Category: Op de werkvloer

  • Meeting ABVV-Antwerpen over brugpensioenen: basis wil een actieplan

    Maandagavond vond in Antwerpen een meeting plaats van de verschillende ABVV-centrales om te discussiëren over de aanvallen op het brugpensioen. Zo’n 400 militanten zorgden voor een overvolle zaal in het Bondsgebouw. Xavier Verboven kwam de voorstellen van minister Van den Bossche voorstellen om de militanten te informeren. Het werd een rumoerige bijeenkomst waarbij in de tussenkomsten vanuit de zaal een enorme strijdbaarheid bleek.

    Geert Cool

    De Antwerpse bijeenkomst van militanten uit de verschillende centrales van het ABVV was opvallend. Het was jaren geleden dat een dergelijke meeting werd georganiseerd, wellicht sinds de acties tegen het Globaal Plan in 1993. Het was een uitstekende gelegenheid om samen te discussiëren. En zoals vanuit de zaal naar voor gebracht werd, kan het misschien een precedent zijn om voortaan bij beslissingen eveneens een dergelijke vergadering bijeen te roepen.

    Xavier Verboven ging in op de geplande aanvallen op het brugpensioen. Hij stelde dat het voor het ABVV onaanvaardbaar is dat er slechts een brugpensioen mogelijk zou zijn na een loopbaan van 40 jaar. De voorstellen in de nota ‘Actief Ouder Worden’ van de minister van tewerkstelling en arbeid, Freya Van den Bossche (die Verboven niet bij naam vernoemde), zijn volgens Verboven onaanvaardbaar. Hij stelde echter dat er nu moet afgewacht worden wat de uiteindelijke voorstellen zullen zijn die half september zullen worden voorgesteld door de regering. Pas op het Federaal Comité van het ABVV op 20 september zullen die voorstellen bekeken worden en zal worden nagegaan wat de reactie van het ABVV zal zijn.

    Verboven stelde dat het voor het ABVV belangrijk is dat de discussies over de eindeloopbaan, de financiering van de sociale zekerheid en de welvaartvastheid van de pensioenen samen worden behandeld. Hij stelde dat er effectief een probleem is voor de financiering van de sociale zekerheid door de gestegen uitgaven voor de werkloosheidsuitkeringen en de gezondheidszorg, naast een daling in de inkomsten door de bijdrageverlagingen voor de patroons. Als alternatief stelde hij de algemene sociale bijdrage voorop. Daarbij liet hij zich ook uitgesproken positief uit over de voorstellen van minister Demotte (PS) en stelde hij dat verder druk wordt gezet op de "politieke partners", de SP.A en de PS. Dat de "onaanvaardbare" voorstellen inzake de brugpensioenen van een SP.A-minister komen, leek hem wel te ontgaan…

    Na de toespraak van Verboven was er ruimte voor een aantal tussenkomsten van ABVV-militanten in de zaal. Daar werd gebruik van gemaakt voor een reeks kritische opmerkingen. Een eerste tussenkomst ging in op het feit dat beter zou gediscussieerd worden over tewerkstelling. De 200.000 beloofde jobs hebben we nog niet gezien, integendeel. Daar zou moeten over gesproken worden, in plaats van een discussie over de afbraak van sociale verworvenheden. Tevens werd gewaarschuwd om met deze onderhandelingen niet opnieuw de mist in te gaan zoals met het Interprofessioneel Akkoord toen het onderhandelde voorstel werd weggestemd door de ABVV-basis.

    Een delegee van Degussa stelde dat het uitstekend is dat het ABVV een speciale editie van haar blad ‘De Nieuwe Werker’ heeft gemaakt over de brugpensioenen. Maar zo waarschuwde hij, op bepaalde punten wordt de deur open gelaten voor onaanvaardbare toegevingen. Het principe van langer werken, wordt niet verworpen waardoor er onduidelijkheid is hoe ver de ABVV-leiding bereid is te gaan. Waar zal de grens gelegd worden? Hij stelde dat de grens van 25 jaar zoals die nu bestaat, moet behouden blijven. Dezelfde vraag werd ook in andere tussenkomsten herhaald, maar niet beantwoord door Verboven. De delegee vroeg ook naar een actieplan.

    Een delegee van Bayer vroeg om ook een bijeenkomst van alle militanten te organiseren als er een beslissing zal worden genomen. Hij stelde tevens dat er nood is aan een actieplan met een duidelijk eisenplatform. Dat zou moeten ingaan op de noodzaak van het behoud en de verbetering van het brugpensioen, een arbeidsduurvermindering en het behoud van de financiering van de sociale zekerheid. De ABVV-leiding moet lessen trekken uit de IPA-onderhandelingen. Toen was er onder druk van de basis een uitstekende betoging met meer dan 50.000 deelnemers op 21 december 2004, maar er volgde geen gezamenlijke actie van de verschillende sectoren. Er ontbrak een actieplan waardoor de verschillende sectoren er alleen voor stonden en er uiteindelijk een loonnorm door de regering werd opgelegd zonder gezamenlijk verzet vanuit de vakbond.

    Uit de vergadering bleek de actiebereidheid van de basis waarbij een herhaling van de discussies rond de loonnorm niet aanvaardbaar is. De leiding zal hier conclusies uit moeten trekken en mag niet aarzelen om te werken aan een actieplan. Ook het LSP-pamflet dat verspreid werd aan de bijeenkomst ging daar dieper op in en werd positief onthaald. Heel wat kritieken vanuit de zaal waren reeds opgenomen in ons pamflet en we willen de discussies met vakbondsmilitanten en delegees verder zetten om samen de druk op te voeren zodat de afbraak van het brugpensioen en de ondermijning van de sociale zekerheid kan worden gestopt!

  • ACV-delegee Maria Vindevoghel ontslagen

    Maria Vindevoghel trad als vakbondsmilitante op de voorgrond in de strijd tegen het faillissement van Sabena. Na een periode van werkloosheid, kon ze aan de slag bij Flightcare, uiteraard aan een lager loon en slechtere werkomstandigheden. Flightcare is sinds 2001 actief in Zaventem, maar heeft nog altijd geen arbeidsreglement. Vindevoghel werd opnieuw verkozen in het “Comité ter preventie en bescherming op het werk” (CPBW).

    Een vakbondsmilitante uit Brussel

    Aangezien de directie de syndicale delegatie niet erkent, kunnen de vakbondsverkozenen geen vakbondswerk doen tijdens de werkuren. De delegees deden noodgedwongen hun syndicaal werk buiten de werkuren. Flightcare ontsloeg Vindevoghel omdat ze buiten de werkuren haar badge gebruikte om op de werkvloer collega’s te verdedigen en de naleving van de veiligheids- en gezondheidsregels te controleren.

    Met het ontslag van Vindevoghel komen alle wantoestanden in het bedrijf naar buiten. De sociale inspectie is reeds langsgeweest. Het bedrijf wil geen inmenging van de vakbonden en zal niet aarzelen om ‘lastige delegees’ zoals Vindevoghel aan de deur te zetten. De vakbonden hebben de eis voor de heropname van Vindevoghel dan ook gekoppeld aan de eis voor betere arbeidsomstandigheden.

    Maria Vindevoghel is één van de vele delegees die ontslagen worden wegens ‘dringende reden’. Zelfs indien de delegee nadien gelijk krijgt van de arbeidsgerechten – omdat het ontslag onrechtmatig was en/of de procedure niet gevolgd werd – moet de patroon enkel een schadevergoeding betalen. Er is geen wetgeving die een heropname verplicht. De rechtbanken zijn er altijd snel bij om dwangsommen op te leggen aan stakende arbeiders, maar ervoor zorgen dat de arbeidswetgeving gerespecteerd worden door de patroons, dat kunnen (lees willen) ze blijkbaar niet.

    We moeten samen strijden: Voor een effectieve bescherming van delegees! Voor een verplichte heropname van delegees die onrechtmatig ontslagen worden! Tegen de eenzijdige verzoekschriften en dwangsommen die het stakingsrecht bedreigen!

  • De Post. Strijd tegen afwezigheden of tegen sociale verworvenheden?

    De onderhandelingen bij De Post over een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst maken vorderingen. En zoals het vandaag al te vaak gebeurt, is het weer de directie die de vakbonden haar eigen eisenpakket probeert op te dringen. Ze wil het werktempo bij De Post kost wat kost verhogen.

    Een correspondent

    Errata

    Een attente postman vestigde onze aandacht op 2 fouten die in het artikel over de Post zijn binnen geslopen. De voorlaatste paragraaf eindigt met: "Er wordt immers voorbijgegaan aan het feit dat De Post zelf van dit systeem heeft geprofiteerd: indien een werknemer voortijdig het bedrijf verliet, waren de opgespaarde verlofdagen voor de onderneming". Dat klopt niet. Die dagen werden aan het betrokken personeelslid uitbetaald, ook in geval van ontslag. Indien een personeelslid is overleden worden die dagen uitbetaald aan de erfgenamen.

    In de paragraaf erop volgend staat: "Niet alleen wordt de leeftijd voor brugpensioen opgetrokken van 56 naar 57 jaar, daarnaast zal een werknemer pas na 35 jaar in plaats van 30 jaar dienst op brugpensioen kunnen". Ook dat is niet volledig correct. De maatregel om postmannen op 56 op brugpensioen te laten vertrekken mits 30 jaar was een uitzonderingsmaatregel voorzien in het kaderakkoord 2001-2004 die gepaard ging met de invoering van geo-route. Voor 2005 is geen enkele brugpensioenregeling voorzien. In haar voorstel van akkoord voor de CAO 2005-2006 wil de directie brugpensioen toestaan op 57 jaar voor diegenen die 40 jaar dienst hebben(waarvan 35 jaar uitreiking), ofwel op 58 jaar voor diegenen die 35 jaar dienst hebben(ongeacht het aantal jaar uitreiking). De uitzonderingsmaatregel waardoor bepaalde categorieën in 2004 op 56j. op pensioen konden wordt niet meer hernomen.

    In de context van de strijd tegen afwezigheden op het werk stelt de directie voor om een “aanwezigheidspremie” in te voeren die kan oplopen tot 3000 euro bruto voor werknemers die nooit ziek zijn geweest. En om de alamerende cijfers te citeren: de afwezigheidsgraad bij De Post is meer dan 9% tegenover 5% in de privé en minder dan 4% bij een publieke onderneming zoals de NMBS.

    De directie wil de afwezigheidsgraad terugbrengen naar 7%. Om dat te bereiken wisselt ze “zachte” maatregelen (sensibiliseringscampagnes bij het personeel) af met dwangmaatregelen zoals controlebezoeken door een private firma als een werknemer ziek is. Er zijn nochtans objectieve redenen voor de relatief hogere graad van afwezigheid bij De Post. Ten eerste moet men vaststellen dat de afwezigheidscijfers bij De Post iedere afwezigheid omvatten, inclusief stakingsdagen. Als in de privésector op dezelfde manier zou worden gerekend, zou de afwezigheidsgraad er hoger liggen. Ten tweede zijn de arbeidsomstandigheden bij De Post de laatste jaren met het liberaliseren van de sector erger geworden. De Post moet kost wat kost rendabel zijn, wat besparingen op de personeelskost betekent.

    De werknemers die op pensioen gaan, worden niet meer vervangen. De nieuwe werknemers worden aangenomen op basis van contracten van bepaalde duur en zelfs interimcontracten.

    De hervorming van de postbedeling (georoute) heeft de werkdruk gevoelig verhoogd. Meer en meer diensten worden afgeschaft, waardoor het geen alleenstaand geval is dat een postbode twee of drie diensten moet combineren. Door het personeelstekort kunnen verlofdagen waar de personeelsleden recht op hebben niet opgenomen worden. In totaal zijn er bij De Post niet minder dan 11 miljoen achterstallige verlofuren.

    In plaats van het aanwerven van bijkomend personeel om de achterstand weg te werken, stelt de directie voor om de ziekteregeling te veranderen. Momenteel heeft het statutair personeel recht op 21 volledig betaalde dagen ziekteverlof die ze jaar na jaar kunnen accumuleren. De directie van De Post stelt voor om dit af te schaffen in ruil voor een premie. De directie is hypocriet als ze verwijst naar het perverse karakter van het systeem waarin werknemers hun verlofdagen kunnen opsparen om vroeger op pensioen te gaan. Er wordt immers voorbijgegaan aan het feit dat De Post zelf van dit systeem heeft geprofiteerd: indien een werknemer voortijdig het bedrijf verliet, waren de opgespaarde verlofdagen voor de onderneming.

    Bovendien wil de directie de toegang tot het brugpensioen beperken. Niet alleen wordt de leeftijd voor brugpensioen opgetrokken van 56 naar 57 jaar, daarnaast zal een werknemer pas na 35 jaar in plaats van 30 jaar dienst op brugpensioen kunnen. Hierdoor kunnen werknemers die niet heel hun leven bij De Post hebben gewerkt, een voortijdig vertrek vergeten. Tegenover het offensief van de directie tegen de verworvenheden van het personeel, moeten de vakbonden eenzelfde vastberadenheid aan de dag leggen. Het is nodig om de aanval op het brugpensioen en de ziektedagen af te slaan. De vakbonden moeten zo snel mogelijk personeelsvergaderingen organiseren om de ware aard van de voorstellen van de directie aan te tonen en om een actieplan voor te stellen, gericht op het verkrijgen van de aanwerving van bijkomend personeel en het stopzetten van tijdelijke contracten.


    Errata

    Een attente postman vestigde onze aandacht op 2 fouten die in het artikel over de Post zijn binnen geslopen. De voorlaatste paragraaf eindigt met: "Er wordt immers voorbijgegaan aan het feit dat De Post zelf van dit systeem heeft geprofiteerd: indien een werknemer voortijdig het bedrijf verliet, waren de opgespaarde verlofdagen voor de onderneming". Dat klopt niet. Die dagen werden aan het betrokken personeelslid uitbetaald, ook in geval van ontslag. Indien een personeelslid is overleden worden die dagen uitbetaald aan de erfgenamen.

    In de paragraaf erop volgend staat: "Niet alleen wordt de leeftijd voor brugpensioen opgetrokken van 56 naar 57 jaar, daarnaast zal een werknemer pas na 35 jaar in plaats van 30 jaar dienst op brugpensioen kunnen". Ook dat is niet volledig correct. De maatregel om postmannen op 56 op brugpensioen te laten vertrekken mits 30 jaar was een uitzonderingsmaatregel voorzien in het kaderakkoord 2001-2004 die gepaard ging met de invoering van geo-route. Voor 2005 is geen enkele brugpensioenregeling voorzien. In haar voorstel van akkoord voor de CAO 2005-2006 wil de directie brugpensioen toestaan op 57 jaar voor diegenen die 40 jaar dienst hebben(waarvan 35 jaar uitreiking), ofwel op 58 jaar voor diegenen die 35 jaar dienst hebben(ongeacht het aantal jaar uitreiking). De uitzonderingsmaatregel waardoor bepaalde categorieën in 2004 op 56j. op pensioen konden wordt niet meer hernomen.

  • Splitsing in Amerikaanse vakbond AFL-CIO. Welk syndicaal antwoord voor jongeren en interimarbeiders?

    Op 25 juli hield de Amerikaanse vakbondsfederatie AFL-CIO haar nationale conventie ter gelegenheid van haar 50e verjaardag. Dit terwijl de arbeidersbeweging in de VS zich in een historische crisis bevindt. Reële lonen dalen al jaren, de werkloosheid blijft stijgen en de flexibiliteit gaat de hoogte in. Miljoenen arbeiders verliezen hun ziekteverzekering en pensioenen. In de private sector is slechts 7,9% van de arbeiders gesyndiceerd, het laagste niveau sinds 1901. In totaal is 12,5% van alle arbeiders gesyndiceerd, tegenover een historisch hoogtepunt van 33% in 1954.

    Luc Wendelen

    Op de conventie kwam het tot een splitsing in de leiding over de kwestie van het winnen van nieuwe leden. De afgelopen 10 jaar heeft de AFL-CIO heel wat middelen besteed aan het recruteren van nieuwe leden, maar ook aan het ondersteunen van electorale campagnes van de Democraten. Dat heeft de achteruitgang van de vakbondsfederatie echter niet gestopt.

    Een coalitie onder de naam “Change to win” splitste af van de federatie AFL-CIO. Die coalitie omvat zes voorzitters van verschillende vakbonden, waaronder de SEIU (Service and Employees International Union), de grootste en snelst groeiende vakbond. Die vakbond stelde voor om een groter deel van de middelen van de vakbondsfederatie te gebruiken met de verschillende vakbonden om nieuwe leden aan te trekken. De financiële steun voor de Democraten wil de coalitie beperken. Maar het probleem van de Amerikaanse arbeidersbeweging is geen tekort aan middelen. Het grote probleem is het gebrek aan een strategie en een politiek programma. Tussen de AFL-CIO en de afgesplitste coalitie zijn er accentverschillen, maar is er geen fundamenteel verschil. De middelen om nieuwe leden te recruteren, zullen niet gebruikt worden om strijdbare vakbonden op te zetten of om de winsten van de grote bedrijven in vraag te stellen.

    AFL-CIO gaf meer dan 150 miljoen $ aan de verkiezingscampagne van de Democraat Kerry, diezelfde Kerry die een openlijke pro-business en pro-oorlogscampagne voerde en werd gezien als het flauwe afkooksel van Bush. Maar ook de Change to Win-coalitie roept niet op om te breken met de Democraten. Tenslotte kunnen vragen gesteld worden bij het feit dat in de Change to Win coalitie een klein groepje topbureaucraten zonder enige inspraak van haar 5 miljoen leden besliste om zich af te scheiden van de vakbondsfederatie.

    De syndicale beweging in de VS heeft haar sterkste groei gekend na de grote crisis van de jaren 1930, toen de vakbonden strijd voerden en een aantal overwinningen konden boeken in de harde stakingen rond offensieve eisen inzake lonen en levensvoorwaarden van de arbeiders. Enkel door terug aan te sluiten bij die traditie, kan de syndicale beweging opnieuw een enthousiasme creëren. Daarvoor kunnen we niet rekenen op de huidige vakbondsleiding.

    Alhoewel de syndicalisatiegraad van de actieve werknemers in België meer dan 58% bedraagt, ziet het er hier ook niet rooskleurig uit. De voorbije jaren hebben we onze koopkracht zien achteruitgaan, gaat de flexibilisering in het algemeen de hoogte in en zien we een historisch offensief van het patronaat. Een hele generatie jongeren kent de vakbond enkel als een dienstverlenende organisatie, geen strijdorgaan. Het zijn net deze jongeren die in interimjobs en andere flexibele en laagbetaalde jobs terechtkomen, waar vakbondsaanwezigheid sowieso niet vanzelfsprekend is.

    Er is nood aan een nationale campagne gericht op jongeren om hen actief te laten worden op basis van een strijdbaar programma. Het vergroten van de betrokkenheid van wie al vakbondslid is, zal daarbij van cruciaal belang zijn. Een dergelijke campagne kan gekoppeld worden aan een nationaal georganiseerd verzet tegen de verdere flexibilisering van de arbeid. Dit betekent dat er een strijdbaar programma en een strijdbare positie wordt ingenomen. Het zal erop aankomen om duidelijk te maken dat een vakbond een organisatie van arbeiders is die de levensstandaard van alle arbeiders probeert te verbeteren.

    Concrete voorbeelden van succes bij een strijdbare opstelling waarbij een groter deel van de basis actief is, kunnen de weg aangeven waarmee we stappen vooruit kunnen zetten. Het feit dat bijvoorbeeld de LBC bij de beweging in de non-profit overging tot personeelsvergaderingen en opkwam voor een strijdbaar programma, gaven de mogelijkheden aan, los van de discussie over wat uiteindelijk bereikt werd in de non-profit. Die ervaring moet verder uitgedragen worden op de werkvloer en versterkt worden door actieve jongerencampagnes tegen de afbraak van de arbeids- en loonsomstandigheden.

  • Een vakbond van interimarbeiders? Het kan!

    In Australië werkt onze zusterpartij, de Socialist Party, mee aan de uitbouw van UNITE, een syndicale jongerencampagne van en voor werknemers in flexibele arbeidsomstandigheden. UNITE is een campagne gericht op het organiseren van jongeren op de werkvloer om samen op te komen voor degelijke arbeids- en loonsvoorwaarden.

    De Australische tak van UNITE kwam tot stand naar het voorbeeld van de gelijkaardige campagne in Nieuw-Zeeland. Daar werd de campagne in 2003 gelanceerd als reactie op het jarenlange neoliberale beleid dat het aantal vaste jobs sterk had ondermijnd. Dit creëerde ook problemen voor de vakbonden, die amper aanwezig waren in kleine bedrijven of onder jonge interim-arbeiders. UNITE organiseert zich in Nieuw-Zeeland op een regionale basis, soms op het niveau van een aantal straten.

    UNITE trekt de straat op om campagne te voeren om patroons die extreem lage lonen betalen te ontmaskeren. Vorig jaar slaagde de campagne er bijvoorbeeld in om het Amerikaanse bedrijf Border Books ertoe te dwingen om overuren uit te betalen en vakbondsaanwezigheid te tolereren in haar winkels in Melbourne. Het bedrijf stond gekend om haar antivakbondspolitiek. De kwestie werd opgenomen door UNITE, daarin gesteund door werknemers van Border Books.

    Vlak voor de zomer organiseerde UNITE een betoging met 500 deelnemers in Melbourne, gericht tegen het rechtse beleid van de regering-Howard. Daarbij waren ook heel wat scholieren aanwezig uit technische scholen. De betoging hield onder meer halt voor een grote winkel van Nike, waar een toespraak werd gehouden tegen de schandalige arbeidsomstandigheden bij Nike, zowel in haar fabrieken in landen als Indonesië als in haar winkels in bijvoorbeeld Australië. De betoging sprak zich ook uit tegen het misbruik van jongeren die stage lopen en daarbij louter gezien worden als goedkope arbeidskrachten.

    De campagne om jongeren te organiseren op hun werkplaats is niet evident, maar als er concrete resultaten geboekt worden, is het mogelijk om grotere groepen te betrekken en een syndicale kracht op te bouwen.

  • Nu ook officieel: zware werklast kan tot dood leiden

    De afgelopen dagen kwamen er in de media verschillende artikels op basis van een Amerikaanse studie over de arbeidsomstandigheden en de gevolgen ervan op de gezondheid. Daaruit blijkt dat teveel werken de gezondheid ernstig in gevaar kan brengen, en zelfs tot de dood kan leiden. "Je dood werken", is dus niet louter een uitdrukking in de volksmond, maar kan bittere realiteit worden.

    Wie regelmatig 12 uur of meer per dag werkt, brengt zijn gezondheid in gevaar. Indien dit lang aanhoudt en gepaard gaat met moeilijke omstandigheden, kan het tot de dood leiden. Het zou reeds ongezond zijn om meer dan 45 uur per week te werken. Er was een onderzoek naar de bloeddruk van werknemers die 40 uur per week werken en werknemers die langere uren kloppen. Bij de laatsten was de bloeddruk beduidend hoger. Ook onregelmatige uren zijn slecht voor de gezondheid.

    Dit zijn belangrijke vaststellingen op een ogenblik dat het patronaat de flexibiliteit verder wil opdrijven en zelfs de mogelijkheid oppert van arbeidsduurverlenging. Bij onderhandelingen moeten de vakbonden offensieve eisen durven naar voor brengen en vragen of de patroon mede verantwoordelijk wil zijn voor het feit dat arbeiders zich doodwerken.

    Ook moeten we ons afvragen welke politici durven ingaan tegen de bevinden van deze studie. Begin jaren 1990 had het Vlaams Blok het nog over het feit dat we hier beter zouden werken als "Japanse mieren". Zoals geweten zijn in Japan arbeidsdagen van 12 uur geen uitzondering. Ook andere partijen willen de werkdruk opdrijven. Nemen zij openlijk hun verantwoordelijkheid voor het feit dat arbeiders zich soms letterlijk dood werken?

    LSP komt op voor een arbeidsduurvermindering tot 32 uur met loonsbehoud en evenredige aanwervingen zodat de arbeidersduurverkorting niet leidt tot een opdrijving van de werkdruk. Dat is niet enkel een belangrijke eis als antwoord op de massale werkloosheid, maar ook een eis die tegemoet komt aan de gezondheidssituatie van de arbeiders.

  • FNAC: besparingen en patronale arrogantie in de vorm van een “herlanceringsplan”

    Omwille van financiële moeilijkheden in 2004 kondigde de directie van FNAC dit jaar een “herlanceringsplan” aan. Dat plan zal vooral hard aankomen bij de werknemers van de multinational. Het plan werd sterk bekritiseerd door een aantal werknemers, waaronder die van de centrale opslagplaats in Evere waar acht dagen gestaakt werd. Ook in Luik waren er acties tegen het herlanceringsplan. Daar stelde de directie dat de keuze beperkt was tot het plan of de sluiting van de Luikse vestiging.

    Simon Hupkens

    Aanvankelijk werd voorgesteld om het aantal jobs met 25 voltijdse equivalenten te verminderen, naast het invoeren van een nieuw loonsysteem waarbij de lonen met 10 tot 15% zouden dalen, het opvoeren van flexibiliteit en het invoeren van een prestatiepremie die 0,5% van het loon zou bedragen, maar ook de collega’s dwingt tot onderlinge concurrentie.

    Tijdens het conflict heeft de directie zich laten zien van haar meest arrogante kant. Op basis van verschillende drogredenen werd iedere onderhandeling bemoeilijkt. Zo werd gesteld dat niet kon onderhandeld worden omdat gestaakt werd of omdat delegees interviews gaven aan de media. De chantage rond de mogelijke sluiting was erg hard en er werd niet geaarzeld om van de delegees de zondebokken te maken door hen verantwoordelijk te stellen voor het mislukken van de onderhandelingen. De vakbondsleiding bleef erg afwezig in de kranten. Heel wat arbeiders vonden dat vreemd, de directie was immers wel op een mediagenieke wijze actief in het conflict.

    Omwille van de druk die op de arbeiders gezet werd, is het herlanceringsplan er uiteindelijk toch doorgekomen. De directie is inmiddels bezig met de druk op de werknemers op te voeren, in het bijzonder in de opslagplaats in Evere. Er wordt in de vestigingen bovendien verscherpt toegezien op mogelijke fouten van werknemers om die zonder enige opzeggingsvergoeding aan de deur te kunnen zetten.

    Dit voorbeeld geeft de actuele politiek van het patronaat weer. Los van de sector waarin een patroon actief is, probeert deze steeds om sociale verworvenheden af te breken. We mogen daartegenover niet passief blijven, maar moeten op basis van arbeiderseenheid onze verworvenheden verdedigen en de strijd verderzetten.

  • Welke toekomst voor onze kinderen? Voor gratis en degelijk onderwijs!

    Welke toekomst voor onze kinderen?

    Onlangs kondigde minister Vandenbroucke nieuwe besparingen aan in het onderwijs. De woede hierover is enorm, leerkrachten staan met het water aan de lippen in overvolle klassen, en ouders maken zich zorgen waar dit alles naartoe gaat.

    Marijke Decamps

    Het onderwijs zoals we dit nu kennen, komt niet uit de lucht gevallen. Eisen rond degelijk en gratis onderwijs, waren aanwezig van bij de eerste organisatievormen van de arbeidersklasse. Zeker toen de arbeidersvrouwen zich organiseerden samen met hun klasse, werd stelselmatig geprobeerd om de kinderen op de schoolbanken te krijgen in de plaats van in de fabriek. Het onderwijs werd toen echter gekenmerkt door overvolle klassen met sterke nadruk op vanbuiten leren, prestatie en selectie.

    De verschillende bewegingen en revoltes van de arbeiders hebben in de loop van de 20e eeuw heel wat verandering teweeggebracht. Dankzij mei ’68 kwam er bovendien een proces van democratisering op gang en werden de eerste stappen gezet naar een andere kijk op wat onderwijs is en wat het kan betekenen.

    Gratis

    “Elk schooljaar is het hetzelfde liedje, onverwacht vallen er extra schoolrekeningen binnen, waarvan je nooit kan voorspellen hoe hoog ze gaan zijn. Bij ons lukt het nog om dit te betalen, maar voor meer en meer gezinnen begint dit moeilijk te worden. Hierdoor is het oudercomité vooral bezig met het inzamelen van geld om de schoolrekening te laten kloppen. Mensen die geen geld hebben om voor de zoveelste keer lotjes te kopen, of om mee te doen aan een pensenkermis, worden scheef bekeken, en de kinderen voelen deze druk ook.” (Ann)

    Tussen ’89 en ’99 zijn de kosten voor secundair onderwijs met 82% gestegen en voor lager onderwijs zelfs met 93%. Volgens een oproep van SOS Schulden op School zijn er scholen waar 10% van de ouders een afbetalingsplan heeft om de schoolkosten te betalen. De studiebeurzen zijn bovendien een lachertje geworden, al heel snel verdien je zogenaamd teveel.

    Degelijk

    Vaak wordt de school door jongeren gezien als een plaats waartoe je tot je 18 veroordeeld bent om je broek te verslijten, braaf te luisteren en vanbuiten te leren. Er ligt nog steeds een enorme nadruk op toetsen, punten behalen en meekunnen. Ons onderwijs mag dan bij het meest hoogstaande van Europa behoren, tegelijk zijn er ook erg veel schoolverlaters zonder diploma.

    Er wordt nu al 20 jaar bespaard, waardoor iedere besparingsronde steeds harder aankomt. Schoolgebouwen staan op instorten en er wordt bespaard op het onderhoud, de leerlingenbegeleiding,… Hierdoor vallen leerlingen sneller uit de boot. Onderwijs wordt een plaats waar ongelijkheid wordt bevestigd in plaats van tegengegaan.

    Socialistisch onderwijs

    In een socialistische samenleving zou onderwijs niet meer hetzelfde zijn als vandaag. Het zou de ruimte creëren voor jongeren om zich volledig te ontplooien, leren wat aansluit bij hun interesses, waarbij alles wat geleerd wordt voortvloeit uit de praktijk van de arbeidersklasse.

    Een interessant voorbeeld is dat van het onderwijs vlak na de Russische Revolutie. Binnen een tijdspanne van enkele dagen na de oktoberrevolutie werd het gratis onderwijs ingevoerd. In 1918 werden de scholen omgevormd tot “eengemaakte arbeidsscholen” waar productief werk aan de basis lag van de ontwikkeling van jongeren. Deze scholen waren zeven dagen per week open, zodat jongeren er ook terecht konden voor zaken die hen interesseerden, niet enkel voor het volgen van lessen.

    De Bolsjevieken probeerden een allesomvattend programma op te stellen, gebaseerd op het leven en de productie. Lenin stelde in 1918 bijvoorbeeld dat onderwijs over elektriciteit moest gekoppeld worden aan bezoeken aan elektriciteitscentrales. De vrouw van Lenin, Krupskaya, moedigde het onderwijzend personeel aan om het dagelijks leven als vertrekpunt te nemen voor projecten, gebaseerd op de ervaring van lokale arbeiders en boeren. Hierdoor zouden alle volwassenen “onderwijzers” worden. Lunacharsky, de commissaris van onderwijs, waarschuwde evenwel dat het belangrijk was dat de scholen het aanleren van vaardigheden centraal zouden stellen en niet het maken van producten. Tegenover het volproppen met nutteloze, overbodige en levenloze kennis, stelde Lenin de noodzaak voorop van kritisch onderwijs gericht op de ontwikkeling van zelfstandige individuen en de ontplooiing van hun capaciteiten.

    Een andere maatregelen in 1918 was bijvoorbeeld de vrije toegang tot de universiteiten, zonder ingangsexamens of inschrijvingsgeld. De scholen werden georganiseerd door democratische raden, zodat ook de jongeren zelf konden meebeslissen over wat er onderwezen werd en hoe dit gebeurde. De verkozenen in de raden van scholieren en ouders en personeel waren permanent afzetbaar.

    De eis voor degelijk en gratis onderwijs is vandaag nog lang niet gerealiseerd. Op basis van strijd en solidariteit kunnen fundamentele stappen vooruit gezet worden. Maar enkel op basis van een socialistische samenleving kan deze strijd leiden tot een definitieve overwinning.

  • Welke vakbonden hebben we nodig?

    Welke vakbonden hebben we nodig?

    De vakbonden worden regelmatig door werkgevers onder vuur genomen omdat ze te radicaal zouden zijn. Menig syndicaal militant zal zich afvragen of we over dezelfde vakbonden praten. Velen stellen zich de vraag of vakbonden wel opkomen voor de werknemers en of vakbonden nog macht hebben in deze tijden van globalisering. We trachten hierop te antwoorden.

    Een ABVV-delegee

    Een strijdbare en democratische vakbond: het is mogelijk!

    Midden juni hield de Britse ambtenarenbond PCS (Public and Commercial Services Union) haar jaarlijks congres in Brighton. Daarbij viel op dat de aanwezigen, waaronder heel veel jongeren, erg aandachtig de discussies volgden en eraan deelnamen. Dit is niet direct een beeld dat vandaag de norm is bij veel vakbonden.

    Onder impuls van het linkse bestuur werd een ledenwervingscampagne opgezet. Gewone werknemers werden aangesproken om actief te worden bij de vakbond. Er werden zowel op lokaal, regionaal als nationaal vlak vergaderingen georganiseerd, waarbij de leden betrokken werden in het bepalen van het programma en de koers van de vakbond. Resultaat: meer dan 30.000 nieuwe leden op twee jaar tijd en in 2004 werd de meest succesvolle 24-uren staking ooit georganiseerd. Deze resultaten zijn nog opmerkelijker als je weet dat de Britse ambtenarenbond gekend was voor haar conservatief karakter. In dezelfde periode hebben zowat alle andere Britse bonden leden verloren.

    Bij de verkiezingen voor de nationale leiding dit jaar kwam de linkerzijde versterkt uit de stembusgang. Voor de derde keer op rij werd een strijdbare linkse leiding verkozen. Op de 35 leden van het nationaal uitvoerend bestuur zijn er 7 leden van onze organisatie, waaronder de voorzitter van de vakbond, Janice Goodrich.

    Op het congres werd overigens vanuit de linkse leiding voorgesteld dat secretarissen en vrijgestelden van de bond niet meer mogen verdienen dan de lonen van de werknemers die ze vertegenwoordigen. Dit werd nog niet door iedereen begrepen, waardoor de linkse verkozenen deze maatregel voorlopig op een vrijwillige basis verderzetten.

    De voorbije jaren moesten de arbeiders heel wat inleveringen slikken. Het faillissement van Sabena en de heropstarting van SN Brussels Airlines met veel minder personeel en met slechtere arbeidsvoorwaarden; de sluiting van de warme fase van Arcelor; jobverlies bij talrijke overheidsbedrijven zoals De Post en de NMBS; etc. In de meeste gevallen werd hierop door de vakbonden nauwelijks gereageerd. Acties werden amper ondersteund of zo snel mogelijk gekanaliseerd naar overleg met de werkgever. Dat leidt tot demoralisatie en zelfs tot afkerige reacties ten aanzien van de vakbonden.

    Nochtans is er een actiebereidheid. Er waren verschillende lokale spontane stakingen bij De Post, sectorale acties en de grote betoging van 21 december 2004 voor een beter interprofessioneel akkoord. Ook de mobilisatie in de non-profit toont aan dat de arbeiders nog te mobiliseren zijn.

    Na de verwerping van het IPA werd uitgekeken naar de sectorale acties om betere akkoorden af te dwingen. De meeste sectorale akkoorden zijn echter nog slechter dan wat het IPA vooropstelde. Deze nederlaag kan niet toegeschreven worden aan een gebrek aan actibereidheid van de arbeiders, maar aan de houding van het vakbondsapparaat. Die lijkt veelal te vertrekken van de noodzaak aan “gezonde bedrijven” en komt hierdoor niet verder dan wat verbaal radicalisme, onder meer tegen de richtlijn-Bolkestein.

    Enkel wanneer het te grof wordt, zoals bij Picanol, durven de vakbondsleiders nog eens uithalen naar “slechte kapitalisten”. Waar is de tijd dat er binnen de vakbonden nog een linkerzijde bestond die het kapitalisme in vraag durfde te stellen? In de jaren ’80 voerde het ABVV nog massaal actie tegen het neoliberalisme van Verhofstadt. Vandaag is de ABVV-top een bondgenoot van de regering-Verhofstadt, aangezien de zogenaamde politieke vrienden (SP.a en PS) in de regering zitten. We stellen vast dat er vandaag nog nauwelijks een linkerzijde aanwezig is in de vakbonden en dat er soms snel opgetreden wordt tegen dissidente stemmen. Het voorlopige sluitstuk op de actie van de rechterzijde om het vakbondsapparaat volledig te controleren, vormde de uitsluiting van Faust uit het Brusselse ABVV. Voordien werd de strijdbare delegatie van Forges de Clabecq uitgerangeerd. De ABVV-top wil – naar het voorbeeld van het ACV – een sterkere gecentraliseerde leiding om dissidente stemmen gemakkelijker te kunnen aanpakken. Voorlopig lijkt dit te lukken. Kan dit veranderen en hoe?

    BVV en BVSD

    Op basis van de strijd bij Forges de Clabecq ontstond de BVV (Beweging voor Vakbondsvernieuwing). De BVV kende een zekere dynamiek en was een – beperkte – aantrekkingspool voor diegenen die de vakbond wilden heroveren als strijdorgaan. De daaropvolgende deelname aan de Europese verkiezingen waarbij “Debout” in diverse regio’s meer dan 5% van de stemmen behaalde, toonde aan dat er een basis was om op verder te bouwen. Helaas brokkelde het initiatief langzaam af, onder meer door het gebrek aan structuur.

    Na de uitsluiting van Faust werd door linkse BBTK-militanten in Brussel de BVSD (Beweging Voor Syndicale Democratie) opgericht. Ook hier ontstond een zekere dynamiek om een oppositiekracht te ontwikkelen gericht op het heroveren van de vakbond. Maar ook de BVSD slaagde er niet in om potten te breken.

    Zowel de BVV als de BVSD groeiden op basis van het activisme en militantisme van linkse vakbondsmilitanten in een periode van strijd. In beide bewegingen stelden LSP-leden de noodzaak van een correcte analyse van economische en politieke processen. Radicaal zijn, volstaat op zich niet. Het moet ook omkaderd worden.

    Wanneer de strijd aan kracht verliest, verzwakt het militantisme. Het is dan de taak van een leiding om deze processen correct te analyseren en ze binnen een perspectief te plaatsen om de arbeiders voor demoralisatie te behoeden en krachtsverhoudingen op te bouwen voor toekomstige gevechten.

    Toen de arbeiders van Splintex in staking gingen tegen honderden afdankingen had een syndicale linkerzijde een rol kunnen spelen in de ondersteuning en uitbreiding van deze strijd. Door het ontbreken van een sterke linkerzijde kon de vakbondsleiding de staking laten doodbloeden.

    Hoe bouwen aan strijdbare vakbonden?

    Op dit ogenblik zijn de strijdbare militanten in de vakbonden te weinig in aantal en te verspreid. Het opzetten van een structuur om ze te verenigen dreigt een zoveelste heruitgave te worden van de BVV/BVSD in nog slechtere omstandigheden. De taak voor linkse syndicalisten bestaat erin om op de allereerste plaats op de eigen werkplaats een strijdbare syndicale delegatie uit te bouwen waarvan de leden in staat zijn om een analyse te maken van de maatschappelijke processen en bereid zijn te strijden voor de belangen van hun werkmakkers. Dit veronderstelt aandacht voor de betrokkenheid van militanten en een bewuste werking naar jonge arbeiders.

    Via informele contacten in de sector en regio kunnen netwerken van linkse syndicalisten worden opgebouwd. Wanneer er voldoende draagkracht voor bestaat, kan er gedacht worden aan het opzetten van structuren om tussen te komen in de vakbonden voor de democratisering ervan.

  • De privatisering van de toekomst. De uitverkoop van ons onderwijs gaat verder.

    De staat van de schoolgebouwen in Vlaanderen is erbarmelijk. Er is echter, zo zegt men, geen geld en de Vlaamse regering wil/kan geen geld lenen. De Vlaamse regering zal de bouw en onderhoud van scholen daarom uitbesteden aan private investeerders die wellicht maar al te graag op de rug van de belastingsbetaler in dit gat in de markt zullen springen, als het rendement tenminste hoog genoeg is.

    Karel Mortier

    Iedereen die de laatste jaren in een school is geweest, en uiteraard de scholieren en personeel, hebben wellicht al gemerkt dat veel gebouwen in zeer slechte staat verkeren, dat er een grote achterstand is qua onderhoud van bestaande infrastructuur en dat een flink aantal gebouwen aan vervanging toe is. Veel scholen voldoen nu al niet aan de veiligheidsvoorschriften, maar worden niet gesloten omdat er geen alternatief is om de leerlingen op te vangen. Eind 2004 waren er 1.322 scholen die een aanvraag hadden lopen voor subsidies. Gemiddeld zit er meer dan 6 jaar tussen de aanvraag en de goedkeuring van een dossier en dan duurt het meestal nog een aantal jaar vooraleer het project uiteindelijk is gerealiseerd. Het is dus niet vreemd dat steeds meer scholen geen andere keus hebben dan om les te geven in containers. Quasi geen enkele school in Vlaanderen kan deftig functioneren zonder dat leerkrachten of ouders van leerlingen vrijwillig een handje toesteken na hun uren of van tijd tot tijd een pak pannenkoeken kopen om de school te sponseren.

    In totaal zou er meer dan 1 miljard euro nodig zijn om al de infrastructuurprojecten die momenteel al lopen te financieren. De Vlaamse regering schuift dit probleem al jaren voor zich uit maar nu is men tot het punt gekomen dat men iets moet doen wil men ongelukken vermijden. De kabinetschef van onderwijsminister Vandenbroucke stelde op een gespreksavond in Leuven al dat men rekening moet houden met ongelukken. Aangezien een klas kleuters onder het puin niet echt goed is voor de populariteit van de regering en het imago van de minister van onderwijs, is men op zoek gegaan naar allerlei constructies om alsnog de nodige middelen bij elkaar te vinden. Op voorhand stond al vast dat men de private sector op de één of andere manier zou inschakelen in dit dossier, hoewel de meeste scholen daar niet op zitten te wachten. Het was alleen nog niet echt duidelijk hoe de Vlaamse regering dit concreet zou aanpakken en voor welke formule ze zouden kiezen.

    Concreet denkt de Vlaamse regering aan een DBFM-formule: design, build, finance en maintain. Een moeilijke term maar het komt er op neer dat een op te richten private vennootschap de constructie van scholen op zich neemt en dat de “school” (of hoe we het in de toekomst ook mogen noemen) die gebruik maakt van de infrastructuur van die vennootschap, daarvoor een vergoeding betaalt. Het onderhoud en wellicht ook de schoonmaak van de school zou ook door de vennootschap gedaan worden.

    Dit komt helemaal niet als een verassing. Reeds vele jaren is er een trend in het onderwijs om ondersteunende diensten zoals schoonmaak, restauratie en onderhoud uit te besteden aan de privé. Scholen beschikken vaak niet over de nodige middelen om dure investeringen te doen in keuken om aan de strenge normen te voldoen en laten dat dan maar doen door een firma die wel over de nodige middelen beschikt. Het ondersteunend personeel die werkt voor een private firma heeft meestal ook een veel slechter statuut (lager loon, minder/geen werkzekerheid, minder vakantie) en is daarom vaak goedkoper. Daarnaast duikt in steeds meer scholen reclame op en worden scholen steeds afhankelijker van lokale ondernemingen en multinationals om computers en machines aan te kopen.

    De invoering van de enveloppefinanciering – zogezegd om scholen te responsabiliseren en meer verantwoordelijkheid te geven maar in werkelijkheid een gigantische besparingsoperatie – lag mee aan de basis van deze trend. Vroeger liet men de beslissing om het restaurant te privatiseren of de schoonmaak uit te besteden aan de privé over aan de directies van de scholen maar nu gaat men een stap verder en privatiseert men direct volledige scholen met alles er op en eraan.

    Vandenbroucke heeft wellicht veel van zijn mosterd gehaald bij zijn “kameraden” van New Labour waar men reeds een aantal jaar op die manier werkt voor de bouw van scholen maar ook hospitalen, gevangenissen etc. De zogenaamde PFI of public finance initiatives. Het wordt steeds duidelijker dat de enige winnaars van deze constructies de aandeelhouders zijn van die vennootschappen die rijk worden met het geld van de belastingbetaler. Veel van deze PFI projecten kosten uiteindelijk veel meer dan voorzien en voldoen vaak niet aan de verwachtingen. Aangezien winst belangrijker wordt dan kwaliteit, is het onduidelijk wat de gevolgen van deze plannen zullen zijn voor de scholieren/studenten en personeel die zullen leren/werken in die DBFM – gefinancierde scholen. In het VK werd bijvoorbeeld aan directies van PFI scholen die tegen drankautomaten op school waren, gezegd dat dit een bron van inkomsten was voor de investeerders en dat het weghalen van die automaten zou leiden tot een stijging van de huurprijzen. Komt het straks ook zo ver dat scholieren en hun ouders in Vlaanderen mee zullen opdraaien voor de huur van hun eigen school?

    1 miljard euro is een gigantisch bedrag maar mocht men in Vlaanderen de laatste decennia voldoende en op tijd hebben geïnvesteerd in de onderhoud en bouw van scholen dan was men nooit tot op het punt gekomen dat men moet gaan schooien bij private investeerders om ongelukken te vermijden. Vandenbroucke stelt zelf dat de Vlaamse regering de laatste jaren minder dan de helft heeft besteed aan schoolgebouwen dan de meeste andere landen van de OESO. De ene OESO statistiek is blijkbaar iets belangrijker dan de andere.

    Het idiote aan de hele situatie is dat de Vlaamse regering mensen op alle mogelijke manieren probeert te stimuleren om een eigen woning aan te kopen en daar miljoenen tegen aan smijt, want zo zegt men, dit is op lange termijn veel goedkoper dan een woning huren en de beste vorm van sociale zekerheid. Tegelijkertijd zien we een Vlaamse (en federale regering) aan het werk die in snel tempo haar patrimonium verkoopt en ieder jaar een steeds groter bedrag moeten neertellen om kantoorruimte te huren/leasen op de private markt. Dit is vreemd omdat het voor een overheid veel goedkoper is om te lenen en bouwen dan voor private investeerders (zeker voor een overheid met weinig schulden) en huur of leasing op lange termijn nu eenmaal een pak duurder uitkomt dan eigendomsverwerving. Het is ook vreemd dat een minister die ons steeds vertelt dat nu “sociale hervormingen” nodig zijn om de vergrijzing te betalen zelf de lasten doorschuift naar de volgende generaties.

    Scholen zijn echter niet het enige domein waar de laatste Vlaamse regeringen hebben nagelaten om voldoende middelen in te investeren. Sociale huisvesting is een ander. In Vlaanderen staan er zo’n 74.000 gezinnen op een wachtlijst voor een sociale woning. Vele andere doen zelfs de moeite niet meer om zich in te schrijven op de wachtlijst. 58% van de private huurders besteedt meer dan een vijfde van het inkomen aan huur, terwijl men aanneemt dat een vijfde van het inkomen de betaalbaarheidgrens is. 18% van de huurders besteedt zelfs meer dan een derde aan huur. Niet voor niets zijn de hoge huurprijzen één van de belangrijkste oorzaken van armoede in Vlaanderen. In landen zoals Nederland met een veel groter sociaal huurbestand en een uitgebreid(er) systeem van huursubsidie is de kostprijs van huisvesting in veel minder gevallen een oorzaak van armoede. Uit onderzoek van het Kenniscentrum Duurzaam Woonbeleid blijkt dat er in Vlaanderen een potentiële behoefte is aan 185 000 bijkomende sociale huurwoningen.

    Op dit ogenblik zijn er 138.000 sociale huurwoningen, wat amper 6% is van het totale woningbestand in Vlaanderen. In de meeste van onze buurlanden ligt dat cijfer veel hoger. In een stad als Leuven wachten 1.900 gezinnen op een sociale woning. Daarnaast zijn er nog eens 5.000 gezinnen die recht hebben op een sociale woning maar niet op een wachtlijst staan.

    Erik Thora, directeur van de Leuvense sociale huisvestingsmaatschappij Dijledal stelt: “Iemand die zich vandaag aanbiedt voor een sociale woning, moet minstens drie jaar wachten. Voor huizen met enkele kamers is de wachttijd zes tot zeven jaar. Wil je met je kinderen naar een sociale huurwoning, dan zijn die kinderen bijna het huis uit voordat jij in je huis kan.” (De Standaard 06/11/04)

    Op dit moment komen er ieder jaar zo’n 2.000 à 3.000 sociale huurwoningen bij in Vlaanderen. Het is duidelijk dat aan het huidig tempo het tekort aan sociale huurwoningen de eerste decennia niet zal worden opgelost. Ook hier onderzoekt men de optie om private investeerders te betrekken. Dit is dus nog maar het begin en het einde is nog lang niet in zicht.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop