Category: Recensies/Cultuur

  • Recensie. “The Jihadis Return: ISIS and the new Sunni uprising” van Patrick Cockburn

    cockburn_3051340aDe imperialistische machten hebben problemen. Het loopt niet zoals ze wensten in het Midden-Oosten. Een jaar geleden probeerden de VS, Groot-Brittannië en Frankrijk over te gaan tot luchtaanvallen op het regime van Bashar al-Assad in Syrië om de ‘gematigde’ oppositie rond het Vrije Syrische Leger te ondersteunen. Een jaar later blijkt dat de rechtse islamisten (vaak omschreven als ‘jihadis’) van Isis een grote oppervlakte in Syrië en Irak hebben veroverd waarbij ze Bagdad bedreigden en recenter ook Aleppo, de grootste stad van Syrië. Isis staat ook bekend als Isil, wat staat voor Islamitische Staat van Irak en de Levant. De groep noemt zich nu Islamitische Staat.

    Recensie door Paul Gerrard

    Er staan opnieuw Westerse luchtaanvallen op de agenda, maar nu tegen de vijanden van Assad en tegen een veel ergere achtergrond. Hoe kwamen Barack Obama en co in dit moeras terecht? En kunnen ze er nog uit weg geraken? Dat zijn de vragen die Patrick Cockburn, een bekende journalist en specialist inzake het Midden-Oosten, onderzoekt in zijn nieuwe boek, ‘The Jihadis Return’. De antwoorden in het boek zullen de imperialisten niet gerust stellen.

    Na de aanslagen van 11 september 2001 riep George W Bush de beruchte ‘wereldwijde oorlog tegen terreur’ uit. Dertien jaar later herhaalt Obama met al dan niet bewuste ironie de woorden van Bush als hij het heeft over het ‘jagen op terroristen waar we ze ook vinden.’ De oorlog tegen terreur blijft maar duren en er is geen einde in zicht. Cockburn wijst op de banden tussen Saoedi-Arabië en Pakistan, de aanvallers van 11 september 2001, de Taliban en Osama bin Laden: “De oorlog tegen terreur zou gevoerd worden zonder een confrontatie met Saoedi-Arabië of Pakistan, twee bondgenoten van de VS, ook al had 11 september wellicht niet plaatsgevonden zonder deze twee landen.”

    De invasie van Irak in 2003 vormde het begin van een nieuwe fase in de geschiedenis die volgens Cockburn eindigde met de overname van Mosoel door Isis in juni van dit jaar. De ontmanteling van de door de Baath-partij (van Saddam Hoessein) geleide staat in Irak en de bezetting door het VS-leger leidde tot de instelling van een bijzonder sectair sjiitisch regime. Dat leidde tot enorm ongenoegen in de Soennitische gebieden. Isis heeft zich in de praktijk aan het hoofd van een Soennitische opstand geplaatst. Dat verklaart deels de snelheid waarmee het een opmars kon kennen, waarbij het in de woorden van Isis “als een slang tussen de rotsen” oprukt. Er werden schoktroepen gebruikt om gemakkelijke doelwitten aan te pakken zonder in langdurige gevechten terecht te komen. Isis maakt gebruik van allianties met soennitische stammen om lokale administraties op te zetten.

    Naarmate Isis oprukt, viel het Iraakse leger uit elkaar. Cockburn brengt heel wat bewijsmateriaal aan dat dit deels het gevolg was van de enorme corruptie. Het begon al onder de Amerikaanse bezetting waarbij bijvoorbeeld werd beslist om de voedselbevoorrading te outsourcen. Een commandant werd betaald voor 600 soldaten onder hem, maar had soms in realiteit amper 200 troepen tot zijn beschikking. Het verschil verdween in de zakken van de commandant. “Een generaal kon een veldcommandant worden door 2 miljoen dollar te betalen en moest dan zijn investering terughalen door geld te halen van checkpoints op de wegen waarbij elk voertuig dat passeert moet betalen.” Deze cultuur van corruptie is op alle niveaus terug te vinden. Om het allemaal nog wat complexer te maken, zijn er nu ook ervaren militairen van het oude regime van Saddam die onder de bezetting aan de kant werden geschoven maar nu aan de kant van Isis de strijd aangaan.

    In Syrië heeft Isis de rivalen in en rond het Vrije Syrische Leger bestreden om de leiding te krijgen over de opstand tegen Assad. Dit was de zogenaamde burgeroorlog in de burgeroorlog. Cockburn heeft de indruk dat het Vrije Syrische Leger “volledig door Arabische en Westerse geheime diensten wordt gecontroleerd.” Elders omschrijft hij het als een ‘spookleger’. Milities die door de VS als ‘gematigd’ worden omschreven, vochten samen met jihadstrijders en deelden vaak militaire uitrusting met hen. Een anonieme bron bij de geheime diensten stelt dat leden van Isis “altijd opgezet waren met de toevoer van gesofisticeerde wapens voor de anti-Assad groepen, welke groepen het ook zijn, want ze slagen er altijd in om deze wapens over te nemen door met geweld te dreigen of door ze over te kopen.” Dit wijst erop dat Obama bang is dat de wapenleveringen in verkeerde handen komen. Sinds januari 2014 heeft Isis het Vrije Syrische Leger van de kaart geveegd, waarna een strijd begon tegen het met al-Qaeda verbonden Jabhat al-Nusra en andere rivaliserende milities.

    De snelle militaire opmars stelde Isis in staat om eigen middelen te genereren, onder meer door losgeld (niet alleen van westerse journalisten), belastingen voor ‘ongelovigen’ en de verkoop van olie en andere goederen op de zwarte markt. Er zijn andere financiële bronnen, met name de oliesjeiks. Onder druk van de VS is de semiofficiële financiering vanuit Saoedi-Arabië en andere landen stilaan opgedroogd, maar private ‘investeerders’ worden nog steeds aangetrokken door het succes van Isis. Cockburn is duidelijk dat de daden van Isis inderdaad aanstootgevend zijn, maar dat ze vaak “door de lokale bevolking werden verwelkomd omdat ze de orde herstelden na de plunderingen en misdaden van het door het westen gesteunde Vrije Syrische Leger.” Als de soennieten bang zijn van Isis, weegt dit niet op tegen de angst voor wraakacties van sjiitische milities of regeringstroepen.

    Cockburn brengt nuttige analyses van de onderliggende geopolitieke factoren in de regio. Terwijl westerse liberalen wanhopig zijn tegenover het schijnbaar onophoudelijk sectair geweld, is Cockburn duidelijk dat het de imperialistische machten zijn die de verdeeldheid bewust in de hand hebben gewerkt. “De vier oorlogen in Afghanistan, Irak, Libië en Syrië de afgelopen twaalf jaar kenden steeds een openlijke of bedekte buitenlandse interventie in diep verdeelde landen. In al die gevallen hebben de westerse machten ingespeeld op bestaande verschillen en werden vijandige krachten in de richting van burgeroorlog geduwd.”

    Na de val van het soennitische regime onder leiding van Saddam, vestigde de VS een regering gebaseerd op een sjiitische elite die eigen belangen had. Op de VN hield Rusland acties tegen het sjiitische/Alawitische regime in Syrië tegen, terwijl de VS samen met Saoedi-Arabië en andere soennitische regimes financiële steun gaf aan de oppositie tegen Assad.

    De Arabische Lente is geen centraal thema in het boek, maar Cockburn maakt er wel enkele interessante opmerkingen over. Hij nuanceert de rol van de sociale media: “Vernieuwingen in de informatietechnologie kunnen een zekere rol spelen in het helpen van de oppositie, maar dit volstaat niet om contrarevolutie te voorkomen. De militaire staatsgreep van 3 juli 2013 in Egypte heeft dat benadrukt.” Cockburn erkent de zwaktes van de revolutionaire golf in het Midden-Oosten en Noord-Afrika waarbij “de sociale en economische ongelijkheid zelden als het centrale thema naar voor werd geschoven”. Hij benadrukt “de nood aan leiding, organisatie, eenheid en een beleid dat verder gaat dan een vage humanitaire agenda.”

    De analyses van het jihadisme zijn soms onvoldoende genuanceerd. Cockburn bekritiseert de westerse media voor het demoniseren van Saddam Hoessein of Khadaffi, maar heeft zelf de neiging om het belang van Saoedi-Arabië en het Wahhabisme te overschatten. Dat is een brutale vorm van fundamentalisme die een rol speelt in het aantrekken van naïeve jonge moslims, vooral uit het buitenland. Maar er gaat geen grote aantrekkingskracht van uit voor de soennitische bevolking die Isis wel aanvaardt, maar eerder uit angst en omdat sjiitische wraakacties worden gevreesd. Isis is succesvol ondanks en niet omwille van zijn ideologische basis. De analogie die Cockburn maakt tussen het jihadisme en het fascisme is niet geslaagd, beide bewegingen hebben immers een erg verschillende sociale basis.

    Maar er is veel in het boek dat nuttig is voor socialisten. Cockburn is bijzonder goed geïnformeerd en brengt een uitgewerkte analyse. Zijn bronnen zijn doorgaans anoniem, maar het zorgt er niet voor dat hun getuigenissen minder krachtig zijn. Bovendien wordt Cockburn gedreven door zijn verzet tegen de heersende klasse en de maneuvres ervan, waaronder de poging om de dreiging van het jihadisme te gebruiken als excuus om democratische rechten te ondermijnen. “De VS, al gauw gevolgd door Groot-Brittannië, voerde oorlogen in Afghanistan en Irak en namen procedures aan die doorgaans met politiestaten geassocieerd worden, zoals gevangenzetting zonder proces, martelingen en binnenlandse spionage. Deze controversiële veiligheidsmaatregelen hebben de bewegingen waartegen ze officieel gericht waren geen nederlaag toegebracht, maar net versterkt. “

    De oorlog tegen terreur “is totaal mislukt”, stelt Cockburn. Nu een nieuwe episode van deze oorlog wordt opgestart, is het goed om dat in het achterhoofd te houden.

     

    Het Engelstalige boek ‘The Jihadis Return’ is (nog?) niet in het Nederlands beschikbaar. Ook is het niet gemakkelijk om aan het boek zelf te geraken. Maar voor wie de situatie in het Midden-Oosten van nabij volgt, loont het de moeite om het boek via internet te bestellen. 

  • Isaac Babel, Sovjet schrijver en slachtoffer van het stalinisme

    Door Andy Ford

    babelOp 13 juli 2014 was het 120 jaar geleden dat de getalenteerde Russische schrijver Isaac Babel werd geboren. Zijn bekendste werk, ‘Rode ruiterij’, beschrijft hoe hij met een eenheid van het Rode Leger actief was in de oorlog met Polen in 1920. Babel schreef ook een reeks verhalen over zijn achtergrond in de Joodse buurt van Odessa in Oekraïne en hij was voorts actief als journalist, literaire recensent en hij schreef toneelstukken.

    Babel kwam uit een Joodse handelaarsfamilie, niet zo ver van de geboorteplaats van Leon Trotski. Net zoals Trotski schipperde hij tussen de Joodse en Russische culturen en van vroeg af aan kreeg hij te maken met het bruisende stedelijke leven in de drukke havenstad Odessa aan de Zwarte Zee.

    De eerste verhalen van Babel waren in de stijl van de Franse schrijver Guy de Maupassant en het ging om opmerkelijk kwaliteitsvolle Franse literatuur. Maar hij kreeg al gauw te maken met een beperking in zijn opleiding omwille van de onderdrukkende quota voor Joodse toegang tot onderwijs onder het tsaristische regime. Hij zag de pogroms van het regime om de Joden als zondebok te gebruiken voor het falen van de Russische staat. Deze ervaring zou hij later gebruiken voor zijn kortverhaal: “Geschiedenis van mijn duiventil.”

    In Odessa zat hij vast en dus trok hij in 1915 naar Sint-Petersburg waar hij vrienden werd met de socialistische schrijver Maxim Gorki die zijn verhalen in de stijl van Maupassant publiceerde en waarvoor hij wegens obsceniteit werd veroordeeld.

    Oktoberrevolutie 1917

    Tijdens en na de revolutie werkte Babel als journalist tot hij in 1920 werd toegewezen aan het Eerste Cavalerie Leger, een eenheid van ‘rode Kozakken’ die in de Sovjet-Poolse oorlog van 1920 vocht. Zijn ervaringen vormden de basis voor de klassieker ‘Rode ruiterij’, een boek dat vandaag algemeen wordt beschouwd als een van de beste literaire creaties van het Sovjet tijdperk met een mengeling van originele en zelfs lyrische verbeelding samen met beschrijvingen van extreem geweld en de horror van de oorlog.

    Hij beschrijft zijn strijd om als Jood, als Bolsjewiek en als nieuweling aanvaard te worden door de anarchistische, moedige en soms brutale Kozakken in de strijd tegen de brutale troepen van de Poolse staat die werd ondersteun door de belangrijkste kapitalistische machten. Een opmerkelijke beschrijving van een zonsopgang wordt gevolgd door het verhaal van zijn pogingen om de Kozakken te overtuigen om hun gevangenen niet dood te schieten. Of een harde beschrijving van een confrontatie wordt gevolgd door een beeld van Babel die het artikel “Lenin’s duidelijke denkwijze” uit de Pravda voorleest aan ongeletterde Kozakken. Het boek is een levendig, schokkend en waarheidsgetrouwe beschrijving van de burgeroorlog.

    Stalinisme

    Een aantal opkomende stalinistische bureaucraten hadden moeite met de waarheidsgetrouwe beschrijving van de oorlog. Zij wilden ‘socialistisch realisme’, eigenlijk eerder ‘levenloze propaganda’. Na de val van het stalinisme bleek dat een generaal had aangedrongen om Babel te arresteren en zelfs te executeren. Zijn waarheidsgetrouwe beschrijvingen lieten hem opvallen onder de stalinistische dictatuur.

    In 1925 keerde hij terug naar zijn roots in Odessa met een reeks verhalen over het leven van de arbeidersklasse in de Joodse getto van de stad, waarbij hij zijn verhalen baseerde op een groep Joodse criminelen.

    Babel was een grote figuur in de Sovjet literatuur geworden maar hij had het steeds moeilijker om zijn talenten ten dienste van Stalin te stellen. Hij begon zich op journalistiek en toneelstukken te concentreren, waarbij hij onder meer met Sergei Eisenstein samenwerkte. Maar hij werd bekritiseerd wegens ‘formalisme’ en onaanvaardbare politieke standpunten. Tegen 1934 verklaarde hij dat hij voortaan het “genre van de stilte” zou beoefenen.

    Het mocht niet baten. In 1939 werd hij opgepakt door de veiligheidsdiensten. Na drie dagen en nachten van ondervragingen ‘bekende’ hij dat hij lid was van een “Trotskistische anti-Sovjet organisatie”. Er volgde op 26 januari 1940 een geheim proces dat 20 minuten duurde. In dit proces trok hij zijn bekentenis in waarbij hij stelde dat deze verklaring uit hem gemarteld was. Kort nadien werd hij geëxecuteerd. Zijn asse werd samen met die van tientallen anderen in een anoniem graf gegooid. Zijn boeken werden verboden en vernietigd, zijn nota’s en manuscripten in beslag genomen, zijn naam werd uit alle Sovjet encyclopedieën geschrapt.

    Onder Chroetsjev werd Babel ‘in eer hersteld’. Zijn reputatie is nadien zowel in het oosten als het westen enkel maar blijven groeien.

  • “De afluisterstaat” van Glenn Greenwald

    Recensie door Clay Showalter, Socialist Alternative

    Een jaar geleden begonnen Glenn Greenwald en Laura Poitras de schokkende feiten van de buitenlandse en binnenlandse spionagepraktijken van de National Security Agency (NSA) naar buiten te brengen. In het boek ‘De afsluisterstaat’ gaat Greenwald verder dan de inhoud van de gelekte documenten en onderzoekt hij de politieke context waarin de toezichtstaat een opmars kon maken.

    Spionage en toezicht zijn niet nieuw, dat gebeurt al decennia. Maar het was Edward Snowden, een voormalige private contractor van de veiligheidsdiensten, die naar buiten bracht hoe de NSA het onofficiële motto van “alles verzamelen” begon toe te passen op het binnenlandse toezicht. Nadat hij duizenden documenten aan Greenwald en Poitras had gelekt, vluchtte Snowden naar Rusland op zoek naar politiek asiel. De dreiging van vervolging door de Amerikaanse regering blijft onverkort bestaan.

    Steeds meer ‘nood’ aan toezicht

    Greenwald schrijft: “Het is niet moeilijk om te begrijpen waarom de autoriteiten in de VS en andere Westerse landen verleid werden om een uitgebreid spionagestelsel op te zetten om de eigen burgers op directe wijze te bespioneren. De erger wordende economische ongelijkheid die door de financiële ineenstorting in 2008 werd omgezet in een volledige crisis, heeft de interne instabiliteit vergroot.”

    Het is het groeiende verzet tegen het kapitalisme en de verwerping van een systeem gebaseerd op ongelijkheid, racisme en seksisme en gekenmerkt door economische instabiliteit, dat aanleiding gaf tot de uitbreiding van binnenlands toezicht. Greenwald beschrijft hoe de politieke elite tegenover de “opmerkelijk intensieve niveau van ongenoegen tegenover de politieke klasse en de leiding van de samenleving twee opties heeft: symbolische toegevingen doen aan de bevolking of de eigen controle opvoeren om mogelijke schade aan de eigen belangen te minimaliseren.”

    De recente geschiedenis telt tal van voorbeelden van hoe de politieke elite de eigen controle probeert te versterken als het ongenoegen onder de bevolking leidt tot sociale bewegingen. In november 2011 was er een gecoördineerde en nationale poging om de Occupy-beweging de kop in te drukken. Het Washington State Fusion Center, dat wordt ondersteund door het Department of Homeland Security en de NSA, wordt met een rechtszaak geconfronteerd omdat een spion onder de naam John Towery werd ingezet om groepen van activisten zoals Port Militarization Resistance en Iraq Veterans Against the War te infiltreren.

    Ontgoocheling in Obama

    Net als miljoenen andere Amerikanen hoopte Snowden dat de verkiezing van Obama tot verandering zou leiden. Na zijn verkiezing beloofde Obama dat hij de excessen in de controle op de bevolking zou aanpakken. De verantwoordelijkheid voor die excessen werd bij de regering-Bush gelegd en meer bepaald aan de ‘oorlog tegen het terrorisme.’ Snowden bleef in 2009 zwijgen aangezien hij dacht dat de regering onder leiding van Obama de ergste elementen spoedig uit de weg zou ruimen.

    “Maar toen werd het duidelijk dat Obama niet alleen hetzelfde beleid verder zette, maar in veel gevallen het misbruik nog uitbreidde,” vertelde Snowden aan Greenwald. Snowden zag hoe Obama meer klokkenluiders vervolgde dan alle vorige presidenten samen. Daarbij werd specifiek ingegaan tegen onderzoeksjournalisten van Associated Press. Dat kwam van een president die in 2008 de klokkenluiders lof toezwaaide toen hij stelde dat hun daden getuigden van “moed en patriottisme” waarbij dit “net moet aangemoedigd worden in plaats van de kop ingedrukt zoals onder de regering van Bush” (The Guardian, 7 juni 2013).

    Net zoals de regering-Bush de ‘oorlog tegen het terrorisme’ gebruikte om illegale spionage te rechtvaardigen, bleven Obama en de regeringsleiding de NSA verdedigen met de stelling dat een antwoord op terrorisme moest geboden worden. De lekken van Snowden maken echter duidelijk dat er sprake is van systematische “economische spionage, diplomatieke spionage en toezicht van niet-verdachte bronnen waarbij volledige bevolkingen gevolgd worden” naast het specifiek volgen van activisten. Greenwald maakt duidelijk dat het voornaamste doel van de NSA is om interne oppositie te onderdrukken en de macht van de grote Amerikaanse bedrijven wereldwijd te vergroten.

    Activisten als doelwit

    Naast journalisten en klokkenluiders proberen de NSA en co stelselmatig om organisaties van activisten en sociale bewegingen te ondermijnen. Een gelekt document draagt als titel “The Art of Deception: Training for Online Covert Operations.” Het document beschrijft dat activisten kunnen benaderd worden met de vier d’s: “Deny/Disrupt/Degrade/Deceive.” Bij de tactieken om activisten te ondermijnen, zien we onder meer de “honey-trap” waarbij een activist in een romantische affaire wordt gelokt om dit vervolgens naar buiten te brengen, het kapen van de accounts van activisten op sociale media, het sturen van schadelijke berichten naar bondgenoten of het identificeren en gebruiken van breukpunten binnen activistische organisaties.

    Ondanks het uitgebreide gamma van toezichtmethoden van de NSA en de onaanvaardbare tactieken die tegen activisten worden gebruikt, blijven sociale bewegingen aan kracht winnen en halen ze soms opvallende overwinningen. De Occupy-beweging heeft de nationale aandacht gevestigd op de enorme ongelijkheid en bovendien vormde deze beweging een belangrijke leerschool voor een nieuwe laag van jonge activisten. De verkiezing van Kshama Sawant van Socialist Alternative in Seattle op basis van een platform voor een verhoging van het minimumloon tot 15 dollar per uur, controle op de huurprijzen en een belasting op de rijken, was een historische overwinning die wereldwijd werd opgemerkt. Zes maanden later werd effectief een verhoging van het minimumloon in Seattle afgedwongen door socialisten,  een campagne van onderuit en de georganiseerde arbeidersbeweging.

    Greenwald benadrukt in zijn conclusies het belang van de uitbouw van sociale bewegingen. “Zelfs de meest toegewijde activisten worden vaak verleid om te bezwijken voor defaitisme. De bestaande instellingen lijken te machtig om er tegen in te gaan, bestaande opvattingen lijken te diep ingeworteld te zijn om ze om te gooien; er zijn altijd veel krachten met belangen in het behoud van het status quo. Maar het zijn de mensen die collectief zijn, geen kleine elitaire groep die in het grootste geheim werkt, die kunnen beslissen in welke wereld we willen leven.”

    Een alternatief opbouwen

    Het boek van Greenwald en de onthullingen die hij brengt, zijn van groot belang voor activisten. Ze tonen aan dat de enorme omvang van de toezichtstaat niet kan vermijden dat werkende mensen de potentiële macht en de aantallen hebben om overwinningen te behalen op de heersende klasse en de politieke vertegenwoordigers en de repressieve krachten van die klasse.

    Het is duidelijk dat we niet op de Democratische Partij of andere partijen die de belangen van de heersende elite vertegenwoordigen kunnen rekenen in de strijd voor onze rechten. Enkel door ons te organiseren, sociale bewegingen uit te bouwen en onze eigen politieke vertegenwoordiging te vestigen, kunnen we werk maken van de fundamentele verandering die zo broodnodig is.

  • Is Piketty een nieuwe Marx? Recensie van zijn ‘Capital in the Twenty-First Century’

    Recensie door Hannah Sell

    pikettyDe 20% armste Britse gezinnen behoren tot de economisch meest achtergestelde Europeanen met een levensstandaard op een niveau als Slovenië en Tsjechië. De rijkste 1% daarentegen behoren tot de rijksten ter wereld. Ze zijn goed voor een derde van het totale inkomen.

    Ongelijkheid is een van de zaken waarin Groot-Brittannië een wereldleider is. Onder de ‘ontwikkelde’ landen moet het enkel de VS laten voorgaan inzake ongelijkheid. De schijnbaar niet te stoppen groei van ongelijkheid is een wereldwijd fenomeen. Eerder wees Oxfam er op dat de 85 rijksten in de wereld evenveel vermogen hebben – 1.700 miljard dollar – als de armste helft van de wereldbevolking (die met 3,5 miljard mensen zijn).

    De ernstige strategen van het kapitalisme erkennen op vage wijze dat de toekomst van het kapitalisme bedreigd wordt door de toenemende ongelijkheid. Als zowel het hoofd van het IMF als de gouverneur van de Britse Nationale Bank stellen dat er ‘iets moet gebeuren’ omdat de ‘stabiliteit’ bedreigd is, dan is het duidelijk dat de elite steeds meer vreest voor stakingen, revolte en revoluties.

    Toenemende ongelijkheid

    Het is tegen deze achtergrond dat de Franse econoom Thomas Piketty zijn ‘Capital in the Twenty-First Century’ heeft gepubliceerd. Piketty werkte de afgelopen vijftien jaar met andere economen aan het werk waarbij empirisch bewijs wordt geleverd van de tendens op lange termijn van het kapitalisme om de ongelijkheid te vergroten. Piketty stelt terecht dat de economische groei in de naoorlogse periode uitzonderlijk was. Nu keert het kapitalisme terug naar een ‘normale’ situatie met ook een duidelijke tendens van groter wordende ongelijkheid. Piketty geeft een voorbeeld: “De rijkste 1% waren goed voor 60% van de toename van het Amerikaanse nationale inkomen tussen 1977 en 2007.”

    Dat het kapitalisme leidt tot ongelijkheid, is geen nieuwe vaststelling. Marx stelde het meer dan een eeuw geleden al vast: “De accumulatie van rijkdom aan de ene kant is dus tevens accumulatie van ellende, kwelling van arbeid, slavernij, onwetendheid, onmenselijkheid en zedelijke ontaarding aan de andere kant.” (Het Kapitaal, http://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1867/kapitaal/23.htm)

    Reactie

    De statistische informatie van Piketty en zijn medewerkers is bijzonder nuttig. Het wordt door sommige verdedigers van het kapitalisme zelfs als een bedreiging gezien. De zakenkrant Financial Times haastte zich om de cijfers over ongelijkheid aan te vallen door in te gaan op wat een relatief kleine statistische fout lijkt te zijn en dit uit te vergroten om de algemene conclusies van Piketty te discrediteren. Het probleem daarmee is echter dat de statistische gegevens van Piketty verre van ‘revolutionair’ of ‘nieuw’ zijn, maar een trend bevestigen die al decennia duidelijk is. Piketty reageerde zelf met de stelling dat zijn boek ongelijkheid niet overdrijft. Er is integendeel onderzoek sinds de publicatie van het boek waaruit blijkt dat “de stijging van het aandeel van de rijksten in de VS in het totale vermogen de afgelopen decennia groter was dan wat ik in mijn boek aangaf.”

    Sommigen ter rechterzijde probeerden Piketty te discrediteren, maar zijn boek was wel een groot succes en was in verschillende landen een bestseller. Aan de linkerzijde was er heel wat lof, zo was er de Britse vakbondsleider Len McCluskey die verklaarde “enthousiast” te zijn. Maar wie hoopt dat dit boek een overtuigende analyse brengt van waarom het kapitalisme leidt tot toenemende ongelijkheid, zal ontgoocheld worden. Wie naar een oplossing zoekt, zal die helemaal niet vinden in dit boek.

    De titel van het boek doet denken aan ‘Het Kapitaal’ van Marx. Dat volstond voor heel wat commentatoren om Piketty voor te stellen als een moderne opvolger van Marx. Piketty verklaarde terecht dat dit niet is hoe hij zichzelf ziet en dat hij ‘Het Kapitaal’ zelfs nog nooit gelezen heeft. Dat is niet verrassend. Als Piketty naar Marx verwijst is het doorgaans om hem te bekritiseren en dan vaak nog op basis van een verkeerde weergave van wat Marx stelde.

    Zo beweert Piketty dat “Marx net zoals zijn voorgangers de mogelijkheid van duurzame technologische vooruitgang en geleidelijk toenemende productiviteit negeerde” en dat “Marx’ theorie impliciet uitgaat van een strikte veronderstelling van een nulgroei inzake productiviteit op lange termijn.” Deze verklaringen zijn het tegendeel van de echte standpunten van Marx. Marx legde uit dat de zoektocht naar winsten de kapitalisten dwingen om met rivalen te concurreren door in wetenschap en techniek te investeren – ‘technologische vooruitgang’ – om de productiviteit te verhogen. Deze blinde zoektocht naar winst leidt tot crisis en recessie, maar het legt tegelijk ook de materiële basis voor een democratisch socialistische samenleving.

    Het feit dat de investeringen vandaag op een historisch dieptepunt staan, is een indicatie van hoe het kapitalisme niet meer in staat is om de samenleving vooruit te brengen. Zoals Piketty opmerkt heeft het kapitalisme enorme rijkdom voortgebracht. Maar enkel een democratisch socialistische planning van de productie zou toelaten om de productiekrachten in te zetten om zowel de planeet te beschermen als in de basisbehoeften van de mensheid te voorzien, een taak waar het kapitalisme steeds minder in slaagt. Denk maar aan het recht op een degelijke, veilige en goedbetaalde job, huisvesting, gratis onderwijs of het recht om op 60 of vroeger op pensioen te gaan.

    Marxisme

    Marxisme of socialistische standpunten zijn niet aan de orde voor Piketty. Hij onderneemt geen poging om de redenen voor de kapitalistische crisis uit te leggen. Hij gaat niet in op de productie en distributie van goederen, hij beperkt zich louter en alleen tot de verdeling van rijkdom. Zijn ‘nieuwe theorie’ om de groeiende ongelijkheid te verklaren, bestaat erin dat de opbrengst op ‘kapitaal’ altijd groter is dan de opbrengst van ‘gewone inkomens’. Piketty stelt dat dit de centrale tegenstelling van het kapitalisme is. Maar hij legt niet uit waarom dit zo is.

    Bovendien vergist hij zich in het gebruik van de term ‘kapitaal’. Marxisten stellen niet dat iedere vorm van rijkdom ‘kapitaal’ is, enkel de rijkdom die door de kapitalisten wordt ingezet om winsten te maken. De basis om tot die winsten te komen, is de uitbuiting van de arbeidersklasse. Als Piketty het over kapitaal heeft, doelt hij op alle vormen van rijkdom en vermogen, los van de vraag of het geïnvesteerd wordt door een kapitalist, een diamanten halssnoer of het huis van een gewone werkende is. Ook wordt de (potentiële) kracht van de arbeidersbeweging en de mogelijkheid om voor de lonen en arbeidsvoorwaarden op te komen, door Piketty niet als een factor gezien die kan bepalen welk deel van de rijkdom naar de kapitalisten gaat en welk deel naar de werkenden.

    De zwakheden in het boek van Piketty zorgen ervoor dat het niet in de buurt komt van een analyse van het kapitaal in de 21ste eeuw, zelfs zijn fans moeten dit erkennen. Zo werd het boek geprezen door de voormalige Amerikaanse begrotingsminister Lawrence Summers die het boek als een ‘krachttoer’ omschrijft, maar sceptisch is over de analyses. Hij stelde: “Als ik naar de toekomst kijk, denk ik dat het belangrijkste element dat kapitaalaccumulatie en ongelijkheid verbindt, niet het verhaal van Piketty over groter wordende fortuinen zal zijn. Het moet eerder gezocht worden bij de vernietigende gevolgen van 3D-printen, kunstmatige intelligentie en dergelijke zaken die routinetaken kunnen overnemen. Er zijn nu al meer mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering dan er zijn die productief werk in de industrie doen.”

    Dit is een uitdrukking van een vrees onder de kapitalisten waar Piketty totaal niet op ingaat.  Nieuwe technologie zorgt ervoor dat iedere individuele werkende ongelofelijk productief wordt, maar voor iedere productieve werkende is er een groeiend aantal werklozen of ondertewerkgestelden. Dit is een recept voor economische crisis en massale sociale instabiliteit.

    Het stelt ook de noodzaak voor socialisme op het voorplan. Socialisme is noodzakelijk zodat de technologie die voor het kapitalisme problematisch is, kan ingezet worden om de arbeidsweek drastisch te verlagen tot 30 uur per week of minder en dat zonder loonverlies. De strijd voor een achturendag is al even lang bezig als de arbeidersbeweging georganiseerd is, maar voor miljoenen werkenden is het nog altijd niet afgedwongen.

    Piketty heeft niet het einde van het kapitalisme op het oog, hij wil het integendeel redden. Op Newsnight werd hij gevraagd of hij ongelijkheid volledig de wereld uit wilde. Hij stelde dat de armste helft van de Britten vandaag amper goed is voor 3% van de rijkdom. Dat is te weinig, stelde hij. Maar vijf of misschien acht procent, zou wel in orde zijn.

    Om deze wel erg beperkte toename van gelijkheid te bekomen, wil Piketty de belastingtarieven voor de allerhoogste niveaus van inkomen optrekken tot 80% en pleit hij voor een progressieve en internationale vermogenstaks. Socialisten steunen dergelijke eisen die een brede steun kunnen vinden onder de meerderheid van de bevolking.

    Maar zelfs de meest enthousiaste aanhangers van Piketty doen er lacherig over. De bekende Keynesiaanse econoom Paul Krugman, die vol lof was voor het boek, erkent: “Het is gemakkelijk om cynisch te zijn over de mogelijkheid dat zoiets erdoor komt.” Paul Mason zegt het iets scherper: “Het is gemakkelijker om een ineenstorting van het kapitalisme in te beelden dan een elite die met deze voorstellen instemt.”

    Dat slaat de nagel op de kop. Piketty vestigt zijn hoop op het ‘gezonde verstand’ van de kapitalisten. Hij vraagt hen om te erkennen dat ze om hun systeem in stand te houden beter wat meer zouden geven aan de ‘99%’. Het doet wat denken aan de sociaaldemocratische oproepen voor een ‘eerlijker kapitalisme’, ook al moet opgemerkt worden dat de sociaaldemocraten dit doorgaans niet koppelen aan eisen om de rijken of de grote bedrijven zwaarder te belasten.

    Een zorgend en delend kapitalisme?

    De Franse president François Hollande beloofde bij de verkiezingen om een ‘miljonairstaks’ in te voeren. Hij botste daarbij op enorm verzet van de Franse kaptialisten. Hollande kreeg uiteindelijk een fors afgezwakte versie van de al erg beperkte rijkentaks door het Grondwettelijk Hof. Maar hij gaf volledig toe aan de eisen van de kapitalisten. Het rechtse magazine Forbes titelde: “Hollande is bekeerd en stelt besparingen en belastingverlagingen voor om Franse groei te stimuleren.”

    Er mag nog zoveel gepleit worden voor een zorgdragend en verdelend kapitalisme, met pleidooien zullen we dat niet bekomen. De enige manier waarop significante toegevingen voor de meerderheid van de bevolking kunnen afgedwongen worden, is op basis van massabewegingen door de arbeidersklasse waardoor de kapitalisten vrezen voor de toekomst van hun systeem. En zelfs indien er toegevingen afgedwongen worden, zullen de kapitalisten er alles aan doen om die later terug in te trekken.

    Iedere regering die binnen het kader van het kapitalisme functioneert, zal de voorstellen van Piketty niet kunnen doorvoeren. De superrijken hebben wereldwijd meer dan 21.000 miljard dollar weg gestopt in belastingparadijzen, zowat de helft daarvan is het bezit van amper 100.000 mensen. Dat is meer dan de overheidsschulden van alle OESO-landen bij elkaar. Deze enorme rijkdom wordt niet belast. In Groot-Brittannië alleen wordt naar schatting elk jaar 120 miljard pond aan belastingen vermeden of ontdoken door de rijken.

    Populariteit

    Piketty erkent deels dat de kapitalisten er steeds alles aan zullen doen om belastingen te ontduiken door geld naar het buitenland te versluizen of met andere methoden. Dat is waarom hij opkomt voor een wereldwijde progressieve vermogensbelasting. Socialisten zijn daar voorstander van, maar het is niet mogelijk om een dergelijke maatregel in een wereld van kapitaalstromen waar de nationale regeringen geen controle op hebben los te zien van andere maatregelen. Wie zou een dergelijke belasting invoeren? Zonder staatsmonopolie op buitenlandse handel en de nationalisatie van de banken, eerst op nationaal en dan op nationaal vlak, is het onmogelijk om een wereldwijde miljonairstaks op te leggen. Het doet wat denken aan een poging om de klauwen van een wilde tijger op vreedzame wijze uit te trekken.

    Ondanks de beperkingen is de populariteit van het boek van Piketty een belangrijke indicatie van een groeiende zoektocht naar een alternatief op het kapitalisme van de 21ste eeuw, een systeem dat de meerderheid van de bevolking een weinig aantrekkelijk toekomst biedt met laag betaalde jobs, extreme flexibiliteit en onbetaalbare huisvesting. Wie na het lezen van Piketty wil weten waar de ongelijkheid onder het kapitalisme vandaag komt, kan terecht in het oorspronkelijke ‘Kapitaal’ en andere werken van Marx die een ‘modernere’ en meer ‘revelante’ analyse van het kapitalisme bieden dan wat Piketty ons te bieden heeft.

  • Edward Snowden: de ‘architectuur van onderdrukking’ blootgelegd

    De vrijgave van een massa aan gegevens van de Amerikaanse National Security Agency (NSA) maakte van Edward Snowden een opgejaagde vluchteling. Hij moest op de loop voor de Amerikaanse staat en het systeem dat hij altijd had verdedigd. Op 28 mei stelde minister John Kerry dat Snowden een landsverrader is. Hij eiste de onmiddellijke terugkeer van Snowden naar de VS om er bericht te worden. Het verhaald van Snowden wordt gedaan in het boek “De Snowden Files: het onthullende verhaal van de meest gezochte man ter wereld” door Luke Harding. CLARE DOYLE bespreekt dit boek over het werk van de machtigste veiligheidsdiensten ter wereld.

    Recensenten van een nieuwe opvoering van ‘1984’ stellen dat dit klassieke verhaal van een almachtige ‘Big Brother’ angstaanjagend relevant is. In de zogenaamde democratische landen doorheen de hele wereld gaat het toezicht op de individuele burgers verder dan wat George Orwell zich kon inbeelden. Met zijn ‘gedachtepolitie’ wisten de burgers tenminste nog dat iedere beweging gevolgd werd. Klokkenluiders uit de meest uitgebouwde veiligheidsdiensten ter wereld hebben gedetailleerde informatie bekend gemaakt waaruit blijkt dat buiten hun medeweten, laat staan toestemming, informatie wordt verzameld over honderden miljoenen mensen.

    Het boek ‘De Snowden Files’ doet denken aan een spionageverhaal, met die opmerking dat het geen fictie is. Het hoofdpersonage is evenmin een slechterik, eerder een ‘onschuldige’ in ballingschap. Een jonge, hoogopgeleide en idealistische computerman, Edward Snowden, ziet dingen gebeuren waarvan hij meent dat ze ingaan tegen de Amerikaanse grondwet, waar hij heel wat vertrouwen in stelt. Hij eindigt op de vlucht van zijn eigen land en in het bezit van bijna twee miljoen data documenten van wat hij ziet als een uit de hand gelopen spionagesysteem.

    Het boek gaat in op de lagen van geheimhouding die uitgebouwd zijn door de Amerikaanse en Britse staten. Het gaat zo ver dat verkozen vertegenwoordigers ofwel ‘niets weten’ ofwel activiteiten die in feite illegaal zijn gewoon toedekken. Niemand is immuun voor de activiteiten van de NSA in de VS of de Britse geheime diensten. Dit toezicht vormt een inbreuk op het democratische recht van privacy.

    De spionage richt zich niet alleen op wereldleiders die aan topbijeenkomsten van de G20 deelnemen of de persoonlijke telefoongesprekken van Angela Merkel, maar op iedereen die een telefoongesprek voert, een email schrijft of op sociale netwerken actief is, een tweet verstuurt of een selfie maakt. Dat leidt tot een enorme hoeveelheid data – waarbij we het nog niet hebben over de informatie die via netwerken of camera’s op publieke en niet-publieke plaatsen verzameld wordt.

    Een riskante zaak

    ‘De Snowden Files’ werd geschreven door Guardian-journalist Luke Harding. Terwijl Snowden zich in de buurt van Moskou schuil houdt, werd Harding door het Russische regime van Poetin het land uit gezet. Hij berichtte immers over de situatie in Oekraïne en wees op de betrokkenheid van het Kremlin bij de pro-Russische acties in Oekraïne.

    Kranten en de media zouden een ‘vierde macht’ vormen. Maar ze brengen de melodie die hun rijke eigenaars willen horen en ze verdedigen doorgaans het gevestigde establishment. Er wordt amper of geen aandacht geschonken aan wie opkomt voor socialistische verandering. Soms spelen de media de rol van een veiligheidsnet in de samenleving. Dat doen ze door de schandalen uit te brengen die de werking van de staatsmachine blootleggen, waarbij voor meer transparantie en democratische controle wordt gepleit. De berichtgeving over de informatie van Snowden heeft de verkoop van de krant The Guardian ongetwijfeld geholpen. Er gaat bijna geen dag voorbij zonder een verwijzing naar Snowden, het meest recente voorbeeld waren de artikels over het ‘recht om vergeten’ te worden en de juridische procedure tegen Google.

    De krant nam een groot risico in het bekendmaken van het materiaal van Snowden over de ‘toezichtstaat’. Er werden grote sommen geld uitgegeven, niet in het minst aan advocaten. De hoofdredactie moest in extreme geheimhouding werken. Er werd gedreigd met arrestaties en gevangenschap indien ze het materiaal van Snowden niet zouden afgeven. Dat er al kopies verspreid waren in Berlijn, Brazilië en Washington deed daar niets van af. De hoofdredactie zag hoe de regering onderzoekers naar de kantoren van de krant stuurde om computers te vernietigen terwijl vertegenwoordigers van de veiligheidsdiensten toekeken.

    Binnen enkele uren na de publicatie van het eerste verhaal over Snowden in februari 2014 werden plots de voetpaden voor het kantoor van de krant The Guardian opgebroken en vervangen. Hetzelfde gebeurde voor het kantoor in Washington en ook voor het huis van de Amerikaanse hoofdredacteur van de krant in Brooklyn. Toen Harding in juli naar Rio de Janeiro trok om Glenn Greenwald te interviewen, een van de journalisten die Snowden in Hong Kong had ontmoet, werd hij in zijn hotel meteen aangesproken door een nette grote Amerikaan die enkele uitzichten op het strand van Copacabana wilde laten zien.

    De ‘affaire-Miranda’ zou totaal belachelijk geweest zijn indien het niet zo angstaanjagend was voor David Miranda toen hij tijdens een transit op de Londense luchthaven Heathrow werd opgepakt op basis van een wet die toelaat om terroristen op te pakken. Als partner van Greenwald werd hij ervan verdacht informatie bij zich te hebben die de veiligheid van de Britse en Amerikaanse overheden in gevaar zou brengen. Hij werd negen uur lang ondervraagd. Zijn laptop werd eveneens ‘gearresteerd’ en op illegale wijze vernield. Miranda betwist de wettigheid van zijn aanhouding en trok naar de rechtbank.

    Het wordt helemaal bizar als Harding het verhaal doet van het ogenblik dat hij werkte aan een hoofdstuk over de “nauwe en grotendeels verborgen” banden tussen Amerikaanse technologiebedrijven en de NSA. Deze onthullingen zouden de bedrijven geen goed doen. De paragraaf die hij schreef begon zichzelf te deleten. Pas toen een Duitse krant een artikel over deze mysterieuze gang van zaken bracht, hield het op. Het is niet verwonderlijk dat de Russische geheime diensten het gebruik van schrijfmachines opnieuw ingevoerd hebben.

    Dit illustreert de paranoia van de Britse en Amerikaanse staten. Het rechtvaardigt de enorme voorzichtigheid van de kranten om de verblijfplaatsen van Snowden geheim t houden, dat gebeurde zelfs toen ze hem interviewden in een hotelkamer in Hong Kong. Bradley (nu Chelsea) Manning werd enkele jaren geleden berecht en veroordeeld tot 35 jaar gevangenisstraf omdat hij informatie over illegale Amerikaanse activiteiten in Irak bekend had gemaakt. Geen enkele twintiger kijkt uit naar het perspectief om jarenlang in de cel te zitten. Ernstige vertegenwoordigers van de media kunnen het zich bovendien niet veroorloven dat ze hun bronnen in gevaar brengen.

    Aanval op democratische rechten

    Het verhaal van Snowden die in een buitenwijk van Moskou terecht komt, zou niet misstaan in gelijk welk misdaadverhaal. Maar het is niet Snowden die de misdaden heeft begaan, het waren de regeringen die de mensenrechten niet respecteerden. Snowden begon in dienst van het leger en werkte vervolgens voor de CIA en in de kantoren van de NSA in Genève. Hij had zich opgegeven voor het verzamelen van data. Hij deed dit niet als ‘linkse radicaal’ zoals een commentator beweert, maar uit bezorgdheid voor de veiligheid van zijn land en om de democratische waarden zoals vrije meningsuiting te verdedigen. “Hij was ten stelligste voorstander van het kapitalisme en de vrije markt” (p.29).

    Toen hij in mei 2013 naar Hong Kong vloog, was Snowden al verbitterd en ontgoocheld in president Barack Obama. Het magazine ‘New Internationalist’ stelde in april: “De regering-Obama heeft ondanks alle retoriek over vrije meningsuiting meer vervolgingen tegen klokkenluiders opgestart dan alle presidenten samen sinds 1917.” Na 11 september 2011 waren de Democraten er net als de toenmalige Republikeinse president George W Bush van overtuigd dat de staat haar toezicht moest uitbreiden. “In het daaropvolgende decennium, ontstond er zowel in de VS als Groot-Brittannië een nieuwe politieke wil om in de individuele privacy binnen te breken.” (p.85)

    De redenering van de overheden hield geen stand, zeker niet met betrekking tot Osama bin Laden, de leider van Al Qaeda. Een editorialist van de Indische krant The Hindu schreef: “Osama bin Laden had de onthullingen van Edward Snowden over PRISM niet nodig om te weten dat de VS iedere vorm van elektronische communicatie afluisterde. Hij had zich al afgesloten van de wereld van de telefonie en viel terug op boodschappers. Maar miljoenen mensen in de VS, Groot-Brittannië, Brazilië, India en elders, waaronder nationale leiders, energiebedrijven en anderen, werden bespioneerd terwijl ze zich er niet van bewust waren dat hun privacy werd aangetast.” (p.320).

    Een federale rechter in de VS oordeelde dat de praktijken van de NSA ongrondwettelijk zijn en dat de regering geen enkel voorbeeld kon geven van hoe de data-analyse van de NSA een dreigende terreuraanslag hadden kunnen stoppen.

    Gewone mensen kregen te maken met een inbreuk op hun basisrecht op privacy terwijl private bedrijven grote sommen kregen om daaraan mee te werken. American Telephony ging akkoord met een programma waardoor informatie van alle oproepen naar de NSA ging. Google, Facebook, Apple en alle grote internetbedrijven stemden er uiteindelijk mee in dat de toezichtstaat toegang kreeg tot hun data. De gezamenlijke begroting van de ‘vijf ogen’, de toezichtdiensten van de VS, Groot-Brittannië, Australië, Canada en Nieuw-Zeeland, loopt op tot 120 miljard dollar.

    De Britten bleken nog enthousiaster en geheimzinniger over de informatie die ze verzamelden. Alle communicatie die het land binnenkwam via kabels onder de Atlantische Oceaam werd ‘onderschept’. Onthullingen over wat gebeurde in geheime vestigingen in de buurt van Bude in Cornwall hebben een nieuwe betekenis gegeven aan de ‘speciale band’ tussen de Britse en Amerikaanse staten. Geen enkele regeringsleider werd van de illegale methoden gespaard.

    Op de vlucht

    Snowden werkte in Hawaii voor het private bedrijf Booz Allen Hamilton, “een lid van het militair-industriële complex met een lange staat van dienst… een bedrijf met 24.500 werknemers, een beurswaarde van 2,5 miljard dollar en een jaarlijks inkomen van 5,8 miljard dollar.” (Observer, 23 maart 2014). Toen Snowden besloot om dat allemaal bekend te maken, moest hij ervoor zorgen dat hij van het eiland weg was. Hij kon zelfs geen briefje nalaten voor zijn vriendin, Lindsay Mills. Zij mocht niet weten dat hij weg ging, laat staan waar hij naartoe ging.

    Na uitgebreide voorbereidingen konden enkele journalisten – Ewen MacAskill, Greenwald en documentairemaker Laura Poitras – Snowden in het geheim ontmoeten in Hong Kong. Hij gaf een reeks van opmerkelijke en vernietigende interviews. De journalisten kregen verschillende prestigieuze prijzen voor hun werk. Greenwald stelde dat elk van die prijzen een bevestiging was van wat Snowden deed en dat hij “dankbaarheid verdient in plaats van vervolging en decennialange gevangenschap.” Snowden werd naar Duitsland uitgenodigd om aan een parlementair onderzoek naar de NSA-activiteiten deel te nemen, maar hij mocht het land niet binnen. Dat was enkele uren voor Merkel naar de VS trok voor een gespannen ontmoeting met als doel om een ‘wederzijds akkoord’ te sluiten om elkaar niet te bespioneren.

    In Hong Kong werd Snowden ervan beschuldigd met de Chinese overheid samen te werken. Snowden kreeg hulp van Sarah Harrison, een medewerker van een andere klokkenluider op de vlucht, Julian Assange. Ze reisde naar Hong Kong om Snowden uit het land te helpen. Ze is nu zelf op de vlucht, ze durft niet naar Groot-Brittannië terug te keren uit vrees dat ze opgepakt wordt onder de antiterrorismewetgeving.

    Ze schrijft dat terrorisme wordt omschreven als “een daad of bedreiging gericht op het beïnvloeden van de overheid” gericht op “politieke, religieuze of ideologische” doeleinden. “De nationale veiligheid”, vervolgt ze, “is slechts een excuus voor de regeringen om hun eigen illegale praktijken te rechtvaardigen, zowel het binnenvallen van andere landen als het bespioneren van de eigen burgers.” (The Guardian, 15 maart 2014). Harrison suggereert dat zelfs de suffragettes of de Jarrow marchers [bewegingen voor vrouwenrechten en tegen werkloosheid op het begin van de 20ste eeuw] onder deze wetgeving hadden kunnen vallen indien deze toen al had bestaan.

    Een vastberaden massabeweging laat zich evenwel niet stoppen door wetten. Wetten kunnen op succesvolle wijze betwist en verworpen worden. Socialisten en syndicalisten moeten zich echter verzetten tegen alle pogingen van de staat om oppositie en verzet aan banden te leggen.

    Op 23 juni 2013 konden Harrison en Snowden Hong Kong verlaten op een vliegtuig naar Moskou, op weg naar Cuba. Het duurde nog eens 39 dagen voor Snowden de aankomsthal van de luchthaven Sheremetyevo in Moskou kon verlaten. Zijn paspoort was ingetrokken door de VS. Er werden in paniek bevelen gegeven aan piloten en een reeks Europese luchthavens om geen vliegtuigen toe te laten die mogelijk Snowden zouden vervoeren. Een vliegtuig met de Boliviaanse president Morales aan boord, mocht op de terugweg vanuit Moskou niet landen in Europa. Uiteindelijk gaf Snowden op 12 juli 2013 voor 150 journalisten en fotografen een omstandige uitleg over waarom hij zoveel had opgeofferd om alles bekend te maken.

    Een uitgebreid staatsapparaat

    Lenin stelde destijds reeds dat de staat het uitvoerend bureau van de heersende klasse is. De spionagepraktijken die Snowden bekend maakte, waren niet alleen gericht tegen ‘bevriende’ staten maar ook tegen miljoenen onschuldige particulieren. ‘Democratie’ is erg beperkt onder het kapitalisme, zelfs in die landen waar verkozen parlementairen de indruk wekken dat ‘het volk’ beslist.

    De politie, gewapende krachten, rechtbanken, gevangenissen en de gevestigde media zijn allemaal deel van een uitgebreid staatsapparaat. Dat apparaat is uitgebouwd om te vermijden dat de 99% de 1% rijksten aan de kant schuift omdat die kleine minderheid gaat lopen met het overgrote deel van de rijkdom op basis van hun bezit van de grond, industrie, banken en handel. Onder het kapitalisme heeft de staat als bijkomende taak om de nationale belangen te verdedigen tegen die van andere landen. Daarom bespioneren de machtigste staten ter wereld elkaar.

    Snowden ontdekte niet alleen hoe de Amerikaanse grondwet aan de kant werd geschoven in naam van de veiligheid. Hij maakte ook bekend dat cyberoorlogen niet alleen door de Chinese staat werden gevoerd. “Het ziet er naar uit dat de NSA hetzelfde deed, maar dan nog erger.” (p.219). De recente veroordeling van vijf Chinese militairen in de VS die “honderden terabytes” aan data van grote Amerikaanse bedrijven zouden gestolen hebben, is nooit gezien. De verklaring van advocaat-generaal Eric Holder op 19 mei toonde aan hoe de Amerikaanse staat de belangen van de grote Amerikaanse bedrijven verdedigt, zelfs indien dit leidt tot grotere spanningen tussen de twee supermachten.

    Snowden zag hoe de Amerikaanse en Britse staten iedere vorm van transparantie afblokten onder het mom van de veiligheid. Ze werkten daarbij samen met grote bedrijven en sommige regeringsleden. De tragedie van 11 september 2011 had de zwakte van de veiligheidsdiensten aangetoond en werd aangegrepen door de staatsmachine om de toezichtstaat te versterken en de militaire uitgaven op te drijven. Dat komt enkel de grote bedrijven ten goede. Er werden miljarden aan publieke middelen uit de zakken van de 99% gehaald om ze uit te geven aan private bedrijven langs beide kanten van de Atlantische Oceaan.

    De omvang van deze operatie komt tot uiting in het boek ‘de Snowden Files’. Het zal er op aankomen om dit te gebruiken in een beweging die sterk genoeg staat om de heerschappij van de 1% te betwisten en om de samenleving te bevrijden van de vuile methoden van het establishment en dit door een socialistische samenleving te vestigen zonder spionage door de grote bedrijven en hun politieke huurlingen.

    HARDING, Luke, “De Snowden Files: het onthullende verhaal van de meest gezochte man ter wereld.” Nieuw Amsterdam, 2014.

  • ‘Jimmy’s Hall’ van Ken Loach: passend vervolg op ‘The Wind That Shakes the Barley’

    Recensie door Niall Mulholland

    jimmyDe film ‘Jimmy’s Hall’ is gebaseerd op het waar gebeurde verhaal van de linkse arbeider en activist Jimmy Gralton. Het is een dramatische, inspirerende en erg levendige film die op heel wat vlakken een opvolger is van de uitstekende film ‘The Wind That Shakes the Barley’.

    Die film toonde broers die uiteen gehaald werden in de tumultueuze gebeurtenissen in Ierland tussen 1918 en 1922 – tijdens de strijd voor Ierse onafhankelijkheid, de burgeroorlog en de opdeling van het land. ‘Jimmy’s Hall’ speelt zich in de nasleep daarvan af, op een ogenblik dat de overwinnende revolutionaire krachten de vlag van het land hadden gewijzigd, maar zonder de onderliggende kapitalistische eigendomsverhoudingen en de klassenuitbuiting te veranderen.

    Jimmy (schitterend gespeeld door Barry Ward) verlaat het door economische depressie getekende Amerika achter zich om terug te keren naar zijn geboortestreek in het graafschap Leitrim, waar hij zijn moeder helpt om de familieboerderij recht te houden. Hij wordt al gauw door jongeren aangemoedigd om de ‘Pears-Connolly’ danszaal te heropenen. Die zaal werd door Jimmy en andere activisten gebouwd op grond van de familie-Gralton. De zaal werd naar de twee geëxecuteerde leiders van de Paasopstand van 1916 genoemd –Pearse was een radicale nationalist en Connolly was een marxistische denker en arbeidersleider.

    Conflict

    Jimmy aarzelt om die zaal terug te openen. Tien jaar eerder leidde het tot een conflict met de lokale leiding van de katholieke kerk, de grote landeigenaars en de reactionaire krachten van de nieuwe Ierse Vrijstaat. Dat verhaal komt aan bod via flashbacks. Het eindigde met de uitwijzing van Jimmy uit Ierland. Maar als hij de ruïne van de zaal bezoekt, haalt hij inspiratie uit een stoffig exemplaar van James Connolly’s klassieke boek ‘Labour in Irish History’ en uit de herinneringen aan de zaal op het hoogtepunt ervan.

    De heropende zaal is snel een succes. Een gratis zaal voor muziek en dans, met Ierse muziek en jazz. Een zaal waar gebokst wordt, gezongen, poëzie wordt gebracht en waar kunstonderricht wordt gegeven. Het was ook een plaats waar discussies werden gehouden over arbeidersrechten. Jimmy Gralton was een activist van de Revolutionary Workers’ Group, een voorloper van de Communistische Partij van Ierland.

    Doorheen de film komt de hernieuwde passie van Jimmy voor Oonagh aan bod. Zij was zijn vriendin toen hij tien jaar geleden het land moest verlaten. Inmiddels is ze getrouwd en heeft ze kinderen. Ook kan de heropening van de zaal opnieuw op tegenstand van het lokale establishment rekenen. De lokale pastoor Sheridan voert dat verzet aan.

    Dreigementen

    Het establishment ziet de zaal als een gevaarlijke subversieve uitdaging van de gevestigde orde. Vanop de preekstoel haalt pastoor Sheridan uit naar de ‘atheïstische’ leer van Jimmy. Hij vaart uit naar al wie de zaal bezoekt. Winkeliers worden bedreigd met een boycot als hun kinderen naar de lessen in de zaal gaan.

    Jim Norton die pastoor Sheridan speelt, brengt een complex personage. Hij vergelijkt Jimmy’s overtuigingen met de eerste christenen, maar is vastberaden om de potentiële aantrekkingskracht van marxistische ideeën onder de armen en hongerigen de kop in te drukken.

    Het succes van de zaal zorgt ervoor dat Jimmy wordt gevraagd om campagne te voeren voor een pachtende boer die door een grootgrondbezitter dreigt uitgezet te worden. Het leidt tot een hard debat onder de activisten van de zaal. Zijn de herstellende linkse en radicale nationalistische krachten sterk genoeg om het establishment aan te pakken?

    Uiteindelijk zet de grootgrondbezitter straatvechters in om de landbouwer en zijn familie uit hun huis te zetten, maar de aanval wordt afgewend door verzet. Het gezin kan terug naar huis. Jimmy houdt een sterke toespraak waarin hij James Connolly aanhaalt en waarin ook allusies op de hedendaagse ongelijkheid zitten.

    Optimisme

    Het is onvermijdelijk dat de reactionaire krachten wraak nemen. Ze vrezen dat het voorbeeld van de arbeiderseenheid van de katholieke en protestantse arbeiders in het noorden (met de ‘Outdoor Relief’ staking van 1932 in Belfast) naar het zuiden zou overslaan. De regering van Eamon de Valera vestigde een deportatiebevel uit tegen de ‘vreemdeling’ Jimmy Gralton. Hij moet opnieuw op de vlucht en de vakbonden zetten een nationale campagne op om hem te verdedigen.

    Uiteindelijk blijken de reactionaire krachten te sterk voor Jimmy en zijn kameraden. Er zijn enkele zwakkere elementen in de film, enkele dialogen zijn te houterig en te modern – de zaal wordt plots een ‘safe place’. Maar in het algemeen is dit een nieuwe hoogstaande film van Ken Loach. Het is een menselijke, ontroerende film vol optimisme. Het toont de enorme capaciteit van werkende mensen om te herstellen van de ergste nederlagen en de strijd voor zelf-emancipatie verder te zetten.

    Deze film komt midden augustus uit in Nederland en eind augustus in België. Hieronder de trailer.

  • Fascism Inc. Sterke documentaire!

    door Pieter (Antwerpen)

    fascisme_inc-300x183Staat het fascisme terug voor de deur? Deze vraag zal door de hoofden van vele Grieken hebben gespookt na de verkiezingsoverwinningen van Gouden Dageraad. Deze neonazi’s haalden bij de parlementsverkiezingen van 2012 maar liefst 7% van de stemmen en 21 zetels in het parlement. Bij de Europese verkiezingen haalde Gouden Dageraad 9,4% en 3 zetels en dit ondanks het feit dat een groot deel van de partijleiding in de cel zit. Niet enkel in Griekenland scoorde extreemrechts goed, ook in de rest van Europa is extreemrechts aan een opmars bezig.

    Dit zal ongetwijfeld mee hebben gespeeld in de inspiratie voor de nieuwe documentaire van Infowar Productions, die in april van dit jaar werd voorgesteld. Dit Griekse team van documentairemakers bracht eerder de documentaires ‘Debtocracy’ en ‘Catastroika’ uit. In die documentaires werd vooral ingegaan op het ontstaan van de huidige economische crisis, de impact van de besparingen en het uithollen van het democratische systeem.

    Deze twee eerdere producties sluiten goed aan bij de nieuwe documentaire ‘Fascism Inc’. De makers zeggen dat het doel van deze documentaire is om inspiratie te geven aan de strijd tegen extreemrechts doorheen Europa. ‘Fascism Inc’ legt het verband tussen het fascisme en het kapitalisme. “Hoe kan iemand de waarheid over fascisme zeggen, als die niet bereid is om te spreken over het kapitalisme dat het fascisme voortbrengt?”, klinkt het in de film.

    Het is een van de sterkste aspecten van de documentaire, de meeste andere documentaires over extreemrechts beperken zich vaak tot nadruk op de racistische elementen. In ‘Fascism Inc’ wordt ingezoomd op de banden tussen de Duitse en Italiaanse kapitalisten en respectievelijk Hitler en Mussolini. In de documentaire wordt duidelijk gemaakt hoe de grote industriëlen het fascisme groot gemaakt hebben.

    In de documentaire wordt het verband met de huidige economische situatie in Griekenland en bij uitbreiding Europa gelegd. De Griekse actualiteit is aanwezig in ‘Fascism Inc’, maar vormt niet het dominante thema. Door de bredere Europese context en de historische wortels van het fascisme te belichten, is deze documentaire interessant voor een ruimer publiek en iedereen die begaan is met de strijd tegen het fascisme. Meermaals wordt erop gewezen dat de strijd niet gestreden is, maar actueel blijft. “De crisis die de omstandigheden creëert waarin fascisme kan groeien, ligt voor ons en niet achter ons…”

    Ten slotte moet opgemerkt worden dat dit een volledig onafhankelijke productie is die gefinancierd wordt door donaties van jongeren, vakbonden, antifascistische organisaties,… De documentaire wordt gratis aangeboden op het internet. In tal van landen zijn er bijeenkomsten waar de makers zelf uitleg komen geven bij de documentaire. Het is een aanrader voor alle antifascisten. Zoals de makers zelf bij het begin van ‘Fascism Inc’ opmerken: “De waarheid moet uitgesproken worden om het geleuter te stoppen.”

    Bekijk de documentaire online: http://infowarproductions.com/fascism_inc/

    In 2013 publiceerden we het boek ‘Fascisme: wat het is en hoe te bestrijden’ door Leon Trotski met teksten over de opkomst van het fascisme en de strijd ertegen. Het boek telt 350 pagina’s en is verkrijgbaar bij onze redactie. Het kost 18 euro, verzendingskosten inbegrepen.   

    [divider]

  • Snowpiercer, een geslaagd huwelijk tussen science-fiction en klassenstrijd

    Juli 2014. Om de klimaatverwarming te bestrijden verspreiden regeringen een chemisch product in de atmosfeer. Maar het effect is te verregaand en de temperatuur daalt zienderogen. 17 jaar later, terwijl de wereld in een nieuwe ijstijd is verwikkeld, draait er een gigantische trein rond wereld.

    De ‘Snowpiercer’ circuleert sinds de ecologische Apocalyps op een wereldnetwerk en vormt een gesloten ecosysteem en dat onuitputtelijke energie verwekt. Terwijl de trein ettelijke keren per jaar door hetzelfde desolaat landschap raast woedt de klassenstrijd in alle hevigheid.

    De trein werd opgedeeld in klassen met vooraan de uitvinder Wilford, die alles bezit van de trein tot het beslissingsrecht over leven en dood van wie erop zit. Achteraan op de trein zit het uitschot, de miserabelen zitten er op een veel te kleine oppervlakte opeen gestapeld.  De miserie is onhoudbaar en er breekt opnieuw een opstand uit. De film toont het epos van deze opstand.

    Recente Science Fiction films zoals Elysium van Neill Blomkamp (2013) maken ook ruimte voor opstanden wat natuurlijk een afspiegeling is van het huidige verzet tegen het globaal kapitalisme. Dat is natuurlijk geen toeval in de context van kapitalistische crisis en massale revoltes.

    Het meest frappante aan Snowpiercer – en in deze verschilt de film duidelijk van andere anticipatie-films zoals Time Out (Andrew Niccol, 2011) – is de scherpe analyse van de klassenmaatschappij, het onderdrukkingssysteem en hoe dit berust op de controle en het bezit van de productiemiddelen (de locomotief).

    Het collectief revolutionair proces is ook nadrukkelijk aanwezig, zelfs meer dan in het oorspronkelijk stripverhaal van 1982. Curtis (Chris Evans), de leider van de opstand, is helemaal geen eenzame held die zo uitzonderlijk is dat hij de wereld kan redden. De opstand is maar een succes dankzij de offers, de gebetenheid én de creativiteit van alle opstandelingen. De keuze tussen hervorming en revolutie is ook aanwezig gezien zij ofwel betere levensvoorwaarden afdwingen ofwel doorstoten tot de locomotief. Ten laatste is er de waarschuwing dat elke poging om de klimaatcrisis te bedwingen via geo-engineering en technische remedies de catastrofe kunnen versnellen.

    De film bespeelt op indrukwekkende wijze een sterk thema en hoewel ik het einde minder geslaagd vind blijft het een unieke prent. De acteurs zijn briljant. Tilda Swinton speelt een soort Thatcheriaanse eerste minister en John Hurt de peetvader van de revolte. De Zuid-Koreaanse regisseur Bong Joonh bevestigt zijn talent op de internationale scene, nadat hij met The Host (2007) een reeds uitmuntende SF-thriller had gemaakt. Kortom, Snowpiercer is een must.

     

    Dit artikel door Nicolas Croes verscheen eerst in het Frans op socialisme.be. Het werd naar het Nederlands vertaald door Rood! voor de Volksgazet.

  • Waarom twijfelen aan, een krachtige kritiek op nieuw-Vlaamse armoede

    Door Geert Cool

    waaromtwijfelenaanToen de postbode het boek ‘Waarom twijfelen aan’ van Sven Naessens in mijn brievenbus deponeerde, was ik bezig in ‘Europa 2050’, een bundeling korte teksten over Europa samengesteld door Europarlementslid Saïd El Khadraoui. Het verschil tussen beide boeken is opmerkelijk. Het eerste is verfrissend en leest als een trein, het tweede is slaapverwekkend jargon door beroepspolitici die uitblinken in nietszeggendheid en mijlenver afstaan van onze dagelijkse realiteit. Het enige noemenswaardige in het boek ‘Europa 2050’ is de uitspraak van PS’er Paul Magnette die stelt dat het Europese besparingsbeleid onvermijdelijk was: “We lieten Europa opdraaien voor politieke keuzes waarvan we wisten dat ze soms onvermijdelijk waren.” (1) Wie nog een greintje geloofwaardigheid zag in het ‘linkse imago’ van Magnette en co, weet na het lezen van dit boek beter.

    Het boek van Sven Naessens is van een totaal ander kaliber. Waar de beroepspolitici opgewarmde saaie kost brengen, gaat Sven in op zaken die er wel toe doen en reikt hij ook argumenten aan die iedereen wel eens kan gebruiken in discussies onder collega’s of op café. Dat maakt het een plezier om dit boek te lezen. In het boek blijft Sven soms erg voorzichtig – moeten we ons ter linkerzijde echt verantwoorden dat we niets persoonlijk tegen De Wever en co hebben? Dat zou toch evident moeten zijn? De voorzichtige aanloop doet echter niets af van de scherpe kritieken op het asociale programma van N-VA. En mogelijk is het wel degelijk nuttig om direct de persoonlijke kritieken te pareren, de uithalen van onder meer Liesbeth Homans tegen het boek ‘Thatcher aan de Schelde’ van Jan Vrancken bevestigen dat. Door op de man te spelen, ontwijken ze bij N-VA discussies over de inhoud. Sven maakt meteen duidelijk dat zijn kritieken niet persoonlijk zijn.

    Uiteraard ben ik het met de meeste argumenten van Sven eens. Dat is niet verwonderlijk aangezien de auteur een doorwinterde syndicalist is die al heel wat discussies en acties doorzwommen heeft en met beide benen in de realiteit van de werkvloer staat. De stukken over het sociaaleconomisch programma van N-VA en de neoliberale realiteit vandaag vond ik de sterkste. Terwijl een kleine elite superrijk is – het boek verwijst naar de Oxfamstudie die aangaf dat de 85 rijksten evenveel bezitten als de armste helft van de wereldbevolking – en de overgrote meerderheid van de bevolking er op achteruit gaat, willen de neoliberalen de superrijken nog meer in de watten leggen. Voor de vele sociale tekorten is er nooit geld, om de financiële markten bij te staan haalt Europa probleemloos een bazooka met duizend miljard euro uit de schuif. “Duizend miljard pompen in iets wat niet leeft of ademt, genaamde de vrije markt, en tegelijkertijd roepen: ‘Er is geen geld meer!’ Het lef alleen al zou voldoende moeten zijn om in heel Europa in opstand te komen.”

    Het boek brengt een scherpe aanklacht van de groeiende kloof tussen arm en rijk en legt uit dat deze kloof tijdens de crisis enkel nog groter is geworden. Het beleid dat N-VA voorstelt zal dit proces enkel nog versnellen. Tussen 1996 en 2011 zijn de patronale lastenverlagingen met 283% toegenomen, maar daar willen de neoliberalen nog een schep bovenop doen. Sven vraagt zich terecht af wat al die lastenverlagingen ons al opgeleverd hebben, hoeveel jobs zijn er al bijgekomen? Voor ons hebben de liberalen van diverse partijen inleveringen op ons loon en indirect loon in petto, maar voor zichzelf en bevriende topmanagers is enkel the sky the limit. “Hoe kan het toch dat liberalen constant pleiten voor loonsverlagingen en minder contracten van onbepaalde duur, en dus pleiten voor meer jobonzekerheid, maar tegelijkertijd hun eigen hoge lonen verdedigen vanwege onder meer die jobonzekerheid?”, vraagt Sven zich terecht af. Hij ontmaskert de N-VA als een partij die enkel oog heeft voor de belangen van de rijken, waarom zwijgt N-VA bijvoorbeeld over de diamantfraude in Antwerpen maar kunnen sommige partijleiders geen vijf minuten over fraude spreken zonder het over werklozen te hebben?

    Er zijn ook argumenten of voorstellen in het boek waar ik het niet mee eens ben of die niet ver genoeg gaan. Een miljonairstaks invoeren zonder publieke controle op de financiële sector  (o.a. om kapitaalvlucht te vermijden) kan tot een weinig efficiënt resultaat leiden zoals in Frankrijk. Het laten schommelen van het BTW-tarief op energie is een interessante piste, maar belastingen afstemmen op de hoogte van het inkomen doe je toch het beste door op het inkomen te belasten en BTW af te schaffen? Het voorbeeld van Mondragon, het stadje met coöperaties in Baskenland, duikt ook in dit boek op als voorbeeld van hoe het anders kan. Sven heeft het over “power to the people” als vorm van anarchisme. De term anarchisme lijkt in die context wat vreemd, maar dat is een andere discussie. Het model van coöperatieven toont inderdaad aan dat we geen bazen nodig hebben, maar binnen het kader van een kapitalistisch systeem zijn er enorme beperkingen aan. Het huidige systeem wegconcurreren is niet evident, hoe ver gaan we dan immers mee in bijvoorbeeld de neerwaartse spiraal van lonen en arbeidsvoorwaarden? Mondragon heeft ook fabrieken in China geopend om er van de lage lonen te profiteren en bij sluitingen wordt een onderscheid gemaakt tussen eigen Baskisch personeel en vestigingen in het buitenland. Is dat niet wat beperkt als model?

    In ons verzet tegen de opmars van rechts en de dominantie van neoliberale opvattingen, wat versterkt wordt door de N-VA, hebben we nood aan stevige en onderbouwde kritieken als deze van ‘Waarom twijfelen aan’. Maar we mogen met links ook best wat offensiever worden in onze antwoorden. Onbeschaamd links tegen onbeschoft rechts! Het beschikbare werk herverdelen met een algemene arbeidsduurvermindering, niet langer maar vroeger werken, verhoging van het minimumloon tot 15 euro per uur, een minimumpensioen van 1500 euro per maand, de financiële sector en andere sleutelsectoren (zoals energie) in publieke handen, gratis en degelijk openbaar vervoer,… We hebben concrete eisen genoeg die aansluiting vinden bij de noden van de bevolking en die een brug kunnen vormen naar een socialistisch alternatief op het doodzieke kapitalisme.

    Lees het boek ‘Waarom twijfelen aan’ van Sven Naessens en laat het aanzet zijn om zelf ook actiever over politiek na te denken, aan activiteiten deel te nemen of je te engageren in de strijd voor een betere toekomst. Het boek kost 15 euro en is bij de auteur beschikbaar (of via De Groene Waterman in Antwerpen). Het is zo goed als uitverkocht, maar nu ook gratis digitaal beschikbaar onderaan dit artikel op dewereldmorgen.be.

    [divider]

    (1) Paul Magnette, “Europa heeft nood aan een links initiatief” in El Khadraoui, S, “Europa 2050. Visies voor een betere toekomst”, uitgeverij Houtekiet, 2013, p. 54

  • “Vlaanderen, Brussel, Wallonië: een ménage à trois”

    fonteynboek

    Over de opkomst van het industriële kapitalisme in ons land

    Guido Fonteyn was jarenlang journalist bij De Standaard en is gefascineerd door Wallonië, waar hij al jarenlang woont. Het boek ‘Vlaanderen, Brussel, Wallonië: een ménage à trois’ brengt elementen uit de geschiedenis van ons land die essentieel zijn om de huidige stand van zaken te begrijpen. Fonteyn is geen marxistische militant, maar op basis van zijn onderzoek naar de ontwikkeling van het kapitalisme in ons land merk je toch een radicalisering in zijn positie.

    Het boek beschrijft met grote en kleine verhalen de opkomst van het kapitalisme in ons land, meer bepaald de ontwikkeling van de steenkoolsector in Wallonië. Fonteyn beschrijft het dagelijkse leven van de mijnwerkers met het gevaar van de onveilige arbeidsomstandigheden en bijhorende ongevallen maar ook met de komst van migranten en bijhorend racisme. Terecht merkt Fonteyn op dat er enorme winsten zijn gemaakt met de industriële ontwikkeling van Wallonië, maar dat deze winsten naar een bijzonder kleine kliek van grote aandeelhouders uit voornamelijk Brussel ging. Eigenlijk beschrijft hij terloops zowel het ontstaan van de Belgische burgerij als de ontwikkeling van de arbeidersbeweging.

    De ‘kleine’ verhalen in het boek brengen een opmerkelijk inzicht in de gang van zaken bij het opkomende industriële kapitalisme. Zo verwijst Fonteyn naar een arbeidsreglement voor bedienden van Bois-du-Luc in La Louvière uit 1910 met bepalingen als: “Als de directie het nodig acht, maakt iedereen overuren”, “Het is verboden te spreken tijdens de werktijd”, “Elk personeelslid heeft het recht over zijn gezondheidstoestand te waken. Bij ziekte wordt geen salaris uitbetaald”,… en het pakkende slot: “Ten slotte vestigen wij uw aandacht op de grootmoedigheid van dit nieuwe reglement. Wij verwachten er een gevoelige vermeerdering van de arbeid van.”

    De armoede in Vlaanderen leidde tot een massale uittocht richting Waalse industrie. De armoede was enorm, in 1848 leefde de helft van de bevolking van Kortrijk van openbare steun. Er werd geklaagd over een groot drankgebruik onder Vlamingen en over hoge criminaliteitscijfers, driekwart van de Belgische gevangenen waren Vlamingen. De komst van de Vlaamse migranten in Wallonië leidde tot spanningen. Fonteyn wijst op een krantenartikel uit 1909 over een vechtpartij in La Louvière: “Ze zijn mooi, de Vlaamse zeden! Alleen zouden die brutale kerels ze beter niet in Wallonië invoeren. Wij beweren niet dat alle Walen lammeren zijn, maar wij mogen toch vaststellen dat zij er minder verwilderde zeden op nahouden dan deze die bij de bevolking van de Vlaamse Far-West gangbaar zijn.” Nadien volgden gelijkaardige opwerpingen tegen onder meer de Italiaanse migranten, met opschriften aan cafés als “Verboden voor honden en Italianen”. De toonzetting klinkt vandaag nog bekend in de oren, mits enkele wijzigingen aan de bevolkingsgroepen natuurlijk. Wat essentieel was in het doorprikken van de verdeeldheid, was de solidariteit onder de werkenden. “In de mijnen zijn we allemaal zwart”, luidde een slogan in de Limburgse mijnen destijds.

    De Belgische burgerij ging met enorme winsten lopen. Om die te maximaliseren werden constructies als Naamloze Vennootschappen en holdings opgezet. Fonteyn wijst op een bron die stelt dat in 1857-1906 in Brabant (Brussel dus) voor 2,2 miljard frank winsten aan NV’s werd uitbetaald. Daarop werd amper 50 miljoen frank belastingen betaald. Fiscale creativiteit is niet nieuw, merkt hij terecht op. Wallonië bleef verarmd achter omdat de winsten naar “het Brussel van de banken en van de holdings” gingen, naar het Brussel van “de fiscale advocatuur, van de zitpenningen en van de raden van bestuur allerhande.” Ook dat is dus niet nieuw.

    Wie meer wil weten over de ontwikkeling van het Belgische kapitalisme, moet dit boek zeker lezen. Het is bijzonder leesbaar door de vele kleine verhalen, maar het blijft onthullend voor het grote verhaal van kapitalistische uitbuiting.

    FONTEYN, Guido, “Vlaanderen, Brussel, Wallonië: een ménage à trois”, EPO, 2014, 186 pagina’s, 19,95 euro

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop