Category: Op de werkvloer

  • Non-profit: echte stakingen voorbereiden! Eenheid in actie!

    We zijn met de Non-Profit nu al een jaar in beweging en al ettelijke betogingen verder… Het lijkt erop dat de regering bereid is enkele toegevingen te doen…maar het radicale njet van de regering inzake koopkrachtverhoging is onaanvaardbaar.

    POLSSLAG, Actieblad Non-Profit van strijdsyndicalisten in ACV en ABVV

    Concreet zou dit willen zeggen dat wij (als ziekenhuissector) over een periode van 10 jaar (2000 t.e.m 2009) een reële koopkrachtverlaging zullen kennen. De 1 % loonsverhoging voor de ziekenhuissector in het vorig akkoord als zoenoffer voor het optrekken van de barema’s voor de rusthuizen e.d. was naief want het ging er van uit dat we met het volgende akkoord er met de volledige sector qua verloning er op vooruit zouden gaan… En nu wil de regering ons een loonstop in de maag splitsen… De kloof met de andere sectoren (nu gemiddeld 10,5%) zou dus nog verder toenemen in plaats van afnemen. De koppeling van de Non-Profit wat betreft loonsverhoging (of beter gezegd: inhalen van loonachterstand) aan het Interprofessioneel Akkoord (een eis van de regering) lijkt ons dan ook klinkklare onzin.

    Waarover wordt er onderhandeld?

    De eisenbundel van de vakbonden met betrekking tot tewerkstelling en opleiding bevat maatregelen voor een totaal bedrag van bijna 2,5 miljard Euro dat verdeeld wordt als volgt: 2.245 miljoen voor tewerkstelling, 798 miljoen Euro voor toename van de zorgvraag inbegrepen en dan nog eens 246 miljoen Euro voor opleiding. Misschien wat concreter: Dit zou neerkomen op 53.850 voltijdse equivalenten of 77.000 bijkomende werknemers. In het voorstel van de regeringsonderhandelaars worden er in totaal 13.710 voltijdse equivalenten aan nieuwe netto jobs voorzien. De kost wordt geraamd op 600 miljoen. De eisen van de vakbonden inzake koopkrachtverhoging bedragen 415, 5 miljoen Euro. In dit bedrag zit een volledige 13de maand (verbetering van inkomen met 3,39%), de rechtzetting van de anomalie inzake vergoeding voor onregelmatige prestaties en een verbetering van de pensioenregeling. Maar zoals eerder gezegd: de regering blijft voor deze eisen potdoof.

    Indien we een forse koopkrachtverhoging en andere toegevingen willen afdwingen zullen we echter moeten overgaan naar actiemiddelen die in staat zijn de mobilisatiekracht van de witte woede substantieel te verbreden en zullen we dus de strijd dichter bij de collega’s op de werkvloer moeten brengen in plaats van ze langzaam te laten uitsterven in de zoveelste optocht in Brussel of in allerhande mini-acties (door een handvol militanten) die geen zoden aan de dijk brengen.

    Ook zal het noodzakelijk zijn om de Non-Profit in zijn geheel te mobiliseren zoals in de vorige witte woede van 1999-2000: niet enkel de federale sectoren maar ook de gewestelijke sectoren én de openbare sector. Bij de onderhandelingen wordt er, wat betreft o.a. personeelsverhoging, een duidelijke verdeling gemaakt tussen de privé en de openbare sector… zo: waar blijft het personeel van de openbare ziekenhuizen in de betogingen en de acties?

    ACTIEVOORSTEL

    Concreet stellen wij voor om een echte staking af te kondigen gedurende 1 week waarbij er per vakbondsgewest én in gemeenschappelijk vakbondsfront elke dag een ander ziekenhuis of instelling uitgepikt wordt om hermetisch af te sluiten met een massapikket en dus enkel opgevorderden binnen kunnen.

    Alleen op deze manier kan een staking in onze sector een reële impact hebben. Concreet kunnen de stakers (en dus niet enkel de delegees) van alle ziekenhuizen en instellingen van het gewest ’s morgens steeds op dezelfde plaats verzamelen van waar er bussen kunnen vertrekken naar de instelling in kwestie. Deze actieweek kan enkel een succes worden als ze voorafgegaan wordt door een intensieve informatiecampagne over de actievorm naar het personeel en de publieke opinie toe. Naargelang de situatie kan het massapikket zowel ‘s morgens als ‘s middags (laatdienst) ingezet worden. Wat wij dus voorstellen zijn omvangrijke vliegende piketten. Een massapikket kan steeds afgesloten worden met een korte betoging in de nabijheid van de instelling. Voor de aankomst en na het vertrek van het vliegend pikket is het uiteraard de bedoeling dat een beperkt (overtuigings)pikket met militanten van de instelling zelf op post staat.

    GEEN GELD?

    Het argument bij uitstek om de terechte eisen van de Non-profit van tafel te vegen is het tot vervelens toe herhaalde credo “Er is geen geld”. Rara: de miljardenwinsten van de farma-industrie zijn kennelijk mirakels die stomweg over het hoofd gezien zijn door het Vaticaan. Er is wel degelijk geld maar het is verkeerd verdeeld (maar niet volgens de kapitalistische logica): de woekerwinsten voor de bedrijven, de lasten voor de staat (dus de kleine belastingbetaler).

    Hoe komt het dat de internationale farma-industrie ten prooi viel van een massale angstpsychose toen de bekende Amerikaanse documentairemaker Michael Moore aankondigde dat hij deze industrie eens onder de loep zou nemen? Zitten er dan zoveel lijken in de kasten van deze Cosa Nostra van de pillen? En de lulkoek dat medicatie zo duur is omdat men veel moet besteden aan onderzoek, is ook al lang doorprikt: de industrie geeft meer uit aan reclame dan aan research. De rest van het verhaal kan men lezen in het boek van Dirk Van Duppen: De cholesteroloorlog: Waarom geneesmiddelen zo duur zijn.

    EENHEID in massa-acties!

    Geen verdeeldheid of mini-acties die nergens toe leiden!

    In de voorbije acties zijn er al wat incidenten geweest tussen leden van het ABVV en het ACV. Op de betoging van 21 oktober in Brussel was er wat getrek en geduw om de kop van de betoging en zijn er wat meppen uitgedeeld. Het is al genoeg dat de regering ons probeert te verdelen, laat staan dat we ons tegen elkaar laten opzetten door onze eigen vakbondsapparaten. De borstklopperij van wie, wat, met hoeveel en hoe snel gedaan heeft: de groenen of de roden…die spelletjes kunnen we missen als de pest!

    Op de vraag van de delegees, bijeengekomen op het beroepscomité BBTK-Setca van Brussel-Halle-Vilvoorde om doortastender acties, kregen we een flauw antwoord in de praktijk: zogezegd verrassingsacties na de vrijdagbetogingen. Vorige week was dat dan de bezetting van de inkomhal van het RIZIV. Het enige wat we daardoor bereikt hebben, is het verwarmen van onze tenen. Zulke acties zijn pure verspilling van energie en kunnen enkel maar tot demoralisatie leiden. Op deze actie waren er ook LBC’ers aanwezig. Een secretaris van de BBTK-Setca vroeg/eiste dan ook van de mensen om alle groene materiaal te verwijderen ‘omdat het een actie is uitsluitend van de roden’. De aanwezige ‘rode’ militanten waren echter niet akkoord met de werkwijze van hun secretaris en begonnen allen samen ‘Tous ensemble, tous ensemble’ te scanderen!

    GEEN aparte ‘kleurblokken’ in de betogingen maar 1 NON-PROFITBLOK!

    Verder vinden wij ook dat er komaf moet gemaakt worden met de dwangmatige ‘kleurblokken’ in de betogingen: dit versterkt enkel de verdeeldheid tussen de collega’s en zorgt voor onnodige problemen (zie voorgaande). Het zou veel logischer zijn om in delegatie per instelling te lopen, alle kleuren door elkaar. Op de betoging in Brussel van 21 oktober gedroegen de secretarissen zich als kinderjuffen die met megafoon de mensen er uitpikten die bij ‘de verkeerde kleur’ liepen: wel, wel, wel: where will it all end?

    21 december om 10u30, Esplanade Noordstation

    ALLEN SAMEN tegen de sociale afbraakpolitiek!

    De Non-Profitbetoging van 17 december is verboden omwille van de Europese top maar wordt verlegd naar de interprofessionele betoging van ACV en ABVV op 21 december. Enkel als de arbeidersbeweging in 1 blok in beweging komt, kunnen we de brutale sociale afbraakpolitiek (de jacht op werklozen, loonstop, afschaffen van het brugpensioen, meer flexibiliteit…) van regering en patronaat stoppen. Samen sterk!

    In het licht van deze brutale aanvallen op onze sociale verworvenheden heeft de LSP onderhandelingen aangeknoopt met de vakbonden om te komen tot een Jongerenmars voor Werk. Een princiepsakkoord werd dan ook afgesloten om op 19 maart 2005 een jongerenmars te organiseren in Brussel. Deze jongerenmars moet aangegrepen worden om tot een actieve eenheid in het verzet tegen de besparingen te komen tussen werkenden, werklozen en jongeren (scholieren en studenten) In de bedrijven kan de jongerenmars een gelegenheid bieden om de jongeren te betrekken in het vakbondswerk (dat meer en meer het werk dreigt te worden van enkel ‘ouderdomsdekens’)

    Om van de Jongerenmars voor Werk een succes te maken, zal de LSP overgaan tot de vorming van lokale jongerenmarscomités in de steden maar ook waar het mogelijk is, het initiatief nemen om dergelijke comités op te zetten op bedrijfsniveau zodanig dat jonge vakbondmilitanten over de grenzen van de vakbonden heen, een werking op de werkvloer kunnen ontplooien. De jongerenmars moet dan ook gezien worden, niet als een doel op zich of om wat ‘stoom’ af te blazen maar als een hulpmiddel om een reële krachtsverhouding op te bouwen in de scholen, de wijken en de werkvloer die deze brutale besparingspolitiek kan stoppen!

  • 21 december: vakbondsbetoging tegen patronaal offensief

    Op 21 december wordt in Brussel door beide vakbonden betoogd tegen het patronaal offensief bij het sociaal overleg. De vakbonden nemen het niet dat het patronaat op bijzonder arrogante wijze enorme toegevingen wil afdwingen. Om het standpunt van de vakbonden kracht bij te zetten, wordt betoogd. Wij roepen op om massaal aan deze betoging deel te nemen.

    De thema’s voor de betoging zijn evident. Centraal daarbij staat de discussie over de loonnorm waarbij het patronaat in de praktijk een inlevering van de werknemers vraagt. Maar zoals het ACV terecht schrijft: "Werknemers heten niet allemaal Jan Coene en hebben zeker geen monsterloon." De discussie over de loonnorm (de maximale grens waarmee de lonen mogen stijgen) is belangrijk om de lonen aan te passen aan de stijgende levensduurte en op die manier ervoor te zorgen dat er in realiteit geen achteruitgang van het inkomen is.

    Een ander thema is de houding tegenover de brugpensioenen. Het ABVV stelt in haar oproep voor de betoging van 21 december dat het brugpensioen moet behouden worden o.a. voor werknemers die de eisen van hun beroep of hun werkgever niet meer aankunnen. Daarnaast eist het ABVV dat het inkomen van bruggepensioneerden niet aangepakt wordt. Er circuleren immers ideeën om het brugpensioen minder aantrekkelijk te maken door de uitkeringen voor bruggepensioneerden te verlagen.

    Verder wordt geprotesteerd tegen de eis om het tijdskrediet af te bouwen. Een loopbaanonderbreking in de vorm van tijdskrediet is een manier om tegemoet te komen aan familiale of persoonlijke omstandigheden van werknemers. Maar het patronaat wil de bijdragen die zij daarbij betalen ter discussie stellen. Het ACV schrijft terecht: "Als je het recht afschaft, als je de premie afschaft, ga je tijdkrediet beperken tot een kleine elite die het zich financieel kan veroorloven om minder te werken of een sabbatjaar te nemen."

    Het ABVV wil tenslotte ook het verband leggen met de strijd tegen de werkloosheid. Terecht stelt de vakbond: "Om de werkgelegenheidsgraad te verhogen… zijn er meer jobs nodig!" Maar daarbij wordt geen idee gegeven van hoe dat kan bereikt worden. Tegenover de patronale ideeën over de arbeidsduur (bvb. door de prestatie van overuren gemakkelijker én goedkoper te maken), moeten de vakbonden offensief naar voor komen met eisen rond arbeidsduurvermindering. Het is mogelijk om de werkloosheid aan te pakken door allemaal minder te werken voor eenzelfde loon. Waar blijven de eisen rond de 32-urenweek?

    De betoging van 21 december mag niet louter bedoeld zijn om stoom af te laten. Het kan een goede gelegenheid vormen om het ongenoegen dat aanwezig is te bundelen. Daarom mag het niet beperkt blijven tot de privé-sector, ook in de openbare diensten zijn er gelijkaardige problemen op vlak van arbeidsritme, stress, de druk van mogelijke privatiseringen,… Door het ongenoegen van de postmannen en postvrouwen, de werknemers van de non-profit, de Brusselse vervoersmaatschappij MIVB,… samen te brengen, zullen de eisen in de sectoren zelf ook sterker naar voor kunnen gebracht worden.

    Tegenover het offensief van regering en patronaat is een offensief van de arbeidersbeweging nodig. 21 december kan daar een belangrijke stap in vormen.

    Afspraak: dinsdag 21 december, 10u30, Brussel-Noord

  • Nu ook acties bij De Lijn in Oost-Vlaanderen

    Na de acties bij de openbare vervoersmaatschappij in Brussel (MIVB), zijn er nu ook acties gevoerd door het personeel van De Lijn in Oost-Vlaanderen. Vrijdag werd gestaakt, zaterdag was er een betaalstaking aangekondigd maar deze ging niet door. Aanleiding voor de acties zijn ook hier de krappe rij- en rusttijden en het gebrek aan middelen.

    Aanvankelijk werd enkel een betaalstaking op zaterdag aangekondigd. Daartoe werd onder meer een pamflet verspreid op de bussen en trams. De directie nam dat pamflet op als een belediging en eiste dat ze zouden verwijderd worden. Wellicht wou de directie daarmee haar spieren laten rollen? Alleszins werd deze provocatie stevig beantwoord met een spontane staking.

    De directie zag in het pamflet een "beledigende verwijzing" naar directeur-generaal Ingrid Lieten (SP.A) van De Lijn. Vooral in Gent ging het openbaar vervoer snel plat toen de directie haar eis bekend maakte om de pamfletten te verwijderen.

    Jammer genoeg werden de acties niet gesteund door de liberale vakbond ACLVB. Die bond meent dat een stakingsactie niet doeltreffend is, en dat een betaalstaking veel beter is omdat het niet "onpopulair" overkomt bij bredere lagen. Tegelijk werd aangekondigd dat de vakbond niet zou deelnemen aan een algemene staking bij De Lijn komende zaterdag.

    De ACLVB vergist zich schromelijk en maakt een ernstige fout door het vakbondsfront te doorbreken. Tegenover de arrogantie van de directie is een vastberaden houding van het personeel noodzakelijk. Bovendien is het stakingswapen wel degelijk efficiënt bij het openbaar vervoer. Dat leidt immers tot enorme problemen wat de druk op de directie, ook van buiten uit, versterkt. Bovendien wordt het mogelijk om collectief op te treden.

    Het beperken van de acties tot betaalstakingen zorgt ervoor dat het slagen van de actie sterk individueel bepaald wordt: doet een chauffeur mee of niet? Bovendien is het minder zichtbaar en zal er geen externe druk op de directie komen door dit soort acties.

    Het feit dat de werknemers van De Lijn spontaan in staking gingen na een provocatie van de directie, geeft overigens aan dat de kracht van het stakingswapen aan de basis wel degelijk goed aangevoeld wordt. Wij steunen alvast de acties. Meer middelen en aangepaste rij- en rusttijden zijn immers in het belang van ons allemaal. Veilig en degelijk uitgebouwd openbaar vervoer, is belangrijk voor zowel het personeel als de gebruikers!

  • Staking bij de MIVB. Waarom het akkoord moet verworpen worden

    Op de stakingsactie bij de MIVB was ook LSP/MAS opnieuw aanwezig. We hebben er onderstaand pamflet verspreid dat uitlegt waarom het akkoord moet verworpen worden en waarom het nodig is om de acties verder te zetten op een ééngemaakte wijze.

    10 redenen om dit slechte akkoord te verwerpen…

    Terwijl heel wat arbeiders van de MIVB de stakingsoproep van 10 november van het ACOD (ABVV) volgden (de helft van de diensten bleef binnen), tekenden de vakbondssecretarissen van de christelijke en van de liberale vakbonden snel een akkoord. Dat slechte akkoord zal de algemene arbeidscondities niet fundamenteel verbeteren. Waarom niet?

    1. Breaks

    “Overeenkomstig de bestaande procedures moeten deze breaks in geval van vertraging verder aangevraagd worden (aan de dispatching).” De break (om te eten en te rusten) is een recht, geen gunstmaatregel. Zodra een voertuig enkele minuten voorsprong of vertraging heeft wordt de dispatching automatisch geïnformeerd door een alarmsignaal. Voor het recht op een break werkt het alarm echter niet. Kortom: niets verandert!

    2. Rittijden bus

    “Ondertussen zal de directie, indien het mogelijk is met het beschikbare personeel, versterking in “real time” inzetten op die lijnen”. En als het aantal het niet toestaat?

    3. Personeelsbestand

    “Aangaande de bestuurders verbindt de Directie zich ertoe om tegen het einde van 2004 50 buschauffeurs aan te werven via de diverse maatregelen die, zoals uiteengezet in de memo van de Algemene Directie van 18 oktober 2004, nu al genomen werd”. Dat is onvoldoende! Minstens het dubbele is nodig want er zullen nog personeelsleden vertrekken voor het einde van het jaar. Als sommige rittijden worden verlengd zullen er diensten moeten bij komen.

    4. Vooraan opstappen

    “Interventie van de lijnchefs op 27 moeilijke punten tijdens drukke uren en op het einde van de schooldag.” Wie zal de administratieve taken van de lijnchefs intussen overnemen? “Oprichting van een vliegende steunploeg ten behoeve van de chauffeurs.” Onder de 50 dus die nog moeten aangeworven worden.

    5. Noodprocedure

    “Voor de rittijden die als zeer onaangepast worden beschouwd, kan door een bestendig afgevaardigde een noodprocedure worden ingeroepen. Naargelang het geval, zal de termijn voor de aanpassing variëren tussen 3 en 5 weken.” Waarom een bestendig afgevaardigde en geen afgevaardigde van de depot? Waarom 3 tot 5 weken wachten? Men spreekt hier over een noodprocedure voor zeer onaangepaste lijnen. En in de andere gevallen?

    6. De regel van 2 minuten

    “De directie verbindt zich ertoe de regel van de 2 administratieve minuten te respecteren, echter binnen de in de dienstregelingsplankjes minimum te voorziene 5 minuten regulatietijd.” Het akkoord voorziet dit voor de tram, maar niet voor de bus, terwijl de administratieve taken voor beide dezelfde zijn.

    7. Aanwerving bedienden

    Niets is voorzien in het akkoord.

    8. Aanwerving technisch personeel

    “De directie verbindt zich ertoe om 20 arbeiders aan te werven in de directie Rollend Materieel.” Niets is voorzien inzake stockbeheer en wisselstukken (nochtans vitaal om niet talloze voertuigen te immobiliseren)

    9.Personeelsstatuut

    “De directie verbindt zich ertoe dat de huidige lonen niet zullen verminderen”. De directie zal de lonen dus niet verminderen, maar ze zal wellicht nieuwe hindernissen invoeren om baremaverhogingen af te remmen.

    10. Sociale vrede

    “De vakbondsorganisaties verbinden zich ertoe steun noch erkenning te verlenen aan een beweging die betrekking heeft op de verschillende onderwerpen van dit akkoord.” Dat is onaanvaardbaar.

    Dat aanvaarden is zich de handen op de rug binden. Staking is het enige efficiënte wapen waarover de arbeiders beschikken. De directie beschikt over een heel arsenaal van repressiemaatregelen om het personeel onder druk te zetten: waarschuwing, sancties, schorsing, ontslag, enz. Zou Flaush een akkoord tekenen waarin hij afziet van sancties en ontslagen?

    3 redenen om te staken op 29 november

    Een slechte wet… verandert men!

    De manier waarop het akkoord getekend werd, in allerijl, tijdens de staking van 10/11 bewijst dat het deze heren er niet om te doen was de gerechtvaardigde eisen van de arbeiders in te willigen, maar integendeel een halfslachtig akkoord te tekenen om de acties stil te leggen. Sindsdien herhalen ze om de haverklap “het akkoord is getekend, er is niets meer aan te doen, het is bindend voor iedereen”. Een slechte wet, verandert men.

    Dat geldt ook voor een slecht sociaal akkoord. Indien het onvoldoende is voor de meerderheid van de arbeiders, dan moet het heronderhandeld worden en aanzienlijk verbeterd worden.

    Vakbondsdemocratie: de arbeiders moeten beslissen

    De secretarissen die het akkoord tekenden, hebben hun leden niet geraadpleegd. Het is niet de secretaris die moet beslissen, maar de betrokken arbeiders. Ongeacht de inhoud van het akkoord, vast staat dat de vakbondssecretaris (in tegenstelling tot de bestuurder) voldoende lunchpauze heeft…

    Arbeiders aangesloten bij het ACV en het ACLVB: gedraag u niet als stakingsbrekers.

    Alle arbeiders, ongeacht bij welke vakbond ze aangesloten zijn, hebben belang bij een goed akkoord en een verbetering van de arbeidscondities. Het akkoord dat snel snel werd getekend op 10/11 brengt geen enkel beterschap. Het is en catalogus van loze beloften. De directie wacht de gelegenheid af om de arbeiders te verdelen. (Verdelen om te heersen!)

    Laat u niet verdelen. Breek niet door de stakerspiketten. Praat met uw collega’s aan het pikket. We kunnen het tij enkel keren door samen te blijven.

    Stop de dreigementen tegen ACV-delegees die tegen het akkoord zijn!

    Een ontoelaatbare druk wordt uitgeoefend op de militanten van het ACV die zich tegen dit halfslachtig akkoord verzetten. Op de ondernemingsraad van 18/11 zei de voorzitter aan een ACV-afgevaardigde: ”U zal in ieder geval niet lang meer deel uitmaken van de ondernemingsraad…”. Met welk recht zegt hij dit? Het is het personeel dat haar vertegenwoordigers kiest en niet de directie. Het is alsof tijdens een match Anderlecht-Standaard Luik, de trainer van paars de ploeg van rood zou selecteren.

    Aan de arbeiders van de MIVB: Help ons de Jongerenmars voor Werk realiseren!

    Deze mars is ook belangrijk voor de arbeiders aan de MIVB!

    Eerst en vooral omdat velen van u wellicht een zoon of een dochter, een nicht of een neef hebben die net schoolverlater is en geen werk vindt. (Tenzij u lid bent van de beheerraad en over een lange arm beschikt. Dat is echter niet de situatie van de meerderheid)

    Vervolgens ook omdat de regering – die beloofd had 200.000 banen te scheppen – niets doet om de werkgevers te dwingen en een echt contract aan een degelijk loon aan de jongeren aan te bieden. Integendeel de patroons krijgen steeds meer mogelijkheden om mensen aan het werk te stellen met onvolwaardige contracten (interim, contract van beperkte duur, deeltijds).

    Men moet niet denken dat men bij de MIVB daarvan van bespaard blijft. Nog maar enkele weken geleden wou de MIVB-directie interimarbeiders aanwerven voor de speciale bussen. Ze heeft die piste slechts als gevolg van de staking (tijdelijk?) verlaten.

    Anderzijds is het onrechtvaardig dat nieuwe bestuurders worden aangeworven aan een nieuw (lager) barema. Denk er maar eens over: binnen 10 jaar, als de oudere werknemers op pensioen zullen zijn, zal een goede helft van het personeel van de MIVB met het nieuwe barema werken.

    Een ander voorbeeld: in de supermarkten vind je nauwelijks nog een kassierster met een voltijds contract. De meeste zijn deeltijds aangeworven voor de spitsuren. Het is zeer gevaarlijk als zo een systeem uitbreidt. Het zou kunnen dat de MIVB-directie op een dag overweegt deeltijds bestuurders aan te werven voor de spits.

    Dat zou onaanvaardbaar zijn, met een half loon kan je geen huur betalen, noch een gezin onderhouden.

    Tenslotte zijn jullie direct betrokken bij het aan het werk stellen van jongeren omdat er bij de MIVB op dit ogenblik handen tekort zijn. Er worden diensten afgelast bij gebrek aan personeel. Indien de directie jongeren zou aanwerven zou dit de druk op het overbelaste personeel een beetje verlichten.

    Deze Mars, georganiseerd door Blokbuster (de jongerenorganisatie van de Linkse Socialistische Partij) in samenwerking met de vakbondsjongeren van ABVV en ACV, wil de druk op de patroons en de overheid opdrijven om jongeren echt werk aan een echt loon te garanderen.

    Om van de Jongerenmars voor Werk een succes te maken roepen wij op tot het opzetten ten van lokale jongerenmarscomités marscomités aan scholen, doplokalen en in bedrijven. Waarom geen dergelijk comité opzetten bij de MIVB?

  • Staking MIVB: helft van de voertuigen reed niet uit

    Gisteren werd opnieuw gestaakt bij de Brusselse vervoersmaatschappij MIVB. Hoewel slechts één bond, de socialistische ACOD, tot de staking opriep bleef zowat 50% van het materieel in de depots. Tegen het ordewoord van hun vakbonden in namen hier en daar ook leden van de christelijke en de liberale bond deel. Een aantal niet gesyndiceerde arbeiders stond traditiegetrouw mee pikket.

    Eric Byl

    Een voorstel tot akkoord met de directie was eerder door de ACOD-basis verworpen. Het akkoord, zo’n 15 bladzijden lang, lost immers geen enkel van de fundamentele problemen op waarmee de arbeiders te maken hebben. Het systematisch inleveren van pauzes bij de dagelijkse vertragingen, het gebrek aan personeel, de onrealistische rittijden waardoor bestuurders voortdurend aangezet worden om de wegcode te overtreden met ongevallen als gevolg, de verplichting om passagiers vooraan te doen opstappen… niets wordt eraan gedaan. Erger nog: het akkoord verbindt de ondertekenaars ertoe geen enkele actie die hierop betrekking heeft te ondersteunen. Veel personeelsleden, ook diegenen die lid zijn van de christelijke en de liberale bonden, begrijpen niet hoe de secretarissen van die twee bonden een dergelijk akkoord durfden tekenen.

    Terwijl het ACOD op 10 november tegen het akkoord staakte, zetten de secretarissen van ACV en ACLVB hun handtekening. Hoe representatief zij zijn, werd geïllustreerd door de overstap van maar liefst 250 personeelsleden naar het ACOD op die ene dag alleen! Dat sterkte ongetwijfeld de ACOD militanten om op 29 november opnieuw in staking te gaan. Ook deze keer werd het een succes, zelfs de directie moet toegeven dat nauwelijks de helft van het rollend materieel ook was uitgereden. LSP-teams van militanten waren aanwezig aan de piketten van Delta, Haren, Molenbeek, Elsene en Schaarbeek. Dit waren overtuigingspiketten. Dat wil zeggen dat niemand fysiek de toegang tot het bedrijf werd ontzegd. De arbeiders gaan ervan uit dat nog heel wat collega’s die vandaag om allerlei redenen werkten, morgen tot de stakers kunnen behoren. Zij willen de verdeel- en heeersstrategie van de directie en sommige vakbondssecretarissen niet versterken door fysiek de confrontatie aan te gaan met hun collega’s.

    De stakers hebben hun meerderheidspositie bevestigd, maar zijn zich tegelijk bewust van de verdeeldheid die de directie kon doorvoeren door de collaboratie van de secretarissen van ACV en ACLVB. Die verdeeldheid moeten we herstellen in het bedrijf zelf, dagelijks op de werkvloer en als het kan via personeelsvergaderingen tijdens de werkuren. Benieuwd in hoeverre de secretarissen bereid zijn hun standpunt niet alleen aan de directie of in vakbondsvergaderingen, maar ook aan de basis te komen uitleggen.

  • RVA: staking tegen jacht op werklozen

    Op donderdag 2 december zal het personeel van de RVA staken omdat de regering haar beloftes over de gelijkschakeling van de lonen niet nakomt. Een groot deel van het personeel gelooft ook niet in het activeringsbeleid van de regering terwijl de regering daar wél 3,5 miljoen euro voor over heeft.

    Karel Mortier

    Jan Vandeputte hoofdafgevaardigde van het ACOD stelde in De Morgen van 29/11: ‘’Het RVA-personeel heeft zo zijn bedenkingen bij de activeringspolitiek, een project dat volgens hen geen enkele kans van slagen heeft en puur demagogisch is. De medewerkers weten dat er geen werk is voor deze groep en dat de hele operatie is bedoeld om de druk op de werklozen op te voeren zodat ze om het even welke job aannemen. Vaak gaat het dan om banen in het kader van de dienstenchequesregeling. De werkloze wil liever volwaardig werk met een toekomstperspectief. Maar de RVA-medewerker moet hem in de richting van dat nepstatuut dwingen en anders dreigen dat de werkloze zijn uitkering verliest.’’

    Het was bij de aanvang van dit project al duidelijk dat het niet zozeer de bedoeling van de regering was om werklozen aan een volwaardige job te helpen met een zeker toekomstperspectief maar dat ze nieuw en goedkoop personeel zochten voor al hun nepbanen en dat ze vooral wilden besparen op de werkloosheidsuitkeringen. De RVA moest het vuile werk opknappen voor Vandenbroucke. Uit een aantal interne documenten van o.a het kabinet van Vandenbroucke waar de krant De Tijd de hand kon opleggen bleek al dat de regering, via de RVA, tegen 2007 30 000 werklozen hun uitkering wil afnemen nog voor ze één werkloze hadden gecontroleerd. Die schorsingen moeten druk uitoefenen op de overige werklozen zodat ze niet anders kunnen dan slecht betaalde en flexibele jobs te aanvaarden. Op die manier zal de concurrentie op de arbeidsmarkt ook toenemen wat de lonen en arbeidsvoorwaarden onder druk zal zetten.

    Daarom hebben we met LSP de voorbije weken en maanden campagne gevoerd aan de doplokalen en kantoren van de RVA tegen dit beleid. Het feit dat nu ook personeel van de RVA publiekelijk stelt dat het activeringsbeleid van de paarse regering ‘’pure demagogie” is, is een opsteker voor de mensen die zich ter controle bij de RVA moeten aanbieden en een nederlaag voor de regering. Het personeel stelt door te staken dat de regering de werkloosheid moet aanpakken en niet de werklozen.

  • Afbraak onderwijs gaat verder

    De minister van onderwijs en werk Frank Vandenbroucke (SP-a) heeft grootste plannen met het onderwijs. Belangrijke hervormingen zitten in de pijplijn. Het lijkt er op dat de Vlaamse regering versneld werk wil maken van het aantrekken van privé-middelen via zogenaamd Privaat Publieke Samenwerking.

    Karel Mortier

    Vandenbroucke kondigde tegelijk al aan dat er de komende jaren geen ruimte zal zijn voor een verhoging van de lonen van leerkrachten. Een andere besparing houdt in dat het aantal leerkrachten niet evenredig stijgt met de toename van het aantal leerlingen.

    Dit heeft tot gevolg dat leerlingen in grotere klassen les zullen krijgen, wat zowel voor leerlingen als leerkrachten geen goede zaak is. Daarnaast zal er bespaard worden op het ondersteunend personeel waardoor leerkrachten meer taken moeten opnemen en de werkdruk stijgt. In 2005 is er weliswaar een éénmalige financiële injectie gepland in de hogescholen maar dat is onvoldoende om de structurele onderfinanciering aan te pakken.

    Per student krijgen hogescholen amper de helft van de middelen in vergelijking met de universiteiten en dat percentage daalt nog steeds. De staat van de schoolgebouwen in Vlaanderen is desastreus. Op een publieke meeting stelde de kabinetschef van Vandenbroucke dat de kans zeer reëel is dat er de komende jaren ergens in Vlaanderen een gebouw instort. In Gent is er maar liefst een tekort van 16,7 miljoen voor onderhoud van de schoolgebouwen. Men wil daarom scholieren bouw inzetten om hun eigen schoolgebouwen te renoveren omdat dit (uiteraard) goedkoper is dan beroep te doen op vaklieden! Nadat steeds meer beroep wordt gedaan op ouders en leerkrachten om al dan niet onder druk van de directie scholen te onderhouden en bepaalde klusjes op te knappen, worden nu ook al scholieren ingeschakeld. Wie volgt? Werklozen, gevangenen,…

  • De crisis van de Britse spoorwegen

    Groot-Brittannië is het schoolvoorbeeld van privatiseringen. Na de gezondheidszorg, scholen, elektriciteitsmaatschappijen,… was het de beurt aan de spoorwegen. Na de herverkiezing van de Tories in 1992 stond die laatste grote privatisering op de agenda. De privatisering moest om te slagen, binnen één regeringstermijn voltooid en onomkeerbaar zijn. Labour voerde toen nog campagne tegen de privatisering en stelde dat ze die ongedaan zou maken als ze herverkozen werden. Het schema voor die privatisering was buitengewoon. Een infrastructuurbeheerder zou opgericht worden onder de naam ‘Railtrack’. De treindiensten zouden verzekerd worden door verschillende bedrijfjes (TOC’s), zowel lange afstandslijnen als de voorstedelijke netwerken rond Londen.

    Dossier door een spoorarbeider

    De lijn werd uitbesteed aan diegene die met de minste subsidies van de belastingsbetaler, de basisdiensten kon verzekeren. Er was tegenstand van verschillende kanten. Sommigen conservatieven zagen niks in het voorstel omdat ze begrepen dat het niet werkbaar was, maar waren in feite niet tegen de privatisering. Het standpunt van Labour kon niet duidelijker verwoord worden dan door John Prescott op het partijcongres in 1993: “Iedere privatisering van de spoorwegen die doorgevoerd zou worden, zal bij de komst van een labourregering snel en efficiënt afgehandeld worden, met de steun van de hele gemeenschap en zal terug publiek bezit worden.” In 1995 benadrukten Blair en Prescott nogmaals dat “een Labourregering zou zorgen voor het herstel van een openbare spoorweg ten dienste van de bevolking.”

    Pas in 1996 in aanloop naar de verkiezingen maakten ze een bocht van 180%. De liberaal-democraten vonden een spoorweg in overheidshanden meer geschikt dan een verdeelde en ongetwijfeld korte termijn private betrokkenheid. Een opiniepeiling toonde aan dat 92% van de kaderleden van BR vertegenwoordigd door de vakbond TSSA tegen de plannen van de regering waren. De tories waren echter vastberaden om door te gaan. Er werden 3 privé leasingmaatschappijen opgericht (Rosco’s), alle treinen werden onder hen verdeeld. De onderhoud – en hersteldiensten van de infrastructuur van British Rail (BR) werden niet overgenomen door Railtrack maar werden verdeeld in 13 stukken en verkocht aan de hoogste bieder, de meeste van hen plaatsten het arbeidsintensieve werk in onderaanneming (Infraco’s). Het onderhoud van de treinen werd eveneens apart verkocht. De verschillende sectoren van de opengebroken spoorweg werkten met contracten en boetes als de contracten niet nageleefd werden.

    In de haast om alles klaar te krijgen tegen de verkiezingen van 1997 werden alle verschillende onderdelen verkocht aan belachelijk lage prijzen. Als laatste privatiseerden ze Railtrack in 1996, het werd verkocht voor minder dan een derde van de geschatte waarde.

    De spoorweg in honderd stukken.

    “Wij willen de kwaliteit van de spoorwegdiensten verbeteren door het creëren van nieuwe mogelijkheden voor private betrokkenheid. Dit zal leiden tot meer competitie, grotere efficiëntie en een groter aanbod op maat voor de klanten.” Aldus John MacGregor in zijn voorwoord van het privatiseringsplan aan de regering in 1992. De realiteit in 2001 geeft ons 4 busmaatschappijen die de treindiensten domineren, 1 spoorbeheerder die zijn aandeelhouders overspoeld met geld van belastingsbetalers, een paar bouwfirma’s die de wanpraktijken van de bouwsector binnenloodsen in het spooronderhoud, en drie banken die alle treinen bezitten. Van competitie is er geen sprake. Je kan in Groot-Brittannië meestal maar op 1 manier van punt A naar punt B reizen, tenzij tijd en geld geen rol spelen. De verschillende treinoperatoren hebben dus elk een monopolie op hun eigen lijnen.

    De treinoperatoren (TOC’s)

    National Express Group, een lange afstandsbusmaatschappij, bezit 9 kleinere treinoperatoren en heeft een belangrijk deel in de Eurostar. 8 van de 9 TOC’s komen voor in de top tien van hoogste prijsstijgingen in januari 2001. De laatste tussentijdse resultaten toonden 46.7% groei in de winst met een groei van 13% in de dividenden voor de aandeelhouders.

    De Go-Ahead Group bezit de Thames Trains in en rond Londen en ook een grote busmaatschappij in Oxford. Een van haar treinen was betrokken in het Ladbroke Grove ongeval in 1999. Een ongeval dat voorkomen kon worden als de bazen geïnvesteerd hadden in de bestaande treinveiligheidssystemen. Dit werd nagelaten omdat het teveel kostte, niettemin gaven diezelfde bazen prestatiebonussen aan de managers, met een som van meer dan 1 miljoen pond voor de 2 topmanagers alleen al. De oorspronkelijke bestuursleden van Thames Trains kregen 4.3 miljoen pond toen Go-Ahead de firma overkocht. Ze hadden elk 10.000 pond geïnvesteerd. Slapend rijk worden noemen ze dit.

    De grootste busmaatschappij First Group is ook een grote speler geworden met 3 grote treinoperatoren. Een van haar operatoren Great Western, werd een boete opgelegd van 1.5 miljoen pond voor haar aandeel in het Southall ongeval. Haar bestuursleden hadden meer geluk. Toen de firma een jaar na het ongeval gekocht werd door First group kregen de elf bestuursleden samen 23 miljoen pond, waarvan 7 miljoen pond voor de hoofdbestuurder, Brian Scott. Een ander bestuurslid kreeg voor zijn investering van 40.000 pond, 3 miljoen pond terug, tweemaal de schadevergoeding in Southall.

    Goederen

    De situatie in het goederenvervoer is niet veel beter. Het oorspronkelijk plan van de conservatieven om drie afzonderlijke regionale bedrijven op te richten, struikelde over de eerste hindernis. Ze werden alle drie verkocht aan dezelfde bieder. Een aantal kleine operatoren richten zich op gespecialiseerde markten en een tweetal nieuwe bedrijfjes hebben hun tenen in het water gestoken sinds de ‘open toegang’ -een idee waar al lang geen sprake meer van is voor het reizigersvervoer, -geldt voor het goederenvervoer.

    Spoorlijnen en stations

    In het middelpunt van de structuur van de geprivatiseerde spoorweg staat Railtrack. Die werd geprivatiseerd door het aanbieden van overheidsaandelen. Om interesse te wekken voor de uitverkoop werd de schuld afgeschreven (betaald door de belastingsbetaler) en kreeg het een grote machtspositie ten opzichte van de treinoperatoren, een positie die ze schandelijk en schaamteloos misbruikt heeft sinds. Als bij andere privatiseringen werden de aandelen eerst verdeeld onder kleine aandeelhouders. In 1996 was dat nog 58%. Tegen 2000 was de situatie echter gekeerd. 57% van het bedrijf is eigendom van financiële instanties in Groot-Brittannië, en 25% door overzeese instanties. Slechts 18% is nog in handen van kleine individuele aandeelhouders. 75% van het bedrijf is eigendom van instanties en mensen met meer dan 100.000 aandelen in het bedrijf. En ze hebben een goede investering gedaan. De dividenden per aandeel zijn gestegen van 22 pence in 1997 tot 26.3 pence in 99. Na de Hatfieldramp, te midden de chaos kondigde de raad nog een 5% groei aan in het tussentijdse dividend. In totaal hebben aandeelhouders van Railtrack al dividenden ontvangen ter waarde van 572 miljoen pond sinds 1996.

    De winsten stegen in 1999 tot 430 miljoen pond, niet slecht voor een monopolie dat zijn inkomsten haalt uit openbare subsidies. Geld betaalt door de belastingsbetaler aan de treinoperatoren, waarmee zij toegangsgelden betalen, is de grootste bron van inkomsten van Railtrack. De totale som van subsidies bedraagt 1.3 miljard pond, van de 2.3 miljard pond toegangsgelden die betaald worden. Bovenop die indirecte subsidies krijgt Railtrack eveneens rechtstreeks geld van de overheid voor grote investeringsprojecten.

    Zelf voor de meest toegewijde discipel van het vrije markt kapitalisme is het geen prettig zicht. Een privé monopolie grotendeels gefinancierd door kolossale openbare subsidies, die stijgende dividenden uitbetaald aan aandeelhouders terwijl ze ondertussen bepleitten dat de toenemende schulden meer overheidsgeld vereisen of een afschaffing van investeringsplannen. Het is eender dit of bankroet.

    Rollend Materieel

    Als de aandeelhouders in de TOC’s en Railtrack het overduidelijk zeer goed gedaan hebben, dan nog kunnen ze met jaloezie naar de managers kijken, die een beetje geld leenden om de leasingbedrijven van het rollend materieel te kopen. Het rollend materieel van British Rail werd min of meer gelijk verdeeld onder drie bedrijfjes speciaal opgericht voor de privatisering Eversholt, Porterbrook en Angel Trains. De eerste twee werden verkocht aan overnamefirma’s en de laatste aan GRSH. Een paar maanden later werd Porterbrook al doorverkocht aan Stagecoach met 300 miljoen pond winst. Eversholt werd in 1997 verkocht aan HSBC banking group met 208 miljoen pond winst en Angel Trains ten slotte werd verkocht aan de Royal Bank of Schotland voor 1.1 miljard pond, 58% meer dan wat GRSH er twee jaar eerder voor had betaald. Een aantal vroegere BR managers werden hierdoor snel rijk. Mr Prideaux hield 15 miljoen pond over aan de verkoop van Angel Trains, Sandy Anderson kreeg 36 miljoen pond voor de verkoop van Porterbrook. Andrew Jukes, gedelegeerd bestuurder kreeg 16 miljoen pond voor een investering van 110.000 pond bij de pirvatisering van Eversholt en zijn twee mededirecteurs kregen elk 11.6 miljoen pond voor een investering van 80.000 pond. Porterbrook werd nogmaals verkocht door Stagecoach aan Abbey National, waardoor de drie leasingsfirma’s allen in handen zijn van grote banken. De grootste verliezer hier is de belastingbetaler, bestolen van 900 miljoen pond in het voordeel van een handvol BR managers en enkele grote financiële instanties.

    Infrastructuurbedrijven

    Het onderhoud van de infrastructuur van British Rail werd opgesplitst in dertien delen. Opnieuw concentreerde een reeks overnames de hele markt in enkele handen. Zeven bedrijven ( infraco’s) controleren de hele markt met GTRM, Balfour Beatty, Jarvis en First Engineering de grootste spelers. Deze vier controleren 80% van de onderhouds- en vernieuwingsmarkt. In alle gevallen is het spoor slechts een deel van een grotere reeks van bouw- en burgerlijke ingenieursactiviteiten. Ze krijgen hun opdrachten van Railtrack op basis van contracten waarbij ze elk een stuk spoor krijgen voor een bepaalde tijd. Het hele systeem is erop gebaseerd om de tijd dat de lijn buiten dienst gesteld word voor werken, te minimaliseren. Railtrack die zijn inkomsten haalt uit de toegangsgelden van de treinoperatoren, is duidelijk afhankelijk van het rijden van de treinen. Wanneer ze de toegang tot een lijn niet kan garanderen, moet Railtrack geld betalen aan de treinoperatoren, ze heeft er dus alle belang bij om de lijnen open te houden, zelf in slechte staat, wat leidt tot slechte service. Railtrack kan zo zelf geld terugvorderen van de treinoperatoren in de vorm van boetes als ze vertragingen maken. De meeste van de infraco’s besteden het werk uit in onderaanneming. Naar schatting zijn er nu een duizendtal kleine firma’s betrokken in het onderhoud van de sporen.

    Contracten en regulatoren

    Er zijn twee zaken die heel de onstabiele structuur samenhouden: contracten en regulatoren. Het eerste impliceert een ingewikkeld netwerk van aansporingen en boetes voor elk onderdeeltje van de sector. Zoals eerder al vermeld moeten de TOC’s betalen om toegang te krijgen tot het netwerk. Deze toeslagen stijgen niet evenredig met de investeringen die nodig zijn om de lijnen te verbeteren en meer treinen toe te laten. De last voor iedere grote investering komt terug op de schouders van de belastingbetaler terecht. Als Railtrack voor welke reden dan ook, de toegang tot de lijnen niet kan verzekeren, moet zijn betalen aan de TOC’s. Dit maakt het buiten dienst stellen van de lijnen voor onderhoudswerken, zeer duur. Railtrack hanteerde dan ook een politiek van ‘uitputten van de infrastructuur’. De levensduur van het materiaal verhogen tot over de toegelaten limiet tot ze effectief tekenen van slijtage begonnen te vertonen. Ze liet enkel werken uitvoeren als het absoluut noodzakelijk was, in plaats van preventief. Als een trein vertraging veroorzaakte op een lijn, dan moet de TOC een boete betalen aan Railtrack die dan een deel van het geld kan doorstortten aan andere TOC’s die door de vertraging hinder ondervonden.

    Een ingewikkeld systeem werd op vraag van de boekhouders ontwikkeld door computerspecialisten om de treinbewegingen te volgen, niet om de prestaties te verbeteren, maar om de verantwoordelijkheid voor de vertraging te kunnen bepalen. Dit is zeker niet in het voordeel van de reizigers, integendeel. Terwijl vroeger aansluiting verzekerd werd als een trein vertraging opliep, moeten de TOC’s nu een boete betalen als ze hun trein met vertraging laten vertrekken om reizigers van een andere trein te laten overstappen. Dus voor de reizigers kan een vertraging van 10 min. oplopen tot een uur of meer omdat je op een aansluiting moet wachten. De contractuele relatie tussen Railtrack en de Infraco’s is nog meer onderheven aan machtsmisbruik. Er zijn een handvol bedrijfjes die bieden voor werk. Railtrack speelt ze tegen elkaar uit tot ze de laagste prijs verkrijgt. In de praktijk is duidelijk bewezen dat dit ernstige gevolgen heeft voor het werk dat uitgevoerd wordt. Het wanbeleid tegenover de infrastructuur heeft tot verschillende treinrampen geleid.

    Het volledige systeem wordt gecontroleerd door drie regulatoren. De Railway Inspectorate (nu deel van de Health en Safety Executive) is verantwoordelijk voor het controleren van de veiligheidsstandaarden en onderzoekt incidenten en ongevallen. De Office of the Franchising Director ( nu opgeslorpt door de Strategic Rail Authority -SRA)) maakt de treindiensten op, verkoopt ze aan de bieders, controleert hun prestaties en verdeelt de grote sommen overheidsgeld die nog altijd geïnvesteerd worden in het spoor, onder de verschillende privé bedrijven. De SRA heeft nu de macht om de TOC’s te beboeten als de prestaties ondermaats zijn. De Office of the Rail Regulator (ORR) levert de licenties aan Railtrack, TOC’s en goederenfirma’s. Het heeft de macht de licentie van Railtrack in te trekken, wat een loze bedreiging is, aangezien er geen andere maatschappij is op dat terrein die de licentie kan overnemen. De ORR controleert ook de contracten tussen Railtrack en de TOC’s en wordt verondersteld te garanderen dat de hele industrie opereert in het algemeen belang van de bevolking. Er kan gediscussieerd worden over het aandeel van deze regulatoren in de problemen. Ze maken alleszins geen deel uit van de oplossing. Het is duidelijk dat ze gefaald hebben in het garanderen van een veilig, efficiënte, dienstgerichte spoorweg, die beloofd was aan het begin van de privatisering. De regulatoren hebben ook een bureaucratisch regime gevestigd dat trager en obstructiever is dan eender welke door de overheid gecontroleerde industrie.

    De balans

    De verdedigers van de privatisering, de enkelen die nog overblijven, argumenteren dat reizigersaantallen en goederenton per spoor gestegen zijn sinds de ontmanteling van BR. Dit is correct. Het aantal reizigerskilometers is gestegen van 30 miljard in 1995/96 tot 38.5 miljard in 1999/2000. Dit is echter een overschatting van de verbeteringen sinds de privatisering, aangezien reeds in 1988/89 34.3 miljard reizigerskilometers afgelegd werd onder BR. De aantal ritten steeg van 761 miljoen in 1995/96 tot 947 miljoen in 1999/2000. Het is echter absoluut niet duidelijk dat deze groei kan toegeschreven worden aan de privatisering. In realiteit volgt het treingebruik de economische groei en de laatste jaren sinds de privatisering heeft de economie in Groot-Brittannië een consistente groei gekend terwijl de laatste jaren van BR jaren van recessie waren. De algemene economische condities hebben met name een invloed op langere afstandsreizen en dus duurdere treinritten. Het is meer dan waarschijnlijk dat het treingebruik sowieso zou gestegen zijn, gezien de toenemende dichtslibbing van de wegen. Bij het goederenvervoer steeg het aantal vervoerde tonnen per kilometer van 13.3 miljard in 1995/96 tot 18.4 in 1999/2000. Het laatste cijfer is echter maar net boven de 18.1 miljard van 1988/89, voor de recessie begon. De cijfers betreffende het goederenvervoer werden ook kunstmatig naar beneden gehaald onder druk van de overheid om klanten weg te jagen en de business zodanig te verkleinen tot het punt waarop winst kon gemaakt worden. Zo werden klanten die faalden om het volume te leveren voor een volledige trein, geconfronteerd met prijsstijging van in sommige gevallen zelf meer dan 200%.

    Een tweede argument is dat het overhevelen van de volledige sector naar de privé markt belastingsgeld uitgespaard heeft. De feiten zijn iets genuanceerder. In de vier jaren na de privatisering waarover cijfers beschikbaar zijn, was de totale som overheidssteun aan de spoorweg 5889 miljoen pond. In de 4 jaar voor de privatisering was het 5926 miljoen pond, een klein verschil. Overheidssteun gedurende de laatste drie jaren was telkens hoger dan welk jaar ook voor 1991/92. En vroeger bleef het geld dat naar de spoorwegen ging tenminste binnen de spoorwegen. Nu gaat het belastinggeld indirect naar de bankrekeningen van de aandeelhouders. Of neem de directeurs van de Rosco’s die elk tot 17 miljoen pond verdienden toen de Rosco’s verkocht werden aan de banken. 17 miljoen pond is het prijskaartje van een nieuwe goederenterminal in Aberdeen of van het renoveringsproject van Cardiff central station, of kon meerdere keren betaald hebben voor een project om de treindiensten in Edinburgh te verbeteren, om maar drie investeringsprojecten van Railtrack te noemen, in hun managementstatement in 2000. De investeringskans voor enkelen was een verloren kans op een betere spoorweg voor velen. De punctualiteit is er ook niet op verbeterd. Volgens de officiële cijfers is het lichtjes verslechterd, maar de officiële cijfers verbergen natuurlijk de werkelijkheid. Treinen die 10 minuten vertraging hebben, kunnen onder bepaalde omstandigheden aanschouwd worden als ‘op tijd’. Erger nog, hele dagen kunnen ‘ongeldig’ verklaard worden als er een substantiële verstoring was op dat deel van het netwerk. Virgin claimde 137 zulke dagen in 1 enkel jaar. Maar er zijn nog vele andere ongemakken en ergernissen voor de reizigers, die niet in statistieken te meten zijn. De vuile, smerige staat van de treinen van vele TOC’s. Chronische overbevolkte treinen op vele pendellijnen, door een gebrek aan investering in nieuw materiaal. Het niet kunnen gebruiken van hetzelfde ticket voor TOC’s die op dezelfde lijnen rijden. Zo was het voor WAGN reizigers verboden om op een GNER trein te stappen van Peterborough naar Kings Cross. De ingewikkelde talrijke prijsformules voor eenzelfde rit, een verschil van 1 dag bij de reservatie, kan en verschil betekenen van 100 pond voor IC verbindingen. Er zijn dertien verschillende standaardformules voor heen- en terugritten.

    Een reiziger kwam tot de vaststelling dat het goedkoper was om in een degelijk hotel in Manchester te overnachten dan de enige Virgin trein vanuit Londen te nemen die hem op tijd zou brengen voor een vergadering om 9u30. Was hij bereid geweest om 40 min te laat te komen voor de vergadering, dan zou zijn ticket 80 pond goedkoper geweest zijn.

    Zweet en tranen op de sporen: spoorarbeiders aan het woord

    Voor de nieuwe aan de markt gebonden managers die de industrie door de privatisering moesten leiden, waren spoorarbeiders een gegeven waar ze zo snel mogelijk vanaf moesten. Arbeiders met de ervaring van de oude spoorweg, waren de interne vijand. Dit leidde tot de beschamende situatie dat TOC’s treinen moesten afschaffen omdat ze te veel bestuurders hadden afgedankt. Treincontroleurs werken shifts van 11 elf uur.

    Een goederentreinbestuurder verteld: “één bestuurder doet het werk van 3, er zijn bestuurders die meer dan 50 uur per week werken. We werkten vroeger 7 tot 9 uur per shifts in een rotatiesysteem, je wist perfect op voorhand wat je moest doen. Nu werken we via contracten, je weet nooit wat je zal moeten doen. Je krijgt een GSM en als ze je bellen moet je komen werken op ieder moment. Je doet shifts van 14 tot 18 uur en je kan 5 weken na elkaar nachten doen.”

    Een seingever:” We hebben normaalgezien een shift van 8 uur. We werken 56uur per week. Er zijn slechts 3 werknemers voor een 24uren ploeg. Dus je kan enkel een dag verlof krijgen als je collega’s bereid zijn om elk 12 uur te werken. “

    Een onderhoudswerker: “het gebrek aan personeel is vreselijk. Zelf de week na het Hatfield ongeval, hebben ze een derde van het personeel in mijn ploeg afgedankt. We dweilen met de kraan open. We reageren op problemen in plaats van te onderhouden. Normaalgezien moet de sporen wekelijks afgelopen worden om ze te controleren, maar je loopt langs 1 kant van het spoor, terwijl je een blik werpt op het andere spoor, dat telt als een controle van beide sporen. De volgende week ga je langs de andere kant. Volgens mij wordt het dus maar tweewekelijks gecontroleerd. Toen ik bij BR werkte, werden alle sporen 2 keer per week gecontroleerd en overdag, nu doen we het meestal ’s nachts, je kan gewoon niet zeker zijn dat het veilig is. Als we rapporten opmaken dat iets binnen de drie dagen moet onderzocht worden, moet het in principe ook binnen de 7 dagen hersteld zijn, nu kan het 12 maanden duren.” “ Als je een ploeg van 12 hebt, dan had je vroeger 11 ervaren arbeiders en 1 onervaren, nu is het exact het omgekeerde.”

    Veiligheid eerst?!

    Het gebeurt niet vaak dat men al de verschillende onderdelen van de spoorweg in een zaal krijgt. Maar op 18 oktober 2000 zaten werknemers van de TOC’s, Infraco’s, Rosco’s, Railtrack samen, van ingenieurs over consultanten tot treinbestuurders in Central Hall Westminster om te discussiëren over de werknemers’ perspectieven over de veiligheid. Het seminarie werd gehouden in het kader van Lord Cullen’s onderzoek over het Ladbroke Grove ongeval. De timing was tragisch ongepast. Net de dag voordien had de ontsporing in Hatfield aan 4 mensen het leven gekost. Hatfield heeft de spoorweg in de grootste veiligheidscrisis geduwd sinds haar bestaan. Enkele citaten uit het Cullen rapport: “Privatisering heeft geleid tot een grote culturele verandering. De solidariteit tussen treinbestuurders, seingevers en poetsers is verdwenen. Het gevoel van samen te werken is verdwenen. Dit heeft geleid tot een gebrek aan vertrouwen in de anderen. Niemand wordt nog aangemoedigd om iemand anders zijn problemen te bediscussiëren of informatie uit te wisselen.”

    “Het personeel heeft schrik om zijn job te verliezen, aangezien velen sinds de privatisering gedegradeerd zijn tot contractuelen. De lokale besturen zijn te veel bezig met de budgetten, prestaties en boetes. Als de streefdoelen niet gehaald worden, worden de werknemers onder druk gezet om minder veilig te werken…”

    “Er is een druk voelbaar over het al dan niet melden van defecten. Defecten herstellen veroorzaakt vertraging aan de diensten. Het personeel heeft schrik om kleine incidenten te melden omdat ze daarvoor soms gedisciplineerd worden…”

    “Een andere bekommernis is de vele uren die de onderaannemingen kloppen. Voorbeelden werden geciteerd waarbij contractuelen verschillende shifts na elkaar werkten in verschillende delen van het land, met aanzienlijke reistijden, die geen deel uitmaken van de werktijd.”

    Veiligheidswaarschuwingen

    Het Hatfield ongeval kristalliseerde alle bekommernissen over de veiligheid op de spoorwegen. Het seminarie, het resultaat van een onafhankelijk onderzoek na vorige rampen, en niet een initiatief van de sector zelf, kwam een dag te laat. Niets dat verteld werd op het seminarie was nieuw voor Railtrack. Het had al verschillende waarschuwingen gekregen over de veiligheid van het netwerk dat het beheert. Het was in feite al gewaarschuwd door… zichzelf. In 1999 nog vóór de ongevallen in Ladbroke Grove en Hatfield kwam er een veiligheidsrapport, dat bijna volledig voorspelde wat er nadien gebeurde. Het is zeker de moeite om uit het rapport te citeren, hou in gedachten dat Railtrack management dit te lezen kreeg vóór de rampen die aan 35 mensen het leven kostten en de ergste verstoring van het spoorwegnetwerk ooit veroorzaakten. Het rapport waarschuwde dat “de controles die uitgevoerd worden door onderaannemingen onvoldoende zijn” terwijl over de cruciale kwestie van seinvoorbijrijdingen “verschillende interpretaties” toegepast werden door managers in verschillende delen van het bedrijf. “Spooronderhoud wordt niet efficiënt uitgevoerd. De toepassing van degelijke standaards en niveaus van spooronderhoud door de onderaannemingen kan niet aangetoond worden.”

    “Het aantal gevallen van spoorstaafbreuken is aan het toenemen. Verbeterde gegevens zijn nodig om de oorzaak te bepalen en preventieve actie te ondernemen.”

    Het rapport bewijst een zaak: Railtrack was op de hoogte van de risico’s die het nam. De ongevallen bewijzen helaas dat er niets gedaan werd met het rapport. Er zijn twee zaken die centraal staan in het veiligheidsdebat over de spoorwegen. Ten eerste, aanvaarden dat menselijke fouten onvermijdelijk zijn, alhoewel elke inspanning moet geleverd worden om ze tot een minimum te beperken. Waarom zijn er geen systemen om te garanderen dat dergelijke fouten niet zo’n erge gevolgen kunnen hebben? Ten tweede, is de industrie zodanig gestructureerd om te garanderen dat commerciële belangen niet in strijd zijn met veiligheidsbelangen? Is er een ‘veiligheid eerst’ cultuur tussen de verschillende delen van de sector? British Rail had haar beperkingen, en het was zeker niet immuun voor de druk die voortkwam uit financiële overwegingen. Niettemin had ze de beste veiligheidssystemen die op dat moment technisch beschikbaar waren. Haar cultuur en systeem van “veiligheid eerst” werd onderschreven door een geïntegreerde werkvloer, verbonden door een cultuur van coöperatie in het werken voor één en dezelfde spoorweg. Dit werd door de reizigers soms verkeerd geïnterpreteerd als ‘slechte dienstverlening’. Een treinbestuurder had onder British Rail bijvoorbeeld het recht om te weigeren met een trein te vertrekken, als er defecten aan waren. Een strikte procedure die helaas kan leiden tot vertragingen of zelf afschaffingen van treinen. De laksheid waarmee Railtrack omsprong met de veiligheid kan het best aangetoond worden door 3 ongevallen, in dewelke de gevolgen van de privatisering duidelijk aan de basis lagen van de ongevallen.

    Southall en Ladbroke Grove

    In 1997 botste een goederentrein met een reizigerstrein in Southall, West Londen. Zeven mensen kwamen om. In 1999 was er een botsing tussen twee reizigerstreinen in Ladbroke Grove, in de botsing en de daaropvolgende brand, kwamen 31 mensen om. In beide gevallen was de onmiddellijke oorzaak een SPAD, een treinbestuurder die een rood sein voorbijgereden was. (SPAD is de engelse term voor het voorbijrijden van rode seinen). Het is belangrijk om eerst iets meer te vertellen over SPAD’s. Naar schatting krijgen treinbestuurders samen zo’n tien miljoen rode seinen te zien per jaar. Slechts een paar honderd worden, meestal zonder enig risico, voorbijgereden. Een heel klein percentage gezien de druk waaronder treinbestuurders staan. Het is ook logisch voor iedereen dat treinbestuurders nooit opzettelijk een rood sein zouden voorbijrijden. Aangezien je voor een SPAD ontslagen kan worden, en omdat het uiteraard het leven van de treinbestuurder en de reizigers in het gevaar kan brengen. De mogelijkheid van een menselijke fout kan echter nooit volledig uitgesloten worden. Na de ongevallen begon de discussie over de treinveiligheidssystemen. Deze systemen zijn ontwikkeld om te vermijden dat een SPAD een ramp wordt. Het meest geavanceerde systeem vandaag in de wereld is Automatische Trein Beveiliging (ATB). De meest ontwikkelde variant is van toepassing in delen in Europa: het Europees Trein Controle Systeem (ETCS). Eenvoudig uitgelegd is ATB/ETCS het beste omdat het werkt zonder tussenkomst van de bestuurder. Het kan zelf automatisch een trein doen stoppen, zonder dat de bestuurder iets moet doen . De installatie zou vele ongevallen kunnen voorkomen. De basistechnologie voor ATB bestaat al 15 jaar en wordt gebruikt in vele landen. De invoering van ATB in Groot-Brittannië werd het eerst voorgesteld in 1988. Na een treinramp die aan 35 mensen het leven kostte. Oorzaak was een defect sein, een gevolg van slecht onderhoud.

    De toenmalige transportminister gaf groen licht met de mededeling dat geld geen rol speelde. Maar al snel werden de werken op de lange baan geschoven wegens te duur. In de woorden van Railtrack’s gedelegeerd bestuurder, John Edmonds: “De kosten wegen niet op tegen het aantal levens die ermee gered kunnen worden. Railtrack ontwikkelde sindsdien een alternatieve strategie die minder veiligheidsgaranties biedt, maar die dan ook veel minder kost.” De prijs werd betaald door de reizigers. Niemand betwist dat ETCS/ATB het beste systeem is. Het begint automatisch te remmen wanneer de toegelaten snelheid overschreden wordt of een sein genegeerd wordt. Het vergt een investering in de infrastructuur en in het rollend materieel, maar zou eens geïnstalleerd, 98% van de ongevallen die voortkomen uit de treinbediening, verhinderen. In plaats van ATB, dat 2 miljard pond zou kosten om te installeren op het volledige Britse Net, werd gekozen voor TPWS, wat slechts 330 miljoen pond zou kostten. TPWS waarschuwt bestuurders als ze te snel rijden of een rood sein voorbijrijden. Maar TPWS werkt pas vanaf een snelheid van 100km/u en verbeterde versies maar vanaf 125km/u. Het is daarom duidelijk minderwaardig. Maar een macabere berekening is doorslaggevend. ATB zou 14 miljoen pond kosten per mensenleven dat het zou redden, wat ver boven de 2 miljoen is die normaalgezien gerekend wordt per mensenleven.

    Met de berekening dat TPWS slechts 38% van het aantal levens zou redden die ATB zou redden, werd geen rekening gehouden. Het tragische aan beide ongevallen is dat ze gebeurden op een van de weinige lijnen waarop destijds ATB geïnstalleerd werd. Op de Great Western trein van het Southall ongeval was het systeem echter al een tijdje defect. Op de Thames trein van het Ladbroke Grove ongeval, was het systeem niet geïnstalleerd omdat het te duur was.

    Het onderhoud van de spoorwegen

    Het trieste verhaal van de treinveiligheidssystemen is slechts een van de veiligheidskwesties, die in opspraak kwam door treinrampen. Een andere kwestie is die van de spoorweginfrastructuur, die vooral ter sprake kwam na het ongeval in Hatfield. Vier jaar nadat het verkocht werd aan de privé sector had Railtrack nog altijd geen overzicht van de staat van al hun bezittingen. De enige spoorweginfrastructuur waar ze een constante interest in toonde, was datgene wat winstgevend kon worden. Eigendomsontwikkeling is het sterke punt van Railtrack. Vele grote stations zijn omgetoverd tot shoppingcentra. Voor de spoorlijnen had ze geen interesse. Een intern document toonde aan dat het herstellen van het netwerk in een aanvaardbare staat 11 miljard pond zou kostten, op dat moment verklaarde Railtrack publiekelijk dat er maar 1.4 miljard pond nodig was. Er werd ook veel personeel afgedankt in de spooronderhoud sector. De RMT (een spoorvakbond) stelt dat het statutair spooronderhoudspersoneel daalde van 31.000 in 1994 tot 19.000 in 2000. Een klein deel werd vervangen door onopgeleide interimmers. Er werken momenteel twee tot drieduizend kleine onderhoudsbedrijfjes aan de spoorinfrastructuur met vooral slecht en onopgeleid personeel.

    Railtrack werd verscheidene keren gewaarschuwd over de slechte staat van de sporen, maar het gaf er geen gehoor aan. Het resultaat was de treinramp in Hatfield. In november 1999 rapporteerde Balfour Beatty een onderhoudsfirma, kleine barsten in de East coast spoorlijn. Dit was al een verwezenlijking, aangezien de firma 50% achterstond met de controle van de spoorlijnen wegens een gebrek aan personeel. De firma vroeg een vernieuwing van de sporen binnen de zes maanden. Het werk werd uitbesteed aan Jarvis. Wat volgde was een reeks blunders zoals een onderzoek over de verkeerde kant van de lijn, het niet of te laat aankomen van de werktreinen, een gebrek aan personeel,… Toen de nieuwe sporen eindelijk geleverd waren, was Railtrack niet gehaast om de werken te laten beginnen. Dit paste in haar ideologie om het materiaal zo lang mogelijk te gebruiken en het feit dat ze boetes zou moeten betalen aan de TOC’s voor de tijd dat de lijn buiten dienst zou zijn. Gedurende 4 maanden discussieërden Railtrack en Jarvis over het moment waarop het werk zou uitgevoerd worden. Ondertussen bleven de treinen aan volle snelheid over de steeds slechter wordende sporen rijden.

    Uiteindelijk werden de werken gepland voor november, een jaar nadat Balfour Beatty de feiten rapporteerde. Twee weken te laat, helaas, want in oktober spatte het spoor uiteen in 300 stukken toen een reizigerstrein passeerde. 4 mensen kwamen om. Een dag na het ongeval gaf Railtrack toe dat het te wijten was aan de slechte staat van het spoor. Ze gingen over van passiviteit tot paniek. Het volledige netwerk dat ze een week eerder nog als veilig bestempelden, werd plots in zo’n dringende staat van herstel bevonden, dat het bijna volledig gesloten werd. Honderden snelheidsbeperkingen werden opgelegd en ontelbare lijnen werden gesloten in de eerste dagen na het ongeval. Dit werd duidelijk niet gedaan na een grondige controle van de elfduizend mijlen spoorlijnen. Railtrack moet al de informatie al voordien gehad hebben, maar niet belangrijk genoeg gevonden hebben om er iets aan te doen. De vele sluitingen van lijnen en snelheidsbeperkingen waren dan ook een beslissing van advocaten zodat Railtrack niet verantwoordelijk kon zijn als er nog iets gebeurde. Hun onoverwogen reactie op Hatfield was om de winsten te beschermen niet om mensenlevens te beschermen. Het tweede wat ze deden na het ongeval was een verhoging van de dividenden met 5% toekennen om de aandeelhouders te tonen dat betere tijden op komst waren. De gedelegeerd bestuurder mocht echter aan het einde van de week zijn koffers pakken en werd vervangen door een duo dat samen 13 maanden ervaring had in de spoorwegindustrie. Op een moment waar het publieke vertrouwen in de spoorwegen op het laagste punt ooit stond. Railtrack was de grote zondebok, maar de andere spelers moeten niet onderdoen. De Infraco’s en TOC’s zagen hun kansen schoon na Hatfield. Ze namen hun advocaten onder de arm en eisten schadevergoedingen aan Railtrack goed voor 300 miljoen pond. Terwijl het netwerk een grote chaos was voor de reizigers, slaagden ze er echter niet in om juiste uurregelingen en reisinformatie te geven. Hun eigen gebrekken zoals kapot materieel maakten het enkel nog erger. Met het begin van het nieuwe jaar kondigden ze bovendien prijsstijgingen aan van 4.9% voor de moedige reizigers die nog per trein durfden reizen. Tijdens de hoogdagen van de chaos stonden de kranten vol van verhalen van reizigers:

    “een Midland Mainline rit van Londen tot Nottingham duurde 9 uur in plaats van 1 uur 45 min.”

    “Passagiers die aankwamen op Stansted luchthaven op tweede kerstdag kwamen tot de vaststelling dat de laatste trein vertrokken was, vooraleer de laatste zeven vluchten landden.”

    “ Een rit van Edinburgh naar Southampton duurde 16 uur na spoorproblemen, een stroompanne en uiteindelijk motorpech.”

    De Londense kamer van Handel schatte dat 30 miljoen werkuren en 600 miljoen pond verloren gingen in de hoofdstad omwille van de crisis in de spoorwegen en dat nationale verliezen 5 maal hoger lagen. De deadline om het netwerk te herstellen tot normale standaarden werd opgeschoven van kerst 2000, naar Pasen, de zomer, eind 2001, en verder… Het resultaat was een daling in het aantal reizigers van 40% een toename van auto’s in Londen alleen al van 25%.

    Zes jaar na de privatisering was volgens een opiniepeiling 76% van de bevolking voorstander voor de hernationalisering van de spoorwegen. De regering is dan ook verplicht geweest om Railtrack terug in overheidshanden te nemen. De reizigers blijven echter achter met een spoorweg die onefficiënt, onveilig en duur is.

  • Voor gratis en degelijk onderwijs zullen we moeten vechten!

    De hele geschiedenis van het hoger onderwijs in België is een verhaal van strijdbewegingen voor democratische rechten tegenover de constante drang naar besparingen door de regering en de kapitalisten.

    Tim Joosten

    Een blik op de geschiedenis toont ons duidelijk aan hoe belangrijk een sterke en strijdbare studentenorganisatie, die een correct politiek programma naar voren kan schuiven, wel niet is.

    De strijd voor democratisch onderwijs

    Tot het einde van de jaren ’60 was het hoger onderwijs een bij uitstek elitair milieu. De universiteiten waren de plaats waar de toekomstige elite van het kapitalistische systeem werd opgevoed. Er was geen sprake van een democratische toegang tot het hoger onderwijs, en de manier waarop het onderwijs was georganiseerd, de relaties tussen studenten en professoren, de inhoud van de cursussen, het uitzicht van de campussen,…, straalde vooral autoriteit en elitarisme uit. Voor een deel vinden we dit nog terug in de manier waarop de academische openingszittingen aan onze universiteiten nog steeds worden georganiseerd. Ook politieke organisaties op de universiteiten waren uit den boze.

    Het karakter van het onderwijs

    “De bourgeoisie heeft niet de middelen noch de zin om het volk een echt onderwijs te geven.” stelt Marx. De geschiedenis heeft zijn woorden niet weerlegd.

    Want het is een erkend feit dat de evolutie van het onderwijs een speelbal is van de interesses van de heersende klasse. Soms vergemakkelijkt ze de toegang tot het onderwijssysteem voor bredere lagen, dan weer probeert ze de toegang drastisch te beperken door belangrijke besparingen. Op dit moment zijn de patroons het er over eens dat er te veel universitairen zijn in verhouding tot de eisen van de markt.

    Het is een wijdverbreid idee dat de massale werkloosheid een gevolg is van het feit dat de vorming van de jongeren niet aangepast is aan de behoeften van de bedrijven. Maar die valse verklaring (want de werkloosheid is een kwaad dat het kapitalisme zelf in haar schoot draagt!) heeft geen ander doel dan het legitimeren van de samenwerking tussen scholen en bedrijven in het voordeel van de patroons. Een ontwikkeling die vandaag al gevaarlijk voelbaar is.

    Als de bourgeoisie oordeelt dat er te veel universitairen zijn, komt het er voor haar op aan om te snijden in de financiële middelen van het onderwijs en om de toegang te bemoeilijken (stijging van de inschrijvingsgelden, numerus clausus enz.) die nu al vooral het voorrecht is van de rijken. De uitverkoop van de openbare diensten en het onderwijs zijn maatregelen waarmee de burgerij reageert op de crisis die het kapitalisme sinds dertig jaar kent. Sinds het begin van de jaren ’90 staat het onderwijs in dienst van het kapitaal. Onderwijs werd een product waar winsten op gemaakt konden worden. Het onderwijs staat in dienst van de heersende klassen. Alles wat onderwezen wordt gebeurd vanuit de ideologie van het kapitalistische systeem. De ongezonde concurrentie, de kunstmatige verdeeldheid tussen hand en geestelijke arbeid zijn hier uitdrukkingen van. Zeker de universiteiten zijn erop gericht om de toekomstige elite te vormen, waarbij ze er alles aan doen dat de studenten zich niet met de arbeidersbeweging verbonden voelen.

    Wij willen een onderwijs waarin iedere student gelijke kansen krijgt, ongeacht zijn afkomst of klasse. Een onderwijs dat jongeren een kritische vorming meegeeft, dat de ontplooiing van het individu centraal stelt. Een onderwijs dat niet gericht is op het bevredigen van de winsthonger van een kleine minderheid, maar gericht is op het bevredigen van de behoeftes van de meerderheid van de bevolking! En dit kan enkel een socialistisch onderwijs zijn.

    Onder invloed van strijdbewegingen in de jaren ’60, de economische groei en het bestaan van de Stalinistische staten, was de burgerij gedwongen toegevingen te doen. In deze periode werd de sociale zekerheid, ziekteverzekering, werkloosheidsuitkering, pensioensstelsels, kinderbijslag,… ingevoerd, en werd ook het hoger onderwijs toegankelijker werd gemaakt voor kinderen uit de arbeidersklasse. Aan de universiteiten en de hogescholen werden ook sociale voorzieningen uitgebouwd.

    Waardoor heel veel kinderen uit de arbeidersklasse voor het eerst de kans kregen om aan hogere studies te beginnen. Studenten zagen in de georganiseerde arbeidersbeweging dan ook hun natuurlijke bondgenoot, en ook studentenorganisaties gingen zich op dezelfde manier organiseren als de organen van de arbeidersklasse.

    De creatie van de Studentenvakbond, eind jaren ’60, is hiervan slechts één voorbeeld. Al deze investeringen in het onderwijs hadden natuurlijk een enorme weerslag op de budgetten die de overheid aan het onderwijs uitgaf. Zo stegen deze uitgaven van 3,2% van het BNP in 1960 tot meer dan 7% gedurende de jaren ’70! Aan de universiteiten ontstonden ook studentenafdelingen van de traditionele partijen, maar nog veel meer van linkse of uiterst- linkse organisaties. Ook overkoepelende studentenorganisaties zoals het VVS of de FEF worden gedomineerd door linkse studenten, en spelen dan ook een actieve en mobiliserende rol in de strijd voor democratisch onderwijs.

    Het besparingsoffensief wordt ingezet

    Van het begin af aan was het duidelijk dat de toegevingen die de burgerij tegenover de arbeidersklasse had gedaan, zoals onder andere de democratisering van het hoger onderwijs, helemaal geen vast verworven rechten waren. Vanaf het midden van de jaren ’70 ging de burgerij weer in het offensief. In die periode werden de eerste grote besparingsmaatregelen in het onderwijs afgekondigd. De gevolgen voor de studenten waren vooral stijgende inschrijvingsgelden, en de afbraak van sociale voorzieningen.

    Studenten protesteerden wel tegen deze aanvallen, en enorme studentenbewegingen tegen de besparingen vonden plaats. Helaas werd steeds minder de link gelegd met de strijd van de arbeidersbeweging, en veel studentenprotesten eindigden, weliswaar na een lange krachtmeting, in een nederlaag. We zien dan ook dat de regering, in opdracht van het patronaat, sinds het midden van de jaren ’70 geleidelijk, maar systematisch, besparingen hebben doorgevoerd in het onderwijs.

    In deze politieke context zag in 1976 de studentenorganisatie Aktief Linkse Studenten (ALS) het licht. Eerst als organisatie op de VUB, daarna ook in Leuven en Gent, zou ALS al snel in de voorhoede staan van de strijdbewegingen tegen de besparingen en voor degelijk en gratis hoger onderwijs.

    Ook verdedigde ALS steeds een programma dat de concrete strijdbewegingen van studenten koppelde aan strijdbewegingen in de rest van de maatschappij, en dat perspectieven gaf om de strijd uit te breiden, en succesvol te laten zijn, daar waar veel andere studentenorganisaties, en vooral de koepelorganisaties een begin maken met het bureaucratiseringproces dat vooral tijdens de jaren ’90 zal voltooid worden.

    Bologna en de rampzalige jaren ‘90

    Plotseling leek het alsof het “alternatief op het kapitalisme” niet meer bestond. De burgerij zette een enorm ideologisch offensief in, waarbij het kapitalisme werd afgeschilderd als het enige levensvatbare economische systeem. Collectieve actie en strijd werden ontmoedigd. Ook voor het onderwijs waren het duistere tijden. In 1989 reeds publiceerde de ERT, een geheimzinnige organisatie die de belangen verdedigt van de grootste bedrijven in Europa, een rapport waarin een aantal aanbevelingen werden gedaan om het hoger onderwijs grondig te hervormen in het voordeel van de Europese burgerij.

    Het voorstel kreeg algemene bekendheid toen het in 1999 werd overgenomen in de Bolognaverklaring. Ondertussen wordt steeds meer duidelijk wat de concrete gevolgen zijn van deze Bologna-akkoorden. Bologna heeft tot doel het hoger onderwijs in Europa te privatiseren, en om te vormen naar een opleidingssysteem voor kant-en-klare werknemers voor de arbeidsmarkt. Ten eerste wil men de totale studieduur beperken door een scheiding in te voeren tussen een 3-jarige basisopleiding (de bachelor) en een 1 tot 2 jarige masteropleiding. De bedoeling is om op termijn massa’s studenten te leveren die enkel de bacheloropleiding hebben gevolgd, en om de master te reserveren voor een beperkte elite. Ook de universiteiten zelf worden met Bologna onderverdeeld in elite-universiteiten enerzijds, en een meerderheid van “vuilbakuniversiteiten” anderzijds.

    Enkel heel rijke studenten, of studenten met zeer hoge punten zullen dan nog in staat zijn om kwaliteitsvol onderwijs te krijgen. Je zal een onderwijs van 2 snelheden krijgen. Zoals in de VS. Natuurlijk zal in het hoger onderwijs na Bologna ook geen plaats meer zijn voor uitgebouwde sociale voorzieningen, studentenkoten of restaurants. De privatiseringen van deze voorzieningen die we nu al zien, zullen enkel in versneld tempo worden doorgevoerd.

    De gevolgen van dit beleid worden ook steeds meer duidelijk. Meer dan de helft van de studenten in het hoger onderwijs werkt tijdens het academiejaar om zijn/haar studies te betalen. De studiekost in het hoger onderwijs is tussen 1986 en 1999 gestegen tussen de 40% en de 60%, na aftrek van de inflatie. De budgetten die worden gespendeerd aan onderwijs blijven echter constant dalen. Op dit ogenblik geeft de Vlaamse overheid minder dan 5% van het BRP uit aan onderwijs, tegen meer dan 7% in de jaren ’70.

    Veel studentenorganisaties werden ook sterk beïnvloed door de ontwikkelingen in de maatschappij, en de bureaucratisering van studentenfederaties als de VVS, de FEF en UNECOF is hiervan het gevolg. Deze organisaties zijn lang niet meer de democratische strijdorganen die ze ooit waren, en vertegenwoordigen al lang niet meer de meerderheid van de studenten.

    Protest tegen de besparingen en privatiseringen

    Toch is het duidelijk dat de regering onmogelijk hun asociaal programma zomaar zullen kunnen doorvoeren. In Nederland en Duitsland zijn studenten en jongeren al veel langer verwikkeld in een strijd voor democratisch onderwijs, maar zien we dat de voorbije maanden deze bewegingen zich hebben aangesloten bij de meer algemene strijdbewegingen die plaatsvinden tegen het asociaal beleid van Balkenende en Schröder. We zien ook dat deze tactiek van het aansluiting zoeken bij de strijd van de arbeidersbeweging tegen het asociale beleid ook zijn vruchten afwerpt: in Nederland kreeg Balkenende het zo heet dat hij besloot de aangekondigde besparingen in het onderwijs niet door te voeren.

    ALS heeft reeds een hele geschiedenis achter zich van het verdedigen van de belangen van studenten in de strijd. In onze maatschappij wordt meer dan genoeg rijkdom geproduceerd om iedereen gratis onderwijs te voorzien. De voorbije twintig jaar is de geproduceerde rijkdom in België meer dan verdubbeld. Het deel van die rijkdom dat echter gaat naar sociale voorzieningen en onderwijs is gedurende diezelfde periode constant gedaald. Als de overheid zegt niet genoeg middelen te hebben voor onderwijs, is dit enkel het gevolg van de politieke keuze die zij maakt om in haar beleid enkel maar de winsten van de grote bedrijven veilig te stellen, en de levenskwaliteit van de meerderheid van de bevolking desnoods frontaal aan te vallen om deze winsten veilig te stellen. ALS zal daarom steeds blijven vechten tegen dit asociaal beleid, en voor gratis en degelijk onderwijs!

  • Voor een volledige herfinanciering van het hoger onderwijs!

    Begin september zijn verschillende hogescholen in staking gegaan om betere werk- en leeromstandigheden te eisen.

    Aïscha Paulis en Laure Miège

    Dalende middelen

    Sinds 1996 ligt het budget van de hogescholen vast in een gesloten enveloppe, ondanks de stijging van het aantal studenten met 11%.

    De gevolgen zijn duidelijk: overbevolkte klassen, slecht materiaal, gebrek aan infrastructuur ( klassen, gebouwen), gebrek aan personeel… Aan de universiteiten worden de sociale verworvenheden van de studenten op dezelfde wijze aangevallen: verhoging van de inschrijvingsgelden voor bijna-beursstudenten, afschaffing van de splitsing van het inschrijvingsgeld, privatisering van de sociale diensten voor de studenten (koten, resto’s, …).

    Sedert 20 jaar voeren de traditionele partijen een besparingsbeleid in het onderwijs. Het gedeelte van het budget bestemd voor het onderwijs daalde van 7% in 1980 naar 5,9% vandaag. Dit betekent een verlies van 3 miljard euro per jaar. Dit werpt een ander licht op de zogenaamde herfinanciering van het onderwijs die slechts 1 miljard euro per jaar zal voorzien vanaf 2006, en 100.000 euro vanaf dan tot 2010.

    De middelen voor het onderwijs zullen verder blijven dalen. En het zijn vooral de hogescholen die het meest onder deze onderfinanciering lijden, zowel in de Franstalige als de Nederlandstalige gemeenschap. De aanvallen van de regering op het onderwijs, maar ook op de andere openbare diensten zullen blijven toenemen. Daarom is een volledige herfinanciering van het onderwijs op alle niveaus nodig. Zoniet zal het budget ontoereikend zijn, maar zullen de besparingen ook wegen op de andere niveaus van onderwijs, of andere sectoren.

    Politieke verantwoordelijkheid

    De sp.a had onderwijs in haar verkiezingscampagne als prioriteit naar voor geschoven, maar in de regering doet ze het tegenovergestelde. Het budget voor het hoger onderwijs in 2004 is gedaald ten opzichte van 2003, en Vandenbroucke kondigde een loonstop aan voor het onderwijspersoneel (en de Non-Profit). Er waren al aanvallen op de verworvenheden van studenten en professoren in 1996, toen minister Onkelinx 3000 posten onder het onderwijzend personeel langs Franstalige kant schrapte. De 8 maanden staking die volgden op deze aanvallen hebben niet gebaat, niet omdat dit een verkeerde methode was, maar omdat de proffen en studenten geïsoleerd bleven.

    Welke instrumenten?

    De hogeschoolstudenten zijn de laatste weken de strijd aangegaan om hun rechten te verdedigen. Ze kregen daarbij de steun van de professoren. Op 8 oktober bracht een manifestatie al 6000 mensen op de been uit de hogescholen en universiteiten van heel de Franstalige gemeenschap. De 22e protesteerden ze met 1000. Op 28/10 waren er 4000 stakende studenten aanwezig. Leden van ALS/EGA haalden daarbij een Brusselse hogeschool leeg.

    Om deze beweging te verbreden moeten we onze eigen instrumenten creëren. We moeten ons organiseren via Algemene Studenten Vergaderingen om strijdbare vertegenwoordigers te verkiezen, die op elk moment afzetbaar zijn. Degenen die nu officieel de beweging leiden, het VVS/FEF en andere bureaucratische structuren, zijn eerder een rem op de uitbouw van de beweging. Een week voor de betoging van do 28/10 hadden ze wel een pamflet uitgedeeld waar wel een dag en uur opstond, maar geen afspraakplaats. Het zijn zelden zij die verkozen zijn om cantussen en randactiviteiten te organiseren, die klaar staan om de beweging in handen te nemen, noch diegenen die aangeduid zijn door de directies of die trots zijn op hun lobbyervaring.

    We hebben echte, democratisch verkozen vertegenwoordigers van de basis nodig. We moeten het studentenprotest en de besparingen in het onderwijs in verband brengen met de rest van de aanvallen van de burgerij tegen de jongeren en arbeiders: Jacht op werklozen, loonbevriezing, aanval op de pensioenen en brugpensioenen, arbeidsduurverlenging, privatisering van alle openbare diensten, dit is het besparingsprogramma dat de burgerij wil.

    De regeringen staan klaar om het uit te voeren.

    De herstructureringsplannen bij de overheidsbedrijven de Post, de MIVB, de NMBS, en de Non Profit, gepaard gaande met chronische onderfinanciering en massale afdankingen behoren tot hetzelfde plaatje. Ook in de industrie regent het faillissementen en ontslagen (DHL, General Motors, Ford,…). We moeten onze krachten verenigen en samen in actie gaan!

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop