Category: Op de werkvloer

  • Grote bedrijven zien winst stijgen en betalen minder belastingen

    Neen, het is niet voor iedereen crisis. De grote bedrijven in ons land doen het uitstekend en maken opnieuw meer winst. Van die winst moeten ze steeds minder afdragen aan de gemeenschap. De belastingsvoet van de grote bedrijven blijft in vrije val. De Bel 20-bedrijven zijn nu nog goed voor 16,7% belastingen, een daling met bijna 2% tegenover 2009. Als het patronaat het heeft over de zware belastingsdruk, dan gaat dit niet over wat wij betalen maar wel degelijk over die povere 16,7% die de grote bedrijven betalen.

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    Patronale rekenkunde

    De lage belastingsvoet die grote bedrijven betalen, wordt uiteraard betwist door die bedrijven zelf. Daartoe wordt al eens beroep gedaan op experimentele patronale rekenkunde. Colruyt stelde dat het niet 30,6% belastingen betaalt, maar meer dan 50%. Het bedrijf betaalde 145,8 miljoen euro vennootschapsbelasting. Maar dat wordt in het jaarverslag aangevuld in een hoofdstuk “Bijdragen aan de Belgische schatkist”. Daarin wordt ook vermeld dat 233,2 miljoen euro aan BTW werd betaald (een bedrag dat wij als consument uiteraard door gerekend krijgen) alsook 235 miljoen euro aan sociale zekerheid en 117,9 miljoen euro aan bedrijfsvoorheffing op de lonen. Daarnaast waren er nog kleinere bedragen. Alles samen werd volgens Colruyt 55,01% van de toegevoegde waarde aan de overheid betaald.

    Wat is nu het probleem met deze patronale rekenkunde? De bedragen die de werknemers betalen op basis van hun brutoloon worden niet als brutoloon beschouwd maar als belasting die door het bedrijf wordt betaald. De BTW die wij betalen aan Colruyt en die het bedrijf doorstort aan de overheid wordt als een uitgave van het bedrijf beschouwd. En nog een opvallend gegeven: de bijdragen van de werknemers van Colruyt aan de gemeenschap (235 en 117,9 miljoen euro) bedragen meer dan het dubbel van wat de patroon aan de gemeenschap bijdraagt (145,8 miljoen euro).
    [/box]

    De Standaard merkte gisteren op dat de effectieve belastingvoet van veertien grote bedrijven uit de Bel-20 index vorig jaar was gedaald van 18,6% naar 16,7%. Die vaststelling maakt de krant op basis van een analyse van de jaarverslagen van deze bedrijven waarin de effectieve belastingvoet wordt vermeld. Officieel moeten bedrijven 33,99% vennootschapsbelastingen betalen, in werkelijkheid ligt dat percentage dus een pak lager.

    De daling van deze belastingen is niet enkel relatief. Ook in absolute cijfers werd minder belastingen betaald: waar in 2009 2,58 miljard euro aan de gemeenschap werd betaald, was dit in 2010 nog 2,21 miljard. Ondanks het feit dat de 14 bedrijven meer winst maakten in 2010 moesten ze minder afdragen aan de gemeenschap. Bij het zien van dat soort cijfers zou je bijna vergeten dat er een crisis is en dat de overheid moet besparen.

    Verschillende bedrijven betaalden geen belastingen en kenden een “negatieve belastingvoet”, een begrip dat gewone belastingbetalers niet kennen. Drie van de veertien bedrijven betaalden geen belastingen (Ageas, GBL en UCB) en vier andere bedrijven betaalden amper belastingen (Befimmo, KBC, Solvay, Cofinimmo). Zo moest Solvay op een nettowinst van 1,8 miljard euro slechts 1 miljoen euro belastingen betalen. In 2009 waren er vijf bedrijven die geen of amper belastingen betaalden.

    In 2010 maakten de 18 bedrijven van de Bel20 die hun resultaten bekend hebben gemaakt 16 miljard euro winst. Dat was een derde meer dan in 2009. De stijgende winsten zijn goed voor de aandeelhouders, maar niet voor de werknemers (die een loonsverhoging worden ontzegd door regering en patronaat) en ook niet voor de gemeenschap.

  • Vergrijzingsprobleem of klassenprobleem?

    Het VBO probeert via een opiniestuk van Pieter Timmermans en Geert Vancronenburg op deredactie.be nogmaals het probleem van de vergrijzing te misbruiken om haar ideologische agenda op te dringen. Ze grijpt de nuancerende antwoorden van Gilbert De Swert (ACV) op de pensioenhysterie aan om te pleiten voor werkduurverlenging, overheidsbesparingen en het optrekken van de pensioenleeftijd. Essentieel komt de VBO-visie erop neer dat de huidige budgetten niet zullen volstaan en dat er dus moet worden bespaard.

    Reactie door Jonas Van Vossole

    De vergrijzing van de bevolking is een feit. Vanaf 2011 begint de naoorlogse babyboom op pensioen te gaan. Hierdoor daalt het potentiële aantal arbeidskrachten in de samenleving en stijgen de publieke kosten voor zorg en pensioenen. Daarbovenop komt nog eens de enorme Belgische staatsschuld. En hoewel de situatie genuanceerder is, door de verwachte economische groei en de verwachte toename van de activiteitsgraden, komt toch de vraag: “Wie gaat dat betalen?”

    Vergrijzing als een verdelingsprobleem

    Het VBO lijkt daarin vast heel duidelijk. De patroons willen vooral de kost zelf niet dragen. Ze willen die kost doorschuiven naar de samenleving. Door de werkende bevolking zwaarder te belasten en langer te laten werken én door te besparen op de publieke goederen en de middelen voor de zorgbehoevenden willen zij vooral maken dat ze zelf niet moeten opdraaien voor die vergrijzingskost.

    Oorzaak: transfer van arbeid naar kapitaal

    De vraag stelt zich waarom er een tekort bestaat. Men kan enkel vaststellen dat de totale relatieve factorinkomsten van arbeid (het totale loon van alle werkenden in België), waarmee de sociale zekerheid grotendeels betaald wordt, de laatste 30 jaar stelselmatig gedaald is. Tegelijkertijd is de productiviteit en de activiteitsgraden in diezelfde periode ongelooflijk sterk gestegen. Conclusie kan enkel zijn dat er de laatste 30 jaar, in de periode van neoliberalisme, een kolossale transfer plaats vond van arbeid naar kapitaal, van “arm” naar “rijk”.

    Als vandaag de pensioenen en de sociale zekerheid onbetaalbaar blijken, dan is dat omdat het kapitaal in de afgelopen periode een ongelooflijke hap uit onze maatschappelijke middelen heeft genomen. De enorme lastenverlagingen voor de bedrijven in de afgelopen jaren hebben letterlijk de toekomstige publieke middelen voor zorg en pensioenen opgepeuzeld.

    Laten we de cijfers even in perspectief te plaatsen. Wanneer vandaag 3,7% extra zou nodig zijn voor de vergrijzingskosten, dan zou dat neerkomen op 12,6 miljard euro. De winstmarge van de 18 Bel20-bedrijven alleen al bedroeg in het post-crisisjaar 2010 reeds 16 miljard euro. In feite betekent die 12,6 miljard nog geen vijfde van de 69 miljard winst die de Belgische bedrijven maakten in 2010.

    Oplossing: transfer van kapitaal naar arbeid

    Het is uiteraard de taak van het VBO om de winsten van haar bedrijven te verdedigen. Maar het is de taak van de samenleving zich hiertegen te verzetten. De cijfers tonen dat als er ergens geld is om de vergrijzingskost te betalen, dat bij de grote Belgische bedrijven zit. Het is bijgevolg de taak van een humane en sociale samenleving om daar de middelen te gaan halen, in plaats van onze oudjes te laten creperen of onze werkenden verder uit te persen!

  • [FOTO’S] De Brusselse ambtenaren betogen!

    Vorige vrijdag zijn de Brusselse ambtenaren – opnieuw – met een 2000-tal de straat opgetrokken met de eis voor betere werkomstandigheden, voor het ambtenarenstatuut voor de contractuelen, voor een herwaardering van de lonen… Na de vier dagen staking begin februari, waarvoor enkel het ACOD had opgeroepen, vond de betoging vrijdag plaats na oproep van het gemeenschappelijk vakbondsfront. De strijdbaarheid en de wil om het niet daarbij te laten, was voelbaar aanwezig op de betoging. LSP was aanwezig uit solidariteit en heeft er de dringende nood aan een actieplan verdedigd, de enige manier waarop we een overwinning kunnen behalen.

    Door Karim (Brussel)

  • Geen schoolsport in Vlaanderen

    In 2010 werd Stichting Vlaamse Schoolsport een privéorganisatie die deel uitmaakt van de socio-culturele sector. De afgelopen maanden is er intensief onderhandeld om de loon- en arbeidsvoorwaarden gelijk te stellen met de andere organisaties binnen de sector. De directie weigert ieder voorstel tot akkoord. De personeelsleden zijn deze respectloze houding beu en staakten woensdag 6 april.

    Door Jef Maes

    Stichting Vlaamse Schoolsport organiseert sportactiviteiten voor de schoolgaande jeugd en dit in alle Vlaamse provincies. Er werken een zeventigtal personeelsleden. Tot vorig jaar was de stichting een onderwijsorganisatie. Nu maakt ze, als socio-culturele organisatie, deel uit van de Non-Profit. De werknemers hebben dus recht op dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden als de andere werknemers in de sector. De directie denkt hier ietwat anders over.

    Door een eigen organisatie te worden, los van het onderwijs, hoopte het personeel een stem te krijgen en op een constructieve manier mee te kunnen werken aan de integratie van de organisatie binnen het nieuwe paritair comité. Sinds de overheveling hebben de werknemers recht op een eigen vakbondsafvaardiging. De directie trekt de legitimiteit van de syndicaal afgevaardigden echter in twijfel. Ze weigeren de syndicaal afgevaardigden te erkennen als vertegenwoordigers van het personeel. Wanneer er onderhandeld wordt over een akkoord, dan zijn de voorstellen van de directie eenzijdig ‘te nemen of te laten’.

    Terwijl de Stichting Vlaamse Schoolsport ervoor strijdt om een gelijkwaardige organisatie te worden binnen de socio-culturele sector, strijden hun collega’s uit andere organisaties voor hun behoud aan middelen. In de herfst van 2010 kondigde Vlaams minister van cultuur Schauvliege felle besparingen aan binnen het socio-culturele werk. Sinds januari van dit jaar beschikken de volkshogescholen van Vormingplus over 25% minder middelen dan de jaren voordien. Daarnaast heeft de regering van Kris Peeters (CD&V) de opleidingscheques geschrapt voor niet-arbeidsmarktgerichte opleidingen. Vlaams minister van begroting Muyters van zijn kant is dan weer van plan om de DAC-statuten te schrappen. Tot zover de warme samenleving waar Peeters het over had in zijn Septemberverklaring. Warm voor investeerders, aandeelhouders en banken. Een ijskoude realiteit voor alle anderen.

    De onrust binnen heel de socio-culturele sector neemt hand over hand toe. Vele verenigingen en organisaties staan tot aan de lippen in het water. Er dreigen honderden ontslagen te vallen zonder enige vorm van serieus overleg. Hopelijk houden de vakbonden van de Non-Profit woord en gaan ze voor een meerjarenakkoord voor iedereen of voor geen akkoord. Zoniet dreigt er een sociaal bloedbad.

  • Prijsstijgingen: een socialistisch antwoord

    Dossier door Eric Byl uit de aprileditie van De Linkse Socialist

    In februari betaalden we gemiddeld net geen 3,4% meer voor dezelfde aankopen als een jaar eerder. Dat is de sterkste toename van de inflatie sinds oktober 2008. Dankzij de automatische loonindexering worden we daar gelukkig – met vertraging en slechts gedeeltelijk – voor gecompenseerd. Maar net op het moment dat de loonindexering ons moet behoeden voor koopkrachtverlies, zet het patronaat het offensief in. Het kan daarbij rekenen op steun van de internationale instellingen. Hoe luidt een socialistisch antwoord op de prijsstijgingen?

    Van waar komen de prijsstijgingen?

    Men associeert crisis doorgaans met prijsstijgingen of inflatie. Het is nochtans meestal andersom. Crisis gaat eerder gepaard met prijsdalingen of deflatie, oplevingen met toenemende inflatie. Dat komt doordat patroons in een situatie van crisis, als ze hun waren moeilijker verkocht krijgen, geneigd zijn de prijzen te laten zakken. Ze beknibbelen op de productiekosten, vooral de lonen, of nemen genoegen met een kleinere winstmarge. Bij economisch herstel trachten ze hun product te verkopen aan een hogere prijs om de winstmarge op te drijven. In een wereld waarin aanbod en vraag zich gelijkmatig aan elkaar zouden aanpassen, zouden de prijzen vrij stabiel schommelen rond de reële waarde van het product. D.w.z. de gemiddelde hoeveelheid maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd die het vervaardigen van het product van grondstof tot eindproduct vereist.

    Het echte leven gaat echter gepaard met schokken, plotse versnellingen en abrupte vertragingen. De natuur zelf kent talloze grillen. Mislukte oogsten in Rusland en de Oekraïne als gevolg van droogte, dragen bij aan de huidige prijsstijging voor voedsel. Een maatschappelijk systeem kan die grillen temperen, wat bijsturen, maar ze net zo goed versterken. Er lijkt maar geen einde te komen aan de eindeloze reeks bosbranden, sneeuwstormen, overstromingen, aardbevingen en tsunamis, met nu in Japan een nucleaire ramp. De juiste impact van menselijk handelen op de opwarming van de aarde, zullen we pas met zekerheid kennen als het wetenschappelijk onderzoek bevrijd is van de wurggreep van grote kapitaalgroepen. Maar dat winstbejag de mens en zijn omgeving overbelast, leidt tot het verwaarlozen van veiligheidsnormen en het nemen van ongehoorde risico’s, is een overtuiging die velen met LSP delen.

    De Wereldbank schat dat de stijging van de voedselprijzen sinds juni 2010 tot 44 miljoen mensen extra in extreme armoede heeft geduwd. Haar voedselprijsindex steeg tussen oktober 2010 en januari 2011 met 15%. Diverse oorzaken worden aangehaald. De bevolkingsgroei in armere delen van de wereld. De vraag naar biobrandstoffen. Droogte, overstromingen en andere natuurrampen. Het failliet van Afrikaanse boeren die werden weggeconcurreerd met landbouwoverschotten uit het westen. En speculanten die de eenmaal in gang gezette prijsstijgingen versnellen. Stijging van voedselprijzen en de onhoudbare toename van de levensduurte die ermee gepaard gaat, waren prominente oorzaken van de revoluties in het Midden-Oosten en Noord Afrika.

    Het enige systeem dat werkt?

    Het establishment beweert dat kapitalisme het enige maatschappelijk systeem is dat functioneert. De feodale adel en de heersers van de slavenmaatschappijen beweerden in hun tijd hetzelfde over hun systemen. Elk maatschappelijk systeem functioneert, anders zou het niet bestaan. Het beantwoordt steeds aan een bepaalde graad van ontwikkeling van ons productief vermogen. Zodra een maatschappelijk systeem echter een rem wordt op de praktische toepassing van wetenschappelijke en technische kennis, veroorzaakt dat eerder chaos dan vooruitgang. Dan slaat de motor van de geschiedenis aan, de klassenstrijd.

    Het opstoken van fossiele brandstoffen is een verspilling van rijkdommen ons aangeleverd door natuurlijke processen die miljoenen jaren in beslag namen en catastrofaal voor onze leefomgeving. We weten dat al decennia. Al even lang wordt wetenschappelijk onderzoek naar alternatieve energiebronnen echter tegengewerkt door de zogenaamde “zeven zusters”, de zeven grootste oliemaatschappijen ter wereld. Motoren aangedreven met waterstof, zonne- en windenergie, biomassa enzovoorts, waren een te grote bedreiging voor hun winsten. In plaats van onderzoek te richten op hernieuwbare energiebronnen, werd het bijna uitsluitend toegespitst op het ontwikkelen van ‘goedkope’ nucleaire energie. Met de regelmaat van de klok worden we herinnerd aan de gevaren van deze technologie.

    Dat de energiebehoefte zou toenemen, is geen verrassing. Men had al veel langer kunnen investeren in energiebesparing en het ontwikkelen van hernieuwbare energiebronnen. Maar zo werkt het kapitalisme niet. Privé-investeerders zijn pas geïnteresseerd als ze op korte termijn hun investering met ruime winstmarge kunnen terugverdienen. Dat geldt voor energiebesparende maatregelen, voor hernieuwbare energie, maar ook bijvoorbeeld voor moeilijker ontginbare fossiele brandstoffen. Naast speculatie was het gebrek aan investeringen om een voldoende aanbod te kunnen garanderen één van de hoofdredenen voor de opstoot van de petroleumprijzen twee jaar geleden tot 147$/vat. Door de recessie is de vraag afgenomen en de prijs teruggevallen, maar het onderliggende probleem bleef voortwoekeren.

    De perversiteit van het kapitalisme komt tot uiting in de reactie van de ‘markt’ op de democratische opstanden tegen corrupte dictators in het Midden-Oosten en Noord Afrika. De ‘markt’ vreest dat democratie de olietoevoer in het gedrang zou brengen. Als ook de dictatuur in Saoedi-Arabië onderuit glijdt, dan ligt een olieprijs van 200$ of meer in het verschiet. Voor de kapitalistische wereldeconomie zou dit neerkomen op een hartinfarct.


    Belgische energie- en voedselprijzen de hoogte in

    De perversiteit van het kapitalisme ontgaat diegenen die ervoor pleiten de loonindexering in België aan banden te leggen. Ze weten dat de olie- en voedselprijzen wereldwijd toenemen. Ze wijten dat niet aan het kapitalisme, maar stellen het voor als iets dat ons overvalt, een natuurverschijnsel. Dat “natuurverschijnsel” sijpelt door naar de Belgische economie. Vooral de prijzen van energie en voedsel zijn de jongste tijd pijlsnel in de hoogte geschoten. Zonder ‘energiedragers’ – huisbrandolie, diesel, gas en elektriciteit – zou de inflatie de helft lager liggen.

    De Belgische burgerij knipt liever couponnetjes dan te investeren in vernieuwing van de productie. Tot op vandaag bengelt ze achteraan inzake investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Onze politici zijn daar de perfecte weerspiegeling van. Al jaren beknibbelen ze op noodzakelijke investeringen in wegenonderhoud, schoolgebouwen, spoorinfrastructuur etc. De gevolgen daarvan zullen we nog jaren moeten ondergaan. “Als het elektriciteitsbeleid van onze overheid niet onmiddellijk verandert, dan dreigt bij ons de stroom letterlijk afgesneden te worden”, besloot een recente uitzending van Panorama. “België heeft elektriciteit tekort omdat onze regeringen te weinig centrales hebben laten bouwen en de hoogspanningslijnen die de extra stroom moeten invoeren uit het buitenland, de groeiende vraag niet meer aankunnen. Door dat chronische tekort gaan de elektriciteitsprijzen bij piekverbruik nu al door het dak.” GDF Suez, het moederbedrijf van Electrabel, was vorig jaar goed voor een monsterwinst van 4,62 miljard euro.

    De energiesector is niet de enige die onhebbelijke winstmarges hanteert. Uit het jaarrapport van het prijzenobservatorium blijkt dat hogere grondstoffenprijzen in ons land leiden tot overdadige prijsaanpassingen. Bovendien wordt dat nauwelijks gecorrigeerd als de grondstoffenprijzen weer gezakt zijn. Geen enkele supermarktketen zou zich niet bezondigen aan die praktijk. Net basisproducten als aardappelen, uien, huisbrandolie en aardgas zijn de voorbije 12 maanden fors in prijs gestegen. Goederen die minder courant worden aangeschaft zoals breedbeeldschermen of PC’s zijn in prijs gedaald.


    Indexering van de lonen, een verwezenlijking van de arbeidersbeweging

    Er bestaan middelen om de grillen van de natuur en die van het kapitalistische systeem te temperen. De arbeidersklasse heeft er in de loop van de voorbije eeuw verschillende afgedwongen. Zo werd na de Russische revolutie van 1917 en de revolutionaire golf die daarop volgde vanaf 1920 in België een consumptieprijsindex afgedwongen. Aanvankelijk voorzagen slechts een klein aantal collectieve arbeidsovereenkomsten in een automatische loonindexering. Dat aantal werd na iedere grote staking verder uitgebreid.

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    Is België het enige land met een automatische loonindexering?

    In sommige industriesectoren in de VS en Groot-Brittannië waren dergelijke overeenkomsten tot 1930 algemeen verspreid. In Italië werd het ingevoerd in de jaren ’70, maar intussen weer gedeeltelijk afgeschaft. Brazilië, Chili, Israël en Mexico voerden het voorbije decennium de loonindexering af. Vandaag wordt automatische loonindexering enkel nog toegepast in België en Luxemburg. In Cyprus bestaat ze eveneens, maar is ze niet van toepassing op alle werknemers. In Spanje, Portugal, Finland, Italië, Polen en Hongarije worden mechanismen van loonindexering opgenomen in sectorale akkoorden of individuele arbeidsovereenkomsten. In Frankrijk, Slovenië en Malta worden de minimumlonen geïndexeerd.
    [/box]

    In zijn overgangsprogramma van 1938 pleitte Trotski voor een glijdende loonschaal, de toenmalige benaming voor automatische aanpassing van de lonen aan de levensduurte, om de arbeidersgezinnen te behoeden van armoede. Tegelijk pleitte hij voor de invoering van een glijdende uurschaal, waarbij het beschikbare werk verdeeld wordt over alle beschikbare arbeiders en deze herverdeling de lengte van de werkweek bepaalt. “Het loon van elke arbeider blijft natuurlijk hetzelfde als in de oude werkweek. De “mogelijkheid” of “onmogelijkheid” om die eisen te realiseren, is in dit geval een kwestie van krachtsverhoudingen die alleen door de strijd beslist kan worden. Op basis van deze strijd, welke ook zijn onmiddellijke praktische resultaten mogen zijn, zal het best het besef bij de arbeiders groeien dat de kapitalistische slavernij vernietigd moet worden.”

    Na WOII waren de krachtsverhoudingen gunstig voor de arbeidersbeweging. Het systeem werd geleidelijk aan in alle sectoren doorgevoerd. Maar zoals iedere overwinning van de arbeidersbeweging, werd ook deze verworvenheid zodra de krachtsverhoudingen begonnen te keren teruggeschroefd. In 1962 probeerde toenmalig minister van economische zaken Antoon Spinoy (BSP!) de prijsstijging van de sociale abonnementen van het openbaar vervoer uit de index te lichten. In 1965 probeerde diezelfde regering het nog eens met de broodprijzen. In 1978, alweer met de BSP, slaagt de regering erin witte producten in plaats van merkproducten in de index te laten opnemen. In maart 1976 schaft de herstelwet Tindemans – Declercq de indexkoppeling af voor het gedeelte van het loon boven de 40.250 BEF (€1.006,25). De maatregel werd in december opnieuw ingetrokken na verzet van het ABVV.

    De overwinning van het neoliberalisme op het einde van de jaren ’70, begin jaren ’80 leidt tot systematische aanvallen op het indexeringsmechanisme. De rechtse regering van liberalen en christendemocraten voert tussen 1984 en 1986 drie indexsprongen door, waarbij de indexering driemaal werd overgeslagen. Dat werkt tot vandaag door op de lonen. In 1994 lichtte de regering van christendemocraten en sociaaldemocraten tabakswaren, alcohol en benzine uit de zogenaamde gezondheidsindex. En sindsdien werden in verschillende sectoren zogenaamde all-in of saldo akkoorden ingevoerd, die het effect van de loonindexering gedeeltelijk neutraliseren.


    Eerst produceren, dan verdelen

    In hun aanval op de automatische indexering benadrukken burgerlijke politici en economen steeds dat men “eerst de rijkdom moet produceren, vooraleer men die kan verdelen”. Vertel dat maar eens in het Midden-Oosten en Noord Afrika. Zowel Moebarak als zijn zonen Gamal en Alaa zijn miljardairs. Van de voormalige Tunesische dictator Ben Ali en zijn gezin is geweten dat ze alleen in Frankrijk al een vastgoedvermogen ten belope van 3,7 miljard € bezitten. Belgische textielbarons die in de jaren ’70 massaal delokaliseerden naar Tunesië zijn er stinkend rijk geworden. Hoeveel meer rijkdom is vereist, vooraleer de verdeling aanvangt?

    Maar daarover hebben ze het niet, wel over de zogenaamde perverse effecten van de loonindexering. Die zou immers een verkeerde perceptie geven van de loonmarge, aldus Thomas Leysen in Le Soir van 19 maart. Economist Geert Noels noemt het de ‘automatische concurrentiehandicap’. Volgens economieprofessor Joep Konings (KULeuven) beschermt de automatische indexering goedbetaalde insiders, maar wie geen job heeft, krijgt minder kans op een job, omdat de bedrijven voorzichtiger zijn om aan te werven. “De automatische loonindexering afschaffen zou dus een sociale maatregel zijn.” Dat moet gepaard gaan met de afschaffing van de indexering van de sociale uitkeringen, voegt hij eraan toe, want anders wordt het verschil tussen werken en niet werken te klein.

    Unizo pleit voor “een paar indexsprongen”. Professor Peersman (UGent) wil de lonen jaarlijks aanpassen aan de doelstelling van de ECB. Collega De Grauwe (KULeuven) wil de ingevoerde energiekost uit de index. Wivina Demeester, voormalig CD&V minister, pleit voor een index in centen in plaats van procenten. Maar dat zou volgens De Grauwe ongeschoolde arbeid relatief duurder maken en een averechts effect hebben. De Nationale Bank houdt het op een waarschuwing voor de zogenaamde loon-prijsspiraal, waarbij hogere prijzen leiden tot hogere lonen die op hun beurt gecompenseerd worden door hogere prijzen enzovoorts. Dat argument is niet nieuw. Het is erop gericht ons te doen geloven dat het geen zin heeft te strijden voor loonsverhogingen.

    Het werd 150 jaar geleden al beantwoord door Marx in zijn brochure “Loon, prijs en winst”. In werkelijkheid is het de patroon erom te doen een zo groot mogelijk deel van de door ons geproduceerde waarde voor zichzelf af te romen. Vrees voor inflatie heeft het patronaat nooit tegen gehouden zoveel mogelijk winst op te strijken. Met een winst van 16 miljard euro, een derde meer dan in 2009, beschikken de grootste Belgische bedrijven naar ons oordeel over heel wat ademruimte. Bovendien worden royaal dividenden uitgekeerd aan de aandeelhouders. Lingerieproducent Van de Velde bijvoorbeeld, keerde in 2010 maar liefst 70% van de winst uit aan haar aandeelhouders. Zelfs in volle crisis, in 2009, kenden de patroons van de Bel 20 bedrijven zichzelf een loonstijging van 23% toe.

    Prijscontroles

    Men kan de arbeiders in België niets verwijten. We behoren nog steeds tot de meest productieve wereldwijd, ver voor onze collega’s in de buurlanden. Dankzij ons indexeringsmechanisme hield de binnenlandse vraag tijdens de crisis in 2009, beter stand dan in andere landen, inclusief Duitsland. De economische inkrimping en de terugval van de investeringen waren hier een stuk kleiner, net zoals de groei van de werkloosheid. Iedereen erkende destijds dat dit te wijten was aan de zogenaamde automatische stabilisatoren, waarmee men de sociale zekerheid en het indexmechanisme bedoelt.

    Onze energieprijzen liggen echter een stuk hoger dan die in het buitenland. De enorme winsten verdwijnen in de zakken van de aandeelhouders en die zitten echt niet alleen in Frankrijk. Bovendien is de Belgische industrie zeer energie-intensief, maar ook daar wordt nauwelijks geïnvesteerd in rationeel energieverbruik. Nergens in Europa is het gebruik van bedrijfswagens als looncomponent om de sociale zekerheid te omzeilen meer ingeburgerd dan in ons land. In vergelijking met de buurlanden zijn er nauwelijks sociale woningen. Onze residentiële gebouwen zijn net als onze verouderde schoolgebouwen bijzonder slecht geïsoleerd en er wordt nog veel verwarmd met stookolie. Vandaar dat er stemmen opgaan voor een transparantere controle op de prijzen.

    De SP.a viseert in de eerste plaats de energieprijzen. De PS wil de inflatie te lijf gaan met prijscontroles voor minstens 200 producten. Het verbaast ons dat nog niemand voorgesteld heeft om naast de loonnorm een prijzennorm in te voeren, waarbij de prijzen in ons land niet meer mogen stijgen dan het gewogen gemiddelde van de prijzen in de buurlanden. Een controle op de prijs van voedingswaren, energie en huur zou voor velen meer dan welkom zijn. In Venezuela heeft Chavez eveneens prijscontroles ingevoerd op voedingsproducten, het resultaat is echter dat de winkelrekken zo goed als leeg zijn. Ook Morales van Bolivië stootte op een staking van de producenten toen hij in februari de prijzen voor busvervoer wou blokkeren. De eigenaars organiseerden een lock-out.

    We zien dat nog niet zo snel gebeuren in België, niet in de voeding, noch met het huuraanbod of de energievoorziening. De les die we hieruit echter moeten trekken is dat het onmogelijk is de distributie te controleren als de overheid niet tegelijk de productie overneemt en ervoor zorgt dat het inkomen van de kleine producent gegarandeerd wordt. Prijscontroles zijn in werkelijkheid immers een vorm van winstcontrole. Private bedrijven zullen trachten de winstmarge te herstellen op de kap van de werknemers en als dat niet lukt, zullen ze dreigen met delokalisatie of het stopzetten van geplande investeringen.


    LSP vindt dat de arbeiders niet langer moeten opdraaien voor de crisis van de speculanten

    • Handen af van de automatische indexkoppeling, voor een volledig herstel van de index. Welvaartsvastheid van alle uitkeringen.
    • Geen arbeidsduurverlenging, maar een werkweek van 32uur zonder loonverlies en met vervangende tewerkstelling, zodat het beschikbare werk verdeeld wordt over iedereen. Dit kan gepaard gaan met goedkoop krediet aan de middenstand en loonsubsidies op basis van bewezen onkosten.
    • Opening van de boeken van alle grote bedrijven om hun echte kosten, hun winsten, de lonen van de bedrijfstop en de bonussen na te gaan.
    • Nationalisatie van de energiesector onder arbeiderscontrole en arbeidersbeheer zodat we de middelen kunnen vrijmaken voor een massaal investeringsprogramma in hernieuwbare energie en energiebesparende maatregelen
    • Voor een overheidsmonopolie op het bank- en kredietwezen onder democratische controle van de gemeenschap. In plaats van bankdirecties te smeken om krediet te verlenen, zou de overheid dan zelf de nodige publieke investeringen kunnen plannen om te beantwoorden aan de echte behoeften van de bevolking.
    • Voor een democratisch gepland socialisme ter vervanging van de kapitalistische chaos
  • Schrijnend gebrek aan middelen leidt tot ruzie tussen (en binnen) de Gemeenschappen

    Onderwijs Brussel

    Artikel door Anja Deschoemacker uit de aprileditie van De Linkse Socialist

    Sinds de regionalisering in 1988 heeft het onderwijs overal te maken gekregen met systematische onderfinanciering. Vandaag is er simpelweg een gebrek aan plaatsen, vooral in de grote steden, waardoor de stijgende leerlingenaantallen niet kunnen worden opgevangen. In Brussel zouden tegen 2015 maar liefst 79 scholen moeten worden bijgebouwd. Binnen het kader van het bestaan van twee taalnetten – het Nederlandstalig en het Franstalig onderwijs – leidt dit tot een gevecht over wie die noodzakelijke investering moet doen.

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    Antwerpen: 450 plaatsen te kort voor de allerkleinsten

    De instap- en eerste kleuterklasjes in Antwerpen kennen voor volgend jaar een tekort van 450 plaatsen. Dit komt nadat vorig jaar al een noodplan werd ingevoerd om 1.000 extra plaatsen bij te creëren. Voor de instapklasjes staat 10% (of 666 kinderen) op een wachtlijst omdat er geen plaats is op de door de ouders gekozen scholen. Voor de eerste kleuterklas is er een wachtlijst van 518 kindjes.
    [/box]

    Vorig schooljaar verhoogde de Vlaamse Gemeenschap de voorrang voor Nederlandstaligen (van 45% tot 55%). Ouders moeten sindsdien ook hun kennis van het Nederlands bewijzen. Veel Nederlandstalige kinderen vonden immers geen plaats. Ook dit jaar blijkt door de voorrang voor broers en zussen dat 55% van de resterende plaatsen niet voldoende is om alle Nederlandstalige kinderen een plaats te garanderen. Een moeder uit Elsene laat aan brusselnieuws.be weten dat ze geen plaats heeft gevonden voor haar Nederlandstalig kind. “Ik heb nochtans netjes 5 scholen aangeduid, ben naar infoavonden gehold enzovoort. Nu kan ik dus of met mijn kind gaan leuren of in Vlaanderen gaan wonen!” Zo’n 2.100 kinderen zouden na de eerste inschrijvingsronde geen plaats gevonden hebben voor volgend schooljaar.

    De Franstalige Gemeenschap besliste op 7 maart een klacht in te dienen bij het Grondwettelijk Hof. De voorrangsregel zou immers maken dat meer anderstaligen in het Franstalig onderwijs terechtkomen. Door meer leerlingen naar het Nederlandstalig onderwijs door te schuiven, wil de Franstalige Gemeenschap haar kosten voor de broodnodige uitbreiding beperken. Binnen de vijf jaar moeten in Brussel 15.000 à 18.000 plaatsen bij gecreëerd worden, op dit moment heeft de Franstalige Gemeenschap echter slechts plannen voor 4.100 extra plaatsen.

    Deze situatie, die noodlottig is voor de toekomst van de Brusselse kinderen, is een ernstige waarschuwing voor verdere verschuivingen van bevoegdheden naar de gemeenschappen. Nu wordt ruzie gemaakt over wie de bijkomende capaciteit in het onderwijs moet organiseren. Vlaams minister van onderwijs Smet stelde al publiekelijk dat die bijkomende leerlingen “toch niet tot de Vlaamse Gemeenschap behoren”. Maar een groot pak van die bijkomende leerlingen heeft ook niet het Frans als thuistaal…

    Dit is overigens niet de enige ruzie. Onder Franstalige Brusselse politici gaan stemmen op die de Franstalige Gemeenschapsregering verwijten niet voldoende middelen voor Brussel te voorzien. Op dezelfde manier verklaren een aantal Vlaamse Brusselse politici zich niet akkoord met de weigering van de Vlaamse regering om de capaciteit gevoelig op te trekken.

    Het toont hoe de aparte structuren door de burgerlijke politici worden gebruikt om kosten te besparen. Die tekorten veroorzaken spanningen tussen de diverse gemeenschappen, nu rond het recht van ieder kind op onderwijs, morgen over het recht op kinderbijslag of gezondheidszorg als de N-VA haar zin krijgt. Het probleem in het Brussels onderwijs is echter overduidelijk: het is een gebrek aan middelen! In de plaats van meer middelen te voorzien, worden alle verdeel-en-heersmechanismen opgevoerd.

    Het tekort aan plaatsen stelt zich ook in Antwerpen en Gent, waarbij ook daar discriminatie plaatsvindt tegenover anderstalige ouders en ouders uit zwakkere sociale milieus. In Brussel dreigt de kwestie daarnaast ook tot een communautair slagveld te leiden. Wij pleiten voor tweetalig onderwijs, georganiseerd via een samenwerking van de twee Gemeenschappen en met het actief betrekken van de vele andere gemeenschappen die in Brussel aanwezig zijn. De capaciteit moet niet gebaseerd worden op wie tot welke gemeenschap behoort – dit kan immers enkel tot discriminatie en uitsluiting leiden – maar op de reële onderwijsbehoeften. Daarvoor zijn meer middelen nodig. We pleiten voor een herfinanciering waarbij we aan het onderwijs geven wat het nodig heeft: 7% van het BBP voor onderwijs, zoals in de jaren ’80, is daarbij een minimum!

  • De loonnorm breken in de sectoronderhandelingen

    Dossier uit de aprileditie van De Linkse Socialist

    Na de verschillende acties tegen de loonnorm van 0,3% en het in stand houden van de discriminatie tussen arbeiders en bedienden zullen nu onderhandelingen in de sectoren beginnen. Daar zal het er op aankomen om de loonnorm te breken en offensieve eisen te stellen, liefst in gemeenschappelijk vakbondsfront.

    Acties tegen IPA

    Een meerderheid van de vakbondsmilitanten sprak zich uit tegen het voorstel van IPA. Dat was het geval in alle drie de grote vakbonden en dat telkens tegen de eigen nationale leiding in. Enkel in het ABVV en het ACLVB werd deze meerderheid gerespecteerd en werd tot actie overgegaan. De regionale betogingen en acties waren vaak erg gedesorganiseerd, maar toch werd de nationale actiedag van 4 maart een succes.

    In verschillende sectoren en industriegebieden werd het werk neergelegd. In de Antwerpse haven ging volgens havenschepen Van Peel een miljoen per uur verloren door de stakingsactie. De federatie van metaalpatroons, Agoria, had het over 20 miljoen euro inkomensverlies en 35.000 verloren werkdagen.

    Loonnorm niet aanvaarden

    Op en na de nationale actiedag van 4 maart werd gezwegen over nieuwe acties, het gebrek aan verder actieplan ondermijnde het potentieel van de actiedag. Er werd gewezen op de betoging aan de EU-top op 24 maart, maar voor het overige werd aangenomen dat de discussie nu in de sectoren zal worden gevoerd.

    In de aanloop naar de acties tegen het IPA vernamen we dat de directie in een aantal bedrijven preventief overging tot loonsverhogingen van meer dan 0,3%. Nu er geen nationaal akkoord is, kan er bij de onderhandelingen in de sectoren en de bedrijven voor degelijke loonsverhogingen worden gegaan.

    Duitse voorbeelden: 7%

    In discussies over lonen haalt het patronaat graag het Duitse model van lage lonen aan om meer flexibiliteit te eisen. Het klopt dat een groot en groeiend deel van de Duitse werkenden in de lageloonsector terecht komt. Maar in de traditioneel sterkere sectoren wordt momenteel niet geaarzeld om ernstige looneisen naar voor te schuiven.

    De chemievakbond IG BCE eist 7% op een jaar tijd (index inbegrepen) voor de 550.000 arbeiders in de sector. De argumentatie van de chemievakbond is duidelijk: de productie steeg in 2010 met 11%, de omzet met 17,5% en de winstmarges zijn hersteld. In de telecommunicatie eisen de Duitse bonden 6,5% en kwam het in februari tot betogingen en stakingsacties na een patronaal “aanbod” van 1,08%.

    Laat ons dit voorbeeld volgen in de sectoronderhandelingen. Yvan De Jonge van ABVV-Voeding merkte in Gazet van Antwerpen op: “Alle indicaties geven ons het recht om meer te vragen dan de 0,3% die zij nu willen geven. Zo maakte Coca-Cola 96% meer winst in 2009 tegenover het gemiddelde van de afgelopen tien jaar. In 2010 zal dat drie keer zoveel zijn als gemiddeld de voorbije tien jaar. (…) De courante winst die bedrijven alleen uit hun activiteiten halen, ligt doorgaans nog hoger, terwijl het personeel 10% harder moet werken dan 10 jaar geleden.” Voor de minimumbarema’s vraagt ABVV-Voeding 4,5% opslag.


    Enkele vaak voorkomende argumenten…

    Er zijn geen middelen voor loonsverhoging

    Ook midden in de crisis, in het boekjaar 2009, waren er maar liefst 10 bedrijven die meer dan 1 miljard euro winst boekten in ons land (samen goed voor bijna 30 miljard euro). De 18 bedrijven uit de Bel20 die hun resultaten bekend hebben gemaakt, waren in 2010 goed voor 16 miljard euro winst of een derde meer dan in 2009. Ongeveer de helft van die winst wordt aan de aandeelhouders uitgekeerd.

    Terwijl wij gevraagd worden om de broekriem aan te halen, zien we dat voor de topmanagers of politici geen loonnorm geldt. Er zijn wel middelen om de 13 hoogst geplaatste managers van ABInbev 20,33 miljoen euro aan salarissen en bonussen uit te betalen, maar niet om onze lonen te verhogen?

    Wij willen wel in actie komen, maar die van het ACV niet…

    Aan de top van de vakbonden is er verdeeldheid, in de afwijzing van het IPA aan de basis daarentegen niet. LBC-militant Jon Sneyers trok zelf op onderzoek naar de verhoudingen in zijn vakbond en berekende dat 55% van de basis had tegen gestemd. Dat werd “afgerond” tot 67% voorstemmen. Ook de ABVV-leiding is niet onschuldig: Anne Demelenne hield tot op het laatste moment de pen vast bij het schrijven van het voorstel tot IPA.

    Ongetwijfeld zullen de manoeuvres aan de top ook leiden tot spanningen aan de basis, maar we mogen daar niet in meestappen. Op 4 maart waren er ook ACV’ers aan de stakingspiketten en LBC voerde op 28 februari een uitstekende actie, overigens met ook een kleine delegatie ABVV-militanten. Laat ons aan de basis werken aan eenheid, dat zal het voor de top moeilijker maken om met onze voeten te spelen.

    Wij willen wel in actie komen, maar de Vlamingen niet…

    Dit argument wordt in Franstalig België al eens gebruikt: de Vlamingen zijn rechts en niet strijdbaar. Op 4 maart waren er in Gent 2.500 betogers, in Leuven 2.000, in Hasselt een duizendtal en lag in Antwerpen de Scheldelaan plat. Het Antwerpse Gemeentelijke Havenbedrijf beweerde dat het 1 miljoen euro verlies per uur maakte. Het argument dat er geen strijdbaarheid is in Vlaanderen is ongegrond en wordt doorgaans gebruikt om een minder offensieve houding te bepleiten.


    Geen enkele traditionele partij steunt het standpunt van de werkenden

    Alsof daar nog eens bevestiging voor nodig was, moesten de socialistische bediendenbond BBTK en de Algemene Centrale bij een tournee langs de hoofdkwartieren van de traditionele partijen op 6 en 17 maart vaststellen dat geen enkele partij bereid is om de vakbondseisen te ondersteunen.

    De regeringspartijen met inbegrip van de PS hebben een aangepast voorstel van IPA voorgesteld waarin de 0,3% en de discriminatie tussen arbeiders en bedienden overeind bleven. Dit voorstel genoot de steun van N-VA. Op de actiedag van 4 maart sprak N-VA voorzitter De Wever zich uit tegen de acties voor meer loon, hij had het over een “bezette stad” en eiste een politie-optreden tegen de stakers. Zo weten we meteen hoe ver het recht op collectieve actie voor De Wever mag gaan.

    Antwerps burgemeester Janssens noemde de acties “onverstandig”, SP.a-voorzitster Gennez had eerder het IPA verdedigd en verklaarde dat de acties “wel heel ver” gingen en dat zij “dat niet zou doen.” Groen! en Ecolo reageerde aanvankelijk razend enthousiast over het IPA: “Te midden van een politieke impasse die ook onzekerheid op de arbeidsmarkt creëert, hebben de sociale partners hun rol van economische stabilisator gespeeld. Het werk is nog niet af, maar het bereikte IPA is een belangrijke stap voorwaarts.” Als naderhand onder druk van het protest het standpunt van SP.a en de groenen wordt bijgestuurd, gebeurt dit niet met betrekking tot de loonnorm.

    Van deze partijen moeten we geen steun verwachten. Als de vakbonden hun verzet tegen het IPA politiek willen laten gelden, zullen ze de bij de traditionele partijen (inclusief de zogenaamde “linkse” partijen) van een kale reis terug komen. Hoog tijd om de banden met die traditionele partijen volledig te verbreken! Strijdbare militanten zullen zelf mee aan de basis moeten staan van een eigen politiek instrument in de vorm van een nieuwe arbeiderspartij.

  • Waarom heeft de trein zoveel vertraging?

    Voor veel reizigers is de trein niet alleen een beetje reizen, maar ook een beetje wachten. Afgelopen jaar reden officieel 14% van de treinen met een vertraging van meer dan zes minuten. Treinen met minder vertraging of die beperkt worden (of afgeschaft: in 2010 werden 2% of ruim 25.000 treinen afgeschaft), rekenen niet mee voor de vertragingen. Met slechts 85,7% stiptheid was er in 2010 een daling met 2,3% tegenover 2009. Hoe komt dit?

    Als we aan personeelsleden van de NMBS deze vraag stellen, komt al gauw een tegenvraag: hoe is het mogelijk dat het personeel met zo’n flexibiliteit en zo’n verouderd materieel er nog in slaagt om zoveel treinen wel te laten rijden? De directie noemt dat efficiëntie. Topman Jannie Haek stelde in de parlementaire commissie over de spoorwegen dat de efficiëntie nog nooit zo groot was: er worden evenveel reizigers vervoerd als in de jaren 1970 (210 miljoen per jaar) maar wel met 40% minder personeel. Wat hij er niet bij vertelde: dit gebeurt in heel wat gevallen ook nog eens met hetzelfde materieel als in de jaren 1970.

    Hoe is het mogelijk om met bijna de helft minder personeel evenveel treinen te laten rijden? Door te besparen op onderhoud, meer van het personeel te vragen, de keertijd in een eindstation te beperken, loketten te sluiten,… Voor de managers klopt dat op papier en is het een reden om zichzelf riante lonen toe te kennen: 451.000 euro (Descheemacker), 452.000 euro (Lallemand) en 468.000 euro (Haek). Voor de gewone reizigers en het personeel betekent het minder stiptheid en minder veiligheid. Een vertraging kan niet meer worden ingelopen omdat de keertijd beperkt is. Het gebrekkige onderhoud zorgt bij de minste koudegolf voor chaos op het spoornet. Klachten van het personeel over mankementen worden niet behandeld waardoor het personeel geen moeite meer doet om deze problemen te rapporteren.

    Het gebrek aan investeringen in materieel uit zich ook op het vlak van de veiligheid. In de parlementaire commissie over de spoorveiligheid stelden experts vast dat de NMBS de veiligheid was “vergeten”. Correcter: vanaf eind jaren 1980 werd bespaard op de middelen voor veiligheid. Dat gebeurde onder minister De Croo en alle opeenvolgende ministers. Een expert verklaarde: “Iedereen weet dat er in de jaren negentig geen veiligheidsapparatuur is geïnstalleerd.” Moest er wel geïnvesteerd zijn, dan hadden ongelukken zoals in Buizingen een jaar geleden waarschijnlijk nooit plaatsgevonden. Bovendien wordt geen rekening gehouden met aanbevelingen inzake arbeidsomstandigheden.

    Wat is het antwoord van de directie op de vertragingen? Er werd even gesuggereerd om minder treinen in te zetten en een aantal P-treinen af te schaffen. Misschien een idee voor de directie: vooral op de spitsuren zijn er vertragingen, moesten we nu eens alle treinen op spitsuren afschaffen? Een ander antwoord is het doorschuiven van de verantwoordelijkheid over de drie bedrijven waarin de NMBS werd opgedeeld.

    Voor de directie staat efficiëntie gelijk met zoveel mogelijk inkomsten in ruil voor zo weinig mogelijk dienstverlening. Dat gaat in tegen de belangen van zowel het personeel als de reizigers. Die zullen samen moeten opkomen voor een degelijke en veilige dienstverlening met de nodige publieke investeringen hiertoe. Een verdere liberalisering en daarop volgende privatisering zal voor de meerderheid van de reizigers duurdere treinen opleveren met nog meer vertragingen.

  • Bayer. Wie haalt voordeel uit de grote winsten?

    De vakbonden van Bayer publiceerden in een pamflet de cijfers van waar de winsten van hun bedrijf aan werden besteed. In 2010 maakte Bayer 1,3 miljard euro winst na belastingen. De omzet was volgens de directie de hoogste uit de bedrijfsgeschiedenis. Wie werd daar hoeveel beter van?

    • In 2010 werd het dividend met 0,10 euro per aandeel opgetrokken tot 1,5 euro. In 2010 kregen de aandeelhouders 1,24 miljard euro of 7% meer dan in 2009.
    • De zes managers van het “board of management” waren in 2010 goed voor 10 miljoen euro of 13,5% meer dan in 2009. CEO Dekkers verdiende 80 keer zoveel als een gewone arbeider
    • De werknemers in Antwerpen moesten het stellen met een extraatje in de vorm van een eenmalige premie van 225 euro…

    Als de aandeelhouders 7% krijgen en de managers 13,5%, waarom moeten de werknemers het dan stellen met 0,3%?

    > PDF van het pamflet dat de vakbonden aan Bayer in Antwerpen hebben verdeeld

  • 15.000 manifestanten van de Non-Profit op straat – Sta eens een dag in onze schoenen.

    Deze slogan werd nog eens extra kracht bijgezet toen duizenden manifestanten afgedankte schoenen richting politici gooiden. Aan de beurs werden poppen met de gezichten van Kris Peeters, Bart De Wever, Yves Leterme, Elio Di Ripo en Jo Vandeurzen geplaatst. De plaats was symbolisch gekozen, daar waar het grote geld zit. Geld die door de politici niet wordt opgevorderd om tegemoet te komen aan de dringende noden in de zorgsector, zowel voor het personeel als de zorgbehoevenden.

    Verslag door Bart (Gent), foto’s door Floche (Brussels)

    Hier komt de Non-Profit!

    De werknemers in de zorgsector hebben nog nooit op cadeaus moeten rekenen, in tegenstelling tot de banken en grote bedrijven. Ze komen al jaren op straat om verbeteringen te eisen en af en toe kunnen ze een aantal daarvan ook afdwingen. Nochtans vervult de zorgsector een cruciale rol in de samenleving. De woede bij de manifestanten was groot vanwege het uitblijven van een akkoord die de het personeelstekort zou kunnen oplossen, een betere verloning en arbeidscondities voorzien. Vandaag betoogden zowel de federale sectoren als ziekenhuizen, geestelijke gezondheidszorg, rusthuizen, thuisverpleging en revalidatie, alsook de Vlaamse non-profit met onder meer gehandicaptenzorg, bijzondere jeugdzorg, algemeen welzijnswerk, kinderopvang, sociaal-cultureel werk en beschutte en sociale werkplaatsen.

    LSP was aanwezig om de manifestanten te ondersteunen in hun eisen: meer geld voor zorg en geen commerce in de zorg. Hieronder vind je een foto-reportage en het pamflet die LSP-militanten verspreidden.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop