Your cart is currently empty!
Category: Communautaire kwestie
-
Verworvenheden en sociale zekerheid verdedigen: met een unitair België, of met een verenigde arbeidersbeweging in strijd?

Wat in 2024? Reactie op ‘We are one’
De mogelijkheid van een nieuwe staatshervorming in 2024 is reëel. Wat kunnen we verwachten? Een nieuwe besparingsronde verborgen achter een overdracht van bevoegdheden zonder bijhorende middelen? Een nieuwe periode van communautaire complicaties? Het in vraag stellen van de sociale zekerheid? De PVDA leverde een bijdrage aan het debat met het boek ‘We are One’ geschreven door David Pestiau. Het boek wordt voorgesteld als een manifest voor de eenheid van België. Hieronder onze reactie op dat standpunt.
Dossier door Baptiste uit maandblad De Linkse Socialist
Het gevaar wordt reeds aan het begin van het boek omschreven: er is het risico dat met een staatshervorming in 2024 een ‘point of no return’ wordt overschreden in de richting van een opsplitsing van het land waarbij onze sociale verworvenheden en in het bijzonder de sociale zekerheid bedreigd zijn. Wie zorgt voor deze dreiging? Voornamelijk twee Vlaamse politieke partijen: N-VA en Vlaams Belang.
Het stoppen van N-VA en Vlaams Belang is een enorme uitdaging bij de verkiezingen. Onder het mom van zogenaamde ‘sociale rechtvaardigheid’ voor hardwerkende Vlamingen tegenover de ‘profiteurs’, proberen deze partijen de werkende klasse te verdelen om de belangen van de bazen beter te dienen. Het aanwakkeren van verdeeldheid tussen gemeenschappen is daar onderdeel van, net als racisme, seksisme en allerhande vormen van discriminatie. Het is duidelijk dat de volgende staatshervorming een sleutelmoment zal zijn voor de N-VA, die alles in het werk zal stellen om verdeeldheden en ongelijkheden te institutionaliseren om zo de sociale zekerheid beter te kunnen aanvallen. Betekent dit echter dat de arbeidersbeweging in haar antwoord de eenheid van België centraal moet stellen?
Eenheid van België verdedigen om de pogingen tot verdeling van de werkende klasse te stoppen?
Wij zijn het met de PVDA eens over de bedoelingen en de politieke strategie van de N-VA. We denken echter niet dat een pleidooi voor de eenheid en het imago van België deel uitmaakt van onze wapens om te strijden tegen rechts en extreemrechts en om onze sociale verworvenheden te verdedigen.
Het beleid van communautaire verdeeldheid moet gestopt worden. Elke ernstige studie toont aan dat separatisme geen prioriteit is voor de bevolking, in geen enkele gemeenschap in België. Integendeel: de meerderheid van de bevolking wil sociale prioriteiten stellen in alle delen van het land. Zes op de zeven Vlamingen zijn tegen separatisme, een meerderheid van de Belgen is voorstander van het belasten van grote vermogens en het optrekken van de pensioenen tot minimum 1500 euro netto. Hoe is het mogelijk dat partijen die daar haaks op staan, zoals N-VA en Vlaams Belang, uiteindelijk het laken naar zich toe kunnen trekken bij verkiezingen?
Geen enkele van de historische partijen in het Belgische politieke landschap verdedigt nog de belangen van de werkende klasse, zelfs niet in woorden. Erger nog: allemaal namen ze deel aan regeringen die onze sociale verworvenheden en openbare diensten afbouwden. De lijst van aanvallen is lang: verhoging van de pensioenleeftijd, moeilijker toegang tot werkloosheidsuitkeringen, kapot bespaarde gezondheidszorg, vermarkting van het onderwijs, ontmanteling van de index en bevriezing van de lonen. Decennia van neoliberaal besparingsbeleid en beheer van een kapitalistisch systeem in crisis hebben geleid tot een achteruitgang van de levensstandaard van de armsten en van de volledige werkende klasse. Dit leidt tot een groeiende afkeer tegen het volledige politieke establishment, waaronder de traditionele partijen en de instellingen van het kapitalisme. In deze context van sociale achteruitgang is er een vruchtbare voedingsbodem voor discriminatie, pogingen tot verdeeldheid en extreemrechts, dat op cynische wijze de woede probeert af te wenden. Als de arbeidersbeweging en de linkerzijde onvoldoende antwoorden biedt, is er meer ruimte voor rechtse populistische en extreemrechtse formaties. Het is die voedingsbodem die we moeten aanpakken om het gras onder de voeten van N-VA en Vlaams Belang weg te maaien.
Die decennia van neoliberaal besparingsbeleid gingen gepaard met staatshervormingen en overdracht van bevoegdheden zonder de middelen om deze te waarborgen. Deze ‘salamitactiek’ van de regeringen had als doel om te besparen, door sector per sector en gemeenschap per gemeenschap op te zadelen met een tekort aan middelen. Zo wilden de regeringen meteen ook een eengemaakt arbeidersverzet hiertegen vermijden. Dit is niet de enige tactiek die voor de besparingspolitiek werd gebruikt. Elders in Europa werd er bespaard zonder dat er sprake was van staatshervormingen en soms gebeurde het harder dan bij ons. Het gaat niet zozeer om het machtsniveau waarop bevoegdheden worden uitgeoefend, maar om de middelen die ervoor beschikbaar zijn. Voor de werkende klasse is het essentieel om de verloren middelen terug te eisen en niet zozeer om bevoegdheden over te dragen aan een ander machtsniveau of om de Belgische nationale identiteit te verdedigen.
Hoe onze sociale verworvenheden verdedigen?
De PVDA stelt terecht de administratieve complicaties en aberraties aan de kaak die tussen de verschillende gefedereerde entiteiten kunnen bestaan, wat tot verspilling leidt. Betekent dit dat een herfederalisering schaalvoordelen zal opleveren en een betere financiering van diensten en behoeften mogelijk zal maken? We denken dat dit een vergissing is. ‘Schaalvoordelen’ is voor veel werkenden een vies woord dat geassocieerd wordt met afdankingen en besparingen als een bedrijf een ander overneemt. Het is moeilijk voor te stellen dat dergelijke schaalvoordelen, zelfs indien ze worden bereikt, automatisch zouden gebruikt worden om de middelen voor de diensten aan de werkende klasse te verhogen, ongeacht van de politieke krachten die de regering vormen. Het is veeleer te verwachten dat de traditionele partijen deze schaalvoordelen zouden gebruiken om het begrotingstekort terug te dringen. Wat zou een progressieve regering met die schaalvoordelen kunnen doen? Dat zou slechts een druppel op een hete plaat vormen aangezien deze besparingen onbeduidend zijn in vergelijking met de decennia van besparingsbeleid.
In de vijf jaar voor de pandemie werd 2,3 miljard bespaard op de gezondheidszorg. Alles is precairder geworden: het aantal bedden in verhouding tot de bevolking is afgenomen, het aantal patiënten per verpleegkundige is toegenomen, de hoeveelheid diensten per ziekenhuis nam ook af, de wachttijden voor raadplegingen of verzorging nemen toe … Het is duidelijk dat een eenvoudige herfederalisering van de geregionaliseerde delen niet zal volstaan om de jarenlange onderfinanciering aan te pakken. Zelfs de 1 miljard euro extra voor de zorg, na strijd van het personeel voor en tijdens de pandemie, volstaan duidelijk niet. De gezondheidszorg toont overigens dat we voorzichtig moeten zijn met het bepleiten van schaalvoordelen. Het is net dat argument dat gebruikt wordt om diensten binnen ziekenhuisnetwerken te rationaliseren en om nogmaals voor te stellen om kraamafdelingen te sluiten. Onder dit systeem betekent schaalvoordeel steeds een verhoging van de winsten van de kapitalisten.
Het heeft geen zin om er omheen te draaien: we moeten het geld halen waar het zit om de diensten en de sociale bescherming die we nodig hebben te financieren, of het nu gemeentelijke, regionale of federale diensten zijn. Nooit in de geschiedenis is er zoveel rijkdom geweest in de samenleving, maar die wordt door een minderheid ingepikt. Hoewel de economie tot stilstand kwam en veel gezinnen hun inkomen verloren in 2020, keerden de bedrijven van de Bel20 5 miljard euro aan dividenden uit aan hun aandeelhouders. Om nog maar te zwijgen over belastingontduiking: naar schatting zorgen allerhande methoden van al dan niet legale belastingontduiking ervoor dat er jaarlijks 30 miljard euro inkomsten misgelopen worden. De pandemie was een schok voor de economie, maar het ongelijk verdelen van de rijkdom werd niet verstoord. Integendeel!
Is het op federaal vlak dat de tekorten en ongelijkheid kunnen aangepakt worden?
De PVDA pleit voor een recentralisatie van alle fiscaliteit op federaal niveau om de belastingconcurrentie tussen de regio’s te doorbreken en een rechtvaardiger belastingstelsel op nationaal vlak mogelijk te maken, onder meer door de invoering van een miljonairstaks.
Zo’n miljonairstaks zou 8 miljard euro opbrengen en zorgen voor een meer evenwichtige fiscaliteit. Is dat de sleutel tot verandering? Uiteraard zijn we voorstander van progressieve hervormingen, ook op fiscaal gebied. We kunnen echter niet voorbijgaan aan de beperkingen die er zijn: een dergelijk voorstel laat nog veel ruimte voor initiatief aan de superrijken en bazen. We weten ondertussen dat de kapitalisten over een leger van advocaten en fiscale spitstechnologie beschikken om belastingen te ontwijken. Ze aarzelen niet om de traditionele media en dreigementen in te zetten tegen elke progressieve hervorming. Dit kan opnieuw leiden tot belastingontduiking. We moeten hierop van bij het begin voorbereid zijn. Bovendien heeft een dergelijke belasting enkel betrekking op het persoonlijke vermogen van de superrijken, terwijl naar de wortels van de winsten moet gekeken worden: de productie in de grote bedrijven. Het betekent dat een miljonairstaks niet tot die taks zelf mag beperkt zijn, maar het uitgangspunt moet zijn van een strijd om de controle over de in de samenleving geproduceerde rijkdom. Dit vereist de nationalisatie van de financiële sector en andere economische sleutelsectoren. Alleen op die manier kan de ongelijke verdeling van de rijkdom doorbroken worden en kunnen onze diensten en sociale bescherming de middelen krijgen die nodig zijn.
Is het op federaal vlak dat maatschappelijke problemen het best kunnen aangepakt worden?
De afgelopen maanden waren er twee grote rampen in de samenleving: de verschillende Covid-golven met de bijhorende gezondheidscrisis en de overstromingen van juli 2021. Beide gebeurtenissen zijn zeer verschillend van aard, maar er zijn ook veel overeenkomsten. In beide gevallen is er een totaal gebrek aan voorbereiding op de schade, ondanks tamelijk feitelijke waarschuwingen. Dit werd gevolgd door verlamming in het heetst van de ramp en vervolgens een onvermogen om van de fouten te leren en het beleid bij te sturen.
De PVDA verklaart dit door de versnippering van de bevoegdheden tussen de gefedereerde entiteiten bij het antwoord op dergelijke gebeurtenissen. Tijdens de pandemie kibbelden zeven ministers van Volksgezondheid soms, op andere momenten waren ze het roerend eens. Bij de overstromingen legden de waarschuwingen van het European Flood Awareness System een kronkelend parkoers af in de marge van de verschillende entiteiten. Kan een sterker federaal niveau dergelijke problemen oplossen?
Toen de federale regering het beheer van de pandemie overnam via de overlegcomités, werd de stem van de federale regering wel gehoord, maar dit volstond niet om de uitdagingen het hoofd te bieden. Ziekenhuizen kampen nog steeds met hetzelfde gebrek aan middelen en personeel. De komst van elke golf volgt hetzelfde ondoeltreffende patroon: eerst oproepen om te leven alsof er niets aan de hand is ondanks de negatieve signalen, vervolgens paniek en een crisissituatie in de ziekenhuizen waarbij er een bocht van 180 graden genomen wordt met tal van beperkingen voor jongeren en werkenden, behalve dan om te gaan werken. In het geval van de overstromingen speelde het federale niveau minder, gezien het regionale karakter van de gebeurtenissen. Maar in alle gevallen zit het probleem niet zozeer bij welk niveau bevoegd is.
Zowel inzake herhuisvesting en schadeloosstelling van de slachtoffers, herstel van de woningen, herstel van de civiele bescherming (op basis van de federale defensiemiddelen) of het herorganiseren van de ruimtelijke ordening werd er geen enkele vooruitgang geboekt en wordt iedereen aan zijn lot overgelaten.
De reden hiervoor is telkens dezelfde: de regeringen zijn niet bereid om de bestaande behoeften centraal te stellen en daarvoor de middelen te zoeken waar ze zich bevinden. Door alle bevoegdheden naar het federale niveau te verschuiven, wordt dat probleem niet opgelost. Het is immers een kwestie van middelen die met de bevoegdheden gepaard gaan.
Anderzijds toonden de recente rampen eens te meer het vermogen tot initiatief en solidariteit onder de bevolking. Toen er bij de civiele bescherming niemand meer was om de door het water ingesloten mensen te hulp te komen, waren het de buren die heldhaftig optraden en hulp boden om in de eerste levensbehoeften te voorzien. Toen er geen mondmaskers waren omdat defensie (federale bevoegdheid) de strategische reserves had vernietigd, waren het werkenden uit alle sectoren en gemeenschappen die stoffen maskers maakten en een essentiële functie vervulden.
Hoe tot verandering komen?
In ‘We are one’ worden solidariteit en eenheid van de werkende klasse verward met de eenheid van België. We denken dat deze veralgemening een vergissing is die de illusie wekt dat er een institutionele uitweg is uit de onzekerheid van de samenleving. Het idee wordt gecreëerd dat we onze sociale verworvenheden het beste kunnen verdedigen door de eenheid van België en een nationale identiteit centraal te stellen.
Ongelijkheid, bestaansonzekerheid en alle sociale misstanden die daaruit voortvloeien, vinden hun oorsprong in de grondslagen van het economisch systeem: het kapitalisme. Dit systeem maakt de verrijking mogelijk van een handvol ultra-rijken, gebaseerd op hun eigendom van de productiemiddelen, door de uitbuiting van 99% van de bevolking die leeft van hun werk. Rijkdom wordt geproduceerd om op korte termijn winst te maken, met alle verspilling, armoede, tekorten en maatschappelijke complicaties van dien. Er is geen institutionele ontsnapping aan dit systeem, de tegenstrijdigheden ervan zullen altijd naar voren komen.
Er is geen binnenweg: we moeten de grondslagen van dit systeem onder ogen zien en ons voorbereiden op een confrontatie met het kapitalisme. Onze kracht is de eenheid en solidariteit van de werkende klasse doorheen strijd, niet de eenheid van een natiestaat. Zoals David Pestieau in ‘We Are One’ terecht opmerkt, is het door arbeidersstrijd dat onze sociale zekerheid en andere verworvenheden afgedwongen zijn. Het zal eveneens door mobilisatie en eengemaakte strijd zijn dat we onze levensomstandigheden verdedigen en nieuwe sociale verworvenheden kunnen afdwingen. Die eenheid versterken we door te vertrekken van de noden van de werkende klasse, niet door wellicht vruchteloos te zoeken naar elementen waarrond een brede klassenoverstijgende ‘nationale eenheid’ mogelijk is. Die laatste zoektocht levert in het boek gemeenplaatsen op over het volkse België van Jacques Brel over frieten tot geuze. Daar is de werkende klasse niet veel mee in de strijd voor jobs, arbeidsomstandigheden, openbare diensten, betaalbare huisvesting …
Wij hangen geen enkel nationalisme aan en beoordelen elk voorstel op basis van de vraag of het de arbeidersbeweging vooruit helpt of stappen terug doet nemen. Wat voor ons van belang is, is de eenheid van de Belgische arbeidersklasse, niet de eenheid van België. We hechten geen geloof aan institutionele oplossingen, niet als ze een verdere regionalisering invoeren, maar ook niet als het om een herfederalisering gaat. Binnen het kader van het kapitalisme is een fundamentele oplossing van de nationale kwestie niet mogelijk, enkel machtsverschuivingen tussen de samenstellende delen.
De werkende klasse is doorheen eengemaakte strijd in staat om het economische systeem omver te werpen en te bouwen aan een samenleving waarin alle rijkdom wordt geproduceerd en verdeeld naar behoefte, door middel van een democratisch geplande economie. De strijd voor maatschappijverandering start nationaal, maar moet internationalistisch gevoerd worden om het kapitalisme effectief omver te werpen. Een internationaal democratisch geplande economie, dat is het socialisme waar wij voor vechten.
Wie wil het einde van België?
In het boek ‘We are one’ wordt beschreven hoe het Vlaams Belang en de N-VA elk met hun eigen strategie, maar met een zelfde doel, opkomen voor het einde van België. Het doel is om het sociale weefsel te breken en van het land een paradijs voor de bazen te maken.
Er dringt zich een nuancering op. N-VA geeft toe dat het voor VOKA rijdt, maar dit betekent niet dat de belangen van de burgerij eenduidig zijn op communautair vlak. De burgerij is steeds georganiseerd op basis van de natiestaat, België is daarin geen uitzondering. De laag in de Vlaamse werkgeversfederatie die het communautaire debat aanwakkert, wordt vooral gedomineerd door kleinere bazen die een hardere opstelling tegen de arbeidersbeweging willen.
Dit is niet onbelangrijk: een groot deel van de Belgische burgerij staat niet zo welwillend tegenover de communautaire agitatie van de kleine bazen uit Vlaanderen. Soms komt het de volledige burgerij uit als ze daardoor kan profiteren van de sociale achteruitgang die N-VA organiseert. Maar op andere ogenblikken versterkt de burgerij de natiestaat als hefboom om haar economische en politieke dominantie te consolideren. Wellicht zal de burgerij vandaag eerst op federaal vlak nieuwe economische beleidskeuzes doorvoeren. De meeste traditionele partijen gaan daarin mee als verdedigers van de belangen van de Belgische burgerij.
-
Twee democratieën? Op basis van een kapitalisme in crisis is het verder uiteenrafelen van België onvermijdelijk

Foto: Jean-Marie Versyp Het discours van Bart De Wever is nu ook door de Franstalige media overgenomen: in België zijn er twee democratieën. Dit gaat voorbij aan de gelijkenissen: de afstraffing van de regeringspartijen, de afkalving van de traditionele partijen (waarbij Franstalig België aanknoopt bij een Europese tendens die in Vlaanderen al eerder is doorgezet) en de doorbraak van radicale partijen – m.a.w. het leeglopen van het politieke centrum.
door Anja Deschoemacker
Maar je kunt er uiteraard niet rond dat in Vlaanderen rechts en extreemrechts de grootsten zijn. Ondanks verlies blijft N-VA incontournable voor de Vlaamse regering, terwijl in Wallonië en Brussel de gematigd en radicaal linkse partijen de grootste groep vormen en de PS, eveneens ondanks verlies, incontournable is voor de Waalse en Brusselse regering.
Onderzoek naar de redenen voor de keuze van de kiezers zal opnieuw uitwijzen dat de meerderheid van de N-VA- en VB-kiezers niet voor deze partijen hebben gestemd omwille van hun Vlaams-nationalisme.
Maar Vlaams-nationalistische partijen hebben nu 43% van de stemmen gehaald, en dat is nog zonder de Vlaams-nationalisten binnen CD&V. Bovendien is de natte droom van N-VA – om alleen te ontwikkelen naar een meerderheidspositie – overtuigend uiteengespat. De gematigde Vlaams-nationalisten die bereid waren de communautaire kwestie in de koelkast te stoppen in ruil voor een Thatcheriaans rechts beleid verloren stemmen aan de “harde” nationalisten van het VB. Het roept vergelijkingen op met Catalonië, waar het burgerlijk gematigd nationalistische CIU van Arthur Mas wel de nationalistische trom voerde, maar pas stappen naar een referendum zette toen het daartoe gedwongen was door haar afzwakking ten voordele van meer radicale nationalistische formaties zoals ERC. Hoe de N-VA zal omgaan met deze druk zal duidelijk worden in de komende weken en maanden.
De vraag is ook hoe de andere Vlaamse partijen zullen omgaan met deze nieuwe realiteit. De realiteit van de gewesten en gemeenschappen heeft alle Vlaamse partijen (met uitzondering van de PVDA) er in het verleden al toe aangezet een “Vlaams” profiel aan te nemen. Dit is vandaag nog steeds duidelijk in bijvoorbeeld de bijna unanimiteit waarbij in Vlaanderen gepleit wordt voor de afschaffing van de politiezones in Brussel en zelfs van de gemeenten. Welke steun zullen ze geven aan concrete projecten wanneer die op tafel komen?
Op korte termijn zullen alle discussies focussen op de aartsmoeilijke federale regeringsvorming. De Wever sluit regeren met PS en Ecolo uit en stelt tegelijk dat een federale regering een Vlaamse meerderheid moet bevatten. De combinatie van beide maakt een federale regering onmogelijk. Tegelijk zal de burgerij al haar invloed gebruiken om niet opnieuw een hele periode zonder regering te zitten. Zullen de Vlaamse traditionele partijen en Groen zich onder die druk laten verleiden tot een federale regering zonder N-VA? Of zullen ze toegeven aan de druk vanuit N-VA om de PS te weren, wat meteen een nieuwe regering zonder Franstalige meerderheid betekent?
En dat werpt die andere uiterst belangrijke vraag op: wat zal de reactie in Franstalig België zijn? Om een federale meerderheid zonder VB te vormen, volstaat het immers niet om de vorige regering aan te vullen met cdH (indien die daartoe al bereid is). Kan men Ecolo/Groen kopen met een klimaatwet? En wie zal het beste aanbod hebben: N-VA of PS?
Kan er onder druk van deze uitslag een nieuw Vlaams front gesloten worden voor verdere stappen in de staatshervorming in de richting van het confederalisme? CD&V heeft zich recent opnieuw als voorstander geuit. Kan deze uitslag gebruikt worden door de burgerij om de sociale zekerheid – die reeds stevig uitgeholde centrale verworvenheid van de Belgische arbeidersklasse – grondig onderuit te halen door de regionalisering ervan?
Indien dit het scenario wordt, zal Bart De Wevers politieke wensdroom – het “uitroken” van de Walen – verwerkelijkt worden. België wordt immers niet vooral bijeengehouden door de burgerlijke instellingen, maar door reële solidariteit in verworvenheden als de sociale zekerheid, centrale loononderhandelingen, nationale vakbonden, … Deze wegnemen, betekent de begrenzingen wegnemen die nu bestaan voor het verder uiteenvallen van het land. Dan gaat het niet meer alleen om “twee democratieën”, maar komt ook de vraag wat Brussel zal doen. Dat is een gewest waar de Vlamingen een veto-positie hebben, maar waar slechts 16% van de bevolking op Vlaamse lijsten heeft gestemd (en daarvan slechts 18,3% voor N-VA en 8,3% voor het VB).
Veel vragen, maar het is duidelijk dat de burgerij met de verdere verzwakking van haar partijen nog meer de controle over de situatie is kwijtgeraakt. De enige kracht die er controle over kan krijgen door het uitwerken van een programma dat aan de noden van iedereen beantwoordt, is de arbeidersbeweging. Iedere stap naar een nieuwe rechtse regering moet door de vakbonden overtuigend beantwoord worden. Iedere regering moet onder druk worden gezet met massale actie rond centrale eisen als het minimumloon, leefbare uitkeringen, arbeidsduurverkorting zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen, … Het is een stap vooruit dat PVDA/PTB een pak extra vertegenwoordigers naar de verschillende parlementen kan sturen. Dat zal pas echt een grote stap worden indien die posities gebruikt worden om de stempel van de arbeidersklasse op de toekomstige ontwikkelingen te drukken.
-
De N-VA en het Catalaanse nationalisme: hoe verder van huis, hoe radicaler…

Foto: Jean-Marie Versyp Bart Maddens, Vlaams-nationaal academicus en kritisch geestesgenoot van de N-VA, die in de bres springt voor de Catalaanse nationalist Puigdemont. Peter De Roover, N-VA-Kamerfractieleider, die op 1 oktober het referendum over onafhankelijkheid live mag becommentariëren tijdens het VRT-nieuws vanuit Barcelona. Foto’s van de rechtse nationalist Puigdemont etend aan tafel bij N-VA’er Lorin Parys thuis, na zijn vlucht uit Catalonië. Je zou voor minder de kriebels krijgen van zoveel “rechts nationalisme”.
Artikel door Peter Delsing uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Maar de beweging in Catalonië is een tegenstrijdig fenomeen. Een breuklijn tussen economische klassen met tegengestelde belangen loopt dwars door het streven naar onafhankelijkheid. Aan de ene kant staan Puigdemont en zijn elitaire medestanders, die rechts en pro-besparingen zijn. Brede lagen van de Catalaanse massa’s aan de basis van de nationale beweging, echter, zien onafhankelijkheid als een manier om te breken met de neoliberale achteruitgang en de repressie van de regering-Rajoy. Puigdemont en de PDeCAT riepen onder immense druk van de werkenden en jongeren op straat de onafhankelijkheid uit. Daarvoor was hun positie altijd geweest: de fiscale bijdrage van Catalonië aan de centrale regering heronderhandelen.
Ondertussen stemde de Catalaanse burgerij met haar voeten tegen onafhankelijkheid, door zetels van bedrijven te delokaliseren naar de Spaanse staat. Ze vrezen de sociale gevolgen van de massabeweging rond zelfbeschikking en nationale rechten, die historisch links is en sociale eisen kan beginnen stellen. De Catalaanse bankiers en industriëlen huiveren voor een quasi-revolutionaire stemming die in zo’n situatie kan ontwikkelen. Als Puigdemont vandaag stelt dat hij “tegen een eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring is,” dan vervoegt hij zijn broodheren van de Catalaanse burgerij en komt hij terug tot zijn oorspronkelijke standpunt. Karl Marx wees er al op dat de burgerij sinds 1848 meer schrik had van de massa van loontrekkenden achter zich, dan voor de feodale reactie van de koningen!
Deze sociale achtergrond toont aan hoe hypocriet de houding is van de N-VA. Aan de basis is de beweging in Catalonië een sociale en antifascistische beweging. De N-VA is hard neoliberaal. Haar parlementsleden en ministers steken hun sympathie voor een meer autoritair beleid niet onder stoelen of banken. De nationale beweging in Catalonië gebruikt aan de basis de methode van algemene stakingen en massale betogingen: de methodes van de arbeidersbeweging. De N-VA werpt zich op als anti-stakerspartij. Samen met de regering-Michel houdt ze niet op om het stakingsrecht aan te vallen, zoals bij de NMBS. Maar in Catalonië mag er wel gestaakt worden, zolang het maar om nationale en niet om sociale rechten gaat? De hypocrisie van de rechtse nationalisten druipt eraf.
De Wever en co. hebben zich op de Catalaanse zaak van hun “vriend” Puigdemont geworpen, mede om hun gebrek aan communautaire daadkracht in België te verdoezelen. De voorwaarde om een hard besparingsbeleid te kunnen voeren, was dat de “staatshervorming” de ijskast in moest. Voor die verlokking van een zware aanval op de werkende klasse en haar rechten is de N-VA geplooid. Bovendien botst ze op het feit dat de belangrijkste klassen in België, de kapitalistische en de arbeidersklasse, beiden in meerderheid tegen een opsplitsing van het land zijn.
De Belgische burgerij was enkel bereid de kleinburgerlijke elementen van de N-VA – dat meer de kleinere KMO-bazen, de advocaten, vrije beroepen en misnoegde rechtse intellectuelen vertegenwoordigt – de macht toe te vertrouwen als de communautaire agenda van tafel verdween en plaats ruimde voor een Thatcheriaans beleid. Daarbij zou ze zien hoe lang zo’n provocatie tegen de arbeidersbeweging zou duren en ondertussen de meerwinsten incasseren.
De N-VA maakt een communautaire spreidstand omdat voor de kleinburgerij de grote burgerij dienen doorgaans voorgaat op de eigen, irreële politieke fantasmen. In de werkelijkheid zijn de N-VA en Puigdemont tegen een progressieve meerderheid die zelfbeschikking zou kunnen gebruiken, zoals in Catalonië, om met strijdbare methodes van massastrijd de winstpolitiek af te werpen. Daarvoor zouden de linkse formaties in Catalonië een programma naar voren dienen te brengen dat de nationaal-democratische rechten onmiddellijk koppelt aan de strijd voor socialistische eisen. Democratische nationalisatie van de sleutelsectoren, gekoppeld aan een oproep naar de Spaanse en Europese werkenden om dat voorbeeld te volgen, zou de krachtsverhoudingen tussen de klassen in Catalonië, Spanje en op het hele continent drastisch kunnen wijzigen.
-
Gevestigde partijen jutten nationale verdeeldheid op om opgaande sociale strijd te bestrijden

Foto: Jente De laatste maanden spoelen golven van ongenoegen en woede over het brutale regeringsbeleid over het land. De regering en de gevestigde media proberen het voor te stellen als “politieke stakingen” van de Franstaligen die de N-VA-regering weg willen om de PS terug aan de macht te brengen. Als het verzet tegen het asociale beleid een verschillende impact heeft langs Nederlandstalige en Franstalige kant, heeft dit veel te maken met een verschillende strategie van vakbondsleiders. Het ongenoegen is langs beide kanten van de taalgrens quasi gelijk. De Vlaamse vakbondsleiders lijken bang om te pleiten voor de val van de regering, langs Franstalige kant kunnen ze niet om die oproep heen.
Artikel door Anja Deschoemacker uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Er zijn verschillende tradities, maar dit argument moet niet overroepen worden. Er is ook een verschillend politiek landschap. De federale regering heeft langs Franstalige kant nooit een meerderheid gehad. Waar de Vlaamse regering gewoon de federale regering is zonder de MR, zijn in Wallonië en Brussel regeringen aan de macht waarin de PS een sleutelrol speelt. Hoewel ook daar het besparingsbeleid dat de PS voerde – en voert op regionaal en lokaal vlak – nog met bitterheid herinnerd wordt (getuige de opgang van de PVDA in peilingen), lijkt een alternatief op de federale regering er evident en in lijn met de bestaande regionale coalities: Di Rupo II. In Vlaanderen is dit anders: de N-VA aan de kant zetten, zowel federaal als in Vlaanderen, is mathematisch mogelijk met de huidige parlementaire meerderheden, maar het betekent wel een partij aan de kant zetten die onbetwistbaar de grootste Vlaamse partij is.
Dus ja, de arbeidersbeweging wordt in België geconfronteerd met verschillende situaties die op bepaalde momenten ook kunnen leiden tot een verschil in wat op korte termijn mogelijk wordt geacht. Van daar de sprong maken naar de voorstelling van zaken waarbij de regering-Michel geen sociale basis heeft in Franstalig België maar wel de steun heeft van “het Vlaamse volk”, inbegrepen de Vlaamse arbeidersklasse die dan wel “begrip” zou hebben voor het harde besparingsbeleid, is echter van de pot gerukt. De deelname van de Vlaamse arbeiders in het eerste actieplan in 2014 en in de massabetoging van oktober 2015, de steun onder de bevolking aan de actiegolven en de afkeer van de regeringsmaatregelen,… tonen duidelijk het tegendeel aan.
Het is echter niet verwonderlijk dat de regering en de burgerlijke media volop de sociale strijd proberen te communautariseren. Nationale verdeeldheid opjutten in perioden van opgaande sociale strijd is een klassiek instrument van de gevestigde partijen in dit land en dat overigens aan beide zijden van de taalgrens. Tot voor kort gaven Belgische diplomaten en politici overal ter wereld advies over hoe men intelligent kan verdelen en heersen in landen waar nationale conflicten bestaan. De nationale kwestie is de voornaamste reden waarom in de recente Belgische officiële geschiedenis nog nooit een regering is gevallen over de nochtans regelmatig tumultueuze strijd van de arbeidersklasse. Ook in de jaren ’80 werd het vallen van de regeringen geweten aan de kwestie Voeren, niet aan de langdurige en massale sociale strijd tegen de regeringen Martens met baby-Thatcher Verhofstadt. Een regering die valt over de eisen van de arbeidersbeweging brengt onmiddellijk de daaropvolgende regering in de problemen met een hoge druk voor een meer sociale politiek. De gevestigde partijen in België zijn op die manier solidair met elkaar. Eens ze hun besparingen erdoor krijgen, kan nationale verzoening volgen.
Nu is er echter de N-VA, die door de burgerij niet vertrouwd kan worden om dit spelletje correct te blijven spelen. De partij die Vlaamse onafhankelijkheid wil, was bereid om de nationale kwestie vijf jaar te begraven om een hard besparingsbeleid te kunnen voeren dat in de smaak zou vallen van het Vlaamse patronaat. De burgerij nam een berekend risico door ze regeringsverantwoordelijkheid te geven, in de hoop zo twee vliegen in één klap te slaan: een aantal natte dromen van het Belgische patronaat realiseren, vooral in termen van een anti-vakbondspolitiek, én het aan de macht verbranden van de N-VA om zo terug tot stabiliteit in België te komen.
We moeten als arbeidersbeweging inzicht verwerven in dit politieke schaakspel om er op te kunnen antwoorden. We moeten ons echter niet laten afleiden van de klassenstrijd, de enige strijd die de basis creëert voor de oplossing van zowel de sociale problemen als de nationale kwestie. We moeten discussiëren en ervoor zorgen dat in het najaar alle neuzen in één richting staan: een tweede actieplan dat een overwinning nastreeft op alle centrale eisen van de beweging, in het kort een einde aan het besparingsbeleid en het terugkomen op de aanvallen op de rechten en verworvenheden van de arbeidersklasse die al zijn gestemd. Daarvoor zal deze regering moeten vallen, daar kunnen we niet omheen. Het is niet dé oplossing, maar het is een noodzakelijke stap ernaartoe.
Anja Deschoemacker schreef het boek ‘De nationale kwestie in België.’ Dit boek telt 298 pagina’s en is via onze webshop beschikbaar voor 18 euro (verzendkosten inbegrepen).
-
Aristocraat Bourgeois: “Schild en kapitaal.” Ons antwoord: solidariteit, tous ensemble!
Ongenoegen tegen rechtse beleid kent geen taalgrens, onze strijd samen organiseren! Tous ensemble!

Op de ACOD-actie in Gent op 31 mei verdeelden we affiches om de stakende cipiers en spoormannen te steunen. Deze affiches waren bijzonder populair onder de Vlaamse syndicalisten. Foto: socialisme.be De aanblik van de Groeningekouter in Kortrijk met enkele honderden Vlaams-nationalisten erop deed minister-president Bourgeois blijkbaar likkebaarden van een herhaling van de Guldensporenslag. Tijdens de Brugse Metten aan de vooravond van de Guldensporenslag werden de Franskiljons uitgemoord in een etnische zuivering waarbij wie “Schild en vriend” niet correct kon uitspreken het niet overleefde.
Het lijkt erop dat heer Bourgeois vandaag hetzelfde wil herhalen, maar dan in naam van “Vlaams schild en kapitaal”, waarbij de afkomst van het kapitaal er niet toe doet. Wie het waagt om voor zijn levensstandaard op te komen, verdient enkel minachting en gespuw. Wie van het democratisch mensenrecht dat het stakingsrecht is gebruik wenst te maken, is een Waal. Voor aristrocraat Bourgeois is dat zowat het ergste verwijt dat er is.
Deze nieuwe versie van de Guldensporenslag doet denken aan een bekende uitspraak van Marx: “De geschiedenis herhaalt zich soms: de ene keer als tragedie, de andere keer als klucht.” De media en gevestigde politici hebben het nu vooral over het gebruik van het woord ‘spuwen’. Daar is nochtans al langer een maatregel tegen ingevoerd: in het openbaar spuwen kan een GAS-boete opleveren. Door enkel daarop te focussen wordt de aandacht afgeleid van wat Bourgeois eigenlijk zei: ‘al wie zich tegen het Thatcheriaanse bewind verzet, moet zwijgen en oprotten.’
Met deze uitspraken is Bourgeois niet aan zijn proefstuk toe. Begin januari 2015 sprak hij voor de Franstalige zakenclub Cercle Lorraine, voor het neoliberalisme van de N-VA-bourgeois is er geen taalgrens. Bourgeois stelde er: “Ik besef dat ik hier voor een elite spreek. Maar ik geloof in de positieve kracht van een elite. U hebt allen grote verantwoordelijkheden, ik zou u willen vragen die verantwoordelijkheid te blijven opnemen.”
Met Franstalige kapitalisten heeft Bourgeois duidelijk minder problemen dan met Vlaamse stakers. Want laat daar geen onduidelijkheid over bestaan: in de recente stakingsgolf werd ook in Vlaanderen gestaakt. De betoging van 24 mei werd nationaal ondersteund door een meerderheid van de bevolking, ook in Vlaanderen was er bijzonder grote steun. De staking van 24 juni werd misschien wat minder opgevolgd, maar dat was ook langs Franstalige kant het geval. Het was in de Antwerpse haven dat De Wever en Jambon de oproerpolitie inzetten om stakersposten te verwijderen en daarmee meteen het stakingsrecht aan banden te leggen. De taalgrens liep op 24 juni blijkbaar kriskras over de Antwerpse Scheldelaan.
Bij de spontane stakingen van spoorpersoneel ging tot de helft van het Brugse of Antwerpse personeel mee in staking. Vlaamse cipiers keken ongetwijfeld met groeiende afschuw naar hun eigen vakbondsleiders die de Franstalige collega’s alleen lieten strijden waarbij ze meer uit de brand sleepten dan de Nederlandstalige vakbondsleiders ooit verhoopt hadden. Dit zal ongetwijfeld de autoriteit van de Nederlandstalige vakbondsleiders bij de cipiers ondermijnen, wat een aanzet kan zijn tot spontane stakingsgolven zoals we die de voorbije maanden langs Franstalige kant en in Brussel zagen.
Uiteraard dient Geert Bourgeois met zijn uitspraken een bepaalde agenda: die van de superrijken. Zoals we in maandblad ‘De Linkse Socialist’ deze maand titelen: “Gevestigde partijen jutten nationale verdeeldheid op om opgaande sociale strijd te bestrijden.” Het terug bovenhalen van het communautaire heeft als doel om het rampzalige sociale, lees: asociale, beleid te doen vergeten. Het is een tactiek die heel veel wordt toegepast. Regeringen die de afgelopen decennia vielen na een beweging van sociaal protest grepen steevast naar het communautaire als officiële excuus voor de val en inzet van de campagne. Zelfs een liefelijk wandeldorp als Voeren werd plots een onoplosbare politieke knoop van nationaal belang.
Bourgeois heeft begrepen dat het communautaire moet gepromoot worden om het besparingsbeleid te doen vergeten. Het is natuurlijk niet echt taktisch om vervolgens de communautaire insteek vast te knopen aan het sociaal verzet. Zeker niet op een ogenblik dat er nog een ronde van sociale strijd aangekondigd is met een grote betoging op 29 september en een staking in gemeenschappelijk vakbondsfront op 7 oktober.
Aan ons om bij de acties de verdeeldheid spuwende marionetten van de 1% rijksten van antwoord te dienen. We kunnen dat door er een succes van te maken in alle delen van het land. Het ongenoegen is niet communautair gekleurd, het is overal aanwezig. We kunnen dit het best in actie omzetten door de betrokkenheid te vergroten met informatiecampagnes in de zomer, personeelsvergaderingen om de regeringsplannen en het verzet ertegen toe te lichten en over de actievormen te stemmen en uiteraard door een zo groot mogelijke mobilisatie op 29 september en 7 oktober. Door daar nu al aan te beginnen op bedrijfsvlak zal het moeilijker zijn voor vakbondsleiders om op het laatste moment terug te krabbelen. Dat kunnen we ons niet permitteren met neoliberale politici als Geert Bourgeois die klaar staan om de aanval op onze levensstandaard met Thatcheriaanse snelheid verder te zetten.
-
[Dossier] De nationale kwestie in België: een actuele stand van zaken

‘De nationale kwestie in België’ door Anja Deschoemacker is op 9 april uitgekomen. Het boek telt 298 pagina’s en kost 18 euro (verzendingskosten inbegrepen). Bestel het via onze webshop. Dossier door Anja Deschoemacker. Deze tekst verschijnt als voorwoord in het boek ‘De nationale kwestie in België. Een antwoord van de arbeidersbeweging is nodig’.
In de eerste helft van 2016 beginnen we – na anderhalf jaar van rechtse “sociaaleconomische” regering, waarbij de communautaire kwestie de koelkast in ging – zicht te krijgen op hoe het spel in 2019 gespeeld zal worden. Reeds onder druk van Vlaamsgezinde kringen, die zure oprispingen krijgen van alles wat maar kan lijken op belgicisme, kreeg de N-VA-leiding in de nazomer de wacht aangezegd door Groen, dat oproept om in 2019, samen met de federale en regionale verkiezingen, een referendum over Vlaamse onafhankelijkheid te houden. Na samenspraak met een rits van Vlaamsgezinde organisaties besliste de N-VA onder leiding van Hendrik Vuye een werkgroep aan het werk te zetten om concrete voorstellen voor het “confederalisme” uit te werken.
De reacties van hun coalitiepartners (CD&V, Open VLD en MR) spreken boekdelen. Enerzijds weerklinkt de mantra van de “trouw aan het regeerakkoord”: geen staatshervorming, wel een Thatcheriaanse afbraak van wat overblijft van de welvaartsstaat, waarbij ook de macht van de vakbonden ernstig moet worden ingeperkt. Confederalisme is niet iets dat tijdens dit mandaat op de tafel ligt. Anderzijds krijgen we van diverse toppers van deze partijen te horen dat ze N-VA niet willen volgen in het verder uitkleden van de Belgische staat, bij CD&V is men hoogstens te vinden voor een kleine staatshervorming, die nog een aantal details verschuift. Een brede enquête (“Sterker België geen taboe meer”, De Standaard 25/01/2016) onder de huidige Kamerleden, uitgevoerd door de politicologen Dave Sinardet (VUB), Jérémy Dodeigne en Min Reuchamps (beide UCL), toonde aan dat Vlaamse eisen en identificatie op hun retour zijn en dat men ook vragende partij is voor een herfederalisering van een aantal bevoegdheidsdomeinen, waaronder buitenlands beleid en veiligheid, maar ook bijvoorbeeld de geluidsnormen. Enkel bij N-VA en Vlaams Belang bestaat de wil om de sprong naar confederalisme te maken.
Dit alles gebeurt tegen de achtergrond van een economische situatie waarin een zeer magere groei het beste is wat te verwachten is. Sinds de financiële crisis uitbrak in 2007 hebben we overal ter wereld een versnelling gezien in de afbraak van de verworvenheden van de arbeidersbeweging en dus in de levenstandaard van de meerderheid van de bevolking. Wereldwijd groeide een kloof tussen arm en rijk die weergegeven worden in de cijfers van Oxfam: de 62 rijkste individuen bezitten evenveel rijkdom als de armste helft van de wereldbevolking. Terwijl in de crisis de rijksten hun inkomen fors verder zagen stijgen, betaalde de 99% van de bevolking – de arbeidersklasse en de kleine middenstand – het gelag. Bij het uitbreken van de crisis leefden 1,57 miljoen Belgen onder de armoedegrens, in 2014 was dat al opgelopen tot 1,73 miljoen. In Vlaanderen worden wekelijks 80 tot 250 huishoudens op straat gezet na bevel van een vrederechter, de stijgende huurprijzen worden als voornaamste reden hiervoor aangehaald. Kinderen gaan met honger naar school. Deurwaarders doen gouden zaken.
In België liep de heersende klasse wat achterstand op in de omslag naar een meer brutale besparingspolitiek, vooral door de electorale instabiliteit. Eventjes waren we terug in het “geïtalianiseerde” België van eind jaren 1970, begin jaren 1980: moeilijke coalitievormingen gevolgd door onstabiele regeringen die er al snel de brui aan gaven. Een stevige stap voorwaarts werd gezet door de regering Di Rupo met besparingsmaatregelen van naar eigen zeggen in totaal 22 miljard euro. De rechtse regering die hem opvolgde in 2014 was voor het patronaat meer dan een stevige stap voorwaarts, het was een ernstige sprong voorwaarts. Taboes sneuvelden en het sociale overleg – centraal in de Belgische politiek sinds de Tweede Wereldoorlog – werd hardhandig opzij gezet.
Niets is heilig – en veilig – voor deze coalitie onder leiding van N-VA aan Vlaamse kant en met MR als enige Franstalige partij: sociale zekerheid, openbare diensten, pensioenen, … Je kunt de hele lijst samenvatten in één begrip: de naoorlogse welvaartstaat. Deze is opgebouwd op basis van economische groei, gecombineerd met harde en aangehouden arbeidersstrijd om hun deel van de koek binnen te halen. Het gebeurde in een wereldwijde context waarin een alternatief voor het kapitalisme bestond in de vorm van reëel bestaande arbeidersstaten, weliswaar met ernstige en uiteindelijk terminale stalinistische misvormingen. Sinds de val van de Berlijnse Muur in 1989 wil de kapitalistische klasse overal ter wereld terugkomen op haar naoorlogse toegevingen en de klok terugdraaien.
In België is de burgerij een heel eind op die weg kunnen gaan, niet door het opgeven van de klassencollaboratie die sinds de Tweede Wereldoorlog ingebakken zit in het systeem, maar juist door het doorzetten ervan in een speciale vorm, met een speciale burgerlijke partij – een verburgerlijkte partij – als de spil ervan: de Franstalige sociaaldemocratie. Tussen 1987 en 2014 werd het land geleid door de twee partijen die dominant waren in hun taalgebied en tevens verbonden waren met de vakbonden: CVP en PS, met hun anderstalige zusterpartijen. Zij slaagden daar waar de rechtse christendemocratisch/liberale regeringen van de eerste helft van de jaren 1980 faalden: ze deden de staatsschuld afnemen door een structurele afbouw van de welvaarsstaat en de verworvenheden van de arbeidersklasse.
Het is belangrijk de rol van de traditionele partijen te bekijken om te kunnen begrijpen wat er sindsdien op electoraal vlak in Vlaanderen is gebeurd. Hoewel racisme een belangrijke component was bij de kiezers van het Vlaams Blok/Belang, kon hun stemmenaantal slechts stijgen tot bijna een kwart van de stemmen door de onderliggende afkeer van de grote partijen die onder brede lagen leefde. Agalev (nu Groen) sprong even op, maar bewees in de regering al evenmin de verdediger van de belangen van de 99% te zijn en betaalde daar electoraal onmiddellijk de prijs voor. Uiteindelijk kon – na nog een korte zijsprong langs LDD – een groot deel van de afkeerstemmen zich richten op een niet-fascistische, maar stevig rechtse en populistische partij: de N-VA. Die had door haar kartel met CD&V aan geloofwaardigheid gewonnen.
Voor het eerst in de geschiedenis was een partij die niet door de burgerij gecontroleerd werd de dominante partij in Vlaanderen. Het opnemen van kleinburgerlijke nationalistische of regionalistische (maar ook de groene) krachten in de regering om ze ter verbranden aan de macht, is geen nieuwigheid voor de Belgische politiek. Het is integendeel zelfs een vast onderdeel van het repertoire. Zet hun ministers op zaken die hun onmiddellijke achterban schaden en hun stemmen verschuiven bij de volgende verkiezingen terug naar één van de traditionele partijen. VU, FDF, RW en ook Groen en Ecolo hebben het allemaal moeten ondergaan.
Maar het langdurige onderliggende proces van de afkalving van de traditionele partijen ging vooral in Vlaanderen gewoon verder, gecombineerd met een gebrek aan alternatief op de besparingspolitiek ten voordele van de 1% vanwege de arbeidersbeweging. Toen de stemmen nog richting Vlaams Blok/Belang gingen, was dat een ernstige stoorzender. Maar door het cordon sanitaire en de onmogelijkheid om tot een nationale regering met het VB te komen, veranderde dat weinig aan het soort coalities dat aan de macht kwam. De opname van de N-VA als dominante Vlaamse partij in een regering die niet de dominante Franstalige partij bevat, houdt veel grotere risico’s in dan eerdere experimenten.
Zoals we met LSP steeds opnieuw naar voor brachten, was het in de weken voor de verkiezingen van 2014 duidelijk dat de burgerij, bij monde van haar ernstige pers, vooral een stabiele regering wou die zou verzekeren dat de achterstand in brutale besparingspolitiek, opgelopen door de politieke crisis, werd ingehaald.Di Rupo II was in aanmaak en de verkiezingsresultaten gaven daar ook de mogelijkheid toe, ditmaal zelfs mét meerderheid in Vlaanderen. Maar het viel niet te ontkennen dat de N-VA de grootste Vlaamse partij. Ze was, met een mengsel van proteststemmen tegen de traditionele partijen en het leegzuigen van het electoraat van het Vlaams Belang, onmiskenbaar dé winnaar van de verkiezingen. Toen de N-VA-leiding dan bovendien, “Voka is mijn baas” indachtig, verzekerde dat voor hen de communautaire kwestie tot 2019 de koelkast in mocht en dat een regering zonder PS “al een staatshervorming op zich is” – dat met andere woorden gefocust zou worden op het doen sneuvelen van een aantal taboes die het patronaat al decennialang wil breken – werd van strategie gewijzigd. De risico’s ervan werden al onmiddellijk duidelijk: een historisch actieplan van de vakbonden bracht de regering al snel aan het wankelen. Ook de regering-Di Rupo had vanaf het begin af te rekenen met vakbondsverzet, maar de tonaliteit van de acties en de betrokkenheid van brede lagen van werkenden was volledig anders. Indien de vakbondsleidingen in januari 2015 de acties opnieuw hadden gelanceerd, dan lag deze regering nu al tegen de keien, om vervangen te worden – zonder verkiezingen – door een alternatieve meerderheid in het parlement, t.t.z. Di Rupo II.
Door de zwakheid van de vakbondsleiding is het zo niet gelopen. De regering-Michel wordt dan wel omschreven als een kibbelkabinet, de interne samenhang is soms ver te zoeken, de profilering van elke deelnemende partij gaat voorop op de regeringsbelangen, … Maar de brutale besparingen en aanvallen op de arbeidersklasse gaan verder. De vakbondsleiding rekent erop dat de N-VA in de volgende verkiezingen zwaar bestraft zal worden voor haar beleid en dat we dan terug kunnen naar de “goede oude tijden” van de graduele ontmanteling van de welvaartstaat waarin zij hun zegje kunnen doen om de pil te verzachten. Geen oplossing, maar “het minste kwaad”.
Groot-Brittannië, waar de regering Cameron een hard besparingsbeleid voerde, maar waar de vakbondsleiding erop rekende dat daarna Labour terug aan de macht zou komen en het dus beter was het einde van de slechte tijden af te wachten, toonde echter recent nog dat de afstraffing van de brutale regeringspartij niet automatisch gebeurt indien het alternatief niet veel beters te bieden heeft. In België is de positie van de N-VA, in tegenstelling tot de Tories in Groot-Brittannië geen traditionele burgerlijke partij, quasi volledig gebaseerd op de zwakte van de tegenstander en het gebrek aan alternatief. De vakbondsleiding in België speelt dus een gevaarlijk spel.
Ondertussen heeft het bestaan van een historische regering geleid door de dominante Vlaams-nationalistische partij zonder dat de minste stap wordt gezet in de communautaire kwestie geleid tot enig gegrom binnen de Vlaamse beweging, zeker tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in Schotland en Catalonië. Dit gegrom maakte dat de N-VA zeer recent dan toch een stap moest zetten om te tonen dat het confederalisme haar doel bleef. Een werkgroep zal nu concrete voorstellen uitwerken.
Het Vlaams-nationalisme vormt de kern van deze partij, Vlaamse onafhankelijkheid is haar grootste doel. Maar haar enorme groei – in stemmen, maar ook in leden – heeft de partij ook veranderd. Zelfs nu hun aantal stemmen volgens een recente peiling (Le Soir, 26/01/2016) terug lijkt te vallen van 32,4% in de federale verkiezingen van mei 2014 naar 28,5%, is dat nog altijd een veel groter aantal kiezers dan die voor onafhankelijkheid of verregaande autonomie van Vlaanderen. Alle ernstige studies en peilingen schatten deze laatste groep op 10 tot maximaal 15%. Niet enkel onder de leden, maar ook onder de mandatarissen van de partij zijn er heel wat mensen die met Vlaams-nationalisme niets te maken hebben, die aangetrokken zijn door het populisme en het racisme in hun discours of door hun positionering als meest neoliberale partij. Of simpelweg door de hoge carrièrekansen die de kleine partij met ineens een groot aantal postjes in aanbod.
De kans dat de N-VA zich vestigt als een vrij stabiele dominante kracht, in navolging van bijvoorbeeld de SNP in Schotland (de CIU in Catalonië is de laatste jaren in snel tempo haar stabiliteit en haar meerderheid kwijtgeraakt) blijft daarom relatief klein. De spreidstand tussen een “verantwoordelijke beheerder” van het Belgisch kapitalisme en de voorvechter van Vlaamse autonomie/onafhankelijkheid is gewoon te groot. Je kunt beide posities niet eeuwig tegelijk aanhouden zonder dat er breuken optreden. Partners vinden, in Vlaanderen maar zeker in Franstalig België, voor een verregaande staatshervorming die het confederalisme inhoudt na een campagne die focust op de “transfers” naar Brussel en Wallonië, lijkt ons voor 2019 een onbegonnen zaak. Er is al het obstakel dat de huidige meerderheid een aantal grondwetartikelen open voor discussie moet verklaren opdat een volgende regering daar iets mee aan kan vatten. Zal daar overeenstemming over bestaan? Vandaag lijkt alles te wijzen op een negatief antwoord.
Kan de weg van het referendum gekozen worden, zoals Groen-voorman Kristof Calvo voorstelt? Dan moet overeenstemming gevonden worden over wat de vraagstelling zal zijn. Wordt het een referendum over Vlaamse onafhankelijkheid, dat dan noodzakelijkerwijs enkel onder de Vlaamse bevolking wordt gehouden? Weinig waarschijnlijk gezien het kleine draagvlak ervoor. Gaat de vraag over de splitsing van België, wat dan in heel België gehouden moet worden? Idem. Gaat het om een vraag voor meer bevoegdheden? En welke dan? En wordt een meerkeuze-optie voorzien, waarbij mensen ook kunnen kiezen voor herfederalisering van een aantal bevoegdheden? De complexiteit ervan, gecombineerd met de tegengestelde belangen tussen de verschillende partijen, voorspellen dat het waarschijnlijk een lange discussie wordt, als ze al wordt gevoerd.
Wat ons betreft, zien we in de oproep van Groen – die de N-VA wil uitdagen op haar eigen terrein – geen stap vooruit. De nationale kwestie is een gevaarlijke materie om mee te spelen, zeker op momenten waarop de heersende klasse geen oplossing meer vindt voor de problemen inherent aan haar systeem terwijl de arbeidersklasse nog geen alternatief kan voorstellen. De situatie kan snel ontsporen en leiden naar grote politieke onstabiliteit, zoals de burgerij in Catalonië nu ervaart. Het inspelen op het nationale gevoel om de aandacht af te leiden van de negatieve effecten op de meerderheid van de bevolking van de besparingspolitiek die wordt gevoerd, ontploft op die manier in haar gezicht. Volgens LSP zal gelijk welke “oplossing” voor de nationale kwestie die binnen het kader van het kapitalisme blijft, een nepoplossing blijken en het nationale probleem onder nieuwe verhoudingen opnieuw creëren.
Waarom? Omdat de nationale kwestie voor de burgerij iets is wat ze gebruikt om de arbeidersklasse te verdelen en de buit binnen te halen. Het is de kortzichtige politiek van de tot CD&V hernoemde CVP onder leiding van Yves Leterme – die in plaats van in te spelen op het protest van de christelijke arbeidersbeweging tegen de onderfinanciering van zorg en openbare diensten ervoor koos om op Vlaams-nationalistische kar te springen om haar te onderscheiden van de regeringspartijen – die de condities heeft gecreëerd waaronder een charismatische leider als Bart De Wever de opgang van zijn partij kon verzekeren. De laatste staatshervorming, die nu in de fase van de uitvoering is, was niets anders dan het verdelen van de besparingsoperatie over alle gelederen van de staat.
De nationale kwestie in een notendop: de strijd voor de verdeling van de tekorten. Enkel wanneer de discussies tussen verschillende nationale groepen kan gaan over de verdeling van de rijkdom, kunnen die discussies leiden tot meer samenwerking en harmonie. Maar de door de meerderheid van de bevolking geproduceerde rijkdom verdwijnt in steeds grotere mate in de zakken van de kapitalisten, de 99% mag vechten voor de steeds kleiner wordende kruimels. De N-VA heeft daar geen probleem mee, van de oude progressieve stromingen in het Vlaams-nationalisme die sociale doelstellingen nastreefden inzake onderwijs, jobcreatie, armoedebestrijding zijn in haar rangen bitter weinig sporen te vinden. Wat de N-VA ons wil doen geloven, is dat het met de meerderheid van de Vlamingen beter zou gaan indien we een aantal kruimels van de Walen en Brusselaars kunnen afpikken… en allemaal Voka als onze baas krijgen!
Linkse partijen zouden zich in deze periode niet moeten bezighouden met het opstoken van het nationale vraagstuk, zeker niet wanneer op datzelfde moment de vakbondsbasis massaal aantoont dat zij alvast klaar staat om met deze besparingsregering af te rekenen. In plaats van zich op te werpen als de verdediger van de vakbondseisen in het parlement roept Groen op om de verkiezingen van 2019 nog maar eens te laten gaan over de nationale kwestie. De SP.A is nog steeds bezig haar weg te zoeken, maar ook zij bood geen steun aan de vakbondseisen. Meer nog, in het boekje van de nieuwe voorzitter werd nog maar eens een volledige hervorming van de sociale zekerheid bepleit. Enkel het model van sociale afbraak verschilt van de huidige regering.
Het gebrek aan brede partijen die echt de belangen van de arbeidersbeweging verdedigen, ligt aan de basis van de kracht van een kleinburgerlijke partij als de N-VA. Zelfs als de N-VA zich verbrandt aan de macht en na deze regering terug aan de kant wordt geparkeerd, zal de afkalving van de traditionele partijen samen met het vacuüm door de afwezigheid van een arbeiderspartij leiden tot andere kleinburgerlijke formaties (of het heropleven van het Vlaams Belang).
Uiteindelijk moet de klassenkwestie – wie beslist over de productie van rijkdom en aan wie komt die toe: de 99 of de 1% – worden opgelost vooraleer kan overgegaan worden tot een echte oplossing van de nationale kwestie in België. Dat is wanneer we kunnen praten over het verdelen van de middelen die aanwezig zijn in de samenleving en niet enkel over de kruimels die ons door de kapitalistische klasse worden gelaten.
Het spreekt vanzelf dat geen enkele linkse activist sympathie kan tonen voor het huidige Vlaams-nationalisme, het reactionaire karakter ervan is elke dag opnieuw duidelijk in de verklaringen, het discours en de beslissingen van deze regering en de N-VA-ministers. Vlaams-nationalisten zien echter een tegenspraak bij linksen die wel oproepen voor de Schotse of Catalaanse onafhankelijkheid, maar niets willen weten van de Vlaamse beweging. Een woordje uitleg voor hen in dit voorwoord, waarbij ik ook de kans aangrijp om het ook over de Waalse regionalisten te hebben, in het verleden en vandaag.
Bij het referendum in Schotland (ja of neen voor onafhankelijkheid, september 2014) riep onze zusterorganisatie Socialist Party Scotland op voor een ja-stem. Dit reduceren tot voor Schotse en tegen Vlaamse onafhankelijkheid zijn, is uiteraard ridicuul. In een referendum over onafhankelijkheid moet je “ja” of “neen” zeggen, standpunten over complexe zaken laten zich niet hiertoe beperken. Lezers van dit boek worden alvast uitgenodigd om, indien ze het Engels niet machtig zijn, de vertalingen van uitgebreide artikels van onze Schotse zusterorganisatie te bekijken.
De Socialist Party Scotland is voor een socialistisch onafhankelijk Schotland binnen het kader van een socialistische confederatie van de Britse eilanden en van Europa. Een flinke mondvol, maar in niet-programmataal betekent dit dat voor ons de Schotse onafhankelijkheid kadert in de strijd tegen het Britse kapitalisme, in de kansen voor de socialistische strijd. De SNP heeft bij de laatste verkiezingen voor het Britse parlement 56 van de 59 zetels binnen gehaald. De Tories zijn eerder al van het toneel verdwenen, ze halen nog amper één zetel. En nu gebeurde hetzelfde met de verburgerlijke Labour Party dat ook nog maar één zetel overhoudt. In het Schots parlement beschikt de SNP over een absolute meerderheid. Het is een betrouwbare besparingspartner voor Westminster. Maar het discours doet eerder sociaaldemocratisch aan en staat dus mijlenver van dat van Bart De Wever.
Achter de onafhankelijkheidsgevoelens bij brede lagen van de Schotse arbeidersklasse en zeker bij de jeugd ligt de wens komaf te maken met het besparingsbeleid. De gedachte dat de Schotten een socialere politiek zouden hebben dan nu het geval is in Groot-Brittannië als ze daar zelf over kunnen beslissen, is stevig verankerd in de ervaringen van de Thatcher-periode gevolgd door de Blair-periode. Dat is de periode waarin Labour zich omvormde tot New Labour en geen enkele van de zware besparingen onder Thatcher of pakweg de harde anti-vakbondswetten ongedaan maakte. De Socialist Party Scotland roept op tot verzet tegen het besparingsbeleid, ook via de nationale kwestie, ook door Schotse onafhankelijkheid. Maar dit moet gebeuren zonder de banden te breken met de Engelse, Welshe en Ierse arbeidersklasse. Schotse onafhankelijkheid zoals de SNP het voorstelt, betekent immers nog steeds dat de meerderheid van de Schotten onder het juk van het kapitalisme blijft leven en geen uitweg aangeboden krijgt voor hun problemen. Een socialistisch onafhankelijk Schotland zou de arbeidersklasse in de andere regio’s in de federatie oproepen tot de strijd voor de machtsovername en voor de vorming van een vrije en vrijwillige socialistische confederatie.
Wat in deze achtergrond is vergelijkbaar met het Vlaams-nationalisme van de N-VA (of bepaalde kringen binnen CD&V of van Vlaams Belang)? Niets. Je kunt geen appelen met peren vergelijken. Schotse socialisten verlenen steun aan een idee dat vrij vaste grond heeft gekregen onder een belangrijk deel van de arbeidersklasse, vooral bij de syndicaal en politiek meest bewuste laag. Ze gaan de discussie met hen aan en leggen uit dat het een illusie is echte onafhankelijkheid en de macht van onderuit te verkrijgen onder het kapitalisme, dat de strijd voor socialisme gevoerd moet worden en dat dat niet kan zonder klasseneenheid met hun collega’s in de andere Britse regio’s. Ze zien in de strijd voor Schotse onafhankelijkheid een leerschool voor de arbeidersklasse in de strijd voor socialisme.
Daarentegen is het dominante nationalisme in Vlaanderen – op dit moment belichaamd door N-VA – niet het nationalisme van de arbeidersklasse die met haar nationale strijd een betere positie wil verkrijgen in haar strijd met de burgerij. Het is het nationalisme van de huidige dominante nationale groep, die weliswaar een geschiedenis van knechting achter de rug heeft in het officieel Franstalige België. Haar centrale punt is revanchisme, het nemen van wraak, het herhalen van de geschiedenis, maar nu met henzelf als dominante groep. Het nationalisme van Bart De Wever heeft even weinig te maken met het linkse nationalisme dat kan ontstaan in de arbeidersklasse van gedomineerde nationale groepen, als het nationalisme van figuren als Destrée, de Waalse regionalistische topman van de BWP.
Zijn “Brief aan de Koning” van 1912 is een staaltje van puur burgerlijk nationalisme. “Splits België voor die Vlamingen ons nog meer afpakken dan alleen Vlaanderen zelf” is zowat de teneur ervan. Geen woord over socialisme, geen woord over de levenscondities van de arbeidersklasse, noch over die van de arme boeren, noch in Wallonië, noch in Vlaanderen. Een misprijzen tegenover wat hij ziet als de “nationale aard” van “de Vlamingen”: ongecultiveerd, traag, koppig, … Een misprijzen tegenover de taal van de meerderheid van de toenmalige Belgische bevolking. Hij heeft het over “rassen” eerder dan over volkeren, waarbij zij die vandaag nog steun geven aan deze historische figuur opmerken dat dit woord toen nog op een andere manier werd gebruikt. Maar als hij het heeft over de Brusselse bevolking – een groep van “bastaarden” met een “bastaardtaal” en dat ziet als een gevolg van rassenvermenging, waarbij een hoge cultuur overrompeld wordt door een lagere – dan is de vergelijking met hedendaags racisme niet zo ver weg.
In het naoorlogse Wallonië, in de ontwikkelingen binnen het Waalse regionalisme reeds tijdens de oorlog, vinden we echter wel raakpunten met de situatie van de Schotse arbeidersklasse. Wanneer de houding van Destrée in 1912 nog volledig wordt gedomineerd door de dominante positie van de Franstaligen in België en de wil dat zo te houden, desnoods in een België zonder Vlaanderen, is het linkse regionalisme dat zich ontwikkelt in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en nadien rond de Koningskwestie en de Grote Staking van ’60-’61 een verzet geworden tegen een staat die meer en meer gedomineerd wordt door de Vlaamse meerderheid, tegen de “CVP-staat”. De economische politiek van het aantrekken van buitenlands kapitaal, waardoor de economische ontwikkeling van Vlaanderen eindelijk op gang komt, gaat gepaard met steeds grotere problemen voor de traditionele zware industrie in Wallonië. In de jaren 1960 stak Vlaanderen Wallonië voorbij als dominante regio, wat productie betreft.
Politiek hield Vlaanderen de CVP aan de macht, terwijl Wallonië sinds WOII steeds een linkse meerderheid had, belichaamd door de PSB. De leider van de staking van ’60-’61, André Renard, gebruikte dan wel dezelfde nationale typering van de Vlamingen als niet strijdwillig, traag, religieus en kleingeestig als Destrée enige decennia voordien. Maar om de strijd voor de machtsovername door de arbeidersklasse – waar deze staking dreigde toe te leiden – af te leiden, was hij verplicht een socialistisch discours te verbinden met zijn regionalisme (en dus het omgekeerde te doen dan wat van socialisten verwacht wordt: de nationale strijd omvormen tot een strijd voor de machtsovername door de werkende massa’s). De politieke beweging die voortvloeide uit ’60-’61 verbond linkse eisen, o.a. de eisen voor structuurhervormingen die werden opgesteld door het ABVV in de jaren ’50, met een regionalistisch programma. Het duurde echter niet lang vooraleer de beweging steeds meer puur regionalistisch werd en minder gedefinieerd door de eisen van de meest linkse elementen in de arbeidersklasse. Compromissen over het programma werden aangegaan met liberale nationalisten en uiteindelijk eindigt de beweging, na verschillende gedaantewisselingen en naamsveranderingen en sociale samenstellingen, wat versplinterd over de verschillende traditionele Franstalige partijen, zeker ook bij de PSB (vanaf eind jaren 1970 de PS) waarin een sterke regionalistische vleugel groeit. De steun aan Happart en de nadruk die de PS op de nationale kwestie legde met de strijd in Voeren was ook toen een poging om zich te onttrekken aan een leidende rol in het arbeidersverzet tegen de rechtse regeringen o.l.v. Martens en Verhofstadt, toen nog zijn baby-Thatcher-periode.
Tot zeer kort geleden waren de verschillende regeringen in België steeds symmetrisch samengesteld, in alle deelstaten waren dezelfde partijen aan de macht als in de federale regering. Daar is nu definitief een einde aan gekomen. De harde neoliberale afbraakpolitiek die wordt verdedigd door N-VA, met Open VLD in haar slipstream, gekoppeld aan een harde aanval op het stakingsrecht, waarbij de Walen nog maar eens afgeschilderd worden als “onredelijk”, “niets mee aan te vangen”, “lui” en “werkonwillig” in vergelijking met de “hardwerkende Vlaming”, kan bij gebrek aan de ontwikkeling van een nationaal alternatief van de arbeidersklasse leiden tot een nieuwe opstoot van Waals-regionalisme. De N-VA rekent daar alvast op, het is een centraal element in haar toekomststrategie om de Franstaligen en vooral de PS in de positie van “vragende partij” voor meer autonomie te duwen. En zo een tweederdemeerderheid te halen voor een meer fundamentele staatshervorming in de richting van confederalisme.
Of het zo zal lopen, valt onmogelijk te voorspellen. In een situatie waarin de twee dominante groepen in de samenleving – de burgerij en de arbeidersklasse – geen weg vooruit lijken aan te bieden en geen leiding kunnen geven, kunnen fenomenen die in andere periodes beperkt blijven een buitenproportionele groei kennen. Niemand had in 2004 kunnen voorspellen dat dat vreemde kleine partijtje, de rechtervleugel van de wegdeemsterende VU geleid door stijve hark Geert Bourgeois, vandaag tot dergelijke hoogtes zou kunnen stijgen. In 2004 haalde de partij enkel in West-Vlaanderen de kiesdrempel van 5%.
De voedingsbodem voor snelle wendingen en plotse veranderingen was aanwezig, dat kon men vaststellen. De precieze vorm waarin dit zich zou ontwikkelen en het tempo van die ontwikkeling, is onmogelijk om exact te voorspellen. Dat België nog enige tijd dooreengeschud zal worden door zowel klassenstrijd als nationale strijd is evenwel zo goed als zeker. Even zeker is dat de nationale kwestie wel in de koelkast kan, maar nooit definitief zal worden “opgelost” indien de klassenstrijd geen ander systeem voortbrengt, waarin harmonieus samenleven niet steeds onder druk komt te staan door een gebrek aan middelen voor de behoeftebevrediging van de meerderheid van de bevolking, wat een strijd voor de tekorten teweegbrengt.
Het is duidelijk dat een aantal Waals-regionalistische figuren zich sinds het ontstaan van de rechtse federale regering terug meer naar de voorgrond dringen, vooral binnen de PS en de leiding van het Waalse ABVV. De discussie tussen de communautaristen (die de Franse gemeenschap als belangrijk zien, de band tussen Wallonië en Brussel, en zich profileren als de verdedigers van Franstaligen in België) en de regionalisten (die de gewesten als voornaamste structuur zien en bijvoorbeeld het onderwijs en andere huidige gemeenschapsbevoegdheden willen regionaliseren) heeft geen enkele linkse inhoud. Beide stromingen blijven netjes binnen het kader van het kapitalisme, de ene is niet linkser dan de andere.
Een andere zaak is het gevoel dat bij de Waalse en Brusselse, of de Franstalige arbeidersklasse in België kan ontstaan. Van de eerste zuiver rechtse regering sinds het midden van de jaren ’80 zeggen dat ze niet over een Franstalige meerderheid beschikt, is een wel erg sterk understatement. In de huidige federale regering-Michel zit slechts één Franstalige partij: de MR. Die is bovendien niet eens de grootste Franstalige partij en beschikt niet over een kwart van de Franstalige stemmen. Het idee dat de rechtse politiek door Vlaanderen wordt opgelegd, toch altijd al aanwezig door het discours van de PS in de federale regering waar haar compromissen steeds met dat argument werden verkocht, kan in de komende jaren stevig opspelen, afhankelijk van hoelang deze regering het uithoudt en wat het resultaat van de volgende verkiezingen is. De Waalse regering en de Franstalige gemeenschapsregering, gedomineerd door de PS, spelen dat argument opportunistisch uit om zich van de verantwoordelijkheid voor haar regionale besparingen te ontdoen.
Ook de rol van de Franstalige media (en van haar Vlaamse collega’s) mag niet onderschat worden. Aan beide zijden worden de verschillen uitvergroot. Na een prachtige nationale mobilisatie tijdens het syndicale actieplan in het najaar van 2014 en de eveneens massale nationale betoging in oktober 2015, moest dat beeld van nationale gezamenlijke actie over de taalgrens heen in gemeenschappelijk vakbondsfront zo snel mogelijk gebroken worden. In de perikelen rond de spoorstaking in januari 2016 werd weer de aanleiding gezien om het klassieke verhaaltje van de staakgrage Walen en de redelijke Vlamingen naar voor te brengen. De invloed hiervan ontkennen, doet niemand iets goed. Maar massaal nationaal verzet heeft ook een invloed en een diepgaander invloed dan enig persartikel. Zeer veel werkenden, waaronder de grote massa van de syndicaal actieve werkenden, hebben in het actieplan van 2014 de samenhorigheid en de gelijkheid van belangen en eisen aan den lijve gevoeld. Hoe meer de nationale vakbondsleidingen de massale collectieve strijd kunnen afhouden en uitstellen, hoe meer de nationale tegenstellingen kunnen uitgebuit worden.
Of en hoe een nieuw Waals-regionalisme of Franstalig nationalisme kan opveren, is onmogelijk exact te voorspellen. In een langdurige periode waarin demoralisatie komt inzetten na meerdere en zware nederlagen van de nationale arbeidersbeweging, is een dergelijke ontwikkeling niet uit te sluiten. De houding die LSP daartegenover zou innemen, zal niet dezelfde zijn als onze houding tegenover het revanchistische Vlaams-nationalisme van de Vlaamse kleine bazen zoals dat vandaag bestaat. Of en hoe we er steun aan bieden, zal afhangen van onze concrete analyse en perspectieven voor de klassenstrijd en de nationale kwestie en van de politieke inhoud van dat nationalisme.
Aan het slot van dit dossier kan een woordje over Brussel, sinds 2004 mijn verblijfplaats en de plaats waar ik het grootste deel van mijn politieke activiteit aan de dag leg, niet ontbreken. Brussel is het kind van de rekening in de Belgische nationale kwestie. Een stad die in al haar verschillen een merkwaardige eenheid aan de dag legt, maar waar kinderen moeten kiezen (in de mate dat hen met de besparingen op alle onderwijsnetten en de intrede van discriminatie nog een keuze gelaten wordt) tussen Nederlandstalig of Franstalig onderwijs, waar het openbaar vervoer geleverd wordt door één nationale (NMBS) en drie regionale openbaar vervoerbedrijven (MIVB voor Brussel zelf maar met uitlopers naar de rand, en De Lijn en TEC met hun uitlopers naar Brussel), waar je politiek wel actief kunt zijn in je gemeente en kunt opkomen voor nationale verkiezingen, maar waar je als Vlaamse kandidaat geen kandidaat kan zijn voor de Franstalige verkiezingen, ook al is de meerderheid van je politieke betrokkenheid in het Frans en zijn de thema’s dezelfde.
“Sale flamand”, ik heb het slechts één keer over mezelf horen zeggen in 10 jaar verblijf in Sint-Gillis. “Slechte Vlaming” heb ik op één voormiddag verkiezingscampagne in Halle (toen BHV nog niet was geplitst…) zeker tien keer meer gehoord. Meer dan de helft van de Brusselse bevolking heeft niets van doen met de nationale kwestie in België, want is afkomstig uit een andere gemeenschap. Een groot deel van de Brusselse bevolking staat erbij en kijkt ernaar… Enquêtes in de nasleep van de RTBF-nepdocumentaire Bye Bye Belgium (13 december 2006) toonden ook aan dat de Brusselaars zich – zeker – niet als onderdeel van een toekomstige Vlaamse staat zien, maar ook niet als onderdeel van een rest-België. De grootste steun, zonder zelfs maar in de buurt van een meerderheidssteun te komen, was voor een onafhankelijk “Europees” Brussel. Een utopie naar onze mening. Wie zou Brussel besturen in dat geval? Wie beslist over het budget?
Brussel hing vol met Belgische vlaggen na de beruchte uitzending van de RTBF. Een meerderheid van de bevolking is er waarschijnlijk te vinden voor het behoud van België, maar liefst zonder het steeds terugkerende gekibbel. Over een echt alternatief is niet echt nagedacht. Maar de N-VA, samen met de meeste Vlaams-nationalisten, ziet de toekomst van een onafhankelijk Vlaanderen mét Brussel. En dat is evengoed een utopie. Vlaanderen met Brussel, dat is België in het klein verderzetten. Het zou tweetaligheid van de staat moeten voorzien, want ondanks dat alle gemeenschappen in Brussel hun oorspronkelijke taal als thuistaal behouden, is de voertaal in Brussel duidelijk het Frans. Ook politiek zijn Vlaanderen en Brussel zeer verschillend. Van de PS afraken, wat het verklaarde doel is van de N-VA, zal in Brussel niet zo gemakkelijk blijken. Alle Vlaamse partijen in Brussel samen komen nog niet in de buurt van het stemmenaantal van de PS. De Brusselse gewestelijke bevoegdheden terug onderbrengen naar het nationale niveau in een onafhankelijk Vlaanderen, een bestuurlijke hervorming doorvoeren en de 19 gemeenten afschaffen, … Het idee dat Brussel dit in de nabije toekomst gewoon zou ondergaan en het idee genegen zou zijn zich te laten besturen door N-VA-leiders die hele gemeenschappen met een migratie-achtergrond die in verschillende Brusselse gemeenten de grootsten zijn afschilderen als waardeloos, is uitgesloten.Hoe je ook gaat schuiven in de nationale kwestie in België, je blijft met een onoplosbare kluwen zitten indien je geen programma kunt doorvoeren dat de meerderheid van de bevolking uit de situatie haalt waarin een strijd voor de tekorten moet worden gevoerd. De Brusselse tunnels zijn kapot, uitgewoond door de decennialange onderfinanciering en besparingen op onderhoud. Zie maar eens wat een klungels het zijn, die Brusselse politici, weerklinkt het in Vlaamse politieke kringen. Mij doet het vooral denken aan de staat van schoolgebouwen overal in dit land, aan wegen met putten in, aan musea met lekkende daken, aan alle onderhoud van publieke infrastructuur die geen deel uitmaakt van een prestigeproject, … De schade door onderfinanciering is geen Brussels zeer, maar een realiteit die we overal in België terugzien, onder gelijk welke coalitie, in gelijk welke taalgroep.
Het is het gevolg van de besparingspolitiek die is ingezet begin jaren ’80 en tot nu nooit meer is geëindigd. Harmonieus samenleven, kan echter gewoon niet op de sociale woestijn waarin het kapitalisme steeds grotere delen van de wereld aan het veranderen is. Het is de reden waarom overal ter wereld de nationale kwestie, in andere regio’s in de vorm van religieuze kwestie, opnieuw op de voorgrond treedt en explosief wordt. Socialisten kunnen hier niet zomaar aan voorbijgaan: de afwikkeling van de nationale conflicten kan niet tegengehouden worden. De taak van socialisten is, zoals op alle terreinen, om de belangen van de arbeidersklasse en alle onderdrukte lagen te verdedigen tegen de burgerij. Om de klassenstrijd te stimuleren met voorstellen tot actie en met programma’s die de klasse kunnen verenigen en die het hart van het probleem raken: het kapitalisme met haar inherente ongelijkheid, met haar inherente crisissen, met de inherente hebzucht van haar leidende klasse en haar noodzaak de onderdrukte meerderheid van de bevolking – de 99% – en vooral de arbeidersklasse te verdelen om te kunnen heersen.
-
De terugkeer van het communautair gestook
Met haar economisch beleid kan N-VA geen pluimen op haar hoed steken…
We hadden al het aanstellen van de commissie-Vuye die voor de N-VA een concreet standpunt rond confederalisme moet uitwerken. Daarbij verkreeg Peter De Roover – de voornaamste vertegenwoordiger van de Vlaamse beweging in de N-VA-fractie – de post van fractieleider, wat hem meteen tot een van de meest zichtbare boegbeelden van de partij maakte. Er was de voortzetting van de carrousel rond Linkebeek, waar nieuwe lokale verkiezingen dezelfde resultaten opleverden: een nieuwe herhaling van burgemeestervoordracht en weigering tot benoeming door bevoegd Vlaams minister Homans. En nu hebben we de uitspraken van Vlaams minister-president Geert Bourgeois over zijn streven naar een Vlaamse grondwet (en dus een herziening van de Belgische grondwet).Artikel door Anja Deschoemacker uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Dit alles gebeurt niet toevallig op een moment waarop blijkt dat het sociaaleconomisch beleid van de rechtse regering geen enkele oplossing voor de economische stagnatie biedt, met voortgezette lage groei en hoge begrotingstekorten. En waarop in de peilingen nu al enige maanden een daling in de steun voor N-VA zich aftekent, hoewel ze veruit de grootste partij blijft. De partij ziet een deel van haar kiezers wegvluchten, zowel naar haar extreme rechterzijde als naar de centrumrechtse traditionele partijen waarmee ze in de regering zit.
Nochtans waren de verwachtingen van de N-VA-achterban in het begin hooggespannen. Het triomfalisme heerste. Deze “sociaaleconomische regering” zou orde op zaken stellen, gedaan met het “gemorrel in de marge”, een regering zonder de sociaaldemocratie zou het land economisch gezond maken. Om dit mogelijk te maken, werd het Franstalige landsgedeelte opgezadeld met een federale regering die er niet eens een kwart van de stemmen had behaald. Gedaan met de “Waalse laksheid” die “het ondernemend Vlaanderen” tegenhield… Het harde besparingsbeleid werd belichaamd door één van de meest rechtse en neoliberale opiniemakers in Vlaanderen, oud-redacteur van Trends en huidig minister van Financiën Johan Van Overtveldt.
Het idee was dat de PS al snel zelf om “confederalisme” zou smeken na enkele jaren onder het juk van een puur rechtse regering te leven. Maar zoals ze bot vingen in hun overspannen economische verwachtingen, deden ze dat ook op dit vlak. Uiteraard gebruiken PS-boegbeelden het harde besparingsbeleid van de federale regering om hun handen in onschuld te wassen (alsof dat zou kunnen na bijna dertig jaar deelname aan een beleid van systematische onderfinanciering en ontmanteling van openbare diensten, sociale zekerheid en publieke infrastructuur, met een halvering van de publieke investeringen als percentage van het BBP). Maar de partij voert geen Waals-regionalistisch discours, noch weigert ze in de regionale regeringen waar ze aanwezig is de opgelegde besparingen door te voeren. Boegbeeld van de oppositie tegen het besparingsbeleid en de aanval op de arbeidersklasse is ze enkel – en dan nog slechts af en toe – in woorden. In daden heeft ze zich aan de kant gezet als een burgerlijk alternatief op de huidige regering, niet als een links alternatief.
Midden in een proces is het moeilijk om exact te bepalen wat de uiteindelijke uitkomst zal zijn en op welk moment de tegenstellingen tot uitbarsting komen. De N-VA is de grootste partij in Vlaanderen en brengt een sociaaleconomisch verhaal naar voor dat lijkt op de natte droom van vooral de kleine en middelgrote patroons in Vlaanderen. Maar de N-VA staat niet onder de controle van de burgerij en wordt door delen van de burgerij ook niet vertrouwd. Ze danst op een gladde koord tussen het uitvoeren van dat burgerlijke programma en het via een populistisch discours op hun hand houden van een breed electoraat dat misnoegd is over nota bene de besparingspolitiek van de voorgaande regeringen. Eens valt ze eraf.
En dat beseft ze. Het heropstoken van het nationalistische spook is zowel een afleidingsmanoeuvre van de harde besparingspolitiek die ook een flink deel van haar electoraat hard raakt als een proberen verzekeren van haar meer traditionele Vlaams-nationalistische basis. De voorstellen over confederalisme die uit de koker van de Vuye-commissie zullen komen, evenals de pogingen om tot een grondwetsverandering te komen die toelaat een Vlaamse grondwet uit te tekenen, zijn tot nu toe op afkeuring van haar regeringspartners gebotst, zowel van MR als van CD&V en Open VLD. Hun Vlaamse partners proberen nu al volop zich te profileren ten koste van de N-VA, opnieuw scherp duidelijk in de discussie rond de begrotingscontrole. Als de N-VA electoraal pluimen verliest, of overduidelijk zal verliezen, zullen ze met graagte de partij een mes in de rug steken. Oppositie tegen haar Vlaams-nationalistisch programma kan haar daarvoor de perfecte aanleiding bieden: toegeven aan de sociale oppositie tegen de rechtse politiek zou hen teveel kosten.
-
[LSP Congres] Waar het hem bij de communautaire impasse echt om ging
De huidige politieke situatie in België kan eigenlijk niet begrepen worden zonder terug te kijken naar de communautaire impasse die ons land jarenlang in zijn greep hield. In dit onderdeel van de perspectieventekst van LSP gaan we na waar het hem bij die impasse echt om ging.[divider]
Waar het hem bij de communautaire impasse echt om ging
Het Belgisch grootkapitaal is daarin [een spreiding van kapitaal over sectoren maar ook over landen] verder gegaan dan de meeste van haar collega’s in andere landen. De open economie, de beperkte thuismarkt, maar vooral haar conservatisme helpen dat verklaren. Ze is er zodanig ver in gegaan dat ze de instellingen waarlangs ze traditioneel haar heerschappij uitoefent vanaf de jaren ’90 begon te verwaarlozen: haar politieke instrumenten, de kerk, het onderwijs, justitie,media, etc. Alles wat Marx beschrijft als bovenbouw. Zolang de economie groeide, was er geen haan die daar naar kraaide. We pakken de problemen wel aan als ze zich stellen, zei wijlen premier Dehaene. Maar zodra de economie begon te sputteren, kwamen de onderliggende zwakheden en frustraties met verhevigde kracht naar boven. Dan begon het systeem vast te lopen op haar tegenstellingen. Traditioneel zijn dat er vooral drie in België: de klassentegenstellingen, de nationale en de confessionele. De klassentegenstelling, de belangrijkste, kwam zoals gewoonlijk eerst boven.
Eigenlijk had de arbeidersbeweging al die tijd haar alternatief kunnen opleggen, had ze maar over een leiding beschikt die daar ook van overtuigd was. De algemene staking van ’93 tegen het globaal plan was numeriek de grootste sinds 1936! De innovatie van toen was het afzetten van industriezones. De val van het stalinisme in het Oostblok had echter het vertrouwen in de mogelijkheid van een alternatief op het kapitalisme ondermijnd. De sociaaldemocratie had de ontgoocheling en de desoriëntatie daaromtrent misbruikt om elke verwijzing naar socialisme overboord te gooien en de markteconomie te omarmen. De vakbondsleidingen waren het daar fundamenteel mee eens, zelfs al konden ze dat niet steeds in zoveel bewoordingen toegeven. Als we deze regering wegstaken, is ieder alternatief nog rechtser, heette hun excuus om de beweging uit te doven.
Het duurde een tijd vooraleer de arbeidersbeweging van dat verraad herstelde, maar in ’97 slaagde de syndicale delegatie van Forges de Clabecq er, ondanks de openlijke tegenwerking van de officiële vakbondsstructuren, wel in liefst 70.000 syndicalisten samen te brengen op haar multicolore mars. Ze zou er een zware prijs voor betalen: uitsluiting uit de vakbonden en een proces dat jarenlang aansleepte en enorm veel energie en middelen opslorpte. Dat de vakbondsleiders er alles aan zouden doen om een arbeidersalternatief te kelderen, was nu wel duidelijk. Het werd nogmaals geïllustreerd tijdens de algemene stakingen van 7 en 28 oktober 2005 tegen het Generatiepact. Tijdens die stakingen werd geëxperimenteerd met gezamenlijke stakerspiketten aan de grote invalswegen. Maar ook toen slaagden de vakbondsleiders erin de beweging uit te doven. De verdeeldheid aan de top tussen ACV en ABVV stond in schril contrast met de eenheid aan de basis. Bovendien speelden de vakbondsleiders volop communautaire tegenstellingen uit. Het is toen dat de splitsing van de metaalcentrale van het ABVV op de agenda kwam en ook dat militanten van het ABVV het SP.a-congres symbolisch de rug toekeerden.
Met die leiding kon een uitweg uit de crisis niet van de arbeidersbeweging komen, maar evenmin van de burgerij. Haar belangrijkste politieke instrument, de CVP, belandde na de dioxinecrisis van 1999 voor het eerst in 41 jaar in de oppositie. Het was al geleden van de socialist Leburton I en II, in ’73 en ’74, dat nog eens iemand die geen christendemocraat was – de liberaal Guy Verhofstadt – premier werd. Een vernieuwingsoperatie drong zich op. In september 2001 wordt de CVP omgevormd naar CD&V, maar de verkiezingsuitslag in 2003 valt tegen. Yves Leterme neemt het voorzitterschap over van De Clerck. Hij denkt dat de CD&V best haar sterkste troeven uitspeelt: haar vermogen om te goochelen met de traditionele tegenstellingen. De klassentegenstellingen uitspelen via het ACW zou de burgerij echt niet op prijs stellen. De confessionele zou de CD&V wel eens zuur kunnen opbreken. Het veiligst lijkt de communautaire. Er was al een tijdje vraag naar een Vlaamsgezinde, flink rechtse formatie in Vlaanderen om het Vlaams Belang de wind uit de zeilen te nemen. Waarom zou de CD&V dat niet incorporeren?
Leterme trekt dus onmiddelijk de communautaire kaart. Dat leek toen nog een onschadelijke operatie. In 2001 was uit het puin van de Volksunie de N-VA ontstaan, geleid door stijve hark Geert Bourgeois. In 2003 behaalde die enkel in West-Vlaanderen de kiesdrempel, maar in geen enkele andere Vlaamse provincie, noch voor de senaat. Wat hield de CD&V nog tegen om zich vanaf Valentijn 2004 op haar Vlaamse flank te versterken met kartelpartner N-VA en het de regering-Verhofstadt eens flink lastig te maken? Aanvankelijk moeten ze bij de CD&V gedacht hebben: ‘bingo!’ Bij de Vlaamse verkiezingen van 2004 haalde dit kartel 26% en werd Leterme I gevormd met twee andere kartels: sp.a/spirit en VLD/Vivant. Bij de federale verkiezingen van 10 juni 2007 behaalt CD&V/N-VA een nog grotere overwinning (30%), met bijna 800.000 voorkeurstemmen voor Leterme. Kris Peeters wordt Vlaams minister-president. Maar na 194 dagen moet uittredend premier Guy Verhofstadt een overgangsregering vormen omdat de federale Leterme I, bij gebrek aan akkoord over een staatshervorming, niet van start kan. Op 23 september 2008 houdt het kartel op te bestaan.
Dan pas begint te dagen welk monster van Frankenstein Leterme daar tot leven heeft gebracht en dat hij de situatie totaal verkeerd ingeschat heeft. Er is altijd wel een laag van Vlaamsgezinde kleine patroons geweest voor wie de Vlaamse sociale ontvoogding de weg moet vrijmaken voor een patronale pletwals. Daarnaast is er een veel grotere laag van kleine patroons die eigenlijk maar weinig uitstaans hebben met Vlaamse ontvoogding, maar wel beseffen dat hun programma federaal doorvoeren zo goed als uitgesloten is. Als Vlaanderen daarbij kan dienen als hefboom voor sociale afbraak, dan moet dat maar. Zowel het Vlaams Belang als Lijst De Decker hebben zich aan die laag aangeboden als politieke spreekbuis, maar het Vlaams-nationalisme was daarvoor te aangebrand. Toen de NV?A in kartel met de CD&V plots ontluisd werd van de verdenking van autoritaire trekjes, grepen die Vlaamse patroons hun kans. In plaats van de CD&V te versterken, heeft Leterme de N-VA de ‘missing link’ aangeboden om het Vlaams-nationalisme terug aanvaardbaar te maken.
Klassieke partijen kunnen opmars NV-A niet stuiten
Van dan af is er geen houden meer aan. In 2009 boekt N-VA op eigen kracht een overwinning in de Europese en vooral de Vlaamse verkiezingen. Ze behaalt 13% en treedt toe tot Peeters II, een coalitie met CD&V, N-VA en SP.a. In 2010 veroorzaakt Alexander De Croo vervroegde federale verkiezingen. Hij trekt de stekker uit Leterme II wegens het uitblijven van een oplossing voor het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV). Dat is het enige arrondissement waar anderstalige partijen in ééntalig grondgebied – Halle-Vilvoorde – lijsten kunnen neerleggen, een inbreuk op de taalwetgeving volgens de Vlaamse partijen. Een opsplitsing van het arrondissement zou deze ‘discriminatie’ wegwerken. De Franstalige partijen staan daar niet voor te springen. Er wonen immers veel kiezers van Franstalige lijsten. In die vervroegde verkiezingen wordt de N-VA qua stemmenaantal de grootste partij van het land. Een oplossing voor BHV, bijkomende bevoegdheden voor de gewesten en een herziening van de financieringswet worden onontbeerlijk.
Het vergt een wereldrecord van 541 dagen regeringsvorming om op 6 december 2011 Di Rupo I in het zadel te lichten, een klassieke tripartite. Op dag 459 zag de 6de staatshervorming – of het vlinderakkoord, naar de das van Di Rupo – het licht. Daarvoor moest de MR wel eerst het FDF dumpen waarmee het sinds 1993 een federatie vormde. Zoals we verwacht hadden, leidde dat vlinderakkoord niet tot de splitsing van België en evenmin tot de Copernicaanse omwenteling van federalisme naar confederalisme. Wel konden de Vlamingen claimen dat BHV gesplitst werd met een minimum aan compensaties en de Franstaligen dat in de 6 faciliteitengemeenten op Brusselse lijsten gestemd kan worden. Een niet onaanzienlijk aantal bevoegdheden, inclusief delen uit de sociale zekerheid, worden overgeheveld naar de gewesten en de gemeenschappen.
Er zitten echter wel wat adders onder het gras. Zo krijgen de gemeenschappen bijkomende dotaties voor hun nieuwe bevoegdheden, maar niet zonder automatische besparing omdat de economische groei slechts voor een gedeelte in rekening wordt gebracht, bijvoorbeeld in ouderenzorg en gezondheidszorg. De gemeenschappen worden geresponsabiliseerd en zullen voortaan bijdragen aan de pensioenkosten van hun statutaire ambtenaren. Er is een compensatie voor de gemeenschappen die verliezen aan de nieuwe financieringswet, maar die dooft na 10 jaar uit. De gewesten krijgen een prestatiegericht dotatiesysteem, met boni (of mali) voor het behalen van de doelstellingen inzake tewerkstelling of zoals vastgelegd door de nationale klimaatcommissie. Voorts kunnen ze meer op- en afcentiemen heffen op de personenbelasting en hebben ze de mogelijkheid kortingen te geven op de vennootschapsbelasting. Ook zij worden geresponsabiliseerd voor de pensioenen van hun statutaire ambtenaren.
De 6de staatshervorming bevat een pak ingrediënten die garant staan voor nieuwe communautaire uitbarstingen en zal zeker niet tot blijvende communautaire pacificatie leiden. Daarvoor is de verleiding te groot om met de bevoegdheden van het eigen bestuursniveau die van andere, met een andere politieke samenstelling, spaken in de wielen te steken. Vlaams minister-president Bourgeois maakte er een zaak van dat de federale overheid zich zou terugtrekken uit de internationale organisatie van de francofonie. De Waalse regering verzet zich tegen de verdeling van de begrotingsinspanning door de federale.[110] Daarbij verwijt Magnette de federale regering de regio’s te behandelen als kolonies.[111] Het hielp niet echt dat federaal minister van Financiën Van Overtveldt (N-VA) de dotaties aan de deelstaten met 600 miljoen euro onderschat had.[112] De 310.000 Franstaligen in Vlaanderen klagen over aanhoudende pesterijen.[113] Vlaams N-VA-minister Homans weigert de kandidaat-burgemeester van haar federale regeringspartner MR in Linkebeek te benoemen en wil een regeringscommissaris sturen.[114] Diezelfde Homans joeg Michel de kast op door in het Vlaams parlement te beweren dat diens handelsmissie in Japan een bevoegdheidsovertreding was.[115]
Intussen bestelt stokebrand Bourgeois een nieuwe studie over geldtransfers richting Wallonië.[116] De Naamse universiteit schat die op bijna 8 miljard per jaar.[117] Eerder al vroeg N-VA artikel 195 van de grondwet open te verklaren. Dat wordt gezien als een noodzakelijke stap naar confederalisme.[118] In dat verband liet De Wever optekenen dat hij blijft ijveren voor volledige fiscale autonomie.[119] Het Brussels gewest wordt dan wel geherfinancierd, maar de vereiste middelen door de bevolkingsexplosie zijn veel groter dan dat. Nieuwe middelen vragen op een moment dat de nieuwe financieringswet ter discussie staat omdat het gat in de Vlaamse begroting groter is dan verwacht, wordt geen wandeling door het park.[120] Wat het gebrek aan mobiliteit op de arbeidsmarkt betreft… dat valt wel mee. Tussen 2005 en 2014 is het aantal bewoners van Wallonië dat in Vlaanderen werkt toegenomen met 42% naar bijna 50.000. Er zijn 47.000 bewoners van Brussel die in Vlaanderen werken, een toename met 28%. Het aantal Vlamingen dat in Wallonië werkt nam in diezelfde periode toe met 29% naar 25.000, terwijl het aantal Vlamingen dat in Brussel werket afnam met 0,7% naar 234.000.
De regering-Di Rupo wou de N-VA niet alleen communautair de wind uit de zeilen halen, maar ook aantonen dat de besparingen met de PS en op federaal vlak gerealiseerd konden worden. Aanvankelijk strubbelde formateur Di Rupo nog tegen. Maar toen Standard & Poor’s eind 2011 de kredietwaardigheid van België verlaagde, schoten de rentevoeten naar 6%. Ontslagnemend premier Yves Leterme deed toen beroep op de Belgische spaarder met een staatsbon aan 4% rente (voor die op 5 jaar) en een verlaagde roerende voorheffing (15% i.p.v. 25%). Op een mum van tijd werd daarmee meer dan 6 miljard € opgehaald. Het maakte ‘de markten’ duidelijk dat speculeren op een doemscenario voor België geen zin had omdat de Belgische spaarders massaal de overheidsschuld kunnen financieren. Voor Di Rupo was dat de vereiste wake-up call. De volgende dagen werd een akkoord bereikt om het begrotingstekort tegen 2015 volledig weg te werken. Al op 22 december 2011 volgde een 24-urenstaking in de openbare diensten tegen de pensioenhervorming en op 30 januari 2012 een algemene staking gekenmerkt door het enorme aantal stakersposten aan de bedrijven.
Het bleek echter een illusie de N-VA de wind uit de zeilen te halen door haar beleid dan maar zelf door te voeren. Tijdens de verkiezingen voor de provincie- en gemeenteraden in 2012 boekte de N-VA alweer een eclatante overwinning. Dat herhaalde ze nog eens tijdens de federale verkiezingen in 2014. De N-VA behaalde toen 32,5%, terwijl de PS bijna 5% verloor. Maar wie daaruit zou besluiten dat de Vlamingen anti-Belgisch zijn, vergist zich. Zelfs op het hoogtepunt van de communautaire discussies sprak maar 22% van de Vlamingen zich resoluut uit voor onafhankelijkheid, terwijl 75% België liever niet zag verdwijnen en 42% resoluut tegen onafhankelijkheid was. Vergelijk dat met Schotland. Daar sprak zich na een heuse angstcampagne toch nog 45% uit voor onafhankelijkheid in het referendum van 18 september 2014. Op 7 mei 2015 werd de pyrrhus-overwinning van de politici van Westminster afgestraft. De Scottish Nationalist Party behaalde 56 van de 59 zetels van Schotland met voor de Tories, Labour en de Liberal Democrats telkens maar één zetel. De opkomst voor het symbolisch referendum in Catalonië in november 2014 viel met 2,2 miljoen van de 5,5 miljoen kiesgerechtigden wel tegen, maar daarvan stemde wel 80% voor onafhankelijkheid.
Een studie aan de UCL over het niveau waarmee Belgen zich identificeren bevestigt dit. In 2014 identificeert 23% van de Vlamingen zich uitsluitend met België, het dubbele van 2010. Slechts 17% voelt zich eerder Vlaming dan Belg, in 2010 was dat nog 27%. Identificeert zich uitsluitend met Vlaanderen: 8,7% in 2014 tegen 8% in 2010 en 7% in 1999. In Wallonië voelt 37% zich uitsluitend Belg en maar 12% eerder Waal dan Belg. Van de N-VA-kiezers identificeert 42% zich hetzij als eerste of als tweede keuze met België, tegen 3,3% van het partijkader. Bij het PS-kader leeft een zeker regionalisme, terwijl bij de PS-kiezers eerder een belgicisme merkbaar is.[121] Een analyse van de KUL over het communautaire in de verkiezingen van 25 mei 2014 toont dat de inzet van die verkiezingen volgens de Vlaamse kiezers hoofdzakelijk het sociale was (bijna 40%), dan het economische (bijna 30%) en slechts voor 6% het communautaire (tegen 20% in 2010 en 13% in 2007). Het aantal Vlaamse kiezers dat zich unitarist noemt of voor een terugkeer naar een meer federaal België, blijft sinds 2003 stabiel op 24%. Het aantal dat een splitsing van het land wil, halveert in vergelijking met 2010 van 12% naar 6%. Zelfs bij het Vlaams Belang wil in 2014 maar 31% de splitsing van het land. Bij de N-VA is dat 11%. Op de vraag waarmee de Vlaamse kiezer zich het meest verbonden voelt, antwoordt 56% België als 1ste keuze en 22% als 2de. Vlaanderen is voor 27,7% de 1steen voor 37,9% de 2dekeuze, de eigen gemeente is voor 12,8% de 1ste keuze en voor 23 % de 2de.[122]
Waarom hebben de sociaal-democratie en de groenen de verkiezingen van 2014 met hun thema’s als belangrijkste inzet, niet met de vingers in de neus gewonnen? Omdat ze elk greintje aan geloofwaardigheid verspeeld hebben. Het programma van N-VA is rechts liberaal en Vlaams, maar dat verklaart haar succes niet. Wel dat het erin slaagt de frustraties van de middenklassen te benutten en het gebrek aan alternatief vanwege de arbeidersbeweging electoraal in haar voordeel om te buigen. Het doet dat via de traditionele politiek van verdelen om te heersen. Aan de middenstander vertelt ze dat de lonen van de loontrekkende te hoog zijn. Aan de hardwerkende Vlaming vertelt ze dat de overheid zijn loon afroomt om het aan de werkloze profiteurs te geven die zich nestelen in de hangmat van de sociale zekerheid. Aan de bewoners van sociale woningen en uitkeringsgerechtigden dat de migranten en asielzoekers, die nooit hebben bijgedragen, zich hier komen nestelen. Aan de ‘goede’ Chinese migranten dat de Marokkaanse Berbers de boel om zeep helpen. De N-VA weet perfect de frustraties te bespelen en telkens een zondebok uit te kiezen om de aandacht af te leiden van het echte probleem: het winstbejag eigen aan het kapitalisme. Speelt het communautaire dan helemaal niet? Toch wel. Als de arbeidersbeweging geen antwoord biedt zullen velen – vooral uit de middenlagen – elders op zoek gaan naar oplossingen en kunnen communautaire scherpslijpers opnieuw gehoor vinden.
[divider]
Voetnoten
[110] Trois forces centrifuges qui écartèlent l’Etat, Le Soir 4 avril 2015
[111]Régions et fédéral campent sur leur positions, Le Soir 2 avril 2015
[112] Zesde staatshervorming veroorzaakt budgettair kunst- en vliegwerk, De Tijd 8 juli 2015
[113] Tracasseries, protection des minorités: les francophones de Flandre oubliés, Le Soir 10 juin 2015
[114] Un commissaire pour dégomer Thiéry, Le Soir 8 juillet 2015
[115] Michel woest na uithaal Homans, De Standaard 21 mei 2015
[116] Daar zijn de transfers opnieuw, De Standaard 11 april 2015
[117] ‘Jaarlijks vloeit 8 miljard euro naar Brussel en Wallonië’, De Standaard 6 mei 2015
[118] L’institutionnel s’invite dans les négociations, Le Soir 7 octobre 2014
[119] Autonomie fiscale: le Nord rêve de l’obtenir, Le Soir 20 août 2015
[120] Geen lusten zonder lasten, De standaard 3 april 2015
[121]L’attachement à la Belgique augmente, Le Soir 12 mai 2015
[122] Het communautaire in de verkiezingen van 25 mei 2014, analyse obv de postelectorale verkiezingsonderzoeken1991-2014
-
Geen ‘twee democratieën’ als het op staken aankomt…
Bij de stakingsdagen was het opmerkelijk dat de retoriek over ‘twee democratieën’ in dit land niet kon bovengehaald worden door de rechterzijde. Er werd zowel langs Franstalige als langs Nederlandstalige kant gestaakt.Vandaag probeert De Standaard alsnog communautaire verschillen op te lijsten. Aangezien er geen rellen waren, is het nieuws van de staking in deze krant verbannen naar pagina 6 (enkel toen de krant kon uitpakken met een oproep van Brusselse syndicalisten aan de dokwerkers om de actie op 8 december te vervoegen, vond De Standaard ruimte op de voorpagina…).
Over de staking in Vlaams-Brabant schrijft De Standaard: “Er waren minder radicale stakersposten aan de bedrijvenzones. Ook bij de twee vorige regionale stakingen waren er al communautaire verschillen opgedoken. Aan de stakersposten in Luik en Charleroi was er geen doorkomen aan, terwijl hun collega’s in West- en Oost-Vlaanderen werkwilligen meestal wel lieten doorrijden. Nog een verschil: in Vlaanderen zijn er tot nog toe weinig of geen warenhuizen dichtgegaan.”
Blijkbaar is de krant aan de stakersposten aan de bedrijvenzones gaan peilen naar de radicaliteit. Welke criteria de journalist in kwestie hanteert om een piket als radicaler te bestempelen, wordt niet duidelijk gemaakt. Feit is dat moet toegegeven worden dat er overal, zowel in Vlaams-Brabant als in Brussel en Wallonië grote stakersposten waren. Ook de stelling dat in West-en Oost-Vlaanderen werkwilligen door mochten, getuigt van nattevingerjournalistiek.
De regionale verschillen op de actiedagen waren bijzonder beperkt, er werd overal hard gestaakt. En op 15 december zal dit nog meer het geval zijn. We kunnen De Standaard geruststellen, dan zullen ook de warenhuizen in Vlaanderen in nog grotere aantallen dichtgaan (nadat op de regionale actiedagen al heel wat grote supermarkten de deuren sloten, zie maar naar de vele fotoreportages op deze site die dit bevestigen). En neen, er zal net zoals op de vorige actiedagen geen doorkomen aan zijn. Niet in Vlaanderen en niet in Wallonië.
De afgelopen jaren werd vaak geschermd met het idee dat de Franstalige actiebereidheid op syndicaal vlak groter was. N-VA gebruikte dit om de eigen communautaire agenda naar voor te schuiven vanuit het verkeerde idee dat de vakbonden langs Vlaamse kant hun slagkracht verloren hebben of alleszins niet op een brede steun kunnen rekenen. De provinciale stakingsdagen hebben aangetoond dat dit fout is. Het rechtse beleid leidt overal tot verzet en de roep naar echte verandering. Ook peilingen naar de populariteit van de regering geven aan dat het ongenoegen nationaal wordt gedragen, waar slechts 12% van de Walen positief staat tegenover deze rechtse regering is het percentage onder Vlamingen ook al tot 26% gezakt.
Deze stakingsbeweging heeft een aantal communautaire argumenten van de rechterzijde doorprikt. Ongetwijfeld zullen er pogingen volgen om alsnog verdeeldheid te zaaien. We mogen ons daar niet aan laten vangen. Door op de ingeslagen weg van een offensief actieplan om de regering weg te staken verder te gaan, staan we als gewone werkenden, uitkeringstrekkers, jongeren, kunstenaars of kleine zelfstandigen sterker.
-
Waarom socialisten zowel tegen N-VA-nationalisme als voor Schotse onafhankelijkheid zijn
Revolte tegen besparingsbeleid bij Schotse onafhankelijkheidsreferendum
Socialistische meeting voor onafhankelijkheidOndanks de enorme intimidatie door het volledige Britse establishment, van de grote bedrijven en hun politieke marionetten tot de gevestigde media, stemden 1,6 miljoen Schotten op 18 september voor onafhankelijkheid. Socialisten voerden een actieve campagne om Ja te stemmen voor een onafhankelijk socialistisch Schotland. Ook bij ons voelen velen sympathie voor de Schotse revolte tegen het besparingsbeleid, maar duiken er vragen op. Is de roep naar Schotse onafhankelijkheid niet hetzelfde als het communautair opbod van N-VA bij ons? Wij vroegen het aan Anja Deschoemacker, onze specialist inzake de nationale kwestie.
Artikel dat in de oktobereditie van ‘De Linkse Socialist’ zal verschijnen
Kan de brede steun van de Schotten voor onafhankelijkheid vergeleken worden met het nationalisme van N-VA en co?
Anja: “Neen. Ook de N-VA zelf erkent dat er in Vlaanderen op dit moment geen draagvlak bestaat voor onafhankelijkheid. Alle ernstige peilingen tonen dat slechts een minderheid van de Vlamingen de idee van onafhankelijkheid genegen is (15-20%), terwijl in Schotland iets minder dan de helft van de bevolking voor onafhankelijkheid stemde in het referendum.
“Maar ook buiten de peilingen en het resultaat van het referendum valt het verschil in draagkracht op. Wanneer in Schotland wordt gemobiliseerd om steun voor onafhankelijkheid uit te drukken, komen daar honderdduizenden mensen naartoe. Meetings over de kwestie trokken steeds opnieuw grote aantallen mensen aan. Iemand tegen het lijf lopen die er onverschillig bij blijft, is niet evident. Terwijl een grote massa Vlamingen enkel een zucht laat als het communautaire gedoe opnieuw begint. Peilingen tonen steun voor meer regionale bevoegdheden, maar het aantal mensen dat hiervoor ook effectief op straat zou komen, is zeer beperkt.
“Wanneer mensen wordt gevraagd naar de reden van hun steun voor Schotse onafhankelijkheid, dan valt de naam Thatcher zo goed als altijd. De hele periode waarin zij aan de macht was, bestond er een Labourmeerderheid in Schotland, een meerderheid voor linksere politiek. In die zin is Schotland eerder te vergelijken met Wallonië – met dat verschil dat Schotland er na een periode van desindustrialisering economisch sterker voor staat, vooral door de ontwikkeling van de energiesector en de banken – dan met Vlaanderen.
“Waar de steun voor de N-VA een steun is voor een economisch rechtsere politiek dan de traditioneel Belgische, is dat in Schotland het tegenovergestelde voor wat betreft het onafhankelijkheidsstreven. De ja-stem is het sterkst in arbeiderswijken, waar afscheiding van Groot-Brittannië deel uitmaakt van het verzet tegen harde besparingen.
“Zoals de Socialist Party Scotland begin september stelde: ‘Steeds meer mensen voeren actief campagne voor een ja-stem en de publieke meetings zijn bijzonder groot. Dat staat in een scherp contrast met voorbije verkiezingen die een steeds verder afkalvende deelname kenden en weinig enthousiasme voor de discussies die door de gevestigde partijen werden opgeworpen. Het enthousiasme vandaag wijst op de hoop dat een ja-stem een realistische mogelijkheid wordt en voor het eerst in het leven van veel mensen een kans vormt om de levensomstandigheden te veranderen. (…) Het belangrijkste reden waarom de neen-campagne nog voorop ligt, moet gezocht worden bij de terechte twijfel over wat een onafhankelijk kapitalistisch Schotland zou betekenen voor de meerderheid van de bevolking. De beloften van de SNP over lagere belastingen voor de grote bedrijven en aanhoudende besparingen zijn een grote hinderpaal voor een meerderheid van ja-stemmen. (…) De grote socialistische meetings tonen dat er een groeiende steun is voor ideeën zoals het gebruiken van de bevoegdheden van de onafhankelijkheid om de besparingen te stoppen, de olie en gassector alsook de bankensector in publieke handen te nemen en iedereen een degelijk loon te geven.’
“In Vlaanderen is dit anders. De steun voor “meer Vlaanderen” is sterker onder vooral de kleine patroons. In de arbeidersklasse is de optie van nationale eenheid rond o.a. de verdediging van de sociale zekerheid dan weer een pak sterker. Uiteraard heeft een deel van het lidmaatschap van ABVV en ACV voor de N-VA gestemd, al was het enkel uit onvrede met de traditionele partijen. Maar zelfs als onder lagen van arbeiders ook illusies zouden bestaan over een mogelijke verbetering van hun levensstandaard indien Vlaanderen “niet meer moet betalen voor Wallonië”, zullen ze daarvoor niet op straat komen. Dat zal de klasse wel massaal – en nationaal – indien de federale regering een programma als beschreven in de formateursnota zou uitvoeren.”
Is het niet tegenstrijdig dat socialisten in België zich tegen nationalisme – zowel Vlaams nationalisme als Waals regionalisme – verzetten terwijl ze in Schotland de YES-campagne steunen?

Anja Deschoemacker “Neen. Revolutionaire socialisten – van Marx over Lenin en Trotski tot het CWI vandaag – hebben nooit één formule uitgewerkt voor de nationale kwestie. De reden is duidelijk: iedere nationale kwestie is anders.
“Wat centraal staat in onze analyse is de kwestie van arbeiderseenheid tegen het besparingsbeleid en ultiem tegen het kapitalisme. Wanneer een gevoel van nationale onderdrukking aanwezig is en het verzet ertegen groeit onder de arbeidersklasse, zoals in Schotland, kan die eenheid enkel verzekerd worden indien er in de arbeidersbeweging respect wordt opgebracht voor de nationale aspiraties van de Schotse arbeiders. Echte socialisten zullen nooit nationale eenheid opleggen, dat is een kwestie van democratie. We zijn voorstander van grotere gehelen van de vele kleine naties en regionale groepen, maar dan wel op een vrijwillige basis.
“Een ander centraal element, uiteraard verbonden met het eerste, is de vraag over steun aan organisaties en partijen die een burgerlijk nationalisme voorstaan, zoals N-VA, SNP of CIU in Catalonië of nog de PLO in Palestina. Echte socialisten bieden nooit steun aan burgerlijk nationalisme. In navolging van o.a. de Ierse arbeidersleider en socialist James Connolly leggen we uit dat een eigen nationale staat die onder de leiding staat van de nationale burgerij voor de grote meerderheid van mensen gewoon betekent dat de buitenlands baas vervangen wordt door een binnenlandse baas, terwijl de economie onderworpen blijft aan de kapitalistische wereldeconomie. Echte nationale vrijheid kan enkel bestaan op socialistische basis en dat geldt ook voor echte nationale verzoening. Het kapitalisme zal steeds opnieuw alle verschillen en tegenstellingen onder de grote meerderheid van de bevolking uitbuiten en aanstuwen om de macht voor de burgerij te behouden.
“In Schotland roepen onze kameraden van de Socialist Party op voor een socialistisch onafhankelijk Schotland, waarbij de verkregen nationale bevoegdheden moeten worden gebruikt om in de nodige middelen voor de behoeften van de meerderheid te voorzien, met eisen als de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie, o.a. Schotse olie en de bankensector. Dit kan als voorbeeld dienen voor de arbeidersklasse in de andere delen van Groot-Brittannië. We roepen op om die strijd ook daar te voeren – vertrekkende van een eengemaakt verzet tegen het besparingsbeleid – en te gaan naar een vrijwillige confederatie van Schotland, Engeland, Wales en Noord- en Zuid-Ierland op socialistische basis als opstap naar een socialistische Europese confederatie.
“In Schotland zijn grote lagen van de arbeidersklasse aangetrokken tot dit idee. Dat werd ook aangetoond door de grote interesse voor de campagne van o.a. onze Schotse zusterpartij en Tommy Sheridan ‘Hope over Fear’, waarbij meetings in de Schotse steden honderden geïnteresseerden aantrokken.”
En wat met de nationale kwestie in ons land dan?
“In Vlaanderen is de situatie totaal anders. Het Vlaams-nationalistische discours is quasi eenduidig rechts en burgerlijk. Er is niet bepaald het gevoel dat Vlaamse onafhankelijkheid de arbeiders instrumenten in handen zou geven om de politiek radicaal om te gooien en een einde te maken aan de besparingspolitiek die ons al drie decennia raakt. Integendeel, de absoluut dominante N-VA wil zelfs een pak verder gaan in het besparingsbeleid dan wat de traditionele partijen ons serveren.
“Het kan een andere kwestie worden indien in Wallonië onder de kamikazeregering – met steun van enkel zo’n 23% van de Franstaligen – het gevoel van onderdrukking vanwege het dominante Vlaanderen zou groeien. Dit zou – zeker in het geval van grote nederlagen van de arbeidersstrijd en een sterke demoralisatie – kunnen ontwikkelen tot een nationaal gevoel zoals dat vandaag in Schotland bestaat: dat men enkel een andere politiek kan afdwingen als men het juk van de bestaande nationale staat verwerpt. In dat geval zou LSP een ernstige discussie voeren over de mate waarin we daaraan steun geven. Dat is hoe dan ook niet het geval voor het heersende Vlaams-nationalistische discours dat gebaseerd is op economisch egoïsme en de illusie dat Vlaanderen het beter zou doen zonder het arme Wallonië.
“Op dit moment is er in ons land nood aan nationale strijd tegen het besparingsbeleid. De eenheid van de arbeidersklasse is nodig om daar overwinningen te boeken en we denken dat de grote meerderheid van de arbeidersbeweging dat ook beseft. We zullen een rol moeten spelen in het verzekeren dat het communautaire steekspel van enerzijds de Vlaamse burgerlijke partijen en de N-VA en anderzijds PS en CDH geen obstakels creëert voor die arbeiderseenheid. Verre van het ontkennen van de nationale kwestie zoals vele anderen ter linkerzijde doen, moeten we er in die zin aandacht aan besteden. We moeten ook begrijpen dat programma’s voor de nationale kwestie veranderen naarmate de situatie verandert: ze zijn altijd concreet, niet abstract en eeuwig geldend.”