De actieweek voor koopkracht van 9 tot en met 12 juni is een goed initiatief. In deze week vinden provinciale betogingen plaats, georganiseerd door de vakbonden. Deze acties worden gezien als een eerste stap die zou worden gevolgd door een nationale betoging in het najaar. Om van een dergelijke betoging een succes te maken, is er nood aan een actieve betrokkenheid van brede lagen en een duidelijk programma.
Neoliberalisme in vraag gesteld door groeiende kloof
De prijzen zijn de afgelopen maanden toegenomen, dat ontkent bijna niemand meer. Voor 2008 wordt door de banken uitgegaan van een inflatie (stijging van de prijzen) van 3,6% (ING) tot 3,8% (KBC). Om de lonen te laten volgen, zal er meer nodig zijn dan een loonnorm van 5% op twee jaar tijd. Zoniet dreigt een nog grotere collectieve verarming van de werkenden, uitkeringstrekkers,… aangezien een steeds groter deel van het gezinsbudget naar energie en voedsel gaat. Burgerlijke economen stellen dat we zouden moeten “aanvaarden dat ons welvaartspeil vermindert” (econoom van ABN Amro).
De afgelopen jaren stelden de traditionele politici dat de bestrijding van armoede belangrijk was en dat dit het best kon door “meer vrije markt”. Verhofstadt schreef bijvoorbeeld in een brief aan de antiglobalisten: “De praktijk leert dat elk procent extra openheid van de economie van een land het inkomen per inwoner van zijn bevolking met 1 procent doet stijgen.” Nochtans is het mee onder het beleid van Verhofstadt dat het aantal armen in ons land is toegenomen tot 15%.
Het is de zogenaamd “vrije” markt die er vandaag voor zorgt dat grote bedrijven en speculanten de voedselprijzen opdrijven om hun winsten te vergroten. De liberalisering van de energiemarkt heeft geleid tot hogere prijzen en iedere kritiek hierop wordt door multinational Suez weerlegd met de stelling dat Electrabel marktconforme prijzen aanbiedt. De liberaliseringen en privatiseringen leiden tot minder diensten voor een hogere prijs, waardoor een groter deel uit de boot valt.
Een ander deel kan wel genieten van het neoliberalisme. De topmanagers die ieder jaar nieuwe records inzake lonen neerzetten, hebben alleszins niet te klagen. De vijf belangrijkste topmanagers in Nederland deden het zelfs nog beter dan hun Belgische collega’s. Met vijf waren ze samen goed voor 131,8 miljoen euro, zowat evenveel als een jaarloon van 4.000 gewone werkenden. In ons land bedroeg een gemiddeld toploon in een Bel-20 bedrijf 2,22 miljoen euro. De Nederlandse cijfers zullen ongetwijfeld aangegrepen worden om ook hier de graaicultuur aan de top verder te versterken.
In maart 2007 erkende de liberaal Karel De Gucht reeds dat de aandeelhouders en topmanagers de “grote winnaars” van de globalisering zijn. Hij stelde ook: “Twintig jaar geleden was het totale vergoedingspakket van een topmanager [in de VS] ongeveer veertigmaal het loon van een gemiddelde werknemer. Vandaag is het gestegen tot 110-maal. Bij ons in Europa is die spanning veel kleiner, maar de jongste vijftien jaar is zij ook hier sterk toegenomen.” Hij riep de topmanagers op om te matigen “om populistische tendensen niet in de kaart te spelen”. En nog: “Men mag nooit uit het oog verliezen dat een markteconomie haar morele en politieke legitimiteit ontleent aan de veronderstelling dat inkomen grosso modo overeenstemt met de bijdrage aan de economie. Die legitimiteit moet gevrijwaard blijven.” Vandaag wordt de legitimiteit van het neoliberalisme steeds meer in vraag gesteld.
Meer koopkracht door meer loon
Tegenover de stijgende levensduurte is er nood aan meer loon. De afgelopen jaren was er steeds ruimte voor cadeaus aan het patronaat, onder meer via de notionele intrestaftrek. Maar voor de werkenden was iedere eurocent er één te veel. Om de prijsstijgingen op te vangen, volstaat de indexering van de lonen niet. De reële koopkracht daalt aangezien de index reeds grotendeels ondermijnd is. Bovenop het herstel van de index zal het nodig zijn om op te komen voor een echte loonsverhoging, 1 euro extra per uur zou een goed vertrekpunt zijn.
Dat kan gefinancierd worden door zaken als een vermogensbelasting op de grote fortuinen (bijvoorbeeld boven 1 miljoen euro) en het terugtrekken van de patronale cadeaus zoals de notionele intrestaftrek.
We mogen niet in de val trappen van broekzak-vestzak operaties waarbij we onze loonsverhogingen zelf moeten betalen. Belastingverlagingen op arbeid kunnen sympathiek lijken, maar zorgen ervoor dat er minder gemeenschapsmiddelen zijn waardoor we uiteindelijk meer betalen voor diensten die voorheen door de overheid werden aangeboden. De liberalisering van de energiemarkt zou toch een voldoende waarschuwing moeten vormen: het feit dat de gemeenschap geen controle meer heeft op de sector heeft ertoe geleid dat we meer betalen, terwijl de sector superwinsten boekt.
Hierop kan enkel worden geantwoord met de eis van een nationalisering van de energiesector zodat niet de winsten centraal staan, maar de behoeften van de meerderheid van de bevolking.
Beweging uitbouwen
Tegen de achtergrond van een economische crisis worden de arbeiders en hun gezinnen hard geraakt. In Spanje dreigen 250.000 jobs in de bouwsector verloren te gaan. In de VS zullen er dit jaar 17% minder oogoperaties zullen zijn, de gebrekkige sociale zekerheid versterkt er de impact van de economische recessie. Het inkomenspercentage dat Amerikanen uitgeven aan voeding en energie is het hoogste cijfer sinds daar cijfers over worden bijgehouden.
Het probleem van de stijgende prijzen en de dalende koopkracht raakt iedereen. Om van de acties een succes te maken, is het belangrijk om de acties niet te beperken tot concentraties van personeelsleden van de bonden en enkele delegees, maar om op een actieve wijze een bredere laag te betrekken om zo een krachtsverhouding op te bouwen.
Om in deze richting te gaan, zou het een goed begin zijn om de evaluaties van de provinciale actiedagen van de vakbonden niet te laten plaatsvinden op een persconferentie op 13 juni maar op intersectoriële (en waarom ook niet vakbondsoverschrijdende) militantenvergaderingen waar tegelijk ook kan gediscussieerd worden over het verderzetten van de campagne naar een nationale actiedag na de vakantie.