Your cart is currently empty!
Category: Communautaire kwestie
-
“Vlaanderen, Brussel, Wallonië: een ménage à trois”
Over de opkomst van het industriële kapitalisme in ons land
Guido Fonteyn was jarenlang journalist bij De Standaard en is gefascineerd door Wallonië, waar hij al jarenlang woont. Het boek ‘Vlaanderen, Brussel, Wallonië: een ménage à trois’ brengt elementen uit de geschiedenis van ons land die essentieel zijn om de huidige stand van zaken te begrijpen. Fonteyn is geen marxistische militant, maar op basis van zijn onderzoek naar de ontwikkeling van het kapitalisme in ons land merk je toch een radicalisering in zijn positie.
Het boek beschrijft met grote en kleine verhalen de opkomst van het kapitalisme in ons land, meer bepaald de ontwikkeling van de steenkoolsector in Wallonië. Fonteyn beschrijft het dagelijkse leven van de mijnwerkers met het gevaar van de onveilige arbeidsomstandigheden en bijhorende ongevallen maar ook met de komst van migranten en bijhorend racisme. Terecht merkt Fonteyn op dat er enorme winsten zijn gemaakt met de industriële ontwikkeling van Wallonië, maar dat deze winsten naar een bijzonder kleine kliek van grote aandeelhouders uit voornamelijk Brussel ging. Eigenlijk beschrijft hij terloops zowel het ontstaan van de Belgische burgerij als de ontwikkeling van de arbeidersbeweging.
De ‘kleine’ verhalen in het boek brengen een opmerkelijk inzicht in de gang van zaken bij het opkomende industriële kapitalisme. Zo verwijst Fonteyn naar een arbeidsreglement voor bedienden van Bois-du-Luc in La Louvière uit 1910 met bepalingen als: “Als de directie het nodig acht, maakt iedereen overuren”, “Het is verboden te spreken tijdens de werktijd”, “Elk personeelslid heeft het recht over zijn gezondheidstoestand te waken. Bij ziekte wordt geen salaris uitbetaald”,… en het pakkende slot: “Ten slotte vestigen wij uw aandacht op de grootmoedigheid van dit nieuwe reglement. Wij verwachten er een gevoelige vermeerdering van de arbeid van.”
De armoede in Vlaanderen leidde tot een massale uittocht richting Waalse industrie. De armoede was enorm, in 1848 leefde de helft van de bevolking van Kortrijk van openbare steun. Er werd geklaagd over een groot drankgebruik onder Vlamingen en over hoge criminaliteitscijfers, driekwart van de Belgische gevangenen waren Vlamingen. De komst van de Vlaamse migranten in Wallonië leidde tot spanningen. Fonteyn wijst op een krantenartikel uit 1909 over een vechtpartij in La Louvière: “Ze zijn mooi, de Vlaamse zeden! Alleen zouden die brutale kerels ze beter niet in Wallonië invoeren. Wij beweren niet dat alle Walen lammeren zijn, maar wij mogen toch vaststellen dat zij er minder verwilderde zeden op nahouden dan deze die bij de bevolking van de Vlaamse Far-West gangbaar zijn.” Nadien volgden gelijkaardige opwerpingen tegen onder meer de Italiaanse migranten, met opschriften aan cafés als “Verboden voor honden en Italianen”. De toonzetting klinkt vandaag nog bekend in de oren, mits enkele wijzigingen aan de bevolkingsgroepen natuurlijk. Wat essentieel was in het doorprikken van de verdeeldheid, was de solidariteit onder de werkenden. “In de mijnen zijn we allemaal zwart”, luidde een slogan in de Limburgse mijnen destijds.
De Belgische burgerij ging met enorme winsten lopen. Om die te maximaliseren werden constructies als Naamloze Vennootschappen en holdings opgezet. Fonteyn wijst op een bron die stelt dat in 1857-1906 in Brabant (Brussel dus) voor 2,2 miljard frank winsten aan NV’s werd uitbetaald. Daarop werd amper 50 miljoen frank belastingen betaald. Fiscale creativiteit is niet nieuw, merkt hij terecht op. Wallonië bleef verarmd achter omdat de winsten naar “het Brussel van de banken en van de holdings” gingen, naar het Brussel van “de fiscale advocatuur, van de zitpenningen en van de raden van bestuur allerhande.” Ook dat is dus niet nieuw.
Wie meer wil weten over de ontwikkeling van het Belgische kapitalisme, moet dit boek zeker lezen. Het is bijzonder leesbaar door de vele kleine verhalen, maar het blijft onthullend voor het grote verhaal van kapitalistische uitbuiting.
FONTEYN, Guido, “Vlaanderen, Brussel, Wallonië: een ménage à trois”, EPO, 2014, 186 pagina’s, 19,95 euro
-
Confederalisme: hoe verdelen om te heersen?
Artikel door Anja Deschoemacker uit de februari-editie van ‘De Linkse Socialist’
Confederalisme, je ontsnapt niet meer aan de term. Door de ene verguist als “opstap naar het separatisme”, door de andere net aangeprezen als “democratisch”. Het sterk technische en academische karakter van de discussie maakt dat de meeste mensen dergelijke artikels gewoon overslaan. Geen probleem voor de Belgische elite die wel van wat publieke onverschilligheid houdt om haar beslissingen te kunnen nemen door wat oude mannen samen te brengen in oude kastelen.
Confederalisme kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. De CD&V wil een belangrijker pakket bevoegdheden nationaal houden, terwijl de N-VA op vlak van financiering bijna enkel nog de BTW nationaal laat, die bovendien enkel mag dienen om de staatsschuld af te bouwen. Bijna enkel defensie blijft nog federaal, gefinancierd via dotaties vanuit de deelstaten. De CD&V heeft ondertussen al een aantal Europese collega’s ingeschakeld om duidelijk te maken dat de N-VA-ideeën door de EU niet aanvaard zouden worden.
Beide partijen willen met hun ‘confederalisme’ de Vlaamse en Waalse arbeidersklasse uit elkaar drijven om zo een harder besparingsprogramma te kunnen doorvoeren. Het verschil tussen hen beide is voornamelijk dat CD&V daarbij geen terugkeer wil naar de onstabiliteit van de jaren 1970-’80 die volgde op het harde besparingsbeleid. De rust kwam toen pas terug in ’87-’88 met een rooms-rode regering die haar banden met de vakbondsleidingen gebruikte om een enorme structurele beparingsoperatie (Globaal Plan, 1993) door te voeren. De N-VA denkt zich te kunnen permitteren daarmee geen rekening te houden, de burgerlijke partijen weten door scha en schande beter.
En dan is er Open Vld die zich opnieuw bekeerd heeft tot het ‘federalisme’, waarbij ze confederale elementen uit de staatsstructuur wil verwijderen. Het is onwaarschijnlijk dat dit de discussie met de Franstalige partijen zal vergemakkelijken. Een aantal van de ‘confederale’ elementen (pariteit in de federale regering, belangenconflict, dubbele meerderheden, …) zijn er net gekomen onder druk van de Waalse regionalisten om de Franstalige minderheid te beschermen tegen opgelegde dictaten van Vlaanderen.
De Franstalige partijen verdedigen min of meer het status quo, hoewel o.a. bij de PS ook regionalistische stemmen opgaan. Het gekrakeel tussen de Franstalige instellingen, tussen Brussel en Wallonië, tussen regionalisten (die meer bevoegdheden of ronduit autonomie willen voor het Waalse en het Brusselse Gewest) en communautaristen (die vooral gericht zijn op de Franstalige Gemeenschap, enige tijd terug hernoemd tot Federatie Wallonië-Brussel, waarbij het bestaan van Vlamingen in Brussel feitelijk wordt ontkend), komt niet zo vaak aan bod in de Vlaamse pers, maar in de Franstalige pers is het schering en inslag.
Om de verwarring compleet te maken, worden al deze termen in België oneigenlijk gebruikt. Aparte regio’s beginnen samen te werken en besluiten tot de vorming van een confederatie, waarbij beslist wordt een aantal centrale beleidsterreinen gezamenlijk te bepalen. Als dit lukt, wordt dan verder gegaan met de vorming van een federale staat (waarin een centrale staat wordt gecreëerd, met behoud van een aantal bevoegdheden voor de deelstaten). De uiteindelijke uitkomst in een periode van kapitalistische opgang is de unitaire natiestaat waarbij het hoogste niveau voorrang heeft op de lagere. Wat we in België zien, is de ontrafeling van de unitaire staat, samen met bitterheid tussen de verschillende regio’s, zeker niet een positief proces van eenmaking.
En dan moet nog beslist worden uit welke eenheden dat toekomstige België moet bestaan. De Vlaamse en Franstalige Gemeenschap (dominante visie in Vlaanderen)? De drie gewesten Vlaanderen, Wallonië en Brussel (dominant in Franstalig België)? Of vier eenheden gezien de minister-president van de Duitse Gemeenschap heeft laten verstaan dat zij de gewestbevoegdheden (nu bij Wallonië) zelf willen beheren. Vier verschillende opties (federalisme, confederalisme, unitaire staat of splitsing) voor twee, drie of vier eenheden – je zou voor minder de discussie aan de ‘experts’ overlaten…
De arbeidersbeweging heeft zich in het verleden al vaak laten meeslepen door de nationale programma’s van de burgerlijke partijen. De zoektocht naar institutionele oplossingen die het kapitalisme intact houden loopt echter steevast uit op nederlagen voor de arbeidersklasse. De leiding van de arbeidersbeweging moet de klassenstrijd op de eerste plaats stellen. Daarvoor moet de nationale kwestie niet worden ontkend – de arbeidersklasse moet om eenheid te bereiken juist strijd voeren voor essentieel democratische eisen die soms schuilgaan achter het communautaire geroezemoes – maar moet worden begrepen dat de burgerij de nationale kwestie misbruikt voor haar eigen belangen en dat de arbeidersbeweging nood heeft aan haar eigen programma en haar eigen nationale partij die aansluiting zoekt bij de internationale arbeidersbeweging.
Enkel op basis van het vooropstellen van de belangen van de meerderheid van de bevolking en het breken van de kapitalistische systeem zal een vreedzame en voor alle nationale bevolkingsgroepen bevredigende oplossing mogelijk zijn door het creëren van de mogelijkheid tot totaal vrije samenwerking tussen vrijwillige en evenwaardige groepen.
-
Socialisme 2013. Toenemend nationalisme – een socialistisch antwoord
Op Socialisme 2013 zullen we in twee commissies ingaan op de kwestie van nationalisme en de nationale kwestie in België. In verschillende delen van Europa is er een opgang van nationalisme. Onder meer in Catalonië is dat het geval. In een eerste commissie wordt het nationalisme in Europa bediscussieerd met sprekers uit Noord-Ierland en Spanje. In een tweede commissie wordt specifiek op de nationale kwestie in België ingegaan met het oog op de verkiezingen van 2014. Dat gebeurt door Anja Deschoemacker.
Voorstelling van de commissies
Zaterdag 13 april, 15-17u30 – Van Schotland tot Catalonië. Over de opgang van het nationalisme in Europa
In 2014 zal in Schotland een referendum over onafhankelijkheid plaatsvinden. In Catalonië heeft de kersverse nationalistische meerderheid in het parlement voor een dergelijk referendum gestemd. De ogen van alle regionalistische en nationalistische krachten zijn hierop gericht. Komen we onder druk van de zich verdiepende crisis in een situatie waarin Europese landen effectief uiteen zullen vallen in hun verschillende regio’s? Wat denken socialisten daarvan, hoe komen ze erin tussen en met welk programma?
In de commissie zal Kevin Henry, lid van de Socialist Party – de zusterpartij van LSP in Noord-Ierland – de opkomst van het nationalisme schetsen, voornamelijk aan de hand van de gebeurtenissen in Schotland en Noord-Ierland. Juan Antonio Herdi, lid van Socialismo Revolucionario – zusterpartij van LSP in Spanje – gaat in op de recente ontwikkelingen in Catalonië, zowel de toenemende arbeidersstrijd tegen de brutale besparingen als het toenemend nationalisme.
Zondag 14 april, 10-12u. – Welk programma voor de nationale kwestie in België als voorbereiding op de verkiezingen van 2014
In zijn nieuwjaarstoespraak voor zijn triomfantelijke troepen schetste Bart De Wever 2013 als een zeer belangrijk jaar voor het Vlaams-nationalisme: het jaar waarop het confederalisme wordt uitgedacht en voorbereid. Belangrijk ook, want met de cijfers van 2013 kun je ook 1302 (Guldensporenslag) maken.
De media en de grote politieke partijen zullen er alles aan doen opdat de discussie voor de verkiezingen van 2014 draait rond het al dan niet voortbestaan van een leefbare Belgische staat. Gaan we naar een avontuur dat tot Vlaamse autonomie kan leiden of wordt er gestemd tegen een herhaling van 2010 en dus voor “verantwoordelijke partijen”? Nochtans zal de volgende regering niet alleen en zelfs niet vooral het institutionele aspect van het samenleven aanpakken. Met voor het eerst vier jaar zonder enige verkiezingen in zicht moet de arbeidersklasse zich voorbereiden op een ferme versnelling van de geconcerteerde, eengemaakte en structurele aanval van regeringen en patronaat op de naoorlogse verworvenheden.
Anja Deschoemacker, lid van de leiding van LSP, zal spreken over de band tussen de nood aan een tegenaanval van de arbeidersbeweging indien we nog de restanten van de welvaartsstaat willen behouden, en over de houding die socialisten in de nationale kwestie moeten aanhouden om verdeeldheid tussen de arbeiders zelf tegen te gaan.
Voorbereidende lectuur
- De nationale kwestie in België – een antwoord van de arbeidersbeweging is nodig! | Deze brochure in pdf
- Bye Bye Belgium? Vragen en antwoorden over de communautaire crisis
- Spanje/Catalonië. Groeiende steun voor onafhankelijkheid in de aanloop naar de vervroegde verkiezingen
- Schotland. Socialisten en het referendum over onafhankelijkheid
- Over Noord-Ierland: het Peter Hadden archief op marxists.org
-
Wallonië. De terugkeer van links regionalisme?
Met de dominantie van harde rechtse partijen in Vlaanderen denken sommigen dat Wallonië (eventueel met Brussel) er beter van af zou zijn zonder Vlaanderen en dat meer regionale autonomie beter zou zijn om een links beleid te kunnen voeren en de besparingslogica te verwerpen. Het is niet uitgesloten dat er in de komende periode een hernieuwde opmars ontstaat van een Waals regionalistisch gevoel.
Artikel door Ben (Charleroi) uit de maarteditie van ‘De Linkse Socialist’
Deze ontwikkeling wordt versterkt door de retoriek van de PS die haar verantwoordelijkheid voor het besparingsbeleid probeert weg te stoppen achter de Vlaamse partijen die nog hardere besparingen willen. Laat ons echter duidelijk zijn. Besparingen worden niet opgelegd vanuit Vlaanderen, maar door de heersende klasse, dat wil zeggen het patronaat en haar politieke vertegenwoordigers.
Ook de Franstalige politici zijn overtuigd van de noodzaak van een besparingsbeleid. Er is een verschil in de voorgestelde timing en strategie om het besparingsbeleid op te leggen, maar het uiteindelijke resultaat is hetzelfde.
Geen nieuw idee
Het Waalse regionalisme is geen nieuw gegeven. Het werd in de algemene staking van 1960-61 al uitgespeeld door de linkse regionalist André Renard die stelde dat Wallonië meer autonomie moest krijgen om een links programma (van structuurhervormingen) door te voeren. De PS beschikte toen over een meerderheid langs Waalse kant en zou vanuit die positie gemakkelijker tot structurele hervormingen kunnen overgaan.
Renard heeft het regionalisme mee gepopulariseerd om het ordewoord van een ‘Mars op Brussel’ (een ordewoord voor een openlijke confrontatie met het volledige regime) in de staking van 1960-61 naar de achtergrond te duwen. Maar het vond wel degelijk een ingang onder de arbeiders. Velen geloofden dat een regionalisering de mogelijkheid zou bieden om tot een socialistisch Wallonië te komen.
De Mouvement Populaire Wallon (MPW) werd na de staking van 1960-61 opgezet en populariseerde dit idee verder. Aanvankelijk werd het Waalse regionalisme samen met de roep naar structuurhervormingen onder druk van de beweging vanuit een antikapitalistisch standpunt naar voor gebracht. Dat veranderde nadien: de antikapitalistische structuurhervormingen verwaterden tot een zoektocht naar ‘realistische’ hervormingen binnen het kapitalisme zelf.
Vandaag hebben de regio’s een grotere autonomie en de PS is al jarenlang erg machtig in Wallonië. De PS heeft de regionale bevoegdheden absoluut niet gebruikt om een socialistisch beleid te voeren. Als de geschiedenis van het Waalse regionalisme ons iets leert, is het dat institutionele kwesties niet bepalend zijn om tot een links beleid te komen. Voor zo’n beleid is er nood aan een linkse politiek, dat wil zeggen een programma en een concrete sociale kracht om dat programma af te dwingen.
Voor een socialistisch programma en arbeiderseenheid
Als het nu op regionaal of op nationaal vlak is, een echte socialistische politiek botst onvermijdelijk op het grote kapitaal. Door de sleutelsectoren van de economie zonder schadeloosstelling te nationaliseren (of te regionaliseren), wordt ingegaan tegen de belangen van het patronaat en de grote aandeelhouders.
Het is wel de enige mogelijkheid om de sleutelsectoren onder de democratische controle en beheer van de gemeenschap te plaatsen. Om dat te bereiken, is een maximale eenheid onder de werkende bevolking nodig en staan we sterker met Vlamingen, Walen en Brusselaars samen. Het is overigens opvallend dat iedere vakbondswerking die op communautaire basis gesplitst is (bij het ABVV gaat het onder meer om de metaal en het onderwijs) op meer moeilijkheden botste om de strijd te voeren.
Regionalistische gevoelens kunnen de aandacht van de noodzakelijke arbeiderseenheid afleiden. Enkele jaren geleden nog verklaarde een PS-topman dat hij zich meer verwant voelde met een Waalse werkgever dan met een Vlaamse arbeider. Daarbij moet evenwel worden opgemerkt dat heel wat PS-leiders vandaag dichter bij het patronaat staan dan bij arbeiders in het algemeen, of het nu Vlaamse of Waalse zijn.
In een discussie over links regionalisme volstaat het niet om te verklaren dat je voor of tegen bent. Het is noodzakelijk om te kijken naar wat achter dat regionalisme schuilt. Binnen het kader van het kapitalistische systeem kan het regionalisme enkel illusies en ontgoochelingen opleveren. Institutionele discussies zijn belangrijk, maar dienen vaak om de aandacht van de belangen van de meerderheid van de bevolking af te leiden. Voor de werkende bevolking is een institutionele discussie ondergeschikt aan de discussie over een sociaal beleid, openbare diensten, arbeidsvoorwaarden en de strijd tegen het patronaat op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal vlak.
De opbouw van een stevige syndicale krachtsverhouding gecombineerd met de opbouw van een politiek verlengstuk is de enige manier om stappen vooruit te zetten en de economie ten dienste van de gemeenschap te plaatsen in plaats van een kleine minderheid van kapitalistische profiteurs en hun politieke vrienden van de gevestigde partijen.
-
Gevecht rond ‘confederalisme’ om asociale beleid te maskeren
2013 wordt het jaar waarin de lonen bevroren worden, waarin regering en patronaat zullen trachten komaf te maken met het bediendenstatuut en waarin de besparingstrein onverbiddelijk doordendert. Dit zijn sociale oorlogsdaden van regering en patronaat tegen de meerderheid van de bevolking. Desondanks hebben de media het vooral over het aanstaande gevecht rond het ‘confederalisme’.
Artikel door Anja Deschoemacker uit de februari-editie van ‘De Linkse Socialist’
‘Het wordt wachten op de concrete voorstellen’ van het N-VA-congres later dit jaar. Dat is wat de N-VA wil: dat alle ogen gevestigd zijn op haar rol als uitdager van de federale regering. En dus niet op de rol die ze speelt waar ze aan de macht is, namelijk meedraaien in de besparingscarrousel, waarbij de inkomsten van de grote bedrijven en de rijken gevrijwaard blijven.
Een confederatie is een samenwerking rond een aantal centrale staatszaken aangegaan door aparte onafhankelijke staten. Wanneer er harmonisering en integratie optreedt, is een volgende stap een federatie. In België zijn die begrippen vrij zinledig. België is geëvolueerd van een unitaire staat naar iets wat een federatie werd genoemd. Maar net zoals er nooit een echte federale dynamiek is geweest, is echt confederalisme hier niet mogelijk. Een enthousiaste stap naar samenwerking wordt immers niet gedaan terwijl men vechtend uiteenvalt.
Voor de grote meerderheid van de Vlaamse bevolking betekent het confederalisme à la N-VA allesbehalve een vooruitgang. Het sociaaleconomische programma van de N-VA laat er geen twijfel over bestaan dat zij institutionele verandering wil om op vlak van arbeidsbeleid, sociale zekerheid, openbare voorzieningen… van de verworvenheden van de naoorlogse arbeidersstrijd af te raken.
We krijgen deze zinledige discussie over ‘confederalisme’ omdat de belangen van de grote meerderheid van de bevolking politiek niet aan bod komen. Indien de Belgische arbeidersklasse kon beslissen, zou het voortbestaan van België of niet weinig verschil maken in de zaken waarrond ze wil samenwerken: sociale zekerheid, openbare diensten, arbeidsomstandigheden, strijd tegen het nationale en internationale patronaat… De huidige politieke discussie in de media is er veeleer een die dat wil voorkomen. Daartoe wordt gezwegen over de solidariteit die bij ieder groot conflict ontstaat, maar wordt integendeel ieder mogelijk teken van communautaire verdeeldheid binnen de beweging in de media enorm uitvergroot. Met dank aan figuren als Herwig Jorissen, chef van de Vlaamse metallo’s, die altijd wel te vinden is voor een uitspraak over “stakingsbeluste” Walen. Geen woord erbij over de nederlagen die de Vlaamse metaalarbeiders met zijn ‘strategie’ hebben geleden (o.a. de sluiting van Opel-Antwerpen en de aangekondigde sluiting van Ford-Genk).
Dat de meerderheid van de bevolking de laatste dertig jaar hun levensstandaard gestaag ziet afnemen, dat de armoede gestegen is, dat de kwaliteit van de openbare diensten blijft afnemen door constante onderfinanciering, dat de belangen van bankiers voorgaan op de behoeften van de bevolking, dat beslissingen in achterkamertjes genomen worden, dat het systeem onoverzichtelijk is… De lijst grieven die men tegen België kan hebben, is lang. Maar niets daarvan zou stoppen in het confederale (of onafhankelijke) Vlaanderen van Bart De Wever. De oorzaak ligt immers niet in haar ‘Belgische’ karakter, maar in het feit dat het een kapitalistische staat is.
Het zal de arbeidersklasse zijn die het boeltje zal mogen opkuisen die de burgerlijke partijen van België hebben gemaakt. De sterkte van de N-VA is niet de steun voor haar programma bij de meerderheid van de Vlamingen, maar het totale diskrediet van de traditionele partijen en het ontbreken van een politieke organisatie van de Vlaamse (en Belgische) arbeiders en hun gezinnen, die hun belangen verdedigt en de kracht van de arbeidersbeweging inzet om de plannen van zowel de traditionele partijen als van de N-VA een halt toe te roepen.
Een eerste stap is het ontwikkelen van een actieplan tegen het besparingsbeleid. Een goed georganiseerde strijd die overwinningen boekt, zal het zelfvertrouwen van de arbeidersbeweging opkrikken om de strijd verder te zetten en het patronaat de zeggenschap over de productiemiddelen uit handen te nemen. Als de Vlaamse, Waalse, Brusselse en Duitstalige arbeidersklasse de economie ten dienste kunnen stellen van de bevrediging van de behoeften van de meerderheid van de bevolking i.p.v. ze te laten beroven door een kleine superrijke elite, zullen er voldoende middelen zijn om alle individuen en groepen sociale en democratische rechten toe te kennen en zullen pogingen om groepen arbeiders tegen elkaar op te zetten op niets uitlopen.
-
Perspectieventekst LSP – Deel 7
Aan de vooravond van nieuwe, nog heviger conflicten beginnen de klassentegenstellingen zich ook op het politieke terrein te uiten. Structurele crisis kapitalisme vereist socialistisch programma!
De nationale kwestie
LSP/PSL besteedt meer dan enig andere linkse partij aandacht aan een uitgewerkte analyse en programma voor de nationale kwestie. Dat is ook noodzakelijk: de arbeidersbeweging in België heeft zich in haar visie en benadering van de nationale kwestie al te lang op sleeptouw laten nemen door burgerlijke krachten en hun communautaire programma. De nationale kwestie werd in grote delen van de geschiedenis door de leiding van de BWP/BSP/PS en SP(a) en de vakbonden genegeerd om dan, wanneer negeren door de steeds acutere crisissen niet meer mogelijk was, over te gaan tot steun voor reformistische institutionele oplossingen. Zo heeft de leiding van de arbeidersbeweging bijgedragen tot het steeds verder institutionaliseren van de nationale kwestie, en dus het vereeuwigen ervan. De communautaire crisis vanaf 2004 en volop vanaf 2007 vloeide niet meer voort uit een situatie van aangevoelde onderdrukking of discriminatie van Vlaanderen of van de Vlamingen, maar uit een egoïstische reflex van een rijkere regio die in een situatie van inkrimpende middelen zoveel mogelijk voor zichzelf wil behouden. Die achtergrond verklaart waarom het huidige Vlaamse nationalisme in tegenstelling tot diverse episodes in haar verleden eenduidig rechts is. Hoe de media ook hun best doen om de Gravensteengroep als de stem van “links” of “progressief” Vlaanderen voor te stellen, in geen van hun manifesten staat een eis of programmapunt dat buiten het kader valt van de huidige tekorten voor sociaal beleid, openbare diensten en voorzieningen.
Het is dit kader, het kapitalisme in een lange periode van economische stagnatie en neergang, dat een andere oplossing dan “iedere regio voor zich” ondenkbaar en onrealiseerbaar maakt voor wie erbinnen blijft. Toen in 2008 de financiële crisis uitbrak, had dat bij veel regionale elites eerst een matigend effect op het regionalistisch discours. Grote regionale banken zoals RBS in Schotland of KBC in Vlaanderen moesten voor hun redding aankloppen bij de “federale” regering. Ook de Europese crisis duwde de regionale elites vaak in de richting van meer nationale eenheid. Het is niet toevallig dat er dan pas een akkoord kwam om in België een nationale regering te vormen, ondanks gezichtsverlies voor de CD&V. Maar naarmate de crisis verder ontwikkelt en de te verdelen middelen krimpen, zien we in verschillende regio’s dat regionalistische reflexen opnieuw de bovenhand krijgen. In Baskenland en Catalonië was het niet de PP die de meerderheid behaalde als gevolg van de afstraffing van de PSOE, maar de nationalistische partijen en allianties. In Schotland behaalde de SNP een absolute meerderheid. In Vlaanderen schoot de NVA de hoogte in. In Groot-Brittannië en Spanje begint de eerste consensus over de besparingen – zowel de Catalaanse centrum-rechtse nationalistische regering als de Schotse regering voerden trouw de door de federale staat opgelegde besparingen uit – echter al te wankelen door de enormiteit van de besparingsoperatie, de duur van de crisis en het besef dat er geen snelle uitweg bestaat.
In de komende maanden en jaren zal het conflict verdiepen. Harde of langdurige nationale strijd door de arbeidersbeweging zal regionalistische reflexen tijdelijk en deels naar de achtergrond duwen, maar nederlagen in die strijd kunnen regionalistische krachten een nieuwe opmars bieden. Uiteindelijk zal een definitieve en volledige oplossing voor de nationale kwestie overal enkel geboden kunnen worden door de strijd voor het socialisme, dat bewust kan ingaan tegen de ongelijkmatige ontwikkeling die inherent is aan het kapitalisme en die steeds tot nieuwe spanningen leidt. Linkse regionalistische krachten die niet de eenheid zoeken met de arbeidersbeweging uit andere regio’s, zullen gediscrediteerd raken door hun samenwerking met regionale burgerlijke krachten die net als de nationale burgerij de besparingen door de strot van de meerderheid van de bevolking wil rammen. Arbeiderspartijen of linkse formaties die de nationale kwestie echter negeren en niet de verdediging opnemen van democratische eisen voor zelfbeschikking waar die een basis hebben onder een belangrijk deel van de arbeidersklasse, riskeren door de opspelende nationale tegenstellingen uiteengerukt te worden.
In België is de besparingstrein op gang gekomen, maar eerder op de “klassieke” manier, waarbij getracht wordt de confrontatie met de arbeidersbeweging zoveel te mijden. Dit was mogelijk door de relatief minder slechte economische prestaties in België. Het is echter duidelijk dat een groot deel van de positieve geruchten over de Belgische economie een rookgordijn zijn waarachter men een “sociaal pact” wil uitwerken waarbij nog eens een belangrijk deel van de structurele verworvenheden van de arbeidersbeweging voor de bijl gaan. Naast dat “sociale pact”, waarbij de vakbondsleiding betrokken is, is er ook een noodzaak voor een “nationaal pact” waarbij de verdeling van de besparingen over de gewesten en gemeenschappen moet overeengekomen worden. De regering Di Rupo moet de volledige staatshervorming nog in concrete wetten en afspraken gieten. Een eerste stap hierin werd deze zomer (2012) gezet met de stemming van de akkoorden rond BHV en Brussel. De stemming hierover is echter niet het einde, eerder vroeger dan later breekt een conflict uit over de in theorie overeengekomen “oplossingen”. Nu al rommelt het rond de splitsing van het gerechtelijk arrondissement en de overeengekomen verdeling van middelen en personeel over de Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken in Brussel. Over de benoeming van de burgemeesters in de faciliteitengemeenten is enkel afgesproken dat klachten hierover door een tweetalige kamer van de Raad van State worden behandeld, maar er is geen zekerheid dat die kamer overeenstemming vindt in haar oordeel. De eerste verkiezingsdeelnames en de opbouw van partijafdelingen van de NVA in heel wat randgemeenten en de relatieve vrijheid die het FDF heeft door haar afsplitsing van de MR, voorspellen nieuwe communautaire conflicten.
Maar de echte splijtzwam moet nog concreet afgesproken worden: de verdeling van de middelen, feitelijk van de besparingen, via de nieuwe financieringswet. Waar we ervan uit kunnen gaan dat na een symbolisch rondje “protest” vanwege de regionale deelregeringen de meeste het voorgelegde akkoord zullen onderschrijven, zal dat in Vlaanderen met regeringspartner NVA niet van een leien dakje verlopen. Niet dat de NVA principieel tegen besparingen is, integendeel zelfs, maar het is tactisch voor hen niet interessant is om deze besparingen te slikken. Dat ze de kans zullen aangrijpen om opnieuw de kwestie van de fiscale transfers en fiscale autonomie op tafel te gooien, ligt voor de hand. De NVA, 10 jaar geleden nog een minipartijtje dat onder de kiesdrempel viel, zit vandaag in een positie waarin ze zichzelf de komende jaren op alle niveaus incontournable kan maken. De peilingen suggereren tot 38% en dan moet de komende golf besparingen er nog aan komen, met onvermijdelijk ongenoegen tegenover de regeringspartijen. Er lijkt op dit moment geen enkele politieke partij aanwezig om die opmars ernstig te belemmeren. De NVA zegt zelf naar een scenario te streven, waarbij ze in 2014 “confederalisme” kan opleggen.
Toen de NVA in 2009 in de Vlaamse regering stapte, was dat nog op basis van 13,1% van de stemmen.(1) . Ze werd in de regering opgenomen omdat haar vroegere kartelpartner haar de kans niet wou laten slapend rijk te worden in de oppositie. Door haar in regeerwerk, compromissen, etc. mee te trekken, hoopte de CD&V zoals in het verleden, de Vlaams nationalistische formatie snel te verbranden. Maar door het uitblijven van een nationaal besparingsplan en een staatshervorming om een deel van die besparingen door te schuiven naar de regio’s, kon de Vlaamse regering relatief “pijnloos” besparen, via de kaasschaafmethode, zonder grote operaties of structurele maatregelen. Gewoon wat meer onderfinancieren bleek voldoende. Ook in Vlaanderen wordt een rechtstreekse confrontatie met de arbeidersbeweging uit de weg gegaan, ook in Vlaanderen wordt er alles aan gedaan om de cijfers op te leuken. Terwijl de officiële schuld eind 2011 opliep tot 7 miljard euro (2) werden steeds meer engagementen aangegaan die buiten de begroting vallen. Naast de officiële schuld geeft de Vlaamse regering onder meer waarborgen op de schuld van andere overheden en overheidsinitiatieven. Die gewaarborgde schuld is tussen 2008 en 2011 gestegen van 7,8 miljard euro naar 11,9 miljard. Ook de PPS-schulden blijven buiten de begroting en nemen snel toe.
De NVA wou in de Vlaamse regering bewijzen dat ze kan besturen als een kritische, maar loyale regeringspartner. Het rommelde regelmatig tussen NVA en SP.a, o.a. rond de Oosterweelverbinding, maar Kris Peeters kon steeds functioneren als scheidsrechter, wat door beide andere partijen werd aanvaard. De federale onderhandelingen, de vorming van een federale regering en vooral de toenemende focus op 2014, veranderden echter de houding van de NVA. Net voor de zomervakantie, na de charge van Bart De Wever op de onderwijshervorming van Pascal Smet, waarbij hij populistisch inspeelde op het ongenoegen onder het onderwijspersoneel over de zoveelste onderwijshervorming zonder bijkomende middelen, zij het niet om meer middelen maar het status quo te verdedigen, brak dan ook een discussie uit in de Vlaamse media over het gebrek aan stabiliteit van de Vlaamse regering. Bart Sturtewagen (3) : (…) “Tussen de N-VA enerzijds en CD&V en SP.A anderzijds is een dodelijk wantrouwen en een diepe haat gegroeid. Bij de twee traditionelen is het besef gedaagd dat de partij van Bart De Wever niet mikt naar overwicht, zelfs niet naar dominantie, maar naar hegemonie in Vlaanderen. De weg daarvoor ligt open. Nu De Wever de hele rechterzijde helemaal heeft opgerold, oogt een raid op het centrum meer dan ooit succesvol.(…)… in geen generaties lag de electorale voedingsbodem er in Vlaanderen vruchtbaarder bij voor boosheid, frustratie en bitterheid. De N-VA ontpopt zich op haar veroveringstocht naar het midden niet als een klassieke catch all-partij die links en rechts slijmt om alleman te vriend te houden. Dat model, het christen-democratische of sociaal-democratische, is uitgewoond. Ze stelt zich op als de verzamelaar van alle angst en alle kwaadheid. Catch all fear, catch all anger. En het werkt. (…)”
“Na het failliet van het individualisme en de ontsporing van de vrije markt zegevieren niet de solidariteit en het collectivisme, zoals Karl Marx geloofde. Dit is de tijd van het conservatisme en het terugplooien op de eigen groep. Proberen te houden wat je hebt, bunkeren en hopen dat het overgaat. Het is het stille, kille verzet van de middenklasse die geen balans meer ziet tussen wat ze bijdraagt en wat ze ontvangt. Die bevolkingslaag die meende met vlijt en inzet wat te hebben bereikt, maar haar verworvenheden aangetast ziet door nieuwkomers, free riders en profiteurs. Ze is bedrogen door iedereen: politiek, financieel, moreel. Ze staat klaar om zich daarvoor te wreken.” De gratuite en onnozele verwijzing naar Marx daargelaten is dit een vrij goede beschrijving van het gevoel bij sommige lagen van de samenleving, vooral de kleine middenstand en wat men de “middenlagen” noemt, waarop de NVA zich steunt. De NVA heeft haar ogen volop op 2014 gevestigd met als doel dan “een dikke vis” binnen te halen, confederalisme of fiscale autonomie of een ander mechanisme dat toelaat dat wat Vlaanderen produceert niet verdwijnt naar Wallonië en Brussel en dat toelaat dat een aantal structurele en fundamentele verworvenheden van de arbeidersbeweging aangevallen kunnen worden zonder de rem die de huidige politieke consensus – met o.a. de institutionele klassencollaboratie – hen oplegt.
Het is zeer goed denkbaar dat de NVA na de gemeenteraadsverkiezingen uit de Vlaamse regering stapt of probeert zich eruit te laten zetten. Een goede aanleiding zou de discussie of stemming zijn over de concrete uitwerking van de financieringswet rond het idee dat “Vlaanderen niet voor iedereen moet betalen” of rond gelijk welke set extra inkomsten die de federale staat zoekt in de komende begroting. Het zou de partij vrij maken voor harde oppositie op alle niveaus, ook op populistische wijze tegen een aantal welbepaalde besparingen, tot aan de verkiezingen van 2014. Dit zou het hele politieke klimaat in Vlaanderen opnieuw kunnen doen omslaan en zou het idee dat de communautaire kwesties na de staatshervorming de koelkast in kunnen, doen smelten als sneeuw voor de zon. Er is voor de NVA geen enkele garantie dat dit lukt, een ernstige economische crisis en zeker de klassenstrijd kan maken dat haar opgang afgebroken wordt voor 2014. Maar het is belangrijk op te merken dat geen enkele Vlaamse partij momenteel de kracht heeft om de NVA te stoppen.
De burgerlijke traditionele partijen in Vlaanderen zijn uitgewoond. De banden van SP.a en CD&V met de grote vakbonden staan onder hevige druk en dat zal de komende jaren niet verminderen. Het komende budget, de komende onderhandelingen over het overheidsstatuut (discriminatie tussen contractuelen en statutairen), het IPA en de kwestie van het eenheidsstatuut arbeiders/bedienden zijn allemaal dossiers die deze banden onder druk zetten. De nationale vakbondsleiding kan zelf tussen hamer en aambeeld gewrongen zitten: de eerste ingrepen rond het eenheidsstatuut arbeiders/bedienden heeft zeker binnen het ACV tot ernstige meningsverschillen geleid met de leiding van de bediendenbond. Het budget en het overheidsstatuut kunnen het ongenoegen binnen ACOD doen exploderen terwijl die bond in Wallonië al eerder openlijk haar afkeuring van het PS-beleid heeft laten horen. Er is de oproep van het FGTB-Charleroi voor een Front de Gauche in België. Maar waar in Wallonië de PS nog steeds de dominante partij is, een element dat altijd heeft gespeeld in het behoud van de banden met de CVP/CD&V door het ACV, zullen de komende regionale en nationale verkiezingen die traditionele partijen in Vlaanderen verder doen krimpen.
De burgerij is in Vlaanderen al enige tijd verplicht te knutselen. De gestage afgang van de CVP/CD&V maakte eerst dat in 1999 de partij niet langer de grootste was en een regering zonder haar werd gevormd, een formule die twee mandaten kon volbrengen en de CVP tot een wanhopige sprong voorwaarts dwong in haar profilering als een Vlaamse partij. Al voor ’99 brokkelde haar macht en basis onder de bevolking gestaag af en in de jaren ’70 en ’80 was al heel wat geknutsel nodig om meerderheden te vinden. Allerlei coalities werden gesloten met opkomende regionalistische/nationalistische partijen – maar ook met de groenen – met als bijkomend doel hen te verbranden aan de macht om nadien hun electorale steun opnieuw te kunnen absorberen. Maar de afbraak hield aan: na de VU kwam het VB, dan Agalev, het kortstondige LDD en nu is er dus de NVA. Het is niet uitgesloten dat de CD&V bij een nieuwe economische ramp haar trucje van 2008 boven haalt en zich tijdelijk terug in de gunst van de “publieke opinie” kan wringen, maar lang zal het niet duren. De partijtop is verdeeld over de aanpak van de crisis, de druk van de basis op de leiding van het ACV vertaalt zich in druk van het ACV op de CD&V en idem voor haar banden met Unizo, Voka, VBO etc.
In het verleden kon die partij in woelige perioden steeds terugvallen op de zeer brede electorale basis die vooral het ACV vormde, maar ook op al die verschillende organisaties in het “middenveld”. Een groot deel van die basis bleef trouw aan lokale of nationale figuren van de partij die door hun organisaties werden naar voor geschoven. Dit kon zolang toch minstens voor de arbeidersbeweging kruimels konden worden binnengehaald, zolang de illusie kon worden gewekt dat de partij garant stond voor een goede levensstandaard en toekomstperspectieven voor brede lagen van de bevolking. Dit alles staat al zeer lang op de helling en de komende woelige periode op economisch, sociaal en politiek vlak kan voor versnellingen zorgen. Het is niet uitgesloten dat de traditionele partijen met de gewillige groenen nog een meerderheid kunnen versieren in 2014, maar zeker in Vlaanderen is dat geen evidentie meer. Indien reëel 38% voor De Wever zou stemmen en het VB nog een kleine 10% samen krijgt, heeft de NVA zich incontournable gemaakt. Alleen al de mogelijkheid van dit perspectief zet een enorme druk op de eenheid van de CD&V, een partij van postjesverdelers. Dit scenario zou een hele reorganisatie van het politieke landschap kunnen teweegbrengen. Als knutselen niet meer voldoende is om het hoofd boven water te houden, moet je grondiger renoveren.
En wat in Wallonië?
Dat de politieke crisis in Vlaanderen de aandacht van de burgerij zal opeisen, is zeker. Maar het zijn de mogelijke ontwikkelingen in Wallonië die voor de grootste mogelijke verandering van onze benadering en programma kunnen zorgen. De NVA kan bij een laag van Vlaamse arbeiders passieve steun krijgen – uit afkeer van de traditionele partijen en hun politiek van de laatste 30 jaar kunnen ze, bij gebrek aan een eigen onafhankelijke stem, op de NVA stemmen en zelfs deels meestappen in hun verhaal dat “de Vlaming niet dubbel moet betalen – voor zichzelf en voor de Franstaligen”. Ons programma moet daarop antwoorden en de echte transfers blootleggen, die van arm naar rijk, terwijl we sociale en taalrechten opeisen, een herfinanciering van het sociaal beleid en de openbare diensten en een einde aan alle discriminatie. Maar het rechtse karakter van de NVA weerhoudt die partij – zoals dat ook voor de vorige Vlaams-nationalistische partijen en formaties gold – om actieve steun uit de arbeidersbeweging te verkrijgen en dus ook de kans om een meerderheid of zelfs een belangrijke minderheid van de georganiseerde arbeidersbeweging mee te krijgen.
Het Waalse nationalisme, zeker in de vorm die het kortstondig heeft aangenomen na de staking van ‘60-’61, met een combinatie van sociale eisen, die naar verwachting nu veeleer defensief dan offensief zouden zijn, en eisen voor meer autonomie vanuit een weigering de besparingsplannen – opgelegd door “rechts Vlaanderen” – te aanvaarden, is een ander fenomeen dat indien het ontwikkelt een andere benadering vergt. Tot nu toe zijn er weinig harde aanwijzingen dat een dergelijk Waals regionaal gevoelen opnieuw opspeelt. Er zijn de herhaalde verklaringen van Thierry Bodson (FGTB) geweest, daarin gevolgd door een aantal andere leidende vakbondsfiguren. Binnen de PS leidde het tot regionalistische verklaringen, niet alleen van wijlen krokodil Spitaels maar ook van zittend PS-minister Marcourt. Noch Bodson noch Marcourt verwijzen naar echte sociale doelstellingen die met dit regionalisme bereikt moeten worden, behalve het behoud van een aantal verworvenheden evenals de noodzaak voor meer autonomie om de Waalse economie uit het slop te halen. Op dit moment vertegenwoordigen deze stemmen misschien een minderheid, maar er is ongetwijfeld – na jaren aanhoren van de communautaire mantra waarbij iedere stap achteruit wordt voorgesteld als een eis van de Vlamingen – een groeiend gevoel niet door “de Vlamingen” verplicht te willen worden te snijden in de sociale verworvenheden.
De staatshervorming en vooral de nieuwe financieringswet, die de transfers naar Wallonië via de financieringswet na 10 jaar tot nul wil herleiden, zal leiden tot massale besparingen in o.a. het nu al noodlijdende Franstalig onderwijs. Ook de sociale voorzieningen van de gemeenten, de sociale zekerheid, de openbare diensten, die zo een belangrijke rol spelen in de tewerkstelling in Wallonië en Brussel, zullen onder de hakbijl sneuvelen. Indien dit gevoel in Wallonië opnieuw de kop opsteekt, zal de PS er alles aan doen om haar positie als verdediger van de Waalse belangen niet te verliezen. In het verleden had ze er de breuk met de Vlaamse socialisten voor over om de burgerlijke nationalist en populist Happart in haar kamp te krijgen en haar dominante positie te heroveren. Haar centrale belang voor de Belgische burgerij zal maken dat er druk bestaat om niet te ver buiten de lijntjes te kleuren, maar haar eigen eenheid en dominantie kunnen op het spel staan indien ze geen antwoord biedt op die gevoelens. Het is niet uitgesloten dat bij een nederlaag van de nationale strijd tegen de besparingspolitiek de breuk met de PS, of een breuk binnen de PS, leidt tot een formatie vanuit de arbeidersbeweging die zowel linkse eisen als regionalistische elementen in zich draagt.
Opnieuw: deze ontwikkelingen zijn zo afhankelijk van de perspectieven voor klassenstrijd dat dit slechts één van veel mogelijke scenario’s is. Het is echter een scenario waarop onze partij moet voorbereid zijn. Anders dan het Vlaams nationalisme kan Waals regionalisme met een linkse retoriek een belangrijk deel van de arbeidersklasse een rad voor de ogen draaien. De gevolgen van het regionalisme van het verleden zullen een rem zijn, maar indien het gevoel groeit dat “de Walen” of de Waalse arbeiders op hun knieën moeten zitten om het behoud van hun verworvenheden af te smeken, en dat zou zeker het geval zijn indien er op beduidende wijze veranderingen worden aangebracht in de sociale zekerheid, nationale loononderhandelingen etc., kan zo een ontwikkeling al snel aan de controle van de Marcourts ontsnappen.
Wij zullen in het geval van een nieuwe ontwikkeling in de Waalse arbeidersklasse van Waals regionalisme als antwoord op het besparingsbeleid het progressieve, verzet tegen opgelegd neoliberaal beleid, van de reactionaire elementen, anti-Vlaamse retoriek, moeten scheiden. De nadruk zal blijven liggen op een sociaal programma om de tekorten te bestrijden en voor democratische rechten, maar misschien moeten we, zoals de Schotse kameraden, in dat geval het element van zelfbeschikkingsrecht meer benadrukken? Vanaf het moment dat we die discussie over zelfbeschikking voeren, moeten we een uitspraak doen over Brussel. Moeten we in ons programma de eis voor vier socialistische regio’s binnen het kader van een socialistische federatie België naar voor brengen? Het zijn vragen waarop we een antwoord moeten vinden, waarbij de aanzet voor de discussie door het nationale congres kan gegeven worden.
Voetnoten
- CD&V 22,09%; Open VLD 15%; Spa 15,3%; Vlaams Belang 15,3%; LDD 7,6%; Groen 6,8%
- De Standaard 09/11/2011
- Klaar voor de wraak” – De Standaard, 02/07/2012
-
BHV-akkoord maakt geen einde aan communautaire tegenstellingen
Na 460 dagen onderhandelen zijn de acht overblijvende partijvoorzitters erin geslaagd om akkoorden over de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV) en de financieringswet te sluiten. Terwijl de communautaire partijen N-VA en FDF moord en brand schreeuwen over het verraad, hopen velen dat er nu eindelijk een regering zal komen. Is deze hoop gerechtvaardigd? En komt er nu een einde aan het communautaire geruzie?
Artikel uit de oktobereditie van ‘De Linkse Socialist’.
Nadat CD&V eerder haar banden met N-VA moest doorbreken, moest nu ook MR het FDF lossen. De druk daartoe werd enorm opgevoerd, onder meer met de aankondiging van het vertrek van Leterme. De regering van lopende zaken extra bevoegdheden geven, was hierdoor niet meer aan de orde. MR-voorzitter Charles Michel stemde uiteindelijk in met de splitsing van BHV, ook al kost dat zijn partij een pak stemmen in de Vlaamse rand rond Brussel en ook al moest hij kartelpartner FDF loslaten. Dat Michel zo’n hoge prijs wil betalen, maakt van wat van zijn partij overblijft een betrouwbare partner in een volgende regering.
De splitsing van BHV waarbij in de zes faciliteitengemeenten voor Brusselse lijsten kan worden gestemd en waarbij de andere gemeenten met het kiesdistrict Leuven worden samengevoegd, wordt langs Vlaamse kant als een ‘zuivere’ splitsing voorgesteld en langs Franstalige kant wordt de band tussen de zes faciliteitengemeenten en Brussel benadrukt. Zo wordt het een ‘Belgisch compromis’ (hoewel de Franstaligen duidelijk meer hebben ingeleverd) waarbij alle ingrediënten voor nieuwe communautaire uitbarstingen aanwezig blijven. Het akkoord zal tot nieuwe tegenstellingen leiden.
Het ziet er naar uit dat zal geprobeerd worden om effectief een regering te vormen, maar dat zal niet gemakkelijk zijn. Het grootste probleem is dat er geen financiële middelen zijn om communautaire akkoorden te smeren. Ongetwijfeld zullen de communautaire partijen daarop inspelen om de sociale kaart te spelen tegenover enerzijds de tekorten in Brussel (FDF) en anderzijds met een harde opstelling tegen besparingen in Vlaanderen (N-VA). De discussie over de begroting voor 2012 waarin 7-8 miljard euro moet worden bespaard, zal niet gemakkelijk zijn.
Met het besparingspakket dat de federale regering zal opleggen, zijn regionale besparingen onvermijdelijk. Binnen CD&V bestaat daar een meningsverschil over met Kris Peeters die zich verzet tegen Vlaamse besparingen. Ongetwijfeld zal ook N-VA zich vanuit de Vlaamse regering tegen dergelijke besparingen keren met het argument dat de Vlamingen al genoeg hebben betaald. Hierdoor kan de partij die op federaal vlak als neoliberale kampioen hardere besparingen eiste zich op Vlaams niveau profileren tegen het besparingsbeleid dat wordt opgelegd door die partijen die tegenover N-VA voor een gematigder besparingsbeleid pleitten.
In de rand zijn de problemen niet opgelost. Volgend jaar zijn er gemeenteraadsverkiezingen en zullen de communautaire partijen scoren in de rand. Zullen de met een grote meerderheid verkozen Franstalige burgemeesters in de rand dan wel meteen benoemd worden, zonder dat daar allerlei juridische procedures voor nodig zijn? De splitsing van de kieskring BHV zal bovendien niet betekenen dat er geen Frans-talige lijsten in de rand zijn. Ook bij de volgende parlementsverkiezingen, normaal gezien in 2014, kan het FDF opkomen in Vlaams- Brabant. Nu het FDF geen rekening meer moet houden met de MR, is het niet uitgesloten dat het in de rand eigen mobilisaties zal opzetten. Ook de Vlaams-nationalisten hielden al een mobilisatie in Linkebeek op 18 september, op deze communautaire hoogmis waren een paar duizend aanwezigen. De rondzendbrief-Peeters blijft bestaan, wat zal leiden tot aanhoudende juridische geschillen. In Brussel zullen er wellicht geen middelen zijn om de enorme tekorten (onder meer op vlak van tewerkstelling, huisvesting, onderwijs,…) aan te pakken.
De communautaire tegenstellingen zullen ook na het akkoord over BHV blijven bestaan. Het besparingsbeleid dat er onvermijdelijk komt, zal het ongenoegen tegenover de gevestigde partijen vergroten en ruimte bieden aan de communautaire partijen om zich te versterken op basis van een anti-establishmentgevoel. Dat biedt ook voor het FDF een mogelijkheid om te overleven, mogelijk ook na de parlementsverkiezingen van 2014 waarbij het haar drie verkozenen (en bijhorende financiële middelen) zal moeten verdedigen.
Zolang de vakbondsleidingen ons binden aan het besparingsbeleid van de ‘verantwoordelijke’ gevestigde partijen, zullen de communautaire partijen de ruimte hebben om zich valselijk als een “sociaal” alternatief op het besparingsbeleid voor te stellen. De discussie over een politiek verlengstuk voor de eisen en bekommernissen van de vakbondsleden zal sowieso op de agenda staan. Het vertrek van ACW-kopstukken als Leterme en Vervotte leidt tot discussie hierover in de christelijke arbeidersbeweging. De ‘nieuwe’ SP.a-voorzitter Tobback waarschuwde meteen het ABVV dat er niet teveel kritiek op de partij moet komen. Wellicht zal Di Rupo zijn PS blijven voorstellen als het ‘minste kwaad’ tegenover de druk van rechts, maar hoe lang zal dat verhaaltje van een ‘minder kwaad’ standhouden tegen de achtergrond van besparingen?
De arbeidersbeweging moet het politieke heft in eigen handen nemen. Dat is de enige manier om efficiënt tegen het besparingsbeleid in te gaan alsook om de ruimte voor de communautaire scherpslijpers te beperken. Op Europees en internationaal vlak wordt een besparingsbeleid opgelegd. Als we daar tegen willen ingaan, zullen we onze strijd moeten organiseren en ook een eigen politiek verlengstuk uitbouwen op basis van een consequent verzet tegen alle besparingen.
-
Is het realistisch om België te splitsen?
Er was de RTBF-reportage “Bye Bye Belgium” en nadien het beruchte “plan B” van de Franstalige partijen of nog de reportage van de VRT over een eventuele splitsing van het land. Hoe realistisch is dat scenario eigenlijk?
Vandaag is het totaal onrealistisch om tot een onderhandelde splitsing van het land te komen. De eindeloze onderhandelingen over de splitsing van BHV maken dat duidelijk, als er rond BHV geen onderhandelde splitsing mogelijk is, wat moet dat dan niet zijn indien pakweg de staatsschuld moet worden gesplitst en over staatsgrenzen moet worden beslist?
Voor Brussel hebben de voorstanders van een splitsing geen oplossing: de Brusselaars zelf staan negatief tegenover aansluiting bij een onafhankelijk Vlaanderen en hoe zou Brussel als administratief knooppunt van de rest van het land als aparte entiteit kunnen bestaan?
De Belgische economie wordt gedomineerd door de traditionele grote families (zoals de Mévius, Van Damme, de Spoelberch, Solvay, Saverys, Frère-Bourgeois, Colruyt, Boël, Bekaert,…). Deze oude dynastieën van de patronale en financiële wereld hebben nog steeds een machtige positie. Voor hen is een opdeling van het land economisch gezien niet interessant en dus niet aan de orde. Het feit dat de verschillende regio’s tegen elkaar kunnen opgezet worden, is voor hen geen probleem. Daar kunnen ze voordeel uit halen omdat het een verenigde arbeidersbeweging moeilijker maakt. Maar een opsplitsing van het land zou de financiële belangen van de echte machthebbers in dit land bedreigen.
Het idee van onder meer de N-VA van een “Europa van de regio’s” is een illusie. Doorheen de economische crisis kwamen alle interne tegenstellingen in de Europese Unie opnieuw aan de oppervlakte. Wie vandaag nog spreekt over een verdieping van de Europese Unie om tot een soort van “Europese staat” te komen, negeert de realiteit en is aan het dagdromen.
Tenslotte is een niet onbelangrijke vraag wat de bevolking zelf wil. Slechts een minderheid van de Vlamingen is voor onafhankelijkheid. Alle peilingen houden het doorgaans op zowat 10% voorstanders van onafhankelijkheid.
Een splitsing van het land is dus (nog) niet aan de orde en zou bovendien niet op een vreedzame wijze kunnen worden doorgevoerd. Tegen de achtergrond van de economische crisis loopt de verdeel-en-heerspolitiek van de burgerij uit de hand. Dat leidt tot een groeiende polarisatie waarbij het steeds duidelijker wordt dat er op kapitalistische basis geen antwoord is voor de nationale kwestie. De arbeidersbeweging moet daar tegenover de eenheid van alle arbeiders stellen. Eenheid om in te gaan tegen het kapitalistische systeem en op te komen voor een socialistisch alternatief.
-
Problemen van BHV en rand rond Brussel zijn sociaal
Een rapport van de Studiedienst van de Vlaamse Regering (SVR) bevestigt dat de problemen van BHV en de rand rond Brussel in de eerste plaats een sociaal probleem zijn. Meer bepaald wordt gewezen op de onbetaalbare huisvesting in deze streek wat leidt tot het feit dat jongeren wegtrekken. De plaats van de jongeren wordt ingenomen door goedverdienende EU-personeelsleden en Franstaligen uit Brussel.
Het is bijzonder duur om in de rand rond Brussel te wonen en dat geldt voor alle soorten van huisvesting. Een gemiddeld woonhuis in Vlaanderen kost 185.000 euro, in de rand wordt dat 235.000 en in de faciliteitengemeenten zelfs 270.000 euro. Een villa kost 320.000 euro in Vlaanderen, 420.000 in de rand en 540.000 in de faciliteitengemeenten. Ook een appartement is duurder in de rand (188.000 euro tegenover 183.000 in Vlaanderen) en voor bouwgrond moet in de faciliteitengemeenten meer dan dubbel zoveel worden betaald als in de rest van Vlaanderen (400 euro mer m² tegenover 150 in het Vlaamse gewest).
Ook op het vlak van de huurprijzen zijn er grote verschillen tussen de rand rond Brussel en de algemene cijfers voor het Vlaamse gewest. Waar voor het volledige gewest meer dan 25% van de huurprijzen onder de 250 euro per maand vallen, is dat in de Vlaamse rand minder dan 20%. De gemiddelde huurprijs in de provincie Vlaams-Brabant ligt 57 euro hoger dan in de provincie Antwerpen voor een ‘identieke woning’ en minstens 80 euro hoger dan in de andere provincies. De cijfergegevens zijn wel al vrij oud, van 2001 meer bepaald. Toen al waren meer dan 20% van de huurwoningen in Overijse, Sint-Genesius-Rode, Kraainem, Tervuren en Wezembeek-Oppem duurder dan 991,57 euro per maand!
De prijzen voor woonhuizen en appartementen namen in de rand rond Brussel sterker toe dan in het Vlaamse gewest. In 2009 lagen de prijzen 2,5 keer zo hoog als in 1995. Bovendien was het verschil toen al groot: de prijzen voor woonhuizen waren in de rand rond Brussel 40% hoger dan in het Vlaamse gewest.
Een element dat een rol speelt, is de quasi afwezigheid van sociale woningen in de faciliteitengemeenten: er zijn amper 700 sociale woningen terwijl er in de rand 3.000 mensen op de wachtlijst staan. De Vlaamse regering kondigde aan dat ze wil investeren in sociale woningen. Dat gebeurt dan niet zozeer om aan de reële behoeften te voldoen, maar eerder in een poging om het Vlaamse karakter te versterken. Op deze manier wordt een broodnodige sociale maatregel meteen communautair ingekleed.
Maar we kunnen ook de vaststelling maken dat de communautaire problemen in de rand rond Brussel bepaald worden door sociale problemen zoals een gebrek aan betaalbare huisvesting en een jarenlange onderinvestering in sociale woningen. Daar hebben de traditionele partijen geen enkel antwoord op, zij dansen naar de pijpen van de internationale ‘markten’ en zullen niet aarzelen om op aangeven van die markten een harder besparingsbeleid te voeren waarmee de problemen in BHV en de Rand enkel nog zullen toenemen.
> Hier vind je de volledige studie
-
Welk alternatief stellen linkse socialisten voor?
Communautair steekspel
Het ABVV roept op voor een “progressief front” van SP.A en Groen en legt uit dat de N-VA-voorstellen tot collectieve verarming, tot een asociale samenleving met lage lonen en uitkeringen leiden. De N-VA noemt het “een karikatuur”, maar dat wordt tegengesproken door het feit dat Bart De Wever VOKA zijn “baas” noemt. Zou een “progressief front” echter een oplossing brengen? Als dat front uit SP.A en Groen moet bestaan, is ons antwoord neen.
Artikel door Anja Deschoemacker uit de novembereditie van De Linkse Socialist
Rechts-populistische figuren als Sarkozy en Berlusconi zijn vooral aan de macht gekomen door het diskrediet van officiëel “links”. Decennialang hebben sociaal-democratische partijen overal in Europa een besparingspolitiek verdedigd waarbij werkenden en uitkeringsgerechtigden – in België zo’n 80% van de bevolking – moesten inleveren om de winsten te doen stijgen. Een enorme overdracht van rijkdom van arm naar rijk vond plaats, vaak onder sociaal-democratische regie, steeds met hun medewerking. De groene partijen zijn in datzelfde bootje gestapt.
Die besparingspolitiek – gecombineerd met toenemende werkloosheid, dalende lonen en stijgende woonkosten… – heeft tot enorme tekorten geleid. Alle openbare diensten, publieke infrastructuur en sociale voorzieningen zijn afgebouwd tot op een niveau dat hun werkbaarheid in vraag stelt. Overal duiken wachtlijsten op: in opvang voor kinderen, jongeren, mensen met een handicap, senioren, in de sociale huisvesting, onderwijs,… Dit leidt tot strijd voor wie van de schaarse middelen kan genieten.
Oplossing ligt in de strijd tegen tekorten en voor democratische rechten van iedere werkende
In een land als België proberen politici de aandacht af te leiden van de middelenoverdracht van de gemeenschap naar het patronaat door communautair gehakketak en in mindere mate door vrijzinnigen en katholieken tegen elkaar op te zetten. Ook racisme en vrouwendiscriminatie zijn nooit ver weg. Op korte termijn helpt dat hen om een asociale politiek erdoor te krijgen, op langere termijn is het een tijdbom.
De Vlaamse arbeiders zullen geen euro meer in hun zak krijgen door het regionaliseren van delen van de sociale zekerheid, arbeidsmarktbeleid,… De onderfinanciering van alle regionale diensten en infrastructuur toont dit vandaag al aan: daar waar Vlaanderen bevoegd is, wordt allesbehalve een sociale politiek gevoerd. Hetzelfde gaat op voor Brussel, Wallonië en de Duitstalige Gemeenschap.
Wat de nationale verworvenheden van de arbeidersbeweging betreft – sociale zekerheid, centraal loonoverleg, de index,… – zal het behoud (en de noodzakelijke uitbreiding) ervan sterker verdedigd kunnen worden door de volledige Belgische arbeidersklasse. Daarom juist streven rechtse partijen de splitsing na. We verzetten ons ook tegen iedere regionalisering van bevoegdheden zonder de middelen ervoor – dit dient enkel om te besparen.
Linkse socialisten verdedigen de nationale en internationale solidariteit van de arbeidersklasse, hun sociaal-economische belangen zijn overal gelijklopend, hun vijand is overal dezelfde. We verzetten ons tegen iedere nationale onderdrukking en verdedigen de culturele en sociaal-economische rechten van iedere bevolkingsgroep – democratie kan binnen een gemengde bevolking niet bestaan indien geen rechten voor minderheden worden toegekend, samen met de middelen om die rechten te realiseren. Centraal in ons programma staat het recht op werk en diensten in eigen taal. Vandaag begint taal immers steeds meer een voorwaarde voor werk en diensten te worden. We verzetten ons ook tegen de oprukkende apartheid die voortvloeit uit het huidige stelsel: de onmogelijkheid van tweetalige (of meertalige) lijsten bij verschillende verkiezingen, de twee concurrerende onderwijsstelsels in Brussel,…
Essentieel moet voor een blijvende oplossing een strijd worden gevoerd tegen het kapitalistische systeem zelf, dat steeds tekorten creëert en vervolgens verdeel-en-heerstaktieken gebruikt om de elite nog rijker te laten worden op het sociale bloedbad dat bij de meerderheid wordt aangericht. In de strijd tegen die elite voor de middelen om de behoeften van de meerderheid van de bevolking te kunnen bevredigen, zal de arbeidersklasse de voor de overwinning noodzakelijke klasseneenheid creëren, o.a. door de rechten van alle arbeiders te verdedigen, ook die van nationale of andere minderheden. De creatie van een nieuwe arbeiderspartij zal daarin een belangrijke stap moeten zijn.
> Lees hier een uitgebreid standpunt van LSP over de staatshervorming
