Category: Op de werkvloer

  • Een echt wijs plan zou in school en leerling investeren

    Het rapport der wijzen schokte het Vlaamse onderwijs. Met alle problemen in het onderwijs komt er plots een voorstel dat de statuten van leerkrachten aanvalt en directies en schoolbesturen meer macht zou geven. Dit rapport wordt voorgesteld als samengesteld door experts die op basis van ervaring en wetenschappelijk onderzoek conclusies brengen over hoe het onderwijs van de toekomst eruit moet zien om kwalitatief te zijn.

    door een leerkracht

    Deze zogenaamde experts hebben maar weinig geluisterd naar de mensen die in het onderwijs werken. Op geen enkel moment in het rapport wordt de vraag gesteld hoe het komt dat het onderwijs zich in de staat van vandaag bevindt. Hoe kan je nu een beleidsplan opstellen om te antwoorden op de problemen zonder de vraag te stellen vanwaar die komen? Dat kan alleen maar als je het probleem niet wilt inzien. Zo komen de zogenaamde experts met voorstellen waar enkel de onderwijsminister blij van wordt. Het gaat om “budgetneutrale” hervormingen die neoliberale ideeën in het onderwijs gieten.

    Er zijn hervormingen in het onderwijs nodig om noden aan te pakken. Elke hervorming zonder grote investeringen zal echter leiden tot andere en mogelijk zelfs grotere noden. Leerplannen en onderwijsstructuren werden meermaals hervormd de afgelopen jaren zonder echt oplossingen te bieden. Nooit heeft de minister een echte prioriteit gemaakt van het wegwerken van de leerachterstand na de pandemie door voldoende bijkomstige middelen hiervoor uit te trekken. In plaats daarvan belast hij het personeel met extra hervormingen. Scholen kampen met infrastructuurproblemen zoals te weinig en verouderde klassen, geen of een te kleine sportzaal. Het gebrek aan schoonmaakpersoneel vertaalt zich in overvolle afvalbakken, afval op de speelplaats en vuile klassen, wat de leeromgeving ondermijnt. Ondertussen moeten leerkrachten steeds meer werk verrichten dat niet direct verbonden is met het lesgeven.

    In mei zijn er vijf provinciale stakingsdagen. Die zijn belangrijk om een massale campagne in het onderwijs op te starten. De personeelsvergaderingen in de scholen zijn goed, maar er zal meer nodig zijn om tot een strategie te komen waarmee we echte overwinningen kunnen behalen. In actie komen tegen het rapport van de commissie der wijzen is één ding, maar we hebben nood aan onze eigen speerpunten om duidelijk te maken welk onderwijs we willen. 

    Dit zou druk zetten op elke volgende regeringsvorming. Als een volgende regering het plan der wijzen niet expliciet verwerpt en geen bijkomende middelen voorziet voor onderwijs, moet er meteen een echt syndicaal actieplan vanuit het onderwijs zijn.  

    Er is nood aan grote investeringen om tot kwalitatief onderwijs te komen. Dat is nodig voor het personeel en voor de jongeren. Het niveau van leerlingen daalt al jaren, de ongelijkheid blijft toenemen. Dit werd opnieuw bevestigd door de PISA-rapporten. Eén op de vijf beginnende leerkrachten stopt na de eerste paar jaar. Die stoppen niet omdat ze geen 38-urenweek hebben zoals in andere werkplaatsen maar omdat ze het gevoel hebben tegen een muur te lopen, dat ze veel tijd, energie en moeite in hun werk steken zonder het gevoel te hebben iets terug te krijgen.

    Om die uitstroom te stoppen zijn er echte maatregelen nodig. Kleinere klassen zijn een belangrijke basis om leerlingen de aandacht en de ruimte te geven om echt te kunnen leren. Er is nood aan een betere begeleiding van beginnende leerkrachten. Niet door zogenaamde “leraar-experten” aan te duiden, maar door extra middelen te voorzien om ervaren leerkrachten de mogelijkheid te geven als coach te werken, waarbij ze dit niet naast de uren moeten doen, maar ter vervanging van (een deel van de) uren. We hebben nood aan sterkere en beter gefinancierde sociale ondersteuning zoals het CLB en de vele andere organisaties die projecten en hulp voorzien voor leerlingen met hulpvragen. In plaats van te besparen op schoonmaak, moeten er meer middelen voor uitgetrokken worden. In een vuil lokaal kan noch leerling noch leerkracht zich focussen op de les. Het spreekt voor zich dat onderwijs kwalitatiever is in goede schoolinfrastructuur, zonder ineenstortende daken en met voldoende klassen om alle lessen vlot te laten plaatsvinden. Meer middelen zijn nodig om alle leerlingen een gratis warme maaltijd aan te bieden. Een hongerige leerling kan immers niet leren. 

    De actiedagen in mei zijn een goede gelegenheid om het gesprek over deze voorstellen aan te gaan onder collega’s, maar ook met leerlingen, ouders en al wie beseft dat meer publieke middelen voor onderwijs betekent dat de gemeenschap investeert in de toekomstige generaties.

  • Sociale verkiezingen: Stem op strijdbare kandidaten!

    Pamflet van LSP

    Niet zo maar verkiezingen

    In mei is het zover! In meer dan 7000 bedrijven zullen sociale verkiezingen plaats vinden: in bedrijven met meer dan 50 werknemers voor een comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW), in bedrijven met meer dan 100 werknemers ook voor een ondernemingsraad (OR). In de deze verkiezingen kan je stemmen op kandidaten die dichter bij jou staan, op de werkvloer en in een zelfde verhouding tot de werkgever.

    De sociale verkiezingen hebben het grootste aantal kandidaten, zo waren er in 2016 132.750 kandidaten. Dat is ongeveer dubbel zoveel als bij alle gemeenteraadsverkiezingen samen! De arbeidersbeweging heeft door strijd afgedwongen dat het eigen vertegenwoordigers in enkele controle- en toezichtsorganen verkiest, vertegenwoordigers die bescherming genieten tegen patronale willekeur als gevolg van hun rol als afgevaardigde. Het is belangrijk voor alle werkenden dat ze over vertegenwoordigers beschikken die hun belangen verdedigen en de grieven en zorgen van het personeel naar voren kunnen brengen.

    Verkiezingen in tijden van ontslagen: de race to the bottom stoppen!

    Voor heel wat werkenden is dit verkiezingsjaar er één van grote onzekerheid. Het ene na het andere bedrijf kondigt ontslagen aan. Een belangrijk deel daarvan gaat ook richting faillissement. Het zijn allemaal kenmerken van vertraagde groei en recessie.

    Zo zouden in het ‘meest gunstige’ scenario 1100 van de 2500 jobs bij Van Hool geschrapt worden. Het bedrijf trekt de stekker uit de productie van bussen in ons land. Het faillissement bedreigt de overige werkenden en hun families. Het geld is op, zegt het bedrijf. Waar zijn de miljoenen die vanuit het bedrijf naar de familieholding Immoroc getransfereerd zijn? Die holding gebruikt het bedrijf als financiële melkkoe voor de familie Van Hool. Jaren van inhaligheid door de familie Van Hool, die zich daarmee (en eerder al met koloniale uitbuiting) op de lijst van de rijkste Belgen plaatste, is de voornaamste reden voor deze situatie.

    Gelijkaardige scenario’s zien we bij andere grote bedrijven. De recessie in Duitsland en de crisis in de autoindustrie leiden tot  het in vraag stellen van de tewerkstelling van 3500 werknemers bij Audi Brussels. Algemeen zien we een toenames van faillissementen: het aantal in februari 2024 ligt hoger in vergelijking met dezelfde maand in 2023 (+20,0%) en 2022 (+35,1%). De gigantische Duitse chemiesector produceerde vorig jaar 8 procent minder dan het jaar ervoor, de productie ligt nu al 11 procent lager dan in 2015. Dezelfde tendens zet zich door bij ons: bij BASF daalde de omzet vorig jaar met 21 procent en bij Covestro met 20 procent, bij Tessenderlo werden die gehalveerd naar 114 miljoen euro afgelopen jaar.

    Toch blijven er positieve berichten komen over de economie. De rem op de neergang kwam er vooral door het vele overheidsgeld dat sinds de covid pandemie werd gespendeerd aan crisisplannen. Het ‘NextGenerationEU’-plan bedraagt zelfs meer dan 2.000 miljard euro. Daardoor doet de economie het minder slecht dan verwacht. Dit wordt versterkt door de lopende schulden van bedrijven die nog aan lage rentes worden afgelost.

    Het kapitalisme ligt al een hele tijd aan het infuus! Zonder dergelijke investeringen en een – zij het wel ingeperkte – index zou de krimp van de economie veel groter zijn. Waarom het kapitalisme nog redden als het ons geen welzijn en vooruitgang biedt? De ongelijkheid neemt steeds verder toe. Volgens de Nationale Bank van België zouden alle Belgen samen een vermogen van 2.852 miljard euro hebben, waarbij de 10% rijksten 55% van het vermogen in handen hebben. Het kapitalisme draagt deze neerwaartse spiraal in zich, dus moeten we het kapitalisme aanpakken!

    Dalende winstvoeten mogen geen excuus vormen om te besparen!

    In de afgelopen periode bedroegen de bruto winstmarges meer dan 40%. Er is dus geld om lonen te verhogen, degelijke jobs te realiseren en te investeren. Zeggen dat er geen geld is, mag geen excuus vormen. De krimpende economie zal echter aangegrepen worden door kapitalisten om te stellen dat het niet anders kan dan te besparen!

    We moeten wijzen op deze winsten en wie die toe-eigenen. Tegelijkertijd vormt het een grote valkuil om ons afhankelijk te maken van de winsten op zich. Want zo blijven we de speelbal van kapitalisten die binnen de markt het spel meespelen. Als hun winsten dalen, kunnen wij minder vragen. Het systeem aanvaarden betekent dus ook de onderdrukking aanvaarden!

    Een steeds groter deel van de winsten wordt geïnvesteerd in vast kapitaal (machines, gereedschap, gebouwen). Daardoor moeten kapitalisten meer kapitaal inzetten om dezelfde winst te behalen. Om hun winstmarges op peil te houden, verhogen ze daarom de uitbuitingsgraad van wie werkt. De vele aanvallen op onze werkvoorwaarden kaderen daarin!

    Beter dan afhankelijk blijven van deze perverse marktmechanismen, bouwen we best een strijd op om sectoren uit de markt te halen. Op dat ogenblik kan de geproduceerde rijkdom ook terugvloeien naar de werkende klasse, waardoor ongelijkheid afneemt en investeren in welzijn op alle domeinen mogelijk wordt. Dit staat haaks op een begroting in evenwicht houden waarbij volgens het IMF en de EU 30 miljard euro moet bespaard worden in België.

    Democratische betrokkenheid

    Gedurende de weken campagne voor de sociale verkiezingen kunnen onze eisen besproken worden met de collega’s. Welke eisen vinden zij het belangrijkste? Welke kunnen op niveau van het bedrijf afgedwongen worden? Waarvoor zouden ze zich engageren in een bredere strijd?

    Deze campagne biedt een kans om iedereen te betrekken. Ze kunnen onmiddellijk bijdragen: 1. Ze kunnen stemmen en daardoor de werknemersdelegatie versterken 2. Ze kunnen stemmen op strijdbare kandidaten 3. Ze kunnen zich opgeven als actieve militant om zo in alle volgende stappen van syndicaal werk betrokken te blijven.

    Bouwen op de werkvloer vraagt ook een perspectief op verandering. Per bedrijf en per sector kunnen de belangrijkste eisen die het meest relevant en urgent zijn in de eigen setting voorop gesteld worden. Acties kunnen bediscussieerd worden op personeelsvergaderingen. Als die nog niet bestaan, is het zinvol om deze traditie te herstellen. Het verhoogt het democratisch karakter en de actieve betrokkenheid van collega’s!

    Opmaken voor een verdere strijd tussen twee klassen: wat zeggen de vakbonden en het VBO? 

    Zowel de vakbonden als het VBO stomen zich klaar voor de politieke verkiezingen. Ze doen dit door in hun memoranda hun verwachtingen te formuleren in concrete maatregelen. Deze memoranda geven steeds een zicht op de richting die beiden willen uitgaan in deze clash.

    Het VBO legt de focus op innovatie en een groene economie, en uiteraard een competitief België. Daarmee bedoelen ze zo weinig mogelijk lasten voor de bedrijven. Hiervoor verwacht het VBO een sterkere overheid én grondige investeringen om bedrijven te faciliteren hierin. Die overheid moet bovendien de ‘systeemcrisissen’ opvangen, iets waar zij zelf de veroorzakers van zijn. Tegelijk doet het VBO een reeks voorstellen om die overheid net ‘efficiënter’ te maken, waarbij ze de lopende kosten over een tijdspanne van 8 jaar met 8 procentpunten van het bbp wil terugdringen, zonder in te boeten aan dienstverlening. In 2030 verwacht het een uitgavenratio onder de 45% van het bbp. Kortom, besparingen op overheidsdiensten, die in hoofdzaak in functie van de winsten van bedrijven moeten ingezet worden.

    Investeringen in dienst van de winsten, maar niet betaald vanuit die winsten. Het geldt moet komen uit een opdrijving van de uitbuitingsgraad, via verdere aanvallen op werkvoorwaarden: o.a. een afschaffing van index tegen 2030, via het verder aanscherpen van de loonwet van 96.

    Daarnaast wordt een groot aanvalsoffensief ingezet tegen de vertegenwoordiging van werkenden op de werkvloer. Het VBO wil collectief overleg inbinden door het CBPW en de OR samen te voegen (met een afbouw van mandaten en vertegenwoordiging), CAO’s te sluiten met één vakbond, directe overeenkomsten te maken met medewerkers zonder CAO, de ontslagbescherming inperken … Samen met een dalend aantal werkenden met een contract onbepaalde duur tast dit de vertegenwoordiging grondig aan!

    Het hele pakket van aanvallen samen kunnen voor hen perfect aansluiten op de vraag van Europa om een begroting in evenwicht te hebben. Het VBO wil bovenop de eerder vernoemde maatregelen de sociale zekerheid afbouwen, waarbij het zelfs de verhoging van de nettolonen (via een afgeslankte sociale zekerheid) gebruikt om het ‘progressief’ voor te stellen. De geldstroom van arbeid naar kapitaal wordt via al deze voorstellen verder versterkt.

    De grote vakbonden ABVV en ACV antwoorden in hoofdzaak defensief. Er is nergens sprake van een reële breuk maken in het systeem of om de controle van werkenden te vergroten. Niettemin zijn er belangrijke strijdpunten die ook effectief kunnen opgepikt worden. Daar kunnen afgevaardigden en delegaties een rol in spelen!

    Naast het behoud van de index gaat het ABVV voor het afschaffen van de verlagingen van werkgeversbijdragen en een vermogensbelasting om middelen vrij te maken. 17 euro per uur, 2800 euro per maand als minimum en een herziening van de wet van 96 om loonsverhoging te koppelen aan de ‘economische realiteit’ moeten de koopkracht verhogen. Er is ook een antwoord op de VBO-roep om de flexibiliteit van arbeid te maximaliseren: de eis voor een 32-urenweek zonder loonverlies en bijkomende aanwervingen is een speerpunt, evenals een extra week betaald verlof en een einde aan onvrijwillig deeltijds werk en flexi-jobs.

    Eisen voor een publiek energiebedrijf lijken ons een belangrijk discussiepunt. In het verleden gingen dergelijke oplossingen verloren door de concurrentie binnen de markt. In navolging van wat verschillende centrales tijdens de koopkrachtcrisis eisten, kan het voorstel van een publieke energiesector door nationalisatie en democratische controle een oplossing bieden. We gaan graag in discussie om te bespreken hoe dat er kan uitzien!

    Voorbereiden op een veralgemeende beweging die wint!

    Deze periode is niet zonder protest of beweging. Nu al is er verzet tegen de aangekondigde besparingen en in sectoren zoals het openbaar vervoer, gevangenissen, onderwijs of de zorg volgen de acties elkaar op. Daarnaast zijn er grote acties tegen onderdrukking, in Gaza, ten aanzien van vrouwen en LGBTQI+ personen …

    Na de politieke verkiezingen zullen echter veel zaken concreet worden. Als besparingen effectief worden, is een opbouwend actieplan nodig om dit te stoppen en om de sociaal-economische agenda te bepalen. Daar waar de ontslagen (dreigen te) vallen moeten we op elkaar kunnen rekenen en massaal solidariteit uitbouwen.

    We kunnen leren uit eerdere bewegingen, zoals die van 2014: strijd kan lonen, als de leiding van de vakbonden daar ook toe bereid is. Ook daarom bouwen we best samen nu al aan een steeds grotere kracht die solidair en strijdbaar is!  

    Naar de sociale verkiezingen met een sociaal programma om op extreemrechts te antwoorden!

    De sociale verkiezingen worden niet los gezien van de daaropvolgende politieke verkiezingen. Het failliet van de traditionele partijen die systematisch voor de belangen van kapitalisten opkomen en de daaruitvolgende opgang van extreemrechts vormen een belangrijk thema voor de sociale verkiezingen. Een sociaal programma dat aansluit op de reële noden van mensen die afhangen van een job, en dat breekt met de marktlogica, is een noodzakelijk antwoord op extreemrechts.

    No Pasaran! Stop de besparingen op onze sociale zekerheid, het onderwijs en de zorg! Investeer in uitgebouwde basisdiensten om iedereen een degelijk leven te bezorgen! Red jobs door bedrijven in publieke handen te leggen en ze ten dienste van de noden in de samenleving te stellen!

    Het ‘Vals Belang’ belooft sociale vooruitgang voor eigen volk, maar verdeelt werkenden en stemt in het parlement voor verdere uitbuiting van hen. Antifascistische netwerken kunnen door delegaties versterkt worden om hen geen controle over de werkvloer te geven.

    Antifascistische actie in Aalst
  • Sociale verkiezingen: Sanja, kandidaat voor het ABVV in een groot petrochemisch bedrijf

    Begin mei zijn er sociale verkiezingen in honderden bedrijven. Duizenden werkenden zijn kandidaat. We stelden enkelen van hen volgende vragen.

    1. Welke thema’s en eisen staan vooraan in jouw bedrijf of sector en hoe kunnen die eisen gerealiseerd worden? 
    2. Wat vind jij belangrijk bij de organisatie van de vakbonden op de werkvloer en hoe maak je van de vakbond een instrument van strijd? 
    3. Hoe kan je die vakbondswerking politiseren en versterken?

    Sanja, kandidaat voor Algemene Centrale (ABVV) in een groot petrochemisch bedrijf

    “De belangrijkste thema’s waar we rond werken zijn verloning, koopkracht, werkomstandigheden en veiligheid. 

    “Tijdens de tweejaarlijkse CAO-onderhandelingen formuleren we eisen rond verloning, koopkracht, maar ook werkomstandigheden. Het is in die periode elke keer zoeken en inschatten welke trukendoos de werkgever zal bovenhalen om de gigantische winstcijfers toch rood te laten kleuren. Op die manier probeert hij het personeel te misleiden en een loyaliteitsconflict aan te praten. Het sterkste wapen van de vakbond is de mogelijkheid om het personeel in te lichten, te organiseren en te activeren. Dat laatste uit zich in vergaderingen houden met alle productieploegen, gezamenlijke acties of stakingen. 

    “Want het is niet het eindeloos discussiëren aan de onderhandelingstafel dat de kracht van onze stem bepaalt, maar wel de druk die we met zijn allen kunnen zetten vanuit de werkvloer. 

    “Verder werken we steevast rond veiligheid en de bezettingsgraad van het personeel. We zijn ervan overtuigd dat die twee zaken op een chemisch bedrijf in hand gaan. Uiteraard staat dat lijnrecht tegenover het winstbejag van de werkgever en zijn constante drang om met minder volk steeds meer producten te fabriceren. En dit liefst nog op een zo kort mogelijke tijd. Via syndicale vergaderingen kunnen we eisen stellen rond de manier waarop de werkgever de bezetting organiseert en kunnen we onveilige situaties aankaarten.

    “Ook de inmiddels bekende PFOS problematiek kadert in het thema veiligheid. Dit is een thema dat via onze CPBW-vergaderingen met behulp van De Algemene Centrale Antwerpen wordt opgevolgd. Hier proberen we 3M, maar ook de directe omliggende bedrijven, te dwingen om hun verantwoordelijkheid te nemen door enerzijds in kaart te brengen welke schade PFOS heeft aangericht en anderzijds eigen processen aan te kaarten die ongezond en vervuilend kunnen zijn.

    “Los van de specifieke PFOS-problematiek zijn we er als vakbond van overtuigd dat elk bedrijf in de Antwerpse haven zijn eigen “super schadelijk stofje” heeft. De ernstige problematiek en het misleidende gebekvecht rond PFOS en 3M kan ons dichter brengen bij de “vuile was” van ons eigen bedrijf en de manier waarop zij omgaat met schadelijke stoffen waaraan wij allemaal blootgesteld worden. 

    “De thema’s waar we als vakbond rond werken zijn thema’s die niet alleen leven op de werkvloer, maar die ook tot bewuster nadenken stemmen. De link leggen tussen ogenschijnlijk kleine veranderingen of besparingen op het bedrijf met afspraken die multinationals en regeringsleiders op topniveau maken kan ons helpen om het personeel te politiseren. De recente “European Industry Summit” op het terrein van BASF toont aan dat het de werkgevers zijn die aan de touwtjes van de politiek trekken en niet omgekeerd.”

  • Jobverlies in de industrie. Welke inspiratie kunnen we halen uit de strijd van Clabecq?

    Het spookbeeld van herstructureringen en bedrijfssluitingen duikt opnieuw op nu de economische vooruitzichten opnieuw slechter worden. Het werpt de vraag op hoe we het verzet tegen jobverlies kunnen voeren. We moeten daarbij niets nieuw uitvinden, er vallen lessen te trekken uit eerdere strijd waarbij een krachtsverhouding werd opgebouwd door solidariteit te activeren in betogingen, stakingen en bedrijfsbezettingen. Kortom, door onze kant in de klassenstrijd te organiseren. Twee belangrijke conflicten uit de jaren 1990 hadden een grote impact op discussies over hoe we dat doen: de bewegingen tegen de afdankingen bij Forges de Clabecq en bij Renault.

    Vakbondswerk is politiek werk

    Forges de Clabecq werd failliet verklaard in december 1996. De vakbondsdelegaties bezetten toen het bedrijf en namen de veiligheid van de site op zich. De strijd die hen te wachten stond, zou een maximale inzet van de 1800 arbeiders vergen, maar al voor het faillissement voerde de ABVV-delegatie wekelijks besprekingen over de mondiale ontwikkelingen op de staalmarkt, de positie van de Forges, enz. Deze aanpak maakte het mogelijk om de collega’s politiek voor te bereiden op wat komen ging en vooral hoe ermee om te gaan. Dankzij deze enkele tientallen militanten was de hele fabriek politiek klaar voor de strijd.

    In een reeks interviews die in 2019 werden afgenomen voor De Linkse Socialist, sprak een van de centrale figuren in deze strijd, Silvio Marra, over het voorbereidende werk dat kwam kijken bij het opbouwen van zo’n strijdbare vakbondsdelegatie. Hij benadrukte dat de delegatie zich niet beperkte tot directe economische eisen, maar rond alle maatschappelijke kwesties het bewustzijn probeerde te verhogen. Van strijd tegen racisme tot solidariteit met andere bewegingen. 

    Silvio zei hierover: “We namen deel aan heel veel acties, ook buiten het bedrijf. Ik denk bijvoorbeeld aan de grote betoging van staalarbeiders in 1982, de stakingen tegen de regering Martens-Gol, de solidariteit met de Engelse mijnwerkers. Elke actie was een gelegenheid om te discussiëren en het politiek bewustzijn van de arbeiders op te trekken: de rol van Europa en van de holdings bij herstructureringen, Thatcher-Reagan en het gevaar van oorlog, de rol van de media, de rijkswacht en het gerecht in sociale strijd …”

    Strijdbare en democratische vakbondswerking

    Vanaf het faillissement kwamen ongeveer om de twee weken een 1500-tal werknemers samen in één van de lege fabriekshallen voor een stand van zaken en actievoorstellen. De delegatie besefte het gevaar dat sommigen na verloop van tijd thuis zouden blijven. De militanten vermeden dat door iedereen vooraf te bellen en desnoods te bezoeken. 

    Sympathisanten uit andere bedrijven en linkse activisten werden met open armen verwelkomd. Pamfletten verspreiden en linkse kranten slijten, werd er niet als een probleem maar als een waardevolle bijdrage beschouwd. De meest gemotiveerden werden op regelmatige vergaderingen met de delegatie ontvangen, waardoor die niet alleen hun solidariteit, maar ook hun mobilisatie- en organisatiecapaciteit verkreeg.

    Samen met bussen vol Clabecq-arbeiders die overal in het land mobiliseerden, bracht de delegatie daardoor op 2 februari 1997 in Clabecq 70.000 betogers bijeen op een indrukwekkende veelkeurige mars. Eind maart werden de arbeiders door de rijkswacht in een val gelokt aan de E19. Er vielen langs beide kanten klappen. De vakbondsleidingen grepen dit aan om de delegatie als een blok te laten vallen. Het was het startsein om de leiders gerechtelijk te vervolgen. Na vijf jaar werden alle 13 beschuldigden over de hele lijn vrijgesproken. Dat ze er tussendoor in slaagden een overname af te dwingen, is een klein wonder. De herstart van de fabriek was volledig te danken aan de niet aflatende strijd van de arbeiders en de actieve steun van duizenden arbeiders in het hele land.

    Silvio legt uit: “Vaak wordt de strijd van de arbeiders van Forges de Clabecq enkel herinnerd aan de hand van enkele spectaculaire beelden: de betoging met de bulldozers aan de oprit van de autosnelweg waar enkele voertuigen van de rijkswacht schade opliepen, of de veelkleurige mars van februari 1997 waarmee we meer dan 50.000 betogers naar Clabecq brachten. Maar het belangrijkste element in die strijd was volgens mij het feit dat we een breed netwerk van politiek gevormde en strijdbare arbeiders hadden opgezet.”

    Renault, het tegenvoorbeeld

    In februari 1997 kondigde Renault de sluiting aan van de vestiging in Vilvoorde. Daar werd de woede van de meest strijdbare arbeiders gericht op spectaculaire acties in Frankrijk, in plaats van de strijd rond de fabriek te ontwikkelen en in België te mobiliseren voor een nationale staking van de hele autosector.

    Uiteindelijk legden de vakbondssecretarissen, Karel Gacoms voor het ABVV en Jacquemyn voor de CSC, een referendum ter stemming voor – zonder de arbeiders de kans te geven zich uit te spreken op de vergadering – om terug aan het werk te gaan en “om de strijd op een andere manier voort te zetten.” Een derde van de arbeiders stemde tegen de hervatting van het werk. Karel Gacoms legde uit: “We willen geen lange staking die mensen uitput. We denken dat het nodig is om weer aan het werk te gaan, met behoud van de bezetting.” Het resultaat? De fabriek ging volledig dicht en 400 arbeiders (13% van het oorspronkelijke personeelsbestand) werden ingezet in nevenactiviteiten. Gacoms stelde ook dat hij voorstander was van “het mobiliseren van alle middelen om Renault open te houden, niet de klassieke staking, maar acties gericht op de media. Dit zal politici dwingen om onze ordewoorden over te nemen.”

    De politieke besluitvormers stelden de “Renault-wet” op, die bedoeld was om de informatie en raadpleging van werknemers bij massaontslagen te verbeteren. Erg doeltreffend is die wet niet. Hij wordt vaak gebruikt om werknemers aan het lijntje te houden met raadplegingen en informatiesessies waardoor ze niet aandacht kunnen richten op de opbouw van een krachtsverhouding.

  • Sociale verkiezingen: Kim, kandidaat voor BBTK bij een vzw in de ICT-sector

    Begin mei zijn er sociale verkiezingen in honderden bedrijven. Duizenden werkenden zijn kandidaat. We stelden enkelen van hen volgende vragen.

    1. Welke thema’s en eisen staan vooraan in jouw bedrijf of sector en hoe kunnen die eisen gerealiseerd worden? 
    2. Wat vind jij belangrijk bij de organisatie van de vakbonden op de werkvloer en hoe maak je van de vakbond een instrument van strijd? 
    3. Hoe kan je die vakbondswerking politiseren en versterken?

    Kim, kandidaat voor BBTK bij Smals, een vzw in de ICT-sector

    “Ik werk sinds anderhalf jaar voor Smals, een vzw in de ICT-sector die werkt voor allerlei overheidsdiensten in de sociale zekerheid en de gezondheidszorg. 

    “Vorig jaar is er binnen Smals en Egov Select (een andere ICT-vzw die IT-ers tewerkstelt voor de federale overheidsdiensten) een nieuwe cao aangenomen die in januari 2024 in werking is getreden. BBTK heeft, voor zover ik weet als enige vakbond bij Smals & Egov Select, hiervoor een online infomoment met stemming voor haar leden georganiseerd.

    “Afgelopen herfst heeft BBTK ook infomomenten georganiseerd om het pensioenfonds bij Smals & Egov Select uit te leggen. BBTK beschikt enkel over de e-mailadressen van de eigen leden, maar benadrukte dat we andere collega’s die geen lid waren van BBTK mochten uitnodigen.

    “Bij het samenstellen van de lijst, probeert BBTK een zo evenwaardige lijst samenstellen, met collega’s over alle kantoren en diensten heen, een evenwicht tussen mannen en vrouwen, tussen IT en non-IT personeel, en met een speciale aandacht voor dat IT-personeel dat gedetacheerd is buiten de eigen kantoren (en daardoor ook moeilijker bereikbaar is).

    “Toen ik een probleem voor een collega meldde, namen de verantwoordelijken van de delegatie en de juridische ondersteuning van BBTK het meteen op. Ik vermoed nochtans dat de betrokken collega zelf geen lid is van de vakbond.

    “Als ik het allemaal optel, zie ik heel veel gezonde syndicale reflexen bij de delegatie van BBTK/SETCA, en ik kan dan ook met trots zeggen dat ik namens deze lijst zal deelnemen aan de sociale verkiezingen. Voorlopig neem ik vooral de tijd om meer details van de werking te leren kennen en te ontdekken wat er zich allemaal achter de schermen afspeelt. 

    “Desalniettemin is mijn indruk tot nu toe dat de grootste uitdaging voor onze BBTK-delegatie de zichtbaarheid is bij het personeel dat helemaal niet met de vakbond bezig is. Bij een recente bijeenkomst in verband met de aankomende verkiezingen heb ik voorgesteld om vier keer per jaar met de delegatie een ronde van het gebouw te doen. Bij Smals is er heel veel telewerk, maar vier keer per jaar organiseert Smals op het hoofdkantoor na de werkuren een ‘Happy Hour’ met drank, hapjes, afscheid van mensen die op pensioen gaan, en andere activiteiten. Op die dagen is er altijd veel volk aanwezig op het hoofdkantoor. Dat is een uitgelezen moment om een ronde door het gebouw te doen om ons als vakbond voor te stellen en na te gaan welke vragen er zijn waarbij de vakbond kan helpen. Zelfs indien dit in het begin weinig respons oplevert, kan het op lange termijn een instrument zijn om de vakbondswerking te versterken.”

  • Sociale verkiezingen: Joachim Permentier, kandidaat voor OVS bij de NMBS

    Begin mei zijn er sociale verkiezingen in honderden bedrijven. Duizenden werkenden zijn kandidaat. We stelden enkelen van hen volgende vragen.

    1. Welke thema’s en eisen staan vooraan in jouw bedrijf of sector en hoe kunnen die eisen gerealiseerd worden? 
    2. Wat vind jij belangrijk bij de organisatie van de vakbonden op de werkvloer en hoe maak je van de vakbond een instrument van strijd? 
    3. Hoe kan je die vakbondswerking politiseren en versterken?

    Joachim Permentier, kandidaat voor OVS bij de NMBS

    1/ “Politiek en management voeren al meer dan twee decennia een afbraakpolitiek binnen de Belgische Spoorwegen. Onder het mom van voorbereiding op de liberalisering, worden rechten en eerlijke verloning van het personeel systematisch onder druk gezet. Dit alles gaat gepaard met een langdurig personeelstekort, waardoor basisrechten als verlof of vrije dagen vaak niet worden verleend. Het feit dat deze maatschappij in een continue situatie van “reorganisatie” zit, ook al decennia lang, weegt ook op het vertrouwen dat de collega’s hebben in het management en heeft een grote impact op hun psychosociaal welzijn.

    “Binnen de NMBS zijn er twee directe uitdagingen: als de werkgever zich niet kan houden aan de wettelijke minima voorzien in de welzijnswetgeving en arbeidswet, dan is er géén basis om zelfs maar een welzijnsbeleid te proberen te ontwikkelen. Dat moet dus veranderen en alle middelen moeten daartoe aangewend. Ten tweede moet er een grondige analyse gemaakt worden van de psychosociale belasting en moeten die resultaten serieus genomen worden. Vandaag merken we dat het management zich wendt tot een vorm van welzijnswashing waarin vlaggen en ballonnen worden opgehangen boven een overwerkte equipe werknemers. Wanneer dit beleid doorprikt wordt door syndicale organisaties op de overlegorganen, wordt de discussie niet ten gronde gevoerd. Sterker, risicoanalyses worden in het beste geval halfslachtig gevoerd, laat staan dat er doortastende actieplannen naar voren worden geschoven. Onze vrees is dat deze strijd niet enkel aan de onderhandelingstafel kan gevoerd worden.

    “Om onze eisen te realiseren is er een combinatie nodig van sensibilisering van de werkvloer, actie op het terrein en op basis daarvan eventueel overleg. Niet enkel op basis van overleg dus.”

    2/ “Publicatie, sensibilisering, informeren over strijd binnen andere sectoren en een eerlijke correcte uiteenzetting over wat in de comités plaatsvindt. Democratisch betrekken van leden en niet-leden en via gemeenschappelijke strijd met andere syndicale organisaties.”

    3/ “Ik ben voorzitter van een politiek onafhankelijke vakbond, in die zin zijn we kritisch over de standpunten van elke politieke partij. Daartegenover staat een vakbond die wel waarden van solidariteit en eengemaakte strijd hoog in het vaandel draagt.”

  • Sociale verkiezingen: Jeremiah, kandidaat voor het ACV in het onderwijs in Luik

    Begin mei zijn er sociale verkiezingen in honderden bedrijven. Duizenden werkenden zijn kandidaat. We stelden enkelen van hen volgende vragen.

    1. Welke thema’s en eisen staan vooraan in jouw bedrijf of sector en hoe kunnen die eisen gerealiseerd worden? 
    2. Wat vind jij belangrijk bij de organisatie van de vakbonden op de werkvloer en hoe maak je van de vakbond een instrument van strijd? 
    3. Hoe kan je die vakbondswerking politiseren en versterken?

    Jeremiah, kandidaat voor het ACV in het onderwijs in Luik

    1/ “De belangrijkste thema’s in het Franstalig onderwijs zijn de kwestie van de herfinanciering en de lopende hervormingen. De voorbije periode werd gekenmerkt door belangrijke en historische mobilisaties. Ondanks deze mobilisaties is er geen grote doorbraak bereikt. In de marge zijn enkele concessies gedaan, zoals een bonus voor computerapparatuur. We moeten terug naar mobilisaties die voorbereid worden met algemene vergaderingen waarbij alle collega’s betrokken worden. We hebben een duidelijk programma nodig voor het verdedigen van jobs en voor een algemene herfinanciering van alle openbare diensten. Die herfinanciering moet gebaseerd zijn op het belasten van de rijkste mensen.” 

    2/ “De eerste praktische stap is om met onze collega’s te praten over arbeidsomstandigheden en het beheer van het onderwijs. Om dit te bereiken zijn er verschillende manieren om te communiceren, met name via vakbondsborden in de leraarskamers met posters en pamfletten, analyses of reacties op actuele gebeurtenissen in de sector en de school. We organiseren enquêtes onder collega’s om te weten wat zij denken over de verschillende hervormingen. Op basis van deze enquêtes kunnen we antwoorden formuleren en deze verdedigen op de ondernemingsraad of het CPBW. Dit is waar we de kleine overwinningen kunnen behalen die nodig zijn om vertrouwen op te bouwen bij de collega’s. De delegatie moet verder betrokken worden bij de bredere maatschappelijke strijd tegen extreemrechts, voor de herfinanciering van alle openbare diensten en ook bij de strijd tegen genderongelijkheid.” 

    3/ “Politieke vorming is cruciaal als we willen begrijpen waar het om gaat en wat de beperkingen zijn van onze eisen. In ons geval moeten we duidelijk zijn over de dreigementen van politici die willen terugkeren naar een besparingsbeleid. Door dit alles te bespreken kunnen we relevante campagnes opzetten en discussies tussen collega’s uitlokken.”

  • Franstalig en Nederlandstalig onderwijspersoneel: zelfde noden, zelfde strijd!

    In 2022 en 2023 waren er op iets meer dan 14 maanden meerdere indrukwekkende betogingen en stakingen van het Franstalig onderwijspersoneel. Er waren betogingen in Brussel, Bergen, Luik, Namen en opnieuw in Brussel. Op die betogingen zei het personeel: ‘We zullen het niet vergeten in 2024’. Afgelopen oktober volgde een betoging van het Nederlandstalig hoger onderwijs. Begin mei zijn er vijf provinciale betogingen van het Nederlandstalig onderwijs. En op 23 april is er voor het eerst sinds de communautisering van het onderwijs een gezamenlijke actie van Franstalig en Nederlandstalig personeel.

    Jammer genoeg is het niet de bedoeling van die mobilisatie om opnieuw met meer dan tienduizend betogers op straat te komen, zoals in de beweging langs Franstalige kant vorig jaar het geval was. Langs de andere kant is het positief dat het personeel het onderwijs op de agenda van de verkiezingscampagne wil plaatsen door zelf in actie te komen. Dit kan een voorbeeld zijn voor andere sectoren.

    Het gemeenschappelijke vakbondsfront benadrukte dat “de frustratie en ontevredenheid in de onderwijsinstellingen en binnen de CLB’s aanhoudt (…) De overbelasting van het administratieve werk weegt op alle personeelsleden en het is essentieel om het pedagogische aspect weer centraal te stellen in het werk van de leraars”.

    In het Franstalig onderwijs zijn dit enkele van de belangrijkste kwesties en eisen:

    De werkdruk en administratieve taken verminderen. Leraars worden geconfronteerd met een toename van sturingsplannen, doelstellingen, plannen van gepersonaliseerde ondersteuning… Er is het DAccE (Dossier d’Accompagnement de l’Élève), de opkomst van nieuwe digitale platformen en er zijn nieuwe taken voor leraars op basis van het decreet over de strijd tegen vroegtijdige schooluitval. Dit alles verhoogt de werklast van de leraars. De laatste plannen van de regering doen daar nog een schep bovenop. De leraars willen terug naar de basis: het werk in de klas moet de prioriteit blijven. Lesgeven moet weer centraal staan!

    Neen aan de sanctionerende evaluaties. Het decreet ‘ondersteuning, ontwikkeling en evaluatie’ werd goedgekeurd ondanks verzet tegen het onderdeel over sancties. Personeel moet kunnen profiteren van echte ondersteuning bij hun professionele ontwikkeling, zonder dreiging van ontslag. De nadruk op sancties zal ons onderwijs niet verbeteren!

    Voor kleinere klassen! De omvang van de klassen blijft een prioriteit voor het personeel. Het is een factor die niet enkel voor de werkomstandigheden belangrijk is, maar ook voor de leeromstandigheden van de jongeren.

    Verbeter de omkadering van de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB’s). Het CLB-personeel is onderbezet in verhouding tot de structurele toename van hun werklast. Die toename komt er zowel door de explosieve groei van het aantal leerlingen met problemen als de onderwijshervormingen die van de CLB’s verwachten dat ze nieuwe taken opnemen en samenwerken met nieuwe spelers.

    Herwaardering van het kwalificatie-onderwijs (in het secundair onderwijs wordt langs Franstalige in de laatste graad een onderscheid gemaakt tussen doorgangsonderwijs gericht op verder studeren en kwalificatie-onderwijs waarmee de jongeren gevormd worden in een specifiek beroep). Jongeren moeten in het onderwijs steeds gevormd worden tot verantwoordelijke, actieve, kritische en solidaire burgers.

    Meer middelen voor alle onderwijsniveaus. Het onderwijs is een publiek goed en een fundamenteel recht. Er moeten voldoende publieke middelen voor uitgetrokken worden. Het is niet mogelijk om het onderwijs te verbeteren als er geen extra middelen komen. Onderwijs stelt mensen in staat om actief deel te nemen aan de samenleving. Het draagt bij aan de sociale, culturele, democratische en economische ontwikkeling van mensen. Het bevordert inclusie en helpt sociale ongelijkheden te verminderen. Tenminste als er genoeg middelen in geïnvesteerd worden. Onderwijs is geen uitgave, maar een investering in de toekomst!

    Tot slot geven we het woord aan Elise, die werkt als leerkracht in het Franstalig onderwijs. “Deze betoging is een goede gelegenheid om met de collega’s uit het onderwijs de strijd te hervatten en op te komen voor een efficiënt en menselijk onderwijs dat kinderen en jongeren in staat stelt zich te ontplooien. Daarnaast ook voor een onderwijs dat de leerkrachten, opvoeders en al het administratief en technisch personeel ondersteunt in deze taak die zo belangrijk is voor de toekomst van onze samenleving.”

    “Na enkele maanden zonder actie en een zeer late mobilisatie, was het niet gemakkelijk om collega’s te motiveren om te betogen. De eisen zijn echter bijzonder concreet en worden erg breed gedeeld in de sector. Kleinere klassen, het tegengaan van de overbelasting van het personeel en meer middelen voor onderwijs. Ik vond nog geen enkele collega die deze eisen niet steunt. Nu moeten we met zoveel mogelijk onze stem laten horen. Deze actie is geen doel op zich, maar een stap in de opbouw van een nationale beweging in de hele onderwijssector om een krachtsverhouding op te bouwen waarmee we overwinningen kunnen boeken.”

  • Sociale verkiezingen: Wouter, kandidaat voor ACOD bij de NMBS

    Begin mei zijn er sociale verkiezingen in honderden bedrijven. Duizenden werkenden zijn kandidaat. We stelden enkelen van hen volgende vragen.

    1. Welke thema’s en eisen staan vooraan in jouw bedrijf of sector en hoe kunnen die eisen gerealiseerd worden? 
    2. Wat vind jij belangrijk bij de organisatie van de vakbonden op de werkvloer en hoe maak je van de vakbond een instrument van strijd? 
    3. Hoe kan je die vakbondswerking politiseren en versterken?

    Wouter, kandidaat voor ACOD bij de NMBS

    1/ “Om onze eisen af te dwingen, zullen we ze om te beginnen moeten concretiseren. Hierbij moet het personeel betrokken worden. In zo een eisenbundel is er nood aan algemene eisen die het personeel éénmaken, maar tegelijk mogen we eisen die antwoorden op de specifieke problemen van de verschillende beroepen niet over het hoofd zien. Die eisen kunnen afgedwongen worden met een opbouwend actieplan dat vooraf als geheel wordt aangekondigd zodat het duidelijk is dat we voor een overwinning gaan. Personeelsvergaderingen waar de inzet en de acties bediscussieerd en gestemd worden, en een intense campagne op de werkvloer zorgen voor een zo hoog mogelijke deelname. Iedere volgende actie verhoogt de druk. Er kan ook gekeken worden naar andere sectoren met gelijkaardige problemen om de strijd te verbreden.”

    2/ “Dat militanten door de vakbondsstructuren ondersteund worden met vormingen, maar ook aangestuurd worden en ervaringen kunnen uitwisselen. Cruciaal is dat er vertrokken wordt van de noden op de werkvloer. Niet vanuit wat zogenaamd realistisch is of aanvaardbaar voor de werkgever. Collega’s betrek je door je consequent in te zetten, eerlijk te zijn, tijd te nemen om te luisteren en zaken uit te leggen. Ook in de 21ste eeuw blijven pamfletten belangrijk. Maar ze moeten wel antwoorden op wat leeft op de werkvloer. Een strijdorgaan run je niet top down. Je hebt een hoge betrokkenheid nodig van militanten en leden om tot eisen en acties te komen die omarmd worden door de werkvloer. Vakbondsdemocratie is onontbeerlijk om aansluiting te kunnen vinden bij de werkvloer.”

    3/ “Politiek gaat over hoe we onze samenleving organiseren. Dus ook over hoe we ons werk organiseren. De middelen van de overheid komen voort uit arbeid. In die zin lopen het politieke en het syndicale door elkaar. Bij openbare diensten zoals de Belgische Spoorwegen is die band nog duidelijker. Als we antwoorden willen vinden op de onderfinanciering, de tweehonderd miljoen euro die jaarlijks naar externe consultancy gaan, het gebrek aan personeel en (goed onderhouden) treinen, de achteruitboerende dienstverlening, dan zullen we ons op het politieke terrein moeten begeven. Hetzelfde geldt als we ons bijvoorbeeld willen verzetten tegen oorlog. Dan is onze klasse goed geplaatst om geen schepen, treinen en vliegtuigen met oorlogstuig te laden of te lossen. Door de komende maanden door strijd sociale kwesties op de agenda te zetten, kunnen we extreemrechts naar de achtergrond dringen. Die discussie moeten we ook met de collega’s voeren, zodat we ons volle gewicht in die strijd kunnen gooien.”

  • Werken tot 67? Onmogelijk! Getuigenis van Andrée, 47 jaar, serveerster in een brasserie

    In onze reeks getuigenissen van werkenden voor wie de verhoging van de pensioenleeftijd tot 67 jaar onmogelijk is, spreken we deze maand met Andrée. Zij werkt als serveerster in een brasserie-restaurant in Brussel. 

    door Guy Van Sinoy uit maandblad De Linkse Socialist

    “Mijn naam is Andrée en ik ben 47 jaar. Toen ik 18 was, begon ik te werken in een winkel die koffers en reistassen verkocht in de Nieuwstraat in Brussel. Mijn loon was niet erg hoog, maar ik was er trots op dat ik financieel onafhankelijk was. Op 23-jarige leeftijd trouwde ik met een IT-specialist die goed verdiende bij een bank. We kregen twee kinderen. Alles ging goed.”

    “Maar toen begon mijn man te drinken. Als hij dronk werd hij gewelddadig en ik moest vluchten met mijn twee kinderen om aan de mishandelingen te ontsnappen. Het leven loopt niet altijd van een leien dakje… Gelukkig hielpen mijn ouders me, want ik verdiende niet veel in de kofferwinkel. Dus besloot ik van werk te veranderen en begon ik in de horeca. Dat betekende natuurlijk dat ik in het weekend en op feestdagen moest werken – waardoor ik mijn kinderen minder zag – maar het betaalde beter dan koffers!”

    “Ik ben nu serveerster in een brasserie-restaurant in Brussel. Tussen de middag en ‘s avonds serveren we klassieke gerechten (steak en frieten, filet américain, stoofvlees, vol-au-vent, enz.). Er zijn veel eenmalige, maar ook vaste klanten. Aangezien de zaak open is van 10 tot 22 uur, werken we in ploegen: ‘s ochtends of ‘s middags, 7 dagen per week, inclusief feestdagen en om het weekend. De werkweek wordt vaak overschreden. Ik ben lid van de vakbond, maar er is geen vakbondsafvaardiging. Tijdens het jaarlijkse verlof schakelt de baas vaak een paar studenten in.”

    “Het moeilijkste is om constant recht te staan en heel wat kilometers af te leggen. Ik heb last van een slechte rug. Het contact met sommige klanten kan moeilijk zijn. Ik denk er liever niet aan dat ik nog 20 jaar moet werken vooraleer ik op pensioen kan. Het is moeilijk, maar het is de prijs voor mijn onafhankelijkheid. Als vanzelfsprekend neem ik elke 8 maart vrij om deel te nemen aan de betoging.”

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop