbaar water ontzegd, maar er zijn wel de chaotische gevolgen van de distributie van water op basis van private winsten. Duizenden inwoners van Baltimore en Detroit zagen hun water afgesloten worden omdat ze kleine facturen van soms minder dan 150 dollar niet betaald hadden, terwijl bedrijven met miljoenenschulden steeds toegang tot water behouden.

    Een meerderheid van de mensen in de wereld van Mad Max wordt niet oud. Naast de “moeders” zijn er enkel de drie belangrijkste krijgsheren die niet jeugdig zijn. De film zoomt meermaals in om deze drie mannen om aan te tonen hoe hun lichamen geleden hebben en gebukt gaan onder afwijkingen. Maar ook de jonge strijders blijken veel tumoren te hebben. Het ruwe landschap met veel metaal en de onder meer door oorlogen vervuilde lucht zorgt ervoor dat zelfs de machtigste personages in de film langzaam sterven. Zoals in de reële wereld heeft deze versie van de heersende klasse toegang tot gezondheidszorg, bloedtransfusies en zuurstoftanks om de gevolgen van de ecologische vernieling te verzachten.

    Radicale conclusies

    Op een cruciaal moment in de film vragen de uitgeputte helden zich af of ze niet beter over de eindeloze zoutvelden kunnen vluchten in de hoop van ergens water en groen te vinden en een nieuw leven te kunnen beginnen. Ze doen dit niet, maar maken zich sterk om terug te keren naar de citadel van Immortan Joe om het water en het groen uit handen van de krijgsheren te halen. De strijd voor een betere wereld vandaag kan ook niet gewonnen worden door van de samenleving weg te vluchten. Het vereist de herorganisatie van de wereld zoals we die kennen. We kunnen voor een betere wereld strijden door al wie werkt, de werkende klasse, te verenigen en onze collectieve macht te gebruiken om de infrastructuur en middelen van de heersende klasse over te nemen en de productie en distributie te organiseren op basis van behoeften.

    Natuurlijk is Mad Max vooral een populaire actiefilm en geen socialistische of feministische propaganda. Maar de film zoekt wel aansluiting bij angst die vandaag bestaat als gevolg van de eindeloze imperialistische oorloge voor grondstoffen en de enorme milieuvervuiling. Het is een krachtige allegorie voor de internationale eenheid die nodig is om het juk van kapitalistische onderdrukking en uitbuiting van ons af te werpen.

  • Revolutie volgens Russell Brand

    revolutieToen Russell Brand toegaf dat hij nog nooit was gaan stemmen, haalde dit de krantenkoppen. Hij werd afgekraakt door de media die stelden dat hij een slecht voorbeeld was voor jongeren. Brand ging net zoals bijna 15 miljoen andere Britten niet stemmen omdat hij vond dat de traditionele partijen alleen opkomen voor de belangen van de rijken en niet voor de arbeiders.

    Recensie door Helen Pattison uit Socialism Today (bij vertaling licht aangepast en geactualiseerd). De Nederlandstalige versie van het boek verschijnt binnenkort

    In een poging om uit te leggen dat om de vijf jaar kiezen niet erg democratisch is en om zijn ontgoocheling in de gevestigde partijen te benadrukken, stelde Brand ook nog dat er een revolutie nodig is. Hoe deze precies zou verlopen, wist hij niet. Sinds het bewuste interview begon hij dan maar te schrijven aan het boek ‘Revolutie’ in een poging om te antwoorden op de vraag hoe we de wereld kunnen veranderen.

    De media en de politici waren geschokt door de standpunten van Brand. Maar die ideeën stemden wel overeen met die van veel mensen, in het bijzonder de jongeren. Die hoorden enkele van de cijfers in dit boek al eerder. Zoals het feit dat de 85 rijkste mensen evenveel rijkdom hebben als de armste 50% van de wereldbevolking. Ze zijn het er ook mee eens dat als jongeren niet stemmen, dit niet uit apathie is, maar wel omdat ze denken dat de grote partijen allemaal hetzelfde zijn en niets zullen veranderen.

    Ik volg de reeks ‘The Trews’, de Youtube-reeks van Brand met ‘echt nieuws’. De meeste video’s leggen het verband tussen dubieuze krantenkoppen en de belangen van de mediabazen, zoals het standpunt van The Sun dat fracking steunt en zakelijke banden heeft met de schaliegasproductie. De video’s zijn interessant, kort, grappig en politiek. Ze zijn soms veel relevanter dan de dagelijkse politieke shows op televisies. Er worden thema’s aangesneden die het leven van gewone mensen beïnvloeden, zoals de besparingen in de openbare diensten of de watertaks in Ierland.

    De video’s van Brand zijn zo goed dat ze veel mensen warm maakten om het boek ‘Revolutie’ te lezen. Het boek wordt omschreven als “het begin van een gesprek dat de wereld zal veranderen.” In tijden van besparingen en een grote woede tegen het feit dat de rijken steeds rijker worden, is dit een populair uitgangspunt.

    Helaas is het boek niet het manifest voor revolutie dat de lezers mogelijk verwachten. Het is heel moeilijk om te lezen en de humor maakt de politieke standpunten soms verwarrend. Brand heeft ook zijn politieke beperkingen. Hij erkent die en laat daarom veel ruimte aan interviews met mensen van wie hij denkt dat ze meer autoriteit hebben dan hem. Het gaat om activisten van Occupy, Julian Assange of Thomas Piketty. Hunideeën brengt hij naar voor als mogelijkhede alternatieven en antwoorden, zelfs indien ze niet noodzakelijk met elkaar samengaan en soms erg vaag zijn.

    De reactie van de media en grote bedrijven op het boek was net zoals Brand voorspelde. Het boek werd afgekraakt en onder loep genomen in een poging om zijn ideeën te discrediteren. Piketty’s ‘Kapitaal’ – dat aantoont hoe het kapitalisme op lange termijn tot steeds grotere ongelijkheid leidt – kreeg een soortgelijk onthaal in financieel en economische publicaties. Brand aanvaardt dat Piketty slechts opkomt voor beperkte economische hervormingen. Maar het idee van een alternatief of zelfs een beperkte hervorming, kan gevaarlijk zijn in de ogen van de rijken, zeker als het systeem zoveel mensen in de problemen brengt. De beweging tegen de waterbelasting in Ierland toont aan dat mensen bereid zijn om tegen de besparingen in te gaan, zekerals er een leiding is. De media proberen dan maar om Brand zoveel mogelijk te discrediteren en met hem het idee van een alternatief.

    Voor echte antwoorden over het belang van een revolutie is het boek van Brand slechts een aanzet. Hij begint met enkele antwoorden op cruciale vragen, maar hij doet dit maar half of heel onduidelijk. De beperkingen van het kapitalisme belicht hij vaag, maar hij koppelt het niet aan de nood tot actie. Er is dus geen sprake van een duidelijk manifest, daarvoor is Brand niet de beste auteur. Zijn rijkdom en faam zijn ongetwijfeld een zwakte. Zijn klasse heeft een invloed op zijn visie, Brand heeft niet het vertrouwen om antwoorden te bieden. Hij wil enkel optreden als verdediger van de belangen van de werkende klasse. Maar hij is bang van concrete voorstellen.

    Het is oneerlijk om hem af te doen als een hypocriet als hij moet toegeven dat hij op een bepaald ogenblik ook zijn rijkdom zal moeten delen. Hij heeft gelijk als hij zegt dat gewoon zijn rijkdom weggeven aan een corrupte regering niets zou veranderen. Er is nood aan systeemverandering. De media die hem afkraakten als een hypocriet bestaan vaak uit mensen die een pak erger zijn, denk maar aan Jeremy Clarkson.

    De publieke aandacht voor revolutionaire ideeën is belangrijk, maar tegelijk zijn er velen die een leider vanuit de arbeidersklasse hadden verkozen om de aandacht te krijgen die Brand nu geniet. Als verdediger van linkse standpunten is de rijkdom van Brand minder belangrijk, maar als een verkozen vertegenwoordiger zou hij slechts een gemiddeld arbeidersloon mogen krijgen. Socialisten zijn er immers voorstander van dat vertegenwoordigers van de arbeidersklasse het gemiddelde loon van een geschoolde arbeider krijgen zodat ze in arbeidersbuurten wonen en hun band met de mensen die ze vertegenwoordigen behouden.

    Tijdens Question Time op de BBC stelde Brand dat hij zelf niet zou deelnemen aan parlementsverkiezingen omdat macht en rijkdom een corrumperende impact hebben, zeker in Westminster. Dat is waarom vertegenwoordigers permanent afzetbaar moeten zijn en er geen economische voordelen voor verkozenen mogen zijn. Als gemeenteraadslid in Seattle leeft Kshama Sawant aan een gemiddeld arbeidersloon en gaat de rest van haar inkomen naar strijd voor sociale rechtvaardigheid. Leden van de Socialist Party die aan de verkiezingen in mei deelnamen, gebruikten de slogan van een ‘arbeidersvertegenwoordiger aan een arbeidersloon’. Na jaren van schandalen over onkosten van parlementairen wint dat standpunt aan kracht.

    Onder een nieuwe laag die politiek bewust wordt door het besparingsbeleid leeft soms het gevoel dat politieke partijen en vakbonden niet langer relevant zijn of toch geen effectieve manier vormen om het verzet te organiseren. Het is niet duidelijk of Brand hiermee akkoord gaat, maar zijn boek probeert het verzet alvast een nieuwe wind te bezorgen. Hij heeft het over ideeën en theorieën die niet de zijne en niet nieuw zijn, maar hij gebruikt de traditionele termen ervoor evenmin. In plaats van over nationalisatie te spreken, zegt hij dat de gemeenschap de industrie collectief moet bezitten. Hij zegt dat er een samenleving zonder staat nodig is, maar heeft het niet over socialisme.

    Als mensen politiek de rug toekeren, is dit niet omdat het saai is zoals Brand zegt. Het komt door nederlagen van de klassenstrijd doorheen e wereld. De Labour partij had ooit een arbeidersbasis maar werd omgevormd tot New Labour, dat net als andere partijen opkomt voor een ‘vrijemarktbenadering’ en besparingen. Vakbonden die strijd voerden tegen het rechtse beleid werden beperkingen opgelegd, Labour heeft die nooit ingetrokken. Het maakt het moeilijker om de strijd tegen de aanvallen op de levensstandaard te voeren. Werkenden en hun gezinnen toonden keer op keer aan dat ze zich kunnen organiseren en opkomen voor hun belangen, maar ze botsen daarbij vaak op vakbondsleiders en arbeidersleiders die de strijd afremmen in plaats van ze echt te organiseren. Dat komt vooral door hun gebrek aan een alternatief.

    Brand is het ermee eens dat er een lange en kleurrijke geschiedenis van opstand tegen dit systeem is en dat we daar veel lessen uit kunnen trekken. Hij haalt deze niet uit Rusland 1917 of de Spaanse revolutie, waar hij langer bij stilstaat. Hij haalt George Orwell aan die in zijn ‘Hommage aan Catalonië’ een interessante beschrijving maakt van het leven tijdens de Spaanse revolutie. Maar de lessen zitten in de strategie, de acties en eisen van een strijd. Brand stelt dat het falen van de revolutie tegen het kapitalisme in die tijd aan het fascisme te wijten was. Maar hij gaat eraan voorbij dat de groeiende steun voor socialistische en revolutionaire ideeën uit een vertrouwen in de strijd tegen fascisme voortkwam, naast de weigering om terug te keren naar de vreselijke levensvoorwaarden van de werkende klasse en de boeren. Brand vergist zich in zijn inschatting van het anarchisme. Hij stelt dat de anarchisten basisactivisten waren en gaat eraan voorbij dat anarchistische leiders deelnamen aan de volksfrontregering met kapitalisitsche ministers en hiermee een rem vormden voor de revolutionaire beweging.

    Het ontbreekt ‘Revolutie’ van Brand aan een duidelijk programma, ook al wijst hij op enkele mogelijkheden. Hij heeft het over hoe de grote bedrijven moeten genationaliseerd worden en zegt hoe ze vervolgens georganiseerd kunnen worden. Van verkozen vertegenwoordigers vanop de werkvloer komt Brand tot de nood aan een geplande economie. Hier is he tboek het sterktste: een duidelijke uitleg van het kapitalisme vandaag en een alternatief op basis van arbeidersdemocratie.

    De Spaanse revolutie biedt heel wat lessen, onder meer over het falen van het volksfront in de strijd tegen extreemrechts en de wijze waarop het volksfront de revolutionaire strijd tegen het kapitalisme tegenhoudt. Brand gaat daaraan voorbij. Over de Russische revolutie is hij kort, hij trekt er geen lessen uit omdat het degeneerde in stalinisme. Toch is de Russische revolutie rijk aan lessen, zowel bij de successen als de nederlagen.

    Toch is het boek van Brand nuttig. Het is een grappig vertrekpunt om na te denken over de problemen van het kapitalisme en het formuleren van een alternatief. Het vertelt lezers over gebeurtenissen waarin werkenden een belangrijke rol speelden en het biedt een begin van uitleg over wat een revolutie is.

    De media hadden het vooral over hoe Brand stemmen tijdverlies vond. Wat hij daarmee bedoelde is niet zo eenvoudig. Het punt is dat we niet meer moeten stemmen op partijen die ons niet vertegenwoordigen. Zonder grootschalig alternatief van de arbeidersbeweging is dat niet evident, maar het betekent niet dat we niet stemmen. Als er geen alternatief is, moeten we proberen om er een op te bouwen. De heersende klasse zal dat niet voor ons doen.

    Het electorale stelsel is inderdaad corrupt, de grote bedrijven en de rijken kunnen campagnes financieren maar individuele werkenden niet. Anderzijds is er wel het voorbeeld van Socialist Alternative dat in Seattle meer dan 100.000 dollar ophaalde voor campagne van Kshama Sawant en dit zonder een cent van de grote bedrijven te aanvaarden. De arbeidersklasse kan de rijken natuurlijk niet overtreffen op financieel vlak, maar het is wel mogelijk om met de arbeidersbeweging tot electorale overwinningen te komen.

    Het is vreemd dat Russell Brand met de laatste Britse verkiezingen uiteindelijk op het laatste moment stelde dat hij op Labour zou stemmen. Daarmee dreigt hij zichzelf politiek irrelevant te maken, de meerderheid van de gewone werkenden hebben immers geen vertrouwen in Labour. Die partij staat voor hetzelfde besparingsbeleid als de afgelopen jaren en werd tijdens het Schotse referendum vaak omgedoopt tot de ‘Rode Tories’. Het argument van het ‘minste kwaad’ gaat steeds minder op.

    Er moet een alternatief op het besparingsbeleid komen. Bewegingen als Syriza en Podemos zijn uitdrukkingen van de zoektocht naar alternatieven op de huidige gang van zaken. Door met gewone werkenden zelf het politieke terrein te betreden en dit met een socialistisch programma, is het mogelijk om stappen vooruit te zetten.

    Enkele maanden geleden plaatste Brand een foto van enkele boeken die hij las. Een ervan was ‘De geschiedenis van de Russische revolutie’ door Leon Trotski. Brand erkent dat hij veel kan leren van bewegingen die in het verleden opkwamen voor een betere samenleving. Dat is zijn sterkte. Maar het ontbreekt aan een duidelijke onderbouwing van zijn standpunten. ‘Revolutie’ is wellicht het grappigste boek over revoluties, maar niet met het meest leerrijke.

  • “De nieuwe heilige oorlog”. Patrick Cockburn over de opkomst van IS

    Na de aanslagen van gisteren – onder meer in Tunesië, Frankrijk, Koerdistan, Koeweit en Somalië – is het duidelijk dat het gevaar van Islamitische Staat (IS) en aanverwante fundamentalistische groepen nog steeds bijzonder groot is. Diegenen die destijds de eersten waren om oorlogen in het Midden-Oosten te starten of te steunen, gebruiken dit nu op cynische wijze om hun beleid te rechtvaardigen. Dat hun oorlogsinspanningen mee aan de basis lagen van de chaos waarop groepen als IS sterker konden ontwikkelen, vergeten ze gemakshalve. Neen, ze hebben het over het gevaar van ‘de islam’ of nog over de nood aan strijd tegen terrorisme. De fundamentalistische dreiging kan het beste gestopt worden door een einde te maken aan het imperialistische beleid dat ellende en chaos creëert voor de meerderheid van de bevolking, de voedingsbodem waarop fundamentalisten steun vinden. Om meer inzicht te krijgen in de opmars van IS, is het boek ‘De nieuwe heilige oorlog’ van Patrick Cockburn een aanrader.

    [divider]
    Recensie door Geert Cool

    heiligeoorlogJournalist Patrick Cockburn is een autoriteit inzake het Midden-Oosten. Hij brengt al jarenlang verslag uit en heeft tal van lokale bronnen, wat inzichten oplevert die verder gaan dan die van de gevestigde media. Het boek brengt een uitstekend verslag van de opkomst van Islamitische Staat en toont op overtuigende wijze aan hoe de strategie van het VS-imperialisme in de regio heeft gefaald.

    Vorige zomer werden we opgeschrikt door een razendsnelle opmars van IS in Irak en Syrië. De groep kon inspelen op het ongenoegen onder de soennitische bevolking in Irak tegen het door sjiieten gedomineerde regime van Bagdad dat steun genoot van zowel de VS als Iran. In Syrië zorgde de chaos van de burgeroorlog ervoor dat IS ruimte kreeg om te ontwikkelen. Cockburn verwijst naar een openhartige Joe Biden die toegaf dat Saoedi-Arabië, Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten in Syrië een soennitisch-sjiitische oorlog op gang wilden brengen en dat het Amerikaanse beleid om ‘gematigde Syriërs’ te steunen totaal mislukt was omdat er geen dergelijke gematigde groep overblijft. Veel van de Amerikaanse steun en militaire middelen in Syrië komen uiteindelijk gewoon in handen van IS.

    Cockburn wijst erop dat het Amerikaanse beleid al jarenlang faalt. Na de aanslagen van 11 september 2001 maakte de VS meteen duidelijk dat de ‘oorlog tegen het terrorisme’ niet tegen de bevriende regimes van Saoedi-Arabië of Pakistan zou gericht worden, “ondanks het feit dat 9/11 zonder de betrokkenheid van deze twee landen waarschijnlijk niet had plaatsgevonden.” Saoedi-Arabië speelt een cruciale rol in het conflict tussen sjiieten en soennieten. “Een opvallende ontwikkeling binnen de islamitische wereld in de afgelopen decennia is de manier waarop het wahabisme de reguliere soennitische islam overneemt. Zo steekt Saoedi-Arabië in het ene na het andere land geld voor de opleiding van predikanten en de bouw van moskeeën. Met als gevolg dat het conflict tussen soennitische en sjiitische geloofsgemeenschappen zich verder verspreidt.” Het aanwakkeren van het conflict in Syrië ontploft nu in het gezicht van Saoedi-Arabië maar ook Turkije en Jordanië die “nu verschrikt kijken naar het monster van Frankenstein dat zij mede hebben gecreëerd.” De gevolgen zullen niet beperkt blijven tot Irak en Syrië, maar zullen voelbaar zijn in de hele regio en de rest van de wereld.

    Ongetwijfeld speelt Saoedi-Arabië met de verspreiding van het wahabisme een belangrijke rol, maar wij hebben de indruk dat Cockburn het belang daarvan overschat. Het speelt wellicht vooral een rol in het aantrekken van buitenlandse strijders, maar in zowel Irak als Syrië spelen andere elementen een centrale rol. De angst voor sjiitische wraakacties en sectair geweld zorgen er bijvoorbeeld voor dat de IS-barbarij door soennieten in Irak wordt getolereerd. IS is zoals Cockburn stelt een product van oorlog, het is geen project dat door ideologische aantrekkingskracht kan groeien.

    Waar het aan de macht is, vestigt IS een barbaars en erg repressief bewind. Zelfs Al-Qaeda-leider Al-Zawahari hekelde IS omwille van het buitensporige geweld en sektarisme. Maar zelfs dat vinden veel soennieten in Irak beter dan een terugkeer van de sjiitische onderdrukking. “In een land van zware rokers zijn de door IS georganiseerde feestelijke verbrandingen van sigaretten niet populair. Maar het is heel gevaarlijk om IS te trotseren, en ondanks alle wreedheid heeft de groep de beknelde en vervolgde soennitische gemeenschap wel de overwinning gebracht. Zelfs soennieten in Mosul die hier niet blij mee zijn, zijn beducht voor de terugkeer van een wraakzuchtige, door sjiieten gedomineerde Iraakse regering.” Het bevestigt de stelling dat IS het product van oorlog en ellende is.

    Islamitische Staat is “het product van oorlog”, schrijft Cockburn, de beweging “hanteert een giftig maar krachtig mengsel van extreem-religieuze overtuigingen en militaire vaardigheden dat het resultaat is van de oorlog in Irak sinds de Amerikaanse invasie in 2003 en de oorlog in Syrië sinds 2011.” IS aanpakken zonder antwoord op de voedingsbodem waarop het groot kan worden, is niet mogelijk. De barbaarse dreiging van IS wordt vandaag aangegrepen om ons te overtuigen dat er toch ‘iets’ moet gebeuren door de westerse machten, waarmee meteen de verantwoordelijkheid van de imperialistische interventies in het creëren van de barbarij onder de mat wordt geveegd. Terecht benadrukt Cockburn het falen van de imperialistische interventies. “De oorlog tegen het terrorisme, waaraan honderden miljarden dollars zijn uitgegeven en waarvoor burgerlijke vrijheden zijn beknot, is jammerlijk mislukt.” Al Qaeda en afsplitsingen zijn vandaag een pak sterker dan in september 2001.

    Barbarij bestrijden met het creëren van nog meer ellende, zal geen stap vooruit betekenen. Dat de Koerdische strijders erin slaagden om IS een nederlaag in Kobani toe te brengen, is een lichtpuntje in de regio. Maar er zal meer nodig zijn om de spiraal van sectair geweld en barbarij te stoppen. Een eengemaakte beweging van onderuit, van werkenden en armen over religieuze en andere grenzen heen, is nodig om tot een breuk met imperialisme en kapitalisme te komen en zo de opmars van barbarij te stoppen.

     

  • “Dit kan niet waar zijn”, journalist in de wereld van bankiers en speculanten

    luyendijkJournalist Joris Luyendijk had als correspondent in het Midden-Oosten al een en ander meegemaakt en leek voor The Guardian dan ook een geknipte correspondent om enkele maanden ondergedompeld te worden in de gevaarlijke wereld van bankiers en speculanten in The City, het financiële hoofdkwartier in Londen.

    Recensie door Geert Cool

    Wat hij daar zag, heeft hem sterk verbaasd. In de inleiding op het boek wordt meteen met de deur in huis gevallen. De financiële crisis wordt vergeleken met een vliegtuig waarbij je als passagier merkt dat een vleugel in brand staat. De stewardess zegt zelfverzekerd dat alles in orde is maar dan ga je kijken in de cockpit en blijkt er geen piloot te zijn. Wat Luyendijk bedoelt, is dat de crisis niet veroorzaakt wordt door enkele hebzuchtige bankiers maar dat het ingebakken zit in het systeem. De crisis kwam er niet door een samenzwering van enkelingen. Neen, “het probleem is dit systeem” merkt Luyendijk in zijn conclusie op. “Zouden we morgen de hele City naar een onbewoond eiland afvoeren en vervangen door een kwart miljoen nieuwe mensen, dan ben ik ervan overtuigd dat we in no time hetzelfde wangedrag weer zullen zien.”

    Doorheen tientallen gesprekken met mensen uit de financiële sector probeert Luyendijk deze wereld te doorgronden, patronen te ontdekken en een zicht te krijgen op de oorzaken van de financiële crisis van 2008. Hij ontdekt een harde wereld waar elke job onzeker is, lange uren worden geklopt, mensen tegen elkaar worden opgezet en ingewikkelde constructies de nodige winsten met bijhorende bonussen moeten opleveren. Met moeite doorbreekt Luyendijk de wet van de zwijgplicht die de sector zichzelf heeft opgelegd. Maar veel wijzer worden we niet van wat er zich achter dat rookgordijn bevindt. Bankiers moeten toegeven dat ook zij de ingewikkelde constructies niet begrijpen en dat de problemen die tot de crisis van 2008 hebben geleid nog steeds aanwezig zijn. “Is de sector fixed sinds de crisis?”, vraagt Luyendijk aan een senior toezichthouder. Het ontnuchterende antwoord laat geen twijfel bestaan: “I don’t think so”.

    Waarom gebeurt er dan niets? Luyendijk merkt terecht op dat alle gevestigde partijen mee in bad zitten. Corruptie is het niet, dat veronderstelt dat je in ruil voor geld iets doet wat je anders niet had gedaan. “Capture gaat een stap verder. Daarbij is er geen geld meer nodig, omdat je als politicus, toezichthouder of wetenschapper oprecht bent gaan geloven dat de wereld in elkaar zit zoals de bankiers hem schetsen.” Verschillen in benadering zijn er amper, het maakt niet uit of de sociaaldemocratie mee aan de macht is of niet.

    Het boek gaat vrij ver in kritiek op het kapitalisme, maar alternatieven worden niet geboden. “Cynisme over de huidige politici bij grote partijen lijkt me terecht”, schrijft Luyendijk. Maar het democratische stelsel zoals we dat kennen, is wel de regeervorm “die zich aan de eigen haren uit het moeras kan trekken.” Hoe dat kan, wordt niet duidelijk.

    Er is een omwenteling nodig, erkent Luyendijk. Dat is een goed uitgangspunt, maar zonder veel nut indien het huidige systeem gewoon overeind blijft. Het volstaat niet om individuele bankiers of politici te vervangen, heel het systeem moet weg. Socialisten pleiten daarbij voor een nationalisatie van de volledige financiële sector onder democratische controle van de gemeenschap en gericht op de belangen van de gemeenschap. Het zou bijdragen aan het invullen van de noden en behoeften van de grote meerderheid van de bevolking. In plaats van miljarden in speculatie te steken waarbij enkele grote aandeelhouders met de winsten gaan lopen en de huurlingen in de financiële sector met ruime kruimels in de vorm van bonussen gedwongen worden om in de pas te lopen, zouden deze middelen kunnen aangewend worden voor onderwijs, gezondheidszorg, sociale zekerheid, infrastructuur, …

    ‘Dit kan niet waar zijn’ is een bestseller, een uitdrukking van het feit dat de verontwaardiging groot is. “Het systeem is het probleem”, is de conclusie van het boek. Laat ons dat aangrijpen om te strijden tegen dit systeem zodat de beschreven speculatie en financiële waanzin inderdaad niet waar meer kunnen zijn.

  • ‘Dexia of de gijzeling van een democratie’

    dexia_affiche_web-22a32Leven we echt in een democratie? Onder bredere lagen van de bevolking is er daar sinds het uibreken van de economische crisis twijfel over ontstaan. Het failliet van Dexia en de redding ervan, de wijze waarop ‘onze’ vertegenwoordigers toegaven aan de grillen van de financiële sector, … droegen niet bij aan het wegnemen van die twijfel. De gebeurtenissen rond Dexia vormen het onderwerp van een documentaire die op DVD beschikbaar is.

    In december 2011 legden ATTAC en CADTM (comité voor de opheffing van de derdewereldschulden) een klacht neer tegen de Belgische Staat. Een regering van lopende zaken kende in der haast een garantie van 54,45 miljard euro toe aan de bank Dexia, zonder parlementair debat en zonder voorwaarden! De juridische procedure leidde niet tot een publiek debat, onder meer door een compleet stilzwijgen van de gevestigde media. Uiteindelijk kwam er in de lente van 2013 een wet waarmee de bankgaranties met terugwerkende kracht door het parlement werden goedgekeurd. Hierdoor maakte de juridische klacht geen kans meer.

    Maar dit ongelofelijke verhaal wordt nu wel gebracht in een documentaire van Valentin Fayet van ZinTV. Die gebruikte hiervoor archiefmateriaal en tal van interviews.

    De Dexia-affaire is een symptoom van een breder probleem. De economische crisis werd overal aangegrepen om een verdere stap te zetten in de afbraak van democratische rechten en betrokkenheid. Zo was er een machtsoverdracht van verkozen regeringen naar de niet-verkozen Europese Commissie die bij niemand verantwoording moet afleggen. Er waren tijdelijk ook niet-verkozen technocratische regeringen in Italië en Griekenland met als doel om de belangen van de bankiers te dienen. Er is ook het Europees begrotingsverdrag, officieel een verdrag over “stabiliteit, coördinatie en bestuur”, dat als doel heeft om het verkiezen van regeringen die tegen het neoliberale besparingsbeleid ingaan onmogelijk te maken.

    In België hebben de media, gevestigde politici en hun commentatoren zoals elders geprobeerd om de geschiedenis van de reddingsoperaties voor de banken te herschrijven. Er werd voortaan gesproken over de schuldencrisis en niet langer over de financiële crisis. De verantwoordelijkheid voor de schulden lag niet langer bij de financiële sector maar bij de zogenaamde ‘excessieve’ publieke uitgaven. De crisis werd aangegrepen voor een brutale aanval op de publieke sector en de rechten van de werkenden.

    De toename van de schulden is vooral een gevolg van de crisis en niet zozeer de oorzaak ervan. Het is onder meer het gevolg van een enorme overdracht van private schulden naar de gemeenschap. Deze crisis zit ingebakken in het kapitalistische systeem zelf en niet in de publieke sector die te groot zou zijn. Deze documentaire licht een tipje van de sluier van de Dexia-affaire. Het is dan ook nuttig om in te gaan tegen de heersende retoriek van besparingen waarbij wij gevraagd worden om op te draaien voor een crisis die wij niet veroorzaakten.

    “Dexia of de gijzeling van een democratie” is beschikbaar voor 15 euro via zintv.org.

  • “Capitalism: a ghost story”. Het horrorverhaal van het kapitalisme door Arundhati Roy

    ghoststory [dropcap]D[/dropcap]e Indische Arundhati Roy is internationaal bekend als een kritische schrijfster die ook de controverse niet uit de weg gaat. Enkele van haar boeken verschenen in het Nederlands, onder meer ‘De God van de Kleine Dingen’. Haar boek over het kapitalisme in India is nog niet vertaald. Hieronder een recensie van dit boek door Mike Barker, eerder gepubliceerd in Socialism Today.

    Arundhati Roy wordt terecht gezien als een vooraanstaande dissidente stem. Haar polemiek tegen onrechtvaardigheid in ‘Capitalism- A Ghost Story’ bevestigt die positie. Roy haalt hard uit naar het web van leugens van de heersende klasse. Het verhaal begint met het bezoek van Roy aan een monument van kapitalistische inhaligheid, het huis van de rijkste Indiër, Mukesh Ambani. Het huis telt ongeveer 600 personeelsleden. Roy was vooral verwonderd door de surrealistische tuin. “Niets had me voorbereid op een verticale laan – een 27 verdiepingen hoge muur van gras vastgemaakt aan een uitgebreid metalen kader. Het gras was hier en daar droog, stukken gras waren naar beneden gevallen. De Trickledown [het idee dat rijkdom naar beneden doordruppelt] had hier alvast niet gewerkt.”

    Rijkdom is niet naar beneden doorgestroomd, maar er was wel enorme concentratie ervan aan de top. De superrijken hebben het nog steeds voor het zeggen in India. Het enige verschil is dat het nu Indiërs zijn en niet langer Britse kolonialen. Met 200.000 paramilitairen zijn de door de regering gesteunde milities bijzonder sterk. Ze vermoorden armen doorheen het centrum van India. Ze begaan misdaden en worden er niet voor gestraft. Het geweld versterkt enkel het verzet en doet de rangen van de maoïstische guerrilla aanzwellen, stelt Roy. Ze merkt terecht op dat geweld en repressie op zich er nooit in geslaagd zijn om de armen het zwijgen op te leggen. Het brengt haar tot een diepgaandere kijk op de ideologische middelen die onze heersers gebruiken om te vermijden dat wij opkomen voor onze belangen.

    Arundhati Roy
    Arundhati Roy

    In het boek richt Roy zich erg scherp tegen de wijze waarop de heersende klasse de liefdadigheid van de bedrijfswereld promoot. Ze geeft een korte geschiedenis van de grote rovers uit de VS. Ze gaat na hoe de Amerikaanse elite begin 20e eeuw al probeerde om burgerverzet in de VS op veiliger paden te brengen door liefdadigheid van bedrijven naar voor te schuiven als vervanging van de missieposten die de sociale controle van de kapitalisten en imperialisten moesten garanderen.

    Een van de eerste boeken waar Roy naar verwijst, is Robert Arnove’s “Philanthropy and Cultural Imperialism: The Foundations at Home and Abroad” (1980). Dat werk legt nadruk op drie grote instellingen: Carnegie Corporation en de fondsen van Rockefeller en Ford. Een andere belangrijke bron voor Roy is het boek van Joan Roelof: ‘Foundations and Public Policy: The Mask of Pluralism’ (2003). In dat boek wordt de opkomst van liberale liefdadigheid onderzocht.

    Waar voorheen de drie genoemde fondsen hoogdagen beleefden, is de toppositie inzake liefdadigheid vandaag voor het fonds van Bill Gates, maar ook andere fondsen hebben nog steeds een grote invloed. Roy heeft het over “instellingen die op legale wijze van belastingen vrijgesteld zijn en over enorme middelen beschikken waar geen verantwoording over verschuldigd is en waarover geen transparantie bestaat. Welke betere manier bestaat er om economische rijkdom om te zetten in politiek, sociaal en cultureel kapitaal, kortom om geld in macht om te zetten?”

    Toen Carnegie begon tussen te komen in de arbeidersbeweging werd de rol van liefdadigheid voor de heersende klasse snel duidelijk. Carnegie was betrokken in het opzetten van de National Civic Federation (NCF) in 1900. Deze federatie vestigde elementen van welzijn (naast verdelende propaganda) met als doel om de eisen van de radicale vakbondsleden achterhaald te maken. De beruchte Samuel Gompers, de rechtse eerste voorzitter van de Americal Federation of Labor (AFL) in 1886 was de vice-voorzitter van NCF.

    Instellingen van de heersende klasse speelden in de VS een grote rol in de strategie van de kapitalisten. Zo werd in 1924 het Council on Foreign Relations opgezet. Die instelling beweert vandaag nog steeds “de machtigste drukkingsgroep inzake buitenlands beleid” te zijn. Er wordt steun gegeven aan militaristisch gezinde denktanks zoals Rand. Er werden ook instellingen opgezet die een verzamelplaats werden voor liberale intellectuelen, zoals het Center for the Study of Democractic Institutions (opgezet in 1959) dat als doel had om “de koude oorlog te voeren zonder de uitwassen van het McCarthyisme.”

    Andere inspanningen waar de grote drie “liefdadigheidsinstellingen” zich aanvankelijk sterk mee bezig hielden, waren de omverwerpingen van democratische regeringen zoals die van Salvador Allende in Chili in 1970-73. De instellingen gaven niet alleen steun aan economen die de school van Milton Friedman volgden, de zogenaamde ‘Chicago Boys’ die als adviseurs van het militaire regime van Pinochet eindigde, maar ze gaven ook steun aan linkse (maar verre van radicale) economen aan de Universiteit van Chili, de ‘dependistas’ die in de regering van Eduardo Frei (1964-1970) zaten. Toen Allende in 1970 werd verkozen, zag de Ford stichting de noodzaak van een directere interventie in Chili om de belangen van het Amerikaanse kapitalisme te verdedigen. Het fonds brak abrupt alle steun aan de dependistas af terwijl de neoliberale Chicago Boys wel veel middelen bleven krijgen. De neoliberale economen bleven tot vier jaar na de militaire staatsgreep betaald worden.

    Arundhati Roy vergelijkt dit met India waar het Rockefeller Fonds in 1957 de Ramon Magsayay prijs voor gemeenschapsleiders in Azië in het leven riep. “De prijs werd genoemd naar Ramon Magsaysay, president van de Filippijnen en belangrijke bondgenoot van de VS in de campagne tegen het communisme in Zuidoost Azië.” De eerste prijs werd toegekend aan Vinoba Bhave, een volgeling van Ghandi die met zijn Bhoodan-beweging nadruk legde op gematigheid en klassenverzoening. Die positie ging in tegen het activisme van de meer radicale volgelingen van het Ghandisme.

    Recent werd de prijs herdoopt tot de Ramon Magsaysay Opkomende Leiding Prijs. Roy wijst erop hoe drie winnaars van deze prijs voor ‘aanvaardbaar activisme’ een centrale rol speelden in de leiding van de zogenaamde anticorruptiebeweging van Anna Hazare. Hazare won de prijs zelf en kreeg er ook een van de Wereldbank wegens zijn “belangrijke publieke rol”. Hij staat gekend voor een elitair activisme dat met Ghandiaanse retoriek wordt overgoten. Zijn bedrijfsvriendelijke anti-corruptiebeweging leidde tot een nieuwe wet, de Jan Lokpal Bill, waarvan Roy zegt dat deze “elitair en gevaarlijk is”. De beweging van Hazare repte met geen woord over de “privatiseringen, de macht van de grote bedrijven of de [neoliberale] economische ‘hervormingen’.”

    Het is niet uitzonderlijk dat de elite dergelijke ongevaarlijke bewegingen naar voor schuift. Het komt de heersende klasse goed uit dat ze een dergelijk pacifistisch voorbeeld kunnen promoten en zelf het monopolie op geweld behouden. Ghandi was een goed voorbeeld van zo’n voor de elite aanvaardbaar activisme. Leon Trotski schreef in 1939 aan de Indische arbeiders en stelde over Ghandi dat dit een “valse leider en een valse profeet is”. Hij bendrukte dat Ghandi in de eerste plaats de belangen van de Indische burgerij verdedigde. De harde kritieken van Roy op Ghandi komen niet aan bod in dit boek, maar we moeten opmerken dat ze haar kritieken niet zozeer baseert op klasse maar wel op kaste. Ze is daarbij beïnvloed door de anti-kastenactivist BR Ambedkar (1891-1956) die volgens Roy even kritisch was over socialisten als over aanhangers van Ghandi.

    Eerlijk gezegd heeft Roy wel wat redenen om kwaad te zijn om de Indische ‘marxisten’. Ze groeide op in Kerala, een staat waar de politieke leiding jarenlang gedomineerd werd door communisten in de stalinistische traditie (verbonden met Moskou). Rond de kwestie van kaste falen de communistische partijen CPI en CPI-M. In het eerder gepubliceerd dossier ‘Klassenstrijd en onderdrukking op basis van kaste’ (http://www.socialisme.be/nl/21238/onderdrukking-op-basis-van-kaste-en-klassenstrijd) schreef TU Senan op deze site: “De communistische partijen beschikken in India over een massabasis maar waren nooit in staat om een klassenoppositie op een dergelijke wijze te organiseren dat ze ook in staat waren om woede tegen kastendiscriminatie te kanaliseren. De aanhoudende samenwerking met onderdrukkende kasten maakte dat steeds onmogelijk. De gedeeltelijke landhervormingen onder communistisch bewind in West-Bengalen of Kerala hadden een zekere impact op de kastenverhoudingen, maar het bleef erg beperkt aangezien de meerderheid van de mensen van de meest onderdrukte kasten landloos bleven.”

    Maar Roy erkent dat niet alles verloren is. Ze verwijst naar het aanhoudende verzet in Kasjmir en schrijft: “Gewone mensen die slechts bewapend zijn met hun woede komen in opstand tegen de Indische veiligheidsmacht.” Er zijn heel wat zwakheden in de analyse van Roy, maar ze gaat niet volledig voorbij aan de rol van marxistische ideeën in de strijd op basis van klasse en kaste. Ze haalt in het boek meermaals het Communist Manifest van Marx en Engels aan. Ze herneemt het gekende citaat: “Wat de bourgeoisie produceert, zijn bovenal haar eigen grafdelvers. De val van de burgerij en de overwinning van het proletariaat zijn onvermijdelijk.” In het manifest gaat dit over de ontwikkeling van de arbeidersklasse waarbij het voormalige isolement van de werkenden verdwijnt door de vooruitgang onder het kapitalisme. Roy zet de formule op zijn kop en concludeert: “De echte grafdelvers van het kapitalisme kunnen eindigen als de waanzinnige kardinalen ervan die hun ideologie omvormden tot een geloof.”

    Het is Roy’s afkeer van het marxisme, organisatie en een politieke koers op basis van klasse met een eerder anarchiserende tendens die aan de basis ligt van zwaktes in haar soms bijzonder krachtige politieke interventies. Zo was ze een van de centrale sprekers op het Wereldsociaal Forum in Mumbai in 2004. Daarbij bracht ze een erg scherpe kritiek op het VS-imperialisme, de Indische regering en alle politici die privatiseringen doorvoeren, met inbegrip van Nelson Mandela. Dat is niet evident op dit soort gelegenheden. Maar terwijl ze zei dat er niet alleen mocht gepraat worden, maar dat er ook actie nodig was, beperkte ze zich tot “een minimumagenda rond een niet nader bepaalde actie tegen een aantal multinationals.” New Socialist Alternative, onze Indische zusterorganisatie, voegde er destijds nog aan toe: “Ze gaf geen alternatief op het kapitalisme maar hield het op een pleidooi tegen ‘ideologie’ in het algemeen.”

    Begin 2010 riskeerde Roy haar leven door naar het door Naxalieten gecontroleerde gebied te trekken. Dat zijn guerrillastrijders die tegen de regering vechten vanuit hun basissen in de bossen van Dandakaranya in het centrum van India. Roy stond kritisch tegenover dit gewapende verzet en erkende dat Charu Mazumdar (1918-72), de “oprichter en belangrijkste theoreticus van de Naxalieten”, een retoriek hanteerde die “bijzonder grof en bijna genocidaal was”. Roy negeert wat andere marxisten met een progressief programma stellen en schreef: “Charu Mazumdar was visionair inzake heel wat zaken die hij schreef of zei. De partij die hij opzette (en de vele splintergroepen ervan) heeft de droom van de revolutie overeind gehouden in India. Beeld je een samenleving in zonder die droom. Alleen daarvoor al mogen we hem niet te streng beoordelen.”

    De benadering die Roy hanteert tegen kapitalistische uitbuiting leidt ertoe dat ze het romantische idee van een stammenopstand ziet als haalbaar alternatief op de marxistische strategie voor sociale verandering. Dit blijkt uit de ondertitel van het tweede essay in dit boek – ‘The Trickledown Revolution”. Daarbij brengt ze verslag uit van bezoeken aan verzetsstrijders op het platteland: “Het antwoord ligt niet in de excessen van het kapitalisme of het communisme. Het kan evengoed voortkomen uit het verleden van onze voorouders.” Roy verwijst naar strijders van stammen die “nog niet volledige gekoloniseerd zijn door de consumptiegerichte droom”. Ze schrijft: “Het is nodig om een zekere fysieke ruimte te laten voor het overleven van diegenen die op het eerste gezicht ons verleden bewaren, maar mogelijk ook de gidsen tot onze toekomst zijn.”

    Met dergelijke misplaatste conclusies is het niet moeilijk om te begrijpen waarom de standpunten van Roy over een socialistische en egalitaire toekomst zo onduidelijk zijn. Dit blijkt nog het sterkste in het laatste essay, een korte toespraak voor de Occupybeweging in New York. Daarin erkent Roy: “We strijden niet om een systeem te hervormen dat volledig moet vervangen worden.” Maar vervolgens worden wel enkel hervormingen voorgesteld, te beginnen met een verbod op “cross-ownership in de zakenwereld.” De drie andere eisen van Roy waren radicaler. Maar ze gaan niet ver genoeg als ze een revolutionair programma tot sociale verandering wil voorstellen.

    Dit komt omdat Arundhati Roy eisen zoals een verbod op de privatisering van essentiële grondstoffen en openbare diensten niet verbindt met de nood om de macht en controle uit de handen van de kapitalisten te halen en onder democratisch bezit van de werkende klasse te plaatsen. Desalniettemin is ‘Capitalism: A Ghost Story’ zeker lezenswaardig voor al wie een einde wil maken aan de dictatuur van het kapitaal en de nodeloze ellende die door deze dictatuur wordt aangebracht doorheen onze wereld.

     

  • Video. Interview met bekende Pakistaanse zanger Jawad Ahmed

    Het CWI, onze internationale organisatie, publiceerde een interview met de bekende Pakistaanse zanger Jawad Ahmed. Die is in Pakistan actief met een eigen beweging, de International Youth and Workers Movement.

  • “How to be a woman” volgens Caitlin Moran

    Recensie door Anja Deschoemacker.

    caitlinToen het boek ‘How to be a woman’ (de Nederlandse vertaling behield de Engelstalige titel) van de Britse Caitlin Moran, columniste voor The Times, uitkwam, lokte dat flink wat aandacht. Verschillende kranten beschreven het als niets minder dan een nieuw “manifest” van het feminisme. Dat is het niet. Het is wel een grappig en bij momenten hilarisch relaas van hoe Morans kijk op het ‘vrouw-zijn’ ontwikkelde tussen de leeftijd van 13 en 35. Het is ook een oproep naar vrouwen toe om feministe te worden en seksisme in al zijn vormen niet te slikken, met een flinke dosis verontwaardiging over de rol van de industrie in het vrouwbeeld vandaag.

    Geschreven als een autobiografie van een succesvolle journaliste, behandelt het vooral het kleine dagelijkse seksisme en de impact op hoe vrouwen zichzelf zien. Caitlin Moran heeft niet te lijden gehad onder seksueel geweld. Ze moet ook niet leven van een laag loon waarmee ze nauwelijks de huur kan betalen, laat staan de diensten die nodig zijn om de combinatie werk en gezin voor vrouwen haalbaar te maken. Het boek handelt niet over deze belangrijke thema’s – noch biedt het daar een weg naar een oplossing, een strategie voor verandering op die vlakken – maar over het seksisme die alle vrouwen uit alle klassen raakt.

    Het is de moeite om dit te lezen omdat het een verfrissende breuk is met het postfeminisme dat sinds de jaren ’80 dominant is. Neen, we “zijn” er nog niet, we zijn nog maar pas begonnen met het verwerven van een andere positie in de samenleving. Feminisme is dus nodig en het is een zaak van iedere vrouw. Ze stelt vrouwen die hierover twijfelen de volgende vraag: “Welke feministische verworvenheden wil je dan niet meer? Stemrecht? Het recht om te trouwen en te scheiden zoals je wil?”

    Het breekt ook met sommige aspecten van het burgerlijk feminisme. Zo gaat ze er als feministe niet van uit dat het om een strijd van vrouwen tegen mannen zou gaan. Maar ze geeft vervolgens geen andere strategieën aan, het gaat ‘em om het verzet van individuele vrouwen tegen de impact van seksistische beeldvorming. Ze komt niet op voor quota, stelt ook niet dat vrouwen de zaken ‘anders’ en ‘beter’ zouden beheren – geen geratel over ‘vrouwen komen van Venus, mannen van Mars’. Maar als er dan een weg vooruit wordt geschetst, gaat het om individuele vrouwen die zich een weg naar de top weten te banen en van daaruit invloed kunnen hebben.

    Het is een boek dat vooral jonge vrouwen kan aanspreken omwille van de verontwaardiging over alle normen – schoonheidsnormen, gedragsnormen – die vrouwen worden opgelegd via beeldvorming in de media. Moran legt uit hoe die normen voortvloeien uit het winstbejag van grote bedrijven. Ze stelt dat vrouwen zich niet mogen laten leiden door dergelijke normen, zich minder moeten bezig houden met hoe ze zijn en hoe ze eruit zien. Vrouwen moeten er niet zus of zo uitzien, zich niet zus of zo gedragen, maar moeten hun talenten ontwikkelen en dingen doen om hun doelen te bereiken.

    Zeer grappig, met vaak een frisse kijk op de zaken en een vlotte pen. Maar fundamenteel breekt het niet met het oude burgerlijke feminisme, het is er een moderne versie van. Ze verwijst regelmatig naar de loonkloof en het glazen plafond, maar ze ziet niet hoe deze economisch zwakke positie van vrouwen voor velen een onoverkomelijk obstakel is voor hun bevrijding. Met een loon als dat van Moran kun je een privécrèche betalen, een huishoudster, enz. Een scheiding zou voor haar geen financiële ramp zijn, terwijl voor een meerderheid van vrouwen, zeker vrouwen met kinderen, een scheiding vaak tot een daling van de levensstandaard leidt. Het armoedepercentage van alleenstaande moeders spreekt daarover boekdelen.

    Moran duidt ook geen verband aan tussen de strijd van vrouwen tegen seksisme en de strijd voor een andere samenleving. De verworvenheden van vrouwen worden voorgesteld als verworvenheden van het feminisme, zonder de rol van de strijd van de arbeidersbeweging voor betere condities voor alle werkenden in rekening te brengen. Ze ziet die rol niet in het verleden, maar ook niet in het heden en de toekomst. Nochtans is de betrokkenheid van vrouwen in die strijd – die ultiem leidt tot de noodzaak van de omverwerping van het systeem waarin enkele grote bedrijven de prioriteit van hun belangen opleggen aan de meerderheid van de wereldbevolking – een absolute noodzaak. De kleine dagelijkse vormen van seksisme kun je weg relativeren, je kunt er met humor op reageren, je kunt beslissen dat je je erdoor niet laat raken. Maar het is als vechten tegen windmolens indien je niet ook de strijd voert tegen het kapitalisme en alle obstakels die het opwerpt voor mensen om zichzelf te zijn, hun talenten te ontwikkelen en actief hun doelen te bereiken.

    Kortom: het is een zeer leesbaar boek met een aantal interessante inzichten die breken met het postfeminisme. Het is ook het grappigste feministische boek ooit. Maar een antwoord bieden op waarom vrouwen vandaag nog steeds in een ondergeschikte positie bevinden doet het niet, evenmin als het antwoordt op de vraag hoe we uit die positie raken.

    Caitlin Moran, ‘How to be a woman’, Nijgh & Van Ditmar, 2013.

  • Selma, Hollywoodportret van de burgerrechtenstrijd

    SELMADe film Selma komt op een uitstekend ogenblik. Met de beweging #BlackLivesMatter (naar aanleiding van het politiegeweld tegen zwarte jongeren) en de mogelijke ontwikkeling van een nieuwe zwarte bevrijdingsbeweging, kijken velen uit naar deze film als inspiratie en rolmodel. In tegenstelling tot de denigrerende houding ten aanzien van zwarten in de meeste Hollywoordfilms, wordt deze film gekenmerkt door een menselijk en respectvol beeld van de beroemde maar ook de vergeten figuren uit de burgerrechtenbeweging. De film brengt het verhaal van een cruciale strijd in het zuiden van de VS voor stemrecht. Er wordt ook een tipje van de sluier van de discussies in de beweging gelicht.

    Artikel uit ‘Socialist Alternative’, onze Amerikaanse zusterkrant

    Doorgaans beperken Hollywoodfilms zich tot geschiedenis zonder context of context zonder historische gebeurtenissen. Selma brengt belangrijke gebeurtenissen opnieuw tot leven in de film, zoals de wijze waarop zwarten stemrecht ontzegd worden of het extreme racisme van die tijd.

    De meest indrukwekkende en motiverende scène is die van de betoging op de brug van Selma op 7 maart 1965. Daar werden de vreedzame betogers op brutale wijze aangevallen en uit elkaar gedreven. Een gebeurtenis die door miljoenen Amerikanen live werd gevolgd op televisie en de bijnaam “Bloody Sunday” kreeg. Er raakten 58 mensen gewond. De gebeurtenissen in Selma speelden een belangrijke rol in het goedkeuren van het wetsvoorstel inzake stemrecht later dat jaar, een belangrijke overwinning voor de burgerrechtenbeweging. Het politiegeweld uit die tijd doet denken aan de wijze waarop de politie vandaag wordt ingezet tegen vreedzame betogers. Vijftig jaar na de gebeurtenissen in Selma worden zwarten nog steeds geslagen, met traangas bestookt of opgepakt omdat ze betogen voor de waarde van zwarte levens. Hoeveel vooruitgang hebben we eigenlijk echt geboekt?

    Jammer genoeg schetst de film een erg beperkt beeld van de bijdrage die de vrouwen gedurende de strijd hebben geleverd. Zo gaat de film volledig voorbij aan de rol van Diane Nash, een medeoprichtster van het Student Nonviolent Coordinating Commitee (SNCC) en centrale figuur binnen de burgerrechtenbeweging in Selma. De film toont dan wel enkele moedige daden van verzet door vrouwen, maar behalve Corretta Scott King worden vrouwen herleid tot achtergrondpersonages. Een aanstootgevende scène is die als de mannen in Selma aankomen en zeggen dat ze graag naar Selma komen omdat de vrouwen er goed kunnen koken. Vrouwen worden afgedaan als enkel nuttig om te poetsen, koken en voor de kinderen te zorgen.

    De film brengt Martin Luther King Jr. als de “leider” en “redder” van de beweging die alleen handelde en alle beslissingen nam. Martin Luther King voorstellen als de enige verantwoordelijke voor de vrijheid en bevrijding van Afro-Amerikanen is een misleidende visie op de geschiedenis. De sterke nadruk op de discussies van King met president Lyndon Johnson, minimaliseert tegelijk de kracht van de georganiseerde zwarte gemeenschap en de massale impact van de eisen van de beweging. Het is belangrijk dat we het verhaal van onze strijd niet aan Hollywood overlaten. Dan gaan er immers essentiële elementen verloren.

    De protesten in Selma waren, net zoals vele andere demonstraties en boycots gedurende die tijd, het werk van veel individuen. Martin Luther King was een sleutelfiguur, maar hij was niet de beweging zelf. Hij was onderdeel van een organisatie van mannen en vrouwen die een belangrijke rol speelden. Vandaag bevinden we ons opnieuw in een turbulent tijdperk. Het belangrijkste dat we uit Selma kunnen halen, is het belang van organisatie. Zowel een vreedzame betoging als een militante staking, het moet altijd georganiseerd worden en liefst op democratische wijze. Met de mogelijke ontwikkeling van een nieuwe zwarte bevrijdingsbeweging is dat des te belangrijker, dit is een beweging die niet beperkt is tot een leider maar die uit duizenden leiders bestaat.

     

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop