Category: Op de werkvloer

  • Klassenstrijd bestaat nog steeds. De vraag is: hoe ze te winnen?

    Onder het motto ‘doorprik eens een neoliberale leugen’

    “Er is een klassenstrijd en mijn klasse is aan het winnen”. Die beruchte uitspraak komt niet uit de 19de eeuw, het komt uit een interview van Warren Buffet met CNN in 2005. Buffet is momenteel de vierde rijkste mens ter wereld. Het vervolg van die uitspraak is jammer genoeg niet bekend, maar wel interessant: “Het hoort nochtans niet zo te zijn.” Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de heersende klasse effectief niet langer aan het langste eind trekt?

    Dossier door Nicolas Croes

    Tegen het licht van de economische crisis is het vandaag moeilijker om te verbergen dat er fundamentele tegenstellingen zijn tussen de klasse die de productiemiddelen in handen heeft – de kapitalistische klasse – en de klasse die haar arbeidskracht moet verkopen om te overleven – de arbeidersklasse. De sociale uitbarstingen volgen elkaar op, sommige zijn beter georganiseerd en massaler dan andere, maar er komt geen uitweg uit de crisis naar voor.

    Tot in de jaren 1980 is onder druk van de strijd van de georganiseerde arbeidersklasse de kloof tussen arm en rijk in de ontwikkelde kapitalistische landen kleiner geworden. Nadien nam ze als gevolg van het neoliberale beleid opnieuw toe. Vandaag is de kloof uitzonderlijk groot. De crisis wordt bovendien als excuus gebruikt om ze verder te verdiepen. Het gaat niet om een ‘natuurlijke’ krimp en groei, de kloof tussen arm en rijk is een uitdrukking van gewijzigde krachtsverhoudingen in het kader van de klassenstrijd en de ontwikkelingen in het kapitalistische systeem. De geschiedenis van dat proces is overigens rijk aan lessen voor vandaag.

    Tal van sociale verworvenheden worden vandaag omgevormd tot hun tegendeel. Dat zien we bijvoorbeeld met de collectieve loononderhandelingen in de vorm van een Interprofessioneel Akkoord. Dat had als doel om een algemene loonsverhoging overeen te komen die ook van toepassing was in de zwakkere sectoren waar de syndicale kracht beperkter was. Het mechanisme werd evenwel van haar inhoud ontdaan waardoor het nu gebruikt wordt om een loonstop gedurende twee jaar op te leggen terwijl de regering zich al opmaakt om die periode uit te breiden tot minstens zes jaar. Iedere werkgever die onder druk van strijd de loonstop wil doorbreken, riskeert vervolgens een ‘boete’ (een uitstekend argument voor de werkgevers om niet te moeten toegeven) terwijl de werkgevers die de loonstop respecteren bijkomende lastenverlagingen zouden genieten.

    Zoals overal in Europa heeft het besparingsbeleid effect op de levensstandaard en de arbeidsomstandigheden van de werkenden. We moeten het met steeds minder doen terwijl nog nooit zoveel rijkdom werd geproduceerd. De tien rijkste families in België bezitten samen een fortuin dat op 42 miljard euro wordt geschat. Zowat 1.000 gezinnen hebben elk een fortuin van meer dan 20 miljoen euro en de 10% rijkste gezinnen bezitten samen de helft van de totale rijkdom in dit land (met een gemiddelde van 1,9 miljoen euro per gezin).

    Enkel de arbeidersklasse is in staat om de vraatzucht van de kapitalisten te stoppen

    De kapitalistische elite beschikt dan wel over haar kapitaal, de arbeidersklasse beschikt over een ongelofelijke kracht, die van haar aantal. Die massa is de enige kracht die de negatieve spiraal van sociale afbraak kan stoppen, zowel in België als Europa of elders. Het is de enige kracht die de economie kan platleggen met een staking en die het kapitaal kan raken waar het echt pijn doet: in de portemonnee.

    Het favoriete wapen van de burgerij in deze klassenstrijd is chantage. Jobs worden bedreigd, investeringen worden bedreigd, er zijn sluitingen, kapitaal vlucht weg,… De gevestigde politici verstoppen zich telkens achter deze dreigementen en de bijhorende vrees om maatregelen te rechtvaardigen die de ‘concurrentiepositie’ van de bedrijven moeten beschermen. In werkelijkheid gaat het om maatregelen die de gemeenschap bestelen.

    Het enige effectieve antwoord kan komen van de arbeidersbeweging en haar mobilisatie voor de onteigening van de sleutelsectoren van de economie om de controle ervan onder democratisch beheer van de arbeiders en de gemeenschap te plaatsen. Het zijn immers de arbeiders die de rijkdom creëren. Hiertoe is het noodzakelijk dat het krachtige wapen van de vakbonden niet herleid wordt tot een lobby-instrument. Geen enkele sociale verworvenheid is afgedwongen door beroep te doen op politici die al duidelijk kant hebben gekozen. Alle verworvenheden zijn bekomen door vastberaden strijd. We moeten terugkeren naar een strijdsyndicalisme om onze verworvenheden te beschermen en verder uit te breiden.

    Tegen de lawine aan besparingen en jobverliezen vragen velen zich af waar ons actieplan blijft. Hoe kan het dat duizenden arbeiders die momenteel aan een procedure-Renault (bij collectieve afdankingen) onderworpen zijn, elk geïsoleerd zitten op hun bedrijf? We hebben nood aan geloofwaardige acties die voldoende lang op voorhand bekend zijn en die onderdeel zijn van een opbouwend plan met ook de organisatie van algemene stakingen, waarbij ook banden worden gelegd met strijd in andere landen (zeker al in Europa).

    Op die manier zou het mogelijk zijn om het zelfvertrouwen op te krikken bij al wie vandaag twijfelt of denkt dat het geen zin heeft om te betogen of te staken. Die twijfel is vandaag begrijpelijk, de strijd beperkt zich maar al te vaak tot een opeenvolging van wandelingen tussen Brussel-Noord en Brussel-Zuid. De oproepen van de vakbonden zijn beperkt, maar zelfs deze beperkte oproepen krijgen een goede opvolging. Wat zou dat niet geven met een brede informatie- en mobilisatiecampagne waarmee de patronale propaganda in de gevestigde media ook van antwoord wordt gediend? Wat zou het effect zijn indien de vakbondsbasis betrokken zou worden bij het nemen van beslissingen? We zouden veel sterker staan!

    Syndicale democratie en durven winnen

    Het is normaal dat er vandaag heel wat discussie is over de strategie en de tactieken op syndicaal vlak. Maar dit debat wordt niet gekaderd, er is immers geen echt actieplan, althans geen duidelijk plan dat democratisch werd bediscussieerd aan de basis. Vaak zien we hetzelfde op bedrijfsniveau. De traditie om regelmatig algemene personeelsvergaderingen te houden, moet grotendeels heropgebouwd worden. Het voorbeeld van echte democratie, een democratie van werkenden en onderdrukten, moet in eerste instantie van de vakbonden komen.

    Er wordt regelmatig gezegd dat kritiek binnen de arbeidersbeweging onze kracht zou verzwakken. Wij willen echter constructieve kritieken brengen om onze positie in de klassenstrijd te versterken. Democratische vakbonden zouden vooral een bedreiging zijn voor diegenen die voor een syndicalisme van klassensamenwerking staan en voor wie de sociaaldemocratie het beste is wat links aan de gemeenschap te bieden heeft. De vakbondsleidingen baseren zich steeds op zogenaamde reformistische standpunten waarbij de kwestie van het privaat bezit van de productiemiddelen niet wordt gesteld. Als die kwestie wordt vermeden, is het nodig om zich aan te passen aan de kapitalistische staat en op basis van samenwerking met die staat een poging te doen om meer kruimels van de feestdis van bazen en aandeelhouders te krijgen. In het kader van de huidige crisis is de marge echter verdwenen, het ‘sociaal overleg’ is op sterven na dood.

    Het huidige tijdperk laat geen ruimte meer voor kleine akkoorden en halve maatregelen. De syndicale strijd op die manier voeren, betekent toelaten dat het patronaat en de regering meedogenloos knippen in onze levensstandaard. Een groeiend aantal syndicalisten is zich daar terdege van bewust.

    Warren Buffet is een prominente vertegenwoordiger van zijn sociale klasse. Hij weet maar al te goed dat de kapitalistische piramide enkel kan bestaan op een fundament van onderdrukten die niet in beweging komen. De kracht van dit economische, sociale en politieke regime bestaat niet uit haar eigen sterkte, maar uit de zwakte van de leiding van de arbeidersbeweging. Dat moet en kan echter veranderen.

  • Eenheidsstatuut. Vakbondstop sluit rot compromis

    Er zijn nog geen wetteksten voor handen, enkel een verslag van het compromisvoorstel dat de regering aan de sociale partners opdrong om de deadline van 8 juli te halen. Tegen die datum moest volgens het Grondwettelijk Hof een einde aan de discriminatie tussen arbeiders en bedienden worden gesteld. Het meest verbazende aan dit compromis is de flauwekul waarmee de regering er in slaagt om de doorbraak te verkopen.

    Artikel door een ABVV-militant

    Het zou de vrouwelijke touch van De Coninck & co – die geen last hebben van hun ego – zijn die het akkoord tot stand bracht. Wij zijn er alvast van overtuigd dat de vrouwen in de politiek vooral veel op de mannen gelijken en van de zogezegde vrouwelijke bezorgdheid voor de mensen merken we niet veel. Want het zijn de patroons die winnen, de hogere bedienden die veel verliezen, de lagere bedienden die een beetje verliezen en zelfs de arbeiders verliezen gedeeltelijk. Als kers op de taart worden de meerkosten van het akkoord afgewenteld op de gemeenschap en iedereen weet dat het vooral de loontrekkenden en zeker niet de vennootschappen of de kapitaalbezitters zijn die de meeste belastingen betalen. We zijn dus twee keer de pineut.

    Opzegtermijnen

    De basis voor de bestaande opzegtermijnen was de wet van 3 juli 1978. Die wet bepaalde dat de arbeiders korte opzegtermijnen (ingeval van afdanking) kregen, de lagere bediende langere en de hogere bedienden de langste. In heel wat gevallen wordt de opzegtermijn niet gepresteerd maar betaalt de werkgever het loon van de opzegtermijn uit, dit is de opzegvergoeding. Sinds 1 januari 2012 werd de opzegtermijnen voor de hogere bedienden reeds gelijkgeschakeld met de lagere bedienden, met dien verstande dat dit maar van toepassing was op contracten afgesloten na 1 januari 2012.

    De opzegtermijn voor lagere bedienden bedroeg drie maanden per begonnen schijf van vijf jaar. Voor hogere bedienden – de grens werd voor 2013 vastgesteld op een jaarloon van 32.254 euro bruto – wiens arbeidsovereenkomst voor 1 januari 2012 werd gesloten, gold de regel dat pas op het ogenblik van het ontslag een opzegtermijn kon bepaald worden. Doorgaans werd daarbij de zogenaamde formule-Claeys toegepast, een formule die zelf regelmatig werd aangepast op basis van nieuwe rechtspraak maar sowieso een pak gunstiger is dan voor lagere bedienden.

    In het huidige compromis is voorzien dat de opzegtermijnen voor alle bedienden en arbeiders gelijk worden. De bedienden zijn hier de pineut omdat zij hun opzegtermijn van drie maand per begonnen schijf van vijf jaar anciënniteit zien verdwijnen. Er komt een systeem waarbij de eerste twee jaar het aantal weken opzeg elk kwartaal stijgt. Vanaf drie jaar anciënniteit komt daar dan telkens een of twee weken bij en na vijf jaar krijgt je er drie weken bij per jaar anciënniteit tot een maximum van 62 weken. Na twintig jaar anciënniteit komt er maar één week meer bij per gepresteerd jaar. In tegenstelling tot de wetswijziging in 2012 zou dit stelsel ook toegepast worden op de lopende contracten met die nuance dat de opgebouwde opzegtermijnen vastgeklikt worden maar wegens gebrek aan wetteksten is het nog niet duidelijk hoe dit concreet zal verlopen. Conclusie, alle bedienden verliezen.

    Maar ook de arbeiders verliezen. In de huidige wetgeving is immers een opzegtermijn van vier weken voorzien in de eerste twee kwartalen. Dit wordt in het compromis verminderd tot twee weken en het begint pas daarna terug te stijgen. En in een aantal sectoren kregen de arbeiders de voorbije jaren reeds een bediendencontract of een gelijkstelling ermee, ook voor de opzegtermijnen. Deze voordelen verliezen ze nu opnieuw. Om het anders te stellen: patroons die weigerden de discriminatie weg te werken, krijgen nu gelijk.

    Andere discriminaties

    Door het akkoord engageren de vakbonden zich vrijwillig om geen rechtszaken op te starten tegen de andere discriminaties zoals daar onder meer zijn de motivering van het ontslag en de extralegale pensioenen. Enkel bij de arbeiders bestaat een beperkte motiveringsplicht ingeval van ontslag. Het fameuze artikel 63 verbiedt een willekeurig ontslag van een arbeider. Niet dat dit zoveel voorstelt maar in ieder geval geldt hier een omgekeerde bewijslast zodat de werkgever moet aantonen dat het ontslag terecht was en niet de arbeider moet bewijzen dat het onterecht was. In het akkoord staat dat hierover moet onderhandeld worden in de schoot van de NAR. Maar het risico bestaat dat de patroons onder het mom van gelijkheid komaf willen maken met dit artikel en de arbeiders hiervan de pineut worden.

    Eén van de belangrijkste discriminaties waar vreemd genoeg nauwelijks over gesproken wordt, is het ontzeggen van een extralegaal pensioen aan arbeiders. In vele bedrijven hebben de bedienden wel een aanvullend pensioen. Dit is een flagrante overtreding van het Europees nondiscriminatiebeginsel en de kans dat een arbeider die dit aanklaagt zijn proces wint, is erg groot. Door het compromis engageren de vakbonden zich nu om hierover verder te onderhandelen. Behalve dat men hiermee de zaak alweer op de lange baan schuift, lopen ook hier de bedienden het risico dat zij het gelag betalen. Immers, indien de kost van het extralegaal pensioen niet mag stijgen maar de koek over meer mensen moet verdeeld worden, zijn het diegenen die vandaag iets krijgen die moeten inleveren.

    We betalen twee keer

    De kosten die aan het compromis verbonden zijn, worden ten laste gelegd van de werknemers of ten laste van de gemeenschap maar dit komt op hetzelfde neer. Zo is voorzien dat een deel van de opzeg omgezet wordt in outplacement (het helpen zoeken naar een andere job). Daar waar je vroeger je opzegvergoeding bijvoorbeeld kon gebruiken om je huis af te betalen, zal je nu een deel ervan moeten afstaan aan bedrijven die zich bezig houden met outplacement. Vroeger werd deze kost in geval van sluiting van ondernemingen of oudere werknemers betaald door de gemeenschap. En wie wordt daar beter van? In ieder geval de bedrijven die zich bezig houden met outplacement en zo een nieuwe markt zien ontstaan. Bovendien worden de meeste werknemers die via outplacement een andere job vinden slechter betaald of werken ze met tijdelijke contracten. De werknemers zullen dus zelf moeten betalen voor de verdere precarisering van de arbeid.

    Voor de kostenverhogende aspecten van het compromis krijgen de patroons middelen van de gemeenschap, onder meer via de budgetten van de RVA. Aangezien de werknemers de meeste belastingen betalen, draaien zij ook hier op voor de kosten.

    Het ergste moet nog komen?

    Tenslotte moeten we nog opmerken dat er in sommige sectoren reeds uitzonderingen bestaan waardoor de arbeiders nog lagere opzegtermijnen krijgen. Dit is het geval met de arbeiders in de bouwsector en zal ook zo blijven met de nieuwe regeling en wordt er geopperd om in de wet te voorzien om sectorale afwijkingen die lagere opzegtermijnen omvatten, mogelijk te maken. Alleen is het zo dat de patroons van andere sectoren zoals de textiel nu ook vragen om een uitzondering te bekomen, zogezegd omdat ze anders niet meer kunnen concurreren. Wanneer we deze logica volgen is er geen enkele reden om te denken dat men in de chemie of metaal niet met hetzelfde argument komt aandraven. Alle bedrijven staan onder druk van de concurrentie en vragen om hun loonkosten te verlagen. Als we daar als vakbond in meestappen, krijgen we op termijn inderdaad gelijke lonen en ontslagregelingen maar dan op Chinees niveau. Het wordt dan ook dringend tijd dat de vakbonden een strategie ontwikkelen om dit te voorkomen. Toegevingen door de vakbonden aan de patronale druk om competitief te zijn, hebben zelfs performante industriële sites als Opel in Antwerpen en Ford in Genk niet overeind gehouden.

    In plaats van aan tafel te zitten met de regering en patroons om over de afbouw van de loon- en arbeidsvoorwaarden te onderhandelen, zouden de vakbonden beter hun tijd en energie stoppen in het opbouwen van solidariteitsbanden over de bedrijven, de sectoren, de taal- en landsgrenzen heen om samen met de arbeiders en bedienden in andere landen te strijden voor betere voorwaarden voor iedereen.

  • Geen falende Fyra, maar gratis en degelijk openbaar vervoer!

    De weinig opwekkende ervaring met de Fyra-trein tussen Brussel en Amsterdam staat symbool voor het falen van het geliberaliseerde spoorverkeer. Het project waarbij een populaire en betaalbare internationale trein werd afgevoerd om plaats te maken voor een duur alternatief op puur commerciële basis, heeft de toegang tot mobiliteit verder beperkt. Waar het vroeger evident was om goedkoop met de trein naar grote steden in de buurlanden te reizen, wordt dit nu meer en meer een luxeproduct.

    Artikel uit de zomereditie van ‘De Linkse Socialist’

    De parlementairen en spoorchefs palaverden urenlang over wie verantwoordelijk was voor de Fyra-ramp. Ze schuiven de hete aardappel door naar de constructeur die de bal terug kaatst. Het probleem zich echter dieper. Spoorverkeer is belangrijk om mobiliteit betaalbaar en milieuvriendelijk te maken, maar de liberalisering zorgt ervoor dat enkel de winsten van tel zijn. Daarbij wordt bespaard op materieel, onderhoud, personeel,… kortom op alle voorwaarden om degelijke dienstverlening mogelijk te maken.

    Alle gevestigde politici scharen zich achter de liberaliseringslogica, allemaal zijn ze verantwoordelijk voor de afbraak van de dienstverlening. Sommigen willen nog verder gaan en stellen dat er sowieso geen publiek openbaar vervoer moet zijn (dat is het standpunt van Open Vld in het manifest van voorzitter Rutten). Doorgaans houdt het beleid het op onderinvestering om de kwaliteit voldoende te laten afzakken tot een niveau waarop liberalisering gemakkelijker wordt geslikt en waarna private bedrijven met de meest winstgevende onderdelen gaan lopen.

    Als onderdeel van het besparingsbeleid gaan de prijzen voor openbaar vervoer omhoog. Gratis op bus en metro is voor Franstalige 65-plussers niet langer mogelijk, ook langs Vlaamse kant is dit bedreigd. Op 1 juni werden abonnementen bij De Lijn gemiddeld 2% duurder en ging ook de prijs voor tickets omhoog. Een los ticket voor 1 of 2 zones kost in voorverkoop 1,30 euro en een SMS-ticket 1,40 euro (+ 0,15 euro voor de operator). De meeste gevallen van agressie op het openbaar vervoer zijn overigens verbonden met discussies over vervoersbewijzen.

    Voor zowel personeel als reizigers zou gratis en degelijk openbaar vervoer een enorme stap vooruit zijn. Het zou heel wat spanningen wegnemen en het zou ook het ongenoegen onder reizigers beperken. Bovendien zou het een uitstekende maatregel zijn om het individuele autoverkeer te beperken en dus zowel milieu- als fileleed te verzachten.

    Vandaag komt het grootste deel van de middelen voor openbaar vervoer van overheidsdotaties en niet van inkomsten uit vervoersbewijzen. Liberale politici van allerhande slag (onder meer van N-VA) vinden dat schandalig en willen ons meer laten betalen voor openbaar vervoer. De maatschappelijke kost van files en vervuiling wordt uiteraard niet in rekenschap genomen op de bureaus van de managers en toppolitici, laat staan dat het recht op mobiliteit daar een zorg is. Zelf hebben ze daar immers een chauffeur voor.

    Reizigers en personeel hebben dezelfde belangen en moeten samen ingaan tegen alle besparingen en opkomen voor gratis en degelijk openbaar vervoer!

  • Onderwijs hervormen zonder centen?

    De grote onderwijshervorming moest het orgelpunt worden voor het beleid van onderwijsminister Pascal Smet (SP.a), maar het draaide uit op een valse noot. De hervorming zal later vooral herinnerd worden als de oorzaak van de grootste ruzie die deze Vlaamse regering ooit meemaakte. Door het gekibbel verdween het debat over de inhoud van de hervorming naar de achtergrond. Er kwam geen antwoord op de belangrijkste vraag die vele leerkrachten, leerlingen en ouders zich stellen: “Hervormen: wie gaat dat betalen?”

    Artikel door een militant van ACOD-onderwijs

    Van uitstel naar afstel?

    Op minder dan één jaar van de “moeder der verkiezingen” bleken de spanningen tussen de coalitiepartners zo hoog opgelopen te zijn dat de Vlaamse regering uiteindelijk niet anders kon dan de onderwijshervorming door te schuiven naar de volgende regeerperiode. De principes over de hervorming werden in algemene termen vastgelegd, maar een volgende regering moet over de uitvoering beslissen. “De kiezer zal haar stem kunnen uitbrengen over de hervorming,” klonk het.

    De keuze is echter beperkter dan de gevestigde partijen laten uitschijnen. Hoezeer de regeringspartijen ook overhoop mochten liggen over de plannen van Pascal Smet, over één zaak waren ze het eens: een fundamentele verhoging van de publieke middelen voor onderwijs om de hervorming goed te laten verlopen, is uitgesloten. De groots opgezette onderwijshervorming moet zonder extra middelen gebeuren.

    Op zich bevatten de hervormingsplannen interessante ideeën: een brede eerste graad zonder opdeling in verschillende onderwijstypes, de grenzen tussen ASO, TSO, BSO en KSO verkleinen,… Leerlingen moeten een “bredere” opleiding kunnen krijgen, en niet op jonge leeftijd voor een definitieve keuze worden geplaatst tussen “verder studeren” of “een vak leren”. Op zich zijn dit nobele doelstellingen. De belangrijkste vraag is echter: welke middelen worden voorzien om een dergelijke hervorming goed te laten verlopen?

    Schrik in de leraarskamer

    Op een moment dat de discussie binnen de Vlaamse regering muurvast zat, verklaarde de topvrouw van het Katholiek Onderwijs in Vlaanderen, Mieke Van Hecke, dat de tegenstand van N-VA “de schrik in de leraarskamer voor hervormingen” vertegenwoordigde. De uitspraak was weinig respectvol voor al die leerkrachten die zich dagelijks met hart en ziel inzetten om hun leerlingen degelijk onderwijs te bieden, maar terecht vrezen dat de nieuwe hervormingen zonder bijkomende middelen opnieuw op de rug van het onderwijspersoneel zullen terechtkomen.

    De voorbije jaren zagen leerkrachten hun werklast voortdurend toenemen onder druk van een niet aflatende reeks van hervormingen zonder extra middelen en begeleiding om alles goed te laten verlopen. En als er dan al eens ondersteuning werd voorzien (zoals het Steunpunt GOK bij de hervorming rond Gelijke OnderwijsKansen), werd deze bij de eerste de beste besparing opnieuw geschrapt en mochten leerkrachten het opnieuw zelf uitzoeken.

    Daar ligt de “vrees van de leraarskamer”: hoe kan men een brede eerste graad organiseren als er niet genoeg leerkrachten zijn om in te staan voor een degelijke begeleiding van leerlingen die minder sterk staan in bepaalde vakken of domeinen? Hoe moeten scholen “verbreden” als er geen middelen zijn voor aanpassingen aan gebouwen, ateliers, klassen? Hoe moet de kwaliteit van het onderwijs worden gegarandeerd als leerkrachten met een veel grotere en meer diverse groep leerlingen te maken krijgen, als er geen begeleiding is, geen extra onderwijzend en administratief personeel? Veel leerkrachten vrezen dat ook deze hervorming opnieuw meer administratieve lasten bij het onderwijzend personeel zal leggen, zonder bijkomende ondersteuning en begeleiding.

    Welk onderwijs willen we?

    Het is ook belangrijk te stellen dat de discussie over welk soort onderwijs we wensen niet los staat van ontwikkelingen in de rest van de maatschappij. Het Vlaamse onderwijs is al sinds jaar en dag ondergefinancierd. Er zijn tekorten bij het aantal leerkrachten en scholen, schoolgebouwen die verouderd zijn, gebrek aan administratieve ondersteuning en algemene werkingsmiddelen. Jarenlange besparingen en onderindexeringen hebben geleid tot een situatie waarbij in Vlaanderen in 2009 slechts 4,49% van het BRP aan onderwijs werd besteed, een enorme daling tegenover de 7% uit de vroege jaren ’80.

    We kunnen ons ook vragen stellen bij de nauwe betrokkenheid van de bedrijfssector bij de huidige hervormingsplannen. Zijn bedrijven geïnteresseerd om leerlingen een brede, algemene opleiding te geven waarin hun zelfontwikkeling centraal staat? Of willen ze dat het onderwijs gewoon kant en klare arbeidskrachten levert? Bovendien staat de publieke financiering van het onderwijs onder het kapitalisme, en zeker in tijden van crisis, voortdurend onder druk. De keuze van welk onderwijssysteem we willen, wordt ook bepaald door de keuze van welke maatschappij we willen…

    Socialisten komen op voor een maatschappij waarin rijkdommen democratisch worden beheerd en ingezet worden ten dienste van hele bevolking. Kennis en technologie worden gebruikt om de arbeidstijd te verkorten en te vergemakkelijken. Het onderwijs kan dan rekenen op voldoende middelen om haar rol ten volle kunnen spelen: het vormen van de toekomstige generaties tot mondige en kritische mensen, eerder dan kant-en-klare arbeidskrachten voor de arbeidsmarkt. Het onderwijs moet zorgen voor een zo breed mogelijke vorming waarbij jongeren al hun talenten ten volle kunnen ontwikkelen.

    Lees ook:

  • Huts op ramkoers met dokwerkers

    De liberale havenbaas Fernand Huts zit niet om een provocatie meer of minder verlegen. Het feit dat hij de toegang van de vakbonden tot Logisport, een dochter van Katoen Natie, liet ontzeggen, vormde een druppel die de emmer bij de dokwerkers deed overlopen. Het werk werd neergelegd. Huts stuurde deurwaarders naar alle stakers met een individuele schadeclaim van 16.000 euro. De professionele provocateur goot daarmee olie op het vuur en werd van antwoord gediend: de staking breidde uit.

    Onder dokwerkers leeft de vrees dat hun statuut wordt bedreigd. Er wordt langs alle kanten geprobeerd om het statuut van de dokwerkers aan te pakken. Vanuit Europa waren er pogingen om de havenarbeid te liberaliseren en tal van havenbazen doen er alles aan om zelf stappen in die richting te zetten. De liberaal Fernand Huts is daar één van. Die wil op zijn eentje het Duitse model van lage lonen en onzekere jobs in ons land invoeren. In de haven is het algemeen geweten dat Huts zijn personeel slecht betaalt en bovendien onregelmatige uren laat kloppen.

    Toen Huts de vakbonden de toegang tot Logisport liet ontzeggen, was er meteen de vrees dat daar niet-erkende dokwerkers werden ingezet. Het zou onder meer om Oost-Europese interimmers gaan. Hierop begon een staking bij KTN Terminals en vandaag werd ook bij ABES het werk neergelegd. Fernand Huts gooide vorige week olie op het vuur door deurwaarders met schadeclaims naar de stakende dokwerkers te sturen. Volgens Huts was de schade immers enorm, hij vroeg tot 16.000 euro per stakende dokwerker. Dat cijfer kunnen we best onthouden voor het ogenblik dat er nog eens loononderhandelingen zijn… Alleszins is het een schandalige provocatie die Huts niet kan waarmaken, vooralsnog heeft iedere werkende het recht om het werk neer te leggen.

    De stakende dokwerkers eisen dat een controle bij Logisport wordt doorgevoerd. Ze willen daarover onderhandelen met Huts, maar die zit in het buitenland. Om uitgebreid zijn mening in de pers te ventileren, heeft hij vanuit het buitenland anders wel voldoende tijd. De onderhandelingen laat hij over aan zijn zoon, maar in zijn verklaringen geeft hij aan niet te willen toegeven en een onderhandeling zondagavond draaide op niets uit omdat er langs werkgeverszijde niemand iets kon beslissen. Zijn zoon liet zich vooral opmerken door vandaag met de deurwaarders naar ABES te trekken om de stakende dokwerkers daar individueel te intimideren. In de familie-Huts valt de appel duidelijk niet ver van de boom. De dreiging van een schadevergoeding wil Huts “onmiddellijk intrekken zodra men opnieuw begint te werken.” Maar hij wil pas onderhandelen als hij terug in het land is, op 23 juli mag die ‘blijde intrede’ verwacht worden.

    Met zijn provocaties zoekt Fernand Huts een open oorlog met het havenpersoneel. Die strijd gaat niet over personen maar over het behoud van degelijke arbeidsvoorwaarden versus een totale afbraak ervan. Als het van Huts afhangt, wordt voor de afbraak gegaan en hij richt zich nu tegen al wie daartegen protesteert. Daartoe zet hij deurwaarders en dreigementen in. Er wordt geprobeerd om de dokwerkers individueel te intimideren, terwijl dit bij uitstek een collectief conflict is.

    Tegenover de wanhoopsdaden van een neoliberale extremist als Fernand Huts, is er nood aan eengemaakt verzet. De dokwerkers stellen zich samen op tegen de afbraak van hun statuut. Als Huts de oorlog verklaart aan de dokwerkers, is solidariteit onder en met de dokwerkers van groot belang. Deze ‘oorlog’ belang ons immers allemaal aan. Als Huts ermee weg komt, wordt een nieuwe stap gezet in de aanhoudende sociale afbraak.

  • Protestactie tegen uitblijven eenheidsstatuut

    Gisteren voerden militanten van de bediendenbonden actie in Brussel tegen het uitblijven van een eenheidsstatuut. Er was een bijeenkomst op het Spanjeplein met getuigenissen van militanten. Er was enige frustratie dat we op een afgelegen plaats vast zaten. Veel militanten vroegen zich af wat ze daar konden doen. Velen dachten dat we naar het VBO zouden trekken, maar dat werd ons verhinderd door een indrukwekkende politieaanwezigheid.

    Verslag en foto’s door een BBTK-lid

    Voorbij de agenten geraken, zat er niet in. Een moedige syndicalist die dat even wilde uittesten, werd snel op de grond gegooid. Een aantal vertegenwoordigers van de bonden had een onderhoud met het VBO, maar toen ze terugkwamen kregen we niet eens een verslag van die bijeenkomst. Er werd ons enkel gezegd dat de actie gedaan was en dat er in september nieuwe acties komen.

    We trokken dan met een groepje naar de actievoerders die aan de Kunstberg wilden kamperen tot 8 juli (de deadline voor het stopzetten van de discriminatie tussen arbeiders en bedienden). De actievoerders daar krijgen enige steun van syndicale verantwoordelijken, maar sommige verantwoordelijken houden de boot af omdat het initiatief van de militanten zelf uitgaat.

    De actievoerders werden door de vakbondsverantwoordelijken overtuigd om hun tenten op te bergen om iets verder actie te voeren. Maar eens de tenten ingepakt waren, vertrok iedereen. De commissaris had het over de mogelijkheid van GAS-boetes indien dit niet gebeurde. Ik vroeg hem nog of dat het doel was van de GAS-boetes. De commissaris glimlachte even, de regelgeving was hier niet op gericht maar het kan intussen toch maar toegepast worden.

    We vertrokken met een klein groepje naar het Rouppeplein. We moesten daarbij voorbij de kantoren van de PS passeren. De agenten volgden ons op afstand, maar toen we bijna aan het PS-gebouw waren, sloeg de paniek toe. Er werd in allerijl een versperring opgezet zodat we niet langs het PS-gebouw konden wandelen. Blijkbaar was dit omdat er maandag bij de syndicale actie tegen het Europese besparingsverdrag enkele eieren naar het PS-kantoor werden gegooid.

  • “Voor onze openbare diensten en onze koopkracht, samen strijden tegen het besparingsverdrag”

    Gisteren waren er in heel het land acties en stakingen in de publieke sector. Daarmee werd geprotesteerd tegen het besparingsbeleid. In Brussel waren er verschillende betogingen, onder meer tegen het Europese Besparingsverdrag en voor de verdediging van onze openbare diensten. Verschillende syndicale woordvoerders stelden vanop de tribunes: "De zomer zal dodelijk zijn voor de openbare diensten. We kunnen de besparingen niet stoppen door gewoon te betogen, we moeten na de zomervakantie een versnelling hoger schakelen met een algemene staking".

    Verslag door Nico, Foto’s door Laurent en Julien

    • Opeenvolging van acties. Dit is geen actieplan…
    • Hoe de Europese besparingsmachine stoppen?

    Er heerste heel wat onduidelijkheid over deze actiedag. Op tal van werkplaatsen kwam het mobilisatiemateriaal heel laat of zelfs niet. Er waren bovendien verschillende afspraken en betogingen, wat ook niet bijdroeg aan de duidelijkheid. Maar ondanks die elementen waren er op de twee grote betogingen in Brussel toch ongeveer 5.000 betogers. De acties vonden plaats in de buurt van de nationale kantoren van de PS aan de Keizerlaan, een honderdtal betogers trok na afloop naar dat kantoor om te roepen: "PS, je bent eraan, de arbeiders staan op straat" of nog "Allemaal samen, algemene staking."

    In Brussel begonnen we met stakersposten van verschillende openbare diensten. Er volgde een betoging van het personeel van de lokale en regionale besturen die samen ging met een betoging in gemeenschappelijk vakbondsfront aan de Financietoren. Die betoging was gericht tegen het Europese besparingsverdrag dat momenteel in de verschillende parlementen wordt voorgelegd. Langs Franstalige kant bevestigden MR, CDH en PS op een debat van de twee grote vakbonden dat ze zouden voorstemmen. Het groene Ecolo nam een originele positie in: in het federaal parlement werd tegengestemd, in de Waalse en Brusselse parlementen voor. Het maakt eens te meer duidelijk dat er nood is aan ons eigen breed politiek verlengstuk, de gevestigde partijen kiezen openlijk voor het andere kamp, diegenen die verantwoordelijk zijn voor zowel de crisis als de besparingen.

    Ondertussen was er een bijeenkomst van personeel van de openbare diensten die aangesloten zijn bij het ABVV en de ACLVB. Deze bijeenkomst aan het Fontainasplein luisterde eerst naar enkele toespraken. Er werd onder meer gezegd dat deze actiedag slechts de eerste is in een actieplan in de openbare sector waarbij er in het najaar een algemene staking zou komen tegen het besparingsbeleid. Er zijn bij de dienst Financiën al 3.500 posten verdwenen, dat kan enkel de grote fraudeurs tevreden stellen. De fiscale fraude in ons land zou oplopen tot meer dan 20 miljard euro per jaar. De regering wil slechts één op vijf ambtenaren vervangen bij pensionering.

    De twee betogingen kwamen uiteindelijk samen en trokken naar Kunstberg. Daar werd de actie afgesloten, waarna een honderdtal betogers nog even naar de lokalen van de PS trok.

    Het wordt tijd dat het verzet ernstig wordt georganiseerd met een goed actieplan tegen de besparingen en tegen de afbouw van de openbare sector. Er is nood aan een democratische discussie om een actieplan op te stellen met goed voorbereide acties met duidelijke afspraken waarbij er een opbouw is naar verdergaandere acties. De acties moeten niet als doel hebben om wat stoom af te laten, maar om een krachtsverhouding op te bouwen. Daarbij moeten we zo breed mogelijk mobiliseren, zowel onder personeel als gebruikers van openbare diensten. Want ook de gebruikers van openbare diensten zijn het slachtoffer van de afbouw ervan.

    Bijeenkomst voor de lokalen van ACOD-Brussel

    Financietoren

    Bijeenkomst ACOD op het Fontainasplein

    Kunstberg

    Actie voor de kantoren van de PS

  • Syndicale betoging tegen sociale afbraak

    De werkgevers die de afgelopen jaren recordwinsten boekten en de rekeningen van hun grote aandeelhouders in belastingparadijzen fors spijsden, vonden het uiteraard niet kunnen dat gewone werkenden het niet nemen dat hun levensstandaard onder vuur wordt genomen. Werkgeversfederatie VBO was razend kwaad, een woordvoerder van de patroons in de chemiesector schreef een opiniestuk dat in diverse kranten verscheen. Voor de eisen van de tienduizenden betogers (het ABVV sprak van 35.000 betogers) was er minder aandacht. Zij protesteerden tegen de loonbevriezing en voor een eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden, een statuut met harmonisatie naar boven.

    Foto’s door Michel (Brussel)

  • Syndicale betoging tegen sociale afbraak (2)

    De oproep van ABVV en ACV om te betogen, werd massaal beantwoord. Tienduizenden betogers kwamen op voor een harmonisatie van het arbeiders- en bediendenstatuut (voor een harmonisatie naar boven), maar ook tegen de loonbevriezing en het besparingsbeleid in het algemeen. Een opeenvolging van acties zal niet volstaan om dat beleid te stoppen. We stelden in ons pamflet dat dit "een echt opbouwend, goed voorbereid en democratisch bediscussieerd actieplan vergt, inclusief algemene stakingen. Om te beginnen in België, maar gekoppeld aan een Europees actieplan."

    Foto’s door Nico

  • Opeenvolging van acties. Dit is geen actieplan…

    De golf van besparingen en talloze aankondigingen van afdankingen zorgden ervoor dat de roep naar een actieplan steeds luider weerklonk in de vakbonden. Dat heeft de vakbondsleiding ertoe aangezet om een ‘actieplan’ uit te werken. Sinds maart is er iedere week wel ergens in het land een actie of een betoging.

    Artikel door Ben (Charleroi) uit de juni-editie van ‘De Linkse Socialist’

    Mogelijk heb je zelf ook al van deze acties gehoord, ook al was je er niet altijd op voorhand van op de hoogte. Wie wel van een of andere actie of betoging wist, had ongetwijfeld niet door dat er een actieplan achter zat. Het volstaat niet om acties te organiseren door een e-mail rond te sturen.

    Het zijn overigens niet alleen de delegees en militanten die weinig weten van het fameuze ‘actieplan’, ook heel wat vrijgestelden die voor de vakbond werken, begrijpen het ‘plan’ niet. Sommigen stelden dat het actieplan begon met de betoging in Luik in maart, anderen hadden het over de betoging in Namen in april en nog anderen denken dat het actieplan begon met de betoging in Charleroi op de vooravond van 1 mei. Mogelijk zullen sommigen denken dat het actieplan uiteindelijk begon met de betoging in Doornik op 23 mei.

    Acties voeren of een plan?

    Er is geen gebrek aan acties geweest, sommigen waren beter georganiseerd en getuigden van meer strijdbaarheid dan anderen. Deze acties waren zeker noodzakelijk, alle sociale verworvenheden liggen immers onder vuur. Maar waar we wel over moeten nadenken, is over de strategie en over wat het planmatige element van het ‘actieplan’ is.

    Zonder strategie riskeren we geleidelijk aan tot een demobilisatie van de militanten te komen omdat de opeenvolgende acties eerder een uitputtingsslag zijn in plaats van een opbouw van een beweging. Kijk maar naar wat er bij ArcelorMittal gebeurde. Daar trokken de arbeiders zonder perspectief van betoging naar betoging en ze waren met steeds minder. Een syndicale verantwoordelijke stelde recent: “De mensen beginnen te zeggen dat er geen hoop meer is en ik begin zelf ook pessimistisch te worden.”

    Alleszins was het actieplan niet duidelijk. We vernamen druppelsgewijs nieuws over verschillende acties, zonder dat er een volledig overzicht was en zonder dat er een plan was om alle militanten te betrekken bij de mobilisatie van hun collega’s, vrienden,… Op zijn minst was het goed geweest dat er op de acties zelf een volgende datum werd aangekondigd om zo de organisatie ervan te versterken. Het zou ook goed geweest zijn moest een actieplan opgebouwd hebben naar een algemene 24-urenstaking als voorlopige conclusie van het actieplan. Dat zou het mogelijk maken om de beweging op te bouwen om uiteindelijk de kracht van de arbeidersbeweging ook effectief te benutten in een stakingsdag.

    De zwaktes bediscussiëren om onze strategie te versterken

    Sommigen zeggen dat we de kritiek niet moeten richten op de vakbonden die tenminste nog iets van actie ondernemen. Dat zou ons niet vooruithelpen, maar hoe geraken we dan wel vooruit? Door onze zwaktes te negeren en er niet over te discussiëren? Als we geen kritiek kunnen geven op onze eigen organisaties om lessen te trekken uit fouten en om onze strategie aan te scherpen, stevenen we af op demoralisatie en demobilisatie.

    Het patronaat en haar politieke lakeien weten maar al te goed wat onze zwaktes zijn. Ze zullen hun asociale plannen niet opbergen omdat wij eens kwaad kijken. De krachtsverhouding ligt momenteel niet in ons voordeel, we ondergaan tal van aanvallen die onvoldoende beantwoord worden. Als we daar verandering in willen brengen en opkomen voor het behoud van onze verworvenheden waarbij we opnieuw overwinningen boeken, dan moeten we de strijd ernstig nemen en ze dus ook ernstig organiseren.

    Er is nood aan een echt actieplan. Een plan dat acties, betogingen en stakingen omvat. Maar ook een plan dat wordt bediscussieerd en opgebouwd van onderuit om de beweging te versterken en de betrokkenheid op te drijven waarbij er in alle bedrijven, scholen, wijken,… een democratische discussie is over het actieplan en de verdere stappen alsook over onze alternatieven. Op die basis kunnen we overwinningen boeken.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop