Category: Op de werkvloer

  • Neen aan sociale dumping

    Vandaag wordt door de vakbondsfederaties uit de bouwsector actie gevoerd tegen de sociale dumping. Aanleiding is de Europese discussie over de regels inzake detachering. Vandaag is het mogelijk om bouwvakkers uit landen met lage lonen en slechte arbeidsvoorwaarden via detachering in andere landen te laten werken. Dat zet alle lonen en arbeidsvoorwaarden onder druk. In het kader van het eenheidsstatuut in ons land werd dat bevestigd met de invoering van een nieuwe discriminatie voor bouwvakkers met een slechtere bescherming.

    De discussie is niet nieuw. Bijna tien jaar geleden kwam de Europese Unie met de richtlijn-Bolkestein waardoor het gemakkelijker werd om voornamelijk Oost-Europese werknemers hier tewerk te stellen aan Oost-Europese lonen. Dat kaderde in het zogenaamde ‘vrije verkeer van diensten’ waarbij bedrijven uit Europese lageloonlanden hun diensten elders mogen aanbieden met werknemers uit hun eigen land. Er zijn minimale beperkingen en regels, maar er is veel meer sprake van misbruik en onder meer postbusbedrijven die officieel in een land met lage lonen en beperkte sociale bescherming gevestigd zijn maar dat in de praktijk niet zijn en gewoon geïnteresseerd zijn in de lage lonen. Dat is niet alleen het geval in de bouwsector, ook in de transportsector is het een vaak gehanteerde methode. De beperkingen lopen bovendien op hun einde, vanaf 1 januari 2014 is een volledig ‘vrij verkeer van diensten’ vanuit Bulgarije en Roemenië mogelijk.

    De sociale dumping zet alle arbeidsvoorwaarden en lonen onder druk. Met de oprukkende economische crisis en de sociale ramp die daarmee gepaard gaat in zowel Zuid- als Oost-Europa (maar ook steeds meer in het noorden) dreigt het proces van sociale afbraak te versnellen. Op de EU hoeven we niet te rekenen om daar verandering in te brengen. Het is de EU die als onderdeel van de trojka gaat onderhandelen met onder meer de Griekse regering om het besparingsbeleid van sociale afbraak te versnellen. Nog te versnellen, is een correctere omschrijving. De vraag is daar hoe ver de sociale afbraak kan gaan, met twee derden van de jongeren die zonder werk zitten is er niet veel speling meer.

    Destijds was er Europees protest tegen de richtlijn-Bolkestein en andere asociale maatregelen op Europees vlak. Het ontbrak echter aan een actieplan en strategie om het Europees beleid ook effectief te blokkeren. Sindsdien zagen we nuttige stappen zoals het opzetten van Europese actiedagen, op 14 november 2012 ging dat zelfs gepaard met een algemene staking in Spanje en Portugal. Een gecoördineerde Europese actie, met inbegrip van stakingsacties, in de opbouw naar een eerste algemene staking op Europees niveau, zou gepast zijn om het huidige besparingsbeleid effectief een halt toe te roepen. Dat de geplande acties op 19 en 20 december tegen de EU-top in Brussel met syndicale steun (voornamelijk uit Brussel zelf) verder gaan dan louter symbolische acties en gezondheidswandelingen, is een nuttige bijdrage aan het debat over welk soort acties we nodig hebben.

    Inzake detachering stelden wij destijds voor dat gestuurde werknemers verplicht onder de arbeids- en loonvoorwaarden van het land waar ze werken zouden vallen en ook onder het socialezekerheidsstelsel van dat land. Dat zou de verdeel-en-heersstrategie van de EU doorkruisen. In naam van Europese eenmaking worden de werkenden van verschillende Europese landen immers tegen elkaar uitgespeeld.

    De bouwvakbonden in ons land verwijzen naar een rapport van de werkgevers uit de sector die een enquête hielden onder aannemers en vaststelden dat bijna acht op de tien aannemers een of meer opdrachten verloor aan een buitenlands bedrijf dat goedkoper is. De werkgevers stellen: “De buitenlandse concurrentie zit op een peil dat we nog nooit bereikt hebben in het verleden.” De werkgevers zullen natuurlijk altijd wel een argument vinden om onze lonen en arbeidsvoorwaarden in vraag te stellen. Ze gebruiken de situatie vandaag om onder meer een “structurele verlaging van de loonlasten” te eisen.

    Er is effectief sprake van concurrentie op basis van lage lonen en slechte arbeidsvoorwaarden. Ons antwoord daarop moet niet bestaan uit het meestappen in de neerwaartse spiraal (wat bijvoorbeeld met de uitzondering op het eenheidsstatuut gebeurde), maar een offensieve strijd voor verbetering en eenmaking van arbeidsvoorwaarden en lonen. Terecht protesteren de vakbonden ook tegen het feit dat overheidsopdrachten toegekend worden aan bedrijven die werken met sociale dumping. Zo haalde het ACV uit naar Eandis en andere bedrijven die contracten voor infrastructuurwerken toekennen aan aannemers met dumpingprijzen en bijhorende lonen. Het ACV merkt op: “Een van de winnaars van de aanbesteding heeft gemiddelde personeelskosten van 9.000 euro per jaar. Dat terwijl het gemiddelde in de sector tussen 35.000 en 40.000 euro ligt.”

    In de strijd tegen sociale dumping moeten we ons niet beperken tot een defensieve strijd, lobbywerk en symbolische acties. We moeten bouwen aan ééngemaakte strijd van alle werkenden om het afbraakbeleid op alle niveaus te stoppen.

  • Dienstencheques niet uithollen. Maak er openbare diensten van!

    Tien jaar geleden werd het systeem van de dienstencheques in leven geroepen door Frank Vandenbroucke, toenmalig sp.a-minister van Werk. Het doel was 25.000 werknemers uit het zwarte circuit te halen. Intussen zijn er 180.000 werknemers en is de sector goed voor 4,3 procent van de totale Belgische tewerkstelling. Dit proces van “verwitting” van huishoudelijke diensten kan door de besparingstsunami opnieuw omgekeerd worden.

    Artikel door Jef, militant ACV Voeding & Diensten

    In januari 2013 werd de prijs per cheque verhoogd met 1 euro, vanaf nieuwjaar komt daar nog eens 50 cent bij, wat de prijs voor een cheque op 9 euro brengt. In juli werd het maximumbedrag voor fiscale aftrek gehalveerd. Niets van deze extra inkomsten gaat naar de dienstenchequebedrijven en al helemaal niet naar de werknemers.

    Daarnaast is de regering aan een offensief begonnen om het aantal dienstenchequebedrijven en bijgevolg ook het aantal werknemers drastisch terug te dringen. Het huidige succes brengt immers een te hoog kostenplaatje met zich mee. Dat ligt niet aan de (gedeeltelijk) gesubsidieerde werknemers die door belastingen en sociale bijdragen in feite deels hun eigen loon financieren. Heel wat politieke partijen, opiniemakers, professoren, enzovoort bekijken de dienstencheques vooral vanuit een budgettair oogpunt. Wij steunen de vakbonden die voluit gaan voor het verdedigen van de dienstencheques vanuit het perspectief van de werknemers.

    Het is trouwens ook de werkgevers niet ontgaan dat de regering het aantal werknemers wil terugdringen naar de oorspronkelijke doelstelling. Verschillende dienstenchequebedrijven hebben zich verenigd in een nieuwe federatie: Unitis. Nathalie Garcia-Hamtiaux, voorzitster van Unitis, verklaarde: “We vertegenwoordigen alle actoren uit de sector. Nu we elkaar gevonden hebben, kunnen we eensgezind de strijd aangaan. Als er niet dringend iets verandert, dan doet binnen de twee jaar het grootste deel van onze bedrijven de boeken dicht en hebben we er 130.000 werklozen bij.”

    De vakbonden van hun kant vinden het tijd dat er na tien jaar eindelijk iets gedaan wordt aan de slechte loon- en arbeidsvoorwaarden die schering en inslag zijn in de sector. Een verhoging van de brutolonen en een systeem van sectorale anciënniteit moeten de koopkracht verhogen. Het systeem van verplaatsingen moet eenvoudiger, de kostendekkende vergoedingen realistischer en de verplaatsingstijd voor het indienen van de cheques moet gezien worden als arbeidstijd. Daarnaast dient er onderhandeld te worden over de werklast van 45-plussers en betere garanties voor zwangere werkneemsters.

    Vanaf de invoering ervan stond LSP kritisch tegenover het systeem van dienstencheques. Een op zich progressief gegeven, het creëren van diensten die voor werkende ouders, en dan vooral moeders, de huishoudelijke arbeid verlichten, wordt vaak overschaduwd door de slechtst mogelijke contracten, werkomstandigheden en lonen die er op de arbeidsmarkt te vinden zijn. Privé-bedrijven creëren dit soort jobs enkel als er winst op te maken valt, wat in die sector nagenoeg onmogelijk is zonder de combinatie van lage lonen, slechte werkomstandigheden en hoge loonsubsidies. Maar deze jobs zijn wel nodig, zowel voor de (grotendeels) vrouwen die erin tewerkgesteld zijn als voor de werkende gezinnen die er gebruik van maken. Eerder dan beperkt te zijn voor de gezinnen die dergelijke diensten kunnen betalen, zou het bovendien een recht moeten zijn voor alle gezinnen die er nood aan hebben. Het creëren van stabiele diensten die betaalbaar zijn en toch degelijke werkomstandigheden en lonen bieden, is echter enkel mogelijk door de omvorming van de sector tot een openbare dienst met vaste statutaire tewerkstelling en degelijke loon- en arbeidsvoorwaarden.

    Openbare diensten in de vorm van was- en strijkateliers, uitbreiding van thuiskuisdiensten met voldoende aanbod voor alle gezinnen die daar nood aan hebben, aanbod van verse en kwaliteitsvolle maaltijden in de werkplaatsen, scholen en wijken, crèches en andere onthaalstructuren voor kinderen van alle leeftijden, voor zieken, zorgbehoevende bejaarden en mensen met een handicap,… zijn maatregelen die het leven van brede lagen van vrouwen, en met uitbreiding de gezinnen, een flink stuk zouden verlichten. Om deze op een stabiele wijze te kunnen aanbieden aan allen die het nodig hebben, zal een strijd voor de nodige middelen moeten worden gevoerd vanuit het begrip dat de privé-sector dit enkel zal doen op de kap van de gebruikers door hoge prijzen en/of op de kap van de werknemers door lage lonen.

    Maandag 9 december: concentratie van militanten van ACV Voeding en Diensten die actief zijn in de dienstenchequesector

  • Tegen werkloosheid en onzekere jobs: 32-urenweek zonder loonverlies!

    De werklozen gratis laten werken? Dat is het voorstel van zowel Rik Daems als Liesbeth Homans in navolging van wat onder meer in Rotterdam (onder sociaaldemocratisch bewind) gebeurt. Sommigen bij de PS staan klaar om het idee over te nemen. In Charleroi werd het vernieuwde debat over dit voorstel niet afgewacht door Philippe Van Cauwenberghe om zich tijdens de verkiezingscampagne van 2012 voor het idee uit te spreken.

    Artikel door Ben (Charleroi)

    Als we de redenering van de asociale politici doortrekken, kunnen we misschien iedereen die voor de overheid werkt afdanken en vervangen door ‘vrijwillige’ werklozen? En als we het in de publieke sector doen, waarom dan ook niet meteen in de private sector? Als de overheid haar personeel laat werken en leven aan een inkomen tussen 450 en 1.100 euro per maand, zou de begroting er ongetwijfeld heel goed uit zien met enorme besparingen op de lonen. Het zou de bedrijven toelaten om de winsten op te voeren en de fameuze loonkloof met de buurlanden zou direct weg gewerkt zijn. (Er zou natuurlijk nog een zekere loonkloof met China, Bangladesh,… blijven maar die kan nadien ook aangepakt worden…)

    De absurditeit van deze redenering zou ons doen glimlachen moest ze niet zo dicht bij de realiteit aanleunen. Enerzijds wordt tot afdankingen in de gemeenten overgegaan en wordt algemeen bespaard op de openbare diensten en verdwijnen er jobs in de privé, terwijl anderzijds werklozen verplicht worden om gelijk welke job te aanvaarden en uiteindelijk zelfs verplicht worden om gratis te werken.

    Waarom geen degelijke jobs?

    Tegenover de aanvallen op de werklozen is dit de eerste vraag die we ons stellen. Het antwoord is dat de logica van concurrentie, winsten en besparingen druk zetten om de lonen en arbeidsvoorwaarden naar beneden te trekken. Om dat te doen, is het inzetten van de groeiende groep werklozen met gedwongen arbeid tegen slechte lonen en voorwaarden natuurlijk een uitstekend instrument.

    Om de kwestie van de massale werkloosheid op te lossen, is er nood aan honderdduizenden jobs. Dat is ook mogelijk. Het ontbreekt niet aan sociale noden die vandaag niet ingelost worden. Om dat wel te doen, moeten we ons richten tegen de privileges van het patronaat en de grote aandeelhouders. Met een collectieve arbeidsduurvermindering, om te beginnen tot 32 uur per week, kan het beschikbare werk verdeeld worden. De strijd voor een volledige tewerkstelling op basis van deze maatregel is een eerste stap in het verwerpen van de winstlogica en de private eigendom van de productiemiddelen. Dit vloeit over in de eis van de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie onder democratische controle van de werkende bevolking zodat de productie kan gericht worden op de behoeften van de bevolking in plaats van de verrijking van een kleine minderheid van parasieten onder de werkgevers, renteniers en grote aandeelhouders.

    Wat te doen?

    Het staat vast dat zwijgen en niets doen de strijd nooit vooruit helpt. Integendeel. Als we niets doen, ziet ons toekomstbeeld er steeds slechter uit. We hebben nood aan een strijdbare strategie om een programma af te dwingen dat ons vooruitgang brengt. Zullen we wachten tot een werkloze zichzelf in brand steekt voor de kantoren van de RVA vooraleer ernstig zal geantwoord worden op de jacht op de werklozen? Zullen we wachten tot het ogenblik dat we allemaal werkloos zijn om een massale strijd voor degelijke jobs te organiseren? We moeten ons nu organiseren en ons niet beperken tot een verzet tegen het asociale beleid, we moeten ook in de tegenaanval gaan met offensieve eisen.

    In 1933 was de eerste grote werklozenmars in Frankrijk de voorloper van de opkomst van het Volksfront en een offensieve sociale beweging. Vandaag zet de oprukkende wekloosheid de kwestie opnieuw op de agenda. Het gebrek aan werk en de aangroei van het werklozenleger in een context van aanvallen op de rechten van werklozen (beperking van de uitkering in de tijd, degressiviteit van de uitkeringen,…) leidt tot een groeiende woede. Laat ons die woede organiseren om een beweging op te bouwen waarmee we een einde maken aan het kapitalisme om het te vervangen door democratisch socialisme.

  • Nieuw protest bij personeel van koude lijnen van ArcelorMittal

    Deze week waren er verschillende werkonderbrekingen bij het personeel van de koude fase van ArcelorMittal in de regio Luik. Er waren verschillende stakersposten die een hele week bleven staan. De reden hiervoor is de finale onderhandeling van een sociaal plan dat de directie en de vakbonden normaal tegen 30 november wilden sluiten. Eerder dit jaar, op 24 januari, kondigde ArcelorMittal aan dat zeven koude lijnen dicht gingen. Van de 3.053 betrokken werknemers, zullen er slechts 845, waarvan 370 arbeiders, overblijven. Er zijn ook 260 jobs die geoutsourcet worden.

    Verslag van aan de stakersposten door Cécile (Brussel)

     

     

    Woensdag ging ik naar drie stakingspiketten in Flerbatil, Kassales en Flemalle. Ik ging mee de steun van LSP aan de stakers betuigen en om te weten wat er aan de hand is.

    Onzeker klimaat in context van massale werkloosheid

    Er is een enorme onzekerheid en twijfel over de toekomst onder de arbeiders. In Flerbatil werd een tiental dagen geleden een nieuwe werkstructuur aan het personeel voorgesteld. Daarbij werden een veertigtal werknemers onwel (1). Het is daar dat de directie aankondigde dat bijna de helft van de jobs verdwijnt. De arbeiders wachten nu angstvallig af wie er juist weg moet.

    François (2), 51 jaar en al tien jaar arbeider op de site van Tilleur, zegt me dat de toekomst onder ArcelorMittal steeds onzeker is geweest. De arbeiders vrezen steeds dat ze op een dag te horen krijgen dat de volledige staalproductie wordt gesloten. Vandaag wordt die angst versterkt door de context van economische crisis. Waar zullen de staalarbeiders nieuwe jobs vinden? De reconversie van arbeiders zoals François is niet evident. Behalve het werk dat ze steeds in de fabriek deden, hebben ze immers geen kwalificaties. Maar ze kunnen met hun ervaring nergens anders terecht.

    Christophe, een delegee van het FGTB op dezelfde site, spreekt me over de context: de meeste arbeiders kunnen niet terecht op de arbeidsmarkt en er is bovendien een echte jacht op de werklozen onder deze regering. Het leidt tot onrust onder de arbeiders en hun gezinnen.

    Wat te doen? Waarvoor strijden we?

    “De politieke wereld weerspiegelt de samenleving niet”, bevestigt Christophe. “Er wordt aanhoudend steun gegeven aan de werkgevers om jobs te creëren, maar dat gebeurt niet. Er zijn steeds minder jobs.” De 138 miljoen die het Waalse Gewest aan ArcelorMittal ‘leent’ om te investeren in enkele strategische koude lijnen vormen er een zoveelste voorbeeld van (3).

    Op het piket in Kessales legt een andere FGTB-delegee, Marc, me uit dat er geen vertrouwen is in de oplossingen die Jean-Claude Marcourt probeert te bekomen. Nadat een groep experts eerder had aangetoond dat de Luikse staalsector kan gered worden omdat er kwaliteitsvol wordt gewerkt, stelde Marcourt voor om een decreet in te dienen voor de tijdelijke onteigening met het oog op het zoeken naar een overnemer. Dat plan werd al gauw aan de kant geschoven. “Onze eerste eis was de overname van de productiemiddelen, zoals dit bij FN in Herstal gebeurde. Dat is de enige oplossing om de werkgelegenheid te redden. Maar het industrieel plan werd in juli opgemaakt, nu is het te laat”, stelde Marc.

    Op het derde piket, in Flémalle, vertelt Alain die al 30 jaar in de staalsector werkt over wat hij denkt van de politieke situatie en de gevolgen voor syndicalisten. “We hebben geen politiek verlengstuk meer, dat is een groot probleem. De structuren van het FGTB zijn volledig verbonden met de PS en Marcourt, zij proberen de basis tot kalmte aan te zetten.” Hij legde me uit dat de stakersposten er kwamen onder druk van de basis die eiste dat er acties zouden zijn, zowel spontane als georganiseerde acties. Hij legde me ook uit dat we bij ArcelorMittal het failliet van de syndicale beweging en zijn onafhankelijkheid zijn. We zijn het er beiden over eens dat de oproep van Daniel Piron voor de opbouw van een nieuw links alternatief in deze context erg belangrijk is.

    In deze moeilijke omstandigheden komt vaak de vraag waarom er actie wordt gevoerd en wat het nut ervan is. Véronique, een arbeidster bij ArcelorMittal en een erg strijdbare militante, zegt me dat we de tijd moeten nemen om het belang van de strijd uit te leggen. “We strijden niet meer voor het behoud van de jobs, dat is voorbij. Maar we komen wel op voor onze sociale verworvenheden. Met al het geld dat Lakshmi Mittal in zijn zakken steekt, kunnen grote vergoedingen betaald worden.” Alain is het daarmee eens en voegt eraan toe dat de strijd ook moet aangeven dat er politieke en sociale verandering nodig en mogelijk is, de strijd kan het bewustzijn veranderen. “Iedere dag van strijd is een feestdag, want de productiemiddelen behoren ons toe.” De strijd en de stakingsacties kunnen het bewustzijn aanscherpen en duidelijk maken dat we het huidige beleid niet aanvaarden.

    Momenteel is de site van Flerbatil opnieuw aan een 24-urenstaking bezig. Sommigen willen een staking ‘tot de finish’. Andere leden van LSP bezochten de piketten op woensdagavond.


    Noten

    1. (1) http://www.lalibre.be/economie/libre-entreprise/des-travailleurs-d-arcelormittal-font-un-malaise-apres-la-presentation-des-organigrammes-528275603570ea593db99246
    2. Alle namen zijn fictief
    3. http://www.7sur7.be/7s7/fr/1536/Economie/article/detail/1732569/2013/10/31/La-Wallonie-va-preter-138-millions-a-Mittal.dhtml
  • Twee dodelijke slachtoffers bij ontploffing Total: een ‘accident waiting to happen’ op de Antwerpse Scheldelaan

    Het onderzoek naar het incident met de stoomvalve waarbij twee werknemers van een onderaannemer het leven lieten moet nog gevoerd worden. Maar eigenlijk kan men het zonder overdrijving een “accident waiting to happen” noemen. Het ongeval had plaats in de Total-raffinaderij maar het had plaats kunnen vinden in ieder van de grote petrochemische bedrijven op de Scheldelaan in Antwerpen. Bij andere bedrijven zoals BASF, Bayer, Evonik-Degussa, Monsanto, ExxonMobil,… wordt op net dezelfde wijze gewerkt qua productie en onderhoud.

    Een correspondent

    Een deel van de risico’s wordt vandaag door de werkgevers in de petrochemie omwille van het geldgewin en de lagere lonen doorgesluisd naar bedrijven van onderaannemers. In de onderhoudsdiensten en technische afdelingen van de grote petrochemische bedrijven werkten vroeger bijna evenveel werknemers als in de productie. Deze diensten werden echter geoutsourcet en/of het takenpakket wordt doorgeschoven naar onderaannemers.

    Grote stilstanden en zelfs het dagelijks onderhoud worden ieder dag opnieuw afgewerkt door duizenden werknemers van onderaannemers want “time is money”. Bij de werkgevers in de petroleumsector staat niet langer de vakkennis, de kennis van de chemische producten, het opleiden van de werknemers en de veiligheid centraal maar wel een zo laag mogelijk kost van de shutdowns en het onderhoud.

    Werknemers die voor een appel en ei komen werken uit Portugal, Polen, Roemenië,… en gelogeerd worden in bungalowparken of in wagens en campers op de parking van de chemische bedrijven. Het zijn toestanden die schering en inslag zijn. Vaak “reizen” deze werknemers van shutdown naar shutdown. Telkens worden ze gedwongen om lange uren te kloppen in stressvolle situaties want één dag langer stilstaan betekent een miljoenverlies voor de patroons in de petrochemie. Wat veiligheid betreft wordt door de syndicale delegaties in de petrochemie al veel langer aangeklaagd dat bijvoorbeeld het gebrek aan productkennis, kennis van de installatie maar ook van de taal onvermijdelijk moet leiden tot incidenten en ongevallen. Ook de SEVESO-inspectiediensten werden meermaals door de vakbonden gecontacteerd over de problematiek.

    Bij de werknemers en onderaannemers van TOTAL komt de dodelijk afloop dubbel zo hard aan. Er was reeds gewaarschuwd door de vakbonden dat men afstevende op ongelukken wanneer veilig werken en de nodige investeringen om dit werkelijk te kunnen niet prioriteit nummer 1 zouden worden.

    Daarbij is er dan nog eens de huidige impasse bij de cao-onderhandelingen waar de directie éénzijdig een patronaal voorstel voorlegde dat bij vele werknemers als beledigend overkwam en op geen enkele manier de werknemers wil laten delen in de miljardenwinst van TOTAL.

    Bij de explosie op 19 november vielen twee dodelijke slachtoffers. We betuigen ons medeleven met de families, vrienden en collega’s van de slachtoffers.


    Controle op onderaanneming en meer middelen voor veiligheid nodig!

    Momenteel is er amper controle op onderaanneming. Dat zet de deur open voor wanpraktijken en het verhoogt het risico op ongevallen. In Frankrijk werd beslist dat een meer gestructureerd overleg verplicht is bij onderaanneming. Dat gebeurde niet toevallig na een grote ramp met een ontploffing in de chemische fabriek AZF in Toulouse in 2001. Na die ramp werd in het Franse parlement zelfs even overwogen om het gebruik van onderaannemers in risicovolle bedrijven te verbieden. Om de veiligheid te garanderen, zou het Comité voor Preventie en Bescherming op de Werkvloer (CPBW) een controle moeten kunnen uitoefenen op de onderaannemers. Een overlegorgaan met de vakbonden van zowel het hoofdbedrijf als de onderaannemers, zou eveneens een nuttige bijdrage kunnen vormen en de eenheid op de werkvloer versterken.

  • Ongelijkheid wordt op school bevestigd

    De afgelopen tien jaar werd met mondjesmaat bespaard op het onderwijs. Er waren geen grote aanvallen, maar ook niet voldoende middelen om degelijk onderwijs voor iedereen toegankelijk te maken. Twee Leuvense onderzoekers stellen vast dat de ongelijkheid in het onderwijs de afgelopen tien jaar verder is toegenomen. De segregatie tussen scholen met ‘kansarme’ en scholen met ‘kansrijke’ leerlingen is fors toegenomen.

    Dergelijke studies doorprikken het neoliberale dogma dat ieder individu heer en meester over zijn eigen lot is. Als we maar hard studeren en hard werken, kunnen we allemaal rijk worden. Zo luidt de stelling van menig doorwinterd neoliberaal. Nu blijkt echter dat wie van arme afkomst is een steeds grotere kans heeft om in armoede te blijven. Onderwijs maakt sociale ongelijkheid niet kleiner, maar bevestigt dit net.

    De Standaard wijst vandaag op een onderzoek van de Leuvense onderwijseconomen Steven Groenez en Thomas Wouters. Die stellen vast: “Als scholen een goede afspiegeling zouden zijn van de samenleving, dan zouden in buurten waar bijvoorbeeld een op de vier kansarm is en drie op de vier kansrijk, de scholen er ook zo uitzien. Dat is nu niet het geval, en zelfs minder dan tien jaar geleden. Maar ook de scholen die tien jaar geleden een goede mix vertoonden, zijn gemiddeld genomen meer gesegregeerd geraakt.”

    Leerlingen van ‘kansarme’ afkomst komen minder gemakkelijk in het aso terecht. Scholen met veel ‘kansarme’ kinderen trekken steeds moeilijker ‘kansrijke’ kinderen aan waardoor de segregatie steeds verder toeneemt. De afgelopen tien jaar werden ‘kansarme’ scholen in de meeste gevallen nog kansarmer, zowel in het lager als het secundair onderwijs.

    Kan hier verandering in worden gebracht? Natuurlijk, maar dat vereist een drastische uitbreiding van de publieke financiering voor het onderwijs zodat alle scholen voldoende middelen hebben om alle jongeren beter te begeleiden. En het vereist natuurlijk ook een strijd voor een samenleving waarin de groeiende kloof tussen een kleine superrijke elite en de rest van de bevolking ongedaan wordt gemaakt. Ongelijkheid zit in het kapitalisme ingebakken, hoog tijd om er komaf mee te maken en te bouwen aan een socialistisch alternatief!

  • Brochure Charleroi. Wat was het ABVV-programma van 1945?

    Brochure Charleroi

    Het ABVV van Charerloi en Zuid-Henegouwen bracht een brochure uit onder de titel “8 vragen in verband met de oproep van één mei 2012 van het FGTB /ABVV Charleroi-Sud Hainaut”. De brochure is nu ook in het Nederlands te verkrijgen. Een pdf vind je op onze website, de brochure kan je ook via onze redactie bekomen. In dit dossier belichten we een aspect dat in de brochure aan bod komt: de historische achtergrond van het ABVV-programma van 1945.

    Dossier door Eric Byl uit de novembereditie van ‘De Linkse Socialist’. PDF van de brochure van ABVV Charleroi Zuid-Henegouwen

    De band tussen het ABVV en de sociaaldemocratie staat net zoals die tussen het ACV en de christendemocratie onder druk. Zelfs de vakbondstop pleit niet langer voor enthousiaste campagnes voor de ‘politieke partners’, maar houdt het op een defensieve oproep voor “het minste kwaad”. Zonder alternatief ter linkerzijde komt ze daarmee weg. Maar dat begint te kantelen. Het ABVV-gewest Charleroi en Zuid-Henegouwen tracht de druk aan de basis om de politieke oriëntatie van het ABVV in vraag te stellen, te vertalen naar een bundeling van alle formaties die zich links van de sociaaldemocratie en de groenen opstellen.

    Beginselen van het ABVV

    Het gewest richtte daartoe een steuncomité op met haar uitvoerend bestuur, vertegenwoordigers van radicaal links en een waarnemer van de gewestelijke christelijke bediendenbond. Dat comité organiseerde op 27 april een eerste meeting met 400 aanwezigen. Sindsdien publiceerde het ABVV-gewest een brochure waarin ook de beginselverklaring van het ABVV uit 1945 is opgenomen. Dat is geen vodje papier, maar bevat de besluiten van de toenmalige syndicalisten uit de periode van de Grote Depressie in het begin van de jaren ’30 tot het einde van WO II. Sinds het begin van de Grote Recessie in 2008 is ze opnieuw brandend actueel.

    De beginselverklaring bestaat uit niet meer dan 15 punten. De kloof tussen wat daarin staat en wat onze vakbondsleiders vertellen op congressen en bijeenkomsten, laat staan in de media, kan nauwelijks dieper. Het is nochtans tot op vandaag het officiële beginsel van het ABVV en wordt in lidmaatschapsboekjes, als die er nog zijn, opgenomen. Maar voor de vakbondstop is het niet meer dan een museumstuk waaraan verder geen aandacht besteed wordt. Helaas zijn ook veel leden en militanten het gaandeweg beginnen beschouwen als een ideaal waarvan men nauwelijks gelooft in de realiseerbaarheid.

    Een paar decennia welvaartsstaat, maar vooral de val van de socialistische karikaturen in de stalinistische oostbloklanden, hebben tot vandaag het vertrouwen in een alternatief op de kapitalistische uitbuiting aangetast. Dat was in 1945 nog anders. De beginselverklaring pleit al in punt 1 voor een klassenloze maatschappij en het verdwijnen van loonarbeid via een totale omvorming van de maatschappij. De illusie in een socialer kapitalisme, met blijvende verworvenheden voor de arbeiders, was in de 15 jaren die aan 1945 vooraf gingen immers vakkundig gesloopt door de agressie van het patronaat en harde politierepressie.

    Toegevingen op basis van strijd

    De periode tussen de twee wereldoorlogen was nochtans beloftevol ingezet. Eisen waarvoor tientallen jaren strijd was geleverd, werden toen ingewilligd. De internationale revolutionaire golf die volgde op de Russische Revolutie was niet vreemd aan die plotse inschikkelijkheid van de burgerij. Het leverde in 1919 het algemeen mannenstemrecht op, in 1920 een index van kleinhandelsprijzen, in 1921 de afschaffing van artikel 310 uit de strafwet inzake laakbare feiten bij stakingen en verder de ‘vrijheid van vereniging’, waardoor men niet langer ontslagen kon worden omdat men lid was van een vakbond. Datzelfde jaar werden de achturendag en de 48-urenweek bij wet bekrachtigd.

    Het standpunt van de leiders van de BWP en van de syndicale commissie die ze in 1898 hadden opgericht, van rust en kalmte en geleidelijke verbetering via de parlementaire weg, won hierdoor eigenaardig genoeg aan geloofwaardigheid. De hele geschiedenis van de vereniging van arbeiders in vakbonden wordt gekenmerkt door de afwisseling van periodes van openlijke confrontaties met het kapitalisme, meestal tegen de wil van de vakbondsleiders in, met periodes van integratie van het vakbondsapparaat in het systeem. Om de stakingsbewegingen die volgden op WO I te ontmijnen, werden in 1919 paritaire comités in het leven geroepen, overlegorganen van patroons en vakbonden. Collectieve arbeidersovereenkomsten verdrongen de gebruikelijke individuele arbeidsovereenkomsten.

    Pogingen om klok terug te draaien

    Zodra de burgerij van de schrik voor uitbreiding van de Russische Revolutie bekomen was, trachtte ze de toegevingen echter terug te draaien. Ruimte voor nieuwe sociale veroveringen werd in de loop van de jaren ’20 ingeperkt. Vanaf het begin van de Grote Depressie (1929) sloeg dat om naar een agressieve politiek van sociale afbraak. De mijnwerkers hadden sinds het begin van de crisis al 24% loon ingeleverd, maar begin juli 1932 kondigden de mijnbazen een verdere daling met 10% aan. Een spontane staking brak uit waarbij arbeiders in de Borinage feitelijk heer en meester werden. De staat van beleg, rijkswachtposten op alle wegen naar Brussel en aan openbare gebouwen, legervliegtuigen boven het Zwarte Land, konden het tij niet keren. De staking bleef uitbreiden, ook naar de Limburgse bekkens. Pas in september bloedde ze dood, deels door honger, maar ook omdat de mijnbazen hun plannen gedeeltelijk opborgen.

    De toon was gezet. De BWP moest op kerstdag 1933 met het Plan van de Arbeid een forse draai naar links maken. Het plan stond voor een gemengde economie, maar eiste wel de nationalisatie van de krediet-, de grondstoffen- en de energiesector, de socialisatie van de monopolistische grootindustrie en het onderwerpen van de productie aan het plan om de economie te oriënteren op algemeen welzijn i.p.v. winstbejag. Het enthousiasme rond het Plan strookte echter niet met de hypocrisie van de BWP-leiders. Die kwam aan het licht toen de Bank van de Arbeid in maart 1934 aan roekeloos speculeren ten onder ging en nogmaals toen De Man en Spaak in 1935 de regering van bankier Van Zeeland vervoegden en het Plan dumpten.

    In 1936 brak alweer spontaan een staking uit. Met 15 miljoen verloren arbeidsdagen werd het de grootste uit onze geschiedenis. Het leverde anderhalf miljoen arbeiders 6 dagen betaald verlof op, een loontoeslag van 8%, een minimumloon en de geleidelijke 40-urenweek in ongezonde, lastige of gevaarlijke bedrijfstakken. De ervaring met de BWP deed de vakbeweging zich onafhankelijker opstellen van de partij en de syndicale commissie werd in 1937 omgevormd naar het Belgisch Vakverbond (BVV). Punt 3 en 4 van de beginselverklaring van 1945, waarin de syndicale onafhankelijkheid benadrukt wordt, hebben onder andere daarmee te maken.

    Donkere oorlogsperiode

    Tijdens de Duitse bezetting (mei 1940) waren stakingen en protestacties verboden, het paritair overleg opgeschort en werd de vakbonden de uitbetaling van werklozensteun ontnomen. ACV en BVV vielen uiteen in delen die hun werking wilden verderzetten, aangepast aan de condities van de bezetter, en delen die zich aan de beslissing van 1938 hielden om de vakbondswerking te schorsen zodra het land bezet zou worden. Een meerderheid van het BVV-apparaat (12 van de 22 vakcentrales), vormde samen met bijna alle christelijke beroepscentrales en de liberale vakbond op 22 november de door de Duitse bezetter opgelegde ‘Unie van Hand en Geestesarbeiders’.

    De achterban was echter niet gevolgd. De Unie had in november 1940 250.000 leden, nog geen vierde van het vooroorlogse ledenaantal van de Belgische vakbonden. In 1942 was dat al terug gevallen tot 110.000, waarvan slechts 17.000 in Wallonië. De 9 BVV-centrales die niet bij de Unie aansloten, goed voor 38% van de leden, trachtten vooral de hergroepering na de oorlog voor te bereiden. De arbeiders konden zich echter niet veroorloven om daarop te wachten. Al vanaf september 1940 braken stakingen uit en werd er onder het oog van de bezetter betoogd. De bezetter moest soms de eigen voedselvoorraad uitdelen om de arbeiders te bedaren. In mei 1941 dwong een week staking, die “de staking van de honderdduizend” werd genoemd, zelfs een loonsverhoging van 8% af. Vanuit Duitsland was aangedrongen op concessies uit vrees voor de uitbreiding ervan.

    Oprichting ABVV

    Dat verzet werd dikwijls geleid door de Syndicale Strijdkomitees (SSK – later Eenheidsvakbonden – BVES) van de KPB, de Mouvement Syndical Unifié (MSU) van André Renard, het Algemeen Syndicaat der Openbare Diensten (ASOD) en de Fédération de Lutte des Mineurs de Charleroi onder invloed van trotskisten. Met steun van BSP-minister van arbeid Achille Van Acker die de BVES zorgvuldig uit de paritaire comités hield en door de werklozensteun toe te vertrouwen aan de vooroorlogse werkloosheidskassen, kon de BVV haar positie enigzins herstellen na de bevrijding. Met haar 248.259 leden moest ze niettemin rekening houden met de sterkte van de Eenheidsvakbonden (165.968 leden), de MSU (59.535) en de SGUSP (Syndicat Général Unifié des Services Publics – 51.789) die samen meer dan de helft van het ledental van het nieuwe ABVV uitmaakten. Het ACV verkoos afzijdig te blijven omdat ze vasthield aan het syndicaal pluralisme, maar ook en vooral omdat ze geen goed oog had op de doctrine, het programma en de actiemethoden van “bepaalde vakbonden”.

    De principeverklaring van het ABVV in 1945 weerspiegelt de verhoudingen van net na WO II. Het bevat radicale elementen, maar ook formules die onder druk van de BVV bewust vaag werden gehouden. LSP is van oordeel dat de crisis de syndicale politiek van integratie opnieuw onder druk zal zetten en openlijke confrontaties met het kapitalisme op termijn opnieuw onvermijdelijk zullen worden. Van de kant van de patroons en de regering werd die confrontatiepolitiek al ingezet.

  • Eenheidsstatuut. Tijd om het dictaat van regering en patronaat te verwerpen!

    Het door de regering opgelegde eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden blijft voor problemen zorgen. Zo werd er meteen een uitzondering toegekend aan de werkgevers in de bouwsector die minder lange opzegtermijnen moeten naleven, een uitzondering die mogelijk navolging zal krijgen in andere sectoren. Met het eenheidsstatuut werden ook enkele bijkomende dictaten opgelegd. Zieke werknemers die van de dokter mogen buitenkomen, krijgen voortaan tot vier uur huisarrest per dag. Minister De Coninck stelde dat hier niet over te onderhandelen valt.

    Artikel door een ABVV-militant uit de novembereditie van ‘De Linkse Socialist’

    Bij de verdere uitwerking van het eenheidsstatuut gaat de regering op dezelfde manier tewerk als bij de totstandkoming van het statuut: er wordt zonder veel overleg eenzijdig beslist. Zolang de vakbondsleiding dit blijft aanvaarden, komt de minister er nog mee weg ook. Ook al werd de syndicale eis van een harmonisatie naar boven niet gerealiseerd, toch stak ABVV-voorzitter De Leeuw de loftrompet van wat hij een “historische mijlpaal in de sociale beweging” noemde. Hij deed dat op een congres van de transportbond BTB, waar ook minister De Coninck aanwezig was. Anderzijds protesteerden de bediendenbonden van zowel ABVV als ACV tegen de afbouw van de sociale bescherming van bedienden.

    Het eenheidsstatuut omvat een vooruitgang voor een aantal arbeiders, maar het is geen harmonisatie naar boven, waardoor het voor veel werkenden net een achteruitgang betekent. In een aantal bedrijven blijft er discriminatie bestaan omdat arbeiders niet zomaar in het model van baremieke bedienden worden ingeschakeld, maar aan een nieuw model worden onderworpen. Als aan de top rotte compromissen worden gesloten, zitten de delegees en de basis achteraf met de gebakken peren.

    Discriminatie in de bouw

    Het voorstel van eenheidsstatuut dat eind september in een wetsontwerp werd gegoten, voorzag meteen de mogelijkheid van uitzonderingen. Zo zouden arbeiders uit de bouwsector geen langere opzegtermijn krijgen maar blijft CAO 75 met het statuut van de bouw van toepassing. Meteen werd de deur opengezet om ook in andere sectoren uitzonderingsmaatregelen te vragen en de opzegtermijnen drastisch in te korten.

    Werkgeversfederatie Horeca Vlaanderen of de textielwerkgevers proberen bijvoorbeeld ook een uitzondering te bekomen. De bouwvakbonden trekken naar het Grondwettelijk Hof om de discriminatie aan te klagen. Er worden ook pamfletten verdeeld aan werven. De bonden stellen dat er discriminatie tussen arbeiders en bedienden blijft. Ze geven het voorbeeld dat een metser op een werf vier keer minder opzeg krijgt dan een collega die last in een atelier. De vakbonden maakten een overzicht van de geplande opzegtermijnen (zie kader).

    We veronderstellen dat Rudy De Leeuw zijn lofbetuigingen voor het eenheidsstatuut en minister De Coninck op een bijeenkomst van de bouwsector van de Algemene Centrale niet zou herhalen? En ook dat Monica De Coninck daar niet op de eerste rij zou mogen pronken?

    Huisarrest

    Werkenden die ziek zijn maar van de dokter hun woning mogen verlaten, moeten voortaan tot maximaal vier uur per dag thuis blijven. Het eenheidsstatuut voert die mogelijkheid nu ook wettelijk in, voorheen kon dat enkel op basis van het arbeidsreglement. Werkgevers zullen kunnen vastleggen op welke uren zo’n arbeidsongeschikte werknemer thuis moet zijn. Volgt straks nog een elektronische enkelband?

    De maatregel zou een compensatie zijn voor het afschaffen van de carenzdag, de eerste ziektedag die arbeiders niet en bedienden wel uitbetaald kregen. Heronderhandelen over de maatregel is volgens minister De Coninck niet aan de orde: “Het is niet de bedoeling om elk punt dat een van beide kanten niet heeft binnengehaald, te heronderhandelen.”

    Het huisarrest voor arbeidsongeschikte werknemers heeft tot doel hen te criminaliseren of toch minstens als verdacht te bestempelen. Pakweg een lasser met een gebroken hand kan niet werken maar hoeft daarom toch niet thuis in bed te blijven?

    In plaats van na te gaan wat de oorzaken van de groeiende arbeidsongeschiktheid zijn, worden de zieken zelf aangepakt. Het doet wat denken aan het regeringsbeleid tegenover werkloosheid waarbij de werklozen worden aangepakt.

    Onduidelijkheden blijven

    Er blijven een aantal onduidelijkheden bestaan. In welke mate is het op bedrijfsniveau mogelijk om betere opzegvergoedingen te bekomen, onder meer bij collectief ontslag? Komen er behalve voor de bouwsector nog uitzonderingen met een lagere opzegvergoeding? Hoe wordt het principe van de opgebouwde rechten geïnterpreteerd? Wie moet betalen voor het outplacement van afgedankte werknemers? Wat zal er gebeuren met de aanvullende pensioenregelingen?

    Als we de regering laten doen, kunnen er bij de verdere uitwerking van het eenheidsstatuut nog verrassingen uit de bus komen. Met een vakbondsleiding die zichzelf aan het akkoord heeft vast geklikt en dat heeft verdedigd tegen voornamelijk verbaal protest van de eigen bediendenbonden in, zullen we in een zwakkere uitgangspositie staan om daartegen te strijden.

    De conclusie van onze eerste evaluatie van het eenheidsstatuut blijft dan ook overeind. “In plaats van aan tafel te zitten met de regering en patroons om over de afbouw van de loon- en arbeidsvoorwaarden te onderhandelen, zouden de vakbonden beter hun tijd en energie stoppen in het opbouwen van solidariteitsbanden over de bedrijven, de sectoren, de taal- en landsgrenzen heen om samen met de arbeiders en bedienden in andere landen te strijden voor betere voorwaarden voor iedereen.”

  • Extra koopkracht afdwingen? Het kan… maar de loonstop moet volledig van tafel!

    Er zijn enkele eerste voorbeelden van bedrijven waar extra koopkracht voor de werkenden werd bekomen. Dat gebeurde onder meer bij Solutia in Gent, Innovia in Merelbeke en Evonik in Antwerpen, in de chemische sector. Telkens werd de loonstop officieel niet doorbroken, maar kwam er een extra premie in de vorm van een premie via CAO 90. Maakt die maatregel de loonnorm overbodig of zijn er addertjes onder het gras?

    De CAO 90 omvat het stelsel van een niet-recurrente resultaatgebonden premie die buiten de loonnorm valt en daarom kan gebruikt worden om de koopkracht van het personeel te versterken zonder de strikte regels van de regering te overtreden. Bij Evonik, het vroegere Degussa, werd na een korte staking een premie van 750 euro per personeelslid afgedwongen. Een mooi bedrag dat op basis van een strijdbare opstelling werd bekomen. Hiernaast werden ook toegevingen gedaan op het vlak van de tweede pensioenpijler.

    Het is begrijpelijk dat alle mogelijke middelen worden uitgeprobeerd om de loonnorm te doorbreken of althans de koopkracht te verbeteren. Zeker in een sector waar grote winsten worden geboekt en de directie zichzelf riante loonsverhogingen toekent, wil het personeel een deel van de koek. Maar een premie onder CAO 90 is uitdrukkelijk “niet-recurrent”, wat in mensentaal evenveel betekent als “eenmalig” waardoor het telkens opnieuw moet afgedwongen worden en bovendien afhankelijk is van de resultaten van het bedrijf.

    De premie geldt niet als loon waardoor er ook geen sociale rechten mee opgebouwd worden. De premie wordt dus niet opgenomen in de berekening van vakantiegeld en eindejaarspremie. De inkomsten voor de sociale zekerheid en de gemeenschap zijn beperkter, zo is er geen bedrijfsvoorheffing op verschuldigd. Tenslotte is het bedrag beperkt om van fiscale voordelen te kunnen genieten, vanaf 1 januari 2013 is dat 3.100 euro.

    Voor de invoering van een loonstop werd een dergelijke premie vooral gebruikt als een voor de werkgever goedkope mogelijkheid om de koopkracht van het personeel te versterken. Volgens SDWorx kreeg voor mei van dit jaar 15% van de bedienden en 12% van de arbeiders een dergelijke bonus, in de metaalsector ging het om 24% van de arbeiders.

    Bij gebrek aan een algemene strijd tegen de loonnorm – het potentieel was nochtans aanwezig met sterke mobilisaties voor de zomer die jammer genoeg telkens zonder duidelijk vervolg bleven – staan de delegees er in de bedrijven alleen voor. Het is positief dat hier en daar maatregelen inzake koopkracht worden afgedwongen, maar het zal erop aankomen om die kleine overwinningen te gebruiken als opstap naar een algemene strijd tegen de loonstop.

    In het relanceplan van de regering werd geen hervorming van de wet van 1996 over de concurrentiekracht opgenomen, die hervorming was gericht op het invoeren van een quasi permanente loonstop. Dat gaat naar een werkgroep waardoor er even wat uitstel is. Als dat voorstel voorlopig niet meer op tafel ligt, is het om een harde confrontatie met de arbeidersbeweging te vermijden. Na de verkiezingen zullen mogelijk nog asocialere maatregelen voorgesteld worden. De regering wil tijd winnen in de aanloop naar de verkiezingen. Laat ons van die tijd gebruik maken om ons verzet ernstig te organiseren. Niet met gezondheidswandelingen maar door een informatie- en sensibiliseringscampagne waarmee een krachtsverhouding wordt uitgebouwd.

  • Sociaal conflict bij Tessenderlo Chemie wordt scherper

    Bij Tessenderlo Chemie in Ham wordt al een tweetal weken gestaakt tegen de plannen van de directie. Die wil 170 van de 506 jobs schrappen en grijpt terug naar outsourcing voor onder meer de schoonmaak en de logistiek. De directie doet er alles aan om groepen werknemers tegen elkaar uit te spelen, terwijl het duidelijk is dat alle groepen een voor een zullen aangepakt worden. Als we afzonderlijk strijden, zijn we op voorhand verloren. Als we er samen voor gaan, maken we een kans.

    Verslag van een solidariteitsbezoek aan de stakerspost

    Er heerst nog steeds een grote onduidelijkheid over de precieze inhoud van de plannen van de directie. Mogelijk tracht deze laatste zich eerst vooral te concentreren op de arbeiders om in een later stadium de bedienden aan te pakken. Momenteel zijn 120 van de 170 bedreigde banen deze van arbeiders. Mogelijk wil de directie alle werknemers in gespreide slagorde aanpakken. Aan de stakerspost zegt een arbeider me dat het bij een dergelijk aantal jobverliezen onder arbeiders niet logisch is dat er ‘maar’ 50 bedienden zouden verdwijnen. Een chemische fabriek wordt niet gerund met enkel administratie. Het kan dus een manoevre kunnen zijn van de directie om het personeel en de acties te verdelen. Wellicht heeft de directie wel een plan van wie en waar op welk ogenblik aan de deur zal gezet worden.

    Op de stakerspost waren er vooral arbeiders, veel bedienden waren er niet op te merken. De directie gaf de bedienden twee dagen vrij en benadrukte telkens dat de bedienden slachtoffer van de stakingsactie zijn. De directie lanceerde zelfs de stelling dat de bedienden ‘gegijzeld’ werden. Niet door het dreigende sociale bloedbad dat nadien mogelijk ook voor hen zwaardere gevolgen kan hebben, maar door de staking van de arbeiders.

    Het zou een belangrijke stap vooruit zijn mocht een deel van de bedienden de staking vervoegen, ze zullen immers niet gespaard worden. De irritatie bij de arbeiders is begrijpelijk, maar zal spijtig genoeg in de kaart van de directie spelen. Deze grijpt ze namelijk aan als excuus om de staking te criminaliseren en als reden voor het stopzetten van de onderhandelingen.

    Belangrijk was het bezoek van de werknemers van Ford, die op 4 november uit solidariteit mee de barbecue aanstaken aan het pikket. In de regio zijn er recent verschillende sluitingen aangekondigd (Ford, Dow Chemical) of wordt gedreigd met ontslagen (zoals bij Mediahuis, de groep rond Het Belang van Limburg, Gazet van Antwerpen, De Standaard en Het Nieuwsblad). Het idee bij werknemers in Limburg is zeker aanwezig dat een dergelijk scenario zich overal zou kunnen afspelen. Dit kan naar voor gebracht worden om steun te vinden bij bedrijven in de buurt alsook bij de lokale bevolking.

    De verdeeldheid die door de directie in de hand wordt gewerkt, dient om verder af te breken. Om samen aan een toekomst te bouwen, moet de verdeeldheid overstegen worden.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop