Category: Op de werkvloer

  • Een reactie op “Het taboe voorbij: Pro hogere inschrijvingsgelden?”

    In verschillende buurlanden wordt gediscussieerd over het verder opvoeren van de inschrijvingsgelden voor hoger onderwijs. Het is niet erg origineel dat dit debat ook naar hier komt overgewaaid. Het Leuvense studentenblad Veto vroeg enkele deskundigen, waaronder VOKA-topman Libeer, naar hun standpunt. Een verhoging van het inschrijvingsgeld wordt voorgesteld als het verlaten van een taboe. Wij stellen voor om een ander taboe te doorbreken door de publieke middelen voor onderwijs drastisch op te drijven.

    Reactie door de Actief Linkse Studenten op een artikel uit het Leuvense studentenblad Veto (hier kan je dat artikel lezen).

    Hoewel er in België iets meer dan het Europese gemiddelde geïnvesteerd wordt in onderwijs, is 5,9 procent van het BBP voor onderwijsuitgaven op zich niet zo veel – en dat percentage is ruim gerekend, want daarin zitten bijvoorbeeld ook uitgaven zoals het kindergeld en lonen van jonge onderzoekers (die men om fiscaal-technische redenen graag als “doctoraats­studenten” omschrijft). Als je enkel de “echte” onderwijs­uitgaven telt, kom je slechts aan 4,5 procent. Dertig jaar geleden spendeerde België nog 7 procent van het BBP aan onderwijs, wat dus een stuk meer is dan vandaag.

    Deze relatieve daling van de uitgaven is in het hoger onderwijs heel voelbaar. Het aantal studenten is sinds het begin van de jaren ’90 met zo’n 50 procent gestegen terwijl het aantal proffen en docenten stabiel gebleven is. In 1982 waren er aan de Vlaamse universiteiten in totaal 2507 proffen (in voltijdsequivalenten), in 2010 waren dat er in totaal 2601, een verwaarloosbare verhoging in absolute cijfers, een serieuze relatieve daling. Aan de hogescholen is het aantal personeelsleden zelfs in absolute cijfers gedaald, van 8378 onderwijzende personeelsleden in 1995 naar 7908 in 2010. In het VETO-artikel wordt het cijfer van 19 studenten per docent in 2007 gegeven, waarmee België “hoger scoort” – en dus slechter (!) – dan het OESO-gemiddelde van 15,8. Als je enkel de Vlaamse universiteiten beschouwt, dan zijn we van 21 studenten per prof in 1993 naar 32 studenten per prof in 2010 gegaan. Het Vlaamse hoger onderwijsbudget bedroeg in 2006 nog meer dan 10.000 euro per student; in 2011 is het onder de 8.000 euro per student gezakt. Daarnaast is er ook een tekort aan aula’s, zoals in het begin van dit academiejaar vooral voor eerstejaars studenten politieke wetenschappen heel duidelijk werd.

    Jo Libeer van Voka argumenteert, als een gladde liberale aal, dat de Vlaamse overheid voor grote budgettaire uitdagingen staat, en dus geen geld over heeft voor onderwijs. Het zijn echter niet de studenten die de financieel-economische crisis veroorzaakt hebben, dus waarom zouden zij ervoor moeten opdraaien? Het zijn trouwens ook niet de werknemers (die volgens Voka te veel verdienen), de gepensioneerden (die niet snel genoeg doodgaan), de migranten, de werklozen, de Walen, enz. die verantwoordelijk zijn voor de financiële moeilijkheden van de overheid. Nee, de schuldigen moet je eerder gaan zoeken bij de banken en de speculanten die gegokt hebben en dan reddingspakketten hebben gekregen om opnieuw te beginnen met de zwendel. De afschaffing van de fiscale cadeaus voor de grote bedrijven, die nauwelijks nog belastingen betalen, zou een begin kunnen zijn van een oplossing voor het begrotingstekort. Het neoliberaal beleid van de laatste decennia is de echte reden voor de onderfinanciering van het onderwijs, niet de studenten die te weinig inschrijvingsgeld zouden betalen.

    Een verhoging van de studiekost is asociaal omdat het de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor minder begoeden onvermijdelijk vermindert. Zelfs als de verhoging niet wordt doorgevoerd voor beursstudenten en bijna-beurstudenten, dan is er nog steeds een belangrijke groep studenten die net niet in aanmerking komt voor een (bijna-)beurs.

    Als we meer inschrijvingsgeld zouden betalen, zou dat op zich niets verbeteren aan de kwaliteit van het hoger onderwijs, maar enkel ruimte geven aan de overheid om nog verder te besparen op onderwijs om nog meer cadeau’s te geven aan de rijken en de grote bedrijven. Bovendien zou een hoger inschrijvingsgeld alleen maar de neoliberale marktlogica versterken. Jo Libeer stelt voor dat studenten “investeerders” in de universiteit zouden worden en dat ze zo ook zouden kunnen mee bepalen wat er met hun geld gebeurt. Dat is geen nieuw idee: de Iron Lady Margaret Thatcher had het destijds al over de “ownership society”. In Groot-Brittannië heeft die ideologie zeker niet tot meer democratie in het hoger onderwijs geleid, maar wel tot inschrijvingsgelden van 9.000 pond per jaar. Als “kleine investeerder” heb je uiteraard niets te zeggen; de belangen van de grote bedrijven wegen echter steeds zwaarder door.

    Waarmee wij wel akkoord zijn met Jo Libeer is dat er geen taboes meer mogen bestaan. Waarom zouden wij bijvoorbeeld niet het inschrijvingsgeld helemaal kunnen afschaffen? De Chileense studenten, die het laatste jaar een massale campagne hebben gevoerd tegen het meest onbetaalbare hoger onderwijs ter wereld, hebben voorgesteld om gratis onderwijs te financieren met de opbrengst van de nationalisatie van de kopersector. Wat hierbij nog het meest interessant is, is dat die eis veel steun heeft gevonden onder de Chileense bevolking, ook bij de arbeiders in de kopersector. In België, waar de overheid toch nog altijd het grootste deel van de kosten voor het hoger onderwijs draagt, zou zelfs een wat kleinere stap volstaan om tot gratis onderwijs te komen. Misschien zouden we gewoon kunnen beginnen met de hernationalisatie van Electrabel?

    En ja, wat als Voka en hun talrijke vrienden in de politiek toch zouden proberen om ons een verhoging van het inschrijvingsgeld tot 1.000 euro op te leggen? Dan zouden wij ons moeten laten inspireren door het verzet van studenten, die in zowat heel de wereld met een gelijkaardige neoliberale politiek geconfronteerd worden. Er is uiteraard het al aangehaalde voorbeeld van Chili. Een nog recenter voorbeeld zijn de studenten in Québec, die op 22 maart in Montréal met 200.000 mensen op straat zijn gekomen om te protesteren tegen een aangekondigde forse verhoging van het inschrijvingsgeld van 2.168 dollar tot 3.793 dollar. In de media word er gesteld dat dit maar normaal is omdat in de rest van Canada het inschrijvingsgeld een stuk hoger ligt dan in Québec. Maar dat is natuurlijk ook geen toeval: studenten in Québec hebben een traditie van strijdbaarheid en dus betalen ze ook minder inschrijvingsgeld. De les die we daaruit moeten trekken is dat strijd loont en dat het argument dat er in een ander gewest of in de buurlanden meer inschrijvingsgeld wordt betaald, irrelevant is. Wij moeten dan ook niet alleen maar voorbeelden gaan zoeken aan de andere kant van de Noordzee of de Atlantische Oceaan. In Duitsland was er tot 2005 geen inschrijvingsgeld. In de daaropvolgende jaren werd deelstaat per deelstaat inschrijvingsgeld ingevoerd, met bedragen tot 1600 euro. In een aantal deelstaten is het inschrijvingsgeld intussen al terug afgeschaft, dankzij succesvol studentenprotest. We kunnen alleen maar hopen dat dat is wat Jo Libeer bedoelt met het “Rijnlandmodel”.

  • Geen blabla, maar strijdbare opstelling!

    We hebben al meermaals geschreven dat er nood is aan strijdbare en democratische vakbonden in plaats van een syndicalisme dat zich beperkt tot onderhandelingen in achterkamertjes waarbij het groen licht voor acties zonder enige discussie aan en af wordt gezet. Zo waren de reacties van de vakbondsleidingen op het begrotingsconclaaf wel erg mager.

    Erger vermeden?

    De algemeen secretaris van het ABVV, Anne Demelenne, verklaarde dat ze “opgelucht” was omdat er geen indexsprong zou komen. Hoeveel keren zal het behoud van de index nog worden ingeroepen om een besparingsoperatie goed te praten? Bij ‘Mise au point’ (de Franstalige tegenhanger van de Zevende Dag) stelde Demelenne dat ze nog steeds geschokt is door de “maatregelen die in december werden genomen”. “Moest er daar een tweede lading bijgekomen zijn, dan zou dit voor de koopkracht dramatisch zijn geweest.” Bij de nieuwe maatregelen was er voor Demelenne niets onaanvaardbaar, ook al hadden de fiscale maatregelen wat verder mogen gaan. ABVV-voorzitter De Leeuw verklaarde dat er niet aan de koopkracht wordt geraakt, maar dat de regering wel “een kans heeft gemist om tot een meer rechtvaardige begroting te komen.” De reacties vanuit ACV-hoek gingen in dezelfde richting.

    De reacties komen er op neer dat erger werd vermeden, ook al blijven de speculanten en de 1% rijksten buiten schot. De gevolgen van de eerste besparingsgolf zijn nog niet verwerkt, of de regering komt al met nieuwe voorstellen. Het is echter niet omdat de regering nieuwe voorstellen doet dat we het verzet tegen de vorige maatregelen zomaar moeten stoppen.

    Op de nationale betoging van 2 december stelde het gemeenschappelijk vakbondsfront een anticrisisprogramma voor als alternatief op het besparingsbeleid. Wij hadden bedenkingen bij een aantal elementen in dat programma, maar benadrukten dat we dit programma enkel zouden afdwingen door een gunstige krachtsverhouding uit te bouwen. Daar kwam de afgelopen weken weinig van in huis.

    Geen woorden, maar daden

    De vakbondsleiders hebben de beweging tegen de pensioenhervorming laten landen. Na de algemene staking van 30 januari volgde niets meer, nochtans was het ordewoord om op 30 januari te staken behoorlijk opgevolgd. De deelname aan de piketten was erg goed en toonde de bereidheid van de basis om in actie te gaan. Er werd vervolgens een actiedag voor 29 februari aangekondigd en dit in het kader van een oproep van het Europees Vakverbond (EVV) tegen het nieuwe Europese besparingsverdrag. Op 29 februari waren er kleine symbolische acties aan vestigingen van de Nationale Bank en de Europese Investeringsbank.

    Op 29 februari verklaarde ACV-topman Claude Rollin: “We aanvaarden het opgelegde besparingsbeleid niet. Dit beleid is vanuit economisch oogpunt absurd: in Griekenland werd het ene besparingsplan na het andere opgelegd en gaat het van kwaad naar erger.” Dat klopt, maar de vraag blijft hoe de vakbondsleidingen hun daden en woorden van verzet tegen het besparingsbeleid op elkaar zullen afstemmen.

    Het blijft niet bij een begrotingsconclaaf in maart, er zullen nog maatregelen volgen. De methode van de kaasschaaf bereidt de weg voor hardere methoden voor. Nu niet reageren, zal het verzet tegen die hardere methoden niet ten goede komen. Hoe meer de besparingslawine op dreef komt, hoe moeilijker het wordt om deze te stoppen.

    We moeten het verzet nu voorbereiden met een brede informatie- en sensibiliseringscampagne waarmee de propaganda van regering en patronaat worden beantwoord. We zullen ook nood hebben aan ons eigen politieke verlengstuk. Zolang de vakbondsleidingen een partij als de PS zien als een gepriviligieerde partner, zal dit onze strijd blijven afremmen.

  • S2012. Syndicaal café over het Duitse model

    Commissie op zaterdagnamiddag 28 april

    Op Socialisme 2012 is er een syndicaal café over het zogenaamde Duitse mirakel. Terwijl bijna heel de Eurozone in zak en as zit, kent de economie er een aanhoudende exportgroei en zijn de werkloosheidscijfers er drastisch teruggelopen. Aan de basis daarvan zou de creatie liggen van een lage loonsector dankzij de zogenaamde Hartzhervomingen onder de sociaaldemocratische regering Schröder bij het begin van dit millennium. Rechtse politici in België staan te popelen om ons dit model op te dringen. Volgens De Wever waren de hervormingen hard, maar werpen ze hun vruchten af. Dat zou ook hier nodig zijn, maar door de Franstaligen verhinderd worden uit vrees voor een sociaal bloedbad. Tijdens dit syndicaal café onderzoeken we hoe het Duitse model echt tot stand kwam.

    • Artikel over het ‘Duitse model’ in ‘De Linkse Socialist’ (zomer 2011)
    • Artikel uit onze archieven over het verzet tegen de maatregelen in Duitsland
  • Vlaams onderwijs. Consequent verzet vereist!

    Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet (sp.a) kondigde aan dat de TBS+ regeling, die ervoor zorgde dat leerkrachten vervroegd op pensioen konden, wordt afgeschaft. Los nog van de consequenties voor leerkrachten die van plan waren op pensioen te gaan, is het een blinde besparing die de kwaliteit van ons onderwijs op de helling zet. Uitgebluste leerkrachten die geen voeling meer hebben met de leefwereld van hun leerlingen vormen immers niet de beste garantie op een dynamisch onderwijs.

    Artikel door een Antwerpse leraar

    Langer werken

    Tot op heden konden leerkrachten op 58 (twee jaar voor de pensioenleeftijd van 60 jaar) op TBS (terbeschikkingsstelling) in afwachting van hun pensioen, kleuterleid(st)ers konden op 56 vertrekken. Dit was een maatregel die uitgebluste leerkrachten de mogelijkheid gaf om op rust te gaan en hun job over te dragen aan jonge en gemotiveerde beginners.

    Dat systeem moet nu verdwijnen volgens de minister. Bovendien wordt de reële pensioenleeftijd opgetrokken van 60 naar 62 jaar. Dat betekent dat leerkrachten die de voorbije periode al uitkeken naar hun pensioen, nu in één klap te horen krijgen dat ze maar liefst vier jaar langer zullen moeten werken, aangezien wie nu nog op TBS gaat, slechts 40% van zijn gemiddelde loon zou krijgen.

    Niet enkel de pensioenleeftijd wordt verhoogd, er wordt ook strenger gekeken naar de lengte van de loopbaan. Zo zullen verlofstelsels (uitgezonderd palliatief en sociaal verlof) niet meer meetellen in de berekening van het pensioen. Het aantal ziektedagen wordt beperkt tot maximaal 180; wie op latere leeftijd toch de pech heeft om ziek te worden, vliegt op vervroegd pensioen. Het is een schrijnend voorbeeld van de perverse retoriek van onze politici, die ervan uitgaan dat wie ziek is automatisch probeert te profiteren van ‘het systeem,’ terwijl studies uitwijzen dat leerkrachten veel vaker dan gemiddeld slachtoffer worden van stress, burn-out, rug- en stemklachten.

    Jonge leerkrachten haken af

    Een jaar geleden hoorden we minister Smet nog steen en been klagen over het tekort aan jonge starters in het onderwijs, en vooral, over het feit dat 40% van de jonge leerkrachten het niet langer dan vijf jaar volhoudt. Als Pascal Smet werkelijk niet begrijpt wat hier de oorzaken van zijn, is hij ofwel blind ofwel dom.

    Wie vandaag aan een loopbaan in het onderwijs wil beginnen, moet erop rekenen dat hij/zij de eerste jaren interimcontracten zal moeten aanvaarden. Voltijdse opdrachten zijn schaars en moeilijk te vinden. Systemen zoals die vroeger bestonden (waarbij je extra klussen kreeg op school om je uren vol te maken bijvoorbeeld) werden al lang geleden afgeschaft.

    Bovendien is de werkdruk en -last voor leerkrachten exponentieel de hoogte ingejaagd de afgelopen jaren, onder meer als gevolg van de systematische besparingen in het onderwijs door de vorige regeringen. De prestatieregeling van een voltijdse leerkracht wordt vandaag berekend op een werkweek van 40u. Dit betekent dat je naast 20u lesgeven zou moeten toekomen met 20 uur per week om alle andere taken van een leerkracht te volbrengen (lesvoorbereidingen, verbeteringen, vergaderingen en niet-lesgerelateerde administratieve taken die vandaag 1/3 van de werkuren uitmaken!). Wie ooit één week in het onderwijs gestaan heeft, weet dat dit een grap is.

    Alle studies (en ieders persoonlijke ervaring) wijzen uit dat de gemiddelde werkweek van een leerkracht de 50 uren overschrijdt. Bovendien zorgt de sociale realiteit buiten de schoolmuren er ook voor dat steeds meer klassen ‘moeilijker’ en intensiever worden, wat opnieuw een extra belasting is voor leerkrachten en begeleidend personeel. Al deze factoren zorgen ervoor dat steeds meer jongeren hun droom om leerkracht te worden voortijdig opbergen.

    Consequent verzet nodig

    Toch vindt minister Smet de job nog steeds niet onaantrekkelijk genoeg. Hij wil de werkdruk verhogen en de werkzekerheid doen afnemen: uitgebluste leraars die voor de klas staan nemen immers een plaats in die jonge starters doodgraag zouden overnemen. Deze besparing zou 8 à 9 miljoen euro opleveren.

    Het is spijtig dat de vakbonden de handdoek voortijdig in de ring gegooid hebben om verdere onderhandelingen met de minister te voeren: dat zorgt ervoor dat er nu minder druk is. LSP denkt dat een actieplan, gecombineerd met een informatie- en sensibiliseringscampagne op de scholen, in staat kan zijn om deze besparing terug te dringen. Het is door het gebrek aan consequent verzet de afgelopen jaren dat de besparingen nu al zo ver zijn kunnen vorderen. Wij zijn van oordeel dat het onverantwoord is om deze regering ongemoeid te laten met haar plannen om ons te doen opdraaien voor de crisis en om ons onderwijs nog verder te ondermijnen.

  • Rapport Europese ondernemingsraad bevestigt leefbaarheid Luikse staalsector

    Mittal zet een verdere stap om de hoogovens van Ougrée te sluiten door de gascentrales voor de hoogovens in 2014 stil te leggen. Intussen verscheen een rapport in opdracht van de Europese ondernemingsraad van het bedrijf over de leefbaarheid van de staalsector in de Luikse regio. Eerder had de directie een rapport laten opstellen, het rapport-Laplace, waaruit bleek dat de warme fase van de Luikse staalsector niet rendabel was. Het nieuwe rapport-Syndex spreekt dat evenwel tegen. De Luikse staalsector heeft een toekomst en is winstgevend. Het rapport wijst erop dat foute beslissingen van de directie een bedreiging vormen.

    Artikel door Simon (Luik) uit de aprileditie van ‘De Linkse Socialist’

    De strategie van Mittal wordt al langer betwist door de syndicale delegaties. Deze strategie bestaat uit besparingen op investeringen die noodzakelijk zijn om de productie op peil te houden. Het geld dat zo wordt uitgespaard, gebruikt Mittal om zich in de mijnbouw in te kopen. Dat is een sector waar de speculatie vandaag hoogtij viert. Het bedrijf concentreert haar investeringen in bepaalde productiesites en laat andere vallen. Die laatste sites zijn op korte of iets minder korte termijn ten dode opgeschreven. Deze afname van de productie beperkt de mogelijkheden voor het bedrijf, zeker indien de vraag opnieuw zou toenemen. Mittal moest recent een bestelling van 2,5 miljoen ton afwijzen. Dat is nochtans net de capaciteit van de Luikse hoogovens. De strategie van de directie is des te schandaliger als we zien dat de top van het bedrijf niet aarzelt om zichzelf riante bonussen toe te kennen. Het topmanagement van ArcelorMittal heeft zichzelf een bonus van 7,2 miljoen dollar toegekend, 138% meer dan vorig jaar. De persoonlijke bonus van Lakshmi Mittal is met 199% toegenomen.

    De discussie onder de arbeiders en syndicalisten moet meer dan ooit over de noodzaak van nationalisatie gaan. Het heeft geen enkele zin om deel te blijven uitmaken van een groep die bewust de productie van bepaalde sites ondermijnt. Om de heropstart van het bedrijf onder gemeenschapscontrole technisch gezien mogelijk te maken, wijzen de vakbonden op het voorbeeld van het Duitse staalbedrijf Dillinger Hütte in het Saargebied. Dat staalbedrijf was ongeveer even groot als de staalsector in het Luikse. In het verleden was het in handen van Arcelor, maar sinds acht jaar zet het haar activiteiten onafhankelijk voort. Het bedrijf is nu in handen van een publieke regionale holding. Dillinger Hütte doet het intussen goed.

    Het feit dat een bedrijf op twee uur rijden van Luik in staat is om op deze manier te overleven, geeft aan dat een nationalisatie een stap vooruit kan betekenen. De politici beweren echter dat de overheid daar geen middelen voor heeft. Ze verklaren ook dat de staat geen bedrijven moet overnemen. Deze politici, met inbegrip van PS-kopstukken als Waals economieminister Marcourt, willen alles aan de ‘markt’ overlaten.

    Het is duidelijk dat strijdbare syndicalisten niet op deze politici zullen moeten rekenen. Misschien zullen ze onder druk van onderuit hun mening wel aanpassen, maar in essentie blijven ze verdedigers van het huidige systeem. Syndicalisten moeten nagaan hoe we de nationalisatie kunnen afdwingen en hoe we ervoor kunnen zorgen dat dit niet leidt tot een zelfde scenario als in 2003. Toen was er een zogenaamde nationalisatie waarbij het personeel grote inspanningen moest leveren en het bedrijf snel werd klaargestoomd om terug aan de private sector te worden verkocht.

    Om dit te vermijden moeten we beroep doen op de tradities van de arbeidersstrijd. Om het bedrijf uit de handen van ArcelorMittal te halen en het behoud van de warme fase mogelijk te maken, is een bedrijfsbezetting nodig. Om een strijd van langere duur mogelijk te maken, is een solidariteitscampagne nodig onder bredere lagen van de bevolking in de regio. Het potentieel van die solidariteit zagen we op de grote betoging van 7 december in Luik. Bovendien zijn er sterke tradities van solidariteit onder de metallo’s, dat werd eens te meer bevestigd toen de directie van Meister in Sprimont overging tot een schandalige provocatie.

    Eens we het bedrijf uit de klauwen van de speculanten hebben gehaald, dan moeten we het beheer zelf opeisen. De arbeiders en de gemeenschap moeten deze sector in handen nemen en ze niet overlaten aan politici die het bedrijf beheren zoals de private sector dat doet. We blijven ons verzetten tegen de sluiting van Cockerill en eisen daarom een nationalisatie onder arbeiderscontrole en zonder enige schadevergoeding.

  • STOP de afbraak van het openbaar vervoer

    Na twee besparingsjaren bij De Lijn, moet nu nog eens 60 miljoen bespaard worden. Nu de plannen in alle provincies bekend zijn, blijven de reacties niet uit. Dit besparingsplan betekent dan ook een zware beperking van de dienstverlening en regelrechte afbraak van het openbaar vervoer. En dat op een moment dat de wegen dichtslibben, de benzineprijs de hoogte ingaat en Joke Schauvliege verklaart de uitstoot van schadelijke broeikasgassen met 30% te willen verminderen tegen 2020 met onder meer maatregelen… op mobiliteit!

    Artikel door een buschauffeur

    In Gent wordt het laatavondvervoer zo goed als volledig afgebouwd, in meer landelijke gebieden wordt de dienstverlening beperkt tot schoolvervoer en woon-werkvervoer, tenminste indien je van 9 tot 17u werkt. In Mechelen worden alle stadslijnen afgeschaft en vervangen door een centrumpendel en in Antwerpen verdwijnen er maar liefst 1000 busritten per dag van en naar het centrum…

    Een negatieve spiraal van afbouw openbaar vervoer wordt ingezet!

    Doordat de reizigersaantallen in 2011 voor het eerst sinds lang niet meer stegen, worden de steeds stijgende kosten ook niet meer gecompenseerd. De Lijn is immers gebaseerd op een groeimodel. Daarbij komt nog dat een aantal compensaties, zoals die voor de sterke stijging van de sociale abonnementen, niet werden betaald door de Vlaamse regering en dat door een rekenfout de kosten voor de exploitanten niet daalden, maar stegen met 6%. Wat nog maar eens duidelijk maakt dat de privatisering van de helft van de lijnen niet zorgt voor meer efficiëntie.

    Bij het laatste besparingsplan van de Vlaamse regering werd gesteld dat De Lijn gespaard wordt. Niets is minder waar, er werd herbevestigd dat de kostendekkingsgraad met 0,5% of een goeie 10 miljoen per jaar moet stijgen vanaf 2013. De groei van het aantal reizigers viel in 2011 al stil door de voorgaande besparingen. De nieuwe besparingen zullen wellicht leiden tot een afname van de reizigersaantallen. Zo komen we in een negatieve spiraal en wordt de afbraak van het het openbaar vervoer de komende jaren alleen maar voort gezet. Indien de Vlaamse regering een goed uitgebouwd openbaar vervoer wil, moet ze daar de nodige middelen tegenover sellen.

    Nood aan een actieplan dat personeel en reizigers betrekt!

    De vakbonden bij De Lijn hebben dan wel een akkoord over een soort van sociaal plan met garanties inzake de naleving van (lokale) afspraken, inkomensgaranties en geen naakte ontslagen. Dit betekent niet dat ze akkoord (moeten) gaan met de besparingen. Het zal er op aankomen om het verzet effectief te organiseren. Hiervoor is een goed uitgewerkt actieplan nodig dat gedragen wordt door het personeel en de reizigers zoveel mogelijk betrekt.

    De affichecampagne van de ACOD en de petitie van het gemeenschappelijk vakbondsfront in Antwerpen zijn een goede aanzet. Door personeelsvergaderingen te organiseren, kan het personeel actief betrokken worden bij het verzet. Met wijkcomités tegen de besparingen is het ook mogelijk om reizigers te organiseren. Zo werd na een actie in Dendermonde beslist om een actiecomité op te richten om de acties verder te zetten. Waarom zouden de vakbonden en personeel dit niet actief ondersteunen en waar nodig zelf oprichten. Op deze manier kunnen we tot een echt front van reizigers en personeel komen. Op traditionele partijen en/of een organisatie zoals BTTB (Bond van Trein, Tram en Busgebruikers) zullen we niet moeten rekenen: zij zijn niet fundamenteel tegen besparingen en willen in het beste geval enkel ‘anders’ besparen.

  • Verdwijnt de industrie uit ons land?

    De afgelopen weken kreeg de tewerkstelling in de industrie enkele nieuwe zware klappen. Er werden collectieve afdankingen aangekondigd bij Bekaert (600 jobs), Laboratoires Thissen in Eigenbrakel (334 jobs), Crown Cork in Deurne (320 jobs), Alcatel-Lucent (185 jobs), Nokia-Siemens (127 jobs),… Intussen bouwt Van Hool een fabriek in Oost-Europa waardoor de tewerkstelling in Lier wordt bedreigd en ook bij ArcelorMittal blijft de dreiging om ook de koude fase van de staalproductie in het Luikse te stoppen.

    De golf van afdankingen en de afbouw van de industriële productie leidt tot hernieuwde discussies over een ‘desindustrialisering’ van ons land en mogelijke antwoorden daarop. Voor het patronaat is het antwoord eenvoudig: de lonen naar beneden halen. Dat is de conclusie van een studie van econoom Geert Noels uit 2010. Een ander element is de roep naar de ondersteuning van innovatie. Tenslotte wil het patronaat verdere belastingverlagingen, en dit terwijl grote bedrijven nu al amper belastingen betalen.

    De stelling dat ons land sneller dan de buurlanden desindustrialiseert, is niet correct. Statistieken van de OESO geven aan dat de daling van de industriële tewerkstelling tussen 2000 en 2010 in ons land -11% bedroeg tegenover -34% in het Verenigd Koninkrijk, -26% in de VS, – 22% in Nederland en -17% in Frankrijk. Enkel Duitsland deed het met -8% minder slecht. Professor De Grauwe concludeert: “België is een land waar die desindustrialisatie gedurende de laatste tien jaar minder ingrijpend is geweest dan in de meeste andere westerse landen. Geen paniek dus. We doen het nog niet zo slecht, ondanks onze hoge lonen. Of misschien is het dankzij de hoge lonen, die een reflectie zijn van de hoge productiviteit van de Belgische werknemer.”

    Studies over de desindustrialisering geven aan dat de daling van de industriële tewerkstelling in ons land meer nog dan in de buurlanden in grote mate het resultaat is van de productiviteitsgroei, tussen 1985 en 1997 was er bijvoorbeeld een toename van de industriële productiviteit met 42,7%. Een toename van de productiviteit betekent dat met minder mensen meer kan worden geproduceerd. Een groot deel van de jobverliezen in de Belgische industrie is het resultaat van het feit dat we zo efficiënt werken. Kapitalistische logica is dat.

    De productiviteitstijging vergt steeds grotere investeringen. Dat gebeurt niet indien de winstgevendheid niet is gegarandeerd. De afgelopen jaren werden snellere winsten geboekt op de financiële markten en werd amper in industriële productie geïnvesteerd, dat bracht immers niet voldoende op. Een deel van de productie trok naar de ‘groeilanden’, maar dat volstond niet om de terugval in investeringen in de ontwikkelde kapitalistische landen op te vangen.

    Een volledige overschakeling van industrie naar een diensteneconomie is niet aan de orde: heel wat diensten zijn van de industrie afhankelijk, 80% van de export komt van de industrie,… Maar indien niet wordt geïnvesteerd in de industrie blijft deze wel verder afkalven.

    Een syndicaal antwoord op de jobverliezen in de industrie moet vertrekken van het maatschappelijk belang van de industrie, zowel op vlak van productie als tewerkstelling. Zolang we de winstlogica aanvaarden, komen we niet verder dan stervensbegeleiding. De aanwezige kennis en mogelijkheden van de industrie moeten worden aangewend voor maatschappelijk nuttige productie onder de democratische controle en beheer van de arbeiders en de gemeenschap.

  • Strijdbare syndicalist afgedankt bij AB Inbev in Brazilië

    Op 12 maart besliste de directie van Ambev in Jacarei (deelstaat São Paulo in Brazilië) om delegee Joaquim Aristeu Benedito da Silva af te danken. De aanleiding hiervoor was het feit dat Joaquim naar buiten was getreden met het nieuws dat er in de fabriek een dode was gevallen. Een 25-jarige arbeider wiens vrouw zwanger is, kwam om het leven bij een arbeidsongeval te wijten aan onveilige omstandigheden waarin werd gewerkt.

    Dit bekend maken was onderdeel van het recht van Joaquim op zijn vrije meningsuiting. Maar hij deed ook niet meer dan zijn plicht als syndicalist en lid van het Comité Veiligheid en Gezondheid op de Werkvloer. Verantwoordelijken voor de veiligheid op de werkvloer gaven toe aan de druk van de directie en zwegen. Joaquim deed dit niet. De directie beweerde dat hij de naam van het bedrijf besmeurde en hij werd meteen afgedankt. In plaats van de investeren in de veiligheid op de werkvloer, dit was slechts het meest ernstige ongeval in een hele reeks, keren de bazen zich liever tegen diegene die op de onregelmatigheden wijst.

    Joaquim werkt al 23 jaar bij AmBev in Jacarei en komt al meer dan 30 jaar op voor de rechten van de arbeiders. Hij was voorzitter van de voedingscentrale in São José dos Campos en in de regio. Hij werd recent door de arbeiders herverkozen als vice-voorzitter van het Comité Veiligheid en Gezondheid op de Werkvloer. Daarnaast is hij in de deelstaat São Paulo lid van de leiding van de strijdbare vakbond CSP-Conlutas.

    AmBev is de Braziliaanse afdeling van de grote multinational AB InBev, de grootste brouwerij ter wereld. Er zijn vestigingen van het bedrijf in 32 landen en er zijn ongeveer 80.000 werknemers. De directie heeft de aanwezigheid van een strijdbare syndicalist als Joaquim steeds als obstakel gezien. Zijn ontslag kwam er enkele dagen voor de directie een slecht voorstel inzake winstbonus voor het personeel wou doorvoeren. Vorig jaar werd tegen dat voorstel gestaakt en eiste het personeel betere arbeidsvoorwaarden, onder meer op het vlak van de gezondheid en de veiligheid van het personeel.

    Dit ontslag is een poging om de vakbonden bij AmBev aan te pakken. Het is een onderdeel van een offensief van het patronaat tegen al wie zich durft uit te spreken tegen de huidige gang van zaken en al wie oproept tot strijd op een ogenblik van kapitalistische crisis.

    We komen op voor de intrekking van de beslissing. Dat kan door breed protest van de vakbonden, jongerenbewegingen en de linkerzijde. We roepen iedereen op om mee te protesteren bij AB InBev om de intrekking van het ontslag te eisen.

    Stuur protestberichten (in het Engels, of het Portugees indien mogelijk) naar de directie van Ambev in Brazilië. Hieronder vind je een voorbeeld van bericht dat we met LSP verstuurden.

    Stuur protestmails naar:

    • jcfmello@ambev.com.br
    • acmft@ambev.com.br
    • ouvidoria@ambev.com.br

    Stuur een kopie naar: lsr@lsr-cit.org en secretaria@cspconlutas.org.br


    Protestmail van LSP

    Brussels, March 14th

    We were informed that on March 12th Joaquim Aristeu Benedito da Silva was sacked in “just cause” by Ambev in Jacareí (São Paulo state) – the Brazilian branch of AB InBev.

    Joaquim had been working at AmBev – Jacareí for 23 years. He has been the president of the Food and Beverages trade union in São José dos Campos and the region. He was recently elected by the workers to a new term as vice-president of the CIPA (health and work place security commission) of AmBev – Jacareí. Besides that, he’s a member of the Executive of CSP-Conlutas (a trade union and popular movement federation) in the state of São Paulo.

    The reason alleged by the company was the fact that he published on the web page of CSP-Conlutas and on social networks an article denouncing the company for an the accident in the factory that led to the death of a young contract worker aged 25 with a pregnant wife. He exercised his basic right of expression and also carried out his duty as a trade unionist and member of the CIPA. However, for the company, Joaquim was “tarnishing the name of the company” and was summarily dismissed, without any rights. Instead of investing in the security of the workers, as this was just the most serious of several other accidents, the company prefers to silence the one who is exposing the irregularities.

    We oppose this scandalous behaviour of AB Inbev and demand the reinstatement of Joaquim Aristeu Benedito da SilvaLinkse Socialistische Partij / Parti Socialiste de Lutte

    Eric Byl, Executive member

  • Hoe kunnen we de prijzen onder controle krijgen?

    Prijzen van gas en elektriciteit nemen hoge vlucht

    De campagne ‘Winter 2012’ van de RTBF tijdens de koudegolf in februari maakte duidelijk hoe energie voor een steeds groeiend bevolkingsdeel een luxeproduct is geworden. Het programma toonde ook een enorme solidariteit. Mensen stelden voor om mazout te leveren of nog om de energiefacturen van noodlijdende buren, collega’s of zelfs onbekenden te betalen. Wat een contrast met de hebzucht van de aandeelhouders van de energiebedrijven die steeds grotere winsten willen opstrijken!

    Artikel door Boris Malarme uit de maarteditie van ‘De Linkse Socialist’

    De Commissie voor de Regulering van Elektriciteit en Gas (CREG) maakte recent bekend dat ons land tegenover de omliggende landen het tweede duurste is voor gas en elektriciteit. Op een jaar tijd werd gas 20% duurder en elektriciteit 12%. Dat ontlokte minister van energie Johan Vande Lanotte en staatssecretaris voor energie Melchior Wathelet uitspraken over een tijdelijke prijsblokkering gedurende negen maanden, een periode waarin er maatregelen van prijscontrole zouden komen.

    Een geliberaliseerde energiemarkt die overgeleverd is aan de winsthonger vormt effectief een probleem. Maar dat is niet het probleem dat Vande Lanotte wil oplossen. Winst maken vindt hij geen probleem, hij wil enkel de “buitensporige” winsten aanpakken. Hij hoopt een einde te maken aan de praktijk waarbij gasleveranciers de prijs van gas kunstmatig koppelen aan die van olie.

    Wathelet stelde meteen dat 90% van de consumenten mee verantwoordelijk zijn omdat ze niet overstapten naar een concurrent die geen “buitensporige” prijsverhogingen doorvoerde. Hoeveel vakantiedagen moeten we eigenlijk opnemen om de verschillende formules van alle bedrijven in de geliberaliseerde sectoren uit te pluizen?

    Wathelet wil de concurrentie versterken door de belasting op een verandering van leverancier naar beneden te herzien. De politici proberen ons nogmaals te laten geloven in de oude mythe dat een geliberaliseerde sector lagere prijzen zal aanbieden omwille van de concurrentie. Nu die mythe doorprikt is, lanceren ze opnieuw dezelfde foefjes.

    Test-Aankoop wil de bijdrage van de nucleaire sector van 550 miljoen tot 1,7 miljard euro opvoeren. Dat geld wil het gebruiken om de BTW op de eerste 1500 Kw te verlagen van 21 tot 6%. Dat zou elk gezin jaarlijks 50 euro uitsparen. Intussen betalen de energiebedrijven amper belastingen, Electrabel was in 2009 goed voor 0,04% belastingen op 1,55 miljard euro winst. De bedrijven kondigen overigens al aan dat ze een verhoging van de nucleaire taks zouden doorrekenen in onze facturen. Zo wordt dat een broekzak-vestzak-operatie waarbij ons geld in de zakken van de aandeelhouders blijft verdwijnen.

    Hoe kunnen we de prijzen echt controleren?

    De CREG heeft geen beeld op de winstmarges van de energieproducenten, die gegevens zijn goed bewaarde geheimen. De volledige energiesector moet worden genationaliseerd, enkel dan is een volledige transparantie van de boekhouding mogelijk en kan er democratische controle door de gemeenschap zijn. Democratische controle is belangrijk om te vermijden dat ook de overheid onze energiefacturen opdrijft zoals dit nu het geval is. Sinds 2008 zijn de facturen vooral gestegen omdat de prijs voor distributie door de intercommunales de lucht in schoot, voor Gazelwest ging het om +41,8% in 2011. Dat is een verdoken belastingsverhoging.

    We hebben geen nood aan een energiesector die wordt gecontroleerd door bureaucraten die als opdracht hebben om de sector aan te wenden om de bankenschulden te zuiveren. We moeten ervoor zorgen dat de werknemers van de sector, de consumenten en de lokale gemeenschappen de controle en het democratische beheer van de productie en de distributie in handen krijgen. Enkel dan kunnen we de toegang tot energie garanderen en tevens het milieu respecteren.

  • Afbouw pensioenrechten stoppen zal consequente strijd vereisen

    Nog geen twee weken nadat Van Quickenborne aankondigde de pensioenleeftijd op te trekken, vernamen de 150.000 personeelsleden uit het onderwijs dat Vlaams minister Pascal Smet (SP.a) de TBS+ regeling zal afbouwen. “Iedereen moet een inspanning leveren, dus ook de onderwijssector” luidt het. Dat zou de Vlaamse Gemeenschap 8 à 10 miljoen euro opleveren. Terecht pakte het gemeenschappelijk vakbondsfront prompt uit met een actieplan met als voorlopig hoogtepunt een stakingsdag op 28 maart. Wij denken dat de opschorting van de staking in ruil voor onderhandelingen minister Smet slechts zal sterken in zijn besparingsijver.

    LSP-pamflet. PDF

    De TBS 58+ wordt dus afgeschaft met ingang van 1 april, met uitzondering voor kleuterleid(st)ers die tot voor kort nog op 56 konden uitstappen. Ook leerkrachten die voor 31/12/11 de leeftijd van 57 jaar bereikten kunnen nog op TBS, maar tegen de nieuwe voorwaarden. Dit betekent een wachtuitkering van slechts 40% van de laatste wedde. Een haalbare kaart enkel voor hen die er al warmpjes inzitten. Voor alleenstaanden of ouders van studenten (zonder vette spaarboek) onhaalbaar. Voor hen die reeds op TBS zijn, verandert er niets. Mensen die reeds 58 zijn en nog zouden gebruik willen maken van de regeling worden gestraft voor hun langer werken. Het systeem wordt totaal onaantrekkelijk gemaakt voor de weinigen die er nog recht op hebben.

    De pensioenleeftijd ligt tot 2014 nog op 60 jaar. Daarna komt hij normaal ook op 62. De beslissing van de federale regering om 40 jaren dienstanciënniteit als pensioenvoorwaarde toe te passen, geldt ook voor leerkrachten . Studie- en legerdienstbonificaties (tot nu opgenomen in de telling) zouden worden afgeschaft. Verlofstelsels zoals loopbaanonderbreking, worden slechts maximaal voor 1 jaar meegereken (uitgezonderd palliatief verlof en sociaal verlof) . Er wordt verwacht dat het ‘ziekteverzuim’ zal toenemen. Maar daar heeft de minister al aan gedacht door het aantal ziektedagen te beperken tot max. 180 dagen. Collega’s die het ongeluk hebben langdurig of chronisch ziek te worden, bijvoorbeeld net voor hun pensioenleeftijd, vliegen vervroegd op pensioen met zware financiële gevolgen. De regering gaat er dus van uit dat iedereen die langdurig ziek is in werkelijkheid misbruik maakt van het systeem.

    Toen de kersverse minister Smet het zogenaamde loopbaandebat lanceerde, voelden we reeds nattigheid. Achter dit debat schuilde het verborgen agenda van de loopbaanverlenging. De maatregelen op federaal vlak, mede genomen en verdedigd door SP.a-ministers, gaven minister Smet de uitgelezen kans om het “loopbaandebat” van de tafel te vegen en de “short cut” te maken naar het uiteindelijke doel, langer werken. Zelfs Klasse kopte “niemand bekommert zich nog om oudere leerkrachten – wij zijn uitgeblust”. Toen 10 jaar geleden Marleen Vanderpoorten de TBS 55+ afgeschafte, startte zij ook het debat op. In talrijke commissies en werkgroepen werd gebrainstormd met de vakbonden en inrichtende machten om de carrière van ‘oudere collega’s’ minder zwaar te maken (minder contacturen, meer mentorschap, vermindering van de planlast, flexibele schooluren…) Er kwam niets van terecht! De stress en de planlast, namen zelfs nog toe (M. Elchardus, 2/3 – De Morgen).

    De gemiddelde leerkracht is voor 1/3 van zijn job, bezig met wat niet tot zijn kerntaak (lesgeven) hoort. Bij het lesgeven hoort vandaag veel overtollige en tijdrovende administratie. De prestatieregeling van de leerkracht is gebaseerd op een werkweek van 40 uren, maar volgens vacature(.com) leunt deze in werkelijkheid bij de 50 uren aan.

    De planlast zou naast de vlakke loopbaan, onaantrekkelijke lonen en statutaire onzekerheid, de grootste reden zijn voor frustratie onder de oudere generatie en uitval bij de jongere leerkrachten. 40% stopt binnen de eerste vijf jaren. ‘Een pedagogische visie achter deze maatregelen is er niet‘ (website COC). De job van leraar is de voorbije jaren enorm verzwaard. Is dit het enige wat de federale en de Vlaamse regeringspartijen ons te bieden hebben?

    De vakbondsleiding heeft de woede van de leerkrachten ‘opgemeten’ tijdens regionale meetings. Daaruit bleek weinig vertrouwen in het onderwijsbeleid. De vakbondsleiding komt immers steeds met ‘slecht nieuws’! Er werd gestaakt op 22 december (2011) samen met de rest van de openbare sector. Daar werd vurig aangekondigd (o.m. door Karel Stessens, ACOD) dat een verdere afbouw van de pensioenrechten ‘onaanvaardbaar’ was. “Onderhandelen om besparingen te orchestreren, een vakbond onwaardig”, luidde het verdict van de voorzitter van de ACOD. Dit was maar het begin en er zouden meer acties volgen in het voorjaar.

    We zijn midden maart en aan de besparingen is er fundamenteel niets gewijzigd. Een actieplan? Niet echt! Na de ontmoeting met de minister begin maart werd in gemeenschappelijk vakbondsfront meteen een actieplan aangekondigd: 12/3 regionale infomomenten, 16/3 regionale werkonderbrekingen om het personeel in te lichten en uiteindelijk op 28/3 de stakingsdag.

    Maar… kort na deze aankondiging repte minister Smet zich om de vakbonden terug aan de onderhandelingstafel te roepen. De vakbondsleidingen reageerden helaas even snel met het opschorten van de acties en staking “zo lang de onderhandelingen duren”. Vele militanten beseffen dat men hiermee de druk op de minister aanzienlijk doet afnemen.

    Wat is er nodig? De leden van LSP in het onderwijs hebben op hun werk en binnen de structuren van de vakbond opgeroepen om alsnog vast te houden aan dit actieplan. Op de infomomenten kunnen leden en militanten discussiëren over een strategie om de maatregelen tegen te houden. Tijdens de laatste staking ontstonden er onder de aanwezige stakers in verschillende bondsgebouwen spontane discussies over hoe de plannen van de minister te stoppen. Dit zou als voorbereiding dienen voor een goed gemobiliseerde nationale stakingsdag op 28/3, in combinatie met een mars op Brussel.

    Een nationale staking is een uitgelezen moment om een goed georganiseerd offensief in te zetten tegen de propaganda in de media die leerkrachten afschildert als luiaards. Al te veel moeten wij machteloos toekijken hoe er in lezersbrieven en allerlei opiniestukken een loopje genomen wordt met de werkelijke aard van onze job. Het wordt tijd dat daar adequaat en gestaafd met feiten door de vakbondsleiding op gereageerd wordt.

    De actieluwte van de voorbije 10 jaar heeft geen enkele besparing tegen gehouden: het aandeel van het totale onderwijsbudget t.o.v. het bruto regionaal product in Vlaanderen is gedaald van 7% in 1980 tot ongeveer 6% vandaag (volgens optimistische schattingen). We zullen de strijd moeten voeren.

    Ten slotte, in het Franstalig landsgedeelte, kon je (tot voor kort) met je 55 ‘op TBS’. Niet omdat ze daar in de onderwijssector over meer middelen beschikken – maar omdat de CGSP- en CSC-enseignement in de jaren ’90 er een consequente strijd voor hebben opgezet! Laten we dit als voorbeeld nemen om de plannen van de minister een halt toe te roepen.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop